Zicht op de cannabissector
Zicht op de cannabissector Pilotstudie naar de bedrijfsvoering en kwetsbaarheden van coffeeshops, growshops en smartshops in de gemeente Utrecht en onderzoeksmogelijkheden in deze branches
PPGC Programma Preventie georganiseerde criminaliteit
ES&E Den Haag, april 2002
1
Inhoud 1.
Inleiding
3
1.1
Aanleiding
3
2.
Achtergrond en afbakening studie
4
2.1 2.2 2.3
Doelstelling Onderscheid fase 1 en 2 Algemene kanttekeningen en aandachtspunten
4 4 5
3.
Focus op fase 1
8
3.1 3.2
Kernvragen Werkwijze
8 9
4.
Structuur en bedrijfsvoering Utrechtse cannabissector
10
4.1 4.2 4.3
Schets branche Structuur cannabissector Utrecht Bedrijfsvoering 4.3.1 Betekenis verschillende contacten voor bedrijfsvoering 4.3.2 Investering en omzet
10 13 17 17 20
5.
Kwetsbaarheden en risico’s
26
5.1 5.2 5.3
Criminele kwetsbaarheden Risico’s door overheidsoptreden Sociale en economische kwetsbaarheden
26 27 28
6.
Conclusies en aanbevelingen
29
6.1 6.2 6.3 6.4
Inhoudelijke conclusies Methodologische conclusies Aanbevelingen Voorstel voor vervolgonderzoek
29 32 35 36
Bijlage 1 Bijlage 2
Geraadpleegde literatuur Internet en drugs
2
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding De laatste jaren krijgt de preventieve aanpak van (georganiseerde) criminaliteit steeds meer aandacht. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen blijkt dat een preventieve benadering ter bestrijding van de (georganiseerde) criminaliteit vruchten af kan werpen. In het kader hiervan is het ministerie van Justitie in 1998 gestart met het Programma Preventie Georganiseerde Criminaliteit (PPGC). Het programma bestaat uit diverse projecten met deels een experimenteel of innovatief karakter. Centraal in één van deze projecten staat de experimentele preventieve doorlichting van bedrijfstakken. Bij wijze van experiment worden enkele branches en bedrijfstakken onder de loep genomen, waarvan op grond van publicaties en onderzoeken wordt verondersteld dat zij kwetsbaar zijn voor infiltratie door (georganiseerde) criminaliteit. Daarbij gaat het om sectoren en branches als de transportsector, de gezondheidszorg, de bouwsector, de financiële sector en de cannabisbranche. De doorlichtingen zijn steeds zo opgezet dat na een eerste fase - waarin de (kwetsbaarheid van) de structuur van de bedrijfstak in kaart wordt gebracht - steeds een tweede fase volgt, waarin wordt bekeken of de (georganiseerde) criminaliteit daadwerkelijk in de bedrijfstak is doorgedrongen. De cannabissector is zoals gezegd een van de sectoren die voor het project preventieve doorlichting in aanmerking is gekomen. Het ministerie van Justitie draagt daarvoor de volgende motivatie aan: De afgelopen jaren zijn er in Nederland veel onderzoeken gedaan naar en discussies gevoerd over de handel in softdrugs en aanverwante middelen, met name wat betreft het beleid ten aanzien van coffeeshops en smartshops. Daarbij zijn onderwerpen zoals de wijze van verkoop, de toename in aantal en de overlast veroorzaakt door deze shops, uitgebreid aan de orde geweest. Er is daarentegen nog weinig bekend over de structuur van de bedrijfstak en de eventuele rol daarin van de (georganiseerde) criminaliteit. Spelen zij een sleutelrol in deze bedrijfstak of is er meer sprake van incidentele betrokkenheid, en zo ja, in welke mate en op welke manier? In hoeverre is er sprake van verwevenheid met de ‘bovenwereld’? Hoe verhoudt het gedoogd verkopen zich met het risico dat criminele ondernemers profiteren van het gedoogbeleid? Het doel van het onderhavige onderzoek is op vragen als deze een antwoord te vinden.
Het ministerie van Justitie heeft ES&E gevraagd voor de uitvoering van de eerste fase voor de (experimentele) doorlichting van de cannabissector. Deze samenvatting is het resultaat van een pilotstudie die ES&E heeft uitgevoerd om beter zicht te krijgen op de (kwetsbaarheid van) de structuur van de cannabissector.
3
2.
Doelstelling en afbakening studie
2.1
Doelstelling Doelstellingen van deze studie naar de cannabissector zijn: 1. 2.
2.2
Het in kaart brengen van de structuur van de cannabissector c.a. als branche aan de hand van diverse bronnen (literatuur, internet en interviews met ‘mensen uit de praktijk’). Het in kaart brengen van de kwetsbare plekken in de cannabissector wat betreft het risico van indringen door de (georganiseerde) criminaliteit.
Onderscheid fase 1 en 2 Om de hierboven geformuleerde doelstellingen te bereiken, is de studie in twee fasen ingedeeld, te weten: Fase 1: een pilotstudie. Fase 2: een brede inventarisatie in Nederland, mede aan de hand van de bevindingen van de pilotstudie. Gezien de aard en complexiteit van het onderwerp is besloten de studie te starten met een een pilotstudie om de doelstellingen aan een nader onderzoek te onderwerpen en de bruikbaarheid van de onderzoeksinstrumenten te testen. Op deze wijze is het mogelijk de praktische haalbaarheid van de onderzoeksopzet te testen. Ook dient de pilotstudie een blauwdruk van de verschillende type cannabisondernemingen te ontwikkelen, die in de tweede fase kan worden toegepast en uitgebreid. De doelstelling van de pilot is dus tweeledig: ten eerste biedt deze inhoudelijke aanknopingspunten en ten tweede geeft de pilot zicht op (on)mogelijkheden voor de brede inventarisatie (fase II onderzoeksschema). Aan de hand van vooraf bepaalde criteria is ervoor gekozen om de pilotstudie in de gemeente Utrecht te laten plaatsvinden. Uiteraard gelden de onderzoeksresultaten alleen voor deze specifieke pilotgemeente.
4
Pilotstudie
Testen haalbaarheid onderzoeksopzet (methodische aanknopingspunten)
Fase I
pilotgemeente
Ontwikkelen blauwdruk diverse type cannabisondernemingen (inhoudelijke aanknopingspunten)
Rapportage fase I Samenvatting Expert-meeting Brede inventarisatie
Fase II
In kaart brengen van de structuur van cannabissector
Selectie uit: - grote gemeenten (meer dan 200.000 inwoners) - middelgrote gemeenten (50.000- 200.000 inwoners) - kleine gemeenten (minder dan 50.000 inwoners)
In kaart brengen van de kwetsbare plekken in cannabissector
Eindrapportage
2.3
Algemene kanttekeningen en aandachtspunten Definiëring cannabissector
Conform de vraag van de opdrachtgever behoren zowel de coffeeshops, de growshops als de smartshops in deze studie tot de cannabissector. In werkelijkheid gaat het hier om drie zeer verschillende deelsectoren, die niet zonder meer met elkaar te vergelijken zijn. Coffeeshops zijn kleine café-achtige, doch alcoholvrije ondernemingen, die een vaak grote variëteit aan hasj en marihuana verkopen en gericht zijn op een breed publiek. Growshops zijn detailhandelaren of groothandelaren in producten die benodigd zijn voor de cannabisteelt. De verkochte producten op zich zijn vaak ook bijvoorbeeld in tuincentra te koop, maar de geclusterde manier waarop deze producten worden aangeboden, de gerichtheid op de teelt van het specifieke product cannabis en de wijze waarop de grow-
5
shops hun waren adverteren, geven de growshops een speciale positie. Waar de coffeeshop en de growshop nog duidelijk in elkaars verlengde liggen, vormt de smartshop een verschillende tak van sport. Smartshops bieden een zeer breed scala van min of meer geestverruimende middelen aan, waarvan het grootste deel legaal is. De inrichting van een smartshop lijkt op een apotheek, of een psychedelisch warenhuis. De producten die smartshops verkopen zijn grofweg in te delen in vier groepen; ‘energizers’, ‘relaxing herbs’, ‘afrodisiaca’ en hallucinogene producten. Veel van deze producten zijn overigens ook zeer gemakkelijk via internet te bestellen. De overeenkomst met cannabis bestaat er uit dat aan deze middelen ook geen onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid wordt toegekend. Kwetsbaarheid cannabissector
De aard van de cannabissector maakt dat deze branche kwetsbaar is voor infiltratie van de (georganiseerde) criminaliteit. Met kwetsbaarheid bedoelen wij die factoren die ertoe bijdragen dat verschillende criminele groeperingen worden aangetrokken om geld te investeren en personeel in te zetten met het oogmerk illegaal verkregen gelden wit te wassen in deze sector. Het gaat daarbij om kwetsbaarheden in relatie tot de (georganiseerde) misdaad, maar ook in de acceptatie van de sector door dienstverlenende ondernemingen (zoals banken, verzekeringen, et cetera) in de ‘bovenwereld’. In dit onderzoek hebben wij zowel naar de kwetsbaarheden in relatie tot de (georganiseerde) misdaad als naar de relatie tot de dienstverlenende ondernemingen gekeken. Aangezien er uit literatuur weinig bekend is over risico’s en kwetsbaarheden in de cannabissector (dit geldt met name voor de growshops en de smartshops) is dit thema vanuit een ‘nulsituatie’ onderzocht en geanalyseerd. Gezien het precaire karakter van dit onderwerp beperken we ons in deze studie tot de informatie die betrokkenen zelf over dit thema kwijt wilden. Definiëring (georganiseerde) criminaliteit
Deze studie beperkt zich niet tot de definiëring van (georganiseerde) criminaliteit, zoals die bijvoorbeeld geformuleerd is door de parlementaire enquête commissie ‘Inzake opsporing’ in 1995. De studie richt zich op een breder scala: de individuele criminele activiteiten, maar ook de criminele netwerken. Om deze reden staat het woord ‘georganiseerde’ in deze rapportage tussen haakjes. Relatie cannabissector en (georganiseerde) criminaliteit
Er bestaan vele raakvlakken tussen vormen van (georganiseerde) criminaliteit en de sociale en wettige omgeving. Voor veel vormen van (georganiseerde) criminaliteit geldt dat deze geen overlevingskansen hebben als de wettige omgeving geen afnemer zou zijn van hun diensten of producten. Verkoop van illegale goederen zoals drugs is hiervan een voorbeeld. Het gedoogbeleid ten aanzien van cannabis creëert een raakvlak tussen de wettige omgeving en de illegaliteit. Dit houdt niet alleen een illegale markt in stand, maar schept ook onduidelijkheid over het illegale karakter van de handel. In de luwte van het gedoogbeleid hebben enkele Nederlandse criminele groepen zich tot groothandelaren in cannabisproducten kunnen ontwikkelen. Uit het oogpunt van bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit verdient het dan aanbeveling om de nadelen van de inherente tegenstelling van het gedoogbeleid (gedogen aan de voordeur, vervolgen aan de achterdeur) te bestuderen en zo goed mogelijk te ondervangen. Vooral criminele samenwerkingsverbanden lijken baat te hebben bij het schemergebied dat wordt gecreëerd door toe te staan wat verboden is.
6
Onderzoek (georganiseerde) criminaliteit
In de wetenschap blijkt een goed uitgewerkt en beproefd analytisch instrument om (georganiseerde) criminaliteit te onderzoeken nog nauwelijks voorhanden. Ook ontbreekt een omvattende theorie over (georganiseerde) criminaliteit die op een bevredigende manier categorieën en hypothesen biedt waarmee beschrijving en verklaring van dit verschijnsel mogelijk wordt. Wel is door de uitkomsten van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden van 1994 onderzoek naar (georganiseerde) criminaliteit in een stroomversnelling gekomen. Hierbij gaat het voornamelijk om onderzoeken die de organisatie van de zware criminaliteit blootlegt. Zo is uit verschillende studies gebleken dat er minder vaak sprake is van een hiërarchische organisatie, maar eerder van een netwerkorganisatie. Relatie andere doorlichtingstudies
Het ministerie van Justitie heeft in een eerder stadium onderzoek laten verrichten naar de preventieve doorlichting van de transportsector1. Een eerste bestudering van het rapport naar aanleiding van deze doorlichting levert het inzicht op dat het mogelijk is een kwantitatieve en kwalitatieve doorlichting te doen naar de relatie tussen (georganiseerde) criminaliteit en de transportsector. Dit betekent echter niet dat de gehanteerde onderzoekstechnieken zonder meer bruikbaar zijn voor het doorlichten van andere sectoren. De cannabissector is complexer dan de transportsector. Factoren als de omvangrijke binnenen buitenlandse vraag naar cannabisproducten en smartproducten, de ondoorzichtigheid van de markt, de achterdeurproblematiek en de hoge geldbedragen, leiden ertoe dat gangbare onderzoekstechnieken niet of onvoldoende toereikend zijn voor het bieden van resultaten. Om zicht te krijgen in de structuur van de cannabissector kan naar onze mening niet worden volstaan met het uitsluitend kwantificeren van de sector met behulp van kengetallen zoals omzet, bijdrage in het BNP, de omvang van de sector, aantallen bedrijven, werknemers en dergelijke. Praktijkgerichte onderzoekstechnieken en het winnen van vertrouwen van potentiële respondenten zijn in deze sector van cruciaal belang om tot de juiste bevindingen te kunnen komen. Dataverwerving
De cannabiswereld is niet zondermeer uitnodigend en toegankelijk voor buitenstaanders, zoals onderzoekers. Bovendien hebben de meeste spelers geen belang bij deelname aan een onderzoek dat gericht is op het wereldkundig maken van activiteiten die weliswaar worden gedoogd, maar volgens de regel van de wet illegaal zijn. Voor de benadering van sleutelinformanten in de cannabisbranche en het winnen van hun vertrouwen dient daarom voldoende tijd te worden gereserveerd. Van belang is dat de benadering een persoonlijk karakter heeft en dat respondenten volledige anonimiteit wordt gegarandeerd.
1)
Ministerie van Justitie (2000), Proefproject doorlichting transportsector: Een verkenning in het kader programma Preventie (georganiseerde) criminaliteit (PPGC), Amstelveen.
7
3.
Focus op fase 1 De pilotstudie (fase 1) gaat uit van een twee-sporen-aanpak: de studie richt zich enerzijds op de structuur van de cannabissector (met name de bedrijfseconomische aspecten) en anderzijds op de risico’s en kwetsbaarheden van de branche.
3.1
Kernvragen De vragen waar de pilotstudie een antwoord op dient te geven, zijn opgedeeld in een hoofdvraag en een aantal onderzoeksvragen. Hoofdvraag
De hoofdvraag voor de pilotstudie luidt:
Hoe ziet de structuur van de cannabissector in de pilotgemeente eruit en meer specifiek welke bedrijfseconomische aspecten zijn daarbinnen te onderkennen en welke risico’s en kwetsbaarheden bestaan er volgens betrokkenen ten aanzien van de bedrijfsvoering? Onderzoeksvragen
Uit bovenstaande probleemstelling zijn conform de twee-sporen-aanpak een aantal onderzoeksvragen afgeleid. Om zicht te krijgen op de bedrijfseconomische aspecten van de cannabissector zijn de volgende onderzoeksvragen gehanteerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
In hoeverre is het mogelijk een structuur vast te stellen in de cannabissector en hoe ziet die structuur in de pilotgemeente eruit? Welke type cannabisondernemingen zijn er in de pilotgemeente te onderscheiden? Welke sociale- en bedrijfseconomische aspecten spelen hierbij een rol? En hoe ziet de structuur van de verschillende type ondernemingen eruit? Welke relatie bestaat er tussen de verschillende klantgroepen en de diverse bedrijfsvoeringen? Welke relaties onderhouden detaillisten met legale en illegale ondernemers in deze sector? Welke functies onderscheiden betrokkenen binnen de sector en is hierbij sprake van een hiërarchie? Hoe ligt de verhouding aanvoer binnenlandse producten en aanvoer buitenlandse producten? In hoeverre bestaan er in de pilotgemeente relaties tussen ondernemers onderling? In hoeverre onderhouden ondernemers in de pilotgemeente contacten met ondernemers buiten de regio (en/of in het buitenland)? In hoeverre beperken de activiteiten van de ondernemers zich tot deze specifieke sector? Kunnen er uitspraken worden gedaan over de omzet van de cannabissector (inclusief de growshops en smartshops)? Zo nee, welke informatie is in deze fase niet toegankelijk? En in hoeverre is het mogelijk deze informatie in een later stadium te verkrijgen?
