Ontwikkelingsschets Zicht op de Grevelingen 15-06-06
Voorwoord In oktober 2005 is op initiatief van de Europese Kustvereniging EUCC, Staatsbosbeheer, Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen en Groenservice Zuid-Holland (G.Z-H) een debat georganiseerd over de toekomst van de Grevelingen. Het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheid en politiek discussieerden over de ontwikkeling van een gemeenschappelijke economische en ecologische toekomstvisie voor de Grevelingen als onderdeel van de Delta. De discussie stond onder leiding van commissaris van de Koningin van Zeeland, drs. W. T. van Gelder. De deelnemers zochten naar een meer dynamische benadering om de sluipende achteruitgang van de Grevelingen teniet te doen. De conclusie was om alle ideeën te verkennen tot een integrale visie op de toekomst van de Grevelingen. Deze verkenning heeft inmiddels plaatsgevonden. De initiatiefnemers aangevuld met Rijkswaterstaat en Delta hebben in de eerste helft van 2006 door middel van inventarisatie, idee-uitwerking, workshops en studies een integrale visie opgesteld die is opgenomen in dit rapport. Het Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen heeft zich bereid verklaard om het initiatief te nemen over de visie de maatschappelijke dialoog aan te gaan met bestuurders vanuit diverse overheden en maatschappelijke groeperingen. Het rapport wordt in juli 2006 tezamen met de bijbehorende populaire samenvatting “Zicht op de Grevelingen” als beleidsvoornemen gepresenteerd door het Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen, namens de 4 partners. In de komende maanden wordt een maatschappelijke dialoog opgestart met verschillende maatschappelijke organisaties, overheden en bedrijfsleven, met als doel in oktober 2006 de visie vast te stellen en te laten onderschrijven door een brede coalitie van eerder genoemde partijen.
����������� Een gezamenlijk project van:
1
Inhoudsopgave 1
Zicht op de Grevelingen: visie en samenvatting
3
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10
De Delta Europese en nationale incentives De Grevelingen Natuur en recreatie voor duuzame leefbaarheid Toepassing op het gehele gebied Duurzame energie voor het zeecultuurlandschap De Brouwersdam als voorbeeld Borging en uitvoering Investeringen Leeswijzer
4 4 4 5 6 6 7 7 8 8
2
Water en getij
9
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.6.1 2.6.2 2.7 2.7.1
Inleiding Inventarisatie watersysteem Grevelingen Streefbeeld Voorwaarden Aanpak Resultaten en effecten Resultaten Effecten en kansen Conclusie Investeringen
4.4
3
Natuur
21
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2 3.3 3.4
22 22 22 23 24 24 25
3.5
Inleiding Vraagstelling De Grevelingen inhoudelijk Maatschappelijke randvoorwaarden Streefbeeld Aanpak Habitatbeelden Kansen en risico’s bij introductie van getij en dynamiek Intro Kansen voor natuur bij meer getij en dynamiek Risico’s en aandachtspunten Inrichtings- en beheersmaatregelen, die herstel van getij en dynamiek kunnen ondersteunen Eindoordeel
4
Duurzame Energie
31
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2
Inleiding Aanleiding en doelstelling Inventarisatie en achtergrond Scenario’s Economische voorwaarden van duurzame energieproductie Duurzame energie Getijdenenergie Warmtepompen Biomassa Zonne-energie Osmose Windenergie
32 32 32 34
3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4
4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6
4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4
5
Toerisme en recreatie
47
5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 5.4.1 5.4.2 5.5
Inleiding Aanpak Inventarisatie Knelpunten Trends Kansen en risico’s Streefbeeld Uitwerking streefbeeld Eindoordeel – conclusie
48 48 48 49 49 50 50 51 55
6
Wonen, werken en verblijven
57
6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.3
Wonen Inleiding Aanpak Resultaten Kansen en risico’s Werken Inleiding Resultaten Kansen en risico’s Eindoordeel – conclusie
58 58 58 58 59 60 60 60 63 64
7
Ontwikkelingsagenda met projectenlijst 65
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Inleiding Water en Getij Natuur en natuurgerichte recreatie Duurzame energie Recreatie en Toerisme Wonen, werken en verblijven Uitvoeringsgerichtheid
66 66 66 68 70 73 74
8
Effecten en werkgelegenheid
75
8.1 8.2 8.3
Inzicht in economische effecten gewenst Tijdelijke effecten Structurele effecten
76 76 76
9
Verantwoording Ontwikkelingsschets Grevelingen
79
Bijlage Water en getij Bijlage Natuur Bijlage Duurzame energie Bronnen en literatuur
81 87 99 104
4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5
10 10 13 14 15 15 15 16 19 20
25 25 26 27 28 30
35 36 36 38 38 39 39 40
2
Zicht op de Grevelingen
Toetsing scenario’s voor opstellen van het regionale streefbeeld Scenario Duurzame energievoorziening Scenario Economische vitaliteit Scenario Kwaliteit van de ruimte Van scenario’s via streefbeelden en denkbeelden naar visievorming Uitgangspunten voor het streefbeeld Streefbeeld en denkbeelden De Grevelingen als voorbeeldregio De samenhang
40 40 41 42 43 43 44 46 46
‘Visie en samenvatting’
1.1 De Delta
aanpak. De aanleg van de Tweede Maasvlakte geeft een bijzondere dimensie aan de natuurontwikkeling van de Voordelta. Het is van belang om hierop in te spelen, door zorgvuldig om te gaan met de mogelijkheden van ecotoerisme in de Grevelingen. Zowel de Nota Ruimte als het Omgevingsplan van de provincie Zeeland bieden de randvoorwaarden en kaders om te komen tot een “Zeecultuurlandschap de Grevelingen” in de eenentwintigste eeuw, waarin de relatie met de Noordzee en Voordelta wordt hersteld. Ook in “Delta in zicht” – de gezamenlijke visie van de drie provincies Zeeland, Noord-Brabant en ZuidHolland op een duurzame Delta – wordt gepleit voor een integrale aanpak van problemen. Niet alleen aandacht voor economie, maar ook voor ecologie. Werken aan welzijn, maar met het oog op veiligheid. Herstel van de estuariene dyna-
De Delta is een unieke groen-blauwe oase ten zuiden van de wereldhaven Rotterdam en ten noorden van haven en industriegebied van Antwerpen. De Delta is op korte afstand omringd door stedelijke agglomeraties met ca 6 miljoen inwoners en heeft een achterland met een veelvoud daarvan. Na de voltooiing van de Deltawerken, waarmee veiligheid tegen het water van de Noordzee gewaarborgd werd, hebben zich zowel ecologisch als economisch ontwikkelingen voorgedaan die tot nadenken stemmen. De indeling van de zeearmen in grotendeels afgesloten compartimenten deed en doet afbreuk aan het robuuste karakter en de unieke flora en fauna die thuishoren in een getijdengebied met karakteristieke zout-zoet overgangen. Op dit moment is de Delta onvoldoende toegerust om te kunnen reageren op klimatologische veranderingen als zeespiegelstijging en verhoogde rivierwateraf-
Het gebied de Grevelingen, met het meer en omliggende eilanden.
miek om de integrale balans tussen natuur en economie te herstellen en waarborgen.
voer. De waterkwaliteit is in een aantal gebieden slecht of toont verschijnselen die op verval duiden. Ook de aan een zeecultuurlandschap verbonden ambachten gingen en gaan in aantal en belang snel achteruit. Weliswaar deed het toerisme opgang, maar de concurrentie is groot zeker na de éénwording van Duitsland. Zowel het ecologisch als het economisch perspectief van de Delta staat onder druk. Voor de Grevelingen zal indien geen maatregelen worden genomen, de waterkwaliteit achteruitgaan en wordt flora en fauna negatief beïnvloed. Vanuit een voorzorg beginsel is nu handelen noodzaak. Daarnaast is leefbaarheid van de regio door het gebrek aan economisch perspectief een knelpunt.
1.3 De Grevelingen Deze uitgangspunten – duurzaam herstel van de dynamiek met een integrale aanpak – vormden ook de uitgangspunten van het Grevelingendebat in oktober 2005. Dit debat werd op initiatief van de Europese Kustvereniging EUCC, Staatsbosbeheer, Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen en Groenservice Zuid-Holland georganiseerd. Het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheid en politiek discussieerden over de ontwikkeling van een gemeenschappelijke economische en ecologische toekomstvisie voor de Grevelingen als onderdeel van de Delta. Is het mogelijk om de dynamiek in de Grevelingen te herstellen en zo op een duurzame en integrale manier de belevingswaarde te vergroten en problemen aan te pakken, het gebied economisch en ecologisch te versterken om daarmee een voorbeeld te vormen voor de overige Deltawateren?
1.2 Europese en nationale incentives De Europese natuurrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water noodzaken de overheid tot actie over te gaan. Daarbij is de Grevelingen een belangrijke schakel voor de implementatie van de richtlijnen in de gehele Delta. De Nota Ruimte pleit voor een dergelijke integrale gebiedsgerichte
1.4 Natuur en recreatie voor duurzame leefbaarheid De basis voor de ontwikkeling van de gemeenschappelijke visie op de Grevelingen is een benadering, waarin estuariene dynamiek en economische dynamiek worden gekoppeld. Het herstel van getij draagt bij aan duurzame waterkwaliteit en daarmee aan duurzame bijzondere natuurwaarden en biedt daarmee kansen voor innovatie op economische gebieden die passen bij deze robuuste natuurwaarden. Deze basisvoorwaarden voor het gebied staan borg voor een duurzaam woon-, werk- en leefklimaat waarin het goed toeven is. Hiervoor worden vier uitgangspunten gehanteerd: -
4
-
-
Instandhouding, herstel en ontwikkeling van kenmerkende flora en fauna voor ge-
tijdengebieden door het vergroten van de doorlaatcapaciteit van de Brouwersdam en het investeren in abiotische omstandigheden ten behoeve van de flora en fauna. Herstel en ontwikkeling van broedvogelhabitats voor diverse soorten kustvogels. “Grevelingen als duurzame energiebron”. Door het realiseren van blue energy (bijvoorbeeld een getijdencentrale in de Brouwersdam, osmose en warmtepompen), in combinatie met zonne- en windenergie wordt zelfvoorzienendheid op het gebied van energie bereikt voor alle huishoudens op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee. Daarnaast kan nog in voldoende mate duurzame energie geëxporteerd worden tot buiten de regio. Vanuit economisch perspectief wordt geïnvesteerd in innovatieve toeristisch-recreatie-
5
-
ve concepten en voorzieningen, gerelateerd aan water, land en natuur. Vanuit een zelfde perspectief wordt geïnvesteerd in een proeftuin voor duurzame woonen verblijfsrecreatieve concepten, zowel op het water als op de grens van land en water.
al dan niet gecombineerd met innovatieve vormen van verblijfsrecreatie. De ontsluiting voor wandelen, fietsen en paardrijden op SchouwenDuiveland langs cultuurhistorische bepaalde routes maakt het zuidelijk deel van “het rondje Grevelingen” mogelijk. Door binnen de landbouwsector te streven naar streekeigen aquacultuur gerichte producten kan de cultuurhistorische betekenis van water en oude kernen als Brouwershaven worden benadrukt en versterkt. Daarbij past het handhaven en zo mogelijk ontwikkelen van een viskraamkamer en het verbeteren van vismigratie mogelijkheden. Daarmee wordt hernieuwd inhoud gegeven aan het begrip “zeecultuurlandschap”.
1.5 Toepassing op het gehele gebied Deze aanpak is op het gehele zeecultuurlandschap van toepassing. Daarbij worden de Brouwersdam en Grevelingendam gezien als “bakens in zee” met mogelijkheden voor het doorlaten van water. Op beide dammen staat de duurzame recreatieve ontwikkeling centraal. Tussen beide bakens bevindt zich een zone waarin de natuur-
1.6 Duurzame energie voor het zeecultuurlandschap
functie wordt versterkt. Dit is het gebied waar de ‘Vogel- en Habitatrichtlijnen’ waarden het best ontwikkeld zijn en dus de zone waar het ontwikkelingsprogramma voor natuur de komende jaren zijn beslag gaat krijgen. In de oeverzones waar de intergetijdengebieden gaan ontstaan, worden schelpenbanken en grindeilanden aangelegd zodat optimale habitats voor kustbroedvogels ontstaan. Door het handhaven van het open karakter in deze zone wordt het contrast en daarmee de dynamiek in de Grevelingen benadrukt. De noordelijke boog van het “rondje Grevelingen” voor wandelaars, fietsers en paardrijders kan profiteren van unieke uitzichten over de grote natuurgebieden en het aandoen van de karakteristieke, in ere herstelde, haventjes. Door het combineren van vormen van verblijfsrecreatie met permanent wonen, bijvoorbeeld in de vorm van landhuizen met een agrarische bouwstijl, of het herinrichten van een karakteristiek havenfront als woonkern wordt het gebied ontwikkeld op een cultuurhistorisch verantwoorde wijze. De unieke land-water relatie biedt kansen voor opwaarderen van de beleving voor inwoners en gasten.
Bij deze ontwikkelingen past een uniek concept voor de energievoorziening van Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee. Het gebied leent zich door de aanwezigheid van zout en zoet water, de terugkeer van het getij, door het voor Nederlandse begrippen hoge aantal uren zon en de vrijwel altijd aanwezige wind bij uitstek voor duurzame vormen van energiewinning. Het lijkt mogelijk door een combinatie van water, wind en zonne-energie aan de energiebehoefte van de beide gebieden te voldoen. Hiermee wordt voor ons land een belangrijke stap gezet naar het realiseren van meer duurzame energie en kan de kennis op dit terrein verder verbreed worden. Bovendien wordt invulling gegeven aan de verduurzamingsopgave in de energienota “Nu voor later” van het Ministerie van Economische Zaken. In deze nota is als doelstelling opgenomen dat de bijdrage van duurzame energie aan de totale binnenlandse energie verhoogd moet worden van 2% nu naar 10% in 2020.
De zuidoever van de Grevelingen leent zich bij uitstek voor de ontwikkeling van enkele nieuwe woonkernen op de scheiding van land en water
6
1.7 De Brouwersdam als voorbeeld
negatieve effecten hebben op de natuurwaarden in de Voordelta. Beheermaatregelen voorkomen een intensivering van de recreatievaart buiten de huidige vaargeul in het Brouwersgat. Tenslotte geeft een doorlaat in de Brouwerdam een impuls aan de mogelijkheden voor het opwekken van energie uit water. Op termijn, nadat de waterkwaliteit in het Krammer-Volkerak verbeterd is, zal een doorlaat ook een rol kunnen spelen in de afwatering van de grote rivieren naar zee.
Uitgaande van een integrale aanpak, kan een nieuwe fase worden ingeluid waarin het toekomstbeeld van de Grevelingen weer overeenkomt met het zonnig karakter van het gebied. De aanwezigheid van water is daarbij gids voor en drager van de veranderingen. De integrale aanpak van het zeecultuurlandschap komt direct tot uiting bij de Brouwersdam. De dam is al jaren een belangrijk, ook internationaal bekend, toeristisch-recreatief gebied. Vele honderdduizenden mensen vinden hun weg naar de dam. Uitgangspunt is dat de aantrekkingskracht van de dam wordt behouden dan wel vergroot. De aanpassing van de dam is dan ook vertrekpunt voor het plan van aanpak zeecultuurlandschap Grevelingen. De investeringen in en op de dam zullen gericht zijn op duurzame ontwikkeling van recreatie, natuur en energiewinning. Daarmee wordt bijgedragen aan het herstel van de natuur, het streven de zelfvoorzieningsgraad in duurzame energie in ons land te vergroten (blauwe steenkool) en het economisch perspectief van de regio. De waarde van dit gebied wordt geborgd door een zorgvuldig gekozen balans tussen de Europese natuurrichtlijnen en de recreatieve functies op en rond de dam. Een vergroting van de doorlaatcapaciteit van de Brouwersdam is een belangrijke randvoorwaarde voor herstel van het intergetijde gebied en het structureel borgen van een afdoende waterkwaliteit zodat de kenmerkende flora en fauna in dit estuarium behouden blijft dan wel zich kan herstellen. Door een verbinding van de Voordelta met de Grevelingen winnen beide wateren aan waarde. Daarnaast maakt een opening in de Brouwersdam recreatievaart tussen Grevelingen en Noordzee mogelijk, zodat de functie van “de duurzame jachthaven van de toekomst” naast Port Zélande verbreed wordt. De Europese natuurwaarden van de Voordelta blijven hierbij leidend. Dit betekent dat een recreatieve doorvaart niet gericht is op verdere recreatieve ontsluiting van de natuurgebieden in de Voordelta. De doorvaart in de Brouwersdam mag geen significant
1.8 Borging en uitvoering Het concept herstel zeecultuurlandschap Grevelingen biedt ruimte aan vele recent ontstane initiatieven binnen de overheid maar vooral ook in de particuliere sector. Het geeft mogelijkheden de natuurrichtlijnen en de kaderrichtlijn water zodanig te implementeren dat een bijdrage wordt geleverd om de Delta weer als één gebied te benaderen; zowel vanuit de natuur bezien als waterhuishoudkundig. Voor de uitvoering is het van belang dat de pilot Grevelingen m.b.t. de Vogel- en Habitatrichtlijn/ Natura 2000 zoals die in het omgevingsplan Zeeland is opgenomen wordt ingezet. Voor het ZuidHollandse deel wordt ervoor gepleit om bij de herziening van het streekplan in ruimtelijke zin enerzijds borging en anderzijds ruimte te creëren voor het implementeren van het herstelplan. Hierdoor kunnen plannen sneller ten uitvoer worden gebracht en kan initiatiefnemers meer zekerheid omtrent hun project worden geboden. Het Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen zal, mede namens de overige initiatiefnemers van het Grevelingendebat, als orgaan van samenwerkende overheden in de pré-implementatiefase de trekkersrol op zich nemen en zal daarbij streven naar het bereiken van een brede maatschappelijke coalitie voor de gebiedsontwikkeling. Fondsvorming kan een bijdrage leveren aan verevening van groene, rode en blauwe functies. De sterk groeiende belangstelling om te investeren en te beleggen in groene beleggingsproducten past uitstekend in de visie voor de Grevelingen waar projecten op het gebied van duurzaamheid,
7
duurzame energie, natuurontwikkeling en groen leidend zijn. Daarnaast wordt gestreefd naar uitwerkingsbevoegdheid voor deze regio met betrekking tot wonen gerelateerd aan het water (Nota Ruimte) zodat vernieuwende en uitstekend passende woonconcepten aan het water niet ten koste gaan van het bestaande volkshuisvestingsbeleid in deze regio. Voor het waarborgen en faciliteren van innovativiteit en ruimtelijke, architectonische vormgeving kunnen prijsvragen en ateliersessies gehanteerd worden.
regionale economie bedraagt 450 tot 750 banen (fte’s).
1.10 Leeswijzer In de maanden na het Grevelingendebat is er door de verschillende organisaties achter het debat hard gewerkt aan het uitwerken en onderbouwen van bovenstaande visie. Deze uitwerkingen en onderzoeken zijn opgenomen in voorliggende rapportage. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om met eventueel nieuw te bouwen doorlaatopeningen in de bestaande dammen een gedeeltelijk herstel van de oude stromingssituatie te krijgen. Hiervoor zijn in dit rapport in hoofdstuk 2 drie mogelijke scenario’s beschreven. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden die dit herstel van de dynamiek biedt voor flora, fauna, bewoners, be-
1.9 Investeringen Het is van belang dat bovengenoemde organisatiestructuur vorm krijgt voor een periode van minimaal 6 jaar (2007-2013) om een wezenlijke aanzet te kunnen geven aan genoemde gebiedsontwikkeling voor de Grevelingen. In de 2e helft van 2006 dient dit nader te worden uitgewerkt, zodat daadwerkelijk per 1 januari 2007 van start kan worden gegaan met de daarbij benodigde financiën. De benodigde middelen om deze gebiedsgerichte aanpak op te zetten bedragen € 0,75 mln. tot € 1 mln. per jaar.
drijven en bezoekers in het gebied. Wat zijn de voordelen voor de natuur en natuurbeleving? Kan het getij worden gebruikt om duurzame energie op te wekken? Kan deze duurzame energie misschien zelfs een substantiële bijdrage leveren aan de energievoorziening van alle huishouden rondom de Grevelingen? Hoe kan de toeristische sector profiteren van de mogelijkheden die dit biedt? Wat zijn de kansen voor recreatie? Hoe kan vanuit wonen en werken worden ingespeeld op de behoefte aan economische dynamiek? Deze vragen worden in dit rapport achtereenvolgens beantwoord in de hoofdstukken 3 tot en met 6. In hoofdstuk 7 volgt een aantal concrete projecten voor het realiseren van de toekomstvisie van een groen-blauw Grevelingen. De bijdrage van deze projecten aan de werkgelegenheid wordt in hoofdstuk 8 beschreven.
Er liggen in de regio meer dan voldoende kansen voor het ontwikkelen van de Grevelingen tot groen-blauwe motor voor innovaties. De investeringsbedragen gaan de reikwijdte van de regio ver te boven en vergen daarom een gezamenlijke inspanning van zowel de diverse overheden als de private sector. Deze investeringen zorgen voor substantiële effecten op de werkgelegenheid. In een rapportage van Ecorys (hoofdstuk 8) zijn zowel de tijdelijke als structurele werkgelegenheidseffecten doorgerekend. Maatgevend voor de tijdelijke effecten is de omvang van het investeringsbedrag. Deze investeringen (publiek en privaat) worden grofweg geraamd op circa € 1,2 tot € 1,5 miljard. Met de realisatie van de verschillende projecten voor de regio zijn vervolgens in totaal circa 2190 tot 2920 fte’s gemoeid. De structurele bijdrage van de ontwikkelingschets en de bijbehorende projecten aan de lokale en
8
Water en getij ‘Méér dynamiek in de Grevelingen’
2.1 Inleiding
Het peilbeheer De waterstand op de Grevelingen wordt binnen een zekere bandbreedte door het peilbeheer bepaald. Water vanuit de Noordzee stroomt via de Brouwersluis in de Grevelingen. Hiermee wordt het peil geregeld. Deze sluis staat vrijwel jaarrond open (met uitzondering van enkele weken in het najaar) ten bate van de algehele waterkwaliteit en ecologie (o.a. vismigratie). Het vaste streefpeil van het Grevelingenmeer ligt rond NAP –0,20 m. Deze waarde kan fluctueren aan de uiteinden van het meer bij krachtige aanhoudende wind uit westelijke of oostelijke richting. Omwille van de kustvogels wordt in het voorjaar gestreefd naar een lager peil, dat schommelt rond NAP –0,26 m. Het vrijkomend areaal drooggevallen gebied dient als broed- en fourageergebied. In het najaar en de winter wordt het peil juist enigszins opgezet ten behoeve van verzilting van de oevers. Oeverbegroeiing wordt hiermee tegengegaan wat ten goede komt aan het genoemde broedgebied. Uit de omringende polders wordt water via gemalen op het meer geloosd. Deze lozingen leveren geen substantiële bijdrage aan de waterstand.
Sinds eind 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Die moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. De Grevelingen valt onder stroomgebieddistrict Schelde en is met deze opgave belast. De uitvoering van de KRW vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau. In dat kader heeft de Deltaraad in 2003 een integrale visie voor de Deltawateren opgesteld, genaamd “Delta Inzicht”. Hierin staat dat de Delta, waar de Grevelingen onderdeel van uitmaakt, dynamischer moet worden. “Van mozaiek naar aquarel”, is het nieuwe adagium. De vraag is of het mogelijk is om aan deze opgave te voldoen, met behulp van het terugbrengen van gedempt getij. De visie maakt duidelijk dat met de Grevelingen een nieuw tijdperk moet worden ingegaan. Dit betekent dat er met volledig behoud van de veiligheid meer water moet gaan stromen (dynamiek), zodat kleinschaligheid en compartimentering in het gebied worden beëindigd (creëren van robuust systeem). In dit deelrapport zal de verkenning naar herstel van dynamiek met behulp van gedempt getij nader toegelicht worden.
Getij buitenzijde Grevelingen Het gemiddeld hoogwater aan de zeezijde van de Brouwersdam bedraagt circa NAP +1,43 m; het bijbehorend gemiddeld laagwater bedraagt NAP –1,03 m. Er is dus buitengaats een gemiddelde getijslag (verschil tussen hoogwater en laagwater) van bijna 2,5 m. Aan de andere kant van de Grevelingen, dus aan de oostzijde van de Grevelingendam, wordt het getij bepaald door de waterstanden in de Oosterschelde. Het gemiddeld hoogwater is daar NAP +1,62 m met als gemiddeld laagwater NAP –1,38 m (getijslag: 3 m). Omdat de looptijden van het getij verschillen is er een faseverschil tussen de getijden op deze twee plaatsen.
2.2 Inventarisatie watersysteem Grevelingen De totale oppervlakte van het Grevelingenmeer is circa 14.000 ha. Dat is inclusief ruim 3000 ha permanent drooggevallen gebied. De gemiddelde waterdiepte is ongeveer 5 m (over 11.000 ha), met een maximale diepte van circa 48 m. De totale inhoud van het systeem is ongeveer 560 miljoen m3. Er is een geulenstelsel met aanliggende ondiepten aanwezig dat nog stamt uit de tijd dat de Grevelingen een estuarium was (voor de afsluiting in 1971).
De bestaande doorlaatmiddelen De Brouwerssluis De doorlaatsluis in de Brouwersdam: twee kokers met een totale lengte van 195 m. In het middendeel zit over een lengte van 20 m een
10
breed. Hiermee is het totaal oppervlak circa 2000 m2. De drempel ligt op NAP –5,50 m. De doorstroomopening van de sluis is circa 90 m2. In de beginperiode van het Grevelingenmeer tot de realisatie van de Brouwerssluis werd de schutsluis ook gebruikt voor het peilbeheer. Dat is thans niet meer het geval.
vernauwing met schuiven (breedte 6 m en hoogte 4,5 m). Aan weerszijden van de vernauwing neemt de breedte en hoogte toe tot respectievelijk 6 m en 7 m en vervolgens geleidelijk tot 8 m en 7,4 m. Over de laatste gedeelten blijft de hoogte constant (7,4 m), en neemt de breedte van de stroomkokers geleidelijk toe tot 12,8 m bij de opening. De drempel ligt op NAP –11,00 m. De capaciteit als getij-gemiddelde bedraagt circa 140 m3/s bij inlaten en 120 m3/s bij spuien. Naast de kokers van de doorlaatsluis bevindt zich een vissluis bestaande uit 1 koker, inwendig 2 x 2 m, die zich aan de zeezijde vertakt in twee ronde kokers, die op twee verschillende niveaus, NAP –5,0 m en NAP –10,5 m, uitmonden. De vissluis is sinds 1999 niet meer in gebruik.
Oevers De eilanden, recreatiegebieden en slikken op de Grevelingen zijn voornamelijk vlakke laaggelegen gebieden. Met uitzondering van de slikken van Flakkee is 75% van de oevers voorzien van vooroeverbescherming. Daar waar vooroeverbescherming is geplaatst is bovendien 80% voorzien van directe oeverbescherming. Alle aanliggende oeververdedigingsconstructies hebben primair als functie om de erosie van de oever tegen de gaan en daarmee de oever te fixeren. De oeververdedigingsconstructies wor-
De Flakkeese spuisluis (“de hevel”) De hevel is destijds aangelegd voor het op peil houden van het zoutgehalte van het Zijpe tijdens de compartimenteringswerkzaamheden. Hierbij werd water uit het Grevelingenmeer naar het Zijpe gespuid. De hevel is sinds 1987 niet meer gebruikt. De spuisluis bestaat uit 6 kokers met een breedte en hoogte van 3,2 m. De drempel ligt op NAP –5,75 m, hevelknie op NAP +3,00 m en hevelkroon op NAP +6,20 m. De capaciteit is etmaalgemiddeld circa 70 m3/s (peilfluctuatie orde 4 cm). Rijkswaterstaat is plannen aan het uitwerken voor het aanpassen van de hevel. In 2008 zou de aangepaste hevel dan weer in gebruik kunnen worden gesteld en bijdragen aan een actief peilbeheer door in 2 richtingen te kunnen spuien. Het is de bedoeling om met de herinrichting van de bestaande hevel rekening te houden met andere toepassingsmogelijkheden, zoals een testfaciliteit voor laag verval turbines.
den aangelegd op het niveau van het waterpeil, aangezien door de golfaanval op deze hoogte de zwaarste aanval optreedt. In het Grevelingenmeer zijn de aanliggende oeververdedigingen van de secundaire dijken uit het tijdperk dat er getij was, van voor 1970. De aanliggende oeververdedigingen van de eilanden en recreatiegebieden zijn ontworpen op het vaste peil van NAP –0,20 m. Vaak in combinatie met aanliggende oeververdediging heeft men vooroevers aangelegd. Deze vooroeververdediging heeft als functie om de door de wind ontstane golfslag weg te nemen. De afstand tot de waterlijn is variërend van enkele meters tot tientallen meters. Op de oeverlijn van de indirect verdedigde oevers vindt nog steeds erosie plaats, hoewel deze wel minder wordt. De snelheid van de erosie is afgenomen van lokaal maximaal 1,9 m/j in de periode 1980-1990 tot 0,5 m/j in de periode 1990-2001. De toename aan ondiep water gebied is in beide onderzoeksperiodes het gevolg van oeverlijn erosie, hetgeen samengaat met een afname aan droog gebied. De oeverlijn voor de onverdedigde oevers heeft zich in de periode van 1980-1990 gemiddeld 0,78 m/j landwaarts verplaatst, terwijl de
De schutsluis Bij Bruinisse bevind zich de “Grevelingensluis”. Deze biedt de mogelijkheid om met vaartuigen het gebied binnen te komen en te verlaten. De sluis is gesitueerd in de Grevelingendam. Afmetingen van de sluis zijn 125 m lang en 16 m
11
ondiepwaterlijn stabiel was. Dit geldt ook voor de verandering van de grootte van het ondiepwaterareaal. Er is een toename van 13,4 ha in de periode 1980-1990 en een afname van 6,9 ha in de periode 1990-2001. Deze afname wordt voornamelijk bepaald door de Slikken van Flakkee en het oostelijk deel van de Veermansplaat. De oeverafslag die op de Slikken van Flakkee en het oostelijk deel van de Veermansplaat gemeten is blijkt alarmerend groot te zijn. Ruim 50 ha aan droog gebied is hier verloren gegaan. Dit betekent een gevoelig verlies aan waardevol natuurgebied. Deze achteruitgang heeft voornamelijk in de laatste vijf jaar plaats gevonden.
palingvissers om de uittrek van paling vanuit het Grevelingenmeer tegen te gaan. Zij mogen zelf bepalen wanneer de sluis gesloten moet worden; over het algemeen is dit zo rond november. Over het verloop van de palingstand en het effect op de palingstand van deze sluiting zijn geen gegevens. Het zoutgehalte in het meer is lager dan in het buitenwater. Vanaf 1999 is te zien dat het zoutgehalte in het meer, zij het met enige vertraging, veel meer synchroon loopt met het zoutgehalte van de Voordelta. Het zuurstofgehalte in het oppervlaktewater van het Grevelingenmeer varieert van 10 à 11 mg O2/l in de winter tot ± 8 mg O2/l in de zomer. Dit komt voornamelijk omdat water bij hogere temperaturen minder zuurstof kan bevatten. Tijdens de zomer kan het water in de diepere delen van het meer zuurstofarm of zelfs zuurstofloos worden. Dit is echter alleen het geval op diepten van meer dan 15 á 20 meter. In het Grevelingen-
Waterkwaliteit De stratificatie in het Grevelingenmeer houdt de gemoederen van de beheerders al jaren bezig. Het niet mengen van verschillende lagen water is de oorzaak van het verdwijnen van bodemleven uit delen van het Grevelingenmeer. Door stratificatie kan namelijk water van slechte kwaliteit, bijvoorbeeld zonder zuurstof, langdurig een kwalijke invloed op de omgeving uitoefenen. Er is daarom een onderzoek uitgevoerd naar het optreden van stratificatie en zuurstofdeficiëntie in het Grevelingenmeer. Hierbij is vooral gekeken naar de effecten van het veranderde spuibeheer. Er is nagegaan wat de invloed is van de openstelling van de spuisluis in de zomerperiode. Deze spuisluis was ter voorkoming van stratificatie altijd dicht in de zomerperiode. Dit beleid is echter sinds januari 1999 gewijzigd.
meer worden oesters geteeld. Daarvoor moet het water aan bepaalde normen voldoen; één van de eisen waaraan dat zogenaamde schelpdierwater moet voldoen is een zuurstofgehalte van minimaal 5 mg O2/l. Omdat de oesterpercelen niet in de diepere delen van het meer liggen, wordt ruimschoots voldaan aan deze norm.
2.3 Streefbeeld De discussie over het instellen van een peil begint vaak nadat zich een probleem voordoet. De kustbroedvogels hebben ruimte nodig, de zoute vegetatie zou voor het behoud wat vaker moeten overspoelen. Maar sinds de Vierde Nota Waterhuishouding, is er een andere benadering, namelijk het streven naar het herstel van natuurlijke processen, waaronder een natuurlijk peilverloop. Het natuurlijke peilverloop in de Grevelingen (voordat het een meer werd) was eb en vloed, zoals overal langs de kust. Streven naar een volledige situatie van eb en vloed zou het volledig openen van de Brouwersdam betekenen en dat is geen reële optie. De Grevelingen weer onderdeel laten uitmaken
Het unieke van het Grevelingenmeer is dat het een stagnant zoutwatermeer is. Dit betekent echter dat voor de in het meer levende organismen het zoutgehalte min of meer constant gehouden dient te worden. Tevens is een ’norm’ voor het zoutgehalte vastgesteld van minimaal 16 g Cl/l. Aan deze norm is vrijwel altijd voldaan, op enkele uitzonderingen na, als gevolg van veel neerslag of een laag zoutgehalte in de Voordelta. In 1999 is om verschillende redenen besloten de Brouwerssluis permanent open te zetten met uitzondering van ± 6 weken in het najaar. Dit laatste is gedaan op verzoek van de
12
13
2.4 Voorwaarden
van het grote watersysteem, de delta, zou in extreme vorm betekenen dat zowel een groot doorlaatmiddel in de Brouwersdam komt (richting Voordelta), als in de Grevelingendam (richting Oosterschelde en in de toekomst naar rivieren via Volkerak-Zoommeer). Dat einddoel kan in drie fasen worden gevonden. In de eerste fase stroomt alleen water heen en weer door de Brouwersdam en Grevelingendam via de hevel; in de tweede fase kan er zoet water uit het Volkerak-Zoommeer richting Grevelingen stromen; in de derde fase stroomt het beide kanten op. In de visie wordt met name gesproken over deze eerste fase, een doorlaatopening in de Brouwersdam. Om voor de energiehuishouding een bijdrage te leveren is het wenselijk dat er op den duur een getijcentrale komt, waarmee onder normale omstandigheden van getijstromen door laagvervalturbines energie kan worden op-
De in de aanleiding geformuleerde vraagstelling wordt verkend met een aantal uitgangspunten voor de herintroductie van getij. Om antwoord te krijgen op de vraagstelling zijn onderstaande voorwaarden meegenomen in de verkenning: - Veiligheid; de veiligheid van de deltawerken en het achterliggende land blijven gewaarborgd. Eventuele aanpassingen in deltawerken zullen in geen geval het risico verhogen. - Dynamiek; de Grevelingen dient een dynamisch systeem te worden waarbij herstel van gedempt getij uitgangspunt is. - Duurzaamheid; alle mogelijk aangedragen projecten en wijzigingen moeten een duurzaam en integraal karakter hebben die op lang termijn bijdragen aan een veilig en robuust systeem waar natuur, recreatie en energie hun eigen plek krijgen.
gewekt. Als in de toekomst – in een latere fase – problemen ontstaan met de afwatering van de grote rivieren door klimatologische verandering, dan gebruiken we dezelfde centrale als gemaal. In onze visie zijn we dan al opgeschoven naar de tweede en derde fase.
Om mogelijkheden te beoordelen op verschillende deelterreinen zoals onder andere natuur zijn drie varianten voor herstel van dynamiek opgesteld, uitgaande van de voorwaarden die hierboven genoemd worden:
Voorlopig alleen de ingebruikname van de hevel en een aanpassing aan de Brouwersdam bijvoorkeur in de vorm van een grotere doorstroomopening voor meer dynamiek. Gedacht kan worden aan het ombouwen van het noordelijke deel van de Brouwersdam eventueel tot getijcentrale annex stormvloedkering. Om ervaring op te doen kan overigens worden gestart met een pilotproject. De visie gaat verder. Er wordt niet alleen aan herstellen van de beweging van water in west-oost richting (Noordzee-Grevelingen) gedacht, daarnaast worden ook de overgangen van water naar land in de Grevelingen versterkt. Geen harde barrières meer, maar robuuste zones, waarin de bescherming tegen overstroming op de lange termijn beter kan worden gewaarborgd en waarbij bovendien prachtige gebieden met broedvogelhabitats en volop natuurgebieden die ontwikkeld kunnen worden, dit alles in combinatie met een internationale aantrekkingskracht voor recreatie en toerisme.
Variant 1 Huidige situatie: er worden geen nieuwe doorlaatopeningen gemaakt, er wordt enkel geoptimaliseerd. Peilvariaties zijn in zoverre mogelijk door gebruik te maken van de bestaande sluizen en hevels. Deze variant kent twee subvarianten: - Variant 1a: geen gebruik van de hevel in de Grevelingendam; - Variant 1b: wel gebruik van de hevel (dit wordt mogelijk na 2008 als de renovatie van de bestaande hevel is gerealiseerd) Omdat deze variant in praktijk een minimaal verschil in peilfluctuatie teweeg zal brengen worden deze varianten a en b in de vervolgtekst variant 1 genoemd waarbij specifiek genoemd zal worden of de hevel erbij betrokken is of niet.
14
Variant 2
viteit en het robuuste karakter) van estuaria kan heel groot zijn. Ook voor de waterkwaliteit is een goede doorstroming belangrijk. Tenslotte zijn natuurlijke systemen beter in staat om extremen in de klimatologische omstandigheden op te vangen. Het drukken van een natuurlijk systeem in een harnas van dammen en dijken, maakt het gebied daar juist erg kwetsbaar voor. De verwachte klimatologische verandering (zeespiegelstijging, temperatuurstijging en neerslagintensiteit zijn daar gevolgen van) vormen een extra aanleiding om de mogelijkheden voor herstel van eigenwaarde van de Grevelingen te verkennen. Daarbij hoeft de aanwezigheid van een uitgekiend stelsel van dammen geen concessies te doen aan de veiligheid.
Ten opzichte van de huidige situatie (variant 1) wordt nu de doorlaatopening van de Brouwerssluis vier keer zo groot gemaakt in combinatie met de hevel die dan naar 2 kanten kan spuien.
