Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
COLOFON
© St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail
[email protected] www.intraval.nl Kantoor Groningen: St. Jansstraat 2C Telefoon 050 - 313 40 52 Fax 050 - 312 75 26
Kantoor Rotterdam: Goudsesingel 184 Telefoon 010 - 425 92 12 Fax 010 - 476 83 76
Tweede druk December 2004 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Tekst: Opmaak: Omslag: Druk:
drs. J. Snippe, drs. B. Bieleman, drs. H. Naayer, drs. C. Ogier P. Goeree E. Cusiel Ministerie van Justitie, directie Bedrijfsvoering & Ondersteuning Bestuursdepartement / Repro PPSW Opdrachtgever: Ministerie van Justitie, directie Opsporingsbeleid ISBN 90 77115 50 1
VOORWOORD
Het ministerie van Justitie heeft in het kader van het 'Programma preventie georganiseerde criminaliteit' de cannabisbranche preventief laten doorlichten. Het doel hiervan is te inventariseren in hoeverre er sprake is van kwetsbaarheid van de branche voor infiltratie door (georganiseerde) criminaliteit. Het ministerie heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL opdracht gegeven die kwetsbare plekken van de branche in kaart te brengen. Het onderzoek is uitgevoerd door de senioronderzoeker J. Snippe, geassisteerd door de (junior)onderzoekers H. Naaijer, C. Ogier en L. Mellema, onder verantwoordelijkheid van B. Bieleman. J. Nijboer van de vakgroep Strafrecht en Criminologie van de Rijksuniversiteit Groningen fungeerde als wetenschappelijk adviseur. Voor het onderzoek zijn gegevens verzameld over de organisatiestructuur van de branche door middel van literatuurstudie, registraties, internet en interviews met sleutelinformanten. Naast deze landelijke gegevens is door middel van een casestudy in de steden Amsterdam en Venlo getracht na te gaan in welke mate hier sprake is van (georganiseerde) criminaliteit in de cannabissector. Vanaf deze plaats willen wij de leden van de begeleidingscommissie onder leiding van J. Lely (Directoraat-Generaal Rechtshandhaving) bedanken voor hun kritische en positieve bijdrage aan het onderzoek en de totstandkoming van het rapport. De begeleidingscommissie bestond verder uit: F. van de Plas, P.P. de Vrijer (beiden DISAD); A. van der Kuijl, M.B.T.G. Steeghs (beiden DGRh); R. van Binsbergen (Gemeente Amsterdam); A. Clarijs (Openbaar Ministerie Venlo), E. Haanraadts (gemeente Venlo). Tevens willen wij alle respondenten bedanken voor hun medewerking. Zonder hun inzet was het onderzoek niet mogelijk geweest. Namens INTRAVAL,
B. Bieleman J. Snippe
Groningen-Rotterdam December 2004
INHOUDSOPGAVE
Pagina Samenvatting
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Dreiging georganiseerde criminaliteit 1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen 1.4 Leeswijzer
1 1 2 7 8
Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet 2.1 Literatuurstudie 2.2 Landelijk beeld 2.3 Casestudy 2.4 Triangulatie
9 9 10 12 16
Hoofdstuk 3 Omvang 3.1 Aantal 3.2 Spreiding 3.3 Omzet
19 20 23 30
Hoofdstuk 4 Organisatiestructuur 4.1 Rechtsvorm 4.2 Werkzame personen 4.3 Ondernemers
35 35 37 40
Hoofdstuk 5 Risicofactoren 5.1 Achterdeur 5.2 Criminele investeerders 5.3 Smartshops 5.4 Growshops 5.5 Facilitators
43 43 47 49 52 54
Pagina Hoofdstuk 6 Criminaliteit 6.1 Organisatievormen 6.2 Groothandel 6.3 Distributie 6.4 Resumé
57 57 61 63 65
Hoofdstuk 7 Venlo 7.1 Situatieschets 7.2 Kenmerken branche 7.3 Omzet 7.4 Ondernemers 7.5 Criminaliteit
67 67 69 71 74 77
Hoofdstuk 8 Amsterdam 8.1 Situatieschets 8.2 Kenmerken branche 8.3 Ondernemers 8.4 Criminaliteit
89 89 92 96 97
Hoofdstuk 9 Conclusies 9.1 Aard en omvang 9.2 Ondernemers 9.3 Kwetsbaarheid cannabisbranche 9.4 Georganiseerde criminaliteit 9.5 Ten slotte
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
111 111 114 115 119 121
Literatuur
125
Soort delicten Aantal overige misdrijven Aantallen procesverbaal naar tijdsperiode in Venlo Aantallen procesverbaal naar tijdsperiode in Amsterdam
133 135 137 139
SAMENVATTING In deze doorlichting wordt een landelijk beeld gegeven van de cannabisbranche en de risico's voor (indringing van de georganiseerde) criminaliteit. Naast een kwantitatieve beschrijving van de aard en omvang van de branche door middel van registratiegegevens is aan de hand van literatuur en interviews nagegaan in hoeverre zij kwetsbaar is voor vormen van (georganiseerde) criminaliteit. In navolging van de reeds eerder uitgevoerde doorlichting van de lokale cannabisbranche in Utrecht is daarnaast in twee gemeenten Venlo en Amsterdam – een verdieping uitgevoerd. Hierbij is nagegaan in hoeverre er sprake is van onderlinge relaties en verwevenheden tussen de actieve natuurlijke personen en rechtspersonen in de lokale branches, die (kunnen) wijzen op (georganiseerde) criminaliteit in de cannabissector. Aard en omvang De totale omvang van de cannabisbranche in Nederland bedraagt op de peildatum 1 januari 2004 naar schatting 1.190 winkelvestigingen. Ongeveer twee derde (63%) van de vestigingen behoort tot de gedoogde coffeeshops (752 vestigingen). Het aantal coffeeshops is sinds 1999 met 11% afgenomen. De meeste coffeeshops zijn gevestigd in de randstad. Ruim een kwart (27%) van de branche bestaat uit growshops (318 vestigingen). Dit aantal neemt sinds de eerste growshop begin jaren negentig de deuren heeft geopend nog steeds toe. De growshops zijn met name in het midden en zuiden van het land gevestigd. Het aantal smartshops is met 97 vestigingen, 8% van het totale aantal vestigingen in de branche, aanzienlijk geringer. Het aantal smartshops neemt af. In 2002 waren er naar schatting nog zo'n 150 tot 165 smartshops. Verder zijn 23 vestigingen (2%) een combinatie van smartshop en growshop. Op basis van de producten die zij verkopen kunnen zij tot beide categorieën worden gerekend. De meeste ondernemers in deze branche zijn kleine zelfstandigen. Ruim tachtig procent van de ondernemingen in de cannabissector bestaat uit één vestiging. In de meeste winkels is een eigenaar met enkele werknemers werkzaam. In totaal zijn er naar schatting 4.600 personen in de cannabisbranche werkzaam, waarvan het grootste deel in de coffeeshops.
Samenvatting
I
Financiële gegevens over de sector op basis van officiële statistieken zijn niet beschikbaar. Aan de hand van gegevens over de consumptie van cannabis en de gemiddelde verkoopprijs is de totale financiële omzet van de coffeeshops geschat op 211 tot 283 miljoen euro (460 tot 620 miljoen gulden) per jaar. De onderlinge verschillen tussen coffeeshops zijn groot. Bij de grotere coffeeshops in toeristische regio's, zoals Amsterdam en enkele steden langs de Duitse en Belgische grens, kan de omzet van een coffeeshop enkele miljoenen bedragen. Over de omzet van grow- en smartshops zijn in het geheel geen gegevens beschikbaar. Van een economische machtsconcentratie in de cannabisbranche is geen sprake. Uit de casestudies in Amsterdam en Venlo blijkt dat zich ook daar geen grote spelers bevinden. Dat is bij coffeeshops waarvoor een gedoogverklaring nodig is ook niet eenvoudig. In de meeste gemeenten is het coffeeshopbeleid gericht op een afname of stabilisering van het aantal coffeeshops. Ondernemers die in deze branche willen uitbreiden starten eerder een growshop. Het aantal coffeeshopeigenaren dat een growshop heeft neemt toe. Daarnaast is een beperkt deel van de ondernemers actief in andere branches, zoals de detailhandel, vastgoedsector en speelautomatenhandel. Kwetsbaarheid cannabisbranche De achterdeur van de coffeeshop, waaronder het bevoorraden van coffeeshops wordt verstaan, is de achilleshiel van het Nederlandse gedoogbeleid. In de wijze waarop de coffeeshopeigenaar aan zijn voorraad cannabis moet komen, voorziet het gedoogbeleid niet. De achterdeur blijft daarmee in de criminele sfeer, waardoor coffeeshopondernemers in een lastige positie worden geplaatst. Coffeeshopondernemers komen bij het inkopen van grotere partijen cannabis, of het nu gaat om hasj of nederwiet, in contact met drugshandelaren. De growshops vormen een belangrijke actieve schakel in de productieketen van cannabis. Bij deze winkels zijn niet alleen de kweekbenodigdheden te koop, maar vaak ook de stekjes. Zij faciliteren in belangrijke mate de wietteelt door de kweekbenodigdheden te leveren en adviezen te geven over de kweekwijze van hennepplanten.
II
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Verder blijken veel ondernemers in de cannabisbranche in Venlo en Amsterdam een strafblad te hebben. In Venlo heeft 83% van de cannabisondernemers criminele antecedenten, in Amsterdam 78%. De feiten die hen ten laste zijn gelegd, laten voor zowel de ondernemers in Venlo als die in Amsterdam een breed spectrum aan misdrijven zien. Op hun strafblad komen relatief veel opiumwetmisdrijven voor, met name softdrugs, maar ook harddrugs, verboden wapenbezit, (ernstige) geweldsmisdrijven, vermogensdelicten en verkeersdelicten. Een deel van de misdrijven is gepleegd voordat zij actief waren in de cannabisbranche, maar tevens sinds zij actief zijn in deze branche. De criminele achtergrond van een aanzienlijk deel van de ondernemers maakt de branche extra kwetsbaar voor indringing van de georganiseerde criminaliteit. Rol georganiseerde criminaliteit Harde uitspraken over de structurele betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit in de cannabisbranche of van criminele samenwerkingsverbanden zijn momenteel slechts in beperkte mate mogelijk. Een belangrijke reden hiervoor is de lage prioriteit die de opsporing van opiumwetmisdrijven met betrekking tot softdrugs heeft (gehad) in Nederland. Het aantal opsporingsonderzoeken naar de handel in softdrugs is de afgelopen jaren sterk afgenomen, terwijl onderzoeken naar de productie van softdrugs, met name wietkwekerijen, zijn toegenomen. Tevens is een steeds groter deel van de opsporingscapaciteit de afgelopen jaren besteed aan de handel in en productie van synthetische drugs en wapen- en mensenhandel. In zowel Amsterdam als Venlo zijn in de cannabisbranche ondernemers actief die zijn veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie. Voor meer inzicht in de rol van de georganiseerde criminaliteit of van criminele samenwerkingsverbanden in de cannabisbranche is echter uitgebreide politie-informatie uit opsporingsonderzoek nodig. Door een gebrek aan casuïstiek over de rol van de georganiseerde criminaliteit in de cannabisbranche kunnen derhalve geen uitspraken worden gedaan over de omvang en de achtergronden ervan.
Samenvatting
III
1.
INLEIDING
Voor
het 'Programma preventie georganiseerde criminaliteit' (PPGC) van het ministerie van Justitie worden enkele branches en bedrijfstakken bij wijze van experiment preventief doorgelicht. Hierbij gaat het om bedrijfstakken en -sectoren, waarvan op grond van publicaties en onderzoeken wordt aangenomen dat zij kwetsbaar zijn voor infiltratie door georganiseerde criminaliteit. Dit geldt met name voor de sector betaald voetbal, de gezondheidszorg, de transportsector en de cannabissector c.a. Tot de cannabissector c.a. worden naast de gedoogde coffeeshops ook de smart- en growshops gerekend.1 Onder coffeeshops worden (alcoholvrije) horecagelegenheden verstaan waar door de gemeente verkoop en gebruik van softdrugs onder voorwaarden (AHOJG criteria) is toegestaan (en is neergelegd in een gedoogvergunning) (Snippe en Bieleman 2002). Tot growshops worden winkels en groothandelsbedrijven gerekend die benodigdheden verkopen voor de thuiskweek van cannabis en attributen voor het roken van cannabis (hasjpijpjes en dergelijke) (Bieleman en Goeree 2000). Smartshops zijn winkels die ecodrugs (XTC-vervangers, euforiserende en ontspannende middelen), paddestoelen, energy-dranken en dergelijke verkopen en waar eventueel een ruimte aanwezig is voor het gebruik van deze drugs.
1.1
Achtergrond
De resultaten van de doorlichting kunnen een bijdrage leveren aan het voorkomen van infiltratie door georganiseerde criminaliteit in de cannabissector en waar nodig het terugdringen van de rol die georganiseerde criminaliteit in de sector reeds speelt. In het programma PPGC wordt onder preventie verstaan: het voorkomen, voorkomen van erger, of het voorkomen van herhaling. Met een doorlichtingproject zoals deze wordt vooral beoogd de integriteit en de transparantie van het bedrijfsleven te bevorderen alsmede de instandhouding van gezonde mededingingsverhoudingen. Met name de lokale overheid dient over informatie te beschikken, waarmee zij in staat wordt gesteld
1
In het vervolg van deze rapportage wordt kortweg gesproken van cannabissector, waarmee coffee-, smart- en growshops worden bedoeld.
Inleiding
1
zich beter te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd. De ontwikkelingen in de georganiseerde criminaliteit vragen van de overheid een permanente waakzaamheid en actualisering van de wet- en regelgeving. Zo verruimt bijvoorbeeld de Wet Bevordering IntegriteitsBeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) de mogelijkheden van bestuursorganen om ongewilde facilitering van criminele activiteiten te voorkomen. Vanaf 1 juni 2003 geldt een extra weigerings- en intrekkingsgrond bij de toepassing van een groot aantal wettelijke bepalingen. Voor gemeenten zijn daarbij van belang: de Drank- en Horecavergunning; de milieuvergunning; de bouwvergunning; de horeca-exploitatievergunning (art. 4, onder a, Besluit BIBOB); de vergunning voor een seksinrichting; de escortvergunning; de vergunning voor een smart- en growshop (art. 4, onder d, Besluit BIBOB); de vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal; en subsidies waarvoor dat in de betreffende regeling is bepaald. Het ministerie van Justitie heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL eind 2003 opdracht gegeven tot een preventieve doorlichting van de cannabissector. De resultaten hiervan dienen “de kwetsbare plekken van de cannabissector” in kaart te brengen en aanknopingspunten op te leveren voor een gerichter preventiebeleid, met name voor de verdere ontwikkeling van instrumenten ter voorkoming van het doordringen van de onderwereld in de bovenwereld.
1.2
Dreiging georganiseerde criminaliteit
De onderzoeksgroep Fijnaut heeft op verzoek van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden (PEO) in 1996 onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren. Onder georganiseerde criminaliteit wordt daarbij verstaan 'groepen van personen die primair zijn gericht op illegaal gewin, systematisch misdaden plegen met ernstige gevolgen voor de samenleving en in staat zijn deze misdrijven op betrekkelijk effectieve wijze af te schermen, in het bijzonder door de bereidheid te tonen fysiek geweld te gebruiken of personen door corruptie uit te schakelen'. Hierbij is de illegale markt de conditio sin qua non voor georganiseerde criminaliteit (Bovenkerk 1996). De illegale goederen en diensten die worden geleverd, ook aan de bovenwereld, kunnen worden gezien als 2
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
de krachtige motor die de georganiseerde criminaliteit haar dynamiek geeft. Juist op het vaak mistige grensvlak van de onder- en bovenwereld doen zich kansen ter preventie voor. De selectie van de branches waarin onderzoek naar georganiseerde criminaliteit is gedaan, heeft plaatsgevonden op basis van de volgende criteria: • branches waarmee leden van criminele organisaties technisch en financieel vertrouwd zijn, zoals de bouwnijverheid, de automobielbranche, de horeca en het transportwezen. Criminelen kennen de technische faciliteiten die de bedrijven kunnen bieden en de mogelijkheden om geld wit te wassen; • sectoren met een lage drempel van toetreding. Er zijn weinig diploma's vereist om als zelfstandig ondernemer te beginnen en het is niet moeilijk om iemand met de benodigde papieren als zaakwaarnemer of 'katvanger' in te huren; • branches die bestaan uit enkele grote bedrijven en een groot aantal kleine bedrijven die met elkaar in een harde onderlinge concurrentie zijn verwikkeld. Verder gaan er grote sommen contant geld om, wat de mogelijkheid biedt om activiteiten en inkomsten niet in de administratie op te nemen; • economische sectoren waar weinig is geregeld, waar de regels gecompliceerd zijn, tegenstrijdig of in de praktijk onwerkbaar. Risicofactoren Een eerste doorlichting in het kader van het programma PPGC heeft reeds plaatsgevonden in de vorm van een verkenning van de transportsector (KPMG Forensic Accounting 2000). Hieruit blijkt dat met name transportbedrijven met een zwakke financiële positie kwetsbaar zijn voor benadering door criminelen of criminele organisaties. Een andere risicofactor in deze sector wordt gevormd door de relatief lage toetredingseisen voor vakbekwaamheid, kredietwaardigheid en betrouwbaarheid. Uit de praktijk zou blijken dat transportondernemers, die vanwege criminele activiteiten zijn aangehouden, na bedrijfsbeëindiging eenvoudig een bedrijf kunnen herstarten en zich wederom aan criminele activiteiten schuldig maken. Verder vormen werknemers die via uitzendbureaus zijn geworven een risicofactor. Criminele organisaties zouden deze personen bewust bij bepaalde transportbedrijven plaatsen. Hierbij zijn vooral het soort goederen dat door deze bedrijven wordt getransporteerd of de bestemmingen waarop ze rijden van belang.