Om zicht te krijgen op risico’s en kwetsbaarheden van de cannabissector zijn de volgende onderzoeksvragen gehanteerd:
8
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
18. 3.2
Welke risico’s en kwetsbaarheden zijn volgens betrokkenen typerend voor de bedrijfsvoering in deze sector? In hoeverre is sprake van sociale, economische en/of criminele kwetsbaarheden en risico’s? En welke achten de betrokkenen het meest relevant? Gelden de risico’s en kwetsbaarheden in gelijke mate voor de verschillende deelsectoren van de cannabisbranche? Met welke van de genoemde risico’s en kwetsbaarheden hebben de ondernemers zelf ervaring gehad? In welke mate vinden externen dat ondernemers binnen deze sector kwetsbaar zijn voor criminele invloeden? Welke andere factoren en omstandigheden spelen een cruciale rol bij genoemde risico’s en kwetsbaarheden? In hoeverre is er in dit stadium van de studie zicht op een eventuele relatie tussen de (georganiseerde) criminaliteit en de (il)legale cannabissector? Is er sprake van een meer incidentele betrokkenheid van de (georganiseerde) criminaliteit? En zo ja, in welke mate en op welke manier? Welke vormen van infiltratie- en machtsuitoefening door de (georganiseerde) criminaliteit worden door betrokkenen genoemd?
Werkwijze Om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden, zijn de volgende activiteiten ontplooid: -
-
-
-
Algemene voorbereiding: het verzamelen van bestaande gegevens, het in kaart brengen van bruikbare bronnen en sleutelfiguren en het maken van een overzicht van vindplaatsen voor observaties. Documentenanalyse: bestudering van cijfers en registraties. Participerende observatie in- en om coffeeshops en smartshops. Achttien diepte-interviews met sleutelinformanten die werkzaam zijn in de (lokale) cannabissector, te weten: zes exploitanten van coffeeshops, twee beheerders van coffeeshops, twee exploitanten van smartshops, drie exploitanten van growshops, twee groothandelaren in kweekbenodigdheden, een tussenhandelaar van cannabisproducten en een voormalig exploitant van een coffeeshop. Vijf individuele gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeente (beleid), de politie (bijzondere wetten en unit verdovende middelen), de wetenschap (drugsonderzoekers), het straathoekwerk en de GG&GD. Een groepssessie met een aantal wijkagenten. Een groepssessie met een groot aantal drugsexperts die werkzaam zijn bij de Nederlandse politie.
9
4.
Structuur en bedrijfsvoering Utrechtse cannabissector In dit hoofdstuk staan de structuur en bedrijfsvoering centraal. Gestart wordt (in 4.1) met een schets van de coffeeshops, smartshops en growshops die gezamenlijk de cannabisbranche in Utrecht vormen. Vervolgens gaan we in 4.2 in op de organisatiestructuur van de cannabisbranche in Utrecht. In 4.3 komt de bedrijfsvoering aan de orde. Cursief hebben we daar waar van toepassing enkele kanttekeningen, meestal van onderzoekstechnische aard, in de tekst opgenomen.
4.1
Schets branche Aantal en ligging
De gemeente Utrecht kent op dit moment achttien gedoogde coffeeshops, drie smartshops en vier growshops. Voor de coffeeshops en smartshops geldt dat zowel het aantal als de locaties de laatste jaren vrij stabiel is. Bij de growshops en groothandel in kweekbenodigdheden is sprake van groei en voortdurende wisselingen van locatie. De coffeeshops en smartshops liggen allemaal in of vlakbij het centrum. De growshops liggen verspreid over de gemeente Utrecht en zijn vooral gelegen op industrieterreinen. Coffeeshops Van de achttien coffeeshops draait de oudste al bijna dertig jaar mee en bestaat de jongste tien jaar. Begin jaren negentig waren er nog circa veertig coffeeshops in de gemeente Utrecht2. “Door onderlinge concurrentie en het optreden van politie en justitie is dit aantal fors teruggedrongen” (Maalsté, 1995). De meeste van de huidige coffeeshops bevinden zich in het centrum van Utrecht. De ligging van de coffeeshops heeft voor een belangrijk deel te maken met het coffeeshopbeleid dat sinds 1994 strenge eisen stelt aan de ligging. De bestaande coffeeshops - die tot die tijd geen vergunning hadden - konden toen afhankelijk van de ligging van het pand een horeca- of een winkelvergunning aanvragen. Dit hield in dat alleen de coffeeshops gelegen in een gebied met horecabestemming een horecavergunning konden aanvragen. De andere coffeeshops konden een winkelvergunning aanvragen, wat onder meer inhield dat zij geen koffie, thee, frisdrank en dergelijke meer mochten verkopen en dat hun openingstijden werden beperkt. Hierdoor zijn de coffeeshops in woonwijken - op een enkeling na - in de loop der jaren vrijwel geheel uit het straatbeeld verdwenen. De overgebleven coffeeshops bevinden zich op twee denkbeeldige assen - een verticale en horizontale - die dwars door het centrum heen gaan. Daarnaast is er nog een kleine concentratie van shops in de woonwijk aan de achterkant van het station. In de buitenwijken van de gemeente Utrecht zijn dus weinig coffeeshops gevestigd. Met de afstandscriteria ten aanzien van scholen en jongerenvoorzieningen is het ook niet mogelijk om op deze plekken een coffeeshop te vestigen. In de coffeeshops, zowel afhaal- als zitgelegenheden, wordt doorgaans een ruim assortiment hasj en wiet aangeboden (veelal van Nederlandse bodem), in de verhouding 30% hasj en 70% wiet. In enkele allochtone coffeeshops wordt relatief meer hasj dan wiet verkocht. De diverse coffeeshops hebben over het algemeen een vaste kring van ‘specifieke’ klanten. 2)
Uit: gegevens van het bureau Misdaad Analyse van de politie. Rapport: Hash-shops in Utrecht, Utrecht 1990.
10
Zo zijn er coffeeshops die van oudsher een gemêleerd publiek hebben, maar zijn er ook coffeeshops met voornamelijk autochtone klantgroepen. Daarnaast zijn er een aantal puur allochtone coffeeshops waarvan de klandizie voor bijna honderd procent uit Marokkanen bestaat. Sommige coffeeshops richten zich ook specifiek op toeristen. De in totaal achttien coffeeshops lijken in zekere zin bestaansrecht te hebben. Het lijkt er sterk op dat het evenwicht tussen vraag en aanbod is gewaarborgd. Toch is dit niet met zekerheid te stellen, omdat het ‘uitstervingsbeleid’ dat de gemeente Utrecht impliciet voert, de komst van nieuwe coffeeshops vrijwel onmogelijk heeft gemaakt. Er zijn ook een flink aantal niet-gedoogde verkooppunten van cannabis in Utrecht. Deze min of meer ‘illegale’ verkooppunten staan niet bekend als coffeeshop. Deze verkooppunten vormden geen expliciet onderwerp van deze studie, zodat we daarover geen uitspraken kunnen doen 3. Smartshops In 1995 openden twee smartshops hun deuren in Utrecht. Onlangs is daar een derde smartshop bij gekomen. De smartshops liggen alledrie in het centrum van de gemeente Utrecht. Volgens de geïnterviewde exploitanten is het voor een (beginnende) smartshop belangrijk om op een plek te zitten waar veel mensen langslopen. Bijna alle smartshops verkopen naast geestverruimende producten ook boeken, snuisterijen, sieraden en gebruiksvoorwerpen. De smartshops hebben een gemêleerd klantenbestand, er is geen sprake van cultureel gebonden groepen kopers en bezoekers. Growshops Utrecht kent momenteel vier growshops, waarvan twee inmiddels uitgegroeid zijn tot groothandel in kweekbenodigdheden4. Acht jaar geleden werd in Utrecht de eerste growshop geopend. Sindsdien zijn er verschillende bijgekomen, maar ook weer verdwenen. De laatste growshop in Utrecht startte een jaar geleden. De growshops liggen verspreid over de hele stad. In voorgaande jaren zijn er wel eens growshops in het centrum van Utrecht geweest, maar op dit moment vestigen zij zich voornamelijk op industrieterreinen en in buitenwijken. Ook is een aantal van hen uitgeweken naar gemeenten rondom Utrecht, maar ook daar liggen zij vaak op industrieterreinen. Juist op de industrieterreinen blijkt het vaak om groothandelaren in kweekbenodigdheden te gaan. Dit zou deels te maken kunnen hebben met de bestemming van deze industrieterreinen: bedrijven mogen daar niet aan particulieren verkopen, maar uitsluitend aan andere bedrijven. Een mogelijke verklaring voor het uitwijken van growshops naar industrieterreinen en buitenwijken ligt in het feit dat panden daar minder duur zijn. Growshops hebben over het algemeen veel ruimte nodig om voldoende spullen op voorraad te hebben. Daarnaast valt een bezoek van kwekers in een buitenwijk wellicht minder op. Volgens een van de exploitanten lieten kwekers zich een aantal jaren geleden niet graag zien in een growshop in de buurt. Tegenwoordig wordt daar steeds minder moeilijk over gedaan. 3)
4)
Op dit moment voert ES&E in opdracht van het WODC een haalbaarheidsstudie uit naar tellingen van nietgedoogde verkooppunten. De eerste uitkomsten van deze studie zijn naar verwachting eind augustus 2002 beschikbaar. Dit zijn growshops die zich met name richten op verkoop van kweekbenodigdheden aan andere growshops.
11
In growshops kunnen wietkwekers terecht voor allerlei kweekbenodigdheden en hulpmiddelen, zoals lampen, slangen et cetera. De growshops blijken daarnaast een steeds belangrijkere rol te vervullen bij het kweken van Nederlandse wiet en het bevoorraden van coffeeshops. Gebleken is dat bijna alle ondernemingen zich naast de verkoop van kweekbenodigdheden ook bezighouden met de verkoop van stekken en de inkoop en (door)verkoop van wiet. De growshops hebben net als de meeste coffeeshops en smartshops een gemêleerd klantenbestand. Wel zijn de meeste bezoekers van growshops kwekers en niet, zoals in de coffee- en smartshops, gebruikers van (cannabis)producten. Er bevindt zich ook nog een aantal growshops in de gemeenten rondom Utrecht, die deels op Utrecht zijn georiënteerd. Daarom zijn in deze pilotstudie ook een tweetal interviews gehouden met exploitanten van growshops buiten Utrecht. Afgaande op recente overzichten van de branche zelf zijn er momenteel in de provincie Utrecht negen growshops en zeven groothandelaren in kweekbenodigdheden. Uit gesprekken met exploitanten is gebleken dat een aantal van hen niet uitsluit op (korte) termijn zelf nog een growshop - dan wel groothandel - te openen, of weet heeft van anderen die dit van plan zijn.
12
Typologie van de cannabisbranche in Utrecht
In deze studie zijn de onderzochte coffeeshops, smart- en growshops ook nog in drie typen onderverdeeld. Als eerste categorie onderscheiden wij de commerciële shops. Binnen deze categorie zijn verschillende vormen en accenten mogelijk. Deze shops zijn in de eerste plaats gericht op het verdienen van zoveel mogelijk geld: ‘winst’ maken is het belangrijkste doel. Het grootste gedeelte van de coffeeshops valt in deze categorie. Ook de growshops hebben het winstoogmerk allen hoog in hun vaandel staan. Het gaat bij growshops puur om het zaken doen. Het laatste geldt in mindere mate ook voor de smartshops. Commerciële shops zitten over het algemeen op dure locaties en hebben vrijwel altijd personeel in dienst. Zij kenmerken zich over het algemeen door klantvriendelijkheid, het voeren van een gedegen bedrijfsadministratie en het goed onderhouden van contacten met overheden zoals bestuur, politie en fiscus. Kortom deze exploitanten gedragen zich (in zoverre mogelijk) als normale en betrouwbare ondernemers. Als tweede categorie onderscheiden we de ideologische of sociale shops. Zij bieden in de eerste plaats een ontmoetingsplek voor bezoekers. Deze categorie is voornamelijk terug te vinden bij de coffeeshops en de smartshops. Het winstoogmerk van deze zaken lijkt niet op het eerste plan te staan: ‘winst’ is binnen deze categorie over het algemeen een vies woord. In enkele gevallen zijn exploitanten tevreden als de omzet net genoeg is om het bedrijf draaiende te houden en het personeel te kunnen betalen. Ook de smartshops zijn van origine sterk ideologisch getint. De exploitanten en beheerders zijn vaak ‘gedreven’ kenners van de bewustzijnsverruimende, energie- en prestatieverhogende stoffen die zij verkopen. Als derde type onderscheiden wij de façade shops. Dit zijn shops waarin de zichtbare handel eigenlijk bijzaak is. Het gaat hierbij om shops, waarbij exploitanten zich (ook) bezighouden met handel in andere zaken. De shop is dan in feite een soort dekmantel voor andere activiteiten. In Utrecht vallen met name de growshops in deze categorie. Bij growshops bestaan die andere activiteiten met name uit de verkoop van stekken en de inkoop en (door)verkoop van wiet. Soms leveren zij stekken aan kwekers in ruil voor een deel van de opbrengst. Officieel handelen zij uitsluitend in kweekbenodigdheden, maar de grootste opbrengsten zijn afkomstig van de bijhandel. Op deze manier hebben veel growshops een eigen ‘achterdeur’.
4.2
Structuur cannabissector Utrecht Om zicht te krijgen op de structuur van de cannabissector in Utrecht zijn in eerste instantie de zichtbare organisatiestructuren in kaart gebracht. Daarnaast is door middel van interviews en observaties ook gekeken naar achterliggende organisatiestructuren. Het betreft immers een deels gedoogde, en daarmee deels illegale sector, met name als het over de inkoop van de producten gaat. Op papier lijkt de sector te bestaan uit een groot aantal, redelijk zelfstandige ondernemers. De achtergrond van de exploitanten is zeer verschillend, maar uit de interviews blijkt dat het allemaal mensen zijn die graag voor zichzelf werken. Het merendeel is via bekenden in de branche terecht gekomen. Zowel exploitanten als personeel zijn goed op de hoogte van de producten die zij verkopen.