Variant 3 In deze variant wordt een doorlaatopening gecreëerd in de Brouwersdam die samen met de hevel een noemswaardige peilfluctuatie te weeg brengt. Hoeveel water er in een getijdencyclus gaat stromen hangt af van de doorstroomoppervlakte, de vorm van de opening (gestroomlijnd of niet) en natuurlijk van het peilverschil. Hoe meer water er door de dammen stroomt, des te groter wordt de dynamiek op de Grevelingen.
2.6 Resultaten en effecten
2.5 Aanpak
2.6.1 Resultaten Resultaten zijn verkregen met het doorrekenen van de varianten met een hydrologisch model. Voor variant 3 is het bestaande model niet geschikt en zijn op basis van kombergingbeschouwing verschillende resultaten berekend. De resultaten van het doorrekenen zijn te vinden in de bijlage.
Onderzocht zal worden wat de fysieke voorwaarden en mogelijkheden zijn om in de Grevelingen getijbeweging terug te krijgen. Het gaat daarbij niet om het terugkrijgen van de situatie voor de afsluiting van de Grevelingen in 1971. Dat zou immers betekenen dat alle afsluitdammen volledig zouden moeten worden verwijderd. En daar is omwille van de veiligheid tegen overstromingen en alle andere bestaande belangen in het gebied, uiteraard geen sprake van.
In tabel 2.6.a staan de resultaten van de stromingsberekeningen samengevat. Tenzij anders aangegeven zijn de getallen van toepassing voor de hele Grevelingen. In variant 1 is het belangrijk te weten dat het net zo goed mogelijk is om deze geringe fluctuatie te handhaven rond een vast van NAP –0.20 m. Hierbij zal een minimale afname zijn van de fluctuatie dan wat in de tabel wordt weergegeven voor fluctuatie rond NAP.
De weeffouten herstellen Gezocht is naar de mogelijkheden om (eventueel) via nieuw te bouwen doorlaatopeningen in de bestaande dammen, aan de hand van genoemde varianten, een gedeeltelijk herstel van getij te krijgen. Hierdoor kan veiligheid samengaan met hestel van de “natuurlijke eigenwaarde” van het gebied. Deze “natuurlijke eigenwaarde” kent overigens vele dimensies waarop in het hoofdstuk Natuur verder wordt ingegaan. Zo waren van oudsher de ondiepe estuaria waar ook de Grevelingen toe behoorde een ecologische broedmachine van jewelste. De ecologische draagkracht (producti-
Er is weinig ruimtelijk verschil omdat het vullen en ledigen gelijkmatig verloopt. Er is nauwelijks sprake van opslingering of demping. Het gebied is daarvoor te klein ten opzichte van het amplitude. Voor de berekeningen van variant 3 is uitgegaan van een normale afvoercoëfficiënt (0,80). Het is mogelijk om met een hogere afvoer-
15
coëfficiënt te rekenen (bijvoorbeeld 1,35) als er geen rechte doorlaatkanalen worden gebruikt, maar kokers met tuitvormige toe- en uitstroomsecties (de zogenaamde venturi-vorm). Het voordeel hiervan is dat er aanzienlijk minder stromingsverliezen optreden, waardoor er meer water bij hetzelfde verval door de openingen kan stromen. Deze variabelen dienen nader onderzocht te worden in een dieper gaande studie.
onder het gemiddeld peil reikt. Het amplitude is bij de eerste twee varianten zo gering, omdat het lang duurt voordat het water door de relatief kleine openingen in de Brouwerssluis en hevel de Grevelingen kan instromen. Het structureel stapelen van getij, zodat in de Grevelingen een groter getijslag ontstaat, maar met een langere golflengte (bijv. 36 uur of 4 dagen), is vanuit ecologisch perspectief geen interessante optie en zal daarom buiten beschouwing gelaten worden in de verdere verkenning. Wel is de mogelijkheid aanwezig om op deze manier natuurlijke situaties als frequent hogere waterstanden na te bootsen.
2.6.2 Effecten en kansen Kansen voor stapelen van getij In plaats van tijdens ieder getij het water ook weer naar zee te laten terugstromen, kan het water ook op de Grevelingen worden vastgehouden. Met het volgende getij kan er dan weer extra water worden ingelaten. Andersom kan trouwens ook, waardoor ieder getij het waterpeil iets lager komt te staan. Het resultaat hiervan is dat er een grotere amplitude op de Grevelingen mogelijk is, waarbij de “cyclustijd” aanzienlijk langer wordt. Gebruiken we bijvoorbeeld drie op-
Kansen voor areaal droogvallend gebied Door het gedeeltelijk terugbrengen van getij op de Grevelingen zullen bepaalde gebieden tijdens een getij droogvallen en onder water lopen, het zogenaamde intergetijdengebied. Dit intergetijdengebied heeft een grote ecologische waarde. Op grond van de beschikbare gegevens is onderzocht hoe groot het intergetijdengebied is in de verschillende varianten. Het betreft een eerste schatting, omdat er op het moment onvoldoende up-to-date gedetailleerde hoogte-informatie van het gebied rondom NAP beschikbaar is. In tabel 2.6.c staat aangegeven hoeveel hectare in de drie varianten een bepaald percentage van
eenvolgende getijden, dan is de cyclustijd namelijk 3 keer een halve dag, dus 1,5 dag. In tabel 2.6.b staan de bevindingen samengevat. Een getijslag met een amplitude van 20 cm, betekent dat de waterstand 10 cm boven en 10 cm
Tabel 2.6.a Resultaten waterstanden Grevelingen met verschillende varianten
de tijd droogvalt. Uiteraard verschilt ook het totale oppervlakte intergetijdengebied per variant, omdat dat immers afhangt van de waterstandvariaties. Wanneer het areaal intergetijdengebied opgesplitst wordt in verschillende hoogtes en vervolgens voor iedere hoogtezone wordt uitgerekend hoe lang die zone droogvalt tijdens een getij, dan kunnen we uitrekenen hoeveel oppervlakte hoeveel uur ieder getij droogvalt. Dat noemen we de foerageercapaciteit, omdat het aangeeft hoeveel “foerageer-gelegenheid” er is voor onder andere steltlopers. De resultaten staan in de laatste rij van de tabel samengevat.
in de bovenlaag met de wind mee geblazen. Naast een grootschalige waterstandopzet (het wateroppervlak staat dan wat “scheef ”) ontstaat hierdoor een stroming in de tegengestelde richting in de diepere waterlagen. Tijdens westenwind van minimaal kracht 7 Beaufort, kunnen deze snelheden oplopen tot maximaal 20 cm/s. Alleen de snelheden van variant 3 zijn van deze zelfde orde van grootte (of meer). Om een eerste indruk te krijgen van de opwoeling van slib onder toekomstige situaties met herstel van getij zou daarom kunnen worden gekeken naar de huidige situatie tijdens harde westenwind. Locale waarnemingen tonen aan dat er nauwelijks sprake is van vertroebeling van het water bij harde westenwind. Ervaren duikers in het gebied melden hetzelfde. Alleen bij de inlaatopening van de Brouwerssluis en uitstroomopeningen van ge-
De enorme toename in de berekende foerageercapaciteit in variant 3 is in ecologisch opzicht een grote verbetering en het meest wenselijke voor kustvogels. Zoals verwacht neemt de foerageercapaciteit toe met toenemende getijslag.
malen kan tijdelijk het zicht minder zijn, dit heeft dan meer te maken met de lokaal wat sterkere (inlaat-)stroming en water afkomstig uit poldersystemen. Hieruit kan worden aangenomen dat er in de drie varianten weinig extra opwoeling
Effecten op opwoelen van bodemmateriaal (slib) In de huidige situatie staat het water in de Grevelingen niet stil. Als het waait wordt het water
Tabel 2.6.b Getijslag bij het stapelen van getij met verschillende tijden en varianten Getijslag over: 1,5 dag 2,5 dag 4 dagen
Variant 1 15 cm 25 cm 40 cm
Variant 2 65 cm 100 cm 150 cm
Tabel 2.6.c: Areaal droogvallend gebied per variant
Variant 1
Variant 2
Gem. hoogwater spring
NAP +0,03 cm
NAP +0,14 cm
NAP +0,75 cm
Gem. hoogwater
NAP +0,03 cm
NAP +0,13 cm
NAP +0,65 cm
Gem. hoogwater dood
NAP +0,02 cm
NAP +0,12 cm
NAP +0,55 cm
Gem. waterstand
NAP 0 m
NAP 0 m
NAP 0 m
Gem. laagwater
NAP –0,02 cm
NAP –0,13 cm
NAP –0,35 cm
Variant 1 (via bestaande Brouwerssluis)
Variant 2 (Brouwerssluis 4 x met hevel)
Variant 3 (vrije opening 1850 m2 met hevel)
Oppervlakte intergetijdengebied (totaal)
100 ha
550 ha
2200 ha
Opp. dat 10% van de tijd droogvalt
10 ha
60 ha
90
Opp. dat 25% van de tijd droogvalt
25 ha
140 ha
410 ha
Opp. dat 50% van de tijd droogvalt
50 ha
310 ha
1100 ha
Opp. dat 75% van de tijd droogvalt
75 ha
450 ha
1800 ha
Opp. dat 90% van de tijd droogvalt
90 ha
510 ha
2140 ha
zone die droogvalt 10% van de tijd (tov NAP)
-0,10 tot -0,09
-0,16 tot -0,12
-0,50 tot -0,45
zone die droogvalt 50% van de tijd (tov NAP)
-0,10 tot -0,06
-0,16 tot -0,01
-0,50 tot +0,03
zone die droogvalt 90% van de tijd (tov NAP)
-0,10 tot -0,03
-0,16 tot +0,10
-0,50 tot +0,50
Foerageercapaciteit (zie uitleg hieronder)
2.000 m2 uur/getij
6.700 m2 uur/getij
28.400 m2 uur/getij
Variant 3
Getijslag per gemiddeld getij in het westen
5 cm
23 cm
95 cm
in het oosten
5 cm
27 cm
110 cm
Globale max. stroomsnelheden
2 cm/s
7 cm/s
20 cm/s
Locale max. stroomsnelheden (in het directe
5 cm/s
10 cm/s
40 cm/s
uitstroomgebied zijn de snelheden groter)
) Gegeven waterstanden zijn vrijwel gelijk bij instandhouding huidig streefpeil, hiervoor dient bij waterstanden 20 cm afgehaald te worden.
1)
1
16
Variant 3 150 cm 200 cm 250 cm
1)
Deze getallen zijn verkregen door middel van lineaire interpolatie van 0 ha tot 100 ha (totaal oppervlak)
17
ha
van slib is te verwachten. Feitelijk stroomt het water daarvoor nog te langzaam. Als er nauwelijks extra sediment van de bodem wordt opgewoeld zal eventuele sedimentatie in afgeschermde gebieden (zoals jachthavens) niet daardoor worden veroorzaakt. Het is wel mogelijk dat er met het zeewater meer sediment wordt geïmporteerd, zoals zwevend materiaal. Het sediment dat naar binnen komt zal zich naar verwachting vooral in de geulen direct achter het inlaatmiddel afzetten en fijner materiaal in de meer diepere geulen. In een vervolgstudie moet onderzocht worden of er substantiële verslibbing van het toekomstige intergetijdengebied verwacht kan worden.
de afsluiting van de Grevelingen was dat ongeveer 400 miljoen m3/getij (situatie 1959). Er is dus altijd nog een reductie van circa 70 procent ten opzichte van de oude natuurlijke situatie (de situatie waarbij de huidige platen en ondiepten zijn gevormd). Hoe precies de opbouw en afbraak van hogere gebiedsdelen plaats zal vinden, is tot op heden nog onvoldoende bekend. Mede daarom is er bijvoorbeeld nog geen goede oplossing gevonden om de dreigende teloorgang van het intergetijdengebied in de Oosterschelde te stoppen. Regelmatig suppleren is een optie, maar dat heeft nadelen voor het bodemleven dat dan wellicht te vaak met sediment wordt bedekt. Een andere optie is om de bestaande oeververdediging aan te passen. Er kan voor gekozen worden om op enkele plaatsen stevigere verdedigingen of drij-
Effecten op erosie van oevers De natuurlijke oevers in de Grevelingen zijn voor een deel beschermd. Dat is nodig omdat bij een vast peil alle lokaal opgewekte golfenergie aangrijpt op de waterlijn. Bij een variërende waterstand wordt de golfenergie over een groter gebied verdeeld, zodat de aanval op één specifieke hoogte afneemt. Voor een natuurlijk systeem is een getijdenslag gunstig voor de stabiliteit van de oever. Het maximaal toelaatbare peilverschil waarbij de kwaliteit van (voor-) oeververdediging die ontworpen is voor een vast peil van NAP –0.20 m gewaarborgd blijft is verschillend per locatie i.v.m. verschillende ontwerpdiepte. In het algemeen zal een amplitude van maximaal 25 cm rond NAP –0,20 m (met daarbij rekening houdend met windopzet) het maximaal haalbare zijn om met de bestaande ontwerpen de kwaliteit en functie te waarborgen. Effecten op morfologie In een natuurlijk dynamisch systeem is sprake van samenhang in erosie en sedimentatie van hoger gelegen gebieden, platen en geulen, zogenaamde morfodynamiek. Zelfs in de meest verstrekkende variant 3 is er nog geen sprake van herstel van de natuurlijke situatie. Het zogenaamde getijvolume in variant 3 (dat is de hoeveelheid water die tijdens de vloedfase door de getijcentrale het gebied instroomt) bedraagt ongeveer 120 miljoen m3/getij. In de situatie vòòr
18
2.7 Conclusie
dige morfodynamiek zal uitkomen. Dit geldt niet voor variant 3, waarbij een merkbare invloed op de morfologie is te verwachten. Van groot belang voor de morfologie van de Voordelta is de interactie tussen de getijdenstromingen voor de kust langs en de in- en uitgaande getijdenstroming. Dit zal nader moeten worden onderzocht.
De Grevelingen kan, zoals de visie en achterliggende verkenning aangeeft, toonaangevend zijn in de Delta. Let’s get back to the Flow! Het herstellen van de schoonheid van stromend water en tegelijkertijd in toom houden. Stromend water als basis voor een gezonde en robuuste omgeving. Robuust ten aanzien van natuurlijke ontwikkelingen en gezond om de gebruiksmogelijkheden voor recreatie, visserij en verblijf, locale economie en beleving kracht bij te zetten.
In het hoofdstuk 3 zal verder worden ingegaan op de effecten van genoemde varianten op ecologische systemen. Effecten op bestaande voorzieningen Voor de huidige gebruikers van de Grevelingen, voornamelijk recreanten, zullen de effecten van een herstelde getijbeweging merkbaar zijn. Dit geldt vooral voor variant 3, waar het peilverschil het grootst zal zijn. Alle reeds bestaande voorzieningen zijn ont-
vende oeververdediging aan te leggen die tevens een andere gebruiksfunctie krijgen (bijvoorbeeld recreatief ). In de luwte daarvan kunnen dan kansen komen voor natuurlijke aangroei, ook boven de gemiddeld laag waterlijn. Op andere plaatsen kan gekozen worden voor een toename van het oppervlak ondiep water. Dat dit kan onder andere met vooroeververdediging, zo zagen we reeds op de Veermansplaat. De bodemcontouren hoeven niet overal voor eens en altijd constant te blijven. Als water weer mag stromen, moet de bodem ook in dynamiek kunnen zijn! Het gaat immers vooral om het behoud van een zeker areaal intergetijdengebied en een daarvan af te leiden foerageercapaciteit. In een gedetailleerde vervolgstudie dienen de mogelijkheden voor lokaal maatwerk te worden onderzocht. Er zijn voldoende aanknopingspunten om het doembeeld van “platen achter dijken” te vermijden.
worpen uitgaande van een vast peil van NAP –0,20 m met daarin een zekere bandbreedte voor fluctuaties. Ook de ontwerphoogte van de vaste steigers van de jachthavens (Marina Port Zélande, Herkingen, Bruinisse, Scharendijke en Brouwershaven) is hierop berekend.
Als er weer water in en uit de Grevelingen gaat stromen zal ook de morfologie van het mondingsgebied van de Grevelingen veranderen. Dit zal het sterkst zijn in variant 3. Bij variant 1 en in zekere mate ook variant 2, is nauwelijks een verandering van de morfologie te verwachten. Althans niet één die buiten de grenzen van de hui-
Deze en andere effecten moeten nader onderzocht worden in een planstudie.
In een ideale eindsituatie komen er drie doorlaatmiddelen waar het water in twee richtingen doorheen kan stromen. Eén in Grevelingendam (de Flakkeese spuisluis, eventueel met proefopstelling laagverval turbine), de tweede in de Brouwersdam die de verbinding herstelt met de Noordzee (met een getijdencentrale) en één in de Grevelingendam die de verbinding herstelt via het Volkerak-Zoommeer naar de grote rivieren (voor een estuariene karakter met zoet-zout gradiënt op de Grevelingen). De verbinding tussen rivieren en zee is dan weer aanwezig en de getijcentrale in de Brouwersdam kan dan in tijden van “zoete watersnood” bovendien als gemaal dienen.
Andere voorzieningen waar een fluctuerende waterstand invloed op zal hebben zijn: - Bereikbaarheid jachthaven Battenoord; - Eilanden en grotere gebieden met een maaiveld lager dan NAP +0,5 m (zoals Dwars in de weg, en Markenje); - Afwateringscapaciteit gemaal Dreischor en rioleringstelsel Port Zélande; - Maaiveldhoogte van recreatiegebieden en stranden (De Punt, Port Zélande, Kabbelaarsbank, Grevelingendam, etc); - Mogelijkheden om af te meren bij de eilanden; - Kwelstromen naar achterliggende polders.
Die ideale situatie is voorlopig niet opportuun. Daarvoor zal onder andere eerst de waterproblematiek van het Volkerak-Zoommeer in al zijn dimensies moeten zijn opgelost. Een tussenfase waarbij het water slechts in één richting door de Grevelingendam kan stromen (richting Grevelingen vanuit Volkerak-Zoommeer) is voorlopig niet aan de orde. In de verkenningen die binnen in deze ontwikkelingsschets zijn uitgevoerd, is alleen gekeken naar de eerste fase met een opening in combinatie met een getijdencentrale in de Brouwersdam. De andere fasen zijn een optie voor de lange termijn.
19
2.7.1 Investeringen
staande twee kanalen. De éénmalige investeringskosten voor deze variant worden voorlopig geraamd op € 60 miljoen. Hierbij wordt uitgegaan van 3 maal de aanleg van het huidige object. Als referentie voor kostenraming is gekeken naar de Katse Heule in het Veerse Meer.
Alle veranderingen die een toename van meer dan 0,30 m boven of onder het huidige streefpeil in het waterpeil teweegbrengen, zullen op bestaande objecten een noemenswaardige (merendeels negatieve) invloed hebben. Een voorbeeld van een logische maatregel is het drijvend maken van de bestaande vaste afmeersteigers. Dat is op zich geen technisch probleem, maar vraagt wel investeringskosten. Een globale schatting van de aanpassingskosten geeft een bedrag van circa 30 miljoen Euro (variant 3). In variant 1 en 2 (alleen verbreden van de Brouwerssluis) zijn deze kosten voor de kunstwerken en voorzieningen aanzienlijk lager, orde € 1 miljoen.
Getijdencentrale In variant 3 kan in het noordelijk deel van de Brouwersdam een getijdencentrale worden gerealiseerd. Bij dit object horen tevens stroomgeleidingsdammen, bodembescherming, enz. De investeringskosten voor een getijdencentrale wordt geraamd op € 240 miljoen: Turbogeneratoren en elektrische installaties tbv getijcentrale: € Civiele werken: €
Civiele werken Voor het realiseren van getij is in dit hoofdstuk diverse malen gesproken over de hevel, een getijdencentrale en een vergroting van de Brouwerssluis als mogelijke opties. In deze verkenning is tevens een globale verkenning gedaan naar de geschatte investeringen voor dergelijke civiele werken. Voor elk van de bovenstaande objecten is een quickscan uitgevoerd die in kaart brengt wat er bij eventuele realisatie komt kijken en wat ze ongeveer kosten. Het betreft hier een eerste verkenning. In een eventueel volgende planstudie dient dit verder onderzocht te worden.
105 miljoen
Subtotaal: Bijkomende kosten (w.o. netaansluiting) 30%
€
80 miljoen 185 miljoen
€
55 miljoen
Totaal alle kosten:
€
240 miljoen
Schutsluis Een schutsluis naast de Brouwerssluis aansluitend op de geul Brouwers Gat, ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart is binnen iedere variant een mogelijkheid. De éénmalige investeringskosten hiervoor worden voorlopig geraamd op € 30 á 40 miljoen. Dit is afhankelijk van de afmeting en de te kiezen doorgang voor het verkeer (beweegbare brug of variabele rijstroken met by-pass). Gebruikskosten worden geraamd op € 0.5 miljoen per jaar.
Hevel Verwacht wordt dat in 2008 de hevel in gebruik wordt genomen, zodat de aangepaste hevel water kan spuien in beide richtingen. Voorheen werd de hevel enkel gebruikt om water van de Grevelingen bij een te hoge waterstand op de Oosterschelde te lozen. Om dit object in 2 richtingen te laten functioneren dient de hevel aangepast te worden. Er is door Rijkswaterstaat een bedrag van € 3 miljoen geraamd om dit in 2008 te realiseren.
In de projectenlijst is een overzicht van genoemde projecten met investeringen opgenomen.
Brouwerssluis Om de Brouwerssluis te vergroten tot 4 maal de huidige capaciteit (variant 2) zijn er zes nieuwe doorlaatkanalen benodigd naast de reeds be-
20
Natuur ‘Méér dynamische natuur in de Grevelingen’
3.1 Inleiding
het Brouwershavense Gat permanent zijn drooggevallen. Door op- en afwaaiing kunnen zich langs de oevers waterstandschommelingen van enkele tientallen centimeters voordoen en golven kunnen daar ook aanleiding geven tot flinke oeverafslag. Grote delen van het gebied zijn daarom in de afgelopen decennia voorzien van oeververdedigingen, die deels op de kant liggen, maar deels ook het karakter hebben van een vooroeververdediging in het water.
3.1.1 Vraagstelling De Grevelingen is een natuur- en recreatiegebied van internationale betekenis. Dit komt onder andere tot uiting in het feit dat dit gebied is aangewezen respectievelijk aangemeld voor de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het is echter de vraag of het behoud van de huidige natuurwaarden in de Grevelingen ook op langere termijn is gegarandeerd. De meest karakteristieke kustvogels gaan er in aantallen op achteruit, omdat hun broedplaatsen minder geschikt worden. Vochtige duinvalleivegetaties en soortenrijke schraallanden kunnen zich alleen handhaven dankzij een gericht begrazings- en maaibeheer. En met de regelmaat van de klok duiken berichten op over de kwaliteit van het water van de Grevelingen, die geleidelijk zou verslechteren als gevolg van stratificatie, die zich in warme zomers op steeds geringere diepten gaat voordoen. Deze problemen zijn ook onderkend op het Grevelingendebat (10 oktober 2005). Als vervolg op dit debat is besloten om na te gaan of het mogelijk is om natuur en recreatie in de Grevelingen zowel in economische als ecologische zin een meer solide basis te geven. Daarbij wordt met name gedacht aan mogelijkheden om de Grevelingen weer te verbinden met de Noordzee, waardoor herstel van getij mogelijk wordt. Deze notitie geeft de resultaten weer van een verkenning van de mogelijkheden om op deze manier het ecologische functioneren van de Grevelingen te versterken en het behoud van de bijzondere natuurwaarden een meer duurzaam karakter te geven.
In de afgelopen decennia hebben zich, op het land zowel als in het water, bijzondere natuurwaarden ontwikkeld. Beide worden gekenmerkt door relatieve voedselarmoede. Het stagnante zoute water is vanwege de lage stroomsnelheden bijzonder helder en mede als gevolg daarvan heeft het gebied zich in de wintermaanden ontwikkeld tot een van de belangrijkste pleisterplaatsen in West-Europa voor visetende watervogels. Als zodanig kan het vergeleken worden met de Limfjord in Denemarken, die de Noordzee met de getijloze Oostzee verbindt en waarmee de Grevelingen ecologisch veel overeenkomsten vertoont. Op de drooggevallen gronden heeft zich na de afsluiting een snelle vegetatieontwikkeling voorgedaan, die op plaatsen waar deze zich geheel spontaan kon voltrekken (bijv. Slikken van Flakkee Noord) geleid heeft tot het ontstaan van bos en struweel. Onder invloed van een gericht begrazings- en maaibeheer hebben zich op de eilanden en het zuidelijk deel van de Slikken van Flakkee soortenrijke graslanden en duinvalleivegetaties ontwikkeld, die qua soortensamenstelling en soortenrijkdom zonder meer uniek in West-Europa genoemd mogen worden. In de eerste jaren na de afsluiting speelden de drooggevallen gronden ook een belangrijke rol als broedgebied voor kust- en zeevogels (dwergstern, grote stern, visdief, kluut, diverse soorten plevieren). In de loop der jaren zijn veel van deze broedgebieden echter minder geschikt geworden en de meeste soorten in aantal sterk afgenomen en in sommige gevallen zelfs helemaal uit de Grevelingen verdwenen. De kustbroedvogels zijn het duidelijkste voorbeeld, dat
3.1.2 De Grevelingen inhoudelijk De Grevelingen beslaat een oppervlakte van circa 14.000 hectare, waarvan ongeveer 11.000 hectare water en 3000 hectare land. Het water heeft het karakter van een uitgestrekt zoutwatermeer met een vast peil van 20 cm –NAP en een wisselende diepte, waarin geen of weinig stroming optreedt. Het land wordt gevormd door voormalige schorren, slikken en platen, die na de afsluiting van
22
de huidige natuurwaarden van de Grevelingen niet los gezien kunnen worden van de afsluiting van de Noordzee in 1971. Veel van de actuele natuurwaarden vertegenwoordigen pionierstadia, die bij het huidige waterhuishoudkundige beheer gedoemd zijn op kortere of langere termijn uit de Grevelingen te verdwijnen. Hun plaats zal dan worden ingenomen door bos, struweel of ruigte. In natuurlijke situaties zijn kustbroedvogels en duinvalleiplanten voor hun voortbestaan afhankelijk van het opslibben en droogvallen van nieuwe schorren, slikken en strandvlakten, waardoor de ontwikkelingscyclus van kustnatuur weer van voren af aan kan beginnen. In een afgesloten Grevelingen met stilstaand water is voor dergelijke processen geen ruimte. De vraag is nu of een verbinding met de Noordzee en herstel van getij en dynamiek in de Grevelingen op een of andere manier in deze leemte kan voorzien en een bijdrage kan leveren aan een meer duurzaam karakter van de bijzondere kustnatuur in de Gre-
dimentatie (zg. morfodynamiek) in de afgesloten deltawateren te herstellen. Herstel van morfodynamiek is alleen mogelijk als de Deltawerken in hun totaliteit grotendeels worden teruggedraaid. Dit is thans een onhaalbare en ongewenste optie en dus moeten oplossingen worden gezocht die passen binnen de kaders van de huidige waterhuishoudkundige infrastructuur van Zuidwest-Nederland. Dat betekent dat herstel van grootschalige morfodynamiek in de Grevelingen niet tot de mogelijkheden behoort. Het impliceert ook, dat rekening moet worden gehouden met een sterke dominantie van (potentiële) oevererosie als gevolg van de aanwezigheid van overgedimensioneerde diepe geulen, die dateren uit de tijd van voor de afsluiting van het Brouwershavense Gat. Een geluk bij een ongeluk is daarbij, dat in de eerste decennia na de afsluiting in de Grevelingen op grote schaal oeververdedigingen zijn aangelegd, die het probleem van de oevererosie beheersbaar gemaakt hebben. Handhaving en goed blijven functioneren van deze oeververdedigingen is dan ook een randvoorwaarde bij het realiseren van de wens tot herstel van getij en dynamiek.
velingen.
3.1.3 Maatschappelijke randvoorwaarden In een natuurlijk estuarium, waar rivieren en de zee elkaar ontmoeten, is sprake van zogenaamde cyclische successie. Waar getij- en rivierstromen langs elkaar scharen worden zand- en slikplaten afgezet, die steeds hoger opslibben. Hieruit ontstaan schorren, strandvlakten en duinen en deze bieden op hun beurt bieden weer volop ruimte aan kustplanten en -dieren om te groeien en te bloeien, te broeden en te foerageren. Eeuwenlang was de Grevelingen onderdeel van een stelsel van riviermondingen en zeearmen, waar zo natuur werd opgebouwd en ook weer afgebroken om ergens anders weer opnieuw te ontstaan.
Idealiter zou herstel van getij en dynamiek in de Grevelingen gepaard moeten gaan met een herstel van een open verbinding naar de grote rivieren, waardoor ook een goed ontwikkelde estuariene zout-zoet gradiënt zou kunnen ontstaan. De beperkte uitwisselingsmogelijkheden met de Noordzee als gevolg van de deltadammen in combinatie met de ge-eutrofieerde toestand van Volkerak-Zoommeer maken het ongewenst de hier bedoelde verbinding te realiseren. De Grevelingen bevat op dit moment helder water, maar heeft tegelijkertijd een labiele nutriëntenhuishouding. Input van grote hoeveelheden nutriënten vanuit het Volkerak-Zoommeer zou de doodsteek betekenen voor de huidige goede waterkwaliteit van de Grevelingen. Om die reden moet een verbinding van de Grevelingen met het rivierengebied buiten beeld blijven totdat de nutriëntengehalten op het Volkerak-Zoommeer tot natuurlijke proporties zijn teruggebracht. Het voorgaande betekent, dat herstel van estu-
Herstel van een dergelijke natuurlijke situatie in de Grevelingen is slechts zeer ten dele mogelijk. Dat heeft te maken met een aantal maatschappelijke randvoorwaarden, die de mogelijkheden voor herstel van natuurlijke processen in dit gebied belangrijk inkaderen. De twee belangrijkste worden hieronder kort gememoreerd: De Deltawerken beperken in belangrijke mate de mogelijkheden om het proces van erosie en se-
23
arien systeem, zoals dat in het verleden in de Grevelingen heeft bestaan op dit moment niet tot mogelijkheden behoort. Deze beperking laat echter onverlet, dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om het karakter van de Grevelingen als zilt kustgebied verder te versterken en uit te bouwen. Daarbij moet niet alleen naar de Grevelingen zelf gekeken worden, maar moeten ook de positieve effecten op bijvoorbeeld Voordelta en Oosterschelde in de beschouwing worden betrokken. Voordelta en Grevelingen zijn nu twee gescheiden kustsystemen, die min of meer onafhankelijk van elkaar functioneren. Door ze te verbinden kan wellicht een meerwaarde worden gecreëerd die ten opzichte van de huidige situatie een plus oplevert. Deze overweging speelt nadrukkelijk mee in de hierna uit te voeren ana-
3.2 Aanpak
3.3 Habitatbeelden
Deze studie heeft het karakter van een quickscan, waarbij op basis van bestaande kennis geprobeerd is de kansen, risico’s en openstaande vragen in beeld te brengen die voor natuur en landschap verbonden zijn aan het herstel van getij en dynamiek in de Grevelingen. Daarbij is vooral in de breedte gewerkt en niet in de diepte. De volgende paragrafen geven dan ook vooral het huidige kennisniveau weer en de daarin aanwezige leemten. Definitieve conclusies kunnen in deze fase nog niet worden getrokken. Wel kunnen kansrijke en minder kansrijke ontwikkelingsrichtingen worden aangestipt.
De ontwikkelingsrichting voor de Grevelingen kent mogelijkheden voor de volgende Europese Habitattypes: - Helder zout water met onderwaterfauna en visetende vogels - Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten - Schorren en vegetaties van zoutplanten - Habitats voor kustbroedvogels - Schraallanden en vochtige duinvalleivegetaties - Wintergastenwijde - Ruigte, struweel en bos
Voor deze quickscan is uitgegaan van de soorten en habitattypen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Daartoe zijn beelden geschetst van de in Europees verband belang-
lyse.
3.1.4 Streefbeeld Het streefbeeld voor een ecologisch duurzame Grevelingen kan als volgt worden omschreven: − Een duurzaam kustwater, dat in verbinding staat met de Noordzee en daarmee dagelijks water uitwisselt in de vorm van een heen en weer gaand getij en waar natuurlijke processen goede leefomstandigheden scheppen voor planten, dieren en mensen. − Een gevarieerd planten- en dierenleven onder en boven water, dat een wezenlijke bijdrage levert aan het behoud van zeldzame planten en dieren op nationale en internationale schaal. Soorten en habitattypen, die bijdragen aan de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 in Zuidwest-Nederland hebben daarbij de voorkeur. − Een open kustlandschap dat de identiteit van het Deltagebied verder versterkt en contrasteert met de stedelijke omgeving van de Randstad, de Brabantse stedenrij en de Vlaamse en Noord Franse stedelijke milieus. − Ruimte en voorzieningen voor mensen om de kustnatuur te beleven, op het water zowel als op het land, uiteraard zonder planten en dieren te verstoren.
rijke habitattypen, die actueel of potentieel (na herstel van getij en dynamiek) in de Grevelingen (kunnen) voorkomen. Vervolgens is nagegaan wat de kansen en risico’s zijn voor het behoud en de verdere ontwikkeling van deze habitattypen bij verschillende scenario’s. Daarbij is ook nagegaan welke mogelijkheden er zijn om in deze scenario’s bepaalde ontwikkelingsrichtingen of kansen te ondersteunen dan wel te mitigeren door maatregelen in de sfeer van natuurontwikkeling of -beheer. Eén en ander is vervolgens afgesloten met een samenvatting.
- Getijslag van 100 centimeter rondom NAP. Ook in dit scenario is uitgegaan van vrije uitwisseling met de Noordzee en is dus sprake van een verhoging van het waterpeil zoals in scenario 2. Met de plaatsing van energieturbines in de Brouwersdam is niet apart rekening gehouden. Er wordt in deze evaluatie uitgegaan van resterend getijslag van 1 meter. Plaatsing van energieturbines heeft mogelijk wel consequenties voor de intrek van (grote) vissen en zeezoogdieren. Ook in dit scenario wordt uitgegaan van het functioneren van de Flakkeese spuisluis. In de scenario’s is niet apart plaats ingeruimd voor het kortstondig opzetten van de waterstand gedurende een beperkt aantal getijcycli (zogenaamd getij stapelen). Deze mogelijkheid is in alle scenario’s aanwezig. Bij een gegeven sluisdiameter in de Brouwersdam biedt zij de mogelijkheid om hogere waterstanden te reali-
In de bijlage staan de verschillende habitattype uitgewerkt.
3.4 Kansen en risico’s bij introductie van getij en dynamiek
seren dan bij normale uitwisseling mogelijk zou zijn. Incidenteel gebruik van deze mogelijkheid in het winterhalfjaar is een interessante optie uit een oogpunt van kusthabitats in de Grevelingen omdat daarmee een stormvloed of calamiteit kan worden gesimuleerd. In onderstaande paragrafen en in de tabellen is hierover op relevante plaatsen een opmerking gemaakt. Het structureel stapelen van getij, zodat in de Grevelingen een (hogere) getijslag ontstaat, maar met een langere golflengte (bijv. 24 of 36 uur), is vanuit ecologisch perspectief geen interessante optie en is daarom buiten beschouwing gelaten.
3.4.1 Intro De kansen en risico’s verbonden aan herstel van getij en dynamiek in de Grevelingen zullen in dit hoofdstuk verder worden verkend. Daarbij is uitgegaan van de scenario’s zoals deze in het hoofdstuk water en getij opgesteld zijn: - Huidige situatie met een vast peil rondom –NAP 0.20 m, waarbij door op- en afwaaiing aan de oevers waterstandsschommelingen optreden in de orde van 20 centimeter. Voor sommige habitattypen is in dit scenario een onderscheid gemaakt tussen een scenario 1a en 1b, afhankelijk van de inzet van de Flakkeese spuisluis (hevel) in de Grevelingendam.
De kansen en risico’s voor de natuur in de verschillende scenario’s zijn per habitattype geanalyseerd. Daarbij is gebleken, dat geen van de beoogde maatregelen belangrijke consequenties hadden voor de in de Grevelingen foeragerende herbivore ganzen, eenden en zwanen. Deze functies spelen zich met name af in de hogere delen van het gebied, waar veranderingen van het peilregime niet of nauwelijks van invloed zijn. Deze aspecten worden hier dan ook verder buiten beschouwing gelaten. De resultaten van de overige analyses zijn en detail weergegeven in de
- Vergroting van de spuisluis in de Brouwersdam met een factor 4, leidend tot een getijslag op de Grevelingen in de orde van 25 cm. Daarbij is uitgegaan van een vrije uitwisseling met de Noordzee, waarbij het waterpeil in de Grevelingen komt te liggen op NAP (dus 20 cm hoger dan thans). Aangenomen wordt, dat in dit scenario ook de Flakkeese spuisluis operationeel is.