Inleiding
3
Deze risicofactoren lijken deels ook voor de cannabissector van toepassing te zijn. De cannabissector zal echter ook haar eigen kwetsbare plekken hebben voor wat betreft het risico van indringen door de georganiseerde criminaliteit die kunnen samenhangen met de organisatiestructuur en de bovengenoemde criteria. Evaluaties coffeeshopbeleid De afgelopen jaren zijn in Nederland diverse landelijke onderzoeken gedaan naar het aantal en het beleid ten aanzien van coffeeshops. Onderwerpen als de wijze van verkoop, ontwikkelingen in aantal en overlast veroorzaakt door coffeeshops zijn daarbij onderzocht (Kornalijnslijper e.a. 1995; Bieleman e.a. 1995; Breunesse e.a. 1996; Bieleman e.a. 1998; Korf e.a. 2001; Bieleman en Goeree 2001; Bieleman en Goeree 2002; Bieleman e.a. 2003;). Daarnaast zijn diverse evaluaties uitgevoerd van lokaal coffeeshopbeleid, onder andere in Amsterdam, maar tevens in Heerlen, Groningen, Zoetermeer en Rotterdam (Bieleman en Spijkers 2000; Bieleman e.a. 2000; Bieleman e.a. 2001; Maalste e.a. 2004). Uit de evaluatie van het Amsterdamse coffeeshopbeleid blijkt dat controles van het Horeca Interventie Team (HIT) in het stadsdeel Westerpark laten zien dat ongeveer een kwart van de daar gevestigde coffeeshops de regels overtreedt (Bieleman en Snippe 1999). Meestal gaat het om te grote handelsvoorraden, maar ook andere overtredingen, zoals de aanwezigheid van illegale vreemdelingen, vuurwapenbezit, aanwezigheid van XTC, aanwezigheid van gestolen goederen, en namaak van merkkleding komen voor. Uit een onderzoek naar de coffeeshops en het coffeeshopbeleid in Enschede blijkt dat 13 van de 17 eigenaren (76%) criminele antecedenten hebben (Dorenbusch 2000). Het gemiddelde aantal strafbare feiten is tien. De eigenaren worden vooral verdacht van overtreding van de Opiumwet (softdrugs), (zware) mishandeling, diefstallen en overtreding van de Wegenverkeerswet. Handel in harddrugs en verboden wapenbezit komen minder vaak voor. Geen van de eigenaren wordt verdacht lid te zijn van een criminele organisatie. Wel bestaan er ‘sterke vermoedens dat enkele coffeeshophouders fungeren als katvangers’. Zij zouden in dienst zijn van een persoon die zelf niet in aanmerking komt voor een vergunning. Het beeld dat uit evaluatieonderzoeken over het coffeeshopbeleid naar voren komt is dat de overlast rond coffeeshops doorgaans beperkt van omvang is. In de gemeenten Amsterdam en Groningen blijkt de overlast vergelijkbaar te zijn met de overlast rond horecagelegenheden 4
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
(Bieleman en Snippe 1999, Bieleman e.a. 2000). In de gemeente Venlo daarentegen blijkt sprake te zijn van een even omvangrijke als hardnekkige overlast die vooral het gevolg is van de vele illegale verkooppunten van cannabis en het grote aantal Duitse drugstoeristen (Snippe en Bieleman 2002). Tot begin jaren negentig kunnen deze drugstoeristen in Venlo terecht bij de tientallen verkooppunten van cannabis die de stad destijds telde. Door een stringenter beleid is het aantal gedoogde verkooppunten in 1995 teruggedrongen tot vijf gedoogde coffeeshops. De strikte handhaving van de AHOJG-criteria, waarbij coffeeshops intensief worden gecontroleerd door de politie, de gemeente en de belastingdienst, kan de gedoogde coffeeshops eveneens minder aantrekkelijk maken voor georganiseerde criminaliteit. Naast de gedoogde coffeeshops telt Venlo echter nog een groot aantal overige illegale verkooppunten, waar politie, justitie en gemeente in het kader van het Hektorproject voortdurend jacht op maken (Gemeente Venlo 2001). De afgelopen jaren zijn reeds vele panden van waaruit werd gehandeld gesloten en vaak letterlijk dichtgetimmerd. Niettemin zijn er nog steeds een groot aantal illegale verkooppunten in Venlo (Snippe e.a. 2004). Een deel van de binnenstad zou in het bezit zijn of in het bezit dreigen te komen van personen die bij de drugshandel zijn betrokken. Niet bekend is of dit personen zijn die momenteel actief zijn binnen de cannabissector of wellicht in de beginjaren, voordat de AHOJG-criteria van kracht waren en er nog sprake was van een wildgroei aan coffeeshops, of reeds een (economische) machtspositie in de sector hebben opgebouwd, maar nu meer op de achtergrond actief zijn. Overige ontwikkelingen Uit onderzoek in het kader van het drugsoverlastproject Hektor blijkt dat in Venlo de verkoop van softdrugs zich niet beperkt tot de vijf gedoogde coffeeshops, maar ook plaatsvindt vanuit een groot aantal illegale verkooppunten (Snippe en Bieleman 2002). In enkele gevallen wordt naast softdrugs tevens gehandeld in harddrugs. De buurt Q4, het deel van de binnenstad in Venlo waar twee van de vijf coffeeshops zijn gevestigd en de drugshandel zich met name afspeelt, ademt een sfeer en dreiging uit die in andere steden vooral met de handel in harddrugs wordt geassocieerd.
Inleiding
5
Thuiskweek Uit onderzoek naar de hennepteelt in Nederland blijkt dat de huisteelt van hennepteelt zich heeft ontwikkeld tot een omvangrijke economische activiteit (Bovenkerk e.a. 2003). Wiet van de zolder is dan ook lucratief. Volgens een bericht in de Volkskrant van 23 augustus 2003 levert een kweekkast met vier planten na negen weken 400 tot 500 euro op. Een gemiddelde growshop zou 25 kweekkasten per week verkopen. De grootste afnemers zouden 'kleine' investeerders zijn. De thuiskweek van cannabis is volgens Bovenkerk echter gepaard gegaan met negatieve bijverschijnselen. De teelt zou in handen zijn van de georganiseerde criminaliteit die grotere groepen van sociaalzwakkere buurtbewoners in zijn greep zou hebben en die feitelijk de dienst zou uitmaken in buurten waar op grote schaal thuis wordt geteeld. Aantal coffeeshops De afgelopen jaren is het aantal coffeeshops gestaag afgenomen (Bieleman e.a. 2003). Telde Nederland in 1999 nog 846 coffeeshops, in 2002 is dit afgenomen tot 782. Het aantal gemeenten waar gedoogde coffeeshops zijn gevestigd is echter in dezelfde periode licht gestegen (van 104 naar 107 gemeenten). Het aantal grow- en smartshops is niet exact bekend. Het aantal gemeenten waarin deze shops zijn gevestigd is in elk geval geringer dan het aantal gemeenten met gedoogde coffeeshops. Geschat wordt dat in ongeveer 75 gemeenten één of meer smart- en/of growshops zijn gevestigd. AHOJG-crtiera en organisatiestructuur De meeste coffeeshops lijken zich angstvallig te houden aan de AHOJG-criteria, bevreesd als ze zijn voor sluiting (Bieleman e.a. 2003). In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) van het ministerie van Justitie is eind 2003 een onderzoek gestart naar coffeeshops, waarbij naast de aantallen ook de handhaving en naleving van de AHOJG-criteria aandachtspunten zijn. Daarnaast wordt eveneens in opdracht van het WODC onderzoek gedaan naar illegale verkooppunten. De organisatiestructuur van de cannabissector en de rol van de georganiseerde criminaliteit in deze sector zijn tot dusverre nauwelijks onderzocht. Hiernaar is, behalve in een doorlichting van de cannabissector in Utrecht (ES&E 2002) en een doorlichting van de smartshops door de Werkgroep Smart Shops (1998; 2001), verder nog weinig onderzoek gedaan.
6
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
1.3
Doelstelling en onderzoeksvragen
De door het ministerie van Justitie in de startnotitie geformuleerde doeleinden van de doorlichting van de cannabissector zijn de volgende: 1. Het in kaart brengen van de organisatiestructuur van de cannabissector als bedrijfstak aan de hand van diverse bronnen (literatuur, het Internet en interviews met 'mensen uit de praktijk') en de kwetsbare plekken daarin wat betreft het risico van indringen door de georganiseerde criminaliteit. 2. Aan de hand van de onder 1. bedoelde inventarisatie, door middel van een of meer representatieve steekproeven vaststellen of, en zo ja in welke mate er sprake is van onderlinge relaties en verwevenheden tussen de daarbinnen actieve natuurlijke personen en rechtspersonen, die zouden kunnen wijzen op (georganiseerde) criminaliteit in de cannabissector. Het voorgaande is als volgt uitgewerkt: 1. Wat is de aard en omvang van de cannabissector? 2. Wie zijn de in deze sector actieve personen en rechtspersonen? 3. Wat zijn hun (grensoverschrijdende) contacten en netwerken en wie zijn de 'grote spelers' in de cannabissector? 4. Hoe groot is het risico dat ondernemers in de sector onder bescherming van het gedoogbeleid criminele activiteiten ontwikkelen? 5. Wat zijn de kwetsbare plekken in de cannabissector voor indringen van de georganiseerde criminaliteit? 6. In hoeverre speelt de georganiseerde criminaliteit een rol in deze bedrijfstak? De hierbij behorende onderzoeksvragen zijn: Ad 1.
Ad 2.
Hoeveel gedoogde coffeeshops en smart- en growshops zijn er in Nederland? Wat is de geografische spreiding? Zijn er verschillen in omzet naar locatie? Zo ja, waar zijn de meest winstgevende coffeeshops gevestigd (toplocaties) en waar de minst winstgevende? Hoeveel personen zijn er werkzaam? Wat is de omzet van de sector? Wie zijn de eigenaren van de gedoogde coffeeshops en smarten growshops? Hoe is de sector georganiseerd, welke ondernemingen zijn er actief?
Inleiding
7
Ad 3.
Ad 4.
Ad 5.
Ad 6.
1.4
Welke (internationale) contacten en netwerken hebben de ondernemers, met name voor de inkoop van softdrugs en overige middelen? Wat is de getalsmatige verhouding tussen grote en kleine ondernemers? Wie zijn de 'grote spelers'? Zijn er ondernemers die zich inlaten met criminele activiteiten? In hoeverre vindt dit plaats onder bescherming van het gedoogbeleid? Welke risicofactoren met betrekking tot indringing van de georganiseerde criminaliteit doen zich in de cannabissector voor? Zijn er eigenaren van gedoogde coffeeshops en smart- en growshops die banden hebben met de georganiseerde criminaliteit? Hoe sterk zijn die banden? Speelt de georganiseerde criminaliteit op andere wijze een rol in de cannabissector? Op welke wijze en hoe groot is die rol? Wat zijn de kwetsbare plekken van de cannabissector voor indringing van de georganiseerde criminaliteit?
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de opzet van de doorlichting beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de omvang van de branche. Hoofdstuk 4 geeft een beeld van de organisatiestructuur. Hoofdstuk 5 beschrijft de risicofactoren voor de cannabisbranche. In hoofdstuk 6 wordt de criminaliteit besproken. Hoofdstuk 7 behandelt de casus Venlo, terwijl hoofdstuk 8 ingaat op de situatie in Amsterdam. In het laatste hoofdstuk worden de conclusies besproken.
8
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
2.
ONDERZOEKSOPZET
De preventieve doorlichting van de cannabissector is te kenschetsen als een inventarisatie van de aanbodzijde van de cannabismarkt in Nederland. Bij de uitwerking van de onderzoeksvragen en de onderzoeksopzet is getracht zo dicht mogelijk te blijven bij de beschikbare informatie over de cannabissector, de organisatiestructuur van de bedrijfstak en de rol van de (georganiseerde) criminaliteit daarin. Gezocht is naar harde cijfers en feitelijkheden over de branche afkomstig uit openbare bronnen, aangevuld met interviews. Over zachtere informatie en gegevens over nevengeschikte onderwerpen zoals coffeeshopbeleid, huisteelt en overlast van coffeeshops wordt in dit onderzoek in principe niet gerapporteerd. Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen. Begonnen is met het bestuderen van relevante literatuur, nota’s en overige documenten en openbare bronnen met betrekking tot de cannabissector. Vervolgens zijn voor een landelijk beeld kerngegevens verzameld en interviews met sleutelinformanten gehouden. In het derde onderdeel heeft een verdieping plaatsgevonden, waarbij het onderzoek zich heeft toegespitst op de cannabissector in Amsterdam en Venlo.
2.1
Literatuurstudie
Begonnen is met het bestuderen van relevante wetenschappelijke publicaties, (gemeentelijke) nota’s en overige relevante documenten en openbare bronnen met betrekking tot de cannabissector. Hierbij is ook de zogenoemde grijze literatuur onderzocht. Er is met name gezocht naar informatie over de georganiseerde criminaliteit in Nederland en de rol van criminele organisaties in de cannabissector en overige sectoren, zoals de transportsector. Verder is relevante informatie verzameld uit Lexis Nexis: een databank met artikelen van landelijke en regionale dagbladen, weeken maandbladen, en met branche- en bedrijfsinformatie. In de databank kan aan de hand van zoektermen naar informatie worden gezocht vergelijkbaar met zoekmachines op internet.