13
Tot op bepaalde hoogte is duidelijk geworden hoe de verantwoordelijkheden en de eigendomsstructuren van de afzonderlijke shops er uit zien. Zo blijkt dat de exploitant niet altijd de eigenaar is en dat de juridisch eigenaar niet altijd ook de economisch eigenaar is. Uit de interviews en observaties kunnen we opmaken dat er allerlei ‘interne’ en ‘externe’ samenwerkingsverbanden bestaan en dat de verschillende individuele ondernemers veelal opereren in flexibele (deels ‘illegale’) netwerken. Het aantal (gedoogde) coffeeshops, smart- en growshops in Utrecht is makkelijk te overzien. Dit laatste weerspiegelt zich ook in de onderlinge verhoudingen en contacten. Niet alleen onderhouden exploitanten per deelbranche contacten met elkaar, ook tussen de branches bestaan contacten, met name tussen growshop- en coffeeshopexploitanten. Smartshopexploitanten weten van elkaars bestaan, maar zijn minder bekend met de andere twee subbranches. Ondernemers uit de coffeeshop, smart- en growshopsector onderhouden op twee niveaus contacten met anderen. In de eerste plaats zijn er illegale contacten met leveranciers en/of afnemers van illegale middelen. Hiervan is bij alledrie de branches in meer of mindere mate sprake. Alledrie kennen zij een ‘achterdeur’ waar illegale transacties plaatsvinden. Ondernemers geven aan vrij standvastig te zijn in hun relaties met leveranciers. Het opbouwen van vertrouwensrelaties is belangrijk in deze branche. Als er geen gegronde reden voor is, veranderen zij ook niet snel van leverancier(s). In het begin verliepen de contacten volgens de ondernemers moeilijker, maar naarmate ze langer in de branche zitten is dit steeds minder het geval. Voor zover dit in de interviews ter sprake is gekomen, verlopen de contacten over het algemeen naar wens. In de tweede plaats zijn er legale contacten. Hierbij onderscheiden we contacten met handhavers, zoals het bestuur, de politie en de fiscus. De ervaringen hiermee zijn zeer uiteenlopend en kunnen ook een grillig verloop hebben. Over het algemeen lijken de contacten redelijk te zijn. Daarnaast zijn er contacten met banken (vrijwel elke ondernemer heeft een zakelijke rekening bij een bank)5, verzekeringsmaatschappijen en andere sectoren in het bedrijfsleven zoals tuincentra, houthandels en andere leveranciers van benodigdheden. Het merendeel van deze contacten zijn van zakelijke aard en vergelijkbaar met contacten die elke andere ondernemer heeft. Op grond van de onderzoeksgegevens blijkt niet dat binnen de cannabissector in Utrecht sprake is van enigerlei vorm van hiërarchische ‘criminele structuren’. Wel is sprake van de hiervoor reeds gememoreerde verschillen in juridisch en economisch eigendom. Dat wijst op het inzetten van zogenaamde ‘katvangers’ die het ‘op papier’ voor het zeggen hebben, terwijl een ander op de onzichtbare achtergrond de economische voordelen opstrijkt. Een andere vorm van spelers op de achtergrond (in Utrecht gaat het daarbij vaak om ‘kampers’) zijn de geldschieters voor jonge startende ondernemers. De politie spreekt van een vaste ‘kliek’ criminelen die het in Utrecht ‘voor het zeggen hebben’. Bewijzen hiervoor kan de politie echter niet aandragen en zij gaat daarbij voornamelijk af op hetgeen zij hoort en vaag in de praktijk ziet.
5)
In de praktijk blijkt dat deze ondernemers bij slechts enkele banken terecht kunnen. Een aantal banken wenst geen zakelijke relatie aan te gaan met bedrijven die er in hun ogen ‘dubieuze en/of criminele’ praktijken op na houden. Om dezelfde reden moeten veel exploitanten vrij hoge verzekeringspremies betalen. Deze liggen verhoudingsgewijs een stuk hoger dan bij andere bedrijven.
14
Coffeeshops De achttien gedoogde coffeeshops in Utrecht bestaan voor het overgrote deel uit bonafide ondernemingen. Ze staan allemaal ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Van alle gedoogde coffeeshops zijn tien shops in handen van geboren en getogen Nederlanders. Eigenaren van de overige shops zijn oorspronkelijk afkomstig uit Marokko, Turkije, Suriname en België. De meeste van hen hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit. Alle coffeeshops hebben op papier een verschillende eigenaar. Het economisch eigendom is echter in sommige gevallen in handen van een ander. Zo is van een vijftal coffeeshops bekend dat zij eigendom zijn van een en dezelfde eigenaar, die formeel niet in beeld is. Onderlinge contacten bestaan veelvuldig en de meeste exploitanten kennen in ieder geval een deel van hun concurrenten. In het recente verleden zijn zij op verzoek van de gemeente ook een aantal keren bij elkaar gekomen in het zogenoemde lokale ‘coffeeshop overleg’ (waarin ook vertegenwoordigers van de politie en OM zitting hadden). Dit overleg heeft maar een korte levensduur gekend. Los van dit overleg weten de meeste exploitanten van elkaar waar ze mee bezig zijn. Voor een deel is ook sprake van samenwerkingsverbanden. Zo adviseren zij elkaar over prijzen. Ook kunnen sommige exploitanten bij elkaar terecht als een bepaalde wietsoort tijdelijk ‘op’ is en kopen zij soms gezamenlijk in. Sommige exploitanten betrekken hun waar buiten de regio, anderen juist binnen de regio. Wel geven de ondernemers aan vrij standvastig te zijn in hun relaties met leveranciers. Het opbouwen van vertrouwensrelaties is belangrijk in deze branche. Als er geen gegronde reden voor is, veranderen zij niet snel van leverancier(s). Alle coffeeshops onderhouden in meer of mindere mate contacten met officiële instanties zoals de gemeente, de belastingdienst, banken en verzekeringsmaatschappijen, maar deze contacten zijn niet altijd even bevredigend. Door hun jarenlange ervaring hebben de meeste coffeeshophouders wel een manier gevonden om met de instanties om te gaan, zodat ze er ‘het minste last van hebben’. De politie blijkt zo’n instantie te zijn. Naast wijkagenten komen ook mensen van de afdeling Bijzonder Wetten soms langs, vooral om te controleren of de coffeeshop zich aan de AHOJ-G-criteria houdt. Daarbij letten zij met name op overlast en de aanwezigheid van minderjarigen. Informele coffeeshops, deels illegale, zijn vooral gericht op de bevoorrading van hasj en wiet aan de achterdeur. De levering van deze producten overschrijdt heel vaak de toegestane hoeveelheden, omdat het inkopen van kleinere hoeveelheden economisch ongunstig is en te veel risico’s met zich meebrengt. Smartshops De smartshops in Utrecht staan ook alledrie ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Voor zover uit de onderzoeksgegevens blijkt zijn in ieder geval twee van de ondernemingen bonafide. Van dezelfde twee shops is ook met zekerheid te zeggen dat de exploitanten zowel juridisch als economisch eigenaar zijn. Opvallend is de affiniteit van alledrie de ondernemers en het personeel met geestverruimende middelen. De smartshops onderhouden zeer beperkt contacten met de andere subbranches. Ook onderling lijken zij weinig contact te hebben. Ze kennen elkaar wel, weten van elkaars bestaan, maar hebben geen (in)direct contact met elkaar. De smartshopexploitanten betrekken hun producten van slechts een enkele groothandel die Nederland rijk is. Het vergt specifieke kennis van het grote scala aan smartproducten. Met dit laatste wordt ook al het onderscheid met beide andere sectoren onderstreept.
15
Smartshops onderhouden allerlei contacten met officiële instanties variërend van de gemeente, de politie en de Keuringsdienst van Waren tot groothandelaren. De contacten zijn over het algemeen goed. Net als bij de growshops hebben de smartshops een legale status. Zij worden over het algemeen niet snel geassocieerd met illegale handel, waardoor andere instanties hen meestal als elke andere onderneming behandelen. Ook gelden er geen speciale criteria, zoals de AHOJ-G criteria voor de coffeeshops. Smartshops hebben af en toe contact met de politie (bijzondere wetten), maar controles op bijvoorbeeld de voorraad gedroogde paddestoelen vinden niet plaats. Dat maakt de situatie voor de smartshops iets gemakkelijker. Voor het grootste deel hebben zij geen grote problemen met instanties. Ze functioneren immers als gewone winkels. Smartshops kennen in tegenstelling tot coffeeshops formeel geen achterdeurproblematiek. Maar het inkopen van psychedelische paddestoelen kan wel als zodanig worden beschouwd. Vanwege de onduidelijke status van psychedelische paddestoelen gebeurt het kweken en inkopen ervan niet openlijk. De inkoop van deze producten verloopt via informele contacten in het kwekerscircuit. Growshops Elk van de vier growshops staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Zicht op het juridisch dan wel economisch eigendom van growshops is beperkt. Wel blijkt uit interviews dat de huidige exploitanten voorheen ook al growshops bezaten, dan wel werkzaam waren in andere growshops. Dit zou kunnen betekenen dat de mensen achter de verschillende ondernemingen, die in de afgelopen jaren steeds zijn verschenen en weer verdwenen, dezelfde zijn. Alle door ons bezochte growshops zijn in handen van meerdere compagnons. In geen van de growshops was sprake van één eigenaar. Alle growshopexploitanten kennen elkaar en hebben in veel gevallen ook contact met coffeeshopexploitanten. Dit omdat de growshopexploitanten in veel gevallen zelf werkzaam zijn geweest in de coffeeshopsector. Daarnaast hebben de meesten, voordat ze met de growshop begonnen, vaak zelf gekweekt en kennen zij elkaar daarvan. Sommige growshopexploitanten oriënteren zich de laatste tijd ook steeds meer op het buitenland. Zo bezoeken zij andere steden waar potentiële nieuwe markten in ontwikkeling zijn of staan met een eigen stand op een internationale cannabis- of growshopbeurs. Growshops hebben net als coffeeshops en smartshops allerlei legale contacten. Soms verlopen deze contacten moeizaam. Vaak blijken zij op allerlei vooroordelen en weerstanden te stuiten, met name in relaties met banken, die lang niet altijd leningen willen verstrekken. Contacten met de politie zijn er op het moment dat deze langskomt. Een enkele keer blijkt de politie een inval te hebben gedaan. Met leveranciers van goederen en groothandelaren in ‘growproducten’ ervaren zij overigens geen problemen. Informele contacten, (deels) uit het illegale circuit, zijn voor de growshops veelal onontbeerlijk. Voor grote investeringen kloppen zij nogal eens aan bij ‘dubieuze’ geldschieters. Zo blijken enkele bekende ‘kampers’ als geldschieter te fungeren voor jonge startende growshopondernemers. De achterdeur van growshops bestaat formeel niet, maar in de praktijk is er vaak sprake van ‘bijhandel’ in wiet. Het gaat daarbij met name om het verkopen van stekjes aan potentiële kwekers. Gebleken is dat genoemde informele geldschieters niet alleen het startkapitaal en de investeringen voor de ondernemingen leveren. Vaak leveren zij ook de know-how en maken zij – indien gewenst – ruimtes bedrijfsklaar voor het kweken. Zo zijn
16
er volgens ingewijden diverse straten waarin de helft van de huishoudens kweekt. Bij invallen blijkt dat de kweekruimtes precies eender zijn ingericht. Dat wijst erop dat dit door eenzelfde organisatie is gedaan6. Er bestaan sterke aanwijzingen dat kwekers de opbrengst vaak weer kunnen verkopen aan growshops, die de wiet op hun beurt doorverkopen aan coffeeshops of tussenhandelaren. 4.3
Bedrijfsvoering Duidelijk is dat de cannabisbranche in Utrecht contacten onderhoudt met tal van officiële instanties, maar daarnaast ook met verschillende informele, deels illegale partijen. Een aantal daarvan speelt, direct of indirect, een belangrijke rol in de bedrijfsvoering van de coffee-, smart- en growshops. In deze paragraaf gaan we nader in op die rol en allerlei andere bedrijfseconomische aspecten, om een beeld te krijgen van de bedrijfsvoering van de shops.
4.3.1 Betekenis verschillende contacten voor bedrijfsvoering A. Vergunningen
Voor vergunningen zijn ondernemers aangewezen op de gemeente. Voor smartshops en growshops is dat geen probleem; zij zijn immers gewoon winkels met een winkelvergunning. Voor coffeeshops ligt dit momenteel anders: zes coffeeshops hebben een winkelvergunning, de overige twaalf een horecavergunning. Coffeeshops moeten zich bovendien houden aan aanvullende (beleids)regels: de eerder genoemde AHOJ-G-criteria. Dit ontneemt coffeeshops deels mogelijkheden om volledig marktgericht te werken. Zo mogen coffeeshops geen reclame maken voor hun producten. De politie is de partij die toeziet op de handhaving van het beleid. B. Financiering en verzekering
Het verwerven van een startkapitaal en/of een investeringsbudget is voor iedere onderneming aan de orde (geweest). Daarnaast zijn soms vrij hoge bedragen nodig om verzekeringen af te sluiten. Voor ondernemers uit de cannabisbranche blijkt het over het algemeen niet eenvoudig te zijn bij een bank geld te lenen of een hypotheek af te sluiten. In de praktijk blijken er dan ook ondernemers te zijn die een beroep hebben gedaan op andere geldschieters. Dit lijkt vooral aan de orde te zijn bij startende ondernemers in de growshopbranche en (in mindere mate) in de coffeeshopbranche. Van een aantal growshops is bekend dat dubieuze partijen als geldschieter fungeren. C. Aanvoer producten/ in en verkoop
De kern van de bedrijfsvoering binnen de branche bestaat uit de in- en verkoop van producten. In de coffeeshopbranche gaat het vooral om de handel in hasj en wiet, in de smartshopbranche om de handel in smartdrugs (en allerlei toebehoren zoals snuisterijen en pijpjes) en in de growshopbranche om de handel in zaden, slangen, buizen en stekken. Coffeeshops Het merendeel van de wiet die coffeeshops verkopen blijkt van Nederlandse bodem afkomstig te zijn. Maar volgens een aantal respondenten wordt er inmiddels zoveel wiet in Nederland gekweekt dat naar hun berekeningen ongeveer 80% van de oogst naar het buitenland wordt vervoerd en verkocht (met name Engeland en Duitsland). De kwalitatief 6)
Zie ook: hoofdstuk 5 in Misdaadprofielen van F. Bovenkerk.
17
beste wiet wordt in Nederland afgezet en verkocht; de mindere kwaliteit gaat naar het buitenland. Het overgrote deel van de exploitanten geeft aan geen eigen wietkweek te hebben. Behalve dat het zeer arbeidsintensief is, brengt de eigen kweek ook risico’s met zich mee. Wanneer de kwekerij door de politie zou worden opgerold, bestaat er een grote kans dat de coffeeshop daarmee ook de vergunning verliest. De opbrengsten van coffeeshops zijn over het algemeen zo lucratief dat ondernemers dat risico niet willen nemen. De meeste hasj die in Utrecht te koop is komt uit Marokko. De hasj is grotendeels in handen van vier allochtone voornamelijk Marokkaanse (Berberse) groeperingen c.q. families. Daarnaast is er een aantal kleinere leveranciers zoals vakantiegangers die vanuit de productielanden (Marokko, maar ook andere landen) in staat zijn gebleken een hoeveelheid hasj te kopen en naar Nederland te transporteren. Over export (of doorvoer) van hasj van Nederland naar andere landen is ons niets bekend geworden. Voor een diepgaander zicht op de organisatiestructuur (betrokken netwerken) van de import en export van cannabisproducten (van zowel plantjes als hasj en wiet) is verder onderzoek noodzakelijk. Smartshops Het grootste deel van de producten die smartshops verkopen, wordt ingekocht bij de groothandel. Daarnaast kopen zij soms producten bij kleinere toeleveranciers. Psychedelische paddestoelen kopen van kleine kwekers of van groothandelaren7. In de studie is niet gekeken naar eventuele (door)verkoop van smartproducten aan ons omringende landen. Growshops De growshops schaffen hun producten doorgaans aan bij de groothandel, soms ook bij particuliere ondernemers. Naast de verkoop van kweekbenodigdheden geven zij ook advies aan kwekers. Daarnaast handelen zij achter de schermen vaak in stekken. Dit laatste levert voor een deel van de shops meer op dan de officiële handel. In dat geval is de verkoop in kweekbenodigdheden meer een façade voor de andere handel. De andere handel varieert van het verkopen van stekken8 tot het inkopen en (door)verkopen van wiet. Soms gaan zij ook actief op zoek naar potentiële nieuwe kwekers. Ze kiezen daarvoor bepaalde straten in de achterstandsbuurten of andere plaatsen in het land waar naar hun inschatting mogelijke geïnteresseerden zijn. D. Toezicht op handel/ regelgeving
De politie heeft als taak toezicht te houden op handel in illegale producten. Dit geldt zowel voor de achterdeur van coffeeshops (handelshoeveelheid cannabis), maar ook voor de ‘achterdeuren’ van smartshops (psychedelische paddestoelen) en growshops (stekken). In de praktijk blijken die controles minimaal plaats te vinden. De politie komt wel in de shops, maar kijkt bij coffeeshops vooral naar overlast en jongeren onder de 18 jaar. Bij growshops noteren zij wel eens nummerborden van de bezoekers, maar wat daar precies mee gebeurt is in deze studie niet duidelijk geworden. De smartshops krijgen zelden bezoek van de politie. Een smartshopexploitant geeft aan dat er afspraken met de politie zijn, dat hij van tevoren wordt gewaarschuwd, wanneer een bepaald middel op lijst I van de 7) 8)
Dit verloopt uiteraard op informele wijze, dus het blijft ook buiten de officiële boekhouding van de betreffende groothandelaren. Soms leveren growshops ook ‘gratis’ stekken aan kwekers in ruil voor een deel van de opbrengst van de oogst.