24
25
bijlagen 1 tot en met 6. De hoofdlijnen worden hieronder samengevat.
relatief kleine waterstandschommelingen in combinatie met gerichte inrichting en beheer kan de Grevelingen zich ontwikkelen tot een van de toplocaties voor deze soorten in West-Europa. In de afgelopen decennia is er in de Grevelingen veel kennis en know-how opgebouwd waar het gaat om inrichting en beheer van kustbroedvogels. De kennis is er, waar het nu om gaat is die toe te passen. Het probleem op dit moment is, dat de broedbiotopen verouderen, verruigen en door landpredatoren onveilig worden gemaakt. Door nieuwe biotopen doordacht aan te leggen en de waterhuishouding zo in te richten, dat deze biotopen in het winterhalfjaar enkele keren overspoelen ontstaan voortplantingsbiotopen. Bij een doordacht ontwerp en goed beheer kunnen deze veel langer meegaan, dan de biotopen die min of meer bij toeval zijn ontstaan na de afsluiting van het Brouwershavense gat. De mogelijkheid om de waterhuishouding en de inrichting van nieuwe broedbiotopen op elkaar af te stemmen geeft deze kans een dimensie en een schaal, die zijn gelijke in Zuidwest-Nederland niet kent. Met name langs de oevers van de Slikken van Flakkee, de Hompelvoet en Veermansplaat lig-
3.4.2 Kansen voor natuur bij meer getij en dynamiek Herstel van getij en meer dynamiek biedt voor de natuur op hoofdlijnen drie grote kansen: Door de Grevelingen weer structureel met de Voordelta en de Noordzee te verbinden ontstaat een ecologisch meer gevarieerd en completer kustgebied. De estuaria en zeearmen van Zuidwest-Nederland hadden van oudsher een eigen karakter en een eigen ecologische functie binnen het Nederlandse kustgebied. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de kraamkamerfunctie voor de visserij. Relatieve luwte, hogere watertemperaturen en gunstige voedselomstandigheden speelden daarbij een belangrijke rol. In de situatie van een (vrijwel) gesloten Brouwersdam ontwikkelt de kust voor Schouwen en Goeree zich in de richting van een gesloten meer uniforme kust, zoals die aanwezig is tussen Hoek van Holland en Den Helder. Herstel van de uitwisseling met zee versterkt de kustnatuur, niet alleen in de Grevelingen, maar ook in de Voordelta en de Noordzee. De biodiversiteit neemt toe; het meer krijgt een meer marien karakter, waarin zich geen stratificatieproblemen meer voordoen. Anderzijds ontstaan in de relatief rustige en warme Grevelingen paai- en opgroeimogelijkheden voor tal van organismen, die een deel van hun jaar- of levenscyclus in de Voordelta of op open zee doorbrengen. Voorbeelden zijn Ansjovis en Zeekat (Sepia), die zich nu alleen in de Oosterschelde, maar straks mogelijk ook in de Grevelingen kunnen voortplanten. Ook de Kreeft is een soort die zal profiteren van het verbinden van de Grevelingen met de Noordzee.
gen over vele kilometers lengte prachtige kansen voor het creëren van een keten van zandbanken, schelpenstrandjes en lage grindkopjes, die allemaal kunnen functioneren als broedgebied voor kustvogels, die in Europees verband sterk bedreigd worden. Nieuw intergetijdengebied schept foerageermogelijkheden voor steltlopers. Herstel van getij in de Grevelingen biedt mogelijkheden om in de Grevelingen 500 tot bijna 2000 hectare intergetijdengebied te herstellen en zo foerageermogelijkheden te scheppen voor doortrekkende en overwinterende steltlopers. We hebben het hier over een natuurfunctie, die in de Delta als geheel sterk onder druk staat. Onder invloed van de Deltawerken is het areaal intergetijdengebied in de gehele Delta en met name ook in de Grevelingen drastisch afgenomen. Daarnaast wordt het resterende intergetijdengebied in de Oosterschelde nu blootgesteld aan erosie als gevolg van de zogenaamde zandhonger. Op dit moment
De Grevelingen als hotspot voor kustbroedvogels: herstel van getij en dynamiek biedt uitgelezen kansen om voortplantingshabitats voor sterns, plevieren, kluten en andere kustbroedvogels verder te optimaliseren en uit te breiden. Het bijzondere is, dat we daarvoor niet afhankelijk zijn van forse getijamplitudes. Met
26
verdwijnt hier ongeveer 50 hectare intergetijdengebied per jaar. Het is duidelijk, dat deze verliezen niet volledig opgevangen kunnen worden in de Grevelingen. Het is wel zo dat herstel van intergetijdengebied in de Grevelingen een van de meest concrete en effectieve maatregelen is die op dit moment genomen kunnen worden. Waar het gaat om de foerageerfunctie van steltlopers in de Delta heeft Nederland internationale verplichtingen en daarbij telt iedere hectare. Herstel van getij in de Grevelingen kan helpen.
tijdengebied naar diep en ondiep water? In het kader van deze quickscan kan op deze vragen geen definitief antwoord worden gegeven. Oriënterende berekeningen wijzen uit, dat zelfs bij een getijslag van 1 meter de gemiddelde stroomsnelheden in het Grevelingenmeer niet veel hoger zullen zijn dan die welke nu optreden bij windkracht 6. Dit lijkt niet verontrustend. Anderzijds moeten we ons realiseren, dat deze stromingen zich – in tegenstelling tot windkracht 6 – wel het gehele jaar lang en steeds in dezelfde richting voordoen. Een substantieel erosief effect kan dus niet worden uitgesloten. Daarom is nader onderzoek gewenst. Inzicht in de erosieproblematiek kan van doorslaggevende betekenis zijn bij de uiteindelijke besluitvorming of herstel van getij en dynamiek wel of niet wenselijk is.
3.4.3 Risico’s en aandachtspunten Herstel van getij en dynamiek heeft ook een aantal risico’s in zich, waaraan vragen verbonden zijn. Deze worden hieronder opgesomd. Vele van deze risico’s betreffen vraagpunten, die nader onderzoek vragen en waarvan op dit moment niet zeker is of zij echt een probleem zijn. Voor een evenwichtige afweging is het echter wel zaak om ze nu onder ogen te zien.
Is er toekomst voor visetende watervogels? De Grevelingen is op dit moment een helder, voedselarm zoutwatermeer. Herstel van getij zal er waarschijnlijk toe leiden dat het doorzicht (iets?) zal afnemen en dat de productiviteit zal toenemen, door opwerveling van gesedimenteerd slib en import van voedingsstoffen uit zee. Afnemende helderheid leidt mogelijk tot een daling van de aantallen doortrekkende en overwinterende visetende vogels, omdat de zichtcondities (iets) slechter worden. Anderzijds leidt een hogere productiviteit tot de beschikbaarheid van meer voedsel. Dit leidt, gevoegd bij een meer gevarieerde bodem- en visfauna, tot de voorlopige aanname dat de pleister- en overwinteringscondities voor visetende vogels in de Grevelingen en de Voordelta bij herstel van getij en dynamiek niet wezenlijk zullen verslechteren. Het betreft hier echter een aanname, die om nadere onderbouwing vraagt.
Oevererosie een risico? In het hoofdstuk randvoorwaarden is duidelijk aangegeven, dat de Grevelingen een gebied is, waar (oever)erosie potentieel een serieus risico is. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van diepe geulen daterend uit de tijd toen zeestromingen nog vrije toegang hadden. Het systeem van drooggevallen platen en diepe geulen heeft de neiging te egaliseren, met als eindresultaat, dat er een grote ondiepe plas water overblijft zonder eilanden. Om dit te voorkomen zijn oeververdedigingen aangelegd, die de drooggevallen platen en hun vooroevers beschermen. Met name op plaatsen waar bij herstel van getij grotere stroomsnelheden gaan ontstaan, zal herverdeling van sediment plaatsvinden en zal het zand van ondiepten mogelijk verplaatst worden naar diepe geulen. Een belangrijke vraag is op welke schaal dit gaat plaatsvinden en of de stabiliteit van de oeververdedigingen is gegarandeerd. Een vergelijkbare vraag doet zich voor bij de profielontwikkeling van het toekomstige intergetijdengebied. Zal hier sprake zijn van een min of meer stabiele situatie of zal er sprake zijn van grootschalig zandtransport van het interge-
Hoe zal het nieuwe intergetijdengebied en de zoutvegetatiezone zich ontwikkelen? De verwachtingen omtrent de ontwikkeling van foerageermogelijkheden voor steltlopers in het toekomstige intergetijdengebied en de zonering van zoutplantgemeenschappen bij herstel van getij zijn gebaseerd op kennis van getijdensystemen met een amplitude van 2-3 meter. Het
27
is echter niet zeker dat bodemdierpopulaties en vegetatiezoneringen zich op een vergelijkbare manier zullen ontwikkelen bij (sterk) gecomprimerende getijslag van enkele tientallen centimeters tot een meter. Onzekerheden zijn er met name over de dichtheden aan bodemdieren. Ook zijn er vragen over het gedrag van Engels slijkgras in dergelijke situaties. Het is niet ondenkbaar, dat deze soort zich bij een kleine getijslag (veel) sterker gaat ontwikkelen, dan tot nu toe uit schorsystemen bekend was. Deze onzekerheden kunnen belangrijke consequenties hebben voor de foerageermogelijkheden voor steltlopers in deze zone. De voorlopige verwachting is dat er goede foerageermogelijkheden zullen ontstaan, maar dat deze – mede gezien het zandige karakter van de bodem – andere aantallen steltlopers tot gevolg hebben dan in de meest voedselrijke delen van de Oosterschelde. Met betrekking tot Engels slijkgras is de verwachting dat onverwachte dominantieproblemen beheers-
leivegetaties. In dergelijke situaties zouden met behulp van gerichte inrichtingsmaatregelen (bijv. verwijderen struweel en/of plaggen van de toplaag) de geschikte terreincondities voor de bijzondere vegetaties kunnen worden hersteld. Invloed van energieturbines op de intrekmogelijkheden van grote vissen en zeezoogdieren. Het is onduidelijk of de aanwezigheid van energieturbines in de Brouwersdam intrekmogelijkheden van grote vissen en zeezoogdieren beperken. Naar verluidt is de techniek van deze turbines zodanig, dat heelhuidse passage van kleine en middelgrote zeeorganismen geen probleem is. Het is evenwel de vraag of dit ook het geval is voor grotere dieren. Op dit moment trekken van tijd tot tijd zeehonden door de spuisluis. Een van de redenen om de Grevelingen met de Voordelta te verbinden is om dergelijke uitwisselingen te laten toenemen en te laten uitbreiden naar andere soorten (bijv. bruinvis). Nader onderzoek naar de mogelijkheden hiervoor is gewenst evenals naar de mogelijkheden om calamiteiten te voorkomen.
baar zijn met het begrazingsbeheer, zoals dat op dit moment in de Grevelingen gebruikelijk is voor de drooggevallen gronden.
3.4.4 Inrichtings- en beheersmaatregelen, die herstel van getij en dynamiek kunnen ondersteunen
Afname van duinvalleimilieu’s en vochtige schraallanden. Herstel van getij en dynamiek zal er waarschijnlijk toe leiden, dat het areaal duinvalleimilieus en vochtige schraallanden zal afnemen, omdat de lager gelegen standplaatsen van deze vegetaties meer of minder frequent zullen worden overspoeld met zout water. De vegetaties zullen daardoor veranderen in de richting van zoutvegetaties en zilte graslanden. Hierbij moet worden aangetekend, dat een peilopzet zoals voorzien in scenario 2 en 3 er toe leidt, dat de grondwaterstand in de drooggevallen gronden zal stijgen. De vegetatiezonering zal daardoor opschuiven en op een iets hoger gelegen plek ontstaan in principe nieuwe standplaatsen voor de hier besproken vegetaties. Daarbij kan zich wel het probleem voordoen, dat deze standplaatsen al ingenomen worden door ruigten en struwelen, onder invloed waarvan zich hier een humusrijke, zure toplaag in de bodem heeft ontwikkeld. De standplaats is dan ongeschikt voor duinval-
Herstel van getij en dynamiek in de Grevelingen is geen maatregel die op zichzelf staat. Zij kan en moet worden ondersteund met inrichtings- en beheersmaatregelen. Dit is vooral van belang omdat een volledig herstel van natuurlijke processen en dynamiek niet tot de mogelijkheden behoort (zie hoofdstuk 1). Goede inrichting en beheer kunnen helpen om een optimaal resultaat te bereiken binnen de randvoorwaarden, die vanuit het maatschappelijk functioneren worden gesteld. Hieronder volgt een kort overzicht van de belangrijkste mogelijkheden.
Inrichten nieuwe voortplantingshabitats voor kustbroedvogels Zoals hierboven al is aangegeven liggen er in de Grevelingen unieke kansen voor het creëren van voortplantingshabitats voor kustbroedvogels. Mogelijkheden daarvoor zijn aanwezig in alle
28
zonering van natuur en recreatie flexibiliteit in te bouwen. Enerzijds om in te kunnen spelen op bijvoorbeeld de dynamiek van broedende kustvogels, die zich soms op onverwachte plekken vestigen. Anderzijds biedt flexibele zonering ook meer mogelijkheden om mensen dicht bij de natuur te brengen.
scenario’s. In simpele varianten kan worden uitgegaan van thans aanwezige schelpenbanken. Door de verbinding van deze banken met het achterliggende land te doorgraven kunnen deze het karakter krijgen van langgerekte eilandjes, waardoor zij zeer aantrekkelijk worden als broedgebied. Andere mogelijkheden zijn om nieuwe schelpenbanken aan te leggen op plaatsen waar de overige condities voor broedende vogels gunstig zijn. Indien gekozen wordt voor de realisatie van een forse getijamplitude ontstaan bredere intergetijdengebieden. In dergelijke situaties is het zeer aantrekkelijk om meer geïsoleerde grindeilandjes aan te leggen, die worden afgewerkt met schelpen. Een programma voor herstel en ontwikkeling van kustvogelhabitats dient een hoofdpunt te worden van de ontwikkelingsagenda van de Grevelingen. Voorlopig geraamde
Aanpassingsinrichting na realisatie van de nieuwe waterhuishouding Na realisatie van een nieuwe waterhuishouding, met getij en een hoger peil, zullen zich in het gebied nieuwe evenwichten instellen, die bijvoorbeeld leiden tot hogere grondwaterstanden. In dergelijke situaties kan het wenselijk zijn om de inrichting van het gebied aan te passen om zo nieuwe kansen en perspectieven mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld gewenst zijn afgestorven struweel te verwijderen en de bodem oppervlakkig te plaggen om zoutvegetaties of vochtige schraallanden te laten ontstaan op plekken die vernat zijn door een gestegen grondwaterstand. Voorlopig geraamde kosten € 1 miljoen.
kosten € 15-20 miljoen.
In winterhalfjaar kortstondig peil opzetten ten behoeve van kustbroedvogels en zoutvegetaties Door in het winterhalfjaar kortstondig (max. enkele dagen) het waterpeil enkele decimeters op te zetten kunnen geschikte broedplaatsen voor kustbroedvogels en hogere delen van de zilte zone worden overspoeld met zout water. Hiermee wordt als het ware een stormvloed of een calamiteit gesimuleerd. Een dergelijke maatregel kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit en de duurzaamheid van de pionierstadia van de kusthabitats. Verruiging en struikopslag wordt daarmee voorkomen en grondpredatoren, die een bedreiging vormen voor kustvogels, worden gedwongen een goed heenkomen te zoeken. Op deze manier kunnen zo natuurlijke processen worden hersteld, die nu nog door mensenhanden moeten worden nagebootst. Geraamde kosten: PM.
Maatwerk in begrazings- en maaibeheer blijft nodig Grote delen van de Grevelingen kennen op dit moment een begrazingsbeheer, dat plaatselijk wordt aangevuld met een maaibeheer. Deze beheersvormen zullen ook na een eventueel herstel van getij nodig blijven. Daarvan is in ieder geval sprake op de hogere gedeelten om te voorkomen, dat ganzenfoerageergebieden en schraallanden dichtgroeien met struweel en bos. Maar het is ook gewenst voor de lager gelegen zoutvegetaties, die nog beïnvloed worden door het zilte getijdenwater. Een belangrijk deel van de natuurwaarden van de Grevelingen speelt zich af in de overgangszone van zout naar zoet en van land naar water. Het is belangrijk, dat daar een open vegetatiestructuur blijft bestaan. Begrazing speelt daar een essentiële rol in. Geraamde kosten: PM.
Goede en flexibele zonering van natuur- en recreatiefuncties Tot op heden is er altijd uitgegaan van een vaste ruimtelijke zonering van natuur en recreatie in de Grevelingen. Een dergelijke zonering op hoofdlijnen blijft ook in de toekomst nodig. Het is echter wel gewenst ook in de ruimtelijke
29
3.5 Eindoordeel
voor die soorten, die voorkomen op de Europese Vogelrichtlijn. - Hoe zal de zonering van het nieuwe intergetijdengebied en de zoutvegetaties zich na introductie van getij en dynamiek ontwikkelen. Zal zich een rijke bodemfauna ontwikkelen en hoe groot is het risico, dat Engels slijkgras gaat domineren? - Milieus van vochtige duinvalleien en vochtige schraallanden zullen waarschijnlijk afnemen in areaal. Hoe kunnen deze verliezen worden gemitigeerd door inrichtings- en beheersmaatregelen? - Hoe kunnen in geval van energiewinning met behulp van getijdenturbines in de Brouwersdam intrekmogelijkheden voor grote vissen en zeezoogdieren worden gerealiseerd en hoe kan worden voorkomen, dat er calamiteiten plaatsvinden?
Samenvattend kan worden geconcludeerd, dat herstel van getij en dynamiek een belangrijke impuls kan geven aan een duurzaam karakter van de bijzondere natuur in de Grevelingen. Deze kansen hebben met name betrekking op onderstaande punten. Tesamen en ieder voor zich zijn zij een belangrijke ondersteuning voor de instandhoudingsdoelen, zoals die door het Ministerie van LNV zijn geformuleerd voor de Natura 2000-gebieden in de Grevelingen en de omringende Deltawateren. Het betreft de volgende punten: - Verbinden van de Grevelingen met de Voordelta en de Noordzee levert een belangrijke bijdrage aan versterking en verbetering van de natuurkwaliteit van de kustzone van ZuidwestNederland. Dit geldt met name voor Habitattype 1110 (zeewater met ondiepe zandbanken).
De risico’s verbonden aan herstel van getij in de Grevelingen zijn geen van alle op voorhand onoplosbaar en hebben allemaal betrekking op vragen die nader onderzoek behoeven. Dit leidt tot de conclusie, dat nader onderzoek gewenst is naar de mogelijkheid om getij en dynamiek te herstellen. Dit onderzoek zou bij voorkeur het karakter moeten hebben van een planstudie, waarbij ingezet wordt op de realisatie van een maximaal getij binnen de randvoorwaarden die vanuit het maatschappelijk functioneren wordt gesteld (getijslag van 1 meter). Daarbij zouden dan een nulvariant en een tussenvariant (bijv. getij met amplitude van 30-40 centimeter) kunnen worden meegenomen.
- In de Grevelingen liggen unieke kansen voor het realiseren van voortplantingshabitats voor diverse soorten kustvogels van de Europese Vogelrichtlijn. Het gebied heeft de potentie om uit te groeien tot een toplocatie voor kustbroedvogels in West-Europa. - Introductie van getij op de Grevelingen biedt mogelijkheden om hier 500-2000 hectare inter-getijdengebied c.q. foerageergebied voor steltlopers te realiseren. Het kan daarmee een wezenlijke bijdrage leveren aan de oplossing van één van de grootste problemen voor het wetlandbeheer in Zuidwest-Nederland. Herstel van getij en dynamiek in de Grevelingen roept nog wel een aantal vragen op, waaraan risico’s verbonden zijn en die dus om antwoord vragen. Deze hebben met name betrekking op: - Risico’s van oevererosie en de mogelijkheden om deze te beheersen. - Ontwikkeling van helderheid van het water en de primaire productie en de consequenties daarvan voor visetende vogels en met name
30
Duurzame energie ‘Méér dynamische energie uit de Grevelingen’
4.1 Inleiding
grote, vooral internationale opgaven: het garanderen van de voorzieningszekerheid en het aanpakken van het mondiale klimaatprobleem. De Nederlandse regering heeft hiertoe in 2005 de volgende strategie uitgezet:
4.1.1 Aanleiding en doelstelling Nederland - en ook Zeeland en Zuid-Hollandbeoogt een bloeiende netwerkeconomie te zijn, waarin vitale dorpen en steden samengaan met een aantrekkelijke groene ruimte. Er is echter een toenemende druk op ruimte om te wonen, te werken en om te kunnen recreëren. Om economische ontwikkeling hand in hand te laten gaan met de kwaliteit van de leefomgeving is er behoefte aan innovatieve concepten voor multifunctioneel ruimtegebruik. Landelijk en regionaal dienen we tevens handen en voeten te geven aan het energiebeleid. Realisatie van de doelstellingen van duurzame energie in combinatie met de realisatie van duurzame ruimtelijke kwaliteit, natuur en recreatie lijkt veel kansen te bieden. Integratie en bundeling van de kennis alsmede de voorwaarden en streefbeelden van deze werkgebieden is daartoe wenselijk.
−
−
In dit hoofdstuk is de doelstelling: een verkenning voor het maken van de Grevelingen tot voorbeeldregio op het gebied van (kennis over) opwekking en gebruik van duurzame (groen/ blauwe) energie. Een duurzaam en integraal ontwikkelingsperspectief voor de Grevelingen en haar direct omliggende gebied, waarin natuur, recreatie, water, energie, toerisme en wonen elkaar versterken is daarbij het uitgangspunt.
Voor de korte termijn is een extra energiebesparing het meest efficiënt. Het vermindert de uitstoot van CO2 en andere stoffen, het beperkt de afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen en het levert een kostenreductie op. Voor de middellange termijn blijft voor Nederland het realiseren van de Kyotodoelstellingen een belangrijke opdracht. De maatregelen richten zich op een tempo van energiebesparing van 1,5% per jaar, 10% duurzame energie in 2020 en een voortgang van de Europese emissiehandel. Voor de lange termijn heeft Nederland de ambitie een duurzame energiehuishouding door middel van energietransitie te realiseren. Dit betekent dat de uitstoot van broeikasgassen in de komende decennia met 60 tot 80% omlaag moet. Dit kan alleen met grote technologische doorbraken en investeringen. Nederland wil een stevige bijdrage leveren aan thema’s waar ons land goed in is, waarmee voor het bedrijfsleven bovendien nieuwe kansen ontstaan.
Klimaat Het klimaat verandert en zal verder veranderen. In de tweede helft van de twintigste eeuw is de aarde warmer geworden, en dat is voor een belangrijk deel mensenwerk. De temperatuur op aarde zal stijgen: al naar gelang hoeveel broeikasgassen er nog in de lucht gaan, zal aan het eind van deze eeuw de wereldtemperatuur tussen de 1,4 en 5,8oC hoger liggen dan nu. De zeespiegel gaat tussen 9 en 88 cm omhoog. Daarnaast zullen extremen in neerslag en droogte toenemen.
In dit deelrapport zal daartoe enige achtergrondinformatie worden gegeven omtrent de verschillende mogelijkheden voor opwekking van duurzame energie, specifiek toepasbaar in en rondom het Grevelingenmeer. Aan de hand van de mogelijkheden zullen drie scenario’s worden geschetst die de uitersten aangeven van het streefbeeld binnen de kaders natuur en ruimtelijke kwaliteit en economie.
4.1.2 Inventarisatie en achtergrond Klimaatbeleid De internationale gemeenschap heeft in ‘Het Klimaatverdrag’ (Kyoto) afgesproken dat de con-
Energiebeleid Het Nederlandse energiebeleid richt zich op twee
32
centratie van broeikasgassen gestabiliseerd zal worden op het niveau waarop gevaarlijke verandering van het klimaat voorkomen wordt. Nederland en de EU hebben als officiële doelstelling dat de stijging onder de 2oC moet blijven. Milieu- en natuurorganisaties (o.a. WNF) onderstrepen dat een dergelijke temperatuurstijging ook al tot grote negatieve effecten zal leiden, maar erkennen dat het een realistisch doel is. Eén van de grote onzekerheden is de (duurzame) ontwikkelingen van China en India. In de westerse wereld zal de uitstoot van broeikasgassen verreweg het sterkst omlaag moeten. De reductie in westerse landen zal vergeleken met 1990 in de orde moeten liggen van 50% in 2025 en 80% in 2050. Deze reductie zal bereikt moeten worden door energiebesparing, duurzame energie opwekking en CO2-opslag.
energiecentrales vindt bijstook plaats van biomassa. Sterk in opkomst zijn decentrale GFT- en mestvergistingsinstallaties en de productie van bio-brandstoffen.
Energietransitie Nederland staat hiermee aan de vooravond van grootschalige introductie van nieuwe – duurzame – energiesystemen; de zogenaamde energietransitie. De geschiedenis laat zien dat energie een grote invloed heeft gehad op het landschap. Voorbeelden hiervan zijn de turfwinning en de daarvoor benodigde transportkanalen, de hoogspanningsmasten, windmolens, energiecentrales en bijbehorende infrastructuur. Maar ook olie- en gaswinning lieten eveneens hun sporen achter door infrastructuur en bodemdaling, al bleef het landschap qua karakter intact.
De groene ruimte
De vraag is hoe Nederland en haar landelijk gebied er uit zien als we op grote schaal overschakelen op duurzame energie, wanneer het aandeel duurzame energie wordt uitgebreid van de huidige 2 á 3% naar 10, 30 of zelfs 70%? Veel van deze toekomstige duurzame energieproductie zal plaatsvinden middels grote biomassacentrales en windparken op land en zee. Maar ook de noodzakelijke decentrale en regionale duurzame energievoorziening met bijbehorende infrastructuur zal in toenemende mate een beslag leggen op, maar ook kansen bieden, voor verschillende regio’s.
Nederland is één van de kleinste en tegelijkertijd één van de meest dichtbevolkte landen ter wereld. De groene ruimte (platteland en natuur) staat daardoor vrijwel permanent onder druk. De moderne burger vraagt om een vitale groene ruimte met verscheidenheid en eigen functionele, ruimtelijke en ecologische kwaliteit. Een groene omgeving die ruimte biedt aan zijn specifieke wensen op het gebied van wonen, recreatie, natuur en duurzaam energiegebruik. Een groene ruimte die ook landbouw en natuur nodig heeft als blijvende drager van het cultuurlandschap. Belangrijk is dat ook de economische productie en vervoersstromen in dit landschap moeten kunnen plaatsvinden. Tenslotte dienen ook waardevolle natuurgebieden en unieke stukken landschap voor toekomstige generaties behouden te blijven. Daardoor is het van groot belang te zorgen voor een passend evenwicht tussen de verschillende functies van de groene ruimte.
Het huidige aandeel van duurzame energiebronnen aan de energievoorziening bedraagt momenteel 2 á 3%. Energie uit biomassa en windenergie nemen dit aandeel voor een groot deel voor hun rekening. In mindere mate, maar niet minder belangrijk, worden er mogelijkheden toegepast door gebouwgebonden energiesystemen als warmtepompen en zonne-energie. Op dit moment staan in Nederland circa 1700 windmolens. Daarnaast zijn er zo’n 15 kleinere decentrale energieopwekkingsystemen op basis van biomassa. De bekendste gedifferentieerde biomassaverbrandingscentrales zijn Cuijk en Lelystad. In de grotere kolen- en afvalgestookte
De ruimtegebruiker speelt in deze groene ruimte van morgen een sleutelrol. De groene ruimte kan en moet immers tegelijkertijd functies vervullen op het gebied van ondernemerschap, werken, natuur, recreatie én energiewinning.
33
Het één en ander kan worden aangeduid als meervoudig ruimtegebruik. In combinatie met energieproductie zijn er veel mogelijkheden denkbaar: - energieteelt als buffers rond natuurgebieden of als onderdeel van recreatieterreinen; - vergisting, vergassing, pyrolyse, fermentatie en verbranding van biomassa; - bosaanleg voor natuur en als CO2-sinks of biomassaproductie; - benutting van warmte uit oppervlaktewateren; - benutting zout/zoet-overgangen voor duurzame energieproductie door osmose technieken; - benutting getijde verschil voor de opwekking van elektriciteit met getijdencentrale; - benutting waterretentiegebieden voor productie van biomassa; - integrale concepten als ‘energielandgoederen’, ‘zonne-eilanden’; - waterstof als energie dragend product; - windenergie.
De groene ruimte staat voor de uitdaging om binnen dit pakket van eisen en binnen de gehele keten een juiste balans te vinden. Samenwerken zal de sleutel zijn tot duurzaamheid en innovatie. Samenwerken heeft het voordeel van hoge snelheid, grote flexibiliteit en de beschikbaarheid van gespecialiseerde kennis. Tabel 4.1.b. Aantallen wooneenheden in kernen rondom Grevelingen Aantal woon of verblijfeenheden
Kern Scharendijke
1350
Brouwershaven
1450
Bruinisse
3170
Bruinisse-recreatiepark
520
Herkingen
1150
Ouddorp
6040
Vakantiedorp Port-Zeelandia
720
4.2 Economische voorwaarden van duurzame energieproductie
3. Kwaliteit van de ruimte en ecologie, waarin het winnen van duurzame energie een bijproduct is van het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit en ecologie.
Duurzame energieprojecten kunnen in het algemeen economisch nog niet op eigen benen staan, maar hebben nog overheidsstimulering nodig. De overheid heeft hiervoor een instrumentarium ontwikkeld: de MEP-subsidie voor technieken die de demo-fase voorbij zijn en in de leercurve van ontwikkeling zitten.
De drie scenario’s hebben tot doel om een indruk te krijgen wat de gevolgen zijn als één van de kwaliteiten de voorkeur krijgt. In feite verkennen we met deze drie scenario’s de uithoeken van het regionale streefbeeld (het klimaatlandschap). Op basis van deze verkenningen kan een meer gefundeerde voorkeur worden uitgesproken over de uiteindelijk te kiezen richting. De onderhavige scenario’s zijn met nadruk fictief en uitsluitend bedoeld ter verkenning van de grenzen.
Doelstelling van de MEP-regeling is een krachtige en kosteneffectieve stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie in Nederland. Deze regeling is van toepassing op installaties voor de productie van duurzame energie (biomassa, zon, waterkracht en wind), warmtekrachtkoppelinginstallaties (WKK) en in-
Figuur 4.1.: Bepaling regionaal streefbeeld (klimaatlandschap) met als uitgangspunten economische vitaliteit, duurzame energie en ruimtelijke kwaliteit en ecologie.
stallaties voor klimaatneutrale fossiele energie (KNFE).
4.1.3 Scenario’s
� �� ��
In het navolgende beschrijven we het tot stand komen van een streefbeeld voor de productie van Duurzame Energie in de Grevelingen als een proces waarin steeds de keuze voor één van de kwaliteiten domineert. Dit levert een drietal scenario’s op, namelijk: 1. Duurzame energievoorziening waarin het benutten van duurzame energie potentieel centraal staat; 2. Economische vitaliteit dat zich richt op een zo groot mogelijke verdienste uit het duurzame energiepotentieel;
��
���
��
schappelijke en brancheorganisaties, ondernemers en burgers in de regio de ruimte te krijgen om op integrale wijze hun plannen te realiseren. Hiertoe zal energie geïntegreerd moeten worden met de ruimte-agenda en ruimte geïntegreerd moeten worden met de energie-agenda. De ontwikkeling voor dit meervoudige ruimtegebruik in en rond het Grevelingenmeer kan tot uiting komen in een nieuw op te zetten meerjarenprogramma. Aandacht voor energie, landschap en natuur, waarbij duurzame energieproductie een expliciete functie inneemt in de groene ruimte, echter in synergie met natuur, landbouw, recreatie, cultuur en wonen.
De MEP-subsidie bedraagt een vast bedrag per kWh en ligt tussen de 0 en 9,7 eurocent voor iedere opgewekte en op een net of een installatie ingevoede kWh. De minister stelt ieder jaar via een Ministeriële Regeling de hoogte van het bedrag vast. De hoogte kan verschillen naargelang de verschillende categorieën producenten en de verschillende categorieën productie installaties. Subsidie wordt éénmalig toegekend, voor een periode van maximaal 10 jaar, voor installaties die duurzame energie produceren. Op basis van de huidige MEP-subsidie kunnen de verschillende duurzame energieproductie opties uiteen worden gezet met betrekking tot het economisch perspectief (investering per MW, opbrengst kWh, terugverdientijden).
��
Ruimte voor energie Voor de realisering dienen overheden, maat-
��������
��
In het voorgaande hebben we de basiselementen beschreven. De elementen kunnen we daarbij karakteriseren op de kwaliteiten van duurzame energiebijdrage, financiële opbrengst dan wel kosten en invloed op de ruimtelijke kwaliteit.
����������������
��������������������������������
Samengevat moet de Grevelingen als proeftuin dienen voor het innovatief en duurzaam opwekken en toepassen van energie. Het produceren van duurzame energie moet plaatsvinden binnen de kaders die natuur en ruimtelijke kwaliteit, economie en duurzame energieproductie aangeven.
Het volgende overzicht, afkomstig uit een ECNpublikatie, geeft weer hoe hoog de MEP-subsidie moet zijn om de onrendabele top van de verschillende DE-opties zoveel mogelijk af te dekken.
Tabel 4.1.a. Getallen uit de regio de Grevelingen Oppervlakte (km2) Totaal
Land
Inwoners
Water
Woningen
Bedrijfsvestigingen
Permanent
Recreatie
Schouwen-Duiveland
488.65
231.1
257.6
34415
15.007
4250
2390
Goeree-Overflakkee
422.23
262.7
159.50
47389
18410
3507
2430
34
35
Tabel 4.2: Overzicht onrendabele toppen en MEP-subsidies 2006-2007 [ct/kWh] AWZI/RWZI Centrales − Bijstoken mengstromen − Meestook zuivere biomassa − Meestook diermeel Windenergie − Wind op land − Wind op zee Afvalverbrandingsinstallaties − Laag rendement –17% − Standaard –23.5% − Upgraded –29% − Hoog rendement –32% Zelfstandige bio-enegiecentrales − Kleinschalig (<5MW) − Grootschalig (ca 30 MWe) Waterkracht
20061
Onrendabele top
2007
MEP- subsidie 20061 2007
-1.8 tot –1.0
-1.8 tot –1.0
0
0
3.6 6.6 3.0
3.6 6.6 3.0
3.6 6.6 3.0
3.6 6.6 3.0
6.5 9.3 tot 11.1
6.5 9.3 tot 11.1
6.5 9.7
6.5 9.7
1.8 1.5 1.7 2.6
1.8 1.5 1.7 2.6
-
-
14.5 10.7 12.9
14.5 10.7 12.9
9.7 9.7 9.7
9.7 9.7 9.7
) Vanaf 1 juli 2006
1
Figuur 4.3. Schets van de Grevelingen met getijdencentrale in het noordelijk deel van de Brouwersdam, met nog diverse andere voorzieningen aan de buitenzijde van de dam.
4.3 Duurzame energie
Daarnaast zijn er subsidies voor R&D- en demoprojecten. Deze subsidie worden over het algemeen verstrekt via SenterNovem (agentschap van het Ministerie Economische zaken) of door provincies. Subsidies worden geleidelijk afgebouwd naarmate technieken meer volwassen worden en/of de prijzen voor conventionele opwekking stijgen (vooral door stijgende brandstofprijzen). Bedrijven die investeren in duurzame energie willen in het algemeen ook graag een rendement op hun investering zien. Gemiddeld ligt dit rond de 10%.
In het navolgende wordt een opsomming gegeven van mogelijkheden voor productie van duurzame energie in de Grevelingen. Een uitgewerkt overzicht over de werking is terug te vinden in de bijlage.
4.3.1 Getijdenenergie Duurzame productie De Brouwersdam leent zich uitstekend voor inpassing van getijdenenergie. Als er aan een toekomstige getijdencentrale in de Brouwersdam gedacht wordt, dan moge uit het voorgaande duidelijk zijn dat we hier bepaald geen utopistisch beeld voor ogen hebben.
In het regeerakkoord heeft het kabinet afgesproken dat de kerncentrale in Borssele uiterlijk in 2013 moet sluiten. De centrale is eigendom van Elektriciteits-Productiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ). In ruil voor het langer openblijven van de kerncentrale, gaan Essent en Delta, de aandeelhouders van EPZ, € 250 miljoen extra investeren in duurzame energie. Ook de overheid investeert € 250 miljoen. Het geld wordt tussen 2006 en 2012 ongeveer gelijk verdeeld over energiebesparing, CO2-opslag en hernieuwbare energiebronnen. Voor innovatieve duurzame energieprojecten in en rond de Grevelingen liggen hieromtrent dan ook verschillende mogelijkheden.
Naar de kosten van de bedoelde getijdencentrale in de Brouwersdam is een schatting gemaakt op basis van redelijke aannames. Het enige dat nog extra nodig is voor het opwekken van elektriciteit zijn turbo-generatoren van het type dat in de Rance gedurende de laatste 40 jaar reeds uitvoerig is getest en verbeterd. Alleen moet het ontwerp van die turbines worden aangepast aan het wat gematigder getij in de Grevelingen. Globale berekeningen tonen aan dat in het
36
teitsopwekking dus op 5,8% per jaar (€ 14 miljoen per jaar); - De resulterende kostprijs per kWh is dan ongeveer € 0,09/kWh.
noordelijk sluitgat van de Brouwersdam een getijdencentrale kan worden gebouwd bestaande uit 70 turbines met een totaal vermogen van 70 MW wat goed is voor een productie per jaar van ruim 150 miljoen GWh. Dit is alleen mogelijk indien variant 3, een getij van minstens 1 meter, gerealiseerd kan worden.
Deze centrale levert voldoende elektriciteit voor alle 80.000 inwoners van de eilanden GoereeOverflakkee en Schouwen-Duiveland. (Meer informatie omtrent technische aspecten zijn terug te vinden in de bijlagen van water en getij – getijdencentrale).
Economisch aspecten Voor de getijdencentrale is een investering nodig voor de caissons, de turbogeneratoren en diversen van € 240 miljoen. Het is vervolgens mogelijk, door enkele aannames te doen, de kWh-prijs te berekenen. Alle kosten worden ten laste gebracht van de elektriciteits-productie. Een alternatief zou zijn om de kosten voor de civiele werken niet door te berekenen in de kWh-prijs; ook andere functies profiteren immers van deze doorlaatvoorziening. In dat geval zou een lagere kWh-prijs resulteren;
Indien de getijdenenergiecentrale gebruik kan maken van de bestaande infrastructuur kunnen veel kosten worden bespaard. Hiermee lijkt getijdenenergie in de bestaande Brouwersdam op de grens te komen van economische vitaliteit. De economische vitaliteit wordt nog meer versterkt indien de investeringen worden ontlast door investeringsbijdragen vanuit ruimtelijke kwaliteit (water, recreatie, etc.).
- Een annuïteit over 50 jaar met 4% ‘groene’ rente (dat kost dan 4,8% per jaar); - Voor bedrijfsvoering, reparatie en onderhoud rekenen we nog eens 1% per jaar. Dit brengt het totaal van de kosten voor de elektrici-
Ruimtelijke inpasbaarheid Door de sterke positieve invloed op de waterkwaliteit en ecologie wordt vooral ingezet op het zo goed mogelijk benutten van getijdenenergie.
37
4.3.3 Biomassa
Na goede resultaten van haalbaarheidsstudie, pilots, en demonstratieprojecten wordt een volgende stap gezet. Een consortium van energiemaatschappij, technologieontwikkelingsmaatschappij, ‘groene en blauwe’ beheerders van de Grevelingen en een financieringspartij biedt aan om het potentieel te ontwikkelen, te financieren en vervolgens te beheren.
Duurzame productie Het natuurgras of andere vormen van biomassa komen vrij uit de natuurgebieden op en rond het Grevelingenmeer. Geschat wordt dat er in totaal op 10.000 ha, 50.000 ton gras geoogst kan worden. Centrale opwerkingslocaties worden voor alle technieken gelokaliseerd op bestaande bedrijventerreinen. De 5000 ha koolzaad en 10.000 ha grasland vertegenwoordigen een energiepotientie van in totaal 750.000 GJ. Voor koolzaad is dit gebaseerd op 1500 liter biodiesel per ha, dat is 45 GJ per ha. Voor gras kan men uitgaan van een gemiddelde energie-inhoud van 10 GJ/ ton. Op basis hiervan kan men dit vertalen naar een warmtebehoefte van ca. 10.000 woningen (uitgaande van 32 MJ/m3 aardgas, 1700 m3 aardgas per jaar per woning, 60% rendement) of het klimaatneutraal laten rijden van ca. 5000 auto’s op koolzaadolie (brandstofverbruik 1:10; 15.000 km per jaar). De investeringen voor de aanleg van een biomassa energie centrale met een vermogen van 10 MW wordt geraamd op € 30 miljoen (hiermee kunnen 10.000 woningen van warmte worden voorzien).