Onderzoeksopzet
9
2.2
Landelijk beeld
Het landelijk beeld van de cannabissector is verder ingevuld aan de hand van interviews met personen uit de praktijk die goed zicht hebben op de bedrijfstak en door gebruik te maken van kerngegevens. Interviews Er zijn gesprekken gevoerd met sleutelinformanten, die op de hoogte zijn van (onderdelen van) de cannabissector: vertegenwoordigers van de cannabissector (Bond van cannabisdetaillisten, eigenaren van coffeeshops, grow- en smartshops); medewerkers van opsporingsinstanties (kernteam Amsterdam/Amstelland, politie Venlo, Openbaar Ministerie); medewerkers van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT); medewerkers van de Kamer van Koophandel en het Kadaster; personen werkzaam in de advocatuur; en overige deskundigen. In de interviews is aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: de organisatiestructuur van de cannabissector; financiële omzet; dreiging georganiseerde criminaliteit; risicofactoren; cannabissector en georganiseerde criminaliteit; trends en ontwikkelingen; en beschikbare registratiegegevens. Kerngegevens In het onderzoek naar de transportsector is voor de beschrijving van de bedrijfstak gebruik gemaakt van diverse bronnen, onder meer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Nederlands Economisch Instituut (NEI) en de stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) en van jaarverslagen en publicaties van brancheorganisaties. Voor het beschrijven van de kerngegevens van de cannabissector zijn deze bronnen niet bruikbaar. Anders dan de transportsector is de cannabissector in de systematiek van het CBS en het NEI geen sector waarvan kerngegevens worden gepubliceerd noch apart worden bijgehouden. De coffee-, grow- en smartshops hebben geen unieke codering in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI-codering). Zij maken onderdeel uit van de sectoren Handel en Horeca. Volgens het CBS telt Nederland op 1 januari 2003 158.755 actieve handelsondernemingen en 36.850 horecaondernemingen. In beide sectoren wordt ongeveer 90% van de bedrijven gerekend tot de kleinbedrijven (minder dan tien werknemers). De 782 coffeeshops die Nederland op dat moment telt (Bieleman e.a. 2003) en de naar verwachting lagere aantallen grow- en smartshops, vormen een zeer 10
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
gering percentage van het totale aantal bedrijven, ook al zouden ze alle worden ingedeeld bij de horecabedrijven, hetgeen overigens bij de grow- en smartshops niet het geval is. Aantallen grow- en smartshops Allereerst is vastgesteld hoeveel coffee-, grow- en smartshops er zijn in Nederland. Het aantal coffeeshops is bekend. Het aantal grow- en smartshops in Nederland is nog niet eerder exact vastgesteld. De afgelopen jaren heeft INTRAVAL in het kader van de onderzoeken naar ontwikkelingen in het aantal coffeeshops ook vragen gesteld over het aantal grow- en smartshops. Omdat deze shops niet vergunningplichtig zijn, is dit aantal niet in alle gemeenten exact bekend. Wel geven bij de inventarisatie van de coffeeshops in Nederland waarin alle gemeenten zijn geënquêteerd (respons 100%) zo’n 75 gemeenteambtenaren aan dat er in hun gemeente dergelijke shops zijn gevestigd (Bieleman e.a. 2003). Het exacte aantal kunnen ze echter vaak niet noemen. In het kader van de doorlichting van de cannabissector is nagegaan hoeveel smart- en growshops er in heel Nederland zijn gevestigd. Hiervoor is gebruik gemaakt van de telefoongids (www.telefoongids.nl), de gouden gids (www.goudengids.nl) en advertenties van deze shops in het blad Highlife en op het Internet, waarop op diverse websites lijsten met smart- en growshops staan. Bovendien beschikt een groot aantal van deze shops over een website met uitgebreide informatie. Dit is vooral het geval bij de growshops. Van elke shop is de naam, het adres en de gemeente waar zij is gevestigd vastgelegd. Op deze wijze is een adressenlijst verkregen met een groot aantal grow- en smartshops in Nederland. Bedrijfsgegevens Alle bedrijven in Nederland dienen te zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamers van Koophandel. Dit geldt ook voor de coffee-, grow- en smartshops. Om de basale bedrijfsgegevens te verkrijgen zijn de namen en adressen van de coffee-, grow- en smartshops ingevoerd in het handelsregister van de landelijke Kamer van Koophandel. Naast gegevens over de onderneming (handelsnaam; bedrijfsactiviteiten, diensten of producten; postbus of correspondentieadres; telefoon- en faxnummer; emailadres; aantal full- en parttime werkzame personen) zijn tevens gegevens over de eigenaar geregistreerd, zoals naam, geboortedatum, geboorteland, geslacht en privé-adres. Verder is vermeld of het bedrijf nevenvestigingen heeft en of er personen door de eigenaar zijn gevolmachtigd voor het verrichten van bepaalde Onderzoeksopzet
11
handelingen. Het opgeven van gevolmachtigden is overigens niet verplicht. Met het opvragen van deze gegevens voor coffee-, grow- en smartshops uit het handelsregister bij de landelijke Kamer van Koophandel is een indruk verkregen van het aantal werkzame personen (in fulltime equivalenten) in de cannabissector. Daarnaast is een volledig overzicht verkregen van alle eigenaren en 'papieren' eigenaren (vennoten in een v.o.f. of bestuurders in een BV) van deze shops. Met deze gegevens is het mogelijk na te gaan of zich in de cannabissector concentraties voordoen en er mogelijk sprake is van een economische machtspositie. Door netwerkanalyse zijn relaties tussen eigenaren, vennoten en bestuurders van coffee-, grow- en smartshops in kaart gebracht. Door de bedrijven in te delen van klein naar groot kan tevens worden bepaald wie de ‘grote spelers’ zijn. Voor het bepalen van de financiële omzet van de cannabissector is een beroep gedaan op de belastingdienst. Uit contact met het ministerie van Financiën blijkt echter dat de belastingdienst geen omzetgegevens van alle in Nederland gevestigde coffeeshops noch van een geanonimiseerde steekproef van coffeeshops kan c.q. wil verstrekken.
2.3
Casestudy
De landelijk verzamelde gegevens zijn in twee casestudies, in Amsterdam en Venlo, verbreed en verdiept. De landelijke gegevens leveren een beeld op van de organisatiestructuur en de risicofactoren voor indringing van de (georganiseerde) criminaliteit, terwijl in beide steden in concreto is getracht na te gaan in welke mate de (georganiseerde) criminaliteit in de cannabissector is doorgedrongen. Georganiseerde criminaliteit kan de economische activiteit in lokale branches ontwrichten, de rechtsorde ondermijnen en het woon- en leefklimaat in wijken en buurten aantasten. Buurtbewoners worden vaak direct geconfronteerd met de gevolgen van crimineel handelen (SGBO 2002). Zij kunnen hiervan de economische, sociale en zelfs fysieke slachtoffers zijn. De gemeenten Amsterdam en Venlo zijn beide pioniers in de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. In Amsterdam houdt het Van Traa-team zich intensief bezig met de diverse terreinen waarop de georganiseerde misdaad actief is. In Venlo concentreert het qua opzet 12
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
vergelijkbare Van Bommelslab zich voornamelijk op de illegale verkooppunten van softdrugs. Als pilot heeft in Utrecht in 2002 reeds een doorlichting van de cannabisbranche plaatsgevonden (ES&E 2002). Deze gemeente kan dan ook als derde casegemeente worden beschouwd. Amsterdam Amsterdam telt relatief veel ondernemingen in de cannabissector. Alle soorten ondernemingen uit de sector komen er dan ook in ruime mate voor. Dit geldt in het bijzonder voor de coffeeshops. Mede onder invloed van het Amsterdamse coffeeshopbeleid is dit aantal, vooral het aantal hasjcafés, de afgelopen jaren gedaald tot 270 eind 2002 (Bieleman e.a. 2003). Ook het aantal smartshops zou omvangrijk zijn. Volgens de Werkgroep Smart Shops II is in de oude binnenstad een fors aantal verkooppunten van smartproducten gevestigd (circa 60). Gelet op de vaak dure locaties waar deze shops zijn gevestigd, wordt tevens vermenging met het criminele milieu en witwaspraktijken verondersteld (Werkgroep smartshops II 2001). Daarnaast is Amsterdam in Europa een belangrijke ontmoetingsplek voor criminele organisaties, zeker als het om verdovende middelen gaat (Huisman e.a. 2003). Venlo Venlo heeft te maken met grote aantallen Duitse drugstoeristen die de gedoogde coffeeshops bezoeken, terwijl de straathandel in softdrugs eveneens een belangrijke rol speelt. Uit een eerste meting van de drugsoverlast is gebleken dat de overlast zeer omvangrijk is en zich concentreert in een klein gebied, terwijl zich bij de handel in softdrugs praktijken voordoen (zoals drugsrunners) die elders vooral bij de handel in harddrugs worden waargenomen (Snippe en Bieleman 2002). Utrecht Utrecht is als eerste gemeente doorgelicht (ES&E 2002). Uit de resultaten blijkt dat de aard van de cannabissector de branche gevoelig maakt voor infiltratie van (georganiseerde) criminaliteit. Verschillende groeperingen kunnen worden aangetrokken om geld te investeren en personeel in te zetten met het oogmerk illegaal verkregen gelden wit te wassen in deze sector. Het gaat hierbij om kwetsbaarheden in relatie tot de georganiseerde criminaliteit, maar ook om de acceptatie van de sector door dienstverlenende ondernemingen, zoals banken en verzekeringsmaatschappijen in de bovenwereld. Dit zou met name gelden voor de coffeeshops, terwijl voor de grow- en smartshops weinig bekend is over dergelijke risico's. Daarnaast wordt Onderzoeksopzet
13
geconcludeerd dat het gedoogbeleid ten aanzien van cannabis een raakvlak creëert tussen de wettige omgeving en de illegaliteit. Dit houdt niet alleen een illegale markt in stand, maar zou ook onduidelijkheid scheppen over het illegale karakter van de handel. In de luwte van het gedoogbeleid hebben enkele criminele groepen zich tot groothandelaren in cannabisproducten ontwikkeld. Deze criminele samenwerkingsverbanden lijken baat te hebben bij het schemergebied tussen gedogen en verbieden. Bovenkerk (2003) stelt vast dat in Utrecht oude bekenden van de politie voor de wietteelt hebben gekozen. Met name in de growshops zouden personen werkzaam zijn met een criminele carrière, maar ook personen zonder crimineel besmet verleden. Samen zouden zij de markt beheersen. Enkele woonwagenbewoners (‘kampers’) treden op als geldschieters voor het kapitaal dat nodig is om de growshops op te zetten. Deze growshops zijn de motor achter de wietteelt in Utrecht en omgeving. Een deel van de oogst gaat naar de 18 coffeeshops in Utrecht, maar tachtig procent van de productie zou bestemd zijn voor de export. Bovenkerk vermoedt dat deze wietteelt in georganiseerd verband plaatsvindt, waarbij in enkele buurten de buurtbewoners zouden worden gedwongen wiet te telen. De cannabissector in Utrecht wordt illustratief geacht voor de situatie in middelgrote en grote Nederlandse steden. Utrecht heeft een voor een gemeente van haar omvang gemiddeld aantal coffeeshops en grow- en smartshops.1 Ook de organisatiestructuur en de verschijningsvormen van de cannabissector in Utrecht komen overeen met de landelijke gegevens.2 Verwacht wordt echter dat het beeld in grote steden als Amsterdam en Rotterdam en in grensgemeenten die als belangrijke vervoersknooppunten gelden (Venlo, Roosendaal, Enschede, Emmen) zal afwijken. Aanpak Bij de verdieping voor Venlo en Amsterdam is gestart met de reeds verzamelde gegevens uit het handelsregister van de Kamer van 1 2
De gemeente Utrecht telt 18 coffeeshops, vijf growshops en drie smartshops De 26 vestigingen zijn voornamelijk eenmanszaken (16), negen zijn een v.o.f. en één is een stichting. De vestigingen zijn in handen van 37 personen, waarbij vier (rechts)personen eigenaar van meerdere winkels zijn. Een v.o.f. met twee eigenaren bezit drie winkels, waarvan één in Utrecht, één in Amsterdam en één in Haarlem. Verder is één coffeeshop het eigendom van een v.o.f. met drie eigenaren, waarbij één van deze eigenaren tevens twee coffeeshops bezit in Den Haag. Daarnaast drijft één eigenaar van een eenmanszaak twee smartshops in Utrecht.
14
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Koophandel. Uit de PEO (1996) blijkt dat sommige personen beschikken over netwerken van tientallen bedrijven en rechtspersonen en belangen in andere sectoren. Samen met andere indicatoren kan dit een vermoeden zijn voor georganiseerde criminaliteit. Getracht is het handelsregister ook op een andere wijze te bevragen. Als ingang zijn niet de shops gekozen, maar de personen die als eigenaar, vennoot of bestuurder van die shops zijn geregistreerd. Nagegaan is bij welke ondernemingen (BV's en v.o.f.'s) zij nog meer zijn betrokken. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van het registratiesysteem Vennoot '98. In dit door het ministerie van Justitie beheerde register zijn alle gegevens opgenomen over besloten en naamloze vennootschappen in Nederland, alsmede alle daarbij betrokken natuurlijke en/of andere rechtspersonen en alle faillissementsgegevens over natuurlijke en rechtspersonen in binnen- en buitenland. Daarnaast is er informatie aanwezig over stichtingen, eenmanszaken, vennootschappen onder firma, et cetera, voorzover er een relatie is met een in Nederland opgerichte rechtspersoon. Kadaster Daarnaast is aanvullende informatie opgevraagd bij het Kadaster over de eigenaren van de panden waarin de coffee-, smart- en growshops zijn gevestigd. Een deel van de coffeeshops zal waarschijnlijk op naam van stromannen staan, terwijl de panden in eigendom zijn van derden die mogelijk banden onderhouden met de georganiseerde criminaliteit. Bij het Kadaster zijn daarom de gegevens van de eigenaren van de panden opgevraagd. Justitiegegevens Personen die banden hebben met de georganiseerde criminaliteit zullen waarschijnlijk vaker over criminele antecedenten beschikken. Met name de aard en frequentie zijn hiervoor belangrijke indicatoren. De keuze van de gegevensbron is van belang bij het bepalen van criminele antecedenten van personen die actief zijn in de cannabisbranche. In Nederland komen voor daderonderzoek twee bronnen in aanmerking: het herkenningssysteem van de politie (HKS) en het justitiële documentatiesysteem (JDS), dat wordt beheerd door de documentatiedienst in Almelo. Beide systemen houden bij van welke misdrijven een persoon wordt verdacht. Het HKS registreert de criminaliteit die door de politie is opgehelderd. In feite zijn dit personen die van het plegen van een misdrijf zijn verdacht. De politie Onderzoeksopzet
15
houdt in het HKS antecedenten bij en het JDS registreert strafzaken. Het JDS registreert de personen die door het OM zijn vervolgd en bevat tevens informatie over de afdoening van de strafbare feiten. Dit kan een onherroepelijke veroordeling zijn, maar ook een seponering. Daarnaast kunnen zaken nog niet zijn afgedaan omdat ze nog lopen, bijvoorbeeld in hoger beroep. Omdat niet alle door de politie opgemaakte processen-verbaal leiden tot een strafzaak bij het OM, levert het tellen van antecedenten een verschil op met het tellen van strafzaken. Bij het Centraal Justitieel Documentatiecentrum (CJD) is toestemming gevraagd de informatie te kunnen opvragen over het justitieel verleden van alle personen die betrokken zijn bij de in de casestudies Venlo en Amsterdam voorkomende shops (coffeeshophouders, vennoten, bestuurders en eigenaren panden). Bij de ontvangen informatie gaat het om gepleegde delicten, veroordelingen en strafmaat. De strafmaat is van belang in verband met het inschatten van de ernst van het gepleegde feit. Interviews De registratiegegevens zijn aangevuld met informatie uit interviews. In de gesprekken is met name ingegaan op kenmerken van de organisatiestructuur, die minder goed zichtbaar zijn of onvoldoende zichtbaar zijn geworden. Hierbij moet met name worden gedacht aan buitenlandse contacten die bij de gegevensverzameling op basis van registraties buiten beeld zijn gebleven. Daarnaast is met vertegenwoordigers van opsporingsinstanties contact geweest over de verbanden die zijn aangetroffen en de rol van de georganiseerde criminaliteit.
2.4
Triangulatie
De informatie uit de verschillende bronnen die worden bevraagd levert een triangulatie (driehoeksmeting) van onderzoeksresultaten op. Dat wil zeggen dat een combinatie van onderzoekstechnieken is gebruikt waarvan de resultaten in samenhang zijn geanalyseerd. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van literatuur, gegevens uit registers en zijn interviews bij sleutelinformanten afgenomen. Het toepassen van verschillende methoden en technieken heeft tot doel de interne validiteit te vergroten (Swanborn 1987). De meerwaarde is de conclusies die uit de ene bron zijn verkregen aan te vullen en te 16
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
ondersteunen door conclusies uit een andere bron. De methode van triangulatie past bij exploratief onderzoek, waarbij het beeld van de werkelijkheid geleidelijk wordt opgebouwd. Voor dit onderzoek betekent dit dat aan de hand van interviews, analyses van databestanden en resultaten van opsporingsonderzoek inzicht is verkregen in de organisatiestructuur van de cannabisbranche en de rol van de georganiseerde criminaliteit daarin. Een volledig beeld kan dit niet opleveren, aangezien illegale activiteiten per definitie lastig zijn vast te stellen. Bovendien wordt het beeld, dat oprijst uit opsporingsonderzoeken naar vormen van georganiseerde criminaliteit waarbij de cannabisbranche is betrokken, sterk bepaald door de prioriteit die hieraan door justitie wordt gegeven. Bij een hogere prioriteit kan een diepgaander onderzoek worden uitgevoerd, hetgeen meer en betere informatie oplevert over de drugshandel. De handel in softdrugs, waarbij de achterdeur van de coffeeshop een belangrijke rol speelt, heeft de afgelopen jaren echter geen hoge prioriteit gehad. Hierdoor is het door de politie gereconstrueerde beeld van de georganiseerde criminaliteit in de cannabisbranche vaak gebaseerd op een beperkt aantal feiten.
Onderzoeksopzet
17
18
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
3.
OMVANG
Om inzicht te verkrijgen in de omvang van de cannabissector is allereerst nagegaan welke ondernemingen tot deze branche behoren. Uit eerdere onderzoeken naar aantallen coffeeshops (Bieleman e.a. 1997, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003), drugsoverlast (Bieleman e.a. 1995, Bieleman en Snippe 1999), drugsgebruik onder jongeren (Maarsingh e.a. 1998) en evaluaties van coffeeshopbeleid (Bieleman en Snippe 1998; Bieleman e.a. 2000a, 2000b, 2001) is het aantal officieel gedoogde coffeeshops bekend. Daarnaast is op het internet gezocht naar growshops en smartshops. Op diverse webpagina’s staan adreslijsten of zijn verwijzingen te vinden naar deze bedrijven. Verder is gezocht in meer traditionele registers, zoals de Gouden Gids, telefoongids en de Kamer van Koophandel. Met name de smartshops blijken lastig op te sporen. Zelfs na weken zoeken worden nog af en toe nieuwe smartshops ontdekt. Op de lijst met growshops is, nadat enkele weken is gezocht, nog slechts een enkele aanvulling gekomen. De lijst met coffeeshops is nagenoeg compleet, terwijl de verwachting is dat de lijst met growshops ook grotendeels volledig is, maar dat bij de smartshops nog vestigingen ontbreken. Bij de smartshops zijn echter vergelijkingen mogelijk met overzichten die elders zijn gemaakt, bijvoorbeeld door de Keuringsdienst van Waren. De Voedsel Waren Autoriteit / Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW) controleert het productaanbod in de detailhandel en doet dit ook voor smartshops. Zij heeft de afgelopen jaren een lijst opgesteld waarop ruim honderd smartshops staan vermeld. Door ons is voorgesteld beide lijsten met elkaar te vergelijken. De Keuringsdienst heeft echter laten weten hieraan niet te kunnen meewerken, omdat de lijst in het kader van haar opsporingstaak is aangelegd en deze gegevens vertrouwelijk zijn. Verder heeft de landelijke Werkgroep smartshops eind jaren negentig onderzoek naar smartshops gedaan. Alleen in de binnenstad van Amsterdam telde deze werkgroep reeds 60 smartshops, terwijl het landelijk aantal smartshops werd geschat op circa 150 (Werkgroep Smart Shops II 2001).1 Het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV), 1
Het aantal smartshops in Amsterdam is momenteel beduidend lager. Eind 1999 werden ook de ondernemingen meegerekend die niet smartproducten als
Omvang
19
schatte op basis van gegevens van de Keuringsdienst van Waren het aantal smartshops in Nederland op 165 vestigingen, maar meldt dat het aantal smartshops in het afgelopen jaar lijkt te zijn afgenomen (Kappers e.a. 2003). Ook de Vereniging Landelijk Overleg Smartshops (VLOS), die ongeveer 50 leden telt, schat dat het aantal smartshops eind 2003 is gedaald tot circa 120 à 140. Het gaat hierbij om smartshops die door de landelijke vereniging erkende smartproducten verkopen en hieruit ongeveer drie kwart van hun omzet halen. Ondernemingen 'aan de zijlijn', die slechts een klein assortiment 'erkende' smartproducten aanbieden zijn hierbij niet meegerekend.