18
Opiumwet terecht is gekomen, zodat hij bijtijds de betreffende producten uit de winkel kan verwijderen. E. Belastingafdracht
Alle ondernemingen zijn verplicht belasting te betalen en blijken dit ook te doen. De meeste shops hebben een boekhouder die dit soort zaken voor ze regelt. Coffeeshops De aangiftes van de diverse coffeeshops verschillen zeer in aard en omvang. Ook zijn er volgens de belastingdienst verschillen in de opgave van verschillende percentages: de een geeft alleen het brutowinstpercentage op en de ander slechts omzetgegevens. De een geeft wel achterdeurgelden op, een ander weer niet. De vraag is echter in hoeverre de opgegeven bedragen overstemmen met de werkelijkheid. Formeel zijn eigenaren van coffeeshops verplicht voor hun administratie genummerde rekeningen bij te houden waarop hoeveelheden en prijzen staan vermeld. Maar de belastingdienst heeft daar geen enkel zicht op en heeft ook geen mogelijkheden om dat op enigerlei wijze te controleren. Smartshops Smartshops ondervinden geen problemen met de belasting. Net als elke andere onderneming dragen ze belasting af over hun inkomsten. Over de psychedelische paddestoelen, die voor sommige smartshops een belangrijk deel van de opbrengsten vormt, hoeven zij geen BTW af te dragen. De fiscus mag aan illegale stoffen niet verdienen (volgens de Hoge Raad). Growshops Growshopexploitanten betalen zonder uitzondering belasting. Wel blijkt een enkeling de belastingdienst bewust om de tuin te leiden: bonnen worden naar wens aangepast, zodat het maandelijkse bedrag steeds ongeveer hetzelfde is. Eén ondernemer geeft aan nooit langer dan twee jaar op een zelfde plek te zitten. Volgens deze exploitant komt de belasting pas na twee jaar echt kijken. Hennepzaden en hennepstekken vallen niet onder de Opiumwet. Hennepzaden vallen in het lage BTW-tarief, hennepstekken in het algemene. Dit betekent dat growshops officieel belasting zouden moeten afdragen over hun inkomsten uit verkoop van stekken.
19
Samenvattend schema
Vergunningen
Officiële instanties/ legale contacten Gemeente en politie
Illegale contacten -
Financiering (leningen en verzekeringen)
Banken en verzekeringsmaatschappijen Familie
Informele geldschieters (zoals kampers)
Inkoop
Groothandel (frisdrank, snoep, koffie, thee, et cetera) Leveranciers van kweekbenodigdheden (tuincentra, bouwcentra, etc) Kleine kwekers Andere ondernemers
Grote wietkwekers Paddestoelenkwekers Leveranciers van hasj en wiet Tussenhandelaren Andere ondernemers Informele contacten met groothandelaren
Verkoop
Consumenten Klanten
Tussenhandelaren Andere ondernemers Exporteurs
Toezicht op handel
Politie (bijzondere wetten en wijkagenten) Keuringsdienst van Waren
Belastingafdracht
Belastingdienst Boekhouders
-
4.3.2 Investering en omzet Het in kaart brengen van de gelden die omgaan in de cannabisbranche is geen eenvoudige zaak. Dit blijkt ook uit eerdere studies waarin is gepoogd om softdrugsomzetten vast te stellen. Schattingen over de gemiddelde jaaromzet van een coffeeshop lopen uiteen van 200.000 gulden9 tot 700.00010 gulden op jaarbasis (Boekhoorn e.a., 1995). Op grond van bovenstaande veronderstellingen komen de onderzoekers (Boekhoorn e.a., 1995) tot een schatting van de landelijke softdrugsomzet, die volgens hen minimaal 333 miljoen gulden en maximaal 687 miljoen gulden per jaar is. In kilo's verkochte softdrugs komt dit volgens de onderzoekers neer op: 32.000 kilo hasj, 3.000 kilo marihuana en 25.000 kilo nederwiet. Naast omzetcijfers maken de onderzoekers ook een voorzichtige schatting van de opbrengst van de Nederlandse markt. De Parlementaire Enquete Commissie van Traa (PEC) concludeert uiteindelijk dat het een interessante poging is, maar dat de schattingen geen definitieve waarheid opleveren. Zij beoordeelt het resultaat van de zoektocht door de wereld van cijfers over productie, inbeslaggenomen hoeveelheden, de omvang van markten en de criminele opbrengst als 9) 10)
In een schriftelijke reactie becijfert de FIOD een hoger omzetgemiddelde, namelijk rond de 240.000 gulden per jaar. In het interview dat wij met een afgevaardigde van FIOD in Utrecht hadden, stelt de betreffende ambtenaar dat de werkelijke omzetten zeer waarschijnlijk sterk afwijken van de bedragen die aan de belastingdienst worden gemeld. Hij schat de omzetten op 400.000 tot 700.000 gulden gemiddeld.
20
‘bepaald teleurstellend’: “Als één ding duidelijk is, dan is het wel dat we niets exact weten. Er zijn aanwijzingen genoeg voor de uitspraak dat Nederland werkelijk een aanzienlijke rol speelt in de wereldhandel in drugs, en dat geldt vooral voor softdrugs maar ook voor hard drugs, maar er zit niets anders op dan toe te geven dat we de precieze omvang niet kennen. Hoe groot de rol is die Nederland speelt temidden van andere Europese landen kunnen we onmogelijk zeggen. Er bestaat nog steeds alle ruimte voor zowel onderschatting als overschatting van het probleem”.
Met deze wetenschap in het achterhoofd schetsen wij in de volgende paragrafen een voorzichtig beeld van de financiële aspecten van de Utrechtse cannabissector. Met nadruk wijzen wij erop dat ook wij onze beschrijvingen voornamelijk baseren op uitspraken van exploitanten en andere respondenten. Op basis van deze gegevens hebben we gekeken of we op hoofdlijnen inzicht konden krijgen in de omzet van de shops per subbranche. We hebben geprobeerd de diverse posten uit onderstaand plaatje per branche vast te stellen. Credit
Debet
Startkapitaal
Hyphotheek/ terugbetaling lening
Inkomsten uit verkoop producten (wit/ zwart)
Uitgaven inkoop producten (wit/zwart)
Winst
Diverse vaste lasten (waaronder kosten personeel, pand, water, gas, licht, verzekeringen, afschrijfkosten inrichting) Belastingafdracht
In het navolgende beschrijven we de situatie per subbranche. Hierbij is zowel gebruik gemaakt van landelijk schattingen als van gegevens uit deze pilot. Coffeeshops A. Startkapitaal en lening
Alle onderzochte coffeeshops bevinden zich al geruime tijd in Utrecht. Voor de meeste behoren de bedragen die zij nodig hadden om te starten tot een ver verleden. Ook is niet iedereen direct op een commerciële manier begonnen met de zaak. Sommige coffeeshops zijn als ontmoetingsplek gestart, waarbij de verkoop van cannabis een bijzaak vormde. Het startkapitaal (vaak geleend geld) is bij vrijwel alle geïnterviewden aangewend voor investeringen in het uiterlijk van de zaak, inventaris zoals vitrines, toonbank, stoelen en tafels, een of meer maanden huur, een borg en voor het aanleggen van een eerste voorraad. Het precieze startkapitaal konden de meeste geïnterviewde exploitanten zich echter niet meer herinneren. Duidelijk is wel dat het startkapitaal enorm kan variëren, afhankelijk van de staat van het (meestal gehuurde) pand en het beoogde aanbod (diversiteit in aanbod, andere producten en diensten). Shops, die meteen al een meer commerciële insteek hadden, hebben bij aanvang vaak wat meer geïnvesteerd in de zaak. De beginvoorraad aan hasj- en wietproducten varieert ook enorm, afhankelijk van beschikbare geldbronnen en contacten met leveranciers.
21
B. Voorraad/inkoop en verkoop
Wanneer de coffeeshop eenmaal loopt, is een grotere voorraad nodig dan in het begin. De inkoopsprijs van een kilo wiet varieert en ligt volgens de respondenten tussen de ƒ 5.500,en ƒ 6.500,-11. De inkoopsprijs van hasj is volgens de respondenten het hele jaar door hetzelfde. Het assortiment dat shops in voorraad hebben varieert van drie tot vijfentwintig soorten hasj en wiet. Wanneer een shop veel verschillende soorten aanbiedt, betekent dit ook dat de voorraad groter dient te zijn. Dit zijn vaak ook de shops die een grotere omzet draaien. Officieel mag een shop immers maar 500 gram op voorraad hebben12. Veel soorten worden echter per kilo verhandeld. Dit betekent dat een veel grotere voorraad aangelegd dient te worden om een behoorlijk assortiment te kunnen aanbieden13. Het aantal klanten dat de Utrechtse coffeeshops per dag bedienen varieert volgens de geïnterviewde exploitanten van 70 tot 400 klanten per dag (laatstgenoemde op een drukke zomerdag met veel toeristen). Een gemiddelde shop heeft ongeveer 100 tot 150 klanten per dag. In Nederland is het gebruikelijk om voor een bepaald bedrag te kopen. Er zijn bijvoorbeeld standaardzakjes van 10, 15 en 25 gulden. Ook kan men voorgedraaide joints kopen. Die kosten meestal 5 gulden per stuk. Toeristen kopen over het algemeen meer dan Nederlandse klanten14. C. Vaste lasten/ personeel
Veel coffeeshops zijn gevestigd in een gehuurd pand in de binnenstad van Utrecht en betalen daar al gauw ƒ 3.000,- per maand voor. Een aantal shops heeft de ruimte gekocht met contant geld dat zij beschikbaar hadden. Naast de huur zijn er natuurlijk de kosten aan onderhoud, gas, water en licht en telefoonkosten. Verder hebben de meeste shops een aantal verzekeringen. Dit kan vaak behoorlijk oplopen omdat de meeste verzekeringsmaatschappijen een coffeeshop als een risicovolle zaak zien. In de meeste coffeeshops zijn een tot drie personeelsleden aanwezig op het moment dat de shop open is. Soms is dat de eigenaar zelf en zijn hier dus geen extra kosten aan verbonden. Echter, de grotere en goedlopende commerciële shops hebben vaak een aantal mensen in dienst die roosters draaien. Volgens eigen zeggen zijn de personeelsleden wit in dienst. D. Belasting
Alle shops betalen belasting. Het is echter niet duidelijk in hoeverre de opgave overeenkomst met de werkelijke inkomsten. Exacte bedragen hebben we in deze studie niet kunnen achterhalen.
11) 12) 13)
14)
Dit is afhankelijk van het aanbod op de markt en van het seizoen. In Utrecht bestaat een ongeschreven regel dat dit een kilo mag zijn. Wanneer een shop 25 soorten in zijn assortiment heeft en van alle soorten evenveel in de winkel zou hebben, dan betekent dit dat een shop van elke soort slechts 20 gram voorradig kan hebben. In een zakje zitten vaak wel drie gram. Dat betekent dat een soort na zeven klanten is uitverkocht en aangevuld moet worden. In praktijk blijkt dat niet alle soorten even goed verkopen. Van de meest populaire soorten hebben de shops doorgaans meer in de winkel dan van de minder populaire soorten. Het is echter niet duidelijk of de toeristen die in Utrecht komen (vaak vakantiegangers) eenzelfde koopgedrag vertonen als de grenstoeristen in steden als Arnhem en Venlo. Volgens recente gegevens besteden die grenstoeristen in doorsnee 70 gulden per bezoek aan cannabisproducten (Korf e.a., 2001).
22
E. Omzet en winst
Afgaande op de informatie uit de interviews kan de omzet enorm uiteenlopen. Er zijn bedragen genoemd van 24 duizend gulden per week, maar ook van 35 duizend gulden per maand. Ook de winstmarges blijken heel verschillend te zijn. Er zijn exploitanten die naar eigen zeggen een marge van 30% winst hanteren; anderen verkopen hun producten voor de dubbele prijs en hanteren een winstmarge van 100%. Smartshops A. Startkapitaal
Vanwege de hoge huurkosten konden de geïnterviewde smartshopexploitanten zich in eerste instantie geen locatie in hartje centrum permitteren, maar zijn ze op een goedkopere locatie begonnen. Ook het assortiment was in het begin beperkter en werd langzaam uitgebreid wanneer de zaken goed begonnen te lopen. Zij hadden immers nog geen idee hoe het de branche zou vergaan. De geïnterviewde exploitanten investeerden in eerste instantie alleen het hoognodige. Een van de geïnterviewden, die nog niet zolang geleden begonnen is, had als startkapitaal 15.000 gulden nodig. Dit heeft hij met name besteed aan de (sobere) inrichting van de zaak en de inkoop van een eerste voorraad. In dit geval zijn er geen overnamekosten betaald en kon hij het pand voor een ‘zacht prijsje’ huren.
B. Voorraad/ inkoop en verkoop
Een goed gesorteerde smartshop heeft ongeveer 150 producten in de verkoop. Niet al deze producten lopen even hard. Hoewel de smartshops bekend zijn geworden door de verkoop van paddo’s, vormen deze volgens de geïnterviewden bij veel zaken niet meer het belangrijkste product15. Beide geïnterviewde smartshopexploitanten geven aan dat vooral de producten ‘ephedra’ en ‘Herbal XTC’ goed verkopen. Een van de respondenten had - op het moment van het interview - voor 7000 gulden aan voorraad paddo’s in huis; van de overige producten hebben wij geen gegevens. Het aantal klanten per dag kan enorm verschillen in een smartshop. Met name aan het begin van de week is het meestal erg rustig. Naarmate het weekend nadert, wordt het meestal drukker omdat mensen dan producten komen inkopen voor het weekend. Ook verschilt het aantal klanten per seizoen. In de zomer is het drukker, dan in de winter. Dat heeft vooral te maken met de aanwezige toeristen, maar ook omdat mensen dan meer tijd hebben om middelen te gebruiken. C. Vaste lasten/pand en personeel
Wat pandkosten betreft komen de smartshops overeen met de coffeeshops. Dit komt neer op een gemiddelde huur van tenminste ƒ 3.000,- per maand voor een winkelpand in de binnenstad van Utrecht. Ten aanzien van de in Utrecht gevestigde smartshops is het ons niet duidelijk geworden of voor deze panden huur wordt betaald of dat ze eigendom zijn van de exploitant en er al dan niet een hypothecaire lening op zit. Naast de huur moet ook nog wat besteed worden aan onderhoud, gas, water en licht en telefoonkosten. In een smartshop is meestal een personeelslid - soms twee - aanwezig. Soms is dit de eigenaar zelf.
15)
Bij een van de geïnterviewden vertegenwoordigen deze nog maar ongeveer 20% van de omzet. Dit cijfer kan niet als maat voor alle smartshops worden genomen en lijkt aan de lage kant te zitten.