4.3.2 Warmtepompen Duurzame productie Bij collectieve toepassingen wordt de hogere investering al wel terugverdiend door het lage energieverbruik en de lage onderhoudskosten. Op basis hiervan worden stadverwarmingsnetten aangelegd in de dorpen en vakantieparken die direct aan het meer gelegen zijn. Het water uit de Grevelingen zou gebruikt kunnen worden om LTV omgevingswarmte aan te onttrekken, net zoals bij het project in Scheveningen. De potentie ligt met name bij renovatie en nieuwbouw. Als potentie kan derhalve worden opgenomen 25% van de woningen die 25% aardgas besparen. Op basis van ca. 40.000 woningen in en rond de Grevelingen kunnen derhalve ca. 10.000 woningen in de toekomst energieneutraal worden uitgelegd.
Economisch aspecten Kleinschalige biomassa-projecten zijn rendabel onder voorwaarde dat 10-jarige MEP-subsidie verkregen wordt, dat het zuivere biomassa is in de zin van de elektriciteitswet en dat er voor de levensduur van de installatie voldoende biomassa gecontracteerd kan worden tegen aanvaardbare prijs. Met betrekking tot de omvang van de biomassastromen en de daarmee behaalde energieproductie lijken biomassaprojecten in eerste instantie niet haalbaar. Traditionele gewassen en alternatieve afzetkanalen voor gras (compostering, etc.) zijn economisch aantrekkelijker.
Economisch aspecten Gebouwbonden Warmtepompen kunnen zonder subsidie al rendabel zijn, afhankelijk van de aard van de toepassing en de ontwikkelingen van de energieprijzen. Grotere warmtepompprojecten op basis van oppervlaktewateren zijn vooralsnog niet rendabel. Ruimtelijke inpasbaarheid Warmtepompen zijn goed te integreren in de bebouwde omgeving en infrastructuur, met name bij nieuwbouwprojecten. Als warmtebronnen wordt ingezet op oppervlaktewater, aquifers (koude-warmte-opslag in de bodem) en warmte uit asfalt vanuit infrastructuurwerken.
Ruimtelijke inpasbaarheid Er worden biomassadepots ontwikkeld waarin hout- en grasachtige biomassastromen worden verzameld en voorbewerkt tot verhandelbare biomassa. De biomassa zal verder worden ingezet in centrale biomassacentrales buiten het onderhavige werkgebied.
38
4.3.4 Zonne-energie
2,8 m2 per woning, levert besparing op van 250 m3 aardgas = 10 GJ per woning per jaar wat in totaal een besparing oplevert van 200.000 GJ.
Duurzame productie Uitgaande van de nieuwe ontwikkelingen wordt er een Zonne-eiland opgezet van 50 ha met een overkapping met PV-folie. De kosten voor de dragende constructie worden geraamd op € 25 miljoen, de investering folie zal rond de € 75 miljoen bedragen (uitgegaan van 2 €/Wp bij een opbrengst van 70 Wp/m2, kristallijne zonnecellen kosten 3 €/Wp bij een opbrengst van 100 Wp/m2). Het zonne-eiland heeft een opgesteld vermogen van 35 MW. Investering voor een dergelijk project zonder aanleg van het eiland bedraagt € 100 miljoen. Daarnaast zal er naar gestreefd worden om 50% van de bestaande woningen in en om de Grevelingen de komende 10 jaar (bij vervang van huidige CV-installaties) een combinatie van zonneboilers/CV + 4 m2 PV te installeren. Een standaard zonneboiler heeft een collectoroppervlak van ongeveer 2,8 m2. Hiermee bespaart een gemiddeld huishouden 170 tot 200 m3 aardgas. Dat is al snel de helft van het gas dat gebruikt wordt om tapwater te verwarmen. Uitgaande van een gasprijs van € 0,57 per m3 (prijspeil 2006) levert dat een jaarlijkse kostenbesparing op van zo’n € 97 tot € 114. Komt de zonneboiler in plaats van een elektrische boiler, dan is de gemiddelde besparing veel groter, namelijk zo’n 1300 kWh, of bijna € 260 per jaar. Met een zonneboilercombi bespaart men ook nog eens 50 m3 aardgas voor verwarming. Totaal 250 m3 aardgasbesparing per huishouden per jaar, wat ongeveer 10 GJ is.
Economisch aspecten Zonne-energieprojecten op basis van PV zijn momenteel niet rendabel uit te voeren omdat de overheidsstimulering niet voldoende is. Zonneboiler projecten zijn onder omstandigheden wel rendabel uit te voeren, met name bij renovaties en nieuwbouw. Ruimtelijke inpasbaarheid Er wordt alleen ingezet op gebouwgebonden zonne-energie, zowel geschikt voor bestaande als nieuwe huizen. Grotere zonne-energieprojecten als een Zonne-eiland hebben een grote impact op het landschap maar door architectonische opgaven kan dit zorgvuldig landschappelijk inpast worden.
4.3.5 Osmose Duurzame productie De potentie van energiewinning uit zout/zoet overgangen in huidige situatie is door KEMA bepaald op 30 MW in het Grevelingenmeer. Dit is gebaseerd op het potentiaalverschil tussen de zee en het Grevelingenmeer bij de Brouwersdam. Dat is nog verre toekomst want de membranen die marktconforme elektriciteitsopwekking volgens dit principe mogelijk moeten maken, moeten nog ontwikkeld worden, en inclusief proefprojecten gaat hier nog 5-10 jaar overheen. Tabel 4.3.b: De hoeveelheid gespuid polderwater op Grevelingen vanuit omliggende polders op jaarbasis
Op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee zijn ruim 40.000 woningen (incl. recreatie woningen). Uitgaande dat 20.000 woningen kunnen worden omgebouwd met een zonneboiler van
Locatie
m3/jaar (mln)
m3/s
MW
Schouwen-Duiveland
13
0.41
0.4
Goeree-Overflakkee
14.5
0.44
0.4
Tabel 4.3.a Aantal woningen rond de Grevelingen Permanente woningen
Recreatiewoningen
Bedrijfsvestigingen
Schouwen Duiveland
15.007
4250
2390
Goeree-Overflakkee
18410
3507
2430
Totaal
33417
7757
4820
39
Economisch aspecten De leidraad voor de ontwikkeling van wind-
Uitgaande van potentieel 1 MW per m3/s gespuid polderwater, (berekening op jaarbasis), lijkt de potentie uit osmose vanuit te spuien zoetwater niet meer te bedragen dan 1 MW. De totale potentie lijkt dan ook ingegeven te worden door potentiaalverschillen bij oppervlaktewateren. Indien echter er ook getijdenenergie wordt gerealiseerd zal het potentiaalverschil nog kleiner worden. Derhalve zal de potentie van osmose afgezwakt worden tot maximaal 10 MW. In de toekomst kan, wanneer doorspoeling van het Volkerak-Zoommeer gerealiseerd wordt, gebruik worden gemaakt van grotere afvoercapaciteiten van zoetwater en daarmee wordt wellicht energie winning via osmose technieken een interessantere optie.
energie vormen de gemeentelijke en provinciale ruimtelijke visies met betrekking tot windenergie. Deze visies zijn geheel herzien en geven ruim baan voor met name windenergie. Windenergieprojecten zijn rendabel voor investeerders onder voorwaarde van het verkrijgen van de 10-jarige MEP-subsidie. In 2010 wordt de plaatsing van windmolens en de bouw van de parken gestart, zodat in 2020 in totaal circa 30 windturbines zijn geïnstalleerd met een totaal vermogen van ca 60 MW. Ruimtelijke inpasbaarheid De overheid besluit tot een moratorium op windenergie voor de komende tien jaar. In 2015 zullen nut en noodzaak van windenergie opnieuw op de politieke agenda worden geplaatst, naar verwachting zal dat niet leiden tot plaatsing van windmolens.
Economisch aspecten Osmotische energie bevindt zich nog in een experimentele R&D-fase. Dit zal nog zeker 5-10 jaar het geval zijn voordat opschaling kan plaatsvinden naar commerciële schaal. Tot die tijd is behoefte aan speciale R&D-fondsen voor de ontwikkeling van proefprojecten. Door de ver-
Tabel 4.4.a: Uitwerking energie productie voor scenario Duurzame Energie Duurzame energieoptie Osmose
MW
GWh
10
80
Huishoudens Electrisch Huishoudens Warmte 25.000
Zonne-energie boilersop woningen 8
Zonne-eiland
35
Biomassa
10
Getijdencentrale
70
30
32 M3
10.000
100 M3 10.000
150
Totaal
40 M3
2.300
80.000
Warmtepompen Windenergie
50 M3 20.000
Zonne-energie PV op woningen
Investering Electrisch
240 M3 10.000
60
120
35.000
Ca. 265
Ca. 630
Ca. 200.000
30 M3
50 M3 65 M3
Ca. 20.000
Ca. 600 M3
Tabel 4.4.b: Uitwerking energie productie voor scenario Economische vitaliteit Duurzame energieoptie
MW
GWh
Huishoudens Electrisch Huishoudens Warmte
Investering Electrisch
Osmose Zonne-energie boilers op woningen
20.000
40 M3
Zonne-energie PV op woningen Zonne-eiland Biomassa
4.4 Toetsing scenario’s voor opstellen van het regionale streefbeeld
schillende onzekerheden zal osmose niet worden opgenomen in het Economisch scenario.
Getijdencentrale
70
150
80.000
Warmtepompen Windenergie Totaal
240 M3 10.000
60
120
35.000
Ca. 200
Ca. 520
Ca. 165.000
50 M3 65 M3
Ca. 10.000
Ca. 390 M3
4.4.1 Scenario Duurzame energievoorziening
Ruimtelijke inpasbaarheid Zeecontainers van ongeveer 250 kW per stuk, kunnen bijv. in dijken ingebouwd worden en zodoende ‘onzichtbaar’’ gemaakt worden. Osmose past dan ook prima binnen het scenario ruimtelijke kwaliteit.
Algemeen In het scenario ‘Duurzame energievoorziening’ geven gemeenten, provincies en andere (semi-) overheidsorganisaties alle ‘ruimte’ aan duurzame energie. De doelstelling op dit gebied is niet afgeleid van de landelijke doelstelling, maar gaat uit van de lokale mogelijkheden. Door een actieve politieke en bestuurlijke instelling krijgt duurzame energie een breed draagvlak bij ondernemers en burgers. In dit klimaat worden partijen gestimuleerd om met getijdenenergie, biomassa zonne- en windenergie nieuwe bedrijvigheid te ontwikkelen, zoals productielocaties van energiesystemen en expertisecentra. Bij beleidsbeslissingen en toetsing van plannen door de gemeenten en provincies is de bijdrage aan de productie en benutting van duurzame energie
4.3.6 Windenergie Duurzame productie Ten aanzien van windenergie ligt het voor de hand in eerste instantie te kiezen voor grote kosteneffectieve projecten bij bedrijventerreinen, langs de bestaande infrastructuur (grote wegen en op de dammen) of buitengaats in grootschalige windparken. In de ruimtelijke visie van de Provincie Zuid-Holland noch in die van de Provincie Zeeland wordt de Grevelingen genoemd als potentiële locatie voor een grootschalige productie uit windenergie.
40
een expliciet aandachtspunt dan wel criterium. Vanuit subsidiefondsen worden minder econo-
opgericht ter bevordering en ondersteuning van duurzame energieprojecten; “Duurzaamheids Fonds Grevelingen”. Projecten die bovengemiddeld presteren dragen bij aan de vorming van het Stimuleringsfonds. De ontwikkelingsmaat-
misch rendabele technieken ondersteund. Ruimtelijke kwaliteit en ecologie zijn onderschikt aan het behalen van de energiedoelstellingen.
schappij beheert dit fonds en ondersteunt daaruit minder rendabele projecten en projecten die naast duurzame energie ook een kwaliteitsimpuls aan natuur, landschap, recreatie en/of water.
Resultaten scenario Duurzame Energie In dit scenario bedraagt de bijdrage van duurzame energie rond 2020 ongeveer 630 GWh elektrisch, dit staat gelijk aan de elektriciteit voorziening voor ruim 200.000 huishoudens. Daarnaast kunnen 20.000 wooneenheden voorzien worden van duurzame warmte.
4.4.2 Scenario Economische vitaliteit Algemeen In het scenario Economische vitaliteit stellen – voornamelijk private – initiatiefnemers zich ten doel om de duurzame energiedoelstellingen te behalen, waarbij economische rentabiliteit voor de investeerder voorop staat. De overheid is
Vanuit de provincies Zeeland en Zuid-Holland worden de subsidies op duurzame energie uitgebreid. Binnen het scenario Duurzame Energie is het wenselijk dat er een stimuleringsfonds wordt
41
terughoudend en laat de markt haar werk doen. Gemeenten en provincies geven gedegen en actieve ondersteuning met betrekking tot locaties voor energieproductie. Subsidieprogramma’s vanuit de overheid zijn beperkt en richten zich voornamelijk op de rendabele energieopties.
Getijdenenergie heeft een positieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit; door zonne-boilers en windenergie worden er geen verbeteringen bereikt voor de ruimtelijke kwaliteit.
Resultaten scenario economische vitaliteit In dit scenario bedraagt de bijdrage van duurzame energie rond 2020 ongeveer 520 GWh elektrisch, dit staat gelijk aan de electriciteitvoorziening voor ruim 165.000 huishoudens. Daarnaast kunnen 10.000 wooneenheden voorzien worden van duurzame warmte.
Algemeen In dit scenario wordt voornamelijk getoetst op de bijdrage aan de ecologische vitaliteit, versterking van de natuur-, cultuur- en de belevingswaarde van het landschap. De bijdrage aan het duurzame energiedoel of het ontstaan van nieuwe levensvatbare bedrijvigheid is meer resultaat dan doel van het gevoerde beleid.
Tabel 4.4.d: Uitwerking energie productie voor scenario ruimtelijke kwaliteit
Duurzame energieoptie Osmose
MW
GWh
10
80
Huishoudens Electrisch Huishoudens Warmte Investering Electrisch 25.000
Zonne-energie boilers op woningen
4.4.3 Scenario Kwaliteit van de ruimte
Zonne-energie PV op woningen
50 M3 20.000
8
2.300
32 M3 32 M3
Zonne-eiland
De keuze om de duurzame energiedoelstelling uitsluitend te realiseren met economisch rendabele projecten leidt tot een relatief grote inkomstenstroom uit duurzame energieprojecten. De markt is leidend. De overheid is alleen ver-
Resultaten scenario ruimtelijke kwaliteit In dit scenario bedraagt de bijdrage van duur-
antwoordelijk voor de ruimtelijke en ecologische ontwikkelingen, alsmede behoud en beheer van natuur.
zame energie rond 2020 ongeveer 320 GWh elektrisch, dit staat gelijk aan de elektriciteitsvoorziening voor ruim 107.000 huishoudens. Daarnaast kunnen ca. 15.000 wooneenheden voorzien worden van duurzame warmte.
Binnen dit scenario wordt duurzame energie gedomineerd door windenergie en getijdenenergie.
In dit scenario ontbreekt het potentieel van windenergie. Weliswaar wordt de biomassa be-
Tabel 4.4.c: Waardering van de diverse duurzame energieopties met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en ecologie.
Openheid
Natuur
Recreatie
Cultuur-historie
Water-kwaliteit
Getijde en dynamiek
Zonne-energie; gebouwgebonden
●
●
▲
●
●
●
Zonne-energie: zonne-eiland
✖
●
▲
●
●
●
Biomassa uit (natuur-)gras
▲
▲
▲
●
●
●
Biomassa uit koolzaad
▲
●
▲
●
●
●
Windenergie
✖
✖
●
✖
●
●
Getijdenenergie
●
▲
▲
●
▲
▲
Osmose
●
●
●
●
●
●
Warmtepompen
●
●
▲
●
●
●
✖ = sterk negatieve invloed ● = neutraal
✖ = negatieve invloed
▲ = positieve invloed
▲
= sterk positieve invloed
42
10
Getijdencentrale
60
10.000 150
80.000
Warmtepompen
Totaal
Ca. 78
Ca. 320
Ca. 107.000
32 M3 230 M3
10.000
50 M3
Ca. 15.000
Ca. 312 M3
Uit de verkenning door middel van de scenario’s en de gevoerde discussies trekken we de volgende conclusies die de uitgangspunten vormen voor het uiteindelijke ‘streefbeeld’:
nut, echter buiten het werkgebied. De nadruk zal liggen op het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten en het vermarkten van deze kwaliteit. Binnen deze randvoorwaarden passen eigenlijk alleen de toepassing van getijdenenergie, osmose warmtepompen en zonne-energie. Met name de ontwikkeling van getijdenenergie moet als nieuwe economische drager gaan gelden. Daarnaast is er een veelheid aan kwaliteitsimpulsen op het gebied van dynamiek door het terugbrengen van getijden in de Grevelingen.
Van alle onderzochte duurzame energiebronnen is windenergie het meest robuust. Windenergie is een bewezen techniek en rendabel te exploiteren. Wind lijkt daarom nodig in het concept om zowel de toekomstige duurzame energiedoelstellingen (regionaal en landelijk) te behalen als bij te dragen aan de economische vitaliteit. Wenselijk is dat initiatiefnemers van energieproductie-eenheden bereid zijn om “klimaatcontracten” af te sluiten, waarin zij prestatie in natura, met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en ecologie, dan wel een financiële bijdrage leveren aan het te vormen Duurzaamheidsfonds Grevelingen. Dit fonds kan een bijdrage leveren aan minder rendabele-initiatieven, maar ook aan initiatieven
4.5 Van scenario’s via streefbeelden en denkbeelden naar visievorming
Kwaliteitskenmerken
Toelichting symbolen:
Biomassa
4.5.1 Uitgangspunten voor het streefbeeld In de ontwikkelingsschets Grevelingen krijgt de productie van duurzame energie een expliciete functie. Het sluit aan bij de reconstructie en revitalisering van het gebied. Centraal staat daarom de vraag: ‘Hoe is de duurzame energieproductie te integreren in de revitalisering van het gebied’. Naast de functionele waarde in en voor het landschap en natuur en de integrale benadering van water, zon, wind en biomassa zijn economische haalbaarheid en sociale acceptatie dan ook randvoorwaarden bij de uitwerking.
die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en ecologie. De individuele gesprekken en de werkbijeenkomsten tonen interesse en draagvlak voor het gezamenlijk realiseren van de vernieuwing van de Grevelingen. De ondernemers geven wel aan dat initiatieven economisch verantwoord moeten zijn, willen zij er in stappen. Zij zijn bereid het voortouw te nemen om consortia te vormen die uitvoering gaan geven aan de duurzame energieproductie in en rondom de Grevelingen.
43
Provinciale en gemeentelijke overheden werken mee aan een soepele inbedding van duurzame energieproductie. Oftewel hanteren duidelijke kaders met zo min mogelijk tegenwerkende regels.
wekken van elektriciteit zijn turbo-generatoren. Globale berekeningen tonen aan dat in het noordelijk sluitgat van de Brouwersdam een getijdencentrale kan worden gebouwd bestaande uit 90 turbines met een totaal vermogen van zo’n 60 MW. Hierbij treedt in de Grevelingen een getijslag op van 1 m, tegen een oorspronkelijke getijslag van 2,5 m. Deze centrale levert voldoende elektriciteit voor alle 80.000 inwoners van de eilanden Goeree-Overflakkee en SchouwenDuiveland. De getijdencentrale is innovatief en geeft perspectief voor verdere inpassing in bestaande infrastructuur (nationaal en internationaal exportproduct). De getijdencentrale Brouwersdam wordt hiermee een (internationale) demonstratieobject. In de nabijheid worden hiertoe expertisecentra opgezet en productielocaties als internationaal exportproduct. De getijdencentrale is het voorbeeld voor versterking van ecologie, technologie en economie. Aanbevolen wordt om zo snel mogelijk te starten met pilots en verder uitwerking van de inpasbaarheid.
Aan de hand van de uitgangspunten uit het bovenstaande kunnen we dan het gewenste streefbeeld geven, samen met een aantal duidelijke denkbeelden. Veel partijen in het veld vinden dat het tijd is om aan de slag te gaan. Daarom dus een concreet streefbeeld, waarin een balans is gevonden in zoveel mogelijk duurzame energieproductie binnen de kwaliteitskaders van economie en ruimte.
4.5.2 Streefbeeld en denkbeelden In 2020 is de energieproductie in en rond de Grevelingen als volgt: Om economische ontwikkeling hand in hand te laten gaan met de kwaliteit van de leefomgeving is er een behoefte aan innovatieve concepten voor multifunctioneel ruimtegebruik. In en rondom het Grevelingenmeer wordt aan de slag gegaan met het landelijke energiebeleid en geeft de regio het voorbeeld. Realisatie van de doelstellingen van duurzame energie in combinatie met de realisatie van duurzame ruimtelijke kwaliteit en ecologie lijken veel kansen te bieden. Integratie en bundeling van de kennis alsmede de agenda’s van deze werkgebieden zijn daarmee ingevuld. Binnen dit perspectief worden innovatieve ideeontwikkeling door zowel private en publieke partijen gestimuleerd en gefaciliteerd. De volgende ontwikkelingen worden ingezet in een tijdshorizon tot 2020:
Groei brengt ons verder De biomassa voor energie en transportbrandstoffen beperkt zich tot natuurgras (ca. 1.000 ha) en de koolzaadteelt (ca. 3000 ha). Voor gras wordt een biomassadepot ontwikkeld waarin de grasachtige biomassastromen worden verzameld en voorbewerkt tot verhandelbare biomassa. De biomassa zal verder worden ingezet in biomassacentrales buiten het onderhavige werkgebied. De teelt van koolzaad wordt verder geïntegreerd in de landbouw als nieuwe economische drager. De koolzaad worden opgewerkt tot transportbrandstoffen, waarmee ca. 3.000 auto’s worden voorzien van biobrandstoffen. Het natuurgras voor energie levert een geringe bijdrage aan de elektriciteits- en warmte voorziening, maar levert wel een grote bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit en ecologie.
Spanning uit eb en vloed De Brouwersdam leent zich uitstekend voor inpassing van getijdenenergie. Naar de kosten van de bedoelde getijdencentrale in de Brouwersdam is een schatting gemaakt op basis van redelijke aannames. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat ‘het gat’ in de Brouwersdam inclusief een stormvloedkering niet voor rekening van de getijdencentrale komt. Het enige dat nog extra nodig is voor het op-
wordt de hogere investering al wel terugverdiend door het lage energieverbruik en de lage onderhoudskosten. Hiertoe zal bij nieuwbouw zoveel mogelijk worden ingezet op collectieve verwarmingnetten op basis van warmtepompen. Op basis hiervan wordt een tweetal stadverwarmingsnetten aangelegd in de dorpen en vakantieparken die direct aan het meer gelegen zijn. Het water uit de Grevelingen wordt gebruikt om de grote warmtepomp te voeden. Gestreefd wordt om in 2020 hiervoor 2000 woningen te laten aansluiten op warmtenetten op basis van warmtepompen. Dit geeft een besparing op primair energieverbruik van ongeveer 10 GJ per woning per jaar vergeleken met conventionele verwarming met HR-ketel. Voor 2000 woningen is de besparing dus 20.000 GJ op jaarbasis. Dit staat gelijk aan het warmtegebruik van ca. 500
voorzien van elektriciteit. Het Zonne-eiland is een voorbeeld van een “sterk staaltje innovatie”!
wooneenheden.
projecten kan osmose zich ontwikkelen tot een economisch rendabele techniek. Voorzichtig nemen we aan dat we in 2020 een potentie van energiewinning bij zout/zoet-overgangen kunnen benutten van ca. 5 MW, waarmee ca. 5.000 woningen van elektriciteit kunnen worden voorzien. De technologie zal zoveel mogelijk worden geïntegreerd met bestaande infrastructuur en gebouwen, hierdoor heeft osmose geen effect op ruimtelijke kwaliteit.
Daarnaast zal er naar gestreefd worden om 50% van de bestaande woningen in en om de Grevelingen de komende 15 jaar (bij vervanging van huidige CV-installaties) een combinatie van zonneboilers en PV-panelen te installeren. Dit geeft een opgesteld vermogen van 8 MW, waarmee ruim 2.000 wooneenheden van elektriciteit kunnen worden voorzien. Met de zonneboilers/CV kunnen 3.000 wooneenheden worden voorzien van warmte. Zoet en Zout: een spannend verschil Energie uit osmose staat nog geheel in de kinderschoenen. Door middel van aanvullende R&D-subsidies en subidies voor demonstratie-
Zonne-eiland Uitgaande van de nieuwe ontwikkelingen wordt er een Zonne-eiland opgezet van 50 ha met een overkapping met PV-folie. Op het Zonne-eiland is plaats voor een duurzame jachthaven en nieuwe vormen van seizoen-ongebonden (overdekte) recreatie. Het Zonne-eiland heeft een opgesteld vermogen van 35 MW en kan 10.000 woningen
Grevelingenmeer als centrale verwarming Vanwege de hoge investeringskosten is een warmtepomp voor verwarming in de individuele woningbouw nog niet altijd rendabel. Bij collectieve toepassingen en bij nieuwbouw/renovatie
44
45
Groene Windkracht Windenergie is rondom de Grevelingen een gevoelige discussie, maar windenergie is qua techniek robuust en economisch het meest ver gevorderd. Windenergie kan daarom bijdragen aan de economische vitaliteit en kan een impuls geven aan de ruimtelijke kwaliteit indien er een koppeling wordt gemaakt tussen economie en ruimtelijke kwaliteit. De leidraad voor de ontwikkeling van windenergie vormen de provinciale ruimtelijke visies met betrekking tot windenergie. In het kader van de voorbeeldfunctie van de Grevelingen krijgt windenergie een belangrijker positie en zullen de ruimtelijke visies moeten worden herijkt. Ten aanzien van windenergie ligt het voor de hand in eerste instantie te kiezen voor grote kosteneffectieve projecten die aansluiten op bestaande infrastructuur. Hierbij wordt gekozen voor een 1-2-tal windparken á 2-3 MW. De windmolens dienen landschappelijk verantwoord te worden ingepast. Gekozen wordt voor grote molens omdat deze een rustig ‘draaibeeld’ geven.
het gebied van (kennis) over opwekking van duurzame energie.
4.5.4 De samenhang Economie, duurzame energieproductie en ruimtelijke kwaliteit Voor de realisering van alle doelen zullen de agenda’s meer en meer op elkaar afgestemd moeten worden. Willen we echter een vitale leefomgeving, natuur, een beperkte verandering van het klimaat, etc., dan zullen er compromissen gesloten moeten worden. De ontwikkeling van dit meervoudige ruimtegebruik kan in en rond het Grevelingenmeer tot uiting komen mits er duidelijke samenhang is. Aandacht voor energie, landschap en natuur, waarbij duurzame energieproductie een expliciete functie inneemt in de groene ruimte, echter in synergie met natuur, landbouw, recreatie, cultuur, werken en wonen. Tevens zal moeten worden aangesloten bij de internationale ontwikkelingen. Allen staan voor de uitdaging van de samenwerking met alle partijen met hun specifieke wensen en eisen. Samenwerken zal de sleutel zijn tot duurzaamheid en innovatie.
4.5.3 De Grevelingen als voorbeeldregio Indien bovenstaande duurzame energieproductie opties worden gerealiseerd, dan vertegenwoordigt dit een opgesteld vermogen van ca. 200 MW, hiermee kunnen ca. 150.000 huishoudens worden voorzien van energie. Tevens kunnen er ca. 10.000 woningen worden voorzien van duurzame warmte. Door aanvullende energiebesparingsmaatregelen en toekomstige innovaties in techniek bij nieuwbouw en renovatie is verdere opschaling van het aantal woningen op duurzame warmte heel realistisch. Op de eilanden Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland zijn ca. 40.000 woningen. De regio zou daarmee bijna energieneutraal zijn. De duurzame energieproductie is tevens voldoende om nagenoeg om alle huishoudens in de gehele provincie Zeeland te voorzien van duurzame elektriciteit. Op basis van deze energieproductie in het streefbeeld kan de Grevelingen en omstreken zich met recht uitroepen tot voorbeeldregio op
Hiertoe is het wenselijk dat er een DuurzaamheidsFonds Grevelingen wordt opgericht. Dit fonds kan worden vergeleken met het Waddenfonds ter compensatie van gaswinning in de Waddenzee. De doelstelling van het fonds is de bevordering van een duurzame regionale samenleving, waarin ecologie, technologie en economie elkaar versterken. Een regionale ontwikkelingsmaatschappij (privaat en publiek) beheert dit fonds en ondersteunt daaruit projecten die naast economie ook een kwaliteitsimpulsen geven aan natuur, landschap, recreatie, economie, technologie en/of sociaal gebied. Dit kan breder gaan dan alleen duurzame energie.
46
Toerisme en recreatie ‘Méér recreatie in de Grevelingen’
5.1 Inleiding
5.2 Aanpak
De recreatieve en toeristische aantrekkingskracht van de Grevelingen staat onder druk. Enerzijds wordt dat veroorzaakt door zonvaste, concurrerende vakantiebestemmingen die tegenwoordig voor zeer lage prijzen te bereiken zijn. Anderzijds verliest het product ‘Grevelingen’ langzamerhand zijn glans, doordat het recreatieve en toeristische aanbod zich te langzaam vernieuwt en de vaste waarden van het gebied, de natuur en de uitstekende waterkwaliteit, in kwaliteit achteruitgaan. Omdat de recreatieve sector één van de belangrijkste economische dragers van het gebied is, heeft een achteruitgang van deze sector grote gevolgen voor economie en daarmee ook voor de leefbaarheid op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee.
Om tot een integrale en duurzame oplossing te komen voor de problemen in de Grevelingen, met speciale aandacht voor de problemen in de recreatieve en toeristische sector, is eerst gekeken naar de huidige situatie. Daarbij is informatie gezocht over het type recreant dat het gebied bezoekt, de factoren die het gebied de aantrekkingskracht geven die het heeft, de huidige recreatieve voorzieningen, knelpunten in de huidige situatie en trends die zich aftekenen in de vrijetijdsbesteding. Deze informatie is gebundeld en verwerkt, waarna hieruit conclusies zijn getrokken. Deze conclusies hebben als input gediend voor een lijst met projecten en suggesties om het recreatieve en toeristische aanbod in het gebied te verbeteren. Daarbij is gekeken naar ontwik-
In het Grevelingendebat van 10 oktober 2005 is dit probleem ook onderkend. Er is toen besloten de problemen in het Grevelingengebied integraal
kelingsmogelijkheden in andere sectoren en naar ontwikkelingen in het gebied, waarop aangehaakt kan worden.
op te pakken en een oplossingsrichting te bedenken die soelaas kan bieden op het terrein van de recreatie en toerisme, maar ook voor de achteruitgang van de waterkwaliteit, de natuur, de landbouw en de visserij. Via deze integrale oplossing wordt zowel de ruimtelijke als de sociaal-economische kwaliteit en vitaliteit van het gebied verbeterd.
5.3 Inventarisatie Het economisch belang van de recreatieve en toeristische sector op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland is groot. De sector genereert niet alleen hoge directe inkomsten, maar zorgt ook voor een belangrijke spin-off naar andere sectoren. De Grevelingen trekt ca. 2 miljoen bezoekers per jaar. Het zijn vooral oeverrecreanten die dit aantal bepalen (75%), de watersporter heeft een belang van 20% en de rest is de sportvisserij, duiksport en rondvaarten. Veel vakantiegangers komen ook voor de rust, het strand en de zee, het mooie weer en de mooie omgeving (ruimte, natuur).
De vragen die op het gebied van recreatie en toerisme vanuit het Grevelingendebat zijn voorgelegd, luiden als volgt: • Hoe kan het recreatief-toeristisch product van de Grevelingen op een duurzame manier verbeterd worden volgens de benadering waarbij ecologie en economie in evenwicht zijn; • welke mogelijkheden biedt de terugkeer van getij daarin?
Het grootste deel van de voorzieningen concentreert zich op de kop van Schouwen-Duiveland. Daarnaast heeft ook Goeree-Overflakkee een aanzienlijk aantal verblijfsrecreatieve voorzieningen, waarvan zo’n 75% in de gemeente Goedereede ligt. In de laatste jaren is het aantal vakanties in
In dit hoofdstuk wordt op deze vragen ingegaan.
48
van) het gebied en de bewegwijzering naar voorzieningen. • Een verblijfsrecreatief product dat eenzijdig van samenstelling is en soms verouderd. Campingplaatsen en vakantiehuisjes bevinden zich met name op grotere vakantiecomplexen.
de regio met ongeveer 20% gedaald. Van het totaal aantal overnachtingen door Nederlanders op Schouwen-Duiveland vindt ongeveer 45% plaats in de maanden juni tot en september. De maand mei is de belangrijkste vakantiemaand (ongeveer 21%). Voor de maanden oktober tot en met april is het aandeel ongeveer 34%. Deze laatste overnachtingen zijn voornamelijk korte vakanties (langweekend). In het gebied brengen vooral gezinnen met kinderen (met name ‘s zomers) en 50-plussers (voor- en naseizoen) hun vakantie door. De recreanten en toeristen op de Kop van Goeree hebben een bovenmodaal inkomen, maar ook op Schouwen-Duiveland komen de laatste jaren steeds meer mensen met een bovenmodaal inkomen recreëren. In de Delta zijn vooral het Grevelingenmeer en het Veerse Meer voor de kleine watersport be-
5.3.2 Trends De volgende trends en kansen zijn te onderscheiden op het gebied van recreatie en toerisme: • meer ‘actieve senioren’ De steeds groter wordende groep 55-plussers beschikt over relatief veel vrijetijd en geld en is ondernemend. Het aantal senioren dat beschikt over een boot groeit. Deze groep heeft steeds grotere en luxere schepen (>14m.) en stelt hogere eisen aan comfort rond de ligplaatsen. Senioren houden veelal van rust en ruimte en zoeken mogelijkheden om te recreëren in geval van slecht weer. • meer vraag naar luxe, verzorging en aandacht (verwenmomenten) Een deel van de samenleving vraagt naar luxere vakanties, waarbij verzorging en aandacht centraal staan. Het haastige, snelle leven wordt ontvlucht in de vakantie, waarbij er tijd is om eens lekker verwend te worden. • meer vraag naar authenticiteit, gezelligheid, vriendelijkheid, familie/vrienden Naast een hang naar luxe is er ook een behoefte aan gezelligheid, authenticiteit en samenzijn met familie en/of vrienden te signaleren. Vakanties, weekenden en andere vormen van vrijetijdsbesteding worden steeds vaker gebruikt om gezellig samen te zijn met bekenden en de sociale contacten aan te halen. • persoonlijke ontwikkeling (sociale ervaringen, actief en gezond, ecologisch, spiritueel) De vrijetijd wordt ook steeds vaker aangewend om zich op persoonlijk vlak te ontwikkelen. Het gaat hierbij om sociale ervaringen en ontmoetingen. Maar ook het gezondheidsaspect (ecologische voeding, actief bezig zijn) en het spirituele welzijn maken hier deel van uit. Cultuurhistorie en rust en
langrijk, omdat men daar geen last heeft van hoge golfslag, stroming en grote binnenvaartschepen. Het Grevelingenmeer is vanwege het zoutgehalte voor sportduikers in heel Europa een ecologisch interessant duikwater, waar jaarrond gebruik van wordt gemaakt. Het meer geldt voor sportduikers ook als uitwijkmogelijkheid indien door forse ZW wind de Oosterschelde niet of slecht bruikbaar is.
5.3.1 Knelpunten De belangrijkste knelpunten op het gebied van recreatie en toerisme rondom de Grevelingen spitsen zich toe op: • het ontbreken van goede recreatieve routestructuren voor verschillende vormen van recreatie (wandelen, fietsen, maar zeker ook waterrecreatie); • het ontbreken van de juiste voorzieningen en aantrekkelijke aanlegpunten voor watersporters; • het ontbreken van slechtweervoorzieningen (voor kinderen), waardoor ook het bezoek aan het gebied buiten het hoogseizoen te wensen overlaat en er niet of nauwelijks wordt ingespeeld op de beleveniseconomie. • de slechte bekendheid van (de mogelijkheden
49
•
•
•
•
•
ruimte om in te wandelen (of actiever te sporten) zijn belangrijke peilers onder deze vorm van recreatie. risicoloos avonturieren (beleving is belangrijk, maar wel in een veilige omgeving) Mensen willen steeds vaker vakantie ‘beleven’. Actie en spanning horen hier bij, maar het dient wel op een veilige manier te gebeuren. Hierbij kan gedacht worden aan georganiseerde survivaltochten, outdoorevents of pathfinding met GPS. versnippering van vrijetijd We krijgen steeds meer vrijetijd, maar de momenten van vrijetijd worden korter. Dit vraagt om een efficiënte tijdsbesteding: we willen zoveel mogelijk beleven in een zo kort mogelijke tijd. Een veelomvattend pakket aan mogelijkheden in een kleine regio kan aan deze wens tegemoet komen.
•
opkomst 24-uurs economie De opkomst van de 24-uurs vrijetijdseconomie hangt samen met de vorige trend (versnippering vrijetijd). Niet alleen wordt de tijd die we aaneengesloten aan recreatie besteden korter, we gaan ook vaker op vakantie. Dit heeft een verspreiding van de vrijetijdsbesteding tot gevolg. Er wordt, naast in de van oudsher drukke vakantieperiodes en feestdagen, steeds meer gerecreëerd in het voor- en naseizoen door kapitaalkrachtige groepen (voornamelijk senioren en dinky’s: double income, no kids). vraag naar verblijfsrecreatieve projecten met een relatie met water Steeds meer mensen willen een tweede huisje aan het water om hun vrijetijd in door te brengen. De ligging van het huis aan niet zomaar een water, maar aan een doorgaande verbinding of een groot water (meer of plas) is een absolute pré. Dit biedt namelijk mogelijkheden voor watersport dichtbij het huisje. toename routegebonden recreatie Het aantal recreanten dat zich interesseert voor de omgeving en deze via routes verkent en bekijkt neemt toe. De routes worden op verschillende manieren afgelegd (wande-
len, fietsen, ruitersport, kanoën, skaten, Nordic walking, etc). Daarbij is behoefte aan informatie over hetgeen beleefd wordt (landschap) en gezien wordt (attracties langs de route). toename recreatievaart en watersport De laatste jaren is een toename van het aantal recreanten dat aan watersport doet te signaleren. Ook is de recreant gemiddeld meer dagen per jaar bezig met watersport. Een belangrijk onderdeel van deze watersport is de routegebonden recreatievaart: geen rondjes, maar routes (ergens naar toe) varen.