3.1
Aantal
De totale omvang van de cannabisbranche in Nederland bedraagt naar schatting 1.190 winkel- of groothandelsvestigingen (tabel 3.1)2. Hiervan bestaat bijna twee derde (63%) uit gedoogde coffeeshops, ruim een kwart uit growshops (27%) en minder dan een tiende uit smartshops (8%). Verder bestaat 2% uit een combinatie van grow- en smartshop. In deze winkels worden voor beide subbranches karakteristieke producten verkocht. Tabel 3.1
Geschatte aantallen gedoogde coffeeshops, smartshops en growshops in 2003 Aantal %
Gedoogde coffeeshop Growshop Smartshop Combinatie grow-/smartshop Totaal
752 318 97 23
63 27 8 2
1.190
100
Coffeeshops Sinds de eerste coffeeshop in Nederland, Sarasani in Utrecht, de deuren in 1968 opende is het aantal tot meer dan duizend toegenomen in het begin van de jaren negentig. Tot midden jaren negentig vormen
2
voornaamste inkomstenbron hadden (zoals headshops met een beperkt assortiment). Daarnaast blijkt dat in Amsterdam veel smartshops om economische redenen hebben moeten stoppen. Het aantal officieel gedoogde coffeeshops is exact bekend. De genoemde aantallen grow- en smart- en combinatieshops zijn afkomstig uit deze inventarisatie.
20
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
coffeeshops het sterkst groeiende segment van de horeca. Volgens de commissie Van Traa (PEO 1996) is de concurrentie echter groot en zijn de opbrengsten lang niet overal florissant. Janssen (1993) telt in een onderzoek naar hasjcoffeeshops in Amsterdam een eredivisie van zes grote coffeeshops, 13 tot 16 middelgrote bedrijven en een heleboel kleine shops, die het hoofd slechts boven water kunnen houden door de nevenverdiensten van een speel- of gokautomaat, of door ook alcohol te verkopen. Beide neveninkomsten zijn echter aan banden gelegd, alleen in Amsterdam wordt de combinatie van de verkoop van alcohol en softdrugs nog toegestaan. De allergrootste coffeeshops dateren nog uit de beginjaren van deze detailhandel, hetgeen op een stabiele marktordening wijst (PEO 1996). In de tweede helft van de jaren negentig begint onder invloed van een stringenter beleid het aantal coffeeshops gestaag af te nemen. Eind 2003 telt Nederland naar schatting nog 752 gedoogde coffeeshops, terwijl dit er eind 2002 782 waren en in 1999 nog 846 (Bieleman e.a. 2003). Bedrijfsbeëindiging van een coffeeshop betekent niet altijd dat de handel in softdrugs wordt gestaakt. Volgens Kleemans (2002) heeft het verscherpte toezicht op de coffeeshops van de laatste jaren geleid tot het verleggen van de activiteiten in de cannabisbranche naar de illegaliteit. Een aantal coffeeshophouders heeft, nadat zij aanvankelijk hun inkomsten genoten uit de exploitatie van coffeeshops, als gevolg van verscherpte controle en de strikte scheiding tussen horeca (met alcohol) en coffeeshops, de shops moeten sluiten. Sommigen blijven volgens hem echter in de branche werkzaam, maar nu volledig in de illegaliteit. Een andere factor die van betekenis is voor de overgang naar de illegaliteit betreft de aantrekkingskracht of het appèl van criminele organisaties op ondernemers. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de slecht renderende bedrijven die zich tot deelname aan criminele activiteiten laten verleiden. Uit de deelrapportage van Bovenkerk en Lempens die in het kader van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden 1996 is uitgevoerd, blijkt dat criminelen een goed beeld hebben van deze 'noodlijdende' ondernemers en deze op stelselmatige wijze benaderen. Met de sanering die zich sindsdien in de branche heeft voorgedaan zal dit risico bij de huidige over het algemeen beter renderende bedrijven minder groot zijn.
Omvang
21
Smartshops Het aantal smartshops is sinds de eerste smartshop, Conscious Dreams, in 1993 de deuren opende gegroeid naar 97 vestigingen, 8% van het totale aantal vestigingen in de branche, aanzienlijk geringer. Daarnaast afficheren 23 vestigingen zich als smartshop en growshop. Op basis van de producten die zij verkopen kunnen zij tot beide categorieën winkels worden gerekend. Naast kweekbenodigdheden bieden zij ook typische smartproducten aan als ecodrugs (XTC-vervangers, euforiserende en ontspannende middelen), paddestoelen en energy-dranken. In totaal betekent dit een aantal van 120 winkelvestigingen, waar (mede) smartproducten worden verkocht. Dit aantal is lager dan de aantallen die door de Vereniging Landelijk Overleg Smartshops (VLOS) en de Keuringsdienst van Waren worden genoemd. Hiervoor zijn enkele redenen te geven. Een van de redenen waardoor het aantal smartshops de afgelopen jaren is gedaald, is het oordeel van de Hoge Raad (november 2002) dat gedroogde, gestampte, gemalen of in etenswaren verwerkte hallucinogene paddestoelen, die de werkzame en inmiddels in de opiumwet opgenomen stoffen psilocine en psylocibine bevatten, niet meer verkocht mogen worden. Voor veel smartshops waren de gedroogde paddestoelen een belangrijke bron van inkomsten. Deze paddestoelen mogen nog wel als verse waren worden aangeboden. Dit is voor winkeliers minder aantrekkelijk, omdat verse paddestoelen zeer beperkt houdbaar zijn. Daarnaast zijn de afgelopen jaren enkele smartproducten belast met tabaksaccijnzen, waardoor ook de verkoop van deze producten, met name vanwege de hogere prijs, maar ook door een uitgebreidere administratie, minder aantrekkelijk is. Verder blijken gemeenten in toenemende mate de vestiging van smartshops te reguleren met behulp van vergunningen (uitsterfbeleid), bestemmingsplannen en de APV. Indien een smartshop wordt beëindigd, blijkt er nauwelijks nog een nieuwe te worden geopend. Met name de smartshops met kwalitatief goede producten, een professionele informatievoorziening en een vaste klantenkring en de smartshops in toeristische gebieden zijn overgebleven, terwijl volgens sleutelinformanten het aantal 'dubieuze' shops is afgenomen. Overigens zou de aanwas van nieuwe klanten eerder af- dan toenemen. De markt is min of meer verzadigd, terwijl de enkele jaren geleden nog hoge populariteit van smartproducten onder jongeren lijkt te zijn verminderd.
22
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Growshops Sinds de opening van Positronics in Amsterdam begin jaren negentig is het aantal growshops snel toegenomen. Ruim een kwart (27%) van de branche bestaat tegenwoordig uit growshops. Daarnaast afficheren 23 vestigingen zich als smartshop en growshop. In totaal gaat het om 341 shops. Hieronder zijn detailhandelsvestigingen te vinden waar particulieren terecht kunnen, maar ook grotere vestigingen die zich vooral richten op het leveren van kweekbenodigdheden aan andere, kleinere growshops met een meer lokale functie. Deze groothandelsvestigingen zijn vaak gelegen op goed bereikbare bedrijventerreinen, waar zij over voldoende ruimte kunnen beschikken voor demonstratieopstellingen, een ruim assortiment en een grote voorraad. Hierdoor zijn zij in staat de kweekbenodigdheden in relatief korte tijd te leveren, ook al omdat zij vaak over een eigen vervoersdienst beschikken. Uit de bedrijfsomschrijving is overigens niet altijd op te maken dat het hierbij gaat om een groothandel die zich richt op growshops. De kweekbenodigdheden die zij leveren zijn ook te gebruiken door kwekerijen die zich niet met de cannabisproductie bezighouden. Uit de namen van de zaden die worden aangeboden blijkt echter dat het hier wel degelijk om growshops gaat. Naast zaden leveren zij ook andere kweekbenodigdheden waaronder zogenaamde groeikasten, waarbij de hennepteler na het plaatsen van de stekjes nog slechts de stekker in het stopcontact hoeft te steken waarna in de afsluitbare kast de hennepplanten gaan groeien. Gegevens over de ontwikkeling van het aantal growshops zijn niet beschikbaar. Niet eerder is de omvang ervan geïnventariseerd of zijn er schattingen van gemaakt. De eerste growshops dateren van eind jaren tachtig en begin jaren negentig. Volgens enkele sleutelinformanten is het aantal growshops de afgelopen jaren sterk gestegen. Noch aan de growshops noch aan de producten die zij verkopen worden momenteel beperkingen opgelegd.
3.2
Spreiding
De geografische spreiding over Nederland verschilt sterk tussen de coffeeshops en de smart- en growshops. De kaarten op de volgende pagina's geven de dichtheid (aantal shops per 10.000 inwoners) en de geografische spreiding weer van de coffee-, smart- en growshops op de peildatum 1 januari 2004.
Omvang
23
Coffeeshops In 20% van de gemeenten in Nederland zijn coffeeshops gevestigd, met name in de grotere gemeenten. Daar zijn de grootste bevolkingsconcentraties en is de prevalentie van softdrugsgebruik doorgaans hoger.3 Uit figuur 3.1 blijkt dat concentraties van coffeeshops zich voornamelijk bevinden in de Randstad, de grote steden van Noord Brabant, Zuidoost Drenthe, het zuiden van Groningen, het Gooi en in mindere mate in Twente, de Achterhoek, het zuiden van Zeeland en het zuiden van Limburg. In de Randstad bevinden de concentraties zich voornamelijk in de grote steden, terwijl het Groene Hart nagenoeg leeg is. Uit een vergelijking met de spreidingskaarten uit eerdere inventarisaties van aantallen en soorten verkooppunten van cannabis (Bieleman e.a. 2003) blijkt dat er ondanks een daling van in totaal 94 coffeeshops sinds 1999 aan de dichtheid en de geografische spreiding van coffeeshops in Nederland weinig is veranderd. De afname doet zich met name voor in de grote gemeenten waar al relatief veel coffeeshops zijn gevestigd. In Amsterdam bijvoorbeeld is in de periode 1999-2004 het aantal coffeeshops gedaald van 288 tot 259. Dit is een afname van 29 coffeeshops, waarmee 30% van de landelijke daling voor rekening van Amsterdam komt. Ondanks deze daling is de concentratie van coffeeshops in Amsterdam nog steeds het hoogste van het land. De coffeeshops in Amsterdam profiteren mede van de vele (jeugdige) toeristen die jaarlijks de stad bezoeken en vaak ook een bezoek brengen aan een coffeeshop. In de grensstreek waar eveneens hoge concentraties van coffeeshops worden aangetroffen, hebben de coffeeshops eveneens te maken met een extra vraag naar softdrugs van (drugs)toeristen. Op beide type locaties, grote steden met een grote bevolkingsdichtheid en in de grensstreek, zitten de coffeeshops kortom dicht bij de klant.
3
Volgens de Nationale Drugsmonitor (NDM) is het actuele gebruik van cannabis onder personen van 12 jaar en ouder in het peiljaar 2001 in Amsterdam 7,8%, in Rotterdam 5,0%, in overige zeer sterk stedelijke gemeenten (meer dan 2.500 adressen per km2: Den Haag, Utrecht, Groningen, Haarlem, Delft, Leiden, Rijswijk, Schiedam, Vlaardingen en Voorburg) 4,8% en in niet-stedelijke gemeenten 1,7% (NDM, jaarbericht 2002).
24
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Figuur 3.1
Omvang
Aantal coffeeshops per 10.000 inwoners in 2004
25
Smart- en growshops Naast relatief veel coffeeshops zijn in grensgemeenten als Roosendaal, Bergen op Zoom, Terneuzen, Maastricht, Venlo, Sittard-Geleen en Kerkrade tevens relatief veel smart- en growshops gevestigd. Vermoedelijk profiteren ook zij van de extra vraag uit het buitenland.4 Zoals de spreidingskaarten 3.2 en 3.3 weergeven, zijn de smartshops en growshops minder vaak dan coffeeshops in de grote steden gevestigd en relatief meer in kleinere plattelandsgemeenten. Met name growshops zijn vaker gevestigd in kleinere gemeenten waar geen coffeeshops zijn. Bedrijfsterreinen Een belangrijkere reden voor de vestiging van growshops in kleinere gemeenten zou de aanwezigheid van grote percelen bedrijfsterreinen tegen relatief gunstige tarieven kunnen zijn. Daarnaast kunnen ze ook vanuit die locaties een belangrijk deel van hun markt bereiken. Volgens Bovenkerk (2001, 2003) is in plattelandsgebieden vaker sprake van grote hennepteeltbedrijven, terwijl in sociaal zwakkere wijken en buurten in steden vaker thuiskwekers voorkomen. Met name in Zuid-Nederland (Oost-Brabant en Limburg) zou naar verhouding meer wiet worden gekweekt. Volgens Bovenkerk is hierbij sprake van een zekere historische continuïteit. Dit is immers het gebied waar vroeger veel illegale alcohol werd gestookt en boter gesmokkeld. Recenter zijn er naar verhouding ook veel productieplaatsen voor XTC aangetroffen (Snippe e.a. 2003). Geschikte ruimtes Naast deze historische continuïteit zou ook de aanwezigheid van voor hennepkweek geschikte ruimtes een rol kunnen spelen. In deze regio zijn veel grote boerenbedrijven gevestigd, waar voordat de varkenspest uitbrak nog vele varkens werden gehouden. Volgens de regiopolitie Brabant-Noord zijn loodsen op boerenbedrijven en leegstaande bedrijfshallen interessante locaties voor hennepkweek omdat een toename van het stroom- en waterverbruik minder opvalt. In de praktijk wordt gezocht naar noodlijdende bedrijven die met behulp van malafide makelaars worden benaderd. De kwekerijen worden door 4
Dat er vraag is uit België blijkt uit ook het feit dat getracht is een growshop te openen in Antwerpen. Volgens de Gazet van Antwerpen van 1 april 2001 is tijdens de officiële opening op zondagmiddag 1 april de eerste Nederlandse growshop voor cannabisplanten gesloten door de drugssectie van de Antwerpse politie. Op last van het parket is de detailhandelszaak waar materialen voor hennepkweek werden verkocht, onmiddellijk verzegeld.