23
D. Belasting
Alle shops betalen belasting. Exacte bedragen hebben we in deze studie niet kunnen achterhalen. E. Omzet en winst
Ook over omzetten in de smartshopbranche valt op grond van deze studie nauwelijks iets zeggen. Een van de respondenten hanteert een winstpercentage van 60%. De andere heeft zich daar niet over uitgesproken. Growshops A. Startkapitaal
Om een growshop te beginnen zijn investeringen nodig voor het opknappen en inrichten van een pand en het aanleggen van een voorraad kweekbenodigdheden. Ook hierbij geldt weer dat het zeer afhankelijk is van de staat van het pand en het beoogde aanbod welk bedrag de ondernemers als startkapitaal nodig hebben. We hebben grote zaken aangetroffen, waar een uitgebreid assortiment aan kweekbenodigdheden aanwezig was, maar ook kleine zaakjes waar slechts een kleine hoeveelheid waar was uitgestald16. Een van de geïnterviewde exploitanten gaf aan dat hij met 40.000 gulden begonnen is, een ander had naar eigen zeggen een startkapitaal van 200.000 gulden nodig. Aangezien dit behoorlijke bedragen zijn, die de meeste niet bij een bank konden lenen, zijn zaken meestal door meerdere personen opgezet en/of is gezocht naar geldschieters. B. Voorraad/inkoop en verkoop
De voorraad van growshops bestaat doorgaans uit een grote variëteit aan (ook dure) producten. Over de grootte van de voorraad hebben wij verder geen gegevens. Wel is ons tijdens de gesprekken en de rondgangen door bedrijven gebleken dat ondernemers in deze branche over ruime voorraden ‘hardware’ beschikken. De schappen lagen over het algemeen vol met grote aantallen producten. Een growshopeigenaar die zich ook bezighoudt met het uitzetten van stekken, zal mogelijk ook stekken in voorraad hebben. Hierover hebben wij echter geen verdere gegevens kunnen verkrijgen. C. Vaste lasten/pand en personeel
De growshops hebben vaak een pand buiten het centrum of op een industrieterrein, maar hebben wel een groter pand nodig dan een smartshop of een coffeeshop. In growshops is meestal meer personeel aanwezig dan in de coffeeshops of smartshops. Voor zover uit deze studie is op te maken, zijn meestal een of meerdere compagnons en enkele personeelsleden aanwezig. D. Belasting
Alle shops betalen belasting. Exacte bedragen hebben we in deze studie niet kunnen achterhalen. E. Omzet en winst
Wat kosten, omzet en winst betreft is de growshop iets heel anders dan de coffeeshop en de smartshop. Het gaat hier over grotere investeringen en duurdere producten. Dat hoeft op zich niet te betekenen dat zij meer winst maken. Dit hangt immers ook van de
16)
Waarschijnlijk zegt dit ook iets over de mate waarin een growshop inderdaad bezig is met de verkoop van kweekbenodigdheden. Wellicht dat de hoofdactiviteiten van de zaken met een beperkt assortiment toch bestaan uit de verkoop van stekken, het inrichten van kwekerijen en de (door)verkoop van wiet.
24
winstmarges af. Op grond van de interviews en zeer beperkte observaties die wij in growshops hebben kunnen doen is het niet mogelijk om betrouwbare uitspraken over omzetten te doen. Zo kunnen op grond van deze studie geen uitspraken worden gedaan over aantallen klanten per dag en gemiddelde bestedingspatronen van klanten. Wel is duidelijk dat het vaak om grote bedragen gaat. Er zijn veel signalen dat het hier om een winstgevende branche gaat waar volgens de meeste betrokkenen ook best nog groei in zit. Op grond van de informatie die middels deze pilotstudie is verzameld, kunnen wij ons insziens (nog) geen betrouwbare uitspraken doen over omzetten en winsten in de cannabissector. Wij hebben geen boekhoudingen of jaarrekeningen ‘in kunnen zien’. De huidige informatie is met name via interviews en diepte-interviews verzameld. Om betrouwbare en generaliseerbare uitspraken te doen over omzet en winst is nader onderzoek gewenst.
25
5.
Kwetsbaarheden en risico’s Het tweede spoor van de studie richt zich op het inzichtelijk maken van risico’s en kwetsbaarheden in de bedrijfsvoering van de cannabissector. De hiervoor beschreven structuur van de cannabissector lijkt individuele ondernemers in sommige gevallen kwetsbaar te maken voor infiltratie van criminele organisaties. De vraag is in hoeverre hiervan sprake is. Ook zou sprake kunnen zijn van andere risico’s en kwetsbaarheden, zoals risico’s door overheidsoptreden en sociale en economische kwetsbaarheden. In dit hoofdstuk gaan we hier op in. Om zicht te krijgen op de risico’s en kwetsbaarheden is gebruik gemaakt van de informatie van detaillisten, externe cannabisdeskundigen, opsporingsambtenaren en informatie uit openbare bronnen.
5.1
Criminele kwetsbaarheden De kwetsbaarheden en risico’s op het criminele vlak zijn volgens de Utrechtse exploitanten verhoudingsgewijs minimaal te noemen. Zoals aangegeven schatten zij zelf op grond van ervaring in hoever zij kunnen gaan met het voorhanden hebben van voorraden en cash geld. Zij beperken dit bewust om ‘ripdeals’ en overvallen vanuit het criminele milieu zoveel mogelijk te voorkomen. In Utrecht is van deze beide vormen van criminaliteit - die in grote steden als Amsterdam en Rotterdam met de regelmaat van de klok voorkomen volgens de exploitanten en de politie in de laatste jaren nauwelijks sprake geweest17. Daarnaast zorgen de meeste exploitanten ervoor dat zij hun voorraden steeds bij dezelfde leveranciers afnemen, omdat dit over het algemeen borg staat voor dezelfde kwaliteit van de producten. Zij geven aan met name in het begin risico te hebben gelopen bij het verkrijgen van goede kwaliteit. Maar naarmate ze langer in de branche zitten, wordt dit risico steeds kleiner. Vandaar dat het opbouwen van een vertrouwensband met leveranciers en informele partners erg belangrijk is. Ondernemers trachten dit risico zoveel morgelijk te vermijden door ‘honkvast’ te zijn. Ze zijn daarom ook is niet vlug genegen van ‘vreemde’ aanbieders te kopen. Verwevenheid met de (georganiseerde) criminaliteit is op basis van deze studie niet aantoonbaar. Wel zijn wij globaal op netwerkachtige structuren gestoten. Dit geldt met name voor de puur allochtone coffeeshops en in mindere mate voor de Nederlandse coffeeshops. Hetgeen hierboven ten aanzien van de coffeeshops staat vermeld geldt in meer of mindere mate ook voor growshops. Formeel verkopen zijn uitsluitend kweekbenodigdheden. Naar eigen zeggen zijn de afzonderlijke materialen niet kostbaar genoeg dat growshops inbraakgevoelig zijn. Toch viel ons tijdens de gesprekken in growshops op dat alle shops goed beveiligd waren en dat er in sommige gevallen ook sprake was van aanwezigheid van camera’s. Het zou natuurlijk zo kunnen zijn dat growshops met name risico lopen met de niet-zichtbare handel in stekken en wiet.
17)
De politierespondenten koppelen hieraan de conclusie dat dit ook wel eens te maken zou kunnen hebben met hiërarchische criminele verhoudingen in Utrecht. Zo zouden de ‘kampers’ voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor het ‘criminele gebeuren’ in Utrecht.. Er zou op dit vlak een soort van zelfcontrole vanuit het criminele milieu plaatsvinden. Bewijzen voor deze stelling kunnen de politierespondenten echter niet aandragen. Het is voornamelijk gebaseerd op het bekende ‘onderbuikgevoel’.
26
Voor zover uit deze studie valt op te maken smartshops geldt dit nauwelijks voor smartshops. 5.2
Risico’s door overheidsoptreden Zoals ook uit het bovenstaande blijkt doet het gros van de coffeeshopexploitanten al dan niet bewust aan enigerlei vorm van risicoanalyse. In dat kader valt ook het zo goed mogelijk naleven van de eerder genoemde AHOJ-G-criteria. Daarbij letten ze met name op het voorkomen van overlast en het niet toelaten van minderjarigen. Zij hebben gemerkt dat de opsporingsautoriteiten met name op die twee criteria letten en zorgen er op hun beurt voor deze niet te overtreden. Een veel gehoorde kreet in dit verband is dat zij ‘de kat niet op het spek willen binden’. In de meeste coffeeshops is het verbod voor minderjarigen ook duidelijk kenbaar gemaakt: opzichtige bordjes aan de deur en de wanden geven aan dat minderjarigen niet welkom zijn in de zaak. Het beperken van overlast krijgt vorm door aanpassingen in sluitingstijden, het aanstellen van portiers en het toespreken van bezoekers. Bij een eerste overtreding van het overlastcriterium krijgen coffeeshop een ‘gele’ kaart. De tweede keer lopen ze al direct het risico dat de zaak (tijdelijk) wordt gesloten. Volgens de politie is het - uitzonderingen daargelaten - de afgelopen jaren nauwelijks voorgekomen dat daadwerkelijk sprake was van overlast van coffeeshops. Klachten van omwonenden berusten vaak op subjectieve vormen van overlast en zijn vaak afkomstig van dezelfde klagers. In alle gesprekken met coffeeshopexploitanten komt de ‘achterdeurproblematiek’ als risico ter sprake. Het is voor de meeste exploitanten onbegrijpelijk dat de overheid zo’n onduidelijk beleid voert. Van de andere kant zijn sommige exploitanten met deze gedoogsituatie ook best tevreden. Als alles gelegaliseerd zou worden, dan zou dat enorme concurrentie-effecten tot gevolg hebben. Nu hebben de ondernemers de handel redelijk onder controle en weten zij heel creatief om te gaan met dit gedoogbeleid. Omdat controlerende instanties in praktijk nauwelijks oog hebben voor de voorraden in de coffeeshops, voelen de meeste ondernemers zich betrekkelijk veilig. Over het algemeen hebben zij meer dan de toegestane 500 gram binnen bereik. Voorraden liggen op verschillende plekken opgeborgen en worden meestal aangevuld door koeriers - die regelmatig pendelen tussen het ‘safehouse’ (waar de handelsvoorraad ligt opgeslagen) en de coffeeshop. Zelf zorgen de exploitanten ervoor dat zij niet met al te veel handel en/of geld over straat moeten. Dit ook in verband met het risico dat zij aangehouden zouden kunnen worden. Toch is het onvermijdelijk dat zij regelmatig met grotere hoeveelheden dan toegestaan over straat moeten18. De meeste exploitanten beschouwen het over straat moeten met ‘illegale hoeveelheden’ als een van de grootste risico’s. Overigens blijkt uit de interviews dat het ook wel voorkomt dat de politie een ‘oogje’ dicht knijpt, wanneer ze een exploitant om verkeerstechnische redenen aanhoudt en daarbij een hoeveelheid cannabis aantreft. Vermelding dat het om bevoorrading van een coffeeshop gaat is meestal voldoende om de exploitant door te laten rijden. Tot slot zorgen exploitanten er meestal voor dat in de zaak zelf geen kilo’s voorraad of grote sommen geld aanwezig zijn. Samenvattend lijkt het erop dat ondernemers calculerend te werk gaan: al te grote risico’s vermijden zij door niet te opzichtig met handel en/of geld om te gaan.
18)
De maximale toegestane hoeveelheid voor bezit is 5 gram.
27
Voor growexploitanten geldt min of meer hetzelfde. Een verschil met de coffeeshopexploitanten is dat zij niet gebonden zijn aan bepaalde criteria. Het zijn immers normale winkels die artikelen verkopen voor het kweken van wiet. Uit deze studie blijkt echter dat de meeste growshops daarnaast verkopen van stekken en (door)verkopen van wiet. Voor sommige growshopexploitanten zijn deze bijactiviteiten een ‘must’. Zij kunnen naar eigen zeggen niet bestaan van slechts de verkoop van slangen, filters en lampen. De ondernemers weten deze illegale activiteiten goed af te schermen. Toch lijken zij zich minder zorgen te maken om risico’s door overheidsoptreden dan de coffeeshopexploitanten. Hoewel zij ook niet al te zichtbaar met geld en wiet omgaan, is de sfeer minder gespannen. Voor smartshops lopen met name risico door de onduidelijke status van sommige producten of een plotseling verbod van sommige producten. Toch maken de meeste exploitanten zich daar geen grote zorgen om. In sommige gevallen is zelfs een afspraak gemaakt met de politie dat zij worden gewaarschuwd wanneer een product op de lijst I van de Opiumwet komt. 5.3
Sociale en economische kwetsbaarheden Met name de coffeeshops moeten voortdurend ‘strijden’ om het negatieve imago dat rond de cannabiswereld hangt het hoofd te kunnen bieden. Buurtbewoners en buurtverenigingen houden de afzonderlijke shops in de gaten. Bij enige vorm van overlast bellen zij al snel de politie. Dat is volgens de exploitanten (en ook volgens de politie) in veel gevallen niet terecht. Zelf zorgen ze naar eigen zeggen ervoor de rust te waarborgen en overlast tegen te gaan. Sommigen maken gebruik van portiers die een oogje in het zeil houden en actief zijn aan de deur bij de selectie van de bezoekers. Ook hebben sommigen camera’s opgehangen om het gebeuren op straat in de gaten te houden. De politie interpreteert het gebruik van camera’s anders. Zij verklaren de aanwezigheid van de (op straat gerichte) camera’s als een mogelijkheid om voortijdig maatregelen te kunnen treffen voor die zaken die ‘niet door de beugel’ kunnen, bij een eventuele controle of inval van de politie. Sociale kwetsbaarheden gelden nauwelijks voor smartshops en growshops. Er is over het algemeen geen sprake van overlast en de meeste omwonenden hebben waarschijnlijk niet eens door dat het om een smartshop of growshop gaat. Uit economisch oogpunt bezien liggen de kwetsbaarheden en risico’s met name in relaties met banken en verzekeringen. Startende ondernemers hoeven bij bepaalde banken niet aan te kloppen voor het openen van een zakelijke rekening of het verkrijgen van een lening. Het negatieve imago dat rond de sector hangt heeft gevolgen voor beginnende exploitanten. Deze zijn mede daardoor zeer kwetsbaar voor bemoeienis van het criminele milieu, dat best bereid is om geld te steken in deze lucratieve sector. De afhankelijkheidspositie ten opzichte van criminele investeerders vormt een aanmerkelijk risico. Voor zover uit deze studie af te leiden, lopen met name (beginnende) growshopexploitanten dit laatste risico. Het benodigde startkapitaal is vrij groot en de officiële instanties zijn niet altijd bereid een lening af te geven. Voor een diepgaander beeld over de bemoeienis van het criminele milieu met de cannabissector is het noodzakelijk diverse casestudies uit te voeren, die dieper op deze materie ingaan. Officiële informatie van de opsporingsautoriteiten is daarbij onontbeerlijk.
28
6.