5.4 Kansen en risico’s
5.4.2 Uitwerking streefbeeld
Uit de vraag naar verbetering en aanpassing, die volgt uit de knelpunten en trends, afgezet tegen de huidige situatie, volgt welke aanpassingen er in het recreatieve en toeristische product nodig zijn om de komende jaren een op de vraag toegespitst aanbod te kunnen leveren. Deze aanpassingen worden in dit hoofdstuk beschreven aan de hand van een streefbeeld.
Behoud huidige kwaliteiten De Grevelingen wordt als gebied alom gewaardeerd om zijn rust, openheid en ruimte. Daarnaast is de kwaliteit van het water nog altijd uitstekend en is de Grevelingen, vanwege het grote doorzicht van het water en het feit dat de Grevelingen stilstaand zout water heeft, één van de beste duiklocaties binnen Europa. Daarnaast worden de strandjes veel gebruikt bij mooi weer en is het gebied zeer in trek bij de watersport vanwege de weidsheid en de grootte van het wateroppervlak zonder stroming. De twee miljoen recreanten, die het meer jaarlijks bezoeken, getuigen van deze kwaliteiten. Dit hoge bezoekersaantal heeft het meer ook te danken aan de nabijheid van, en zijn centrale ligging als groenblauwe oase tussen, drie dichtverstedelijkte gebieden. Bovenstaande kwaliteiten zijn van grote waarde, mede omdat ze in dit deel van Europa schaars zijn. Het behouden en waar mogelijk verbeteren van deze kwaliteiten is dan ook een prioriteit. Daarnaast zijn er ontwikkelingen gaande die dit onderstrepen. De steeds groter wordende groep 55-plussers houdt over het algemeen van rust en ruimte en gaat steeds meer op zoek naar een actieve beleving van deze elementen. Cultuurhistorie en rust en ruimte om in te wandelen (of actiever te sporten) worden steeds vaker gebruikt
5.4.1 Streefbeeld In het streefbeeld voor de toekomst vormen terugkeer van getij en een harmonieus landschapsbeheer (natuur én landelijk gebied) de sleutel tot verduurzaming van de vrijetijdseconomie rond de Grevelingen. Om de huidige kwaliteiten op het gebied van water, natuur, landschap en cultuurhistorie te behouden en beleving en verbinding van land en water te verbeteren, moeten landschappelijke en natuurwaarden en de ecologische vitaliteit van het Grevelingenwater duurzaam worden beheerd. Hierbij is het van belang dat de toeristische en recreatieve ontwikkelingen in de Grevelingen als 1 geheel worden gezien en dat nieuwe ontwikkelingen aan dit geheel en aan de visie worden getoetst. Heeft een initiatief toegevoegde waarde op het terrein van duurzaamheid en innovatie en levert het meerwaarde binnen het gehele gebied?
50
door recreanten om zich op persoonlijk vlak te ontwikkelen. Het aantal recreanten dat zich interesseert voor de landschappelijke omgeving en deze via routes verkent en bekijkt, neemt toe. Het verbeteren van de toegankelijkheid van het ommeland door routestructuren biedt zowel de recreant de mogelijkheid om van de kwaliteit van het landschap te genieten als de regio de mogelijkheid om de kwaliteit van het landschap te verbeteren door ecologische zones of beplanting. Een goede promotie kan de Grevelingen als watersportgebied de komende jaren nog beter op de kaart zetten.
Met zonering kunnen toeristen gestuurd worden naar de plekken die voor hen interessant zijn en kan een te grote toeloop in kwetsbare gebieden worden vermeden. Praktisch: door concentratie van recreatieve functies op vooraf benoemde locaties met speciale voorzieningen, kunnen deze gebieden extra aantrekkelijk worden gemaakt. Andere gebieden worden juist ontzien. In één van de deelstudies (Kempe Thill) wordt geschetst hoe de Brouwersdam en de Grevelingendam een cruciale rol kunnen spelen bij intensieve recreatie. De noordoever van de Grevelingen kan voorzien in natuurontwikkeling en natuurgerichte recreatie, de zuidoever kan worden benut voor innovatieve vormen van verblijf.
Voor het behoud van de goede waterkwaliteit is het noodzaak de verbinding met de Noordzee te verbeteren. Dit is zowel voor de duiksport, de watersport, de hengelsport als de strandbezoekers van belang. De huidige waterkwaliteit maakt het gebied nu zeer aantrekkelijk voor deze vormen van recreatie. Bij de realisatie van een betere verbinding met de Noordzee moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat veel watersporters de Grevelingen nu waarderen vanwege de beperkte stroming die in het meer aanwezig is, die het water veiliger maakt dan bijvoorbeeld de Noordzee. Behoud huidige kwaliteiten met verbetering van de beleving van land en water De beleving van het water vanaf het land en vice versa is een sterke kwaliteit van het gebied. De dijk, die nu nog een harde scheidingswand vormt tussen land en water, wordt in plaats daarvan juist gebruikt als verbindend element. De Grevelingen wordt op dit moment omgeven door hoge dijken, die over het algemeen een vrij ontoegankelijke barrière vormen tussen het water en het land. Dit heeft alles met de bescherming van het land tegen het water te maken, die vanuit de historie van het gebied heel goed te begrijpen is. De badkuip die de Grevelingen nu is doet echter de potenties tekort die het gebied heeft als het land en het water weer als één geheel te beleven zouden zijn. De dijk kan daarin van ‘scheidend bouwwerk’ tot ‘verbin-
51
Verbinden van land en water Naast het verbeteren van de beleving van het water en land biedt ook het daadwerkelijk ver-
dend element’ worden. Door de aanleg van een routenetwerk over de dijk rond de Grevelingen voor verschillende vormen van routegebonden recreatie (het zgn. ‘rondje Grevelingen’) kan zowel het land als het water aan beide zijden van de dijk tegelijk beleefd worden. De toename van actieve senioren, die van het landschap genieten en de toename van routegebonden recreatie in het algemeen onderstrepen de behoefte aan een verbeterd recreatief routenetwerk, waarvoor het rondje Grevelingen als ruggengraat dient. Daarnaast verbetert de beleving van het landschap door een rondje over een hoger gelegen element: er wordt een beter idee van de weidsheid en het landschap verkregen. Het verbeteren van de beleving levert niet alleen meer waardering voor de omgeving op, het speelt ook in op de trend dat men meer wil beleven in een kortere tijd tijdens de vakantie of weekendje weg.
binden van beide deelgebieden grote aanknopingspunten om het recreatief-toeristisch product te verbeteren. Enerzijds kan het land met het water verbonden worden door van een vorm van watersport over te stappen op een vorm van recreatie op het land. Zo worden zogenoemde TOP’s gecreëerd: toeristische overstappunten. Een voorbeeld hiervan is het overstappen van een watertaxi op een fiets bij een aanlegpunt van de taxi. Door een netwerk van dergelijke TOP’s langs de gehele Grevelingen aan te leggen, kunnen recreanten in één keer zowel het water als het land beleven. Andere vormen van recreatie die hieraan bij kunnen dragen zijn waterfietsen, wandelen, kanoën, fietsen, zeilen, paardrijden en skaten. Door de overstappunten worden recreanten uitgedaagd het landschap en de Grevelingen op verschillende manieren te beleven en wordt de grens tussen water en land in de beleving steeds vager. De overstappunten kunnen verbonden worden via het eerder genoemde ‘rondje Grevelingen’. Dit project kan een stimulans voor routegebonden recreatie betekenen. Een steeds groter wordende groep recreanten kan hiermee naar de Grevelingen getrokken worden.
Daarnaast willen steeds meer mensen hun vrije tijd in een (tweede) huisje aan het water doorbrengen. Dit brengt niet alleen grote kansen voor de verbetering van de beleving van het water vanaf het land met zich mee (wonen op de dijk), ook vernieuwende woonconcepten op drijvende eilanden of woningen met glazen wanden als kades op of onderlangs dijken kunnen de beleving vergroten. Daarnaast kunnen nieuwe vaarverbindingen door de eilanden gekoppeld worden aan ‘wonen aan het water’, waardoor het water ook op het land beleefd kan worden en er tevens nieuwe routeverbindingen ontstaan.
Getij: verbinding met de Noordzee en motor voor natuurgerichte recreatie
zellig samen te zijn met familie en/of vrienden en de drang naar authenticiteit worden groter. Oude dorpskernen en haventjes met kleinschalige horecavoorzieningen bijvoorbeeld bieden de gezelligheid en authenticiteit die men zoekt. Daarnaast worden de watersporters op deze manier uitgedaagd van meer voorzieningen in de Grevelingen gebruik te maken. De bestedingen van watersporters in de Delta blijven achter bij het landelijk gemiddelde, zo ook in de Grevelingen, wat waarschijnlijk veroorzaakt wordt door het gebrek aan attracties en punten waar men naar toe kan varen. Deze punten zijn van belang voor de belevenis van de watersporter en voor de duur van het verblijf in de Grevelingen. Hoe meer er te beleven valt, hoe langer de recreant geneigd zal zijn te blijven. Kleinschalige horeca in de haventjes kan hier aan bijdragen, omdat uit andere gebieden (IJsselmeer gebied en Wad-
De motor achter allerlei andere projecten binnen het kader van de uitwerking van het Grevelingendebat, de terugkeer van het getij, heeft ook een positief effect op de mogelijkheden voor ontwikkeling van de recreatief-toeristische sector. Allereerst biedt de nieuwe Brouwersdam tal van mogelijkheden voor recreatief medegebruik. Het instellen van een kenniscentrum over het vernieuwde denken over de Deltawerken met excursies naar de getijdencentrale in de dam, kan een toeristische trekpleister van formaat worden. Bij de ontwikkeling van getij in de Grevelingen moet niet uit het oog verloren worden dat de meeste watersporters juist naar de Grevelingen komen vanwege het veilige, stromingsvrije water. Uit onderzoek is gebleken dat de stroomsnelheden in het overgrote deel van het meer niet of nauwelijks veranderen. Mits men niet direct in de buurt van de doorlaatopening gaat varen, hoeft dit dus geen probleem voor de huidige gebruikers op te leveren.
denzee) is gebleken dat dit een grote aantrekkingskracht heeft op watersporters. Aangezien de Grevelingen voor een groot aantal mensen uit de Randstad en Brabant sneller te bereiken is dan de andere grote watersportgebieden, liggen hier grote kansen. Hier komt nog bovenop dat er de laatste jaren een toename van het aantal watersportrecreanten te signaleren is.
Anderzijds kan de scheiding tussen land en water overbrugbaar gemaakt worden. Hierbij kan gedacht worden aan het herstellen van de toegangen tot oude haventjes op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland en het creëren van een doorvaartverbinding door beide eilanden, zodat de Oosterschelde en het Haringvliet vanuit de Grevelingen makkelijker en sneller bereikbaar worden. Deze doorvaartverbinding kan gekoppeld worden aan innovatieve woonconcepten en het versterken van de landschappelijke waarden. Het herstel van de verbindingen van oude haventjes en dorpskernen met de Grevelingen kan veel betekenen voor de recreatieve en toeristische sector enerzijds, maar ook voor de leefbaarheid van de kernen anderzijds. De behoefte om ge-
De verschillen in waterstand tegen de dijk aan als gevolg van de terugkeer van het getij brengen de relatie tussen land en water beter in beeld. Dit kan worden versterkt door projecten als ‘dijk met bereik’, het verbreden op bepaalde plekken van de overgangszone tussen het water en de dijk en het vergroten van het contactoppervlak tussen land en water. Deze projecten vergroten tevens de recreatieve gebruiksmogelijkheden van de dijk en de overgang tussen land en water (oeverrecreatie, duikplekken, strandjes, visstekken, aanlegplaatsen).
52
53
trends die aansluiten op ontwikkelingen in de Grevelingen. Door de ontwikkeling van bijvoor-
ant een geschikt aanbod van recreatieve mogelijkheden heeft.
beeld luxe resorts, cruises, thermen en beauty farms in de regio kan ingespeeld worden op de vraag naar luxere vakanties, waarbij verzorging en aandacht centraal staan. Deze trend komt voort uit de wens het haastige, snelle leven te ontvluchten, waarbij er tijd is om eens lekker verwend te worden.
5.5 Eindoordeel - conclusie Er liggen kansen te over voor de recreatief-toeristische sector in de Grevelingen. Het terugbrengen van het getij in de Grevelingen zal dit nog eens versterken. De regio heeft de potentie om uit te groeien tot recreatief centrum van de Delta. Aan de ene kant omdat de huidige recreatieve waarden (natuur, rust, ruimte en water(kwaliteit)) al goed ontwikkeld zijn, aan de andere kant omdat er nog tal van mogelijkheden liggen om ook andere terreinen van de recreatie te verbeteren en zo een vollediger aanbod voor de recreant op tafel te leggen. De aantrekkingskracht van het gebied wordt op die manier vergroot, zodat ook buiten het hoogseizoen en tijdens slecht weer in de regio zelf voldoende te doen is.
De vrije tijd wordt ook steeds vaker aangewend om zich op persoonlijk vlak te ontwikkelen. Het gaat hierbij om sociale ervaringen en ontmoetingen. Maar ook het gezondheidsaspect (ecologische voeding, actief bezig zijn) en het spirituele welzijn maken hier deel van uit. Cultuurhistorie, rust en ruimte om te wandelen zijn belangrijke peilers onder deze vorm van recreatie. Via health farms, diëet-arrangementen en het creëren van plekken met de mogelijkheid tot bezinning kan deze vorm van recreatie en vrijetijdsbesteding gefaciliteerd worden.
Tot slot betekent de terugkeer van getij in de Grevelingen een aanzienlijke versterking van de natuurwaarden. Het areaal intergetijdengebied wordt enorm vergroot, de dynamiek in successie-
Zo wordt door het openen van de Brouwersdam de kans gecreëerd om een schutsluis voor de recreatievaart in de Brouwersdam te realiseren. Deze schutsluis verbindt dan de Noordzee met de Grevelingen en het achterland en zou een enorme impuls betekenen voor de watersport en aanverwante recreatieve ondernemingen. De duurzame jachthaven van de toekomst verkrijgt op die manier een groot aantal extra potentiële klanten, hetgeen ook geldt voor alle attractiepunten langs en op de Grevelingen, die nu vanaf zee via een simpele verbinding bereikbaar worden. Een minder ingrijpende maar innovatieve oplossing voor het knelpunt, dat de Brouwersdam nu vormt voor de recreatievaart, is een droge overtoom. Hiermee kunnen boten uit het water getild worden, over land getransporteerd worden en vervolgens aan de andere kant van de dam weer te water gelaten worden. Zowel de schutsluis als de droge overtoom betekenen een toename van de mogelijkheden om recreatieve routes te varen en andere gebieden te verken-
processen wordt teruggebracht, er vindt weer uitwisseling van flora en fauna plaats tussen Noordzee en Grevelingen en de waterkwaliteit blijft op een goed niveau. Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden voor natuurbeleving. Enkele voorbeelden: Struintochten onder begeleiding van een gids of boswachter, natuurexcursies, zeehonden-excursies, boottocht met een doorzichtige bodem (beleving onderwaterwereld) en slik-safari’s. Bij alle vormen van natuurgerichte recreatie is educatie onderdeel, zodat de kennis over, en daarmee vaak de waardering voor, natuur verhoogd wordt. Door een uitgekiende zonering wordt ervoor gezorgd dat de natuurwaarden worden geborgd. Inspelen op trends Naast de trends die in het bovenstaande deel al her en der beschreven staan, zijn er ook andere
nen.
54
Door de bestaande zonering op hoofdlijnen te handhaven wordt voorkomen dat de druk op de natuur leidt tot verstoring. Door de recreatieve druk op specifieke punten in het gebied te concentreren, blijven andere gebieden beter gevrijwaard van verstoring. Deze zonering kan op 2 niveaus worden gerealiseerd: - regionaal niveau - lokaal niveau
Tot slot is de 24-uurs vrijetijdseconomie ook in de recreatie in opkomst. Niet alleen wordt de tijd die we aaneengesloten aan recreatie besteden korter, we gaan ook vaker op vakantie. Dit heeft een spreiding van de vrijetijdsbesteding tot gevolg. Er wordt, naast in de van oudsher drukke vakantieperiodes en feestdagen, steeds meer gerecreëerd in het voor- en naseizoen door kapitaalkrachtige groepen (voornamelijk senioren en dinky’s: double income, no kids). Belangrijk voor het faciliteren van deze groep recreanten is dat er in elk jaargetijde, bij elk weertype voldoende te bevelen valt voor een (korte) vakantie. Daarnaast kan deze doelgroep met leuke arrangementen aangetrokken worden.
De zonering op regionaal niveau houdt in dat het gebied grofweg in 4 delen wordt opgedeeld: - de Brouwersdam, - de zuidoever van de Grevelingen, - de noordoever van de Grevelingen en - de Grevelingendam. Door de grootschalige recreatieve en toeristische activiteiten te ontplooien en te concentreren op en in de buurt van beide dammen (hetgeen nu reeds het geval is), kan het rustiger en natuurlijker middengebied, met de natuureilandjes, ontzien worden van massale recreatie. Dit gebied blijft uiteraard wel toegankelijk voor de watersporter. De zuidoever is geschikt voor natuurlijke
Door de realisatie van de bovenstaande voorzieningen wordt het algehele recreatieve aanbod aangevuld. Ook recreanten die niet direct voor deze voorzieningen komen, kunnen bij slecht weer of gewoon omdat ze dat prettig vinden, gebruik maken van deze voorzieningen. Een belangrijk sterk punt van de Grevelingen wordt dan dat het gebied voor elk weertype en elke recre-
55
en innovatieve concepten voor wonen aan het water en spelen met de waterfronten. De noordoever, met de Slikken van Flakkee, zal natuur blijven.
in combinatie met allerlei arrangementen, aanbeveling tot ontwikkeling, omdat dit het recreatieftoeristische aanbod van de regio, naast de reeds aanwezige recreatieve waarden, kan vervolmaken. Daarmee wordt de aantrekkingskracht van de regio op de potentiële recreant vergroot.
Voor de ontwikkeling van beide dammen is een concept ontwikkeld door atelier Kempe Thill. Het geven van een identiteit aan de dammen en het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden staan hierbij centraal. De uitwerking van de concepten richten zich op duurzaamheid en integraliteit. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar het rapport van Kempe Thill in de bijlage. De lokale zonering richt zich met name op de noord- en zuidoever van de Grevelingen. Door hier specifieke attractiepunten te realiseren, waarvan een aantal gericht zijn op de watersporter en routegerichte recreant en een aantal op de natuurgerichte recreant, kunnen ook op dit niveau beide recreatiestromen uit elkaar worden getrokken. De watersporter vaart graag van attractie naar attractie en zal, in geval van voldoende attractiepunten, de natuurlijkere gebieden alleen gebruiken als decor voor zijn reis. De verstoring op de natuurgebieden wordt op die manier minder. Het is daarom van belang deze attractiepunten, zoals haventjes met horeca, jachthavens en recreatieve overstappunten, te realiseren of in aantrekkelijkheid (voorzieningenniveau) te verbeteren. De natuurgerichte recreant houdt meer rekening met de aanwezige natuurwaarden en zal minder verstorend zijn op de natuur met zijn aanwezigheid. Daarnaast bieden natuurgerichte attractiepunten ook goede mogelijkheden om de recreant in het algemeen meer voor te lichten over de natuurwaarden en de kwetsbaarheid ervan. Belangrijk, gezien de trends, in het verdere aanbod van de Grevelingen zijn het Rondje Grevelingen met de recreatieve route-overstappunten, het realiseren van goede routeverbindingen vanaf deze punten naar het land en het water en goede bewegwijzering. En tot slot verdienen de slechtweervoorzieningen, zoals luxe hotels, thermen, beauty resorts, mini-cruises, eventueel
56
Wonen, werken en verblijven ‘Méér verblijven rond de Grevelingen’
6.1 Wonen
Schouwen-Duiveland sprake is van een licht krimpende bevolking met de daarmee gepaard gaande vergrijzing. Ook op Goeree-Overflakkee is sprake van wegtrekkende jongeren maar hier krimpt de bevolking (nog) niet. In het gehele gebied is sprake van spanning op de woningmarkt en komt het veel voor dat jongeren zich vestigen in recreatiewoningen.
6.1.1 Inleiding De visie voor de Grevelingen is een integrale visie. Eén van de doelstellingen hierbij is het geven van een impuls aan de regionale economie van het gebied. Vanuit deze doelstelling is de onderzoeksvraag: Op welke wijze kan met innovatieve woon- en verblijfsconcepten een kwaliteitsimpuls aan het plangebied worden gegeven middels het versterken van de water-land-relatie.
Voor het gehele gebied geldt dat de gemiddelde bezetting per woning boven het landelijk gemiddelde ligt. Op Goeree-Overflakkee geldt dit zelfs in zeer sterke mate. Uitgaande van het principe “migratiesaldo nul” kan dit leiden tot een toenemende druk op de woningmarkt.
6.1.2 Aanpak In het gehele gebied is sterke behoefte aan betaalbare woningen voor starters. Vanuit inter-
Binnen het project uitwerking Grevelingendebat zijn bestaande plannen en ideeën zoals deze in de regio zijn ontwikkeld, gecombineerd met en getoetst aan de uitgangspunten duurzaamheid en integraliteit. Een voorbeeld hiervan is Innovation Island.
views komt naar voren dat de prijzen van koopwoningen hoog blijven door de relatief sterke en kapitaalkrachtige druk vanuit randstadbewoners die de rust en ruimte van het Deltagebied waarderen. Zij hebben het er graag voor over hier wat extra’s voor te betalen en te gaan pendelen. Een andere groep van nieuwkomers is die vanuit vrije beroepen die door de nieuwe ICT-ontwikkelingen minder gebonden zijn aan de randstad. Vooral voormalige boerderijen hebben op hen grote aantrekkingskracht als woon/werklocatie.
Daarnaast is aan Atelier Kempe Thill opdracht gegeven om een visie te geven op de Grevelingen en daarbij ook innovatieve woonconcepten te betrekken. De rapportage van Atelier Kempe Thill is als bijlage aan deze rapportage toegevoegd. De woon- en verblijfconcepten in deze studies en plannen zijn vertaald naar concrete projecten op de projectenagenda voor de Grevelingen.
Gelet op de relatief kleine kernen en het uitgestrekte buitengebied is het studiegebied te kenmerken als platteland. Verwacht zou worden dat het voorzieningenniveau onder druk zou staan. Deze ontwikkeling heeft in het plangebied slechts in beperkte mate plaats gevonden. Op Schouwen-Duiveland is duidelijk waar te nemen
6.1.3 Resultaten In het studiegebied wordt gewoond in relatief kleine dorpen en steden. Opvallend is dat op
• Wonen aan het water en aan te realiseren cultuurhistorische vaarverbindingen op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland. Uitgangspunt hierbij is dat de bebouwing ook een bijdrage levert aan de attractiviteit van het gebied. • Waterfrontconcepten, waarbij de relatie tussen land en water versterkt wordt. Dit kan door plaatselijk aan te sluiten bij cultuurhistorische kernen als Scharendijke en Brouwershaven, zoals dit ruimtelijk is verbeeld door “Innovation Island”. Hierbij wordt de bouw van woningen gecombineerd met uitbreiding van de haven, het geschikt maken van de haven voor kleine cruiseschepen en het realiseren van een medisch centrum, een duikcentrum en upgrading van het voorzieningenniveau. • Landgoederen, die bijdragen aan de herintroductie en instandhouding cultuurhistorische vaarverbindingen of aan de instandhouding van natuurgebieden en waterpartijen. Door hun aanwezigheid leveren deze landgoederen ook een bijdrage aan de recreatieve en toeristische toegankelijkheid en waarde van het gebied. • Verblijfsrecreatieve concepten aan en op het water al dan niet in combinatie watersportfaciliteiten, natuurontwikkelingsmogelijkheden, wellness zorgfaciliteiten, etc. Hierbij bestaat de mogelijkheid voor permanente bewoning indien het concept zich hiertoe leent. Deze projecten leveren bijdragen aan de regionale economie. Hiervoor zijn goede mogelijkheden op Stellendam, het Springersdiep en Bommenede. De uitwerking van Atelier Kempe Thill voor Bommenede geeft aan hoe dit op een zorgvuldige manier kan worden ingepast.
dat zeker kernen als Bruinisse, Zierikzee, BurghHaamstede en Renesse dankzij recreatie en toerisme nog over een meer dan adequaat voorzieningenniveau beschikken. Op Goeree-Overflakkee is dit ook goed zichtbaar in Goedereede en Ouddorp. Middelharnis heeft van oudsher een regiofunctie en beschikt over een zeer hoog voorzieningenniveau. Het oostelijk deel van het eiland is wat soberder bedeeld, doch de problematiek is nog niet zo als door Geert Mak zo treffend is beschreven in zijn boek “hoe God verdween uit Jorwerd”. Samenvattend kan worden gesteld: • het gebied heeft een aantrekkelijk woonklimaat met een goed voorzieningenniveau dat echter wel onder druk staat • Er bestaat grote behoefte aan woningen voor starters • Er is veel druk op de woningmarkt van potentiële pendelaars uit de Randstad • Er is veel behoefte aan de combinatie wonenwerken vanuit kleinschalige vrije beroepen die thans in de randstad zijn gevestigd.
6.1.4 Kansen en risico’s Het gebied rond de Grevelingen is ontstaan vanuit de interactie tussen de riviermondingen en de getijdenwerking van de zee en de rol die de wonende en werkende mens daarin heeft vervuld. Al eeuwen voert de mens strijd met het water om veilig te kunnen wonen en in zijn behoeften te kunnen voorzien. De watersnood van 1953 heeft geleid tot een in technisch opzicht geslaagde poging om de zee te beteugelen en buiten te sluiten. De keerzijde hiervan is dat het gebied zijn natuurlijke dynamiek is kwijtgeraakt.
Tabel 6.1.a: Aantallen in relatie tot wonen en verblijven rondom Grevelingen
Inwonersaantal
Toename inwoners 2005
Aantal woningen
Aantal mensen per woning
Verblijfsrecreatie (ha)
Recreatiewoningen
Schouwen-Duiveland
34.500
-60
15.007
2,3
696
4.250
Oostflakkee
10.130
111
3.979
2,5
18
312
Goedereede
11.632
41
4.510
2,6
248
2.660
Dirksland
8.300
17
3.176
2,6
26
338
18.490
199
6.745
2,7
31
197
Middelharnis
58
Op allerlei gebied moet de dynamiek terug komen en moet het water weer deel gaan uit maken van het wonen en werken op en rond de Grevelingen. De kracht van het water wordt gebruikt om de Grevelingen te gebruiken als een proeftuin voor innovatieve en duurzame woon- en verblijfsrecreatieve concepten aan en op het water. Het gaat hierbij om de volgende woonvormen:
Deze woonvormen passen binnen de uitvoeringsgerichte aanpak zoals die in de Nota Ruimte is verwoord. Uitwerkingsbevoegdheid op basis van verevening tussen groene, blauwe en rode functies moet zorgen voor een versterking in natuur, recreatie, landschap, cultuurhistorie en leefomgeving.
59
6.2 Werken
van het eiland is de situatie wel goed vergelijkbaar, maar in het oostelijk deel is de invloed van recreatie en toerisme veel minder. De hier gelegen gemeenten Dirksland, Middelharnis en OostFlakkee hebben in het verleden een wat meer afhoudende houding gehad ten opzichte van de recreatie en hebben ook minder kwaliteiten die het gebied als vanzelfsprekend geschikt maken voor deze sector. Middelharnis vervult vanouds een centrumfunctie binnen Goeree-Overflakkee en heeft een sterk ontwikkelde lokale economie met winkels, scholen, kantoren verzorging en verpleging etc. Dirksland en Oost-Flakkee zijn van typische agrarische gemeenten aan het verschuiven naar pendelgemeenten. Wel is merkbaar dat de gemeenten inmiddels niet meer afwijzend staan ten opzichte van recreatie en doende zijn om in te spelen op recreatieve ontwikkelingen. Kenmerkend is dat de gemeenten samen werken aan de ontwikkeling van recreatie en toerisme in het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee. Deze samenwerking heeft geresulteerd in de rapportage “Goeree-Overflak-
6.2.1 Inleiding In het kader van de integrale visie is ook onderzocht hoe de regio economisch in elkaar zit en wat naast recreatie en toerisme de dominante sectoren zijn. Het accent wordt hierbij gelegd op die sectoren die sterk gerelateerd zijn aan het recreatief-toeristisch product Grevelingen. Het betreft hier de akkerbouw als drager van het open landschap en de visserij als exploitant van het Grevelingenmeer. • Wat is het perspectief voor de akkerbouw in de komende 20 jaar als drager van het landschap en op welke wijze kan dit perspectief zo nodig worden verbeterd. • Wat is het perspectief voor de visserij in de komende 20 jaar en op welke wijze kan dit perspectief zo nodig worden verbeterd. Beide onderzoeksvragen dienen vooral beschouwd te worden in het kader van samenwerking met recreatie en toerisme.
kee: Visie op toeristische ontwikkeling tot 2015”. Werkgelegenheid De werkloosheidscijfers zijn in het studiegebied niet sterk afwijkend ten opzichte van het gemiddelde voor het platteland. Mede door de sterke factor recreatie, valt de jeugdwerkloosheid relatief mee. Wel komt uit de interviews naar voren dat vooral de beter opgeleide jeugd al vrij snel weg trekt naar andere gebieden. Dit komt deels door de woningsituatie maar vooral door het gebrek aan hoogwaardige banen.
6.2.2 Resultaten Op Schouwen-Duiveland is ruim een kwart van de omzet direct verbonden aan de toeristische en recreatieve sector. Ook bouwnijverheid en landbouw en visserij zijn dominante sectoren. De dominante positie van de bouwnijverheid is deels gerelateerd aan de recreatieve ontwikkeling. Daarnaast is er ook veel andere indirecte afhankelijkheid van recreatie en toerisme. Zo draaien winkels, hoveniersbedrijven, banken etc. veel grotere omzetten door de recreanten en toeristen. Feitelijk zal de afhankelijkheid veel hoger liggen dan de eerder genoemde 25%. De regionale economie is dus sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de recreatie en van de landbouw. De visserij in de Grevelingen is belangrijk voor de uitstraling van het gebied maar is geen economische factor van betekenis meer.
Forensen De rapportage “pendel in Zeeland 1997-2003” toont lage cijfers voor zowel woon- als werkforensen in heel de provincie. Uit de interviews komt naar voren dat in het oosten van Schouwen-Duiveland veel pendel naar de Randstad voor komt. Hetzelfde geldt voor geheel GoereeOverflakkee. Dit heeft uiteraard te maken met de gunstige ligging. De pendel naar het plangebied is uitermate gering.
In Goeree-Overflakkee is de situatie duidelijk anders dan op Schouwen-Duiveland. Op de kop
60
Ontwikkelingen In 2005 is de werkgelegenheid in Zeeland met 1% afgenomen. Opvallend is dat het aantal re-
hervestigers die zijn uitgekocht in gebieden in en rond de randstad. Boeren zien blijkbaar nog voldoende toekomst in hun bedrijfstak. Wel zijn zij zich er van bewust dat ook het boerenbedrijf zich zal moeten blijven ontwikkelen. Hiervoor zien zij diverse mogelijkheden in het plangebied: • innoveren op producten • schaalvergroting • parttime-boeren • bedrijfsverbreding
creatieve overnachtingen in de regio in 2004 met ca. 22% is gedaald. Cijfers over 2005 waren nog niet zodanig aanwezig dat dit hier als een hard gegeven kan worden neergezet maar interviews met ondernemers geven aan dat de negatieve cijfers van 2004 zich naar 2005 doorzetten. Of dit uitsluitend veroorzaakt wordt door het wat mindere weer of dat hier ook structurele oorzaken aan te grondslag liggen is nog niet op te maken uit onderzoeken. Ondernemers in het gebied hebben echter de indruk dat de concurrentiekracht van het totale product (prijs, klimaat, belevingswaarde en kwaliteit) niet meer voldoende is ten opzichte van het aanbod in bijvoorbeeld de “zonzekere” bestemmingen rond de Middellandse Zee.
In deze laatste categorie liggen de kansen voornamelijk in de combinatie met de recreatieve en toeristische sector en in het natuurbeheer. Van de overheid wordt hierbij verwacht dat zij het belang ziet van het behouden van het boerenbedrijf als drager van het landschap en dat zij faciliterend optreedt. De sector zelf ziet de concurrentie uit de nieuwe EG-landen met vertrouwen tegemoet. De verwachting is dat de lage productiekosten in die landen deels teniet zullen worden gedaan door de transportkosten die als gevolg van de sterk stijgende energiekosten hoger zullen worden.
De agrarische sector staat al jaren onder druk. Met het vergroten van het werkingsgebied van de vrije Europese markt wordt het voor de akkerbouw steeds moeilijker rendabel te produceren. Het wijzigende beleid met betrekking tot de landbouwsubsidies maakt dit er niet gemakkelijker op. Met het aloude en beproefde middel van schaalvergroting wordt getracht hiertegen het hoofd te bieden. Uit de rapportage van Alterra “Transitie en toekomst van de Deltalandbouw” uit 2006 blijkt echter dat dit niet de enige oplossing kan zijn. Er liggen nog wel kansen voor specialisatie in hoogproductieve, hoogintensieve landbouw waar Nederland door het hoge kennisniveau sterk in is en kan blijven. We hebben het dan over de bollensector, boomkwekerij, pootaardappelen en glastuinbouw. Ook melkveehouderij behoort hiertoe. Of dit allemaal nog past bij duurzaam landgebruik is echter zeer de vraag. In het gehele studiegebied is inmiddels zichtbaar dat het aantal agrarische bedrijven op de beide eilanden afneemt. De schaalvergroting is hiermee in gang gezet. Opvallend is dat uit de interviews blijkt dat het weliswaar voorkomt dat agrarische bedrijven in financiële moeilijkheden geraken, maar dat de gronden al vrij snel worden overgenomen door aangrenzende bedrijven of door
Er zijn vandaag de dag nog 900 Zeeuwen werkzaam in de visserij. In ruimere zin zijn 2300 mensen actief in de visserij en aanverwante bedrijvigheid, zoals de handel. Er zijn ongeveer 50 kotters actief. De belangrijkste vangsten zijn tong, schol, kabeljauw en wijting. In 2000 bedroeg de waarde van de totale aanvoer circa € 53 miljoen euro (Vlissingen € 34 miljoen, Breskens € 11 miljoen, Colijnsplaat € 9 miljoen). Op de Grevelingen zijn in zeven bedrijven in een samenwerkingsverband actief die voornamelijk vissen op kreeft, paling en oesters. Daarnaast zijn er ook specifieke oestervissers. De vangst op deze typische “Zeeuwse” producten rendeert. Vooral de kreeft, die in het verleden zelf door de vissers is uitgezet is een kwalitatief hoogwaardig en ook lucratief product. In de huidige omstandigheden kan de visserij in de Grevelingen goed renderen. Samenvattend kan gesteld worden: Indien de huidige tendens van afnemende animo voor het
61
recreatieve aanbod in de Grevelingen zich doorzet en ook de werkgelegenheid in agrarische sector en in de visserij blijft krimpen is het economisch perspectief voor de regio somber. Immers, men is zeer van deze sectoren afhankelijk. Bij krimp van de omzet zullen de investeringen stagneren en wordt onderhoud uitgesteld. De bedrijven gaan verpauperen of sluiten waardoor de neerwaartse spiraal wordt versterkt. Voor de agrarische sector geldt dat deze voor zichzelf nog een goed toekomstperspectief ziet voor de komende 20 jaar. Er wordt goed ingespeeld op de veranderende positie middels schaalvergroting, bedrijfsverbreding en innovatieve teelten. Ook de visserij rendeert goed op de Grevelingen en ziet toekomstperspectief voor de komende 20 jaar.
hier goede kansen voor in combinatie met van de visserij afkomstige producten. Voor de bedrijfsverbreding wordt vooral gekeken naar agro-toerisme waarbij de bedrijven kunnen inspelen op de vraag vanuit de recreatieve sector naar beleving van het oorspronkelijke gebruik van het landschap. Er komen jeugdherbergen, boerenpensions, zorgboerderijen, landschapscampings met eco-lodges die zijn opgenomen in recreatieve netwerken die de recreant een rijk pallet aan mogelijkheden bieden. Wandelen of varen door het boerenland worden een schakel in dit netwerk. De boer is de drager en behoeder van het zo typisch Zeeuwse en Zuid-Hollandse landschap rond de Grevelingen. Daarnaast heeft hij door de eeuwen heen de consument weten te voeden. De weg van producent naar consument is echter steeds langer geworden waardoor de herken-
6.2.3 Kansen en risico’s Voor akkerbouw en visserij zijn hieronder concepten aangegeven die het toekomstperspectief versterken.
baarheid van producten sterk is verminderd. Herstel van de relatie producent – consument wordt rond de Grevelingen ingezet. Op diverse plaatsen worden initiatieven ontwikkeld waar op een eigentijdse en stijlvolle manier kan worden meegeleefd met de korte keten die zo veel mogelijk op locatie aanwezig is. De bakker, de slager, de korenmolen, de vissershaven en kwaliteitsrestaurants die zo veel mogelijk (maar niet dogmatisch) gebruik maken van de culinaire geneugten van de streek. De boerderij is de spil waar het om draait. De opzet is zodanig dat gezinnen met kinderen een luxe en gevuld programma kan worden geboden waarin ook ander vermaak dan boerenvermaak mogelijk is. Het complex doet mee in het recreatieve netwerk en biedt ook mogelijkheden voor pension, groepsverblijf etc. Door de hernieuwde dynamiek die in het water optreedt wordt de oude kraamkamerfunctie van de Grevelingen weer in ere hersteld. De visserij profiteert mee van het terugbrengen van het getij door herintroductie van vissoorten die waren verdwenen na de afsluiting door de Brouwersdam. De beroepsvisserij in de Grevelingen kan blijven floreren. De oesterpercelen worden geoptimaliseerd en zo mogelijk uitgebreid met ca. 150 ha.