26
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
criminele organisaties op professionele wijze ingericht. Uit een inventarisatie van door de politie ontruimde hennepkwekerijen in 2003 blijkt dat eveneens in Oost-Groningen relatief veel kwekerijen zijn gevestigd (Dagblad van het Noorden, 17-12-2003). Ook dat is een dunbevolkte regio met naar verhouding veel grote leegstaande boerenschuren. Volgens Andela (2000) kunnen veel boerenbedrijven zich financieel nauwelijks staande houden. Slechts een verdere schaalvergroting zou de kosten van weggevallen Europese subsidies kunnen compenseren. In Nederland is dit vanwege een gebrek aan ruimte echter niet mogelijk. Jaarlijks houden mede om financiële redenen, maar ook vaak omdat er bijvoorbeeld geen erfopvolger is, ongeveer tienduizend boerenbedrijven op te bestaan. Sommige boeren beginnen voor extra inkomsten naast hun bedrijf met nevenactiviteiten, zoals een camping, een viskwekerij of een beautyfarm. In hoeverre leegstaande schuren worden gebruikt bij de kweek van hennep, doordat de eigenaren de schuren verhuren en vaak als katvanger fungeren en de werkelijke organisatoren niet zegt te kennen, is momenteel niet bekend. Locaties In Brabant, Limburg en Gelderland zijn relatief veel growshops gevestigd. In Limburg, met name rond Maastricht, Kerkrade en Sittard, in de grote steden in oostelijk Noord-Brabant, zoals Den Bosch en Eindhoven en in Zuid-Gelderland, vooral rond Arnhem en Nijmegen, zijn ongeveer honderd growshops gevestigd. Volgens een onderzoek van ES&E (2002) naar de cannabissector in Utrecht zijn de growshops de echte centra van activiteit in deze branche. De growshops leveren de kweekbenodigdheden en geven adviezen over de kweekwijze, terwijl de kwekers er vervolgens vaak met hun oogst terecht zouden kunnen. Vermoedelijk beschikt een deel van de growshops tevens over de afzetkanalen voor de wiet. Voor zowel de coffeeshops als de growshops geldt dat zij gevestigd zijn nabij hun klanten. Te verwachten is dat dit tevens geldt voor de smartshops. De afzetmarkt van de smartshops zouden met name de bevolkingsconcentraties in de grote steden zijn. Amsterdam is echter de enige grote stad in de Randstad waar relatief veel smartshops zijn gevestigd, in totaal 18 smartshops. In Den Haag en Rotterdam zijn echter relatief weinig smartsops aangetroffen. In die steden gaat het om twee respectievelijk één smartshop. Zoals blijkt uit de verspreidingskaart in figuur 3.3 zijn er verhoudingsgewijs weinig Omvang
27
smartshops gevestigd in de grote steden in de Randstad. Een veel groter deel, 61%, ligt in grensgebieden. In Noord-Brabant, met name in de plaatsen Bergen op Zoom, Breda en Roosendaal, in Limburg, met name rond Maastricht, Venlo en Roermond, in Zuid-Gelderland, met name rond Nijmegen, Arnhem en Winterswijk en in Overijssel zijn in totaal 56 van de 97 smartshops gevestigd. Figuur 3.2
28
Aantal growshops per 10.000 inwoners in 2004
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Figuur 3.3
Omvang
Aantal smartshops per 10.000 inwoners in 2004
29
3.3
Omzet
Betrouwbare omzetcijfers van ondernemingen in de cannabisbranche zijn niet beschikbaar. Coffeeshops betalen bovendien geen omzetbelasting, wel een belasting over de winst. Getracht is gegevens te verkrijgen van de belastingdienst over de omzet van alle in Nederland gevestigde smarten growshops en de omvang van de belasting over de behaalde winsten door coffeeshops. De belastingdienst verstrekt deze gegevens echter niet, ook niet als de procedure zo wordt ingericht dat de gegevens op anonieme en aselecte wijze kunnen worden geleverd. De omzet van coffeeshops hangt, evenals bij horecabedrijven, sterk af van de aantrekkelijkheid van de shop voor potentiële klanten, de geografische ligging van het bedrijf (grensligging en binnen of buiten het centrum van een stad) en het soort publiek waarop de ondernemer zich richt. Met andere woorden: het zakelijk succes wordt evenals bij andere bedrijven voor een belangrijk deel bepaald door het ondernemerschap en de kennis en kunde van de eigenaar of beheerder. Coffeeshops blijken overigens zelden failliet te gaan. Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat dit de afgelopen jaren slechts enkele malen is voorgekomen. Bij de grotere coffeeshops kan de omzet op jaarbasis enkele miljoenen bedragen. Dit zou met name het geval zijn in toeristische regio's, zoals in Amsterdam en in de grensstreek. Uit jaarrekeningen van enkele grote zaken blijkt dat het eigen vermogen de afgelopen jaren sterk is gestegen. Soms met een miljoen euro per jaar. Vaak is hierbij echter sprake van holdings waartoe meerdere coffeeshops behoren en in enkele gevallen ook bedrijven uit andere sectoren, met name de horeca. Verder blijkt uit gesprekken met sleutelinformanten dat een gemiddelde omzet voor coffeeshops lastig is te geven.5 Voor de cannabisbranche in Utrecht geldt dat in elke subbranche ondernemers uiteindelijk redelijk tot goed van de winst kunnen leven. Exacte omzetten en winsten kunnen (helaas) niet worden gegeven (ES&E 2002).
5
Met name bij concentraties van coffeeshops, waarbij de onderlinge concurrentie groot is, of bij coffeeshops die in woonwijken buiten het centrum van een stad zijn gelegen, kan er sprake zijn van lage omzetten. Een coffeeshophouder met een kleine zaak, buiten het centrum gelegen in een stad met weinig (drugs)toeristen, merkt echter op dat een lagere omzet niet desastreus hoeft te zijn. Met een relatief goedkoop huurpand en lage overige vaste kosten is het mogelijk een coffeeshop financieel gezond te houden.
30
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Uit interviews met eigenaren van coffeeshops blijkt dat zij zich bij dit onderwerp vaak op de vlakte houden. Slechts een enkeling is bereid bedragen te noemen, maar de verschillen zijn groot. Zo zegt een eigenaar in Amsterdam van een middelgrote, buiten het centrum gelegen coffeeshop een jaarlijkse omzet van 800.000 euro te hebben, terwijl een eigenaar van een eveneens buiten het centrum gelegen coffeeshop een jaarlijkse omzet van ruim 300.000 euro zegt te halen. In Venlo waar grote aantallen Duitsers de coffeeshops bezoeken zouden de omzetten van enkele coffeeshops veel hoger liggen. Volgens schattingen van de belastingdienst in Venlo, gebaseerd op bezoekersaantallen, bedraagt de omzet van deze coffeeshops er op jaarbasis enkele miljoenen euro’s per coffeeshop (zie ook hoofdstuk 7). Schatting omzet coffeeshops Ook uit eerdere onderzoeken blijkt dat het in kaart brengen van de bedragen die omgaan in de cannabisbranche geen eenvoudige zaak is. Er is een grote variatie aan coffeeshops. Uit de branchebeschrijving blijkt dat er grote verschillen zijn in omvang. Er zijn eenmanszaken zonder personeel in achterafstraatjes, grotere zaken met tenminste tien personeelsleden op centrale locaties en ketens van coffeeshops met enkele tientallen werknemers op toplocaties in drukbezochte toeristische gebieden. Jansen (1989) schat de gemiddelde jaaromzet van coffeeshops in Amsterdam op 370.913 gulden (bijna 170.000 euro) in 1988. Hij maakt daarbij onderscheidt naar drie categorieën: de kleinste coffeeshops hebben een gemiddelde jaaromzet van ongeveer 250.000 gulden (113.000 euro), de middencategorie ongeveer 835.000 gulden (379.000 euro) en de grootste coffeeshops ruim 1,1 miljoen gulden (500.000 euro). Boekhoorn e.a. (1995) hebben eveneens schattingen gemaakt van de gemiddelde jaaromzetten van coffeeshops. Deze schattingen lopen uiteen van 200.000 tot 700.000 gulden (90.000 tot 315.000 euro) op jaarbasis. Boekhoorn e.a. schatten destijds de jaaromzet van cannabis voor binnenlandse consumptie op 800 miljoen gulden (360 miljoen euro). Oude Wansink (2001) heeft voor een onderzoek naar de economische effecten van coffeeshops voor Maastricht gebruik gemaakt van de door 18 eigenaren verstrekte omzetgegevens van de coffeeshops. De omzet heeft betrekking op de totale omzet, verminderd met de inkoopwaarde van genotmiddelen (i.e. de softdrugs), waarover geen BTW wordt
Omvang
31
betaald.6 De geschatte omzet van de coffeeshops bedraagt voor 1999 15,4 miljoen gulden (7,0 miljoen euro) en voor 2000 16,6 miljoen gulden (7,5 miljoen euro), een stijging van bijna acht procent in één jaar. De gemiddelde omzet per coffeeshop bedraagt in 2000 derhalve 920.000 gulden (419.00 euro), exclusief de inkoopwaarde van de softdrugs. Uit interviews met coffeeshophouders blijkt dat zij de cannabis voor ongeveer tweemaal de inkoopprijs aan hun klanten verkopen. Indien we er vooralsnog van uit gaan dat de omzet van coffeeshops volledig wordt gehaald uit de verkoop van softdrugs, dan zou in 2000 de gemiddelde omzet per coffeeshop in Maastricht ruim 1,8 miljoen gulden bedragen (ruim 800.000 euro).7 In andere onderzoeken naar de cannabisconsumptie zijn schattingen gemaakt van de totale hoeveelheid softdrugs die in Nederland wordt geconsumeerd. Op basis van gemiddelde uitgaven van coffeeshopklanten aan cannabis schat Korf (2003) de binnenlandse consumptie van nederwiet tussen 24,9 en 26,1 ton op jaarbasis. Dit is exclusief de nederwiet die door buitenlandse drugstoeristen wordt gekocht, hetgeen door Korf wordt geschat op 6,6 tot 13,3 ton. Het totale cannabisgebruik, inclusief hasj en marihuana, zou uitkomen op 38,4 tot 40,3 ton. Ook de dienst Nationale Recherche Informatie (NRI) heeft een poging gedaan de binnenlandse consumptie van cannabis te kwantificeren (Van der Heijden 2003). Rekening houdend met prevalentiecijfers van softdrugsgebruik en gebruikspatronen wordt het totale cannabisgebruik in Nederland geschat op 32 tot 43 ton. De schatting van Korf valt binnen deze marges. Aan de hand van de gegevens over de totale binnenlandse consumptie van cannabis en de gemiddelde verkoopprijs kan een schatting worden gemaakt van de financiële omzet van coffeeshops. Bij een (gewogen)
6
7
In het onderzoek is er voor gekozen om de inkoopwaarde van de softdrugs niet te betrekken bij de berekening van de omzet, omdat door de eigenaren niet duidelijk kan worden gemaakt welke bestemming dit deel van de omzet heeft. In Maastricht wordt in een goedlopende coffeeshop wekelijks 8 tot 10 kilogram verkocht. De gemiddelde verkoopprijs is ongeveer 6,50 euro per gram softdrugs. De jaarlijkse omzet wordt geschat op zo'n 2,6 tot maximaal 3,25 miljoen euro. Dit ligt ruim boven het lokale gemiddelde, maar de coffeeshop behoort dan ook tot de grotere in Maastricht.
32
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
gemiddelde marktprijs van 6,59 euro8 voor een gram cannabis (is 6.590 euro per ton) vertegenwoordigt de totale voor consumptie bestemde hoeveelheid cannabis (geschat op 32 tot 43 ton) een marktwaarde van 211 miljoen (= 32.000 kilo x 6.590) tot 283 miljoen (= 43.000 x 6.590) euro. In guldens zou het gaan om een bedrag tussen 460 en 620 miljoen. Dit is aanzienlijk lager dan de 800 miljoen die Boekhoorn in 1995 schatte. Indien we aannemen dat de volledige hoeveelheid geconsumeerde softdrugs via coffeeshops wordt verkocht, dan is de gemiddelde omzet per coffeeshop: 280.000 - 380.000 euro.9 Dit is exclusief de omzet uit de verkoop van koffie, thee, (fris)drank, t-shirts en parafernalia die in veel coffeeshops worden aangeboden. Afhankelijk van onder meer de ligging van de coffeeshop en de regio waar deze is gevestigd, is de omzet hoger of lager dan dit gemiddelde. De verschillen kunnen daarbij groot zijn. In steden als Amsterdam, Venlo en Maastricht waar relatief veel drugstoeristen de coffeeshops bezoeken blijkt de omzet van (een deel van) de coffeeshops aanzienlijk hoger te liggen dan gemiddeld. Omzetten van enkele miljoenen euro's op jaarbasis zijn hierbij geen uitzondering.
8
9
De gemiddelde marktprijs van een gram softdrugs in Nederland is 6,59 euro (Niesink e.a. 2002). De gemiddelde prijs voor een gram hasj is met 7,74 euro significant hoger dan die voor een gram wiet (6,06 euro). Softdrugs worden niet alleen in coffeeshops verkocht. Over het aantal illegale verkooppunten is echter geen informatie beschikbaar. Dit marktsegment lijkt echter voor de verkoop van softdrugs volgens Abraham e.a. (2002) van geringe betekenis te zijn.
Omvang
33
34
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
4.
ORGANISATIESTRUCTUUR
Voor het beschrijven van de organisatiestructuur van een bedrijfssector, bijvoorbeeld de transportsector of de horeca, worden vaak gegevens gebruikt van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Nederlands Economisch Instituut (NEI) of van brancheorganisaties. Voor de cannabissector zijn deze bronnen echter niet bruikbaar. De standaard bedrijfscoderingen waarvan in bedrijvenregistraties gebruik wordt gemaakt kennen geen aparte codering voor coffeeshops, smartshops of growshops. Ook bij de Kamers van Koophandel is de registratie niet eenduidig. Zowel de coffeeshops als de smart- en growshops zijn geregistreerd onder diverse categorieën. Daarom is allereerst nagegaan welke ondernemingen tot de cannabisbranche behoren (zie hoofdstuk 3). Van alle getraceerde ondernemingen in de cannabissector zijn uit het Handelsregister van de landelijke vereniging van de Kamers van Koophandel de bedrijfsgegevens (bedrijfsnaam, adres, vestigingsplaats, rechtsvorm, aantal werkzame personen) en gegevens van de eigena(a)r(en) (naam, geslacht, geboortedatum, geboorteland, woonplaats) online opgevraagd. Deze bedrijfs- en persoonsgegevens zijn verwerkt in een ondernemingen- en eigenarenbestand, waarmee de organisatiestructuur van de branche kan worden nagegaan. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de rechtsvorm van de ondernemingen, de werkgelegenheid en op de ondernemers die in deze branche actief zijn.
4.1
Rechtsvorm
In Nederland komen eenmanszaken en besloten vennootschappen het meest voor als rechtsvorm bij het uitvoeren van zakelijke activiteiten. Bij het kleinbedrijf (minder dan tien werknemers) komen vennootschapen onder firma eveneens relatief veel voor. Met name besloten vennootschappen zouden zich door de beperkte aansprakelijkheid ook lenen voor het misbruik van zakelijke activiteiten en het plegen van strafbare feiten. In opsporingsonderzoeken komt vooral het misbruik van BV’s vaak voor (Meloen e.a. 2003). Organisatiestructuur
35
Bij de gedoogde coffeeshops zijn eenmanszaken en vennootschappen onder firma de meest voorkomende rechtsvormen (tabel 4.1). Ruim vier vijfde (81%) van de vestigingen heeft een dergelijke juridische rechtsvorm. Stichtingen die in het begin vooral door ideële coffeeshopeigenaren werden gestart, komen niet veel meer voor. Slechts 2% van de coffeeshops wordt beheerd door een stichting. Met name bij enkele coffeeshops die volgens het zogenoemde Bussumse model zijn opgezet, waarbij de gemeente een nadrukkelijk rol speelt, komt dit nog voor. Tabel 4.1
Gedoogde coffeeshops, smartshops en growshops naar rechtsvorm Combinatie Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal grow-/ smartshop n % n % n % n % N % Eenmanszaak 427 57 161 51 65 67 15 65 668 56 v.o.f. 177 24 94 30 25 26 2 9 298 25 BV 112 15 52 16 7 7 4 17 175 15 Stichting 17 2 1 0 0 0 1 4 19 2 Buitenlandse 6 1 2 1 0 0 0 0 8 1 onderneming Overige* 10 1 8 3 0 0 1 5 19 2 Onbekend 3 0 0 0 0 0 0 0 3 0 Totaal 752 100 318 100 97 100 23 100 1.190 100 * Communautaire vennootschap; Coöperatie met uitzondering aansprakelijkheid; rechtspersoon in oprichting
Besloten Vennootschap Steeds meer eigenaren zouden volgens sleutelinformanten tegenwoordig kiezen voor een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, mede op advies van financiële adviseurs. Het belang in de onderneming kan hiermee worden veiliggesteld doordat de aandelen hiermee kunnen worden nagelaten aan nabestaanden of medebeheerders. Ongeveer 15% van de rechtsvormen in de cannabisbranche bestaat uit een besloten vennootschap. Vooral bij growshops wordt vaker voor die rechtsvorm gekozen. Naast de fiscale voordelen (lagere belastingaanslag en afscherming privé-vermogen) die ook voor coffeeen smartshops gelden, zou dit vooral te maken hebben met de relatief grote investeringen die eigenaren van growshops plegen voor het
36
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
verkrijgen van een breed assortiment, voldoende voorraad en een bedrijfsruimte waar de producten kunnen worden gepresenteerd. Een besloten vennootschap is voor deze ondernemers aantrekkelijk, omdat hiermee de (financiële) aansprakelijkheid in geval van schade of schulden bij de rechtspersoon ligt en niet bij de privé-persoon. Eigenaren van coffeeshops die kiezen voor een besloten vennootschap blijken vaak meerdere bedrijven in de cannabissector of bedrijven in andere sectoren, zoals de horeca of de zakelijke dienstverlening, te bezitten. Eigenaren geboren in Nederland of een ander westers land (onder andere Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Canada) blijken in 13% van de gevallen te hebben gekozen voor een besloten vennootschap als rechtsvorm van hun onderneming. Met name Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ondernemers kiezen minder vaak voor een besloten vennootschap. In de cannabisbranche komt deze rechtsvorm onder Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ondernemers bij respectievelijk 2%, 3% en 6% voor (zie ook paragraaf 4.3). Dit geldt echter niet voor ondernemers die afkomstig zijn uit overige niet-westerse landen (onder andere Egypte, Irak, Tunesië, Indonesië, Mexico, Vietnam). Zij kiezen verhoudingsgewijs vaak voor een besloten vennootschap. Een kwart van hen heeft de onderneming hierin ondergebracht.