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Inhoudelijke conclusies Schets cannabissector
De cannabissector in Utrecht bestaat uit achttien gedoogde coffeeshops, drie smartshops en vier growshops. De coffeeshops en growshops liggen allemaal in of vlakbij het centrum. De growshops liggen verspreid over de gemeente Utrecht en zijn vooral gelegen op industrieterreinen. In coffeeshops staat de verkoop van hasj en wiet centraal, in smartshops de verkoop van geestverruimende middelen en boeken, sierraden en allerlei snuisterijen. Growshops richten zich vooral op de verkoop van kweekbenodigdheden en hulpmiddelen als slangen en lampen. De diverse coffeeshops hebben over het algemeen hun eigen ‘specifieke’ klantenkring. Zo zijn er coffeeshops die van oudsher een gemêleerd publiek hebben, maar zijn er ook coffeeshops waar de klanten voornamelijk uit een bepaalde (vaak cultuur of leeftijdsgebonden) hoek komen. Smartshops en growshops hebben eerder een gemêleerd klantenbestand dan dat hier sprake is van cultuur- of leeftijdgebonden groepen kopers en bezoekers. Type shops
Op grond van de onderzoeksresultaten zijn de onderzochte coffeeshops, smartshops en growshops in een drietal typen gecategoriseerd. Per sector kunnen bepaalde typen shops vaker of minder vaak voorkomen. Ook bestaan er mengvormen van deze drie typen: a. Commerciële shops. Deze shops zijn in de eerste plaats gericht op het verdienen van zoveel mogelijk geld. Dit is de grootste categorie en deze komt in alledrie de sectoren het vaakste voor. b. Ideologische of sociale shops. Deze shops bieden in de eerste plaats een ontmoetingsplek voor bezoekers. Deze categorie is voornamelijk terug te vinden bij de coffeeshops en de smartshops. c. Façade shops. Het gaat hierbij om shops, waarin de zichtbare handel eigenlijk bijzaak is en waar exploitanten zich (ook) bezig houden met handel in andere zaken. De shop is dan in feite een soort dekmantel voor andere activiteiten. In Utrecht vallen met name de growshops in deze categorie. Structuur
Op papier lijkt de cannabissector te bestaan uit een groot aantal, redelijk zelfstandige ondernemers. Uit de interviews en observaties kunnen we opmaken dat er samenwerkingsverbanden bestaan en dat de verschillende individuele ondernemers soms opereren in flexibele netwerken. Contacten met externen kunnen globaal worden opgedeeld in informele, deels illegale contacten en legale contacten. In eerste plaats onderhouden de ondernemers informele, vaak illegale contacten met leveranciers en of afnemers van illegale middelen. Hiervan is bij alledrie de branches in meer of mindere mate sprake. Elke subbranche kent formeel of informeel een ‘achterdeur’ waar illegale transacties plaatsvinden. Growshops blijken bijvoorbeeld een steeds belangrijkere rol te vervullen bij het kweken van Nederlandse wiet en het bevoorraden van
29
coffeeshops. Uit deze pilotstudie is duidelijk geworden dat het merendeel van deze ondernemingen zich naast de verkoop van kweekbenodigdheden ook bezighoudt met de verkoop van stekken en de inkoop en (door)verkoop van wiet. Ondernemers geven aan vrij standvastig te zijn in hun relaties met leveranciers. Het opbouwen van vertrouwensrelaties is belangrijk in deze branche. Als er geen gegronde reden voor is, veranderen zij ook niet snel van leverancier(s). Voor zover dit in de interviews ter sprake is gekomen, concluderen we dat deze contacten over het algemeen naar wens verlopen. In de tweede plaats zijn er legale contacten. Hierbij onderscheiden we contacten met handhavers, zoals het bestuur, de politie en de fiscus. De ervaringen hiermee zijn zeer uiteenlopend en kunnen ook een grillig verloop hebben. Over het algemeen kunnen we concluderen dat de contacten redelijk zijn. Daarnaast zijn er contacten met banken, verzekeringsmaatschappijen en andere sectoren in het bedrijfsleven zoals tuincentra, houthandels en andere leveranciers van benodigdheden. Het merendeel van deze contacten zijn van zakelijke aard en vergelijkbaar met contacten die elke andere ondernemer heeft. We zijn in deze studie niet op vormen van georganiseerde criminaliteit gestuit. Wel blijken er verschillen te zijn tussen juridisch en economisch eigendom. Dat wijst op het inzetten van zogenaamde ‘katvangers’ die het ‘op papier’ voor het zeggen hebben, terwijl een ander op de onzichtbare achtergrond de economische voordelen ontvangt. Zo is van een vijftal coffeeshops in de pilotgemeente bekend dat zij eigendom zijn van een en dezelfde eigenaar, die formeel niet in beeld is. Op de achtergrond zijn twee categorieën spelers die de aandacht hebben getrokken, te weten de ‘kampers’ en een viertal Marokkaanse families. De kampers blijken een rol te spelen bij productie en handel van wiet en de financiering van growshops. De Marokkaanse families spelen een belangrijke rol in de productie en aanvoer van hasj. Bedrijfsvoering
De verschillende legale en illegale contacten blijken van betekenis te zijn voor allerlei bedrijfseconomische aspecten als het verkrijgen (en intrekken) van vergunningen, het financieren van investeringen, de in- en verkoop van producten, toezicht op branche en belastingsafdracht. Startkapitaal/ leningen Veelal zijn (beginnende) ondernemers in de cannabisbranche aangewezen op informele financiering. In het oog springt de rol van de ‘kampers’ bij de financiering van een aantal startende growshops. Aanvoer producten/inkoop en verkoop Het merendeel van de wiet die coffeeshops verkopen is van Nederlandse bodem. Maar volgens een aantal respondenten wordt er inmiddels zoveel wiet in Nederland gekweekt dat naar hun berekeningen ongeveer 80% van de oogst naar het buitenland gaat (met name Engeland en Duitsland). De kwalitatief beste blijft in Nederland. De minder goede kwaliteit gaat naar het buitenland. De hasj daarentegen is zowat helemaal in handen van allochtone voornamelijk Marokkaanse Berberse groeperingen c.q. families. Bij deze handel zijn maar sporadisch Nederlanders betrokken. De coffeeshops in de pilotgemeente verkopen over het algemeen verhoudingsgewijs 70% wiet en 30% hasj. Bij de puur allochtone coffeeshops ligt die verhouding anders; die verkopen naar verhouding meer hasj.
30
Wat de smartshops betreft lijkt de in- en verkoop zich vooral te richten op legale producten. Daarnaast handelen zij aan de achterdeur in paddo’s. Growshops verkopen officieel kweekbenodigdheden en andere materialen. Interessant is vooral wat er aan de achterdeur gebeurt, in het bijzonder de illegale verkoop van stekken en de (door)verkoop van wiet. Al hebben we hierover geen harde informatie, er zijn signalen dat ook hier de ‘kampers’ een doorslaggevende rol spelen19. Voor een diepgaander zicht op de organisatiestructuur van de import en export van cannabisproducten is verder onderzoek noodzakelijk. Belastingafdracht Alle ondernemingen, zowel de coffeeshops, smartshops als growshops betalen belasting. Wel blijkt de wijze waarop zij belasting afdragen nogal eens te verschillen. Ook zijn er (sterke) aanwijzingen dat zij niet altijd volledig alles afdragen wat zij zouden moeten afdragen. Specifiek onderzoek, met inzage in gesloten bronnen van bijvoorbeeld de belastingdienst en tellingen bij shops zouden hier meer inzicht in kunnen bieden. Omzet Voor elke subbranche geldt dat ondernemers uiteindelijk redelijk tot goed van de winst kunnen leven. Op grond van de informatie die door middel van deze pilotstudie is verzameld, kunnen wij echter geen betrouwbare uitspraken doen over exacte omzetten en winsten in de cannabisbranche. De huidige informatie is met name via interviews en diepte-interviews verzameld. Om betrouwbare en generaliseerbare uitspraken te doen over omzet en winst is nader onderzoek gewenst. Kwetsbaarheden en risico’s
Criminele kwetsbaarheden Kwetsbaarheden en risico’s op het criminele vlak zijn in Utrecht verhoudingsgewijs minimaal te noemen. Over het algemeen geldt dat risico’s en kwetsbaarheden met name betrekking hebben op coffeeshops. Doordat de meeste exploitanten aan een soort risicoanalyse doen, beperken zij problemen (zoals ‘ripdeals’ en overvallen) die zouden kunnen ontstaan als gevolg van het voorhanden hebben van voorraden en cash geld. Van deze beide vormen van criminaliteit die in grote steden als Amsterdam en Rotterdam regelmatig voorkomen, is volgens diverse respondenten in Utrecht nauwelijks sprake. Daarnaast zorgen de meeste exploitanten ervoor dat zij hun voorraden steeds bij dezelfde leveranciers afnemen, omdat dit over het algemeen borg staat voor dezelfde kwaliteit van de producten. Verwevenheid met de (georganiseerde) criminaliteit hebben wij op basis van onze onderzoeksgegevens niet kunnen aantonen. Wel zijn wij globaal op netwerkachtige )
19
Deze resultaten sluiten overigens naadloos aan bij de uitkomsten van het landelijk onderzoek dat Prof. Bovenkerk afgelopen jaar heeft gepubliceerd. Hij ging in op het groot aantal thuiskwekers en de rol die de ‘kampers’ in de cannabisteelt vervullen. De growshops zijn de leveranciers van - laten we het noemen - de ‘hardware’, de producten die nodig zijn om cannabisplanten te kweken. De meeste gaan daarbij verder dan alleen de verkoop van de niet-verboden toebehoren. Zij verkopen stekken aan de (thuis)kwekers en kopen vervolgens de oogsten daarvan weer op om die vervolgens weer met winst door te verkopen aan coffeeshops in Nederland en tussenhandelaren richting buitenland.
31
structuren gestoten. Dit geldt met name voor de puur allochtone coffeeshops en in mindere mate voor de Nederlandse coffeeshops. Daarnaast is de positie van growshops opvallend en de rol die de ‘kampers’ (mogelijk) spelen als het gaat om bijvoorbeeld de (coördinatie van) illegale handel in stekken en plantjes. Risico’s door overheidsoptreden De meeste coffeeshopexploitanten doen al dan niet bewust aan enigerlei vorm van risicoanalyse. Zij proberen de AHOJ-G criteria zo goed mogelijk na te leven, zodat zij geen aanleiding geven tot het nemen van maatregelen. Daarbij letten zij met name op naleving van de criteria die het meest gehandhaafd worden: het verbod op verkoop aan minderjarigen (J) en het voorkomen van overlast (O). Ook trachten zij risico’s te vermijden bij de aanlevering van producten door niet te opzichtig met handel en/of geld om te gaan. Sociale kwetsbaarheden Vooral coffeeshops moeten voortdurend ‘strijden’ om het negatieve imago dat rond de cannabiswereld hangt het hoofd te kunnen bieden. Buurtbewoners en buurtverenigingen houden de afzonderlijke shops in de gaten. Bij enige vorm van overlast bellen zij al snel de politie. Economische kwetsbaarheden Startende ondernemers hoeven bij bepaalde banken niet aan te kloppen voor het openen van een zakelijke rekening of het verkrijgen van een lening. Deze zijn mede daardoor zeer kwetsbaar voor bemoeienis van het criminele milieu, dat best bereid is om geld te steken in deze lucratieve sector. De afhankelijkheidspositie ten opzichte van criminele investeerders vormt een belangrijk risico. 6.2
Methodologische conclusies In deze paragraaf zetten we de belangrijkste conclusies van methodologische aard op een rij. Geschiktheid Utrecht als pilotgemeente
Utrecht is een prima gemeente gebleken als pilot voor de doorlichting van de cannabissector. Weliswaar zijn niet alle onderdelen en aspecten van de cannabisbranche in Utrecht even goed aan bod gekomen, er is voldoende materiaal verzameld om zowel over de structuur, de bedrijfsvoering als de risico’s en kwetsbaarheden van elke subbranche iets te zeggen. Bruikbaarheid bronnen en meetinstrumenten
In de pilot is gebruik gemaakt van diverse bronnen en meetinstrumenten. In het kort beschrijven we de belangrijkste bevindingen. De diepte-interviews met sleutelinformanten uit de cannabisbranche hebben verreweg de meest bruikbare informatie opgeleverd. Belangrijk bleek het werken met twee ervaren interviewers, zowel bij de benadering van de respondenten als het afnemen van de interviews. De interviews waren tijdrovend en kostbaar, maar hebben hun waarde duidelijk bewezen.
32
Bereidwilligheid tot medewerking van sleutelfiguren uit de branche
Het leggen van contacten is bij het merendeel van de sleutelinformanten goed verlopen. Ook onbekende sleutelinformanten waren goed benaderbaar mits dat op een persoonlijke manier gebeurde. Soms kon aansluitend op een eerste kennismaking meteen het interview worden afgenomen. Telefonische en schriftelijke afspraken bleken weinig kans van slagen te hebben. Opvallend was dat de koffieshopexploitanten het meest achterdochtig waren, waarschijnlijk vanwege hun onduidelijke positie. Voor veel interviews geldt dat er sprake was van een verrassende openheid: de meeste exploitanten spraken vrij open over risico’s, kwetsbaarheden, achterdeurproblematiek en alles wat daarmee samenhangt. Over investeringen en opbrengsten waren zij minder open, maar dat verschilde ook weer heel sterk per persoon. Sleutelinformanten uit de growshopbranche bleken hier overigens veel minder moeite mee te hebben: zij waren vrij open over hun verdiensten. De enige sleutelinformanten waarmee de contactlegging moeizaam verliep zijn de allochtone respondenten. Om vertrouwen te winnen bij de respondenten uit dit segment is meer tijd nodig dan we nu hadden. Ook de participerende observaties leverden veel bruikbare informatie op. Hierbij heeft meegespeeld dat we als onderzoekers goede ingangen in het Utrechtse circuit hadden. Nog voordat het onderzoek startte beschikten we over de nodige algemene informatie over alle individuele shops in Utrecht. Daardoor konden we ons van meet af aan richten op specifieke, kwalitatieve informatieverzameling. In de pilotstudie hebben - vanwege het korte tijdsbestek - tijdens de observaties geen (gerichte) tellingen plaatsgevonden bij de shops.
33
Checklist bij participerende observaties
Bij het participerend veldonderzoek zijn de volgende aspecten van belang gebleken: - Gebruik maken van veldwerkers die niet al te veel opvallen in het circuit en zich gedragen als een geloofwaardige client (dit blijkt moeilijker in de growshops en smartshops, omdat klanten daar normaal gesproken alleen binnenkomen om daadwerkelijk iets te kopen of te vragen en dan weer vertrekken); - Veldwerkers in duo’s op pad sturen. - In eerste instantie zorgvuldig in kaart brengen van alle individuele gedoogde koffieshops, smartshops en growshops. - Na een eerste observatieronde een selectie maken waarin alle typen cannabisondernemingen vertegenwoordigd zijn. - Het is zinvoller om meerdere keren korte periodes in een shops te komen, dan een of twee keer langer aanwezig te zijn. - Een kaart van de gemeente op zak hebben waarop alle bekende shops zijn aangekruist en die tijdens de observaties aangevuld kan worden. - Gebruik maken van gestandaardiseerde observatiekaartjes en het zo volledig mogelijk invullen daarvan levert bruikbare informatie op. - Wanneer het observatieverslag meteen na de observatie wordt geschreven, is dit het meest volledig. - Het interviewen van de veldwerkers aan het eind van de veldwerkperiode is een zinvolle manier om informatie, die niet uit de observatiekaartjes en de observatieverslagen gehaald kan worden, alsnog naar boven te halen. De groepsinterviews met professionals uit het veld bleken niet helemaal uit de verf te komen, vooral omdat het moeilijk bleek om alle beoogde deelnemers op hetzelfde tijdstip in te plannen. De individuele gesprekken die ter vervanging van enkele groepsinterviews met een aantal velddeskundigen hebben plaatsgevonden hebben alsnog bruikbare informatie opgeleverd, ze bleken zeer arbeidsintensief te zijn. Schriftelijke (open) bronnen hebben in de gemeente Utrecht weinig toegevoegde waarde gehad. Er is veel tijd gaan zitten in het bestuderen van allerlei ter beschikking gestelde documenten, maar de opbrengst ervan bleek zeer beperkt te zijn. Van schriftelijke gesloten bronnen, zoals dossiers en onderzoeksgegevens van de politie en de belastingdienst, waarvoor toestemming vereist is van de betreffende autoriteiten, is in het kader van deze pilot geen gebruik gemaakt. Bruikbare open bronnen
-
overzicht gedoogde koffieshops, smartshops en growshops van de gemeente; gegevens Kamer van Koophandel; beleidsstukken; andere onderzoeken.