De landbouw kent haar eigen ontwikkeling die wordt beïnvloed door externe factoren zoals de vrijer wordende Europese markt. Dit prikkelt de agrarische sector en genereert de dynamiek die de landbouw van oudsher eigen is. In de akkerbouw uit dit zich door schaalvergroting, bedrijfsverbreding en innovatie van de teelten. Primair is het beleid van de overheid er op gericht de traditionele boer alle ruimte te bieden om via schaalvergroting en productinnovatie de concurrentie aan te kunnen gaan. Wat sterk is wordt sterker gemaakt. De overheid faciliteert de schaalvergroting onder meer door functiewijziging van voormalige agrarische bedrijfspanden mogelijk te maken en met duidelijke en soepele regels. In het kader van de innovatie wordt onderzocht of oude typische Zeeuwse gewassen weer kunnen worden geteeld en afgezet. Ook de teelt en afzet van zilte producten als zeekraal en lamsoren verdient nader onderzoek in combinatie met recreatieve of culinaire projecten die juist de eigenheid van de Delta uitstralen. De ontwikkelingen in de Haven van Bommenede bieden
62
63
Door de sector wordt ingespeeld op de regionale markt. Dit wordt versterkt door in te spelen op initiatieven die tot doel hebben de typische Deltaproducten aan de man te brengen. Zo kan ingehaakt worden op de culinaire ontwikkeling bij de Haven van Bommenede.
Landbouw en visserij hebben toekomstperspectief in de Grevelingen. Voor wat betreft de akkerbouw kan dit perspectief met agrotoerisme worden verbeterd. De visserij in het plangebied heeft ook een goed toekomstperspectief. Verbetering kan worden bereikt door uitbreiding van het areaal oesterpercelen met ca. 150 ha. De visserij kan beperkt inspelen op culinaire initiatieven in combinatie met de akkerbouw.
6.3 Eindoordeel - conclusie Het is goed mogelijk om met innovatieve concepten op het gebied van wonen en verblijven een kwaliteitsimpuls te geven aan het gebied. De genoemde concepten kunnen op meerdere locaties worden ingezet.
64
Ontwikkelingsagenda met projectenlijst ‘Méér ontwikkeling in de Grevelingen’
7.1 Inleiding
getijdencentrale. Deze opening maakt het mogelijk om tot ruim 1 meter getij te komen waarbij een ruim areaal intergetijdengebied beschikbaar komt als habitat voor foerageren en voortplanten van kustvogels (scenario 3).
In deze ontwikkelingsschets is op een aantal fronten onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor de Grevelingen. Deze mogelijkheden zijn in de verkenning naar voren gekomen als reële kansen en concreet uitvoerbare concepten. In dit hoofdstuk is per thema uitgelicht waar deze kansen en mogelijkheden liggen. Dit is gedaan in combinatie met een overzicht van verwachte investeringsbedragen.
Van alle genoemde gevallen behoort de opening met getijdencentrale (investering opgenomen in duurzame energie) tot het meest wenselijk eindresultaat. Deze conclusie wordt geschetst in scenario 3 en hierbij dienen bestaande infrastructurele voorzieningen te worden aangepast.
7.2 Water en Getij
Tabel 7.2.a: Globale investeringen Water en Getij
In het hoofdstuk Water en Getij is onder andere onderzocht wat de fysieke mogelijkheden zijn om in het Grevelingenmeer getijbeweging terug te krijgen. Het gaat daarbij niet om het terugkrijgen van de situatie voor de afsluiting van het Grevelingenmeer in 1970. Dat zou immers betekenen dat alle afsluitdammen volledig verwijderd moeten worden. Hier kan omwille van de veiligheid tegen overstromingen en alle andere bestaande belangen in het gebied, redelijkerwijs geen sprake van zijn. In de visie streeft men naar het realiseren en terugbrengen van dynamiek met een amplitude van ongeveer 1 meter.
Project
Investering (mln. €)
Hevel
3
Vergroting tot 4 maal capaciteit Brouwerssluis
60
Aanpassing infrastructuur en voorzieningen (voor variant 3)
30
Planstudie herstel getijden
1 - 1,5
Herstel van getij en dynamiek kan een belangrijke impuls geven aan een duurzaam behoud van de bijzondere natuur in de Grevelingen. Deze kansen hebben met name betrekking op onderstaande punten. Tezamen en ieder voor zich zijn zij een belangrijke ondersteuning voor de instandhoudingsdoelen, zoals die door het Ministerie van LNV zijn geformuleerd voor de Natura 2000-gebieden in de Grevelingen en de omringende Deltawateren. Het betreft de volgende kansen: -
Concrete projecten - Hevel In 2008 zal gestart worden met de heringebruikname van de hevel in de Grevelingendam, de eerste stap naar het wenselijke (scenario 1). Mogelijk gecombineerd met proeflocatie voor een laag-verval-turbine. - Planstudie - Brouwersluis Samen met de hevel en het maximaal openen en vergroten van de capaciteit tot 4 maal de huidige maximale capaciteit van de spuisluis in de Brouwersdam kan een toename van de dynamiek worden gerealiseerd (scenario 2). - Aanpassingen voorzieningen - Opening Brouwersdam Een opening in het noordelijke deel van de Brouwersdam eventueel met een laagverval
66
Verbinden van de Grevelingen met de Voordelta en de Noordzee levert een belangrijke bijdrage aan versterking en verbetering van de natuurkwaliteit van kustzone van Zuidwest-Nederland. Door een dergelijke verbinding onstaat een ecologisch meer gevarieerd en completer kustgebied. De estuaria en zeearmen van Zuidwest-Nederland hebben van oudsher een eigen karakter en een eigen ecologische functie binnen het Nederlandse kustgebied (bijv. kraamkamerfunctie). In de huidige situatie van een (vrijwel) gesloten Brouwersdam ontwikkelt de kust voor Schouwen en Goeree zich in de richting van een gesloten uniforme kust, zoals die aanwezig is tussen Hoek van Holland en Den Helder. Herstel van de uitwisseling met zee versterkt de kustnatuur, niet alleen in de Grevelingen zelf, maar juist ook in de Voordelta en de Noordzee. De biodiversiteit neemt toe; het meer krijgt een meer marien karakter, waarin zich geen stratificatieproblemen meer voordoen. Anderzijds ontstaan in de relatief rustige en warme Grevelingen paai- en opgroeimogelijkheden voor organismen, die een deel van hun jaar- of levenscyclus in de Voordelta of op open zee doorbrengen.
7.3 Natuur en natuurgerichte recreatie De Grevelingen is een natuur- en recreatiegebied van internationale betekenis, deel uitmakend van de Deltawateren en gelegen aan de Voordelta. De bijzondere natuurwaarden komen onder andere tot uiting in het feit dat dit gebied is aangewezen respectievelijk aangemeld voor de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het is echter de vraag of het behoud van de huidige natuurwaarden in de Grevelingen op langere termijn is gegarandeerd. Het gebied is ruimtelijk gescheiden van de Voordelta en de Noordzee, waardoor het als kustgebied weinig robuust is en diverse organismen het gebied moeilijk of niet kunnen bereiken. Verder gaan karakteristieke kustbroedvogels, als sterns, plevieren en kluten in aantal achteruit of verlaten zelfs het gebied omdat hun broedplaatsen minder geschikt worden. Ten slotte duiken er met de regelmaat van de klok berichten op over de kwaliteit van het water van
voor diverse soorten kustvogels van de Europese Vogelrichtlijn. Het kustgebied van Zuidwest-Nederland is van oudsher een belangrijk broedgebied voor verschillende soorten sterns, pleivieren en voor kluten. De natuurlijke broedplaatsen van deze vogels zijn gelegen op schelpenbanken en hoog gelegen schorren en strandvlakten, die in de zomer niet of weinig overspoelen. Vooral als gevolg van de Deltawerken zijn dergelijke voortplantingshabitats op de meeste plaatsen in Zuidwest-Nederland verdwenen. Na de afsluiting van de zeearmen hebben zich op diverse plaatsen nieuwe habitats ontwikkeld op de drooggevallen gronden. Deze hebben echter een tijdelijk karakter, omdat zij door natuurlijke successie verruigen en dichtgroeien met struweel. Herstel van getij betekent dat in de Grevelingen nieuwe voortplantingshabitats kunnen ontstaat. Omdat het getij beperkt blijft, ontstaat deze niet vanzelf; zij moeten in de vorm van schelpenbanken of grindei-
de Grevelingen, die geleidelijk zou verslechteren als gevolg van stratificatie en te weinig stroming en dynamiek op het grensvlak van water en bodem.
-
landen worden aangelegd. Door het wisselende waterpeil is het echter wel mogelijk deze broedlocaties duurzaam in stand te houden. Dit in tegenstelling tot die welke na de afsluiting van de zeearmen ontstonden. Op deze wijze kan de Grevelingen een belangrijke bijdrage leveren aan de Europese natuurdoelstellingen voor de Delta als geheel. -
In de Grevelingen liggen unieke kansen voor het realiseren van voortplantingshabitats
67
Introductie van getij een de Grevelingen biedt mogelijkheden om hier 500-2000 hectare intergetijdengebied c.q. foerageergebied voor steltlopers te realiseren. Ook hier betreft het een natuurfunctie, die in de Delta sterk onder druk staat. Onder invloed van de Deltawerken is het areaal intergetijdengebied in Zuidwest-Nederland sterk afgenomen. Voorts zal het resterende intergetijdengebied in de Oosterschelde als gevolg van de zogenaamde zandhonger in de komende decennia nog met tientallen hectaren per jaar afnemen. Herstel van intergetijdengebied in de Grevelingen is niet de maatregel, die dit verlies geheel kan compenseren. Het is wel een van de meest concrete en effectieve maatregelen,
die op dit moment genomen kunnen worden. Waar het gaat om de foerageerfunctie van steltlopers in de Delta heeft Nederland internationale verplichtingen en daarbij telt iedere hectare. Herstel van getij in de Grevelingen kan helpen. -
Behoud van bijzondere kustnatuur in Nederland kan alleen plaatsvinden als dit ook door de samenleving wordt gedragen. Daarom is het van groot belang dat de natuur voor mensen bereikbaar en beleefbaar is. In een evenwichtig investeringsprogramma voor ecologie én economie dient natuurgerichte recreatie dan ook een centrale plaats te hebben.
De hierboven genoemde kansen vinden hun vertaling in de volgende projecten:
bogeneratoren en diversen van € 240 miljoen. Als annuïteit over 50 jaar, en met een ‘groene’ rente van 4% kost dit 4,8% per jaar. Voor reparatie, onderhoud en bedrijfsvoering kan worden gerekend met nog eens 1% per jaar, wat ruim is vergeleken met de kosten bij de getijdencentrale van Rance. Gestart wordt met een proeflocatie voor het testen van laag-verval-turbines ter plekke van de hevel.
Tabel 7.3.a: indicatie investeringen voor natuur en natuurgerichte recreatie
1. Natuurontwikkeling in de Grevelingen, gericht op de realisatie van habitats voor diverse soorten kustvogels van de Europese Vogelrichtlijnen. Met name habitats voor kustbroedvogels genieten daarbij hoge prioriteit. Het gebied heeft potentie om uit te groeien tot een toplocatie voor kustbroedvogels in West-Europa.
Project
Investering (mln. €)
Programma voor herstel en ontwikkeling van broedvogelhabitats Aanpassingsinrichting Natuurbeleving en natuurgerichte recreatie
2. Aanpassingsinrichting na herstel van getij en dynamiek. Als gevolg van de introductie van getij en dynamiek komen met name de vochtige schraallanden en duinvalleivegetaties onder druk. Hun lokaal verlies kan grotendeels worden gecompenseerd door plaatselijk struweel en ruigte te verwijderen, zodat nieuwe duinvalleivegetaties en schraallanden kunnen ontstaan.
-
15 - 20 1-3 12
7.4 Duurzame energie Eén van de wensen is het maken van de Grevelingen tot voorbeeldregio op het gebied van (kennis over) opwekking van duurzame energie. In het hoofdstuk 4 worden de kansen voor duurzame energie genoemd en welke bijdrage deze hebben op maatschappelijk vlak. Hieronder zijn deze kansen uitgewerkt in de vorm van concrete projecten die het opwekken van duurzame energie mogelijk maken.
3. Versterking van de mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie. Bestaande natuurgebieden en -eilanden worden toegankelijker gemaakt en worden meer faciliteiten geboden voor natuurgerichte recreatie (bijv. een infopunt met horecagelegenheid bij de Slikken van Flakkee). Realisatie van vogelkijkhutten en kampeermogelijkheden op natuurrecreatie eilanden maken ook
-
68
Blue energy, een getijdencentrale in de Brouwersdam. Globale berekeningen tonen aan dat in het noordelijk sluitgat van de Brouwersdam een getijdencentrale kan worden gebouwd bestaande uit 90 ‘laag verval’ turbines met een totaal vermogen van 70 MW. Hierbij treedt
zonne-eiland gerealiseerd van 50 ha met een overkapping met PV-folie. Op het zonne-eiland is plaats voor een duurzame jachthaven en nieuwe vormen van seizoen ongebonden (overdekte) recreatie. Het zonne-eiland heeft een opgesteld vermogen van 35 MW. Op kleinere schaal wordt zonneenergie toegepast op huizen voor zonneboilers.
in de Grevelingen een gedempt getij op van ruim 1 meter. Deze centrale levert voldoende elektriciteit voor alle 80.000 inwoners van de eilanden Goeree-Overflakkee en SchouwenDuiveland. Naar de kosten van de bedoelde getijdencentrale in de Brouwersdam is een schatting gemaakt op basis van redelijke aannames. Voor de getijdencentrale is een investering nodig voor de caissons, de tur-
onderdeel uit van dit project. Daarnaast zullen ook in recreatiegebieden meer mogelijkheden worden geschapen voor het beleven en ervaren van de natuur. Op of bij de nieuw aan te leggen eilanden in het oostelijk deel van het Grevelingenmeer zal een “natuurbelevingseiland” worden ingericht. Hier kan de recreant/bezoeker ‘gebruik’ maken van de natuur door (georganiseerde) wandelingen, natuureducatie en -cursussen en recreëren in de natuur. Ook bij de uitbreiding van de jachthaven bij Bruinisse zal ontwikkeling en aanleg van natuur in samenhang met belevingsmogelijkheden onderdeel van het programma zijn.
-
-
Watertemperatuur als energiebron, Warmteenergie winning middels warmtepompen. Duurzame ontwikkeling voor nieuw te realiseren bebouwing, gebruik van aard-verwarming (via o.a. aquifers) en koeling in de zomer vanuit de Grevelingen. Hiertoe zal bij nieuwbouw zoveel mogelijk worden ingezet op collectieve verwarmingnetten op basis van warmtepompen. Gestreefd wordt om in 2020 hiervoor 10.000 woningen te laten aansluiten op warmtenetten op basis van warmtepompen. Dit geeft een besparing op primair energieverbruik van ongeveer 10 GJ per woning per jaar. Voor 10.000 woningen is de besparing dus 100.000 GJ op jaarbasis.
-
Zonne-energie op woningen in de vorm van boilers en panelen voor 20.000 woningen.
-
Pilot Waterstofproductie en opslag CO2, met behulp van aardgas, wind en zonne-energie kan waterstof geproduceerd worden waarbij CO2 teruggevangen en ondergronds opgeslagen wordt. De gevormde waterstof kan dienen als brandstof en omgezet worden in energie. Een allround concept kan uitgewerkt worden in een nieuw te bouwen woonconcept in de vorm van een H2-woonunit.
-
Osmose; kan in de toekomst als energiebron dienen door gebruik te maken van de osmotische druk wat voorkomt uit het potentiaalverschil tussen zoet en zout water.
-
Windenergie; een alternatief voor energie productie kan gerealiseerd worden door het opstellen van windmolens.
Tabel 7.4.a: indicatie investeringen voor Duurzame Energie Project*
Biomassa, landbouwgronden gebruiken voor de productie van biomassa (koolzaak, nonconsumptie graan) en middels biomassa verbrandingsinstallaties wordt energie opgewekt (10MW). Deze vorm van energie productie is CO2-neutraal, waardoor energiewinning niet langer resulteert in een verhoging van uitstoot van broeikasgassen. Zonne-energie eilanden; uitgaande van de nieuwe ontwikkelingen wordt er een
Investering (mln. €)
Proeflocaties turbine(s)
3-5
Getijdencentrale
240
Watertemperatuur als energiebron
50
Biomassa
32
Zonne-eiland
100
Zonne-energie PV/boilers op woningen
72
H2-productie voor energie levering
150
Osmose
50
Windenergie
65
* Alle projecten zijn afhankelijk van de scenario’s in de rapportage ‘Duurzame Energie’.
69
7.5 Recreatie en Toerisme
zoals bijvoorbeeld een fietspad rondom Grevelingen met uitzicht op het meer. Zorg voor de mogelijkheid om een ‘Rondje Grevelingen’ te kunnen maken. Zowel wandelend, fietsend, varend, skatend, paardrijdend, met de tram, watertaxi of een combinatie van deze vormen. Toeristische vormen van infrastructuur zoals tramlijn, en watertaxi dragen bij aan de bereikbaarheid. Langs de route zijn mogelijkheden voor attractieve belevenissen en kleinschalige verblijfsmogelijkheden. (Geraamde investeringen bedragen € 15 miljoen).
Netwerk en verbindingen -
Schutsluis Onder watersporters bestaat grote behoefte om een verbinding te krijgen van het Grevelingenmeer direct naar zee. Het Grevelingenmeer wordt veel bezocht door passanten, zowel komend van het noorden als van het zuiden. Alle schepen moeten op dit moment de sluizen van Bruinisse passeren. Door toename van het aantal schepen en de grotere maat van schepen is de capaciteit van de sluis van Bruinisse op termijn niet meer voldoende. Een doorgang in de vorm van een schutsluis in de Brouwersdam aansluitend op het Brouwerse Gat. Daar waar motor- en zeiljachten nu via Haringvliet of Oosterschelde de Noordzee kunnen bereiken is er met de schutsluis een directe verbinding, een aanzienlijke tijdwinst en een veilige thuishaven voor jachten met snelle verbinding naar open zee. (Geraamde investering afhankelijk van passage voor verkeer bedraagt tussen € 3040 miljoen).
-
Versterkingen watergerelateerde recreatie
-
-
Gastronomie ‘Op en Top’ Exclusieve Zeeuwse gerechten, met zilte teelten zoals zeekraal, vis en oesters gekweekt met duurzame landbouwmethodes in de streek, dit alles op toplocaties; innovatief drijvend restaurant.
-
Wellness Kuuroord waar ontspanning en verzorging centraal staan.
-
Stranden rondom de Grevelingen zijn een ontmoetingsplek voor jong en oud met hoge kwaliteit en speelobjecten.
-
-
Duiklocaties rondom het Grevelingenmeer zijn toplocaties met onder andere wrakken en goede voorzieningen boven water.
Op d’n diek Dijk-transformatie projecten, fietspaden op de dijk en over de dijk, dijktalud benutting, boomdijken, recreatieve voorzieningen gekoppeld aan dijken (restaurant).
-
Kunst en cultuur tussen de dammen - Herstel van cultuurhistorische vaarverbindingen tussen Grevelingenmeer en dorpskernen. - Reconstructie van de Schans, een verdedigingswerk uit de zeventiende eeuw met vier bastions. Grondvesten hiervan zijn zichtbaar. - Informatie over het verdronken dorp van Bommenede. - Paviljoenen en ateliers. Landschapskunst. - Kunstroute: langs diverse ateliers. - Watertheater, op- en rond het water voor het geven van voorstellingen, optredens, festivals en eerste onderwaterdichter voor de Grevelingen.
-
Bommenede als Grevelingenpaviljoen Combinatie van kunst, cultuurhistorie (herbouw deel verdronken stadje Bommenede), bedrijvigheid, zingeving en cursussen.
-
[email protected] Digitale communicatie: netwerk van hotspots (punten voor draadloos internet) en een functionele website voor Grevelingen.
-
Overtoom De aanleg van de overtoom is minder gecompliceerd dan een zeesluis omdat er geen ingrijpende aanpassingen van de hoofdwaterkering nodig zijn. De overtoom kan gekoppeld worden met andere voorzieningen zoals het reinigen van schepen, het legen van vuilwatertanks en het vullen van dieseltanks. Dit kan boven land worden uitgevoerd waardoor oppervlaktewater vervuiling wordt voorkomen. (Geraamde investeringen bedragen € 8 miljoen.) TOP’s Blauwe (water), Rode (wonen), Groene (natuur) en Gele (cultuur) TOP’s (toeristische overstap punten). Om de TOP’s met elkaar te verbinden kan aan allerlei soorten van infrastructuur en verbindingen gedacht worden
-
70
Duurzame jachthaven van de toekomst; met specifieke vormen van verblijf incl. kenniscentrum en topsportcentrum ‘Nat Papendal’ voor kleine watersport en regattacentrum. Jachthaven van 600 vaste ligplaatsen met 200 commerciële ligplaatsen, 50 boothuizen (overdekte plaats voor boot, met daarboven atelier-woning), capaciteit verblijfsaccommodaties 200 bedden en 15.000 m2 commerciële ruimte. In de jachthaven moeten een speciale bootwasserette (zodat anti-fouling verleden tijd is), grijswatersysteem, duurzame energiewinning met Delta Energy, en ‘dry storage’ hun plek krijgen. (De investeringen bedragen € 75-80 miljoen). Aqua-experience Grevelingen; innovatieve watergerelateerde recreatieve voorzieningen.
Ruim aanbod van kades en steigers voor sportvisserij. Benodigde investeringen in deze voorzieningen bedragen € 20 miljoen.
Attractieve belevenissen -
-
Cultuurhistorische vaarverbindingen op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee De eilanden Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland hebben een tot de verbeelding sprekende geschiedenis. Daar spelen havenkanalen een opmerkelijke rol in. De bevaarbaarheid en het nieuwe leven inblazen van de oorspronkelijke werking van de kanalen horen tot de ambities. (Geraamde investeringen bedragen € 10 miljoen).
Onderwaterwoud met bijbehorend Aquadome. Natuurgerichte recreanten die geen nat pak willen of kunnen halen kunnen afdalen in de onderwaterwereld van de Grevelingen. In een Dome kijk je naar onderwatergeplaatste objecten zoals wrakken, kunstmatige riffen en substraat, onderwatergedichten en duikers. Daarnaast is er de mogelijkheid tot overnachten in het onderwaterlodge, waarbij exclusiviteit en innovatie ongekend zijn.
-
-
-
Grevelingen Chill-OUT-Side (Pilot Brouwersdam) “Trendsettend, sportief strand en watersportcentrum voor actieve/passieve toeristen en strandbezoekers.” Aan de buitenzijde van de Brouwersdam wordt een ultieme strand- en boulevardervaring geboden; kwaliteitsslagen uitbouw van voorzieningenniveau en evenementen met containerhotel en drive-in bioscoop voor jongeren. Attractie Punt Creëren van een attractie centrum met elementen voor RTM, bezoekerscentrum natuuren recreatieschap de Grevelingen, natuurmomenten, Staatsbosbeheer en VVV. Met attracties voor kinderen. Kamperen op en langs het water Blokhutten en kampeervlotten voor liefhebbers.
71
Herinrichting recreatieterrein Grevelingendam
Tabel 7.2.a: Indicatie investeringen voor Recreatie en Toerisme
De herinrichting van de Grevelingendam is noodzakelijk om het gebied een meer natuurlijke en landschappelijkere uitstraling te geven en derhalve de belevingskwaliteiten van het gebied te doen toenemen. De realisatie ervan in combinatie met Archipel 4 innovations voegt kwalitieit toe aan deze regio. Archipel 4 Innovations; een groep belevingseilanden voor de Grevelingendam met internationale architectuuropgave waar innovatie, duurzaamheid en beleving de hoofdrol spelen. Voorwaarden zijn; natuur, energie, toerisme en verblijf.
Projecten
7.6 Wonen, werken en verblijven
bineerd met boerenhoeves (typisch Zeeuws) die bijdragen aan de herintroductie en instandhouding cultuurhistorische vaarverbindingen of aan de instandhouding van natuurgebieden en waterpartijen. Door hun aanwezigheid dienen deze landgoederen ook een bijdrage te leveren aan de recreatieve en toeristische toegankelijkheid en waarde van het gebied (investering € 35 miljoen).
Investering (mln. €)
Netwerk en verbindingen
63-73
Wonen en verblijven
Watergerelateerde recreatie
71-95
Attractieve belevenissen
26-35
Herinrichtingen Grevelingendam als recreatieterrein met ‘Archipel 4 Innovations’
75-100
De kracht van het water wordt gebruikt om de Grevelingen te gebruiken als een proeftuin voor innovatieve en duurzame woon- en verblijfsrecreatieve concepten aan en op het water. Verblijven aan het water Een kleinschalig netwerk van idyllische ecolodges aan het water; steigers met aanleg- en afmeermogelijkheden; overstappunt; ontmoetingspunt; gecombineerd met bijzonder verblijf op het water (tussen verschillende ondernemers op de Grevelingen, locaties: onder andere nabij haven van Bommende, Landschapscamping Kijk Uit en zeil- en surfcentrum Brouwersdam (investeringen € 12 miljoen).
250 recreatiewoningen (volgens Streekplan) met integratie tussen landbouw, natuur en recreatie tussen Herkingen en Battenoord. In de vorm van verspreide woonerven met clustering van verschillende historische bebouwingen omgeven door landbouwgronden (investering € 35 miljoen). Innovatieve verblijfsrecreatieve concepten -
Woonfronten Waterfrontconcepten, waarbij de relatie tussen land en water versterkt wordt. Dit kan door plaatselijk aan te sluiten bij cultuurhistorische kernen zoals Scharendijke en Brouwershaven zoals ruimtelijk is verbeeld door “Innovation Island”. Hierbij wordt de bouw van woningen gecombineerd met uitbreiding van de haven, het geschikt maken van de haven voor kleine cruiseschepen en het realiseren van een medisch centrum, een duikcentrum en upgrading van het voorzieningenniveau. De kracht van het concept zit in de combinatie van functies met 450 wooneenheden (investering € 130 miljoen).
-
-
Ook voor Battenoord wordt een wervend concept ontwikkeld á la het haventje van Ouddorp om het haventje Battenoord weer een kern te geven door de ontwikkeling van een nieuw havenfront (investering € 4 miljoen). Gerelateerd aan het water en natuur Uitgangspunt hierbij is dat de bebouwing een bijdrage levert aan de attractiviteit van het gebied (b.v. langs de Slikken van Flakkee te Stellendam). Bouw Statige herenhuizen gecom-
72
73
Eco-hotel De Punt Met als thema Eco-Wellness, gekoppeld aan zorg- en medische faciliteiten (investering € 20 miljoen). In Springersdiep een resort met centrumvoorziening, tramstation ed. Innovatief pilotproject met thema waterwonen voorzien van alternatieve duurzame energiehuishouding (de eerste H2-stad van Nederland – zie ook ‘Duurzame Energie’) (investering € 150 miljoen). Op het havenhoofd naast Marina Port Zélande: hotelontwikkeling In het thema verzorging en wellness (investering € 12 miljoen). Het project Ecomaire Een nieuwe vorm van wellness in het landelijke gebied. Het is een verzorgingscentrum in een historische setting van de stolpboerderij. Functies zijn: kleinschalige natuurgerrichte educatie, actieve verzorging en training. De speciale vorm zorgt voor een geïntegreerd element van het polderlandschap (investering € 10 miljoen).
Werken
worden voor alle natuurgerichte recreatie en ecotoerisme in, op en rondom het Grevelingen-
Visserij in Grevelingen Visserij heeft in de Grevelingen nog toekomst. Palingvisserij, oesterfarming en kreeftvisserij zijn economisch aantrekkelijke soorten. Nieuwe manier van kweek in zogenaamde fishfarms (aquacultuur). Ontwikkeling van 150 ha aan oesterbanken als stimulans voor beroepsvisserij in de Grevelingen.
meer en het zeereservaat. Kansen voor het zeereservaat zoals de stichting Seafoundation deze benut zijn voor onderzoek en eco-toeristen een mogelijkheid om het zeereservaat, de Voordelta, de Grevelingen en de overige deltawateren te ontdekken en ervaren. Ontwikkelingsmaatschappij (PPS-constructie) 2007-2013, € 4,5-6 miljoen incidenteel, € 0,75-1 miljoen per jaar.
Pilot duurzame landbouw rondom Grevelingen Met agrotoerisme, kansen benutten voor zoute landbouw. Hiervoor dienen Zilte teelt- proeflocaties te worden aangewezen waarbij informatie en beleving voor recreatie belangrijke onderdelen zijn. De totaal geraamde investeringskosten liggen hier op € 20-25 miljoen.
Tabel 7.4.a: Indicatie investeringen voor uitvoeringsgerichtheid Projecten Ontwikkelingsuitvoering
Projecten
Investeringen
Wonen aan het water
12
Woonfronten
134
Gerelateerd aan het water en natuur
70
Innovatieve verblijfsrecreatieve concepten
192
Agrotoerisme, Zilte teelten (landbouw), visserij
20-25
7.7 Uitvoeringsgerichtheid Beheersorganisatie Eco-toerisme Grevelingen en Voordelta; het zeereservaat beslaat een gebied van 25.000 ha, in de Voordelta, waar door beheermaatregelen de natuur extra beschermd wordt. Op deze manier wordt het verlies van natuur door aanleg van de Tweede Maasvlakte gecompenseerd. De beheermaatregelen zorgen voor het inperken van schadelijke menselijke activiteiten, bevorderen het leven op de zeebodem en verhogen de voedselbeschikbaarheid voor kustvogels. Een coordinerend orgaan waaruit regelgeving, beleid, advies en kennis begeleid
74
4,5 - 6
(voor een periode van 6 jaar)
(jaarlijks 0,75 - 1)
Beheersorganisatie Voordelta/
3
Ecotoerisme Zeereservaat
Tabel 7.3.a: Indicatie investeringen voor wonen, werken en verblijven
Investering (mln. €)
(structureel 0,5)
Effecten en werkgelegenheid ‘Méér effecten in de Grevelingen’
8.1 Inzicht in economische effecten gewenst
300 miljoen. De benodigde investeringen voor de realisatie van wooneenheden en toeristische verblijfsaccommodaties bedragen circa € 265 tot 350 miljoen.
In de ontwikkelingschets voor de Grevelingen wordt een duurzaam perspectief voor de Grevelingen geformuleerd waarbij de economische en ecologische kwaliteiten van het gebied (meer dynamiek) in samenhang worden ontwikkeld (water, natuur, recreatie, toerisme en wonen). Om de schets kracht bij te zetten is een bijbehorende ontwikkelingsagenda opgesteld. In deze agenda zijn concrete projecten voor zowel de korte als de langere termijn benoemd. Deze projecten zijn gegroepeerd rond een zestal thema’s: - water en getij - natuur en natuurgerichte recreatie - duurzame energie - recreatie en toerisme
Uitgaande van het genoemde investeringsbedrag is met de realisatie van de projecten voor de regio in totaal (eenmalig) circa 2300 tot 3000 fte’s gemoeid. Rekening houdend met een uitvoeringstermijn van circa 20 jaar komt dit neer op ruim 100 tot 150 fte’s per jaar. Dit aantal kan verder oplopen indien een groter deel van de projecten kan worden aanbesteed bij bedrijven in de regio. In de onderliggende ramingen is ervan uitgegaan dat circa een kwart van de benodigde investeringen uiteindelijk in de regio wordt aanbesteed. Voor bepaalde type projecten zal dit aandeel hoger liggen (denk bijvoorbeeld aan woningbouw), maar voor de realisatie van andere projecten zal de regio in belangrijke mate zijn aangewezen op specialistische bedrijven elders in Nederland of zelfs het buitenland (denk bijvoorbeeld aan de bouw van de windturbines of de aanleg van de getijdencentrale).
- wonen - uitvoeringsgerichtheid. Om een bijdrage te leveren aan de verdere invulling en onderbouwing van de ontwikkelingsschets is inzicht nodig in de economische effecten van de achterliggende maatregelen. In deze rapportage wordt hierop nader ingegaan. Daarbij is een nader onderscheid aangebracht in tijdelijke effecten gedurende de realisatie fase en structurele effecten die ontstaan op het moment dat de gerealiseerde projecten daadwerkelijk in gebruik worden genomen of operationeel zijn.
8.3 Structurele effecten Veel belangrijker is echter de structurele bijdrage van de ontwikkelingschets en de bijbehorende projecten aan de lokale en regionale economie. Om deze structurele effecten te kunnen bepalen moet rekening worden gehouden met het feit dat een aantal clusters van projecten (water en getij, natuur/natuurgerichte recreatie en uitvoeringsgerichtheid) vooral een voorwaardenscheppend karakter hebben. Dit type projecten levert in directe zin geen structurele werkgelegenheid op, maar de effecten worden wel zichtbaar via de overige projecten. Om rekening te houden met het stadium van de planvorming en onzekerheden omtrent de uiteindelijke invulling en uitvoering van de projecten is bovendien gewerkt met een bandbreedte.
8.2 Tijdelijke effecten Maatgevend voor de tijdelijke effecten is de omvang van het investeringsbedrag. Deze investeringen (publiek en privaat) worden grofweg geraamd op circa € 1,2 tot 1,6 miljard. Een fors deel van dit bedrag komt voor rekening van investeringen in duurzame energie, waaronder de realisatie van een getijdencentrale en voorzieningen voor het opwekken van wind en zonne-energie. De voorgenomen plannen voor het thema recreatie en toerisme hebben onder andere betrekking op maatregelen ter stimulering van duurzame jachthavens en vergen in totaal circa € 230 tot
De uitkomsten laten zien dat uitvoering van de maatregelen in directe zin tussen de 450 en 750
76
Tabel 8.3.a: Totaaloverzicht investeringen en effecten ontwikkelingsschets Grevelingen
Thema’s
I
Water en getij
Investeringen (x miljoen)
Projecten
Min
Max
Min
Max
Hevel
2
3
a)
a)
Vergroting capaciteit Brouwerssluis
45
60
a)
a)
Aanpassing infrastructuur & voorzieningen
23
30
a)
a)
1
2
a)
a)
15
20
a)
a)
Natuurbeleving en natuurgerichte recreatie
9
12
a)
a)
Effecten op natuur
1
1
a)
a)
Proeflocaties laagverval turbines
4
5
a)
a)
Getijdencentrale
180
240
23
38
Watertemperatuur als energiebron
38
50
b)
b)
Biomassa
23
30
3
5
Zonne-eiland
75
100
9
16
Zonne-energie PV/ boilers op woningen
54
72
b)
b)
H2 productie
113
150
14
24
Planstudie herstel getij II
III
IV
V
VI
Natuur en natuurgerichte recreatie Programma voor herstel en ontwikkeling broedvogelhabitats
Duurzame energie
Recreatie en Toerisme
Wonen
Uitvoeringsgerichtheid
Effecten (Fte’s)
Osmose
38
50
5
8
Windenergie
49
65
6
10
Netwerk als verbindingen
55
73
35
58
Watergerelateerde recreatie
71
95
135
225
Attractieve belevenissen
26
35
59
98
Herinrichting Grevelingendam met Archipel 4 Innovations
75
100
a)
a)
Wonen aan het water
9
12
a)
a)
Woonfronten
101
134
36
60
Gerelateerd aan natuur en water
53
70
86
143
Innovatieve verblijfsrec. concepten
84
112
99
165
Landbouw en visserij
19
25
11
18
Ontwikkelingsuitvoering
5
6
a)
a)
Beheersorganisatie Voordelta/ Ecotoerisme Zeereservaat
2
3
a)
a)
1170
1555
521
868
Totaal a) Voorwaardenscheppende investeringen, effecten zichtbaar via overige projecten b) Effecten zijn minimaal en zullen wegvloeien uit de regio
structurele banen (fte’s) voor de regio oplevert. Indien tevens rekening wordt gehouden met de effecten van allerlei toeleverende bedrijven komt het totaal op 520 tot 870 fte’s. Aan dit totaal (zie ook overzichtstabel) leveren met name de clusters “recreatie en toerisme” en “wonen” een belangrijke bijdrage. De benodigde investerin-
gen voor de maatregelen gericht op duurzame energie leveren tijdens de bouw weliswaar veel tijdelijke werkgelegenheid op, maar op het moment dat de voorzieningen operationeel zijn, kan worden volstaan met relatief weinig werknemers voor het eigenlijke productieproces. Voor een goede interpretatie van de uitkomsten
77
Verantwoording Ontwikkelingsschets Grevelingen
dient tenslotte nog te worden opgemerkt dat in de ramingen van de structurele effecten geen rekening is gehouden met zogenaamde verdringingseffecten. Een uitbreiding van bijvoorbeeld de capaciteit aan verblijfsaccommodaties kan invloed hebben op de concurrentiepositie van het huidige aanbod waardoor banen verloren kunnen gaan. Hiertegenover staat echter dat investeringen in bijvoorbeeld natuur en ruimtelijke kwaliteit ook zullen leiden tot een verhoogde aantrekkelijkheid van het gebied. Ook bestaande bedrijven zullen hiervan kunnen profiteren waardoor de eerder genoemde verdringingseffecten (althans voor een deel) worden gecompenseerd.
78
Opdrachtgever
Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen (Intern S. Louwerse)
Deelnemers
EUCC/Kustvereniging Staatsbosbeheer Rijkswaterstaat Groenservice Zuid-Holland
Projectmanagement
M. Scholten (Groenservice Zuid-Holland)
Deelproject Water en getij
R. Steijn (Alkyon) - projectleiding E. Schuilenberg (Rijkswaterstaat dzl) P. Lievense (Rijkswaterstaat dzl) - berekeningen I. de Vries (Rijkswaterstaat RIKZ) G. Beaufort (Rijkswaterstaat Bouwdienst) R. van der Veer (Groenservice Zuid-Holland)
Deelproject Natuur
A. van Haperen (Staatsbosbeheer) - projectleiding
Bijlage Water en getij
De berekening van het laatste scenario bleek niet uitvoerbaar zonder aanpassingen aan te brengen in het waquamodel. In plaats van een modelberekening is daarom een kombergingsbeschouwing uitgevoerd. Daarbij is gebruik gemaakt van een oppervlakte-diepterelatie, die afgeleid is uit de (fijne) bodemschematisatie van het waquamodel. Ter vergelijk van beide methoden is voor scenario 2 ook de kombergingsbeschouwing uitgevoerd. Uitgangspunt bij de berekeningen is een constructie van de doorlaat die geheel onder het laagwater gelegen is. De randvoorwaarden voor beide berekeningen bestaan uit de opgetreden waterstanden bij BG8 (zeezijde Brouwersdam) en KRSL (Krammersluizen).
Hydrologische resultaten en berekeningen (P. Lievense - RWS) In het kader van het Grevelingendebat zijn een aantal vragen naar boven gekomen die zich richten op meer getij-dynamiek in het Grevelingenmeer: 1. Wat is de getijslag bij gebruik van Brouwerssluis en Flakkeese spuisluis. 2. Wat wordt de getijslag bij een vergroting van de Brouwerssluis met factor 4. 3. Wat voor doorstroomoppervlak is er nodig om een getijslag van 1 m. te krijgen.