4.2
Werkzame personen
Van de meeste vestigingen is op basis van de registratie bij de Kamer van Koophandel (Handelsregister) bekend hoeveel personen er werkzaam zijn. Ondernemers zijn verplicht wijzigingen in de bedrijfsvoering, waaronder het aantal werkzame personen, jaarlijks schriftelijk door te geven aan de Kamer van Koophandel. De gegevens zijn derhalve redelijk actueel en hebben grotendeels betrekking op het jaar 2003. Wel lijkt er sprake te zijn van een onderrapportage van het aantal werkzame personen. In de gesprekken met coffeeshophouders die in het kader van de doorlichting zijn gevoerd, is vaak ook gevraagd naar het aantal personen dat zij in dienst hebben. De aantallen werknemers die zij noemen, wijken vaak enigszins af van de bij de Kamer van Koophandel geregistreerde aantallen. Meestal ligt het aantal in het gesprek genoemde werknemers hoger.
Organisatiestructuur
37
Maastricht In een onderzoek naar de economische effecten van coffeeshops voor Maastricht is eveneens gekeken naar de werkgelegenheid (Oude Wansink 2001). Volgens de eigen opgave van de coffeeshophouders, waarbij anonimiteit is gegarandeerd, werken medio 2000 192 personen bij de 18 coffeeshops die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Gemiddeld zijn dit bijna 11 werknemers per coffeeshop. De verschillen zijn echter groot: één van de shops heeft twee werknemers, terwijl de coffeeshop met de meeste werknemers 30 personen in dienst heeft. Volgens onze gegevens van de Kamer van Koophandel zijn in 2003 bij de 17 in Maastricht gevestigde coffeeshops (peildatum 1 januari 2004) echter slechts 99 personen werkzaam, oftewel gemiddeld bijna zes per coffeeshop. De kleinste coffeeshop heeft twee geregistreerde werknemers, de grootste in dit geval 18. Dit is aanzienlijk lager dan blijkt uit de door de ondernemers zelf gerapporteerde aantallen werknemers. De Kamer van Koophandel telt echter alleen personen mee die tenminste 15 uur per week bij een bedrijf werkzaam zijn. Dit kan een deel van het verschil verklaren. Verder kunnen eigenaren bij het invullen van de jaarlijkse vragenlijst van de Kamer van Koophandel domweg wel eens vergeten zich zelf als werknemer mee te tellen. Daarnaast is er een tijdsverschil van ruim drie jaar tussen beide meetmomenten. Gezien echter de onverminderde vraag naar cannabis zal dit waarschijnlijk geen vermindering van de werkgelegenheid in deze branche tot gevolg hebben gehad. Indien we aannemen dat het verschil in aantallen werkzame personen tussen de registratiegegevens van de Kamer van Koophandel en de gegevens die zijn verkregen uit eigen opgaven van eigenaren van meer structurele aard is, dan zou er sprake zijn van een forse onderrapportage van de werkgelegenheid in de cannabisbranche. Indien de situatie in Maastricht representatief is dan kan bij het bepalen van de werkgelegenheid in de cannabisbranche op grond van het Handelsregister de schatting tot zo'n 40% te laag zijn. Op dit moment zijn de gegevens van het Handelsregister echter de meest volledige die beschikbaar zijn.1
1
Een alternatief is het bevragen van alle eigenaren of een representatieve steekproef daaruit.
38
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Schattingen Uit tabel 4.2 blijkt dat in ruim de helft (53%) van de vestigingen in de cannabisbranche twee tot vijf personen werkzaam zijn. De meeste shops zijn kleine bedrijven, waar een eigenaar met één of enkele medewerkers het bedrijf runt. Het gemiddelde aantal werknemers is 2,9 per vestiging. Opvallend is het relatief grote aantal bedrijven waar geen werkzame personen zijn. Een detailhandelszaak waar geen personen werkzaam zijn, is erg onwaarschijnlijk. Dit lijkt een bevestiging van de stelling dat eigenaren zich zelf wel eens vergeten mee te tellen bij de werkzame personen. Tabel 4.2
Aantal werknemers smartshops in 2003 Coffeeshop
0 1 2-5 6-10 >10 Onbekend Totaal
n 36 142 435 84 26 29 752
% 5 19 58 11 3 4 100
Growshop n 21 137 139 10 4 7 318
% 7 43 44 3 1 2 100
naar
coffeeshops,
Smartshop n 5 48 39 3 1 1 97
% 5 49 40 3 1 1 100
growshops
en
Combinatie growTotaal /smartshop n % N % 3 14 65 5 6 26 333 28 12 52 625 53 1 4 98 8 1 4 32 3 37 3 23 100 1190 100
In totaal zijn volgens de gegevens van het Handelsregister ruim 3.300 personen in de branche werkzaam, waarvan het grootste deel in de coffeeshops (2.436). In de grow- en smartshops zijn in totaal zo'n 800 personen werkzaam. Wanneer we rekening houden met een onderrapportage van zo'n 40% dan komt het aantal werknemers op ongeveer 4.600 personen uit, inclusief eigenaren en bestuurders. Grotere vestigingen met meer dan tien werkzame personen zijn met name te vinden bij de coffeeshops. Hiervan kunnen 26 vestigingen tot de grote coffeeshops worden gerekend. De helft van deze winkels is gevestigd in Amsterdam. Ook in Utrecht zijn enkele grote coffeeshops aanwezig. De overige coffeeshops met meer dan tien werkzame personen komen vrijwel uitsluitend in grensgemeenten voor of in de nabijheid daarvan, zoals Terneuzen, Tilburg, Maastricht en Nijmegen. De growshops met meer dan tien medewerkers zijn vooral in het westen van het land gevestigd, met name in Rotterdam, Den Haag en Bussum, terwijl in Arnhem één grote smartshop is gevestigd. Organisatiestructuur
39
4.3
Ondernemers
Het totale aantal eigenaren in de cannabisbranche is volgens het Handelsregister 1.461 personen (tabel 4.3). Een meerderheid hiervan is van Nederlandse herkomst (65%). Verder is een vijfde (18%) geboren in Marokko, 6% in Turkije en 3% in Suriname. Een gering deel van de ondernemers is afkomstig uit omliggende landen, zoals Duitsland (17 personen), België (13 personen) en uit overige West-Europese landen (28 personen). Tabel 4.3
Geboorteland ondernemers cannabisbranche in 2003 Aantal %
Nederland Marokko Turkije
945 259 90
65 18 6
Suriname Duitsland België Overig West-Europees
48 17 13 28
3 1 1 2
Overig Onbekend
60 1
4 0
1.461
100
Totaal
Met name de eigenaren van growshops zijn vaak van Nederlandse herkomst. Van hen is 90% in Nederland geboren, tegenover 66% bij de smartshops, 55% bij de combinaties van grow-/smartshops en 53% bij de coffeeshops. De eigenaren van coffeeshops zijn relatief vaak geboren in Marokko en Turkije. Van hen heeft een kwart (26%) een Marokkaanse achtergrond en 8% een Turkse. De Marokkanen komen met name via de familie in de cannabissector terecht (ES&E 2002). De hele productielijn, van de kweek in het Marokkaanse Rifgebergte tot de verkoop in de coffeeshop, is in handen van de familie. In Nederland zouden vier stammen van Marokkaanse Berbers actief zijn, waarvan de tweede generatie momenteel de eigenaren van de coffeeshops zijn. Bij de smart- en growshops zijn de percentages Marokkanen en Turken aanzienlijk lager. Bij de smartshops heeft 11% een Marokkaanse achtergrond en 6% een Turkse, terwijl dit bij de growshops 2% respectievelijk 3% is.
40
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Winkelketens Van alle ondernemers is nagegaan hoeveel winkelvestigingen in de cannabisbranche op hun naam bij de Kamer van Koophandel zijn geregistreerd. Aan de hand van personalia (achternaam, voorletters en geboortedatum) is per ondernemer vastgesteld hoeveel winkelvestigingen hij of zij in bezit heeft. Van een winkelketen wordt gesproken indien een ondernemer twee of meer winkelvestigingen op zijn naam heeft staan. Overigens betekent dit niet automatisch dat deze ondernemingen opereren onder dezelfde bedrijfsnaam of in enige mate met het concept van franchising te maken hebben. Dit komt bij enkele ketens voor, maar vaker is er sprake van personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsvoeringen.2 Van alle winkelvestigingen maakt 17% (207 bedrijven) deel uit van een winkelketen (tabel 4.4). De overige 83% van de ondernemers in de cannabissector heeft één winkelvestiging. Winkelketens komen, relatief gezien, het vaakst voor bij de smartshops. Van de smartshops is 20% (19 bedrijven) onderdeel van een winkelketen. Van de coffeeshops en de growshops is dit respectievelijk 17% en 18%, terwijl 17% van de gecombineerde smart/growshops onderdeel is van een winkelketen. Tabel 4.4
Aantallen betrokken winkelvestigingen van dezelfde ondernemer(s) naar coffeeshops, growshops en smartshops in 2003* Combinatie Coffeeshops Growshops Smartshops Totaal grow/smartshop n % n % n % n % N % 1 627 83 261 82 78 80 19 83 985 83 2 73 10 44 14 10 11 1 4 128 11 3 32 4 4 1 5 5 1 4 42 4 4 11 1 3 1 4 4 2 9 20 2 5 5 1 0 0 0 0 0 0 5 0 6 6 1 6 2 0 0 0 0 12 1 Totaal 754 100 318 100 97 100 23 100 1192 100 * Twee coffeeshops bevinden zich in twee ketenvormen, en zijn daardoor dubbel geteld.
2
Voorbeelden zijn een ondernemer met twee of meer coffeeshops met verschillende bedrijfsnamen en een ondernemer die een coffeeshop runt als eenmanszaak en tevens als eigenaar is geregistreerd bij een growshop.
Organisatiestructuur
41
Het grootste deel van de winkelketens bestaat uit slechts twee vestigingen. In totaal gaat het hierbij om 64 (van de in totaal 86) ketens en derhalve om 128 winkels.3 Daarnaast zijn er 14 ketens die uit drie winkels bestaan, vijf uit vier winkels, één uit vijf winkels en twee ketens bestaan uit zes winkels. Bij laatstgenoemde gaat het bij één keten om zes growshops, die in zes verschillende, verspreid over het land liggende gemeenten zijn gevestigd. Eén van deze vestigingen fungeert als groothandel, de overige als verkooppunten voor de thuiskwekers. Bij de meeste ketens zijn de winkels in dezelfde gemeente of in nabijgelegen gemeenten gevestigd, zoals Enschede en Winterswijk, Valkenswaard en Eindhoven, Sittard en Geleen of Amsterdam en Haarlem. Slechts bij een beperkt aantal van zeven ketens liggen de vestigingsplaatsen verder uit elkaar, bijvoorbeeld bij één keten waar de winkels zijn gevestigd in Tilburg, Breda en Den Haag, één keten met vestigingen in Rotterdam en Amsterdam, en één keten met vestigingen in Veenendaal, Hoorn en Purmerend. Verder bestaan de ketens uit combinaties van coffeeshops, growshops, smartshops en/of de gecombineerde smart-/growshop. De meest voorkomende combinatie in een winkelketen is die van coffeeshops en growshops. Bij 18 ketens is van een dergelijke combinatie sprake. Volgens enkele eigenaren neemt deze combinatie toe. Zij zien dit als een logische ontwikkeling. Zo zouden ze meer controle hebben over de kwaliteit van de wiet en meer zekerheid over het aanbod. Veder komt de combinatie coffeeshop met smartshop twee maal voor, terwijl de combinatie smart- en growshop vijf maal voorkomt, inclusief winkelvestigingen die als gecombineerde smart-/growshop kunnen worden aangemerkt.
3
De 86 winkelketens zijn eenvoudig uit tabel 4.4 af te leiden: bij winkelketens met twee vestigingen gaat het in totaal om 128 winkels, die derhalve 64 winkelketens vormen. Bij drie vestigingen en 42 winkels gaat het om 14 ketens, bij vier vestigingen en 20 winkels om vijf ketens, bij vijf vestigingen en vijf winkels om één keten en bij zes vestigingen en 12 winkels om twee ketens.
42
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
5.
RISICOFACTOREN
De aard van de cannabissector maakt de branche gevoelig voor infiltratie van (georganiseerde) criminaliteit. Verschillende criminele groeperingen kunnen zich bijvoorbeeld aangetrokken voelen in deze sector geld te investeren en personeel in te zetten met het oogmerk illegaal verkregen gelden wit te wassen. Het gaat hierbij om kwetsbaarheden in relatie tot de georganiseerde criminaliteit, maar ook in de acceptatie van de sector door dienstverlenende ondernemingen zoals banken en verzekeringsmaatschappijen in de bovenwereld. Het gedoogbeleid ten aanzien van cannabis creëert daarnaast een raakvlak tussen de wettige omgeving en de illegaliteit. Dit houdt niet alleen een illegale markt in stand, maar schept ook onduidelijkheid over het illegale karakter van de handel. In de luwte van het gedoogbeleid hebben enkele criminele groepen zich tot groothandelaren in cannabisproducten ontwikkeld (ES&E 2002). Voor veel groepen geldt dat deze geen overlevingskansen zouden hebben als de wettige omgeving geen afnemer zou zijn van hun diensten of producten. Criminele organisaties werken daarom niet alleen in de onderwereld, maar ook in de legale 'bovenwereld'. Met andere woorden: legale bedrijven worden als het ware het verlengstuk van criminele activiteiten.
5.1
Achterdeur
Elke subbranche in de cannabissector kent formeel of informeel een 'achterdeur’. De 'achterdeur' van de cannabisbranche is verweven met illegale praktijken en gedeeltelijk met georganiseerde misdaad. Van illegale contacten met leveranciers en/of afnemers van illegale middelen is bij alle drie branchesectoren in meer of mindere mate sprake. Meerdere studies laten dit zien. Uit de definitie van georganiseerde criminaliteit (zie paragraaf 1.2) en de daarop volgende onderzoeken van Bovenkerk e.a. (1996, 2003), Klerks (2000) en Kleemans (1998, 2002) is het echter onduidelijk of personen werkzaam in de cannabisbranche zelf banden hebben met of betrokken zijn bij (georganiseerde) criminaliteit. Tot nu toe bestaan er wel vermoedens. Politierechercheurs zijn in de wereld van de cannabis en de growshops personen tegengekomen die zij eerder en veel vaker Risicofactoren
43
voor andere vormen van criminaliteit hebben vervolgd. Vooralsnog zijn er echter geringe directe banden geconstateerd en spreekt de literatuur voornamelijk over risicofactoren. In de onderzoeksrapportages naar georganiseerde criminaliteit in Nederland wordt veel gebruik gemaakt van praktijkvoorbeelden. Het rapport van Kleemans (2002) is bijvoorbeeld gebaseerd op in totaal 80 casestudies van opsporingsonderzoeken uit de periode 1996 tot 2001, waarbij sprake is van georganiseerde criminaliteit. In slechts enkele zaken is er sprake van de handel in cannabis.1 In een enkel geval is daarnaast aangetoond dat de cannabisbranche zelf, via de 'achterdeur', actief betrokken is bij deze vorm van georganiseerde criminaliteit.2 Verder blijkt een voormalige coffeeshophouder die zijn inkomsten genoot uit de exploitatie van coffeeshops zijn activiteiten te hebben verlegd naar de illegaliteit. Vanwege verscherpte controles heeft hij enkele shops moeten sluiten. Hij bleef echter in de lucratieve branche werkzaam, maar nu volledig in de illegaliteit (Kleemans 2002). Verschuiving Wat verder opvalt in de opsporingsonderzoeken naar georganiseerde criminaliteit is de verschuiving van de handel in cannabis naar XTC. Vaak hebben de betrokkenen in het verleden gehandeld in softdrugs, terwijl zij nu (ook) betrokken zijn bij de productie en handel in XTC. Dit blijkt uit een onderzoek van Meijer e.a. (2003), waarin onder meer de georganiseerde drugscriminaliteit is onderzocht.3 De soorten drugs 1
2
3
Zo runden twee verdachten uit een crimineel samenwerkingsverband twee coffeeshops om op deze wijze zelf geïmporteerde softdrugs aan de man te kunnen brengen (Kleemans 2002, casus 52). Een eigenaar van een coffeeshop in Winschoten is in februari 2002 in hoger beroep veroordeeld tot het betalen van ruim een half miljoen euro. Dit geld zou grotendeels verdiend zijn met de handel in softdrugs. De coffeeshophouder is schuldig bevonden aan het runnen van hennepkwekerijen op een vijftal locaties en het smokkelen van wiet naar Duitsland en Engeland (Nieuwsblad van het Noorden 16 februari 2002). Sinds een aantal jaren inventariseert de KLPD voor de EU opsporingsonderzoeken die de Nederlandse politie jaarlijks uitvoert naar criminele samenwerkingsverbanden. Over de definitie van georganiseerde criminaliteit of crimineel samenwerkingsverband bestaat geen eenstemmigheid. De KLPD gebruikt de definitie, in feite de criteria, die door de EU is geformuleerd. Een opsporingsonderzoek wordt in de inventarisatie opgenomen als aan alle vier basiscriteria en twee van de zeven overige criteria is voldaan. Geselecteerd zijn de opsporingsonderzoeken waarbij de strafbare feiten een strafbedreiging hebben van vier jaren of meer en het wederrechtelijk verkregen vermogen (in baar geld of investeringen) een bedrag van f 500.000 (€ 226.890) te boven gaat. Het gevolg van deze selectie is dat slechts een deel van de opsporingsonderzoeken, met het accent
44
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
die eruit springen zijn cocaïne, synthetische drugs en hasj. Zij stellen vast dat het aantal opsporingsonderzoeken naar softdrugs in de periode 1998-2001 sterk afneemt, terwijl het aantal opsporingsonderzoeken in de onderzochte periode constant is.4 Met name opsporingsonderzoeken naar de handel in softdrugs zijn in deze periode jaarlijks sterk afgenomen, terwijl onderzoeken naar de productie van softdrugs, met name wietkwekerijen, zijn toegenomen. Daarnaast is het aantal opsporingsonderzoeken naar XTC sterk gestegen. Vooral in 2001 nemen de synthetische drugs met 79 opsporingsonderzoeken van de 146 een fors deel voor hun rekening. Er zijn nauwelijks zaken aangetroffen waarbij criminele activiteiten van daders beperkt blijven tot één categorie delicten. Daders lijken in de eerste plaats geïnteresseerd in de te behalen financiële voordelen en minder in het soort drugs waarmee dat wordt behaald. In de opsporingsonderzoeken naar meer ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit komen softdrugs in de onderzochte periode in één op de vier tot twee op de vijf gevallen voor volgens Meijer e.a. (2003). Aanbod De nederwiet wordt, zoals de naam al zegt, in Nederland gekweekt. Het bezit van vijf nederwietplantjes wordt gedoogd. Op een vierkante meter kunnen 1-10 planten worden gehouden. Dit levert afhankelijk van de variëteit planten waarvoor wordt gekozen maximaal 50-250 gram wiet per vierkante meter op (www.wiet.pagina.nl). Er kan 1 tot 3 keer per seizoen worden geoogst. Het mag duidelijk zijn dat deze hoeveelheden niet toereikend zijn voor een gemiddelde coffeeshop, waar dagelijks zo'n 150 klanten komen die tussen de 1 en 5 gram wiet kopen. Een coffeeshop zal met andere woorden voor de inkoop van wiet ofwel heel veel kleine thuiskwekers moeten kennen die de wiet leveren ofwel bij grotere kwekers moeten inkopen. In gesprekken met coffeeshophouders uit Groningen, Amsterdam en Venlo geven zij aan dat meestal gebruik wordt gemaakt van een
4
op de meer ernstige en meer winstgevende criminele samenwerkingsverbanden, in beeld wordt gebracht. Behalve de criteria, leggen ook de politiële opsporingsprioriteiten beperkingen op. Opsporingsonderzoeken waarin bijvoorbeeld niet wordt ‘doorgerechercheerd’ voldoen vaak niet aan de criteria en worden derhalve niet geselecteerd. De selectie is derhalve een direct gevolg van de opsporingsinspanningen en niet zozeer een weergave van de feitelijke omvang en activiteiten van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. In 2001 zijn 146 opsporingsonderzoeken naar meer ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit gepleegd, in 2000 148, in 1999 118 en in 1998 149.