Bruikbare gesloten bronnen
-
gegevens belastingdienst; politiegegevens/ hks; politieonderzoeken.
34
Al met al concluderen we dat sommige bronnen en/of instrumenten zeer geschikt blijken te zijn met het oog op een doorlichting van de sector (interviews, participerende observaties) en andere minder geschikt (open bronnenonderzoek). Tevens is een aantal manieren van gegevensverwerking (nog) onvoldoende op de juiste wijze uitgewerkt (groepsgesprekken) en is een aantal onderzoeksmethodieken nog niet uitgeprobeerd (tellingen, gesloten bronnenonderzoek). 6.3
Aanbevelingen De pilot in Utrecht kan geslaagd worden genoemd. Er zijn zowel inhoudelijk als methodologisch voldoende aanknopingspunten om op voort te bouwen. In lijn met hetgeen reeds voor aanvang van de pilot de bedoeling was, stellen wij voor om fase 2 (landelijk onderzoek) verder uit te werken. In deze paragraaf gaan we met het oog op een eventueel vervolgonderzoek in op enkele inhoudelijke en methodologische aandachtspunten. Aandacht op koffieshops en growshops
Met het oog op een vervolgonderzoek zijn koffieshops en growshops veruit het meest interessant. Koffieshops vanwege kwetsbare positie: het spanningsveld tussen legaal en illegaal. Het gaat dan in het bijzonder om de allochtone koffieshops. Growshops vanwege de verborgen handel die aan de achterdeur plaatsvindt. Ook de mogelijke relaties met het criminele milieu (zoals ‘kampers’) zijn een onderzoek waardig. Het verdient aanbeveling de hele growshopsector diepgaander te onderzoeken. Smartshops zijn veel minder interessant. In de eerste plaats omdat ze – in ieder geval in de pilotgemeente - zeer minimaal kwetsbaar zijn. Ten tweede omdat het onwaarschijnlijk is dat er linken zijn met criminele netwerken. Wij adviseren om smartshops bij een vervolgonderzoek alleen zijdelings mee te nemen en het onderzoek te concentreren op de growshops en koffieshops. Aandacht rol illegale spelers in informele netwerken
Aansluitend op de specifieke aandacht die de koffieshop- en de growshopsector verdient, zijn wij van mening dat de rol die dubieuze spelers op de achtergrond vervullen, zoals de allochtone families in de koffieshopbranche en de ‘kampers’ in de growshopbranche, nader onderzoek verdienen. Beter zicht op de achterdeur
De focus van het vervolgonderzoek dient daarom gericht te zijn op hetgeen plaatsvindt rond de achterdeur. Koffieshops hebben formeel een achterdeur. Zaak is vast te stellen wat daar precies plaatsvindt en wie daarbij betrokken zijn. Growshops hebben een informele achterdeur. Van belang is ook daar na te gaan welke illegale transacties plaatsvinden en wie daarbij betrokken zijn. Beter kijken naar bedrijfsvoering
Bovengenoemde betekent dat er gerichter onderzoek dient plaats te vinden naar de bedrijfsvoering van koffieshops en growshops. Zicht op de bedrijfsvoering van de ondernemingen uit deze subbranches is nog zeer beperkt. In mogelijk vervolgonderzoek zou dit aspect gerichter en diepgaander onderzocht kunnen worden. Daarbij is het noodzakelijk over kwantitatieve informatie uit gesloten bronnen beschikken.
35
6.4
Voorstel voor vervolgonderzoek Aansluitend op het voorgaande stellen wij voor het vervolgonderzoek in nog een aantal gemeenten te laten plaatsvinden, met de focus op koffieshops en growshops en gebruikmaking van meer bronnen en methoden (zoals tellingen en gesloten bronnen). Op basis van de uitkomsten van de pilotstudie adviseren wij om in de vervolgstudie een aantal zogenaamde casestudies op te nemen. Na de selectie van de te onderzoeken gemeenten, stellen we voor in iedere gemeente één of meer shops te selecteren, die specifiek en diepgaand onder de loep worden genomen. Bij de keuze dient ook rekening te worden gehouden met de drie genoemde typologieën (commerciële shops, ideologische/sociale shops en façade shops). De betreffende ondernemingen worden op alle mogelijke facetten onderzocht. Dit kan variëren van het veelvuldig op verschillende tijdstippen observeren van de onderneming (inclusief tellingen), tot het interviewen van meerdere personen die in enige relatie tot deze onderneming staan en het bestuderen van politie- en belastinggegevens. Aandachtspunten bij selectie gemeenten
Belangrijk bij mogelijk vervolgonderzoek is de selectie van de gemeenten. Bij de selectie spelen een viertal aspecten een belangrijke rol: de ligging van de gemeente, de gemeenteomvang (groot, middelgroot en klein), de dichtheid van het aantal shops in relatie tot het aantal inwoners van een gemeente en de functie van de gemeente. Ligging Voor een landelijk dekkend onderzoek is het wenselijk om in ieder geval één of enkele grensgemeenten in het onderzoek te betrekken. Deze gemeenten hebben gedurende het hele jaar een continue stroom van klanten vanuit de aangrenzende landen, zoals België, Duitsland en Frankrijk. Het spreekt voor zich dat dit van invloed is op het aantal klanten en de omzetcijfers van ondernemers in die gemeenten. Grensgemeenten die in dit kader interessante gegevens opleveren, zijn grotere gemeenten zoals Maastricht, Arnhem en Enschede, of kleinere gemeenten zoals Heerlen, Venlo en Breda. Gemeenteomvang Het inwonersaantal van gemeenten is relevant bij het maken van een keuze. Voor een landelijk dekkend onderzoek is het wenselijk dat de betrokken gemeenten zowel uit grote (meer dan 200.000 inwoners ), middelgrote (tussen 50.000 en 200.000 inwoners) als kleine gemeenten (minder dan 50.000 inwoners) afkomstig zijn. Dichtheid koffieshops, growshops en smartshops in relatie tot de gemeente-omvang Bovenstaande keuzes moeten in relatie staan met de dichtheid van het aantal koffieshops, growshops en smartshops binnen de gemeente. Als voorbeeld kan hier dienen een gemeente als Almere met een inwonertal van 142.765 waar slechts één koffieshop is gevestigd. Dit in tegenstelling tot Amsterdam met 731.200 inwoners en 288 koffieshops (dat is één koffieshop op ongeveer 2500 inwoners). Dit laatste kan een totaal ander beeld opleveren dan een vergelijkbare gemeente waar twintig of meer koffieshops zijn gevestigd. Functie Verder is het belangrijk te letten op de ligging ten opzichte van andere gemeenten. Voor een aantal omliggende gemeenten heeft Utrecht bijvoorbeeld de functie van centrumgemeente. Dat betekent dat bewoners van die gemeenten gebruik maken van een
36
aantal voorzieningen in de gemeente Utrecht. Dat geldt ook voor de koffieshops. Een aantal Utrechtse koffieshops kent (met name in het weekend) een grote toeloop van gebruikers uit omliggende gemeenten. Deze zogenoemde ‘magneetfunctie’ hangt vaak ook samen met de afwezigheid van koffieshops in andere gemeenten. Zo neemt een gemeente met één of meerdere (gedoogde) koffieshops vaak een centrale en unieke plaats in ten opzichte van de andere gemeentes in dat geografisch gebied waar geen koffieshops worden gedoogd c.q. zijn gevestigd. Zo kan een gemeente ook de functie van toeristische trekpleister hebben. Voor koffieshops kan de aanwezigheid van toeristen - met name in de zomermaanden - de omzet enorm verhogen. Dit geldt ook voor veel koffieshops in de gemeente Utrecht. Aandachtspunten gebruik bronnen en instrumenten
Lettend op onze ervaringen in de pilotgemeente is het belangrijk de volgende aandachtspunten mee te nemen bij de keuze van meetinstrumenten. Interviews Interviews met sleutelinformanten zijn zeer bruikbaar gebleken en dienen ook in een mogelijk vervolgonderzoek een prominente plaats te krijgen. Het is belangrijk hierbij onderscheid te maken tussen interviews met professionals, mensen buiten de branche die goed zicht hebben op de lokale situatie (zoals vertegenwoordigers van de belasting, de politie en de gemeente) en interviews met sleutelinformanten uit het cannabiscircuit (zoals exploitanten en beheerders) en het is raadzaam om in het begin van het onderzoek een aantal individuele gesprekken te voeren met professionals om een beeld te krijgen van lokale situatie. Voor de sleutelinformanten uit het cannabiscircuit is het van belang aandacht te schenken aan de respondentbenadering. Zo dient er voldoende tijd te worden ingeruimd voor een aantal kennismakingsrondjes. Hierbij is het van belang om tijdens die kennismakingsrondjes startklaar te zijn, want in sommige gevallen kan het interview meteen plaatsvinden zonder dat er eerst een afspraak is gemaakt. Twee groepen verdienen extra aandacht. Dat zijn allereerst de investeerders uit het criminele milieu en ten tweede de allochtone sleutelinformanten. Voor beide groepen geldt dat het winnen van vertrouwen het belangrijkste is. Op grond van onze ervaring verwachten we dat met name de benadering van allochtone sleutelinformanten uit het cannabiscircuit de meeste aandacht vraagt. Bij de afname van de interviews is het verder van belang om de interviews steeds door twee, goed op elkaar ingewerkte, ervaren interviewers - die de ‘taal’ van de sleutelinformanten spreken en goed op de hoogte zijn van de materie - te laten afnemen. Participerende observaties Participerende observaties zijn zeer bruikbaar gebleken. In de eerste plaats om - zeker in gemeenten waar de situatie van tevoren minder goed bekend is - een eerste indruk te krijgen van de aanwezige shops en een representatieve selectie te kunnen maken. Indien mogelijk is het raadzaam om in een eerste ronde alle shops even te bekijken20. In de tweede plaats om gericht inzicht te krijgen in het reilen en zeilen van specifieke shops.
20)
Dit geldt uiteraard niet voor een gemeente als Amsterdam waar honderden shops zijn. In dat geval is het raadzaam om eerst een aantal deskundigen te spreken die mee kunnen helpen bij de selectie.
37
Tellingen In een vervolgstudie is het wel wenselijk om bij een beperkt aantal shops op verschillende tijdstippen tellingen te doen. Zo kunnen we meer zicht krijgen op bezoekersaantallen en gecombineerd met andere gegevens een schatting van de omzet maken. Groepsinterviews Al zijn de groepsinterviews in de pilot niet goed van de grond gekomen, we zijn van mening dat deze methode zeer bruikbaar is bij het in relatief kort tijdbestek verzamelen van informatie. Voor een eventueel vervolg zouden we in ieder geval willen voorstellen om gericht een beperkt aantal groepssessies te organiseren. De selectie van de deelnemers per groepsinterview dient zorgvuldig plaats te vinden en de bijeenkomsten dienen ruim van tevoren te worden ingepland. Zo lijkt het ons in ieder geval zinvol om een groepssessie met lokale wijkagenten te houden. Open bronnen De bruikbaarheid van open bronnen kan worden vergroot door gericht relevante documentatie op te vragen en te bestuderen. Gesloten bronnen Bepaalde gesloten bronnen zouden belangrijke informatie kunnen verschaffen over bijvoorbeeld de bedrijfseconomische en/of criminele aspecten die binnen de cannabisbranche spelen. De meeste organisaties, zoals bijvoorbeeld de belastingdienst, zijn terecht zeer terughoudend in het verschaffen van inzage in hun dossiers. Inzage in dergelijke schriftelijke bronnen, vergt officiële toestemming van de betreffende autoriteiten. Dit is meestal een tijdrovend traject, maar zou in combinatie met de andere bronnen zeer bruikbare informatie kunnen opleveren. De betreffende informatie komt met name aan het eind van het onderzoek, bij de analysefase, van pas. Wanneer de toestemmingsprocedure aan het begin van het onderzoek wordt ingezet, is het qua tijd ook haalbaar.
38
Bijlage 1
Geraadpleegde literatuur
Abraham, M., P. Cohen, R. van Til en M. de Winter. (1997). Licit and illicit drug use in the Netherlands,. Amsterdam: Cedro, 1999. de Beaufort, L. (1987). Opsporinsg- vervolgings- en strafvorderingsbeleid inzake Opiumwetdelicten. Den Haag: Ministerie van Justitie. de Beaufort, L. Strafrechtelijke marktbeheersing; het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake drugsdelicten, Alphen aan den Rijn: Samson Tjeenk Willink. Bureau Misdaad Analyse. (1990). Hash-shops in Utrecht, Utrecht. Bieleman, B., S. Biesman en A.J.H. Smallenbroek. (1997).Cannabis in Nederland. Inventarisatie van de verkooppunten, Groningen: stichting Intraval. Bieleman, B. en P. Goeree. (2000) Coffeeshops geteld. Aantallen verkooppunten van cannabis in Nederland. Groningen: stichting Intraval. Boekhoorn, P., A.G. van Dijk en C.J. Loef. (1995) Softdrugs in Nederland. Consumptie en handel. Van Dijk, Van Soomeren en Partners. Bovenkerk, F. (2001). Misdaadprofielen. Amsterdam: Meulenhoff. Braam, R. (1995). Cannabis in Utrecht (deel 4): Buurten bij de koffieshop. Utrecht: CVO, Universiteit Utrecht. Cohen, H., Drugs, (1975) drugsgebruikers en drug-scene, Alphen aan den Rijn: Samsom. CRI, (1988). (georganiseerde) criminaliteit en interregionale groepscriminaliteit, Den Haag. Duyne, P.C. van, Kouwenberg R.F. en G. Romeijn (1990). Misdaadondernemingen. Ondernemende misdadigers in Nederland, Arnhem. Gouda Quint. Eijnden, van den L. (1996). Cannabis in Utrecht (deel 5): Gemeentelijk beleid provincie Utrecht. Utrecht: CVO, Universiteit Utrecht. Eijnden, van den L. (1998). Cannabis in Utrecht (deel 6): Van geen beleid naar nulbeleid. Utrecht: CVO, Universiteit Utrecht. Gemert, F. van, (1988) Mazen en netwerken: De invloed van beleid op de drugshandel in twee straten in de Amterdamse binnenstad, Amsterdam. Hofstee, B, (1987). Konkurrentie, kriminaliteit en samenwerking bij de binnenlandse distributie van softdrugs in Nederland, Amsterdam. Jansen, A.C.M. (1989) Cannabis in Amsterdam. Een geografie van hashish en marijuana. Muiderberg: Dick Coutinho.