H. Sluiter (Staatbosbeheer) G. Verhorst (Staatsbosbeheer) G. Visser (Groenservice Zuid-Holland) H. Vreugdehil (Groenservice Zuid-Holland) A. Meulen (EUCC) F. Gijzel (Rijkswaterstaat Zeeland)
Deelproject Duurzame energie
R. van Hedel (Staatsbosbeheer Diensverlening) - projectleiding J. Maas (Delta) R. van der Veer (Groenservice Zuid-Holland) H. Assink (Provincie Zeeland, Coord. Energie) D. Dubbeld (Provincie Zuid-Holland, Hoofd Energieteam) R. Steijn (Alkyon) A. van Haperen (Staatsbosbeheer)
Deelproject Branding
H. Sytsema (Groenservice Zuid-Holland) - projectleiding
Recreatie en Toerisme
H. Vreugdenhil (Groenservice Zuid-Holland)
Wonen, werken en verblijven
H. Sytsema (Groenservice Zuid-Holland) J. Gendronneau (Groenservice Zuid-Holland)
Communicatie
T. Leerschoon (Groenservice Zuid-Holland)
Effecten en werkgelegenheid
Ecorys
Fotografie
Ruden Riemens
Vormgeving
Chris Cras Reclame
Artist’s impressions
Robert Jan Hol
Drukwerk
Drukkerij Goos b.v.
Case study
Bureau Kempe Thill
80
Deze berekeningen zijn aangevuld met het scenario dat alleen de Brouwerssluis gebruikt wordt (huidige situatie). Dit om het effect van de genoemde scenario’s ten opzichte van de huidige situatie in beeld te brengen.
Resultaten Voor een aantal dagen zijn de opgetreden en de berekende waterstanden weergeven op de bijlagen 1 en 2. Het betreft een periode met min of meer gemiddelde getijomstandigheden (tabel 1). De locatie BOM1 (Bommenede) wordt representatief geacht voor het Grevelingenmeer. De grootte van de getijslag op het Grevelingenmeer is samengevat in tabel 2.
Met het bestaande 2D-waquamodel van het Grevelingenmeer zijn bovenstaande scenario’s uitgevoerd. Hiervoor is een getijperiode doorgerekend van 1-15 september 2005. Er wordt in deze berekeningen geen rekening gehouden met peilgrenzen op het meer. Het is puur een verkenning naar de effecten van bovengenoemde scenario’s. Dat betekent dat zowel Brouwerssluis en/of Flakkeese spuisluis in de berekeningen geheel geopend zijn.
Tabel 1. Getijgemiddelden BG8 en KRSL [cm tov NAP]
81
BG8
KRSL
Gemiddeld hoogwater
+143
+162
Gemiddeld laagwater
-103
-138
Tabel 2. Getijslag Grevelingenmeer Scenario
2
Brouwerssluis
Flakkeese spuisluis
Kombergingsbeschouwing
[cm]
μ*2) = 1.35
μ*2) = 0.72
μ*2) = 1.35
A [m2]1)
A [m2]1)
A [m2]1)
0
5
54
-
-
1
9
54
61
-
2
25
216
61
216
3
100
-
61
1100 (18503))
)A= )μ=
1
Getijslag BOM1
Doorstroomoppervlak van de sluis. Afvoercoëfficiënt waarmee het debiet wordt berekend volgens de formule: Q = μ * A * √ ( 2*g * dh).
3. Maximale stroomsnelheden De figuren met de maximale stroomsnelheden zijn als volgt bepaald. De maximum stroomsnelheden zijn gehaald uit de modelberekeningen zoals die beschreven zijn in het memo dd 28 februari 2006.
) De hoge afvoercoëfficiënt van de Brouwerssluis wordt bepaald door de speciale constructie, een zogenaamde venturivorm, met in het middendeel een vernauwing waar de schuiven zijn aangebracht. Dit deel, de zogenaamde keel, is per koker 6 m breed breed en 4,5 m hoog, met een totale doorsnede van 54 m2. Het grootste deel van de kokerconstructie van de Brouwerssluis is 1.5 à 2 groter dan ter plaatse van de vernauwing. Omgerekend is voor een constructie met een meer algemene afvoercoëfficiënt (0.8), waarbij 1 m getijslag op het Grevelingemeer kan worden gerealiseerd, een doorstroomoppervlak nodig van 1850 m2.
3
Gedurende een gemiddeld getij zijn om de 30 minuten de stroomsnelheden van het gehele grid weggeschreven. Uit deze stroomsnelheden is voor elk gridpunt de maximale waarde geselecteerd. Deze waarden zijn in de figuren gepresenteerd. Voor het derde scenario (getijdencentrale) zijn geen resultaten in de vorm van figuren van een modelberekening beschikbaar. Deze zijn berekend door uit te gaan van een komberg-beschouwing.
Toelichting op de onderstaande modelresultaten. 1. Beschrijving codes TB0 = T0-situatie, alleen inzet Brouwerssluis. TBF = Inzet Brouwerssluis en Flakkeese spuisluis. TB4F = Inzet Brouwerssluis * 4 en Flakkeese spuisluis.
Investeringsberekeningen civiele werken Droge of natte uitvoering Er zal apart moeten worden gekeken naar de eisen ten aanzien van veiligheid en kwaliteit (stabiliteit constructie). Het al of niet voldoen aan de nader te bepalen kwaliteitseisen wordt mede bepaald door de keuze van een natte (afzinken, e.d.) of een droge uitvoering (bouwput, etc.). Het is mogelijk dat hierdoor speciale werktuigen ingezet moeten worden. In het algemeen kan de “droge uitvoering “ met vrucht gebruik maken van normaal op de bouwmarkt verkrijgbaar materieel; in de “natte uitvoering” vergen het voldoen aan te stellen kwaliteitseisen (bijv. de
2. Waterstanden Fluctuaties van de getijrange. Ruimtelijke variatie in de getijslag. TB0 - Geen. TBF - Geen. TB4F - Ten opzichte van BOM1 een iets grotere getijslag bij HEVW en bij BRBI een iets kleinere getijslag. De verschillen betreffen enkele cm’s.
82
−
vlakheid van een stortebed) vaak speciale wijze van uitvoering en/of aanpassing van materieel.
Zand- en baggerwerk, afhankelijk van wijze van uitvoering en vereiste nauwkeurigheid:
€ 10 à 15 / m3 − Bodembescherming en bestortingen: € 65 / m3 breuksteen − Betonnen werkvloer: € 20 / m3 − Ongewapend betonnen constructies: € 150 / m3 − Gewapend betonnen constructie: € 300 / m3 Daarnaast worden voor gebruik en onderhoud de kosten per jaar doorgaans geraamd op ongeveer 2% van de constructie kosten (€ 0,6 miljoen per jaar)
De droge uitvoering kan doorgaans gebruik maken van materieel uit de wegenbouw en de utiliteitsbouw. De natte uitvoering daarentegen vergt meer gespecialiseerd (bagger) materieel, kraanbakken en zeebestendig personeel. Dit geldt met name voor de stortebedden en de geleidedammen langs het navigatiekanaal aan de zeezijde voor de jachtensluis en het baggerwerk om de toegang mogelijk te maken tot bijvoorbeeld een diepte van LLWS – 4,5 m. (circa NAP-6.0 m). Voor de drie bestudeerde objecten lijkt het daarom aan te bevelen in eerste instantie uit te gaan van een “droge uitvoering” met een bouw-
Object 2: stormvloedkering annex getijdencentrale De locatie van de geprojecteerde grote opening in de Brouwersdam is voorlopig gekozen in het noordelijk deel van de Brouwersdam, tussen Port Zélande en de kop van Goeree. Deze keus is deels bepaald door de huidige inrichting van het Brouwersdamgebied en deels op grond van overwegingen van waterbouwkundige aard die destijds ook ten grondslag hebben gelegen aan de oorspronkelijke sluitingsmethodiek van de dam. Het circa 1000 m brede noordelijke sluitgat is destijds afgesloten met afzinkbare betonnen caissons met elk een afmeting van 68 m lengte, 18 m breedte en 16 m hoogte, tijdens stroom-
put, uitgezonderd de “natte werken” voor de jachtensluis. In het algemeen bestaat het droge grondwerk uit: ontgraven, weer opvullen, verdichten en profileren. Veel locaal grondtransport moet dan toelaatbaar zijn, hetgeen bijzondere voorzieningen voor het verkeer vergt. Wellicht is tijdelijke (grond-) berging mogelijk. In de bouwput worden dan geen afzonderlijke “caissons” gebouwd, maar een monolithische betonnen constructie waarin de turbines worden geplaatst. Object 1: verbreding Brouwerssluis Het gebruik van de bestaande sluis en een aansluiting daaraan van zes extra identieke exemplaren vergroot de kans op instabiele fundatie op de zandbodem (geroerde grond). Extra maatregelen zijn dan waarschijnlijk nodig voor aanleg van een verdicht filterbed en/of damwanden. Waarschijnlijk biedt de bouw in een bemalen bouwput de beste condities voor een goede kwaliteit. Het toepassen van (tijdelijke) bailey verkeersbruggen – eventueel per bouwfase – kan de mogelijke verkeershinder verkleinen.
kentering afgezonken op een zorgvuldig geprepareerde drempel gelegen op een diepte van NAP -10 m. Deze caissons die zich thans onder het zandlichaam van de Brouwersdam bevinden kunnen, afhankelijk van hun huidige conditie, wellicht worden aangepast om te functioneren als behuizing van de turbines. Dit zal nader moeten worden onderzocht, omdat, als het inderdaad mogelijk is van de bestaande kokers gebruik te maken, een aanzienlijke kostenreductie mogelijk is. Vooralsnog lijkt het echter onwaarschijnlijk dat deze optie realistisch is, zodat we hieronder zijn uitgegaan van de bouw van een geheel nieuwe constructie in een droog bouwdok. Dit bemalen bouwdok kan direct ten oosten van de
De éénmalige investeringskosten voor deze variant worden voorlopig geraamd op 30 miljoen Euro. Daarbij is uitgegaan van de volgende eenheidsprijzen:
83
bestaande Brouwersdam worden gemaakt. Waarschijnlijk zijn dan geen verkeersbruggen nodig (of althans gedurende een veel kortere periode) om de werken ongehinderd te laten plaatsvinden. In plaats van drijvend te plaatsen caissons wordt dus een betonnen getijdencentrale “droog” in situ gebouwd.
5. 6.
We beperken ons hier tot de kosten van de voornaamste componenten van de getijcentrale zelf: de betonnen behuizing en de turbogeneratoren, vermeerderd met een verzamelpost ‘diversen’ (30%), en aangevuld met de kosten voor bedrijfsvoering, reparatie en onderhoud. We zullen tevens een raming geven voor de te realiseren kWh-prijs. De redenering daarbij volgt een aantal opeenvolgende stappen: 7. 1.
vlak reeds verdisconteerd. Het aantal turbines volgt nu uit 1850 / 27, hetgeen resulteert in (afgerond) 70 turbines. De vorm van de stroomkanalen is als volgt. In het midden zit een circa 4 m lang cilindervormig deel met daarin de turbine. De breedte en hoogte zijn globaal 6 meter. Vanuit het cilindrische middendeel is een tuitvormig verloop naar uiteindelijk een vierkante uitstroomopening (naar twee kanten toe). De beoogde breedte en hoogte van de uitstroming is ongeveer 13 m. Uitgaande van een verloop van 1 op 4 resulteert dit in een totale lengte van het stroomkanaal van ongeveer 60 m. Aan weerszijden van het middendeel zit dan een tuitvormig uitloopstuk met een lengte van circa 28 m. De totale lengte van de getijdencentrale gemeten langs de as van de Brouwersdam wordt dan: 70 (aantal turbines) * 13 m (de breedte van de uitstroomopening) is ruim 900 m. Deze ruimte is ten noorden van Port Zélande aanwezig. De kosten voor de betonnen constructie kan worden geschat op basis van een eenheids-
Het uitgangspunt van het ontwerp is een waterstandsvariatie op de Grevelingen van 1 m. 2. Uit de uitgevoerde berekeningen kwam naar voren dat er dan een doorlaatopening moet zijn van 1850 m2. Opgemerkt wordt dat dit
8.
goed overeenkomt met de resultaten van eerder uitgevoerd onderzoek (Alkyon, 2001). Daarin leidde een doorlaatopening van 2500 m2 (dat destijds als uitgangspunt was gekozen) tot een gemiddelde getijslag op de Grevelingen van 1,2 m. In alle gevallen is gerekend met een normale afvoercoëfficiënt van 0,8. Er is dus in theorie nog iets meer getijbeweging op de Grevelingen mogelijk dan in de situatie van variant 3. 3. We gaan uit van een diameter van de turbinebladen van 6 m. Dit is een keuze die in een later stadium nader moet worden geoptimaliseerd. 4. De turbines staan in een cilindervormig middendeel van de betonnen stroomkanalen. Een diameter van 6 m geeft een doorstroomoppervlak van ongeveer 27 m2. Omdat in de berekening van het totaal benodigde doorstroomoppervlak (1850 m2) reeds rekening is gehouden met een beperkte afvoercoëfficiënt, is de aanwezigheid van de turbines in het benodigde doorstroomopper-
prijs per kubieke meter geplaatst gewapend beton (€ 300 / m3). Uitgaande van een wanddikte van 40 cm (dat is waarschijnlijk aan de ruime kant), zit er ongeveer 900 m3 beton in ieder stroomkanaal. Daar komt dan nog circa 400 m3 bij voor extra tussenwanden en een toegangskoker naar de turbine (voor onderhoud en inspecties): in totaal 1300 m3 beton. Omdat we 70 van dergelijke stroomkanalen hebben, is de totale hoeveelheid te verwerken beton 91.000 m3. Tegen de eerder genoemde éénheidsprijs geeft dit een kostenpost voor het beton van € 27 M. 9. Naast betonkosten moet er veel grondverzet worden gepleegd. Als we ervan uitgaan dat de bodem van de bouwput op NAP –15 m komt te liggen en de kruin van de uiteindelijk op de getijdencentrale te plaatsen dam, omwille van de veiligheid reikt tot NAP +10 m, dan hebben we een werkende hoogte van 26 m. Naar schatting zal er orde 4 miljoen m3 grond moeten worden verzet (de
84
bestaande Brouwersdam wordt afgebroken nadat de centrale gereed is gekomen). Tegen een globale éénheidsprijs van 10 €/m3 geeft dit een additionele kostenpost van € 40 M. 10. Met nog een toeslag van 20% voor bijkomende kosten (geleidingsdammen, stortebed) komen de totale kosten voor het civiele deel van het werk uit op ongeveer € 80 M. 11. De kosten voor de turbo-generatoren hangen af van het te installeren vermogen. Ook hierbij hanteren we weer een gangbare éénheidsprijs: € 1,5 per Watt geïnstalleerd vermogen. 12. Het hydraulisch vermogen hangt af van het maximale debiet bij instromen (dat is ongeveer 7500 m3/s) en het daarbij horende ver-
13.
14.
15.
16.
halve geschat op 0,25. De totale produktie van de getijdencentrale wordt dan ruim 150 miljoen kWh/jaar. Dit alles leidt tot de volgende optelling: Turbogeneratoren en elektrische installaties tbv getijdencentrale: € 105 miljoen; Civiele werken:
€
80 miljoen;
Subtotaal:
€ 185 miljoen
Bijkomende kosten (w.o. netaansluiting) 30%
€
Totaal alle kosten:
€ 240 miljoen
55 miljoen
We kunnen vervolgens enkele aannames doen voor het berekenen van de kWh-prijs:
val (dat is 1,4 m). Opgemerkt wordt dat het verval over de constructie een geheel andere grootheid is dan de getijslag op de Grevelingen (die als uitgangspunt 1m bedraagt). Het hydraulisch vermogen is dan 105 MW. Het elektrisch vermogen is gelijk aan het hydraulisch vermogen vermenigvuldigd met het gekozen rendement van de turbines. Uitgaande van een rendement van 80%, hetgeen voor waterkrachtturbines niet ongebruikelijk is, geeft dit een elektrisch vermogen van 84 Mwe. Het is niet economisch om een installatie te bouwen voor het maximaal beschikbare vermogen (als we dat met de snelwegen zouden doen, zouden er bijvoorbeeld ook geen files meer zijn). Dit is duidelijk een punt voor verdere optimalisatie, maar hier gaan we uit van een geïnstalleerd piekvermogen van 85%, dus in totaal (afgerond) 70 MWe. Met de onder punt 11 genoemde eenheidsprijs betekent dit dat de kosten voor de turbo-generatoren uitkomen op € 105 Mln. De produktie van de centrale per jaar is gelijk aan het geïnstalleerd vermogen vermenigvuldigd met het aantal uren per jaar en de zogenaamde “load factor”. Deze laatste parameter is ook onderwerp voor nadere studie, maar wordt hier voorzichtigheids-
Alle kosten worden ten laste gebracht voor de elektriciteitsproduktie. Een alternatief zou zijn om de kosten voor de civiele werken niet door te berekenen in de kWh-prijs; ook andere functies profiteren immers van deze doorlaatvoorziening. In dat geval zou een lagere kWh-prijs resulteren; Een annuïteit over 50 jaar met 4% ‘groene’ rente (dat kost dan 4,8% per jaar); Voor bedrijfsvoering, reparatie en onderhoud rekenen we nog eens 1% per jaar. Dit brengt het totaal van de kosten voor de elektriciteitsopwekking dus op 5,8% per jaar. Dat komt overeen met € 14 miljoen per jaar. De resulterende kostprijs per kWh is € 0,09 /kWh. Object 3: schutsluis Van belang zijn de lay-outs en de afmetingen van het buitenvaarkanaal en de buitenhaven met faciliteiten om af te meren; idem voor de binnenhaven. Ook nader te bepalen zijn de ontwerpcondities voor het dwarsprofiel van de dammen, de kruinhoogte en de toelaatbaar geachte hinder voor de schepen. Er zal tevens onderzoek
85
moeten worden gedaan naar de stroomcondities en de sedimentatie in de aanliggende buiten- en binnenhavens.
De jaarlijkse gebruikskosten voor de jachtensluis worden geraamd op € 0,5 miljoen per jaar. Dit moet zal nog nader moeten worden gespecificeerd en is afhankelijk van onder andere het type sluisdeuren (dubbel kerende puntdeuren, schuifdeuren), het aantal en de keuze van de overbrugging van het sluiskanaal en de vrije doorvaarthoogte bij nader te bepalen ontwerp buitenwaterstand (masthoogte boven dek bijvoorbeeld 15 m). De kosten voor geleidewerken en faciliteiten om af te meren zijn nog buiten beschouwing gebleven, evenals de faciliteiten voor douane en grensbewaking.
De bouwput voor de sluis en de aanleg van de havens kunnen separaat worden aangepakt: de havens als een “nat werk” en de schutsluis als een “droog werk”. Dit zal waarschijnlijk langere tijd tijdens de bouw voldoende ruimte bieden voor het doorgaande verkeer. De éénmalige investeringskosten voor deze variant worden voorlopig geraamd op € 30 miljoen. Hierbij is uitgegaan van dezelfde éénheidsprijzen als die hierboven zijn genoemd.
Bijlage Natuur
goed functioneren van het ecosysteem is het ook van belang dat er voldoende uitwisselingsmogelijkheden zijn met de aangrenzende systemen. Veel kustorganismen brengen een deel van het jaar of van hun levenscyclus door op open zee om zich voort te planten in een rustiger omgeving met hogere watertemperaturen. Het omgekeerde komt ook voor. Deltadammen, die gedeelten van het kustgebied afsnijden van hun omgeving belemmeren deze migratie en zorgen er voor dat bepaalde soorten kunnen ontbreken.
Habitatsbeelden voor ontwikkelingsinrichting Grevelingen
Helder zout water met onderwaterfauna en visetende vogels (corresponderend habitattype Europese Habitatrichtlijn: 1110) Landschapsbeeld Ondiepe zeearm met geulen, ondiepe delen en zandplaten, die voor het grootste deel ook met eb onder water blijven. Het water is niet dieper dan 10-20 meter; ondiep water tot 1-2 meter diep neemt wel de grootste oppervlakte in.
Beheer en optimalisatiemogelijkheden In optimale omstandigheden is dit een habitat wat geen beheer behoeft. Voor de Grevelingen is het sluisbeheer essentieel. Dat bepaalt de mate van stroming, stratificatie en ook de intrekmogelijkheid voor vissen en andere dieren.
Planten en dieren Goed ontwikkelde onderwaterflora en –fauna. Kenmerkend zijn de grote aantallen visetende vogels, zoals Fuut, Geoorde Fuut, Middelste Zaagbek en Brilduiker, die het heldere zoute water bevolken. De Middelste Zaagbek, heeft zich ook als broedvogel in de Grevelingen gevestigd. Zij kan beschouwd worden als gidssoort voor de Grevelingen. De Middelste Zaagbek vangt garnalen en grondels in de Grevelingen. Naast deze vissoorten komen ook jonge paling, haring en horsmakreel en driedoornig stekelbaarsje voor. Plaatselijk komt ook Groot zeegras voor en exoten zoals Japans bessenwier.
Duurzaamheid Als afgesloten relatief voedselarm water heeft de Grevelingen een labiele nutriëntenhuishouding en is gevoelig voor input van nutriënten van buitenaf. Ook stratificatie is een risico. Als zuurstofloze lagen in warme zomers tot hoog in de waterkolom reiken kan er sprake zijn van grootschalige sterfte van organismen, die ook aan de oppervlakte merkbaar worden. Doorstroming en uitwisseling met de Noordzee kan het watersysteem robuuster en duurzamer maken.
Abiotische randvoorwaarden Kenmerkend is de helderheid van het water. Deze hangt samen met de hoeveelheid stroming, waardoor fijne deeltjes, die het water vertroebelen al dan niet naar de bodem zakken. Daarnaast spelen ook nutriëntengehalten een rol. Bij lage gehalten is er minder sprake van grootschalige algenbloei. De keerzijde van weinig stroming is, dat er stratificatie in de diepere delen kan optreden. Onder invloed van temperatuur- of zoutverschillen kan dan gelaagdheid in het water ontstaan, waarbij er geen menging optreedt. De onderste lagen worden dan zuurstofloos. In een natuurlijk systeem zal een goede doorstroming stratificatie voorkomen. Voor een
86
Ruimtelijke verspreiding Dit type kustwater komt in Zuidwest-Nederland op vrij grote schaal voor (Voordelta, Oosterschelde, Grevelingen), maar is onder invloed van de Deltadammen gefragmenteerd. Betekenis in (inter)nationaal verband Ondiepe kustgebieden zijn in internationaal verband niet zeldzaam. Bijzonder van Zuidwest-Nederland is, de aanwezigheid van een kustgebied in samenhang met estuaria en zilte zeearmen. Habitattype 1110 is op dit moment wel opgenomen in de Natura 2000-documenten van de Voordelta en de Oosterschelde. Het ontbreekt in de documenten voor de Grevelingen. In het ver-
87
Abiotische randvoorwaarden Kenmerkend voor de slikken en zandplaten is dat zij twee maal per dag met water worden overspoeld en waarmee ook voedsel voor de bodemdieren wordt aangevoerd, alsmede slib dat dan verantwoordelijk is voor een verder op-
der ontwikkelen van een integrale en kwalitatief hoogwaardige kustzone in Oosterschelde, Voordelta én Grevelingen ligt een belangrijke uitdaging voor het Nederlandse natuurbeleid. Mogelijkheden voor recreatief medegebruik; Het open water met foeragerende vogels is kwetsbaar voor verstoring. Anderzijds zijn deze vogels niet het gehele jaar aanwezig en zijn er ook goede mogelijkheden voor zonering. Het kustgebied van Zuidwest-Nederland is van een dusdanige schaal, dat het mogelijk moet zijn belangen van natuur en recreatie hier bij elkaar te brengen.
slibben van de plaat. De mate waarin organische stof en slib wordt aangevoerd bepaalt in hoge mate de dichtheid aan bodemdieren en daarmee ook de aantallen foeragerende vogels. Voedselarme zandige slikken herbergen veel minder vogels dan voedsel- en slibrijke gedeelten. Beheer en optimalisatiemogelijkheden De intergetijdengebied is een gebied wat door processen “aan de gang” gehouden moet worden. Maatregelen om versneld slib af te zetten (landaanwinningswerken zoals op de Wadden) zijn niet nodig.
Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (corresponderend habitattype Europese Habitatrichtlijn: 1140) Landschapsbeeld Een vrijwel onbegroeide zand- of slikplaat, die twee maal per dag droogvalt en weer onder water loopt en die gelegen is in een samenhangend stelsel van platen, slikken, geulen en ondiep water.
Ruimtelijke verspreiding Voor de komst van de Deltawerken was er een groot areaal intergetijde gebied. Door de aanleg van de deltawerken is ruim 700 km primaire kustlengte verloren gegaan. Daarmee is een groot deel van de intergetijdengebieden in de Delta afgesloten. Als gevolg van de Deltawerken, met in het bijzonder de stormvloedkering, neemt jaarlijks het areaal intergetijdengebied met 50 ha af.
Planten en dieren De platen en slikken zijn vaak bedekt met een laag algen en cyano-bacteriën. De intergetijdengebied is ook het leefgebied van veel ongewervelde dieren zoals de kokkel, het nonnetje, de zeeduizendpoot en de mossel. Mosselen kunnen hele banken vormen waardoor een eigen levensgemeenschap wordt gevormd met grote aantallen wormen, kreeftachtigen en kleine vissen. De intergetijdengebied is van groot belang als foerageergebied voor wadvogels waaronder de Lepelaar, Bergeend, Kluut, Scholekster, Zilverplevier, verschillende Strandlopers, Rosse grutto, Wulp, Tureluur, en verschillende meeuwensoorten. De intergetijdengebied is voedselgebied voor platvissen. Zij nemen tijdens hoogwater de rol van de steltlopers over als predatoren van de rijke bodemfauna. Gedeelten van de platen kunnen begroeid zijn met Zeegras. Zandige koppen langs de geulen fungeren soms als rustgebieden voor zeehonden.
Duurzaamheid Het areaal intergetijdengebied is in de Oosterschelde fors afgenomen (zandhonger). De vraag is of de specifieke omstandigheden van de Oosterschelde direct te vertalen zijn naar de Grevelingen. Dit zal het geval zijn wanneer het proces van verondiepen van de geulen door de afsluiting van de Grevelingen en het stagnante peil, niet op gang is gekomen. Het geulenstelsel is geconserveerd vanaf het moment van afsluiting. Het herstellen van een geringer tij en het terugbrengen van een weliswaar geringere hoeveelheid water per tij kan het proces van “zandhonger” triggeren voor de Grevelingen.
88
Betekenis in (inter)nationaal verband Van belang als foerageergebieden voor steltlopers en watervogels. De ligging van een uitgebreid stelsel van intergetijdengebieden in de Delta is van groot belang omdat de Delta een stapsteen vormt in de trekroute naar het zuiden. Tevens is de Delta een belangrijk overwinteringsgebied voor steltlopers en watervogels. Habitattype 1140 speelt dan ook een belangrijke rol in het Natura 2000-programma voor de Deltawateren van Zuidwest-Nederland, met name in Oosterschelde en Westerschelde. In de gebiedsdocumenten van Natura 2000 voor de Grevelingen komt het op dit moment niet voor. Herstel van getij en dynamiek zou dat echter kunnen veranderen.
Planten en dieren Een schor is een verzamelplaats van slib, organische stof en voedingsstoffen. Een groot aantal bodemdieren, vissen en vogels is mede afhankelijk van de schorren. In een kreek in het Verdronken Land van Saeftinghe zijn zo’n 30 vissoorten gevonden. Schorren zijn rust-, rui- en broedgebieden voor verschillende soorten watervogels, zoals eenden, ganzen en steltlopers. De vegetatie van de orde van Glauco- Puccinellietalia maritimae is een vegetatie van zilte graslanden en komt op de hogere delen voor. In Zeeland komen op de schorren een aantal endemische bijensoorten voor zoals de Schorviltbij. Abiotische randvoorwaarden Laag schor ontstaat als slikveld op een niveau van net boven gemiddeld laag water. Het is afhankelijk van de mate waarin sedimentatie optreedt of een schor ontstaat. Voor het ontstaan van schorren is het van belang of in de zone van intergetijdengebied sedimentatie optreedt. Aan het einde van het proces van schorvorming is erosie noodzakelijk door stormvloeden. Dynamiek van het water is van belang om het schorklif aan te tasten en jonge schorvorming opnieuw in gang te zetten.
Mogelijkheden voor recreatief medegebruik: Intergetijdengebieden zijn kwetsbaar voor verstoring door recreanten. Dagelijks bij opkomend water verkleind het intergetijdengebied en concentreren steltlopers en watervogels op kleinere oppervlakte. Op deze momenten neemt de kwetsbaarheid voor verstoring toe. Mogelijkheden voor recreatief medegebruik van het intergetijdengebied zijn dan ook zeer beperkt.
Schorren en vegetaties van zoutplanten
Beheer en optimalisatiemogelijkheden Er zijn allerlei onderzoeken en experimenten gestart naar onder andere natuurlijke wijze van schorverdediging (mossel- en oesterbanken), plaggen van schorren en begrazing. De nadruk zal echter moeten liggen op het instand houden en/of creëren van optimale abiotische omstandigheden en dynamiek. Het is afhankelijk van twee factoren of schoropbouw bij het herstel van het getij zal optreden. 1: de hoeveelheid sediment in het water en het achterwege blijven van zandhonger en 2. de hoeveelheid dynamiek voor de cyclische processen van afbraak en opbouw.
(corresponderend habitattypen van de Europese Habitatrichtlijn: 1310 , 1320 en 1330) Landschapsbeeld Dynamische gebieden, die bij gemiddeld hoog water niet of nauwelijks overspoelen. De morfologie van kreken en begroeide gedeelten zijn continue in ontwikkeling en kunnen van jaar tot jaar veranderen. De successie van een schor start wanneer een slik of plaat hoog en luw genoeg is voor de vestiging van Engels slijkgras en Zeekraal. Geleidelijk ontstaan er kreken. Het steeds dichtere vegetatiedek vangt sedimenten op. Bij verdere ophoging kunnen zich andere plantensoorten vestigen zoals Zeeaster, Gewoon kweldergras, Zoutmelde en Zeebies. Er ontstaat een patroon van hoge, zandige oeverwallen langs de kreek en relatief lage, kleiige natte kommen.
Duurzaamheid Zowel in de Westerschelde als in de Oosterschelde is de oppervlakte schorrengebied sterk afgenomen. In de Oosterschelde gaat het om meer dan 50% afname van het areaal schorren
89
Planten en dieren De Grevelingen is een belangrijk broedgebied voor kustvogels. Tussen 1990 en 2004 kwamen jaarlijks tussen de 8000 en 11000 kustbroedvo-
(zandhonger). In de Westerschelde neemt de oppervlakte schorren af na het opnieuw instellen van geulenpatronen na de verschillende verdiepingen.
gels in de Grevelingen voor (Kluut, Bontbekplevier, Strandplevier, Kokmeeuw, Zwartkopmeeuw, Stormmeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw, Grote Mantelmeeuw, Grote Stern, Visdief, Noordse stern, Dwergstern).
Ruimtelijke verspreiding Schorren zijn in Zuidwest-Nederland beperkt tot de Westerschelde en de Oosterschelde. De voormalige schorren in de Grevelingen liggen buiten bereik van het water en zijn qua begroeiing sterk veranderd. De zoutvegetaties, die langs het water voorkomen lijken qua soortensamenstelling van de begroeiing op de vegetaties van het lage schor. Zonder sediment aanvoer zullen zij echter nooit de geomorfologie van een schor krijgen.
Abiotische randvoorwaarden Kustbroedvogels of pioniervogels zoeken broedlocaties zonder of vrijwel zonder begroeiing nabij goede voedselgebieden. Beheer en optimalisatiemogelijkheden Bij het herstel van tij en een toenemende invloed van zout water op de oeverbegroeiing zullen de pioniersituaties in de Grevelingen sterk toenemen. Vooral schaars begroeide platen die ’s winters langdurig geïnundeerd zijn door regelmatig hoog water en die in het voorjaar droogvallen zullen geschikte broedlocaties zijn. Een aantal bestaande eilanden en oevers zal zich in die richting kunnen ontwikkelen zoals Markenje aan de noordoever en de oever van de Slikken van Flakkee. Hoewel kustvogels tijdens voedselvluchten enorme afstanden afleggen (Grote Stern tot ver in de Voordelta) zal de geschiktheid van de Grevelingen voor kustvogels toenemen bij een groter aanbod geschikt voedsel in het voorjaar. Door vrije uitwisseling met de Voordelta zullen kleine en jonge vissen in de Grevelingen kunnen zwemmen.
Betekenis in (inter)nationaal verband Het habitat schorren wordt regionaal ernstig bedreigd. In nationale context komt het habitat nog in grote oppervlakten op en langs de Waddeneilanden voor. De schorren in Nederland behoren tot de best ontwikkelde, meest soortenrijke schorsystemen van West Europa. Mogelijkheden voor recreatief medegebruik Uitgestrekte schorrengebieden zijn populair. Jaarlijks bezoeken 3000 mensen het Verdronken land van Saeftinghe. Het zijn vogelliefhebbers en mensen die rust en ruimte zoeken die de schorrengebieden bezoeken. Vanaf de dijk zijn schorren zeer goed beleefbaar. Spannende excursies in tijden dat de schorren het minst kwetsbaar zijn (zomer) zijn erg in trek. Een schorrengebied als uitzicht is uniek.
Habitats voor kustbroedvogels
Duurzaamheid De geschiktheid van de Grevelingen neemt steeds verder af. Het gebied veroudert en mist de vereiste dynamiek voor pioniersituaties. De huidige locaties voor kustvogels zijn voor de winter kort afgemaaide ruigtepercelen en begraasde graslanden. De geschiktheid van de broedlocatie wordt bepaald door de mate waarin deze locatie begroeid is. Ook spelen risico’s van predatie mee. Bij te veel ruigte neemt de kans op bodempredatoren toe. Te grote aantal-
Landschapsbeeld Begroeide zand- en slikstrandjes of schelpenbanken in de nabijheid van open water en in een open landschap. Kustbroedvogels broeden bij voorkeur op eilandjes, die moeilijk bereikbaar zijn voor grondpredatoren als ratten, hermelijnen en wezels.
90
Schraallanden en vochtige duinvalleivegetaties (corresponderend habitattype Euro-
len Zilvermeeuwen maakt een locatie eveneens ongeschikt. Geschiktheid van broedlocaties voor kustvogels kan dus ieder jaar verschillend zijn. Het is noodzakelijk aan het begin van ieder broedseizoen meerdere locaties geschikt te hebben voor de vestiging van kustbroedvogels. Echter in de Grevelingen wordt dat ieder jaar steeds moeilijker. Het gebied veroudert sterk en (gesimuleerde) calamiteiten ontbreken.
pese habitatrichtlijn: 2190) Landschapsbeeld Bloemrijk open landschap met rondom zicht op het water, kuddes grazers en hier en daar een struikje. Planten en dieren Veel zeldzame planten en insekten (o.a. parnassia, bitterling, diverse soorten orchideeen, slanke duingentiaan). Met name op de lage vochtige gedeelten broeden aanzienlijke aantallen weidevogels (tureluur, grutto, kievit, veldleeuwerik). In het winterhalfjaar foerageren er regelmatig en brand- en rotganzen.
Ruimtelijke verspreiding In de Grevelingen zijn verspreid ongeveer 8-12 locaties geschikt voor kustbroedvogels. Betekenis in (inter)nationaal verband Nederland, in het bijzonder de Delta is van groot belang als broedgebied voor bijvoorbeeld de Grote Stern. Deze soort komt op opgespoten terrein bij Zeebrugge (België) voor, enkele kleine kolonies voor de kust van Frankrijk en grote ko-
Abiotische randvoorwaarden Vochtige duinvalleien en vochtige schraallanden komen in de Grevelingen alleen tot ontwikkeling op uitgesproken voedselarme, kalkrijke zandige bodems, die begroeid zijn met een ijle grasmat. Ophoping van organische stof leidt al snel tot verruiging en verarming van de vegetaties. Essentieel is ook chemische buffering van de toplaag (pH > 7). Dit habitattype komt in twee hoedanigheden voor. Een vochtige variant, die gerekend moet worden tot de vochtige duinvalleivegetaties (met onder andere Groenknolorchis en Bonte paardestaart), waar de waterstand ook ’s zomers dicht onder het maaiveld staat. Opstijgend grondwater zorgt hier voor een buffering van de bodem. Deze vorm komt in de huidige situatie het best tot ontwikkeling bij een hoogteligging van circa 20-40 cm +NAP. In de droge variant (‘vochtig schraalland”, met o.a. Harlekijnorchis, Herfstschroeforchis en Slanke duingentiaan) zakt de grondwaterstand ’s zomers tot meer dan een meter weg. Zij komen nu met name voor op de Hompelvoet en gedeelten van de Slikken van Flakkee, bij een hoogteligging van ca. +NAP 0.80 tot ruim 1.00 m. Deze vegetaties verdragen geen regelmatige of langdurige inundatie met zout water. Een incidentele inundatie of zogenaamd “salt spray” door de wind kan echter gunstig zijn, omdat het bijdraagt aan de chemische
lonies in de Delta (Hooge platen Westerschelde en de Grevelingen) en in de Wadden (Griend, Texel en Rottermerplaat). Voor andere kustvogels vormt de Delta ook een zwaartepunt zij het minder spectaculair als bij de Grote Stern. Mogelijkheden voor recreatief medegebruik Van het begin van de vestiging van de Grote Stern in de Grevelingen zijn goede ervaringen opgedaan met bewaking van de kolonie. Recreanten verstoren broedvogels veel vaker uit onwetendheid dan met opzet. De bewakers van de Grote Sternkolonie informeren recreanten in de broedtijd in de Grevelingen en hoeven zelden op te treden. Met informatie, informatieborden, folders en surveillanten zijn gedurende de broedtijd weinig grote problemen te verwachten van recreanten. Een gebied als de Grevelingen met een uitstraling als “uitgestrekte vogelwereld”. Het handelsmerk wordt hiermee de voorlichtingsboodschap. Het handelsmerk vormt de beste garantie voor instandhouding.
91
Mogelijkheden voor recreatief medegebruik Dit type natuur biedt veel mogelijkheden voor recreatief medegebruik. Verstoringsgevoelige na-
buffering van de toplaag en het openhouden van de grasmat als gevolg van zogenaamd zoutstress voor concurrentiekrachtige grassen en struiken.
tuurwaarden zijn (buiten het broedseizoen) niet aanwezig en betreding is niet snel een probleem. Het open landschap zorgt er wel voor, dat in perioden met stormachtige regenweer het klimaat weinig mensvriendelijk is.