Risicofactoren
45
combinatie van veel (thuis)kwekers en enkele grotere meer bedrijfsmatige kwekers. Een coffeeshophouder in Amsterdam merkt op dat de thuiskwekers veelal hobbyisten zijn die zelf ook gebruiken en een betere kwaliteit leveren dan de bedrijfsmatige kwekers. Bovendien wil hij een breed assortiment in zijn shop en van elke soort slechts een beperkte hoeveelheid in voorraad hebben. Het aanbod van nederwiet is hierbij geen belemmering omdat die in het algemeen groot zou zijn. Er zijn kennelijk voldoende (thuis)kwekers om in de behoefte aan nederwiet te voorzien. Volgens de ondernemers valt er wel eens een aanbieder weg, maar wordt een lege plaats altijd weer vlot door andere (thuis)kwekers opgevuld. Bovenkerk (2003) is echter van mening dat het door ondernemers geschetste beeld te veel aansluit bij het gewenste Nederlandse drugsbeleid. De idealistische, kleine thuiskwekers zijn er volgens hem nog wel, maar de markt bestaat verder vooral uit grote thuiskwekers die louter produceren voor de verkoop aan coffeeshops en meer bedrijfsmatige grootproducenten die vooral voor de export zouden produceren. Uit de gesprekken met betrokkenen in de cannabisbranche blijkt dat slechts een klein deel van de hasj wordt gemaakt van in Nederland gekweekte soorten. Nederhasj is dan ook in niet meer dan een kwart van de Nederlandse coffeeshops verkrijgbaar (Niesink e.a. 2002). Het overgrote deel van de hasj wordt geïmporteerd vanuit het buitenland. Volgens de NRI is 80 tot 90% van de hasj op de Europese markt afkomstig van elders, met name uit Marokko (Van der Heijden 2003). Het grootste deel van de 200 tot 250 ton hasj die jaarlijks in Nederland wordt ingevoerd is echter bestemd voor doorvoering naar het buitenland en wordt derhalve niet via de coffeeshops verkocht. Coffeeshopeigenaren geven aan de buitenlandse hasj veelal in grotere partijen in te kopen via 'kantoren' in het westen van Nederland, terwijl de nederwiet meestal in de eigen zaak of woonplaats wordt aangeschaft. De risico's op contacten van coffeeshophouders met criminele organisaties zou bij het verkrijgen van hasj groter zijn dan bij het verkrijgen van nederwiet. Nederwiet zou vaker in geringe hoeveelheden worden aangeboden door thuiskwekers die op kleine schaal wiet kweken. Ook de hasj wordt echter volgens een coffeeshophouder in Amsterdam vaak in kleinere partijen aangeboden. Deze eigenaar van meerdere coffeeshops die al jarenlang in de branche actief is, zegt zelf niet in te kopen bij de inkoopkantoren, maar uitsluitend gebruik te maken van hasjverkopers die bij hem in de zaak langs komen. De verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van de hasj 46
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
die zij aanbieden zou gunstiger zijn. Bovendien is deze ondernemer van mening dat hij op deze wijze het contact met de georganiseerde criminaliteit die betrokken zou zijn bij de inkoopkantoren vermijdt. Op welke wijze de kleinschalige verkopers aan hun hasj komen is hem echter niet bekend.5 Dergelijke kleinschalige handel in hasj wordt overigens door deze coffeeshophouder niet als een criminele activiteit beschouwd. De cannabisbranche, met name coffeeshops en growshops, kunnen door op grote schaal gebruik te maken van (thuis)kwekers de criminalisering van woonbuurten in de hand werken. Dit zou met name gelden in sociaal-economisch zwakke wijken, die hiertoe door de georganiseerde criminaliteit zouden worden aangezet (Bovenkerk e.a. 2003). Naast criminalisering gelden hierbij tevens risicofactoren als brandgevaar en het illegaal aftappen van stroom. Growshophouders bevestigen dat thuiskwekers massaal de stroom illegaal aftappen. Thuiskwekers zouden dit doen omdat zij van mening zijn dat energiebedrijven grote veranderingen in de vraag naar stroom bij particulieren doorgeven aan de politie. Met het illegaal aftappen van stroom zouden zij hun pakkans willen verkleinen. Overigens blijkt uit een opsporingsonderzoek van een regiokorps in het midden van het land dat het aftappen van de stroom bij wietkwekerijen ook door medewerkers van een energiebedrijf is uitgevoerd. Ook Bovenkerk (2001) maakt een chronologisch overzicht van alle politieacties vanaf 1999 tot 2001 die zijn gericht op hennepkwekerijen waarin melding wordt gemaakt van het feit dat elektriciteitsmeters soms zo vakkundig zijn afgetapt dat het vermoeden rijst dat werknemers van een energiebedrijf dat hebben uitgevoerd.
5.2
Criminele investeerders
Ondernemers in de cannabisbranche kunnen vaak niet aankloppen bij de meeste reguliere banken voor leningen en dergelijke. Zij zijn mede daardoor kwetsbaar voor bemoeienis uit het criminele milieu. De afhankelijkheidspositie ten opzichte van criminele investeerders vormt volgens ES&E (2002) een belangrijk risico. Bij de coffeeshops is dit tot eind jaren negentig ook een bekend fenomeen. Coffeeshops fungeren bijvoorbeeld in enkele softdrugzaken uit de periode 19935
Hij acht het waarschijnlijk dat de hasj bijvoorbeeld in de benzinetank naar Nederland wordt gesmokkeld. Waarschijnlijker is dat deze kleine handelaren zelf grotere partijen inkopen, die zij vervolgens verdelen in kleinere partijen en te koop aanbieden.
Risicofactoren
47
1999 als investering voor in de drugshandel verdiend vermogen (Meloen e.a. 2003). Meloen e.a. (2003) hebben onderzocht wat de omvang is van het crimineel verworven vermogen in Nederland en waaraan criminelen hun wederrechtelijk verkregen geld uitgeven. Uit de 52 geanalyseerde opsporingsonderzoeken, waarbij voor meer dan één miljoen gulden aan wederrechtelijk verkregen vermogen of fiscaal nadeel is getraceerd, blijkt dat crimineel geld met name wordt geïnvesteerd in onroerend goed en conventionele beleggingen in aandelen en effecten, terwijl het consumeren van misdaadgeld voor een luxueuze levensstijl minder omvangrijk is dan vaak wordt aangenomen. Verder blijkt dat in tenminste vier zaken met het wederrechterlijk verkregen geld coffeeshops zijn verworven. In één van deze zaken is er zelfs sprake van een investering in een serie van zeven coffeeshops die als dekmantel dienden voor illegale drugshandel. Een algemeen kenmerk van deze investeringen is dat ze veelal worden gedaan binnen de sector waarmee de criminelen reeds bekend zijn of zelf bedrijfsmatig actief in zijn. Doordat veel gemeenten de afgelopen jaren een vergunningensysteem voor coffeeshops hebben geïntroduceerd en zij in het kader van de Wet BIBOB tegenwoordig strengere eisen aan vergunningaanvragers stellen, zal investeren in coffeeshops voor criminele organisaties minder aantrekkelijk zijn geworden. Daarnaast geldt dat er slechts mondjesmaat nieuwe, startende vestigingen bijkomen, terwijl landelijk gezien het aantal coffeeshops afneemt. Het risico van criminele investeerders is juist groot bij startende ondernemers, omdat die vaak nog geen kapitaal hebben. De eerste growshops zijn begin jaren negentig gestart en dit aantal neemt nog steeds toe. Bij growshops zou er daarom vaker sprake zijn van criminele investeerders. Hierop is momenteel echter weinig zicht, terwijl de controlemogelijkheden door de overheid ook geringer zijn. De wet BIBOB De Wet BIBOB biedt gemeenten de mogelijkheid een aanvraag voor een vergunning te weigeren of een vergunning of subsidie in te trekken wanneer ten aanzien van de aanvrager, vergunninghouder of subsidieontvanger een redelijk vermoeden bestaat dat er strafbare feiten zijn gepleegd of wanneer het gevaar bestaat dat er strafbare feiten zullen worden gepleegd. Een bij het ministerie van Justitie ondergebracht bureau BIBOB adviseert gemeentebesturen omtrent de te nemen 48
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
beslissingen, waarbij geput kan worden uit openbare bronnen en enkele in de wet genoemde gesloten bronnen, zoals persoonsregistraties waarop de Wet politieregisters en de Wet op de justitiële documentatie van toepassing zijn. Voor coffeeshops is van belang op te merken dat het BIBOBinstrumentarium alleen kan worden toegepast ten aanzien van de horecaexploitatievergunning en niet ten aanzien van de gedoogverklaring. De meeste gemeenten werken wel met een vergunningenstelsel, maar de gemeenten waarbij geen exploitatievergunningenstelsel wordt toegepast zullen daartoe dus moeten overgaan om van de Wet BIBOB gebruik te kunnen maken. Ten aanzien van de toepasbaarheid van de Wet BIBOB op smart- en growshops valt op dat geen enkele gemeente een vergunningenstelsel kent voor dergelijke inrichtingen. Derhalve kan het BIBOBinstrumentarium niet worden toegepast. Het is overigens de vraag of het mogelijk is een vergunningenstelsel in het leven te roepen voor naar hun aard zo uiteenlopende activiteiten. De gemeente Maastricht is in 2004 niettemin gestart met het ontwikkelen van een vergunningstelsel voor smartshops. In de in 2004 verschenen cannabisbrief (TK 2003-2004, 24 077) van het Kabinet wordt aangegeven dat nieuwe instrumenten zoals de Wet BIBOB ingezet moeten worden om de integriteit van coffeeshophouders te beoordelen. Daarnaast zal het in de nieuwe Wet politiegegevens mogelijk worden om, onder voorwaarden en indien het nodig is, in het kader van een regionaal samenwerkingsverband, politiegegevens te verstrekken aan bestuur en samenwerkende partners.
5.3
Smartshops
Uit enkele onderzoeken komen aanwijzingen naar voren dat met name smartshops hun reguliere handel uitbreiden door onder de toonbank softdrugs te verkopen (Werkgroep Smart Shops II 2001). Hiervoor zijn echter weinig harde bewijzen voorhanden. Onderzoek naar smart- en growshops en illegale verkooppunten van softdrugs is slechts sporadisch uitgevoerd.
Risicofactoren
49
Voor wat betreft de criminaliteit vormt het ontbreken van een landelijk representatief en sluitend beeld rond smart- en growshops een knelpunt. Verder is er nog weinig onderzoek beschikbaar over criminele banden en witwaspraktijken in smart- en growshops. Het rapport van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM 2000) stelt dat de risicoschatting ten aanzien van criminaliteit in de smartshop sector vrijwel nihil is. Hoogstens hebben enkele individuen uit het smartshop circuit banden met het “designer drugs milieu”. Het CAM constateert ten aanzien van psychotrope paddestoelen per saldo geringe, dan wel geen risico’s inzake de openbare orde en de criminaliteit. De Werkgroep Smart Shops (1998, 2001) die de smartshops heeft doorgelicht, meldt dat problemen op het gebied van criminaliteit zich in ieder geval voordoen in de regio’s met een relatief groot aantal smartshops, namelijk Amsterdam, Zuid-Limburg en Groningen. Vergeleken met de situatie in 1998 zijn in 2000 sterkere signalen over criminele antecedenten van exploitanten/beheerders van smartshops en over verwevenheid tussen smartshops en coffee- en growshops. Volgens het rapport zou uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijken dat de ondernemingen in Maastricht vaak banden hebben met de softdrugwereld. Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel worden deze banden eind 2003 overigens niet bevestigd.6 Verder zou volgens de gemeente in de praktijk zijn gebleken dat een aantal zaken ook zelf betrokken is bij de verkoop van softdrugs. Zij verwijzen klanten naar andere adressen of laten de verkoop van deze producten plaatsvinden in een afzonderlijke ruimte (Werkgroep Smart Shops 2000). Desalniettemin concludeert de werkgroep dat de landelijke risico’s op het gebied van overlast en criminaliteit vooralsnog geen ernstige vormen aannemen. 6
In Maastricht zijn in 2003 in totaal 42 winkels in de cannabissector gevestigd: 17 gedoogde coffeeshops, 11 smartshops en 14 growshops. De rechtsvorm van deze vestigingen zijn voornamelijk eenmanszaken (24) en v.o.f.'s (12). Zes winkels hebben een besloten vennootschap als rechtsvorm. In totaal zijn bij de Kamer van Koophandel 54 personen als eigenaar van één of meer winkels in de branche geregistreerd. Volgens deze gegevens is geen enkele persoon eigenaar van een smartshop en een coffee- of growshop. Wel bezitten enkele eigenaren meerdere winkels. In twee gevallen heeft een eigenaar twee growshops. Eénmaal doet zich de combinatie coffeeshop en growshop voor, terwijl één eigenaar van twee smartshops in Maastricht tevens een smartshop in Sittard en nog één in Roermond heeft. Daarnaast adverteert deze eigenaar samen met een eigenaar van een smartshop in Eindhoven in weekbladen en onderhouden zij een gezamenlijke website op internet.