39
Jansen, A.C.M. (1993). Hasj-coffeeshops als experiment. In: Justitiële Verkenningen, jaargang 19, nummer 6, p. 96-110. Jansen, A.C.M. Prijsvorming in de Nederlandse marihuana-sector 1990-1995; Een beleidsperspectief. Jansen, A.C.M. (2002). Hash coffeeshops in Amsterdam – a historical perspective. In: European City Conference on Cannabis Policy. Conference book. Den Haag: Ministerie van Justitie en ES&E. Kleemans, E.R., E. van den Berg en H. van den Bunt (1998). Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Den Haag. Korf, D.J. en M. de Kort (1990). Drugshandel en drugsbestrijding. Verlag van de bevindingen van het eerste gedeelte van het vooronderzoek. Amsterdam. Korf, D. en H. Verbraeck. (1993). Dealers en dienders. Dynamiek tussen drugsbestrijding en de midden en hogere niveaus van de cannabis-, cocaïne-, amfetamine- en ecstasyhandel in Amsterdam. Amsterdam: Criminologisch Instituut Bonger, Universiteit van Amsterdam. Korf, D.J., M. van der Woude, A. Benschop, en T. Nabben. (2001). Koffieshops, Jeugd en Toerisme. Amsterdam: Criminologisch Instituut Bonger, Universiteit van Amsterdam. Kuipers, H. (1991). Inventarisatie cannabisverkooppunten in werkgebieden van korpsen rijks- en gemeentepolitie. Utrecht: Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs. Loor, de A. (1994). Hashcoffeeshops en hun bezoekers; Beschouwingen over gebruik en handel van hash in Nederland en een onderzoek naar de sociale functies van 115 Amsterdamse hashcoffeeshops. Amsterdam: Adviesbureau drugs. Maalsté, N. (1994). Cannabis in Utrecht (deel 1): Van Koffieshops tot Hennepwinkel. Sociale functies van koffieshops (2 gewijzigde druk). Utrecht: CVO, Universiteit Utrecht. Maalsté, N. (1995a).Cannabis in Utrecht (deel 2): Vogelvrij kruidenieren. Ervaringen en meningen van Utrechtse koffieshopexploitanten. Utrecht: CVO, Universiteit Utrecht. Maalsté, N. (1995b). Cannabis in Utrecht (deel 3): Stamgasten van koffieshops. Kenmerken, meningen en ervaringen van Utrechtse cannabisconsumenten die regelmatig koffieshops bezoeken. Utrecht: CVO, Universiteit Utrecht. Maalsté, N. (1996). Nederroes. In: Ossebaard, H (red.) Reis naar de Roes. Utrecht: uitgeverij Kwadraat. Maalsté, N. (1997). The evolution of Dutch Post-War Cannabis Use. In: Korf & Riper (eds.) Illicit drugs in Europe. Amsterdam: SISWO, Universiteit van Amsterdam. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ministerie van Justitie en ministerie van Binnenlandse Zaken. Het Nederlandse Drugsbeleid. Continuïteit en verandering, Rijswijk Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (1999) Drugbeleid. Voortgangsrapportage september 1997 – september 1999. Den Haag.
40
Paddo’s belastingvrij. (2001). NRC Handelsblad, d.d. 4, 5, 6 januari Parlementaire Enquête Commissie ‘Inzake Opsporing’ (1995). Den Haag. Poel, van der A. en D. van de Mheen. (1999). Softdrugs in Midden-Holland. Een onderzoek naar de omvang en achtergronden van softdrugsgebruik. Gouda: IVO/GGD Midden-Holland. Satzinger, F. (2000). Cannabis policy in the Netherlands. A Microeconomic and Public Choice Analysis including a Case Study on the City of Maastricht. Maastricht: Wetenschapswinkel, universiteit Maastricht. Steun- en informatiepunt Drugs & Veiligheid. (1997). Lokaal coffeeshopbeleid. Een handreiking voor vorm en inhoud van beleid. Den Haag: VNG Uitgeverij. Steun- en informatiepunt Drugs & Veiligheid. (1998) Handhaving lokaal drugsbeleid, praktische tips, jurisprudentie en regelgeving. Den Haag: VNG Uitgeverij. Steun- en informatiepunt Drugs & Veiligheid. (1999). De Wet ‘Damocles’. Bestuursdwangbevoegdheid in artikel 13b Opiumwet. Den Haag: VNG Uitgeverij Smart Shops anno 2000 (2001). Rapport van de werkgroep Smart Shops II. Den Haag. Swanborn, P.G. (1991). Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Meppel: Boom.
41
Bijlage 2
Internet en drugs
Ter afsluiting van dit hoofdstuk zullen we kort stil staan bij de relatie ‘internet en drugs’. Dit betreft een meer algemene beschouwing over het feit hoe je op de dag van vandaag alle mogelijke informatie over drugs, op een verhoudingsgewijs makkelijk manier, via het internet kunt krijgen.21 Xtc, speed, coke, hasj, wiet, heroïne, 2cb, cocaïne, anabolen, kava, cannabis, bmk, guarana, thc, yaba, khat, jojoba, crack, paddo, marihuana, lsd, ketamine, xanax, dagga, efedrine, bommetje, hennep, mescaline, opium, psylocibine, spacecake….. Voor de gemiddelde lezer namen die niets of maar weinig zeggen. Toch is het vrij eenvoudig via de elektronische snelweg informatie over deze stoffen te krijgen. Internet biedt net als bij andere producten en diensten nieuwe mogelijkheden tot verspreiding van drugs. Zo kunnen middelen die hier verboden zijn via internet worden aangeschaft, omdat sites veelal draaien in een land waar de middelen wel mogen worden aangeboden. Dat geldt bijvoorbeeld voor middelen als ghb, anabolen, ketamine en poppers, die vooral op Amerikaanse, Aziatische en Engelse sites worden aangeboden. Op het gebeid van informatievoorziening, ervaringuitwisseling en als bron van kennis kan internet een zeer bruikbaar communicatiemiddel zijn. Voor- en tegenstanders hebben internet gevonden als medium om ontwikkelingen en standpunten naar voren te brengen. Dat loopt uiteen van 'honderd redenen om géén drugs te gebruiken' tot uitvoerige beschrijvingen hoe je zelf xtc of ghb kunt maken. De vermelde sites in deze paragraaf zijn maar een kleine selectie van het totale aanbod. Internet telt ruim 2 miljard pagina's, die nauwelijks ontsloten (geïndexeerd) kunnen worden door zoekmachines en die ook nog eens dagelijks (kunnen) wijzigen. Het overzicht is dus absoluut niet volledig – die wordt ook niet nagestreefd en inmiddels aangebrachte veranderingen in de adressering van de sites zijn dan ook niet uit te sluiten. Het is een momentopname, een schets van de relatie internet-drugs – en niet meer! Startpagina's
Onder de veelgeroemde startpagina’s zoals www.pagina.nl is een aantal aan drugs gerelateerd. Eerst en vooral bestaat www.drugs.pagina.nl waarop verwezen wordt naar o.a. hulpverleningsinstellingen, onderzoeksinstituten, beleidsorganisaties en naar sites over verschillende stoffen. Er zijn aparte dochter-startpagina's over/voor wiet (www.wietpagina.nl) en energiedrinks (www.dranken.pagina.nl) maar ook voor gerelateerde zaken als gabbers, dance, house, trance, alcohol, uitgaan, party's, feesten, evenementen en zelfs snoepjes. Hierbij moet wel bedacht worden dat deze startpagina's (voor een groot deel) gemaakt worden door vrijwilligers en dat ze dus daarom nooit volledig en/of voor 100% betrouwbaar (kunnen) zijn. Overigens worden wekelijks nog nieuwe 'dochters' toegevoegd. )
21
Als achtergrond informatie van deze paragraaf hebben wij, met toestemming van de auteur René Leijen, dankbaar gebruik gemaakt van een interne nieuwsbrief over de relatie tussen internet en politie/criminaliteit/opsporing, genaamd ‘Cops@Cyberspace’ van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond. Deze nieuwsbrief wordt vanaf 2001 uitgegeven onder de verantwoordelijkheid van LSOP (landelijk selectie en opleidingscentrum van de politie).
42
Algemeen
Algemene informatie over drugs is te vinden in een Drugsbase22 onder de naam Nono Company (www.nonocompany.dynip.com). Daarin tref je ook een 'psychedelic library' en een foto-overzicht van alle voorkomende drugs aan. Grote sites met veel informatie over alle soorten drugs zijn vooral in het buitenland te vinden. Genoemd worden hier Lycaeum, Hyperreal, DRCNet (Drug Reform Coordination Network), DrugSense (met o.a. veel over de 'War on Drugs') en DrugScope (van het Institute for the Study of Drug Dependence). Grote Nederlandse drugssites zijn verder Drugtext (www.drugtext.nl), het internetinformatiecentrum voor drugbeleid dat o.a. een grote bibliotheek online heeft; en het Trimbos-instituut (www.trimbos.nl), met fact sheets en een drugsinformatielijn. Hulpverlening
Uiteraard hebben ook veel hulpverleningsorganisaties een plekje op het net. We noemen hier de Jellinek-klinieken, de Gezondheidsraad, het Boumanhuis, maar ook de GGD's van Nederland. Er is verder een Medische Vraagbaak te vinden, waarin ook verslavingsonderwerpen aan bod komen. Het bedrijf De Wit Consultancy exploiteert twee (dezelfde) sites, verslaafd.nl en addicted.nl. Ook het Steun&Informatiepunt Drugs en Veiligheid is online (met beleid, handhaving, jurisprudentie) Wiet
Op de wiet.pagina staan tientallen links naar grow-handleidingen, smartshops, koffieshops, growshops, nieuwsdiensten over wiet, voorlichting en uiteraard hulpverlening. Volgens de NND zijn er 103 Nederlandse koffieshops met een eigen website. Op deze sites wordt geen cannabis aangeboden, maar wordt de gezelligheid in de shop beschreven en een routebeschrijving gegeven. Er zijn vijf particulieren (geen koffieshops) die via een website cannabis aanbieden. Daarnaast zijn er 183 sites die zaden aanbieden (legaal), en 123 growshops hebben een internetsite. Op het net is alles te vinden over de Cannabis Hollandia: de historie, de medische kwaliteiten, het gedoogbeleid, het illegale van recreatief gebruik etc. Enkele sites: www.Marijuana.nl; www.wiet.nl (gelijk aan www.hash.nl), www.highlife.nl (het glossy magazine, compleet met mestschema's en overzichten van plantenziekten), www.sensiseeds.com , www.topseeds.nl en de Nederwietpagina. Maar liefst 850 sites over wiet en cannabis hangen onder de Cannabis Webring (www.P.webring.com/ webring?ring=cannabis;list), een soort ketting van aan elkaar gelinkte websites over hetzelfde onderwerp. Cannabisnews (www.canabisnews.com) levert een soort nieuwsbrief maar ook een hoop andere informatie. Er is verder een ‘The Cannabis Web Directory’ met 142 sites daaronder. Veel growshops en andere shops staan weer in aparte naslagwerken, waar je bijv. op plaatsnaam kunt zoeken. En daarnaast zijn er ook vele clubs, o.a. op www.clubs.nl waar een ‘The cannabis Grow Club’ draait en op www.msn.nl. Fascinerend zijn de wietcams – zeker voor wie het het boeiend vindt een plant te zien groeien. Ook fraai is de dopedeal-cam, in Koffieshop Willie Wortel in Haarlem, waar een verkoopactie te zien is. Legalise (www.legalise.nl) is een site waarop geijverd wordt voor legalisatie, een uitgebreide medische database is te vinden bij HempMuseum en bij MariPharm. Van de naar schatting 1400 'officiële' koffieshops is bijna de helft opgenomen in een enorme database bij de Koffieshop Guide (www.koffieshop.guide.com). Daarin zijn ruim 22)
Dit is een particuliere site van iemand die werkzaam is als preventiemedewerker bij een Nederlandse instelling voor verslavingszorg.
43
500 koffieshops en 176 growshops opgenomen, compleet met stadsplattegrondjes. Een andere beginpagina voor growshops is www.growshop.nl. Xtc/smartdrugs
Uiteraard is er een url www.xtc.nl, waar je ook je eigen e-mail adres op het domein @xtc.nl kunt krijgen. De site is van Conscious Dreams en zoals bij vele andere sites kun je hier online bestellen. Bij www.partydrugs.nl wordt je doorgelinkt naar het al genoemde marijuana.nl; www.paddo.nl verwijst naar Azarius. Fraai is de site van Cosmic Trading, met waanzinnige flash-applicaties. Met name de site Drugsinformatie Rotterdam (gemaakt en onderhouden door gemeente, politie, ggd en Boumanhuis) bevat veel info over xtc: een overzicht in 13 talen van wettelijke voorschriften, een verhaal over bijsluiters, fotootjes van pillen en testmogelijkheden. Hier is ook de bekende Drugskaart te vinden. Het mooiste én meest uitgebreide foto-overzicht (maar liefst 108 verschillende pillen – van Boomerang tot Pink Panthers) staat bij de InformationsZentrale Gegen Vergiftungen der Universität Bonn, op www.meb.uni-bonn.de/giftzentrale/xtctblix.html. Enkele smartshops met een eigen (soms oogverblindende) site zijn: Azarius, SmartBomb, Conscious Dreams, Smart Botanics, koffieshop/hotel La Canna, Euphoria, Spirits of Nature en 't Groene Hart. Beschrijvingen van gebruikers, maar ook veel informatie over werking, veiligheid en verslaving, staan op www.xtcinfo.nl. Bij Ecstasy.org staan internationale testrapporten, artikel over en beschrijvingen van het gebruik van de verschillende pillen. Ook op veilingsites als eBay worden regelmatig drugs (ghb!) aangeboden. Hard drugs
Ook hier is goed te zien dat internet een volkomen afspiegeling is van de gewone wereld. Waar je op het net struikelt over wiet, xtc, paddo's etc, is informatie over heroïne, cocaïne, smack, crack of hoe het verder ook heten mag, moeilijker te vinden. Iemand heeft ooit enkele domeinnamen vastgelegd, maar www.heroine.nl is leeg, evenals www.crack.nl; ook bij www.cocaine.nl zijn geen lijntjes op de pagina meer te vinden…. Uiteraard staan er wel regelmatig tips, waarschuwingen en hulpverhalen over het gebruik van deze middelen. Zo geven de JIP's (Jongeren Informatie Punt) veel informatie, evenals andere hulpverleners als Jellinek en Trimbos. Een aardige (Amerikaanse) site is Cascade Drug Info. Uiteraard heeft de DEA (Drugs Enforcement Administration)veel info: overzichten van productie en vangsten. De DEA zit op www.usdoj.gov/dea . Ook in genoemde prijsoverzichten is wat info over hard drugs te vinden. Drugsnieuws op internet
Recent drugsnieuws, waarbij internet een rol speelt, is er ook. Zo is Jaarverslag van het OGD, Observatoire Géopolitique des Drogues, uiteraard ook via internet te verkrijgen. Het rapport, getiteld The World Geopolitics of Drugs 1998/1999, is zelfs twee talen, Frans en Engels, verkrijgbaar maar wel in pdf-formaat (Acrobat Reader noodzakelijk). In het jaarrapport staat onder meer dat Spanje de belangrijkste doorvoerhaven in Europa geworden is – en dat terwijl "de wereld haar aandacht altijd richtte op Nederland en met name op Rotterdam als toegangspoort tot Europa". De ligging (tussen Atlantische Oceaan en Middellandse Zee), de traditionele banden met Zuid-Amerika en de nabijheid van Gibraltar (witwassen!) hebben Spanje tot "een gigantische drugsbazaar" gemaakt. Nieuwsgroepen
Dat naast alle bovengenoemde informatie op het web, ook in nieuwsgroepen veel druginfo
44
te vinden is, hoeft niet betoogd te worden. Omdat niet alle providers dezelfde nieuwsgroepen doorgeven, kan hier geen volledig overzicht gegeven worden. Bij een voor iedereen toegankelijke provider telden wij eind januari 2002 in totaal 17 nieuwsgroepen in de alt.drugs-hierarchie, 7 onder rec.drugs en een Clari-nieuwsdienst. De belangrijkste zijn: alt.drugs (duizenden berichten per week, recentelijk met flink wat bijdragen over Xanax); alt.drugs.chemistry (waarin recent wat postings over Yaba); alt.drugs.culture; alt.drugs.ecstacy; alt.drugs.ghb; alt.drugs.psychedelics; rec.drugs.announce; rec.drugs.cannabis; rec.drugs.chemistry; rec.drugs.smart; rec.drugs.psychedelic; clari.news.alcohol+drugs. De onderwerpen spreken voor zich. Tot slot zijn er ook uit de opsporingswereld aanwijzingen dat is gebleken dat de zogenaamde uitwisselprogramma’s op internet zoals Napster, Gnutella en KaZaA niet alleen voor muziek worden gebruikt maar ook voor het uitwisselen van kinderporno en waarschijnlijk ook voor drugs. Wat daar gebeurt, onttrekt zich echter voor een flink deel aan de openbaarheid. Utrecht
Over de Utrechtse cannabisbranche is weinig op het net te vinden. Slechts enkele koffieshops hebben een eigen website.
45