Beheer en optimalisatiemogelijkheden Begrazingsbeheer is essentieel voor dit type natuur. Allereerst voor de realisatie van een korte open grasmat. Daarnaast speelt ook betreding door graasdieren een belangrijke rol, omdat het bijdraagt aan de menging van de organische toplaag met het onderliggende minerale zand en daarmee ook aan de buffering van de toplaag. Begrazing kan eventueel worden gecombineerd met aanvullend maaibeheer als het niet lukt om met begrazing alle geproduceerde gewas af te voeren.
Wintergastenweide Landschapsbeeld Open, grazig gebied met in het winterhalfjaar grote aantallen foeragerende vogels. Lokaal komen dan plassen van stagnerend regenwater voor. Planten en dieren In het winterhalfjaar maken duizenden brandganzen, honderden grauwe ganzen en honderden kol- en rotganzen gebruik van de Grevelingen als foerageergebied. De lage slikken en gedeelten van de eilanden fungeren ’s nachts als slaapplaats voor deze vogels. Zij worden dan vergezeld van grote aantallen ganzen, die overdag in binnendijkse natuurgebieden en polders foerageren en ’s avonds naar de Grevelingen trekken om daar te overnachten.
Duurzaamheid Gezien de voedselarme kalkrijke ondergrond is dit habitattype in de Grevelingen relatief duurzaam. Mits voldaan wordt aan de randvoorwaarde van een adequaat begrazingsbeheer (eventueel in combinatie met maaien) kan dit type natuur tenminste gedurende een aantal decennia en wellicht nog enkele eeuwen in stand worden gehouden. Ruimtelijke verspreiding Vochtige duinvalleivegetaties komen op dit moment met name goed ontwikkeld voor op de Stampersplaat en de lage gedeelten van de Veermansplaat. Op de Hompelvoet en gedeelten van de Slikken van Flakkee zijn met name de vochtige schraallanden goed ontwikkeld.
Abiotische randvoorwaarden Essentieel voor dit type natuur is de aanwezigheid van een grote oppervlakte grasland met een korte relatief eiwitrijke grasmat. Lokale aanwezigheid van ondiepe zoete plassen trekt extra vogels, omdat dit mogelijkheden schept voor de vogels om te drinken en te baden. Van groot belang is ook de aanwezigheid van rust. Betreding van het gebied door mensen of andere vormen van verstoring moet vanaf de herfst tot in mei worden voorkomen.
Betekenis in (inter)nationaal verband Dit type natuur is in nationaal en Europees verband uitgesproken zeldzaam en wordt overal sterk bedreigd. Het behoort tot habitattype 2190 van de Europese Habitatrichtlijn. Mogelijkheden om dit habitattype op een schaal, zoals in de Grevelingen, te behouden en verder te ontwikkelen zijn in het West-Europese kustgebied slechts op een paar plaatsen aanwezig. Vanuit Natura 2000-documenten ligt er de opgave om kwaliteit en kwantiteit van dit habitattype in de Grevelingen de handhaven.
Beheer en optimalisatiemogelijkheden Begrazing van dit habitattype is nodig ter realisatie van een korte eiwitrijke grasmat. Indien de begrazing in enig seizoen onvoldoende was kan dit worden gecompenseerd door aanvullend te maaien. In principe is het denkbaar de draag-
92
kracht van deze graslanden voor foeragerende ganzen en smienten te vergroten door een gift van kunstmest. Dit leidt echter al snel tot frictie met andere natuurdoelstellingen. Bovendien is de effectiviteit van een kunstmestgift in het winterhalfjaar in gebieden met een hoge grondwaterstand gering.
Ruigte, struweel en bos (corresponderende habitattypen Europese Habitatrichtlijn: 2160, 2170 en 6430)
Duurzaamheid Dit type natuur komt optimaal tot ontwikkeling in de relatief hoge delen van de Grevelingen, met een verhoogd kleigehalte aan de oppervlakte (voormalige schorren en schorranden). Indien hier voldaan wordt aan de eis van een adequaat graas- of maaibeheer heeft dit type natuur hier een hoge mate van duurzaamheid, die in principe voor enkele honderden jaren gegarandeerd is.
Planten en dieren Het gaat hier om relatief weinig soortenrijke begroeiingen, van soorten, die in het kustgebied niet zeldzaam zijn (Duinriet, Duindoorn, Kruipwilg, Grauwe Wilg, Boswilg, Dauwbraam). Bijzonder is wel het voorkomen van de Noordse woelmuis. Deze is in de Grevelingen niet tot deze vegetaties beperkt, maar komt ook voor in het grasland. Hij bereikt met name in de ruigte wel de hoogste dichtheden. Daarnaast komen lokaal nog een aantal zeldzame planten en dieren voor (bijv. Heemst, Blauwborst). Met name op Slikken van Flakkee Noord hebben deze vegetatietypen zich in de afgelopen decennia (vrijwel) spontaan ontwikkeld, hetgeen dit gebied een bijzonder karakter geeft.
Landschapsbeeld Besloten of halfopen landschappen van bos, struweel of ruigte.
Ruimtelijk verspreiding Dit type natuur komt nu met name voor op de voormalige schorren en schorranden van Slikken van Flakkee Zuid. Daarnaast wordt ook de ganzenwei op de Hompelvoet wel als zodanig gebruikt. Betekenis in (inter)nationaal verband De Grevelingen is onderdeel van een keten van ganzenpleisterplaatsen in Zuidwest-Nederland. Met name voor Brand- en Rotgans is de Grevelingen dan ook een pleisterplaats van internationale betekenis. Vanuit de Natura 2000-documenten ligt er dan ook een opgave voor de Grevelingen om deze functie te handhaven.
Abiotische randvoorwaarden Uitgaande van de kalkrijke zandige bodem ontstaan deze vegetatietypen geheel spontaan. Alleen in de zone die onder invloed staat van het zoute meerwater en op plaatsen die ook ’s zomers langdurig onder water staan ontbreken deze typen. Ook bij (te) extensieve vormen van begrazing ontwikkelen grote delen van de Grevelingen zich tot struweel en ruigte.
Mogelijkheden voor recreatief medegebruik Het gaat hier om verstoringsgevoelige natuur, die in het winterhalfjaar beperkingen oplegt aan betreding en toegankelijkheid. Tegelijkertijd zijn de grote vluchten ganzen ook een bijzonder fenomeen voor de natuurrecreant om van te genieten. Bovendien trekken deze vogelconcentraties vaak ook spectaculaire roofvogels aan als slechtvalk en zeearend. Door het inrichten van rondwandelmogelijkheden met uitzichtpunten langs of in de periferie van de foerageergebieden zijn er toch prima mogelijkheden voor het realiseren van medegebruik voor natuurgerichte recreatie.
Beheer en optimalisatiemogelijkheden Dit type natuur ontwikkelt zich spontaan of bij extensieve begrazing. In het laatste geval neemt het aandeel ruigte en struweel toe ten koste van meer opgaand bos. Duurzaamheid De ruigten en struwelen in de Grevelingen worden gekenmerkt door een hoge mate van dynamiek. In de afgelopen decennia zijn de struwelen van de Slikken van Flakkee al tenminste 3-4 keer van type veranderd (open grasland à
93
kruipwilg/duindoorn à grauwe wilg à boswilg). De verwachting is, dat deze ontwikkeling zich zal voortzetten, maar dat de mate van verandering zal verminderen. Alleen de ruigten en open struwelen zullen uiteindelijk een (beperkt aantal) bijzondere soorten planten en dieren herbergen.
de Grevelingen is op dit moment niet duurzaam gegarandeerd.
Bijlage 1: Helder zout water met onderwaterfauna en visetende vogels Kansen
Mogelijkheden voor recreatief medegebruik De ruigten en struwelen bieden goede mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie en recreatief medegebruik. Enerzijds vanwege het grotendeels ontbreken van kwetsbare en bedreigde organismen. Anderzijds vanwege het relatief besloten landschap, waardoor een relatief goede recreatieve opvangcapaciteit ontstaat.
Ruimtelijke verspreiding Ruigte, struwelen en bossen komen in de Grevelingen over een vrij aanzienlijke oppervlakte voor. We vinden ze met name op Slikken van Flakkee Noord, Hompelvoet, Veermansplaat en Stampersplaat. Betekenis in (inter)nationaal verband Spontane vegetatieontwikkeling met struweel- en bosontwikkeling op een schaal, zoals die zich in de Grevelingen voordoet is in Nederland en elders in West-Europa zeldzaam. Vooral ook, omdat er een aantal vegetatietypen in voorkomen, die in Nederlandse kustgebied plaatselijk vrij algemeen voorkomen, maar op Europese schaal zeldzaam zijn. Dit is met name het geval met de kruipwilg- en duindoornstruwelen, die behoren tot habitattypen 2160 en 2170 van de Europese Habitatrichtlijn. Vanuit de Natura 2000-documenten ligt er voor de Grevelingen dan ook een opgave om de oppervlakte van deze struweeltypen te handhaven. Daarbij zijn twee punten van belang: Een sterke ontwikkeling van met name habitattype 2160 moet beschouwd worden als een bedreiging van de duinvalleien en vochtige schraallanden (habitattype 2190 en 2130). Daarom is er in het Natura 2000-gebiedsdocument voor de Grevelingen sprake van een opgave om uitbreiding van 2160 ten koste van 2190 en 2130 te voorkomen.
Risico’s
Scenario 1a Continuering huidige situatie
In ieder geval voor de korte termijn behoud zichtjagende visetende vogels.
Onzekerheid over blijvende helderheid en doorzicht van het water. Blijvende stratificatie, mogelijk uitbreiding slechts beperkte uitwisseling van organismen tussen Noordzee en Grevelingen.
Scenario 1b Continuering huidige situatie plus inzet hevel
Betere doorspoeling dan in 1a, dus mogelijk minder stratificatie. Toename soortenrijkdom, als gevolg van uitwisseling met de Oosterschelde.
Als 1a, stratificatierisico’s mogelijk iets minder.
Scenario 2 Getijslag van 25 cm rondom NAP plus inzet hevel
Minder stratificatie. Duidelijke toename soortenrijkdom, als gevolg van sterkere uitwisseling met de Noordzee. Als geheel een robuuster watersysteem met minder risico op calamiteiten. Habitattype 1110 neemt met ca. 175 ha toe.
Mogelijk enige opwerveling van gesedimenteerd slib, waardoor tijdelijk afname van de helderheid kan optreden. Na enige tijd waarschijnlijk echter herstel van helderheid in grote delen van het gebied.
Scenario 3 Getijslag van 100 cm rondom NAP plus inzet hevel
Géén stratificatie. Grevelingen heeft een duidelijk marien karakter, met daarbij behorende soortenrijkdom. Grevelingen vormt één geheel met de Voordelta en de Noordzee, waardoor deze gebieden elkaar aanvullen. Grevelingen is als luwe baai een aanvulling voor het kustgebied. Grevelingen kan bijvoorbeeld weer rol als kraamkamer voor Noordzeeorganismen gaan vervullen. Robuust watersysteem, dat onderdeel is van kustgebied. Geen labiele evenwichten in nutrientenhuishouding.
Helderheid en doorzicht nemen waarschijnlijk iets af. Voedselsituatie voor zwemmende vogels in zijn totaliteit wordt echter niet slechter. Habitattype 1110 (ondiepe zeewater) neemt met ca. 450 ha af. Onzeker of en op welke schaal zandbanken en ondiepten zullen eroderen. Waarschijnlijk gaat het hier uitsluitend om lokaal optredende effecten.
Openstaande vragen
Het is onzeker op welke schaal herverdeling van sediment (erosie van zandbanken) zal optreden bij introductie van getij. Het is onzeker hoe doorzicht zich zal ontwikkelen na introductie van getij en hoe vogels hierop zullen reageren. Onzekerheden zijn het grootst bij sluizen en gebieden met hoge stroomsnelheden. Hoe is het gesteld met nutrientenhuishouding: zal de input/output van nutrienten veranderen? Neemt productiviteit van het systeem toe? Hoe ontwikkelt stratificatie zich bij continuering huidige situatie. Zal er sprake zijn van een toename?
Habitattypen 2160 en 2170 zijn pioniervegetaties in de struweelontwikkeling en dat betekent, dat zij op dit moment in hun optimum zijn. Bij ongewijzigd beleid, mag verwacht worden, dat ze zich zullen ontwikkelen naar andere typen ruigten en struwelen, die niet voorkomen op de Europese Habitatrichtlijn. Anders gezegd: de instandhouding van habitattypen 2160 en 2170 in
Wat zijn consequenties van een eventuele getijdeturbine voor de intrek van met name grotere vissen en zeehonden?
94
95
Bijlage 2: Bij eb droogvallende slikken met foeragerende steltlopers Kansen
Bijlage 4: Zoutvegetaties en zilte graslanden Risico’s
Scenario 1 Continuering huidige situatie, al dan niet met hevel
Minimale kansen, alleen enig foerageergebied langs de oevers van Slikken van Flakkee bij aflandige wind.
Scenario 2 Getijslag van 25 cm rondom NAP plus inzet hevel
Toename oppervlakte intergetijdegebied met ruim 500 ha, hierdoor meer foerageermogelijkheden voor vogels.
Scenario 3 Getijslag van 100 cm rondom NAP plus inzet hevel
Toename oppervlakte intergetijdegebied met ruim 1900 ha, hierdoor waarschijnlijk sterke toename van foerageermogelijkheden voor steltlopers en vissen. Eén en ander is wel afhankelijk van aanwezigheid bodemfauna in nieuw intergetijdegebied.
Al dan niet optreden van erosie is met vraagtekens omgeven. Nader onderzoek gewenst! Onzekerheid over aanwezigheid hoge dichtheden bodemfauna als voedsel voor steltlopers.
Openstaande vragen
Onderzoeken risico zandhonger bij met name scenario 3 van belang voor het maken van een keus voor deze variant. Het is onzeker of het nieuwe intergetijdengebied bij scenario 2 en 3 gaat voldoen aan wensbeeld met betrekking tot een hoge dichtheid aan bodemfauna. De onzekerheid is het grootst bij scenario 2. Naarmate getijslag toeneemt wordt onzekerheid kleiner.
Bijlage 3: Broedbiotopen voor kustvogels Kansen Scenario 1 Continuering huidige situatie, al dan niet met hevel
Scenario 2 Getijslag van 25 cm rondom NAP plus inzet hevel
Scenario 3 Getijslag van 100 cm rondom NAP plus inzet hevel
Openstaande vragen
Kansen Scenario 1 Continuering huidige situatie, al dan niet met hevel
Op korte termijn behoud van de huidige zilte graslanden aan de oevers.
Areaak zoutvegetaties neemt op langere termijn verder af. Enerzijds door oeverafslag, anderzijds door geleidelijk verzoeting en verruiging van hogere gedeelten. Begrazingsbeheer kan dit laatste proces vertragen.
Scenario 2 Getijslag van 25 cm rondom NAP plus inzet hevel
Zoutvegetaties verschuiven naar boven door stijgen peil. Oppervlakte neemt waarschijnlijk niet substantieel toe. Incidenteel hoge meerpeilen (‘gesimuleerde calamiteiten’) kunnen belangrijk bijdragen aan duurzame instandhouding en lichte uitbreiding van zone met zoutvegetaties. Zonering van zoutvegetaties ontwikkelt zich sterker.
Dominantieverhoudingen in zoutvegetaties verandert mogelijk, waardoor sterke dominantie kan gaan optreden van Engels slijkgras. Dit zou grote consequenties hebben voor broedende kustvogels. Begrazing van oeverzones voorkomt waarschijnlijk ontstaat van dit probleem Hoe zal oeverafslag zich ontwikkelen?
Scenario 3 Getijslag van 100 cm rondom NAP plus inzet hevel
Kansen als in scenario 2. Differentiatie in zone van zoutvegetaties waarschijnlijk sterker dan in scenario 2a.
Risico van dominantie van Engels Slijkgras in (delen van) de zoute zone is hier groter dan in scenario 2a. Kansen dat dit met begrazing kan worden gekeerd zijn hier iets kleiner: zullen dieren op de laagste natte delen gaan grazen? Hoe zal oeverafslag zich ontwikkelen?
Openstaande vragen
Ontwikkeling oeverprofiel bij verschillende getijvarianten. Daarbij zijn er twee vragen: 1. Is stabiliteit vooroeververdedigingen voldoende gegarandeerd? 2. Hoe ontwikkeld oeverprofiel zich, juist ook op plekken met vaste oeververdediging, die bij peilopzet lager liggen dan de gemiddelde waterstand?
Risico’s
Voor de korte termijn behoud van bestaande broedplekken.
Broedbiotopen verruigen. Populaties kunnen alleen in stand worden gehouden met steeds weerkerende inrichtings en beheersmaatregelen (bijv. wegvangen van ratten). Er ontstaan geen nieuwe biotopen.
Door getij een groter voedselareaal voor broedende steltlopers (plevieren, kluten e.d.). Door uitwisseling met Noordzee meer voedsel voor sterns. Meer duurzaam karakter van broedlocaties, omdat deze overspoeld (kunnen) worden met zout water (winterinundaties en daardoor geen landpredatoren). Ontstaan interessante natuurontwikkelingsopties.
Voedselareaal voor broedende steltlopers neemt sterk toe. Door hierin geschikte broedgelegenheid te laten ontstaan ontstaan grote mogelijkheden voor broedende steltlopers foerageer en broedgelegenheid voor sterns als in scenario 2. Zeer kansrijke natuurontwikkelingsopties als in scenario 2. Duurzaam karakter broedgelegenheid als in scenario 2. Hoe zit het met spontaan ontstaan van hoog liggende zandplaten en schelpenbanken, die kunnen dienen als broedgelegenheid? Waarschijnlijk ontstaan deze niet spontaan, maar moeten zij worden aangelegd.
96
Risico’s
Hoe ontwikkeld vegetatiezonering zich bij herstel getij en welke rol speelt Engels slijkgras daarin. Is dominantie met Engels slijkgras te sturen met begrazing?
Bijlage 5: Duinvalleivegetaties en vochtige schraallanden Kansen
Risico’s
Scenario 1 Continuering huidige situatie, al dan niet met hevel
Op korte termijn: behoud van grotere oppervlakte van dit habitattype.
Instandhouding van dit type is geheel afhankelijk van maatwerk op het gebied van begrazings- en maaibeheer.
Scenario 2 Getijslag van 25 cm rondom NAP plus inzet hevel
Overgangen tussen zoutvegetaties en duinvalleivegetaties en schraallanden zullen zich beter kunnen ontwikkelen. Hierdoor is behoud van bepaalde pionierstadia beter verzekerd.
Laaggelegen duinvalleivegeties zullen overspoelen met zout water. Stijgen meerpeil zal echter ook leiden tot steigen grondwater, waardoor vegetatiezonering zal opschuiven. Op hogere plaatsen kunnen dus nieuwe vochtige zoete standplaatsen oontstaan. Wellicht is inleidend beheer nodig (bijv. verwijderen van ruigte en struweel of plaggen) om verlies volledig te compenseren.
Scenario 3 Getijslag van 100 cm rondom NAP plus inzet hevel
Zout-zoetovergangen zullen zich beter ontwikkelen, inclusief pionierstadia zwak brakke duinvalleimilieu’s. Dit geldt met name als incidenteel hogere waterstanden voorkomen (“gesimuleerde calamiteiten”).
Als in scenario 2. Risico’s op habitatverlies zijn groter, omdat totale oppervlakte van de niet door zout beïnvloede zone afneemt.
Openstaande vragen
Onzeker hoe oevers en oeververdedigingen zich gaan gedragen.
97
Bijlage Duurzame energie
Bijlage 6: Ruigten, struweel en bos
Scenario 1 Continuering huidige situatie, al dan niet met hevel
Kansen
Risico’s
Sterke toename, zodra gestopt wordt met graas- en maabeheer. Dit wordt uit een oogpunt van (internationaal) natuurbehoud ongewenst geacht.
Successie gaat door. Duindoorn- en Kruipwilgstruweel wordt geleidelijk wilgenbos en braamstruweel. Europese instandhoudingsdoelen voor deze habitattypen kunnen op langere termijn niet gehaald worden.
Scenario 2 Getijslag van 25 cm rondom NAP plus inzet hevel
Als in scenario 1.
Scenario 3 Getijslag van 100 cm rondom NAP plus inzet hevel
Als in scenario 1.
Areaal (potetieel) struweel neemt iets af, omdat grondwaterstand stijgt en areaal onder zilte invloed groter wordt. Waarschijnlijk afname van bestand struweel onder invloed van toename zilte overspoeling. Als gevolg hiervan zal struweel lokaal afsterven. Dit schept kansen voor habitatherstel voor zoutvegetaties en duinvalleimilieus. Om deze kansen te grijpen is inleidend beheer nodig.
Openstaande vragen
98
In dit geval: ‘niet om het tij te keren, maar om ervan te profiteren’. Zo’n gedachtensprong is niet eens zo moeilijk. Men hoeft zich alleen maar te realiseren dat een elektrische waterpomp, duizendvoudig gebruikt wordt om Nederland droog te houden, met een simpele schakelaar kan worden omgetoverd in een turbogenerator. In feite is de bulbturbine van de Rance speciaal bedacht en ontworpen om beurtelings te turbineren en te pompen. Dit laatste alleen bij gering waterstandsverschil omstreeks de kentering, om zo de elektriciteitsproductie te optimaliseren. In de vorige eeuw zijn in Nederland overigens diverse studies uitgevoerd om na te gaan of in de Nederlandse, vooral de Zeeuwse, getijdenwateren energie zou kunnen worden gewonnen. Daarbij werd ook expliciet verwezen naar de Rance. Steeds was het oordeel dat het technisch wel kon, maar economisch niet. Kolen bleken een goedkopere bron. Sinds de laatste papieren exercities in de jaren ’70 van de vorige eeuw is er heel veel veranderd. Dankzij de Deltawerken hebben we een halve eeuw na de watersnood-
Omschrijving van mogelijkheden om duurzame energie te produceren.
Getijdenenergie Het water op aarde komt regelmatig omhoog en zakt dan weer terug. Deze bewegingen heten eb en vloed. Deze afwisseling van eb en vloed wordt getij genoemd. Dit woord is afgeleid van het woord tijd. Twee keer per etmaal is het eb en vloed. Het verschijnsel is terug te voeren op de aantrekkingskracht van de maan en in mindere mate van de zon op aarde. Het getijverschil varieert afhankelijk van de plaats op aarde, de grootte van de zee en de stroming. In open oceanen is het verschil tussen eb en vloed relatief gering, tussen 0,5 en 1 meter. Aan de Hollandse Noordzeekust is het gemiddeld 1,5 meter. Aan de Belgische Noordzeekust is het gemiddeld 3,9 meter. Bij zee-engten zoals tussen Frankrijk en Engeland kunnen grotere getijverschillen optreden (10-15 meter). Getijden kunnen ook worden gebruikt om energie op te wekken. Al in de Middeleeuwen werd in Zeeland de stroom van eb en vloed gebruikt om molens aan te drijven. Tegenwoordig is de techniek geavanceerd. In een getijden-energiecentrale stroomt het water bij vloed door sluizen van een dam. Bij eb vloeit het water door de sluizen af. In beide richtingen drijft het water waterturbines aan die hiermee elektriciteit opwekken. Men kan zich eerder afvragen waarom hij nog niet staat te draaien, gegeven het feit dat de benodigde techniek al 40 jaar bestaat, terwijl bovendien een cruciaal onderdeel, het drijvende afsluitbare caisson, nota bene door Nederlandse technici zelf tot ontwikkeling werd gebracht. Dit terwijl in de afgelopen decennia waterbouwkundig Nederland zich ook nog eens vruchteloos afvroeg waarom onze voortreffelijke Deltawerken toch zo slecht hun weg vonden naar het buitenland. De crux zit hem in een overbekende innovatietruc: gebruik hetzelfde product voor een totaal andere functie.
ramp nu niet alleen de beschikking over drijvende caissons, maar ook over dammen die estuaria afsluiten. En als klap op de vuurpijl de sterke ecologische wens om daar weer gaten in te maken. Nu nog turbines erin, en we beschikken niet alleen over onze eigen regionale duurzame energie, maar ook over een bij uitstek Nederlands duurzaam exportproduct.
Warmtepompen Een warmtepomp werkt volgens hetzelfde principe als een koelkast. Een vloeistof, met een kookpunt dat lager is dan de omgevingstemperatuur, dient als transportmiddel van de warmte. Door warmtetoevoer van buiten verdampt deze vloeistof. Er wordt door de vloeistof dus warmte ontrokken. De verdampte vloeistof wordt vervolgens samengedrukt door een compressor. Hierdoor stijgt de druk en de temperatuur van de damp. Als laatste stap wordt de warmte weer onttrok-
99
ken, bijvoorbeeld door afgifte aan tapwater dat opgewarmd moet worden. Dit water stijgt in temperatuur, zodat de damp weer condenseert tot vloeistof. Dat gebeurt in het condensorvat. De vloeistof stroomt vervolgens naar de verdamper waar het proces weer van voor af aan begint. Een warmtepomp maakt meestal gebruik van natuurlijke warmte- of koudebronnen. Deze blijven eeuwig beschikbaar. Een warmtepomp ‘pompt’ laagwaardige energie weer op tot een hoog energieniveau. Omdat we hiervoor de omgevingswarmte gebruiken en geen fossiele brandstoffen, valt een warmtepomp onder duurzame energie. Warmtepompen bieden veel perspectief voor woningen, woonwijken en bedrijven waar zowel behoefte aan koude als aan warmte is.
zijn, zoals buitenlucht, oppervlaktewater, grondwater en ventilatielucht. De warmte in deze bronnen is in principe onbeperkt en is kosteloos beschikbaar. Warmtepompen worden al langer gebruikt in koelkasten en airconditioning, maar zijn nu ook op de markt als warmtebron voor ruimteverwarming en/of tapwater. In de zomer kan een warmtepomp gebruikt worden om het huis te koelen. Om die redenen leveren warmtepompen naast energiebesparing ook comfort. Een elektrische warmtepomp is zeer betrouwbaar, gaat bijna twee keer zo lang mee als een cv-ketel (25 tot 30 jaar) en heeft veel minder onderhoud nodig. Vanwege de hoge investeringskosten is een warmtepomp voor verwarming in de individuele woningbouw nog niet altijd rendabel
Biomassa is een ruim begrip en kan vervolgens worden uitgesplitst in zuivere, niet zuivere, schone en niet schone biomassa, alsook biomassa vs. afval. De grote verscheidenheid in soorten biomassa vraagt om verschillende vormen van omzetting naar energie. Op dit moment zijn installaties voor vergisten en verbranden technisch marktrijp. Veelbelovende andere technieken zoals vergassing, fermentatie tot ethanol, HTU en pyrolyse zijn nog in ontwikkeling, maar zullen naar verwachting ook de komende jaren marktrijp worden. Naast de technische indeling speelt ook duurzaamheid een rol. Zo kunnen bijvoorbeeld palmolie en bio-ethanol getoetst worden op hun duurzaamheid, in de zin dat er geen tropisch bos is gekapt voor de aanleg voor palmbomen of teelt van suikerriet waaruit bio-ethanol kan worden gewonnen.
Biomassa
De voornaamste mogelijkheden van productie van biomassa in de directe omgeving van de Grevelingen zijn gras en bio-energiegewassen, zoals koolzaad. Koolzaad kan verder opgewerkt worden tot biobrandstoffen. Een eerste schatting geeft een indicatie van 5000 ha koolzaadteelt op de aanwezige landbouwgronden rondom de Grevelingen. Op de middellange termijn geven conversietechnieken als pyrolyse en fermentatie van gras perspectief. Pyrolyse-olie en ethanol uit gras kunnen eveneens ingezet worden als bio-brandstoffen. Speciale rassen gras (met hoge opbrengsten per hectare), maar ook natuurgras komt hiervoor in aanmerking.
Zonne-energie (Boilers en PV) Wat is zonne-energie? Zonne-energie is afkomstig van de zonne-instraling die op het aardoppervlak komt. De straling bestaat uit een breed spectrum van kleuren van ultraviolette straling via zichtbare straling naar infrarode instraling. Er is ook instraling als er een bewolkte lucht is. De straling is dan niet direct maar diffuus. Het licht komt dan niet uit één richting maar van alle kanten. De zonne-energie kunnen we gebruiken voor: - Het opwekken van warmte voor het verwarmen van water of gebouwen; thermische zonne-energie - Het opwekken van elektriciteit; fotovoltaïsche (PV) zonne-energie
Een warmtepomp is in staat om de koudebehoefte in één seizoen van het jaar te koppelen aan de warmtebehoefte in een ander seizoen en zo door uitwisseling van warmte over de seizoenen heen energie te besparen. De opslag van de warmte geschiedt doorgaans in een aquifer, een waterlaag in de diepe bodem. Nieuwe ontwikkelingen zijn het gebruik van grote oppervlaktewateren, zoals de zee of een meer. Recent is hiertoe een systeemontwikkeling ingezet in Scheveningen, waarbij zeewater wordt ingezet als bron voor warmtepompen. Zie publicatie “Kachel op zeewater” [3].
Biomassa is een ander woord voor plantaardig materiaal waaruit men door verbranding, vergassing of vergisting duurzame energie kan winnen in de vorm van elektriciteit, warmte, gas of vloeibare brandstoffen (biofuels). De CO2 die bij die processen vrijkomt is eerder door planten uit de lucht opgenomen en vastgelegd. Op deze manier wordt bij de winning van energie uit biomassa geen extra CO2 uitgestoten en is het dus duurzame energie.
Warmtepompen hebben nauwelijks dan wel geen effect op ecologie en ruimtelijke kwaliteit, omdat zij veelal gebouwgebonden dan wel in de nabijheid van gebouwen worden opgesteld. De meeste huizen in Nederland worden verwarmd met aardgas. Nieuwbouwwijken worden echter steeds vaker aangelegd zonder aansluiting op het gasnet. Verwarmen gebeurt dan met stadsverwarming of met nieuwe, energiezuinige technieken zoals een warmtepomp in combinatie met een Lage Temperatuur Verwarming (LTV). Een warmtepomp met LTV verbruikt in vergelijking met een gasgestookte HR-ketel zo’n 25% minder energie. De warmtepomp maakt gebruik van warmtebronnen die in eerste instantie niet direct bruikbaar
Er zijn meerdere bronnen voor biomassa mogelijk zoals: - speciaal geteelde gewassen (wilgenhout, miscanthus, maïs, tarwe, etc.); - industriële bij- en restproducten (vetten, bietenpulp, zaagsel, etc.); - agrarische gewassen en gewasresten (stro, tuinbouwloof, bietenloof, etc.); - aquatische gewassen (wieren, algen, etc.); - producten uit bosbouw en terreinbeheer (dunningshout, gras, etc.); - stedelijk afval (gft, oud papier, etc.); - dierlijke bij- en restproducten (mest, slachtafval, etc.).
100
Thermische zonne-energie Voor de productie van warmte via zonnestraling zijn specifieke zonnecollectoren ontwikkeld. De zonnestralen worden omgezet in warmte. Het warme water kan worden gebruikt voor warm (tap)water of om een gebouw te verwarmen. Dit warme water kunnen we eventueel met een verwarmingsketel of warmtepomp naverwarmen. De energieopbrengst varieert van circa 200 tot 700 kWh warmte per m2 per jaar, omgerekend circa 25 tot circa 85 m3 aardgas. Fotovoltaïsche zonne-energie (PV) Bij fotovoltaïsche energie zetten zonnecellen het zonlicht om in elektriciteit. Het proces waarmee een zonnecel werkt, heet fotovoltaïsche omzetting. In het Engels betekent dit: photovoltaic, afgekort tot PV. Meestal spreken we over PV-panelen.
In het onderhavige project wordt alleen uitgegaan van zuivere-schone biomassa, waardoor het zich beperkt tot bio-energiegewassen en biomassa uit natuur. Over het algemeen heeft biomassa nauwelijks effect op de ruimtelijke kwaliteit en ecologie; daar waar er een nuttige toepassing is voor bijvoorbeeld natuurgras, dan is er zelfs sprake van versterking van de ruimtelijke kwaliteit en ecologie.
De werking van PV-panelen berust op een combinatie van foto-elektrisch effect en de specifieke eigenschappen van zogenaamde halfgeleidermaterialen die sinds de jaren vijftig zijn ontwikkeld. De meest gebruikte zonnecel is gemaakt van silicium (zand). Een gangbaar zonnepaneel van 1 m2 heeft een zogenaamd piekvermogen van 100 watt-piek. Het piekvermogen is het maxi-
101
male vermogen dat bij maximale zonne-instraling wordt geleverd. Onder Nederlandse omstandigheden levert een autonoom PV-systeem per m2 per jaar circa 40 kWh elektriciteit, een Net-gekoppeld systeem levert ongeveer de dubbele capaciteit. PV-panelen zijn er in diverse maten en soorten. PV-panelen maken we veelal naar toepassingsgebied. De nieuwste ontwikkelingen zijn zogenaamd zonnefolies, waarbij de PV-panelen zijn geintegreerd in flexibele folies. Naar verwachting duurt het nog 5-10 jaar voordat dit soort producten commercieel toegepast kunnen worden. Tot nu toe passen we PV-systemen vooral toe bij particulieren in een omvang van circa 4 m2 per woning. De grotere systemen past men meestal toe in speciale projecten met relatief veel (semi)overheidsgebouwen voor de promotie van PV-systemen.
Op dit moment is deze techniek alleen geschikt om toe te passen in de bebouwde omgeving. Sinds de subsidies zijn stopgezet in 2004 zijn alleen zonneboilers onder bepaalde omstandigheden nog rendabel in te zetten, en PV in bepaalde niche-toepassingen, zoals objecten en locaties die ver verwijderd zijn van de net-infrastructuur (onrendabele net-aansluitingen, openbare verlichting, lichtboeien etc). Gebouw gebonden zonne-energie-systemen hebben nauwelijks dan wel geen effect op ecologie en ruimtelijke kwaliteit, omdat zij veelal gebouwgebonden danwel in de nabijheid van gebouwen worden opgesteld. Indien er een speciale opstelling wordt opgezet, zoals een speciale overkapping van folie, bijvoorbeeld voor een zonneeiland van 5 ha, dan kan dit wel ruimtelijke en ecologische impact hebben. Osmose - Stroomproductie uit zoet-zout water Bij osmose wordt een drukverschil gecreëerd tussen het zoete en zoute compartiment, als gevolg van het feit dat het zoute water het zoete water aantrekt (hygroscopische werking). Dit leidt tot een osmotisch drukverschil dat door middel van een turbine in elektrische energie kan worden omgezet. Hoge eisen worden gesteld aan de zuiverheid van het zoete water om “dichtslibben’’ van het membraan te voorkomen.
Toekomst van PV zonne-energie PV-panelen hebben een groot toepassingspotentieel omdat ze breed toepasbaar zijn, nagenoeg geen onderhoud vergen en eenvoudig te plaatsen zijn. Onder de huidige productieomstandigheden zijn PV-systemen echter nog duur voor toepassing op brede schaal. Op de langere termijn wordt echter wel veel verwacht van PV zonne-energie.
Grafische weergave van basis osmose techniek
Osmose: Omgekeerde elektro-dialyse
schap. De ruimtelijke inpassing vereist dan ook een zorgvuldige afweging met andere ruimtelijke functies en kwaliteiten. Windparken bestaande uit windturbines in de veelal gekozen lijnopstelling accentueren weliswaar de openheid, maar kunnen ook conflicteren met de gewenste ruimtelijke en ecologische doelstellingen.
Bij omgekeerde elektrodialyse zijn meerdere compartimenten met afwisselend zout en zoet water gestapeld met ionen-geleidende membranen hiertussen. De negatieve en positieve zoutionen verplaatsen zich in verschillende richting door de membranen heen, waardoor een potentiaalverschil tussen de membranen wordt opgebouwd, net zoals bij een accu. Omdat hier ionen worden uitgewisseld en geen moleculen, zoals bij osmose, worden minder hoge eisen gesteld aan de zuiverheid van het zoete water, zodat ook brak water bruikbaar is. Daarom leent dit principe zich beter voor toepassing in Zeeland. Als vuistregel kan worden gehanteerd dat elke m3/s zoetwater die gespuid wordt gelijk staat aan een vermogen van 1 MW. Voor meer gedetailleerde informatie wordt naar naar de publicaties [4] en [5].
Naast de grote windmolens zijn er ook kleine windmolens inzetbaar. Deze zijn beter inpasbaar in de (bebouwde) omgeving, maar leveren een geringere bijdrage aan duurzame doelstellingen en zijn minder kosteneffectief. De gemiddelde vermogens van dergelijk molens zijn 2-5 kW en is dus een fractie (factor duizend) van de grote windmolens Ze leveren wel een bijdrage aan een duurzame uitstraling. In het onderhavige deelproject zullen deze kleine windmolens verder buiten beschouwing worden gelaten.
Op deze plaats dient te worden opgemekt dat energie uit osmose nog geheel in de kinderschoenen staat en het een toepassing betreft die pas op de middellange termijn toegepast kan worden (5-10 jaar) indien alle ontwikkelingen positief verlopen. Osmose heeft nauwelijks dan wel geen effect op ecologie en ruimtelijke kwaliteit, omdat het veelal gebouwgebonden danwel in de nabijheid van gebouwen wordt opgesteld of wordt geïntegreerd in dijken en/of gemalen.
Windenergie Windenergie is een technisch volwassen en veelal rendabele manier om duurzame energie op te wekken in open gebied. De huidige generatie windmolens heeft een opgesteld vermogen van 2-3 MW en levert jaarlijks een hoeveelheid elektriciteit voor ca. 2000-3000 huishoudens. Door de grote afmeting van dergelijke windturbines – de ashoogte bedraagt ca. 120 meter – vormen zij zeer aanwezige elementen in het land-
102
103
Bronnen en literatuur Synergie; Energieke Dynamiek in de Delta; 2001; Habiform; Rob Steijn, Alkyon Spanning uit Eb en Vloed; basisdocument getijdenenergie door Rob Steijn, Alkyon 2006 Kachel op zeewater; De Ingenieur; juni 2005; Blue Energy mogelijk interessant in Zeeland; Waterspiegel 1; 2006; Delta Het Osmaal; De Ingenieur; april 2006 Duurzame Energiescan Open-teelten en Veelhouderij; DLV i.o.v.SenterNovem; R.J.G. van Hedel; 2005. Duurzame Energiescan Glastuinbouw; DLV i.o.v. SenterNovem; R.J.G. van Hedel; 2004. Energie uit afval en biomassa; TU-Delft; JH Wellink; 2004 Warmtepompenwegwijzer en Warmtepompen in de Glastuinbouw; DLV i.o.v. SenterNovem; R.J.G. van Hedel; 2005. Klimaatlandschap Land van Heusden en Altena; Pilot; P. Bergmeijer en R.J.G. van Hedel i.o.v. MARB en SenterNovem
104
�����������