50
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Quick scan Centrale Recherche Informatie De Centrale Recherche Informatie (CRI) heeft op verzoek van de tweede Werkgroep in mei 2000 een quick scan uitgevoerd naar criminele betrokkenheid bij de smartshopbranche in 16 politieregio's (Werkgroep Smart Shops II 2001). Op basis van de onderzoekgegevens uit deze regio’s, afkomstig van een kernteam en de Unit Synthetische Drugs (USD) en enkele gesprekken met betrokkenen meldt de CRI de volgende bevindingen:7 • De regio’s Groningen en Maastricht geven aan dat het moeilijk zou zijn een scheidslijn te trekken tussen smartshops en het coffeeshopmilieu: beheerders/exploitanten van smartshops zouden namelijk vaak voortkomen uit de coffeeshopbranche. • Het blijkt dat smart-, eco- en growshops in de regio Groningen ook werkzaam zijn in de softdrugsbranche. Van de beheerders van de coffeeshops en smart-, eco- en growshops zou 60% tot 70% een ruim aantal criminele antecedenten hebben. Bij meer dan 60% van de shops in deze branche zouden softdrugs worden verkocht. Er zouden tevens ongebruikelijke financiële transacties zijn voorgekomen. Informatie dat deze bedrijven zich met witwaspraktijken bezighouden ontbreekt echter. • Van tien beheerders/exploitanten van smartshops verspreid over vijf regio’s is bekend dat zij criminele antecedenten hebben (art.2 en 3 Opiumwet; en art. 310 (diefstal), 141 (gezamenlijke openlijke geweldpleging) en 180 (wederspannigheid) Wetboek van Strafrecht). In de regio Limburg Zuid wordt niet uitgesloten dat sommige smartshops als dekmantel dienen voor witwas praktijken. • De gegevens over de verkoop van drugs in smartshops zijn uitgesplitst naar drie categorieën: 1. softdrugs (cannabisproducten), 2. harddrugs en 3. illegale stoffen, zoals 4-MTA, 2CT2, 2CT1, GHB en de (versnijdings)middelen mannitol en coffeïne. Uit de ontvangen gegevens blijkt dat: zes politieregio’s melding maken van verkoop van softdrugs in smartshops; vier regio’s melding maken van verkoop van harddrugs vanuit smartshops, waaronder tenminste eenmaal 7
Bij alle resultaten van dit onderzoek moet echter worden opgemerkt dat de respons landelijk gezien vooralsnog onvoldoende is, waardoor de quick scan als indicatief moet worden beschouwd. Oorzaken van de geringe respons zijn het ontbreken van prioriteit voor het onderwerp bij de politie en het ontbreken van centraal (en regionaal) geregistreerde gegevens.
Risicofactoren
51
•
XTC (nadere specificaties ontbreken); en zeven regio’s melding maken van verkoop in smartshops van verboden stoffen (het betrof hier zeven verschillende incidenten). Blijkens het Drugs Situatie Rapport over 1999 van het Bundeskriminalamt (BKA) in Wiesbaden zijn in 1999 in Duitsland in 395 gevallen psilocybine bevattende paddestoelen in beslag genomen, waarbij vast kwam te staan dat de herkomst Nederland was.
Hoewel een aantal beheerders/exploitanten criminele antecedenten heeft, concludeert de CRI op basis van deze inventarisatie dat georganiseerde criminaliteit binnen de smartshopsector niet kon worden vastgesteld.
5.4
Growshops
Het aantal growshops is sinds begin jaren negentig sterk toegenomen. In dezelfde periode blijkt de teelt van wiet een enorme bloei door te maken (Bovenkerk en Hogewind 2002). In 1993 spreekt Jansen al van een 'Groene Lawine' wanneer hij het heeft over de explosieve ontwikkeling van de inpandige wietteelt in Nederland. Deze groei blijkt ook uit het aanbod van cannabis in coffeeshops. De hoeveelheid wiet die in de periode 1996 tot en met 2001 tijdens de ontmantelingen van hennepkwekerijen in beslag is genomen, is ieder jaar toegenomen. Werden in 1996 nog 658 kwekerijen ontmanteld, in 2001 is dit gestegen tot 2.395, terwijl in 2002 voor het eerst een stabilisatie is opgetreden (Van der Heijden 2003). Recentere gegevens ontbreken. Wel heeft het College van procureurs-generaal in 2003 naar aanleiding van het onderzoeksrapport Hennepteelt in Nederland van Bovenkerk en Hogenwind (2003) een inventarisatie laten uitvoeren onder de regiokorpsen naar de betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit bij de teelt van hennep (Openbaar Ministerie 2004). Zestien van de 24 regiokorpsen die aan deze inventarisatie hebben meegewerkt, geven aan dat in hun regio georganiseerde misdaadgroepen betrokken zijn bij de hennepteelt.8 Vijf regiokorpsen geven aan daadwerkelijk georganiseerde verbanden in kaart te hebben gebracht. De bij de hennepteelt betrokken georganiseerde misdaadgroepen richten zich voornamelijk op het faciliteren van thuisteelt (plantages van circa 300 8
Eén regiokorps heeft niet gerespondeerd.
52
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
planten), waarbij het gaat om zowel de aanlevering en installatie van teeltbenodigdheden, het aanleveren van stekjes, als het opkopen van de oogst. Deze misdaadgroepen zijn voornamelijk lokaal actief, veelal in niet meer dan één of twee woonwijken. Andere georganiseerde misdaadgroepen richten bedrijfsruimten of schuren in als grote plantages (meer dan 1000 planten). Zij verplaatsen hun activiteiten van regio naar regio om zo de pakkans te verkleinen. Uit de inventarisatie blijkt verder dat growshophouders en woonwagenbewoners relatief vaak zijn betrokken bij het faciliteren van de thuisteelt. In negen van de 24 politieregio's is hierbij sprake van actieve betrokkenheid van growshophouders. Zij zorgen bijvoorbeeld voor de levering en aansluiting van apparatuur, de stroomvoorziening en de levering van stekjes. Een enkele maal financieren zij de kwekerijen. Over de afzet van de hennep is in de meeste politieregio's weinig bekend. Indien de bestemming wel bekend is dan blijkt dit meestal een coffeeshop te zijn. In diverse regio's blijkt de hennep ook te worden verkocht aan de growshops waar ook de benodigdheden voor de teelt zijn verkregen. Het beeld is echter verre van volledig. Ondanks het feit dat er de afgelopen jaren jaarlijks tot wel ruim twee duizend kwekerijen zijn ontmanteld, heeft de opsporing van hennepteelt geen hoge prioriteit gehad.9 Langdurig, diepgaand onderzoek naar hennepteelt vindt nagenoeg niet plaats. De informatiepositie van de politie over de hennepteelt is daarom waarschijnlijk beperkt. In de Cannabisbrief (TK 2003-2004, 24 077) is de strafrechtelijke aanpak door het OM van de criminele betrokkenheid van growshops bij de grootschalige teelt van nederwiet één van de belangrijkste beleidsvoornemens.
9
Geschat wordt dat er in 2002 2.315 wietkwekerijen zijn ontmanteld en 2.395 in 2001 (Van der Heijden 2003). In de periode daarvoor (1996-2000) liggen de aantallen lager, maar stijgen van 658 in 1996 tot 1.805 in 2000. De schattingen zijn gebaseerd op de opgaven van regiokorpsen over de aantallen ontmantelde wietkwekerijen. Niet alle regiokorpsen verstrekken echter deze gegevens jaarlijks aan het KLPD. Om een ontwikkeling te kunnen weergeven zijn de gegevens gewogen. Aan de hand van deze wegingsfactoren zijn jaarlijks de landelijke totalen geschat.
Risicofactoren
53
5.5
Facilitators
Criminele (softdrugs)organisaties blijken in staat te zijn in meerdere settings te opereren (Kleemans 2002). Dit wijst op het bezit van een grotere organisatiegraad en grotere vaardigheden en competenties bij groepen dan bij delictspecifieke activiteiten. Naast de settings waarin organisaties werkzaam zijn wordt gewezen op het belang van ‘facilitators’ die hun diensten kunnen verlenen aan criminele samenwerkingsverbanden, zoals documentenvervalsers, transporteurs, BV-makelaars, geldwisselaars en financiële adviseurs. Deze facilitators kregen tot voor kort weinig prioriteit in opsporingsonderzoeken, omdat zij in het traditionele denken laag in de hiërarchie van criminele organisaties werden geplaatst. Dit is ook niet verwonderlijk, omdat facilitators hun activiteiten vaak verrichten in de periferie van criminele samenwerkingsverbanden (Kleemans 1998). Kenmerken Het is van belang om inzicht te krijgen in de vraag wat de functie van facilitators in de cannabissector kan zijn en waarom ze belangrijk kunnen zijn voor het verloop van criminele processen. De vier kenmerken die dikwijls in verband worden gebracht met het begrip facilitator zijn: 1. de activiteiten zijn cruciaal voor de logistiek; 2. er wordt een brug geslagen tussen de ‘onderwereld’ en de ‘bovenwereld’; 3. de facilitator is moeilijk vervangbaar; 4. er worden diensten geleverd aan meerdere criminele groepen. Allereerst is het van belang dat facilitators een oplossing bieden voor bepaalde logistieke knelpunten waar criminele samenwerkingsverbanden tegenaan lopen. Zij voeren namelijk activiteiten uit die criminele samenwerkingsverbanden zelf niet kunnen of niet willen uitvoeren. Niet kunnen uitvoeren, omdat de benodigde kennis, vaardigheden of contacten ontbreken (bijvoorbeeld: financiële of juridische kennis, de kennis en vaardigheden om documenten te vervalsen of de contacten om aan voorraden cannabis te komen). Niet willen uitvoeren, omdat het risico van bepaalde activiteiten te groot is (bijvoorbeeld het zelf verzorgen van het transport van hasj of het zelf wisselen van geld).
54
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Facilitators bieden dus een oplossing voor bepaalde logistieke knelpunten. Deze knelpunten kunnen verschillen per criminele activiteit. Zo zijn (moeilijk verkrijgbare) precursoren essentieel voor de productie van synthetische drugs, terwijl goede paspoortvervalsingen mensensmokkel een stuk eenvoudiger maken. De informatie die momenteel beschikbaar is, geeft hierover voor de cannabisbranche weinig inzicht. Ongebruikelijke transacties Een andere risicofactor in de cannabisbranche is de mogelijkheid van witwaspraktijken en de mogelijkheid dat verdiende winsten worden doorgesluisd naar het buitenland. Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) constateert in het algemeen een toenemend aantal 'verdachte' transacties (2003).10 Ongebruikelijke en verdachte transacties komen echter vooral voor in de banksector, bij creditkaartmaatschappijen en bij geldwisselkantoren en niet zozeer in de detailhandel of de horeca, waartoe onder meer de bedrijven in de cannabisbranche worden gerekend. In de cannabisbranche ligt het risico vooral bij de zogenoemde money transfers, en dan voornamelijk bij de bancaire money transfer. Deze komen met name voor in de Turkse gemeenschap in Nederland. Enkele Turkse banken met filialen in Nederland bieden cliënten de mogelijkheid om money transfers van en naar Turkije te sturen via een tussenrekening van de bank zelf. Deze dienst staat bekend als beschikbaarstelling. Het product wordt vooral gebruikt om geld aan familie te sturen, maar is natuurlijk ook geschikt om zwart of crimineel geld weg te sluizen, dan wel illegale activiteiten te financieren. Een belangrijk aspect is hierbij het ontbreken van een papertrail, hetgeen wel aanwezig is bij de zogenoemde provider money transfer, die verloopt via geregistreerde, officiële instellingen. Ook het feit dat in landen de identificatieplicht voor gebruikers van money transfers ontbreekt, speelt hierbij een rol (MOT 2003). Sinds 1999 tekent zich een duidelijk 10
Vanaf 1 juni 2003 is de voor financiële instellingen reeds lang bestaande antiwitwaswetgeving ook van toepassing op notarissen, advocaten, belastingadviseurs, accountants, bedrijfseconomische adviseurs en makelaars/bemiddelaars in onroerende zaken. In Nederland geschiedt implementatie doordat twee bestaande wetten vanaf 1 juni 2003 ook van toepassing zijn op deze dienstverleners. Het betreft de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties. Vanaf dat moment zijn genoemde dienstverleners verplicht om cliënten te identificeren, identiteitsgegevens vast te leggen en transacties met een ongebruikelijk karakter door te geven aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
Risicofactoren
55
stijgende lijn af in het aantal ongebruikelijke money transfer transacties dat door het MOT is geregistreerd. De beschikbare informatie biedt over de betrokkenheid van de cannabissector hierbij weinig tot geen inzicht.
56
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
6.
CRIMINALITEIT
De belangrijkste Nederlandse drugswet is de Opiumwet. Sinds 1976 maakt de Opiumwet onderscheid tussen drugs met onaanvaardbare risico’s (officieus ‘hard drugs’ genaamd) en cannabisproducten (officieus ‘soft drugs’ genaamd). De Opiumwet omvat eveneens bepalingen ter bestrijding van de drugshandel. De geregistreerde opsporingsonderzoeken naar meer ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit blijken de laatste jaren in meerderheid gericht te zijn op drugswetcriminaliteit: productie en transport van en vooral handel in drugs (Meijer e.a. 2003). Hierbij gaat het met name om handel in harddrugs (cocaïne en heroïne, productie van harddrugs (XTC), productie van softdrugs (wietkwekerijen) en minder om de handel in softdrugs (hasj). In het Wetboek van Strafrecht zijn verder maatregelen opgenomen op het gebied van het in beslag nemen van illegale goederen en het voorkomen en vervolgen van het witwassen van geld. Het doel is om het voor misdaadorganisaties moeilijker te maken de opbrengsten van hun illegale activiteiten te behouden. In 1993 trad de zogenaamde wet ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in werking. In datzelfde jaar werd de wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen uitgebreid, zodat van criminelen gemakkelijker de illegale opbrengsten kunnen worden afgenomen. Het resultaat van de toepassing van de inbeslagnemingmaatregelen beantwoordde – voor de vijfjarige periode tussen 1993 en 1998 echter niet aan de oorspronkelijke verwachtingen (Meloen e.a. 2003). De overheid had gerekend op 50 miljoen euro, maar slechts een vijfde ervan werd binnengehaald. Officieren van justitie hebben moeite te bewijzen wat de illegale activiteiten van de criminelen hebben opgebracht. Gerechtelijke procedures zijn lang en het blijkt bijzonder lastig om vooral de grote criminelen iets ten laste te kunnen leggen.
6.1
Organisatievormen
Cannabishandel, zeker de grensoverschrijdende groothandel in hasj, vereist een zekere vorm van organisatie. De KLPD schat dat er Criminaliteit
57
jaarlijks zo'n 200 tot 250 ton hasj wordt aangevoerd vanuit het buitenland (Van der Heijden 2003). Het grootste deel hiervan wordt echter doorgevoerd naar het buitenland. De omvang van deze transito wordt geschat op 130-170 ton, terwijl hooguit 16 ton van de aangevoerde hasj in Nederland wordt geconsumeerd. Deze met name door de coffeeshops gedistribueerde hasj is ongeveer 10% van de totale hoeveelheid hasj die op een willekeurig moment in Nederland aanwezig is. De conclusie van Kleemans e.a. (2002) dat de georganiseerde criminaliteit in Nederland een sterk transitkarakter heeft lijkt bij uitstek te gelden voor de illegale hasjhandel. De vraag is echter in hoeverre het illegaal handelen (in samenwerkingsverband) in de cannabissector gerekend kan worden tot de ‘georganiseerde criminaliteit’. Is een coffeeshophouder die voor het bevoorraden van de coffeeshop een zakelijke relatie onderhoudt met een handelaar in softdrugs onderdeel van een criminele organisatie? Wanneer georganiseerde criminaliteit wordt opgevat als een alternatieve overheid die op bepaalde territoria of in bepaalde sectoren een geweldsmonopolie heeft gevestigd (Bovenkerk 2001), moet de conclusie volgens Kleemans e.a. (2002) luiden dat er in Nederland zeer waarschijnlijk geen georganiseerde criminaliteit voorkomt. Het is daarom een legitieme vraag of de geldende definitie van Fijnaut (PEO 1996) geschikt is om toe te passen in de cannabisbranche of dat deze wellicht een aanpassing behoeft. Van Dijk (2002) is bij een onderzoek naar mensenhandel nagegaan in hoeverre de onderzochte zaken zijn te toetsen aan de definities van en criteria voor georganiseerde criminaliteit, zoals gehanteerd door Fijnaut (PEO 1996), de Raad van Europa (De Vette e.a. 2001) en Klerks (2000). Op een vergelijkbare wijze zou de georganiseerde criminaliteit in de cannabisbranche nader omschreven kunnen worden. De onderzoeksgroep Fijnaut verstaat onder georganiseerde criminaliteit: 'groepen van personen die primair zijn gericht op illegaal gewin, systematisch misdaden plegen met ernstige gevolgen voor de samenleving en in staat zijn deze misdrijven op betrekkelijk effectieve wijze af te schermen, in het bijzonder door de bereidheid te tonen fysiek geweld te gebruiken of personen door corruptie uit te schakelen'. Hierbij is de illegale markt van goederen en diensten de conditio sine qua non voor georganiseerde criminaliteit (Bersten 1990, Bovenkerk e.a 1996). De illegale goederen en diensten die worden geleverd, ook aan de bovenwereld, kunnen worden gezien als de krachtige motor die de georganiseerde criminaliteit haar dynamiek geeft. In de discussies over 58
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
de aard van de georganiseerde criminaliteit komt telkens het geweldsaspect terug. De Raad van Europa (De Vette e.a. 2001) heeft criteria geformuleerd waarmee kan worden vastgesteld of sprake is georganiseerde criminaliteit zonder dat geweld of andere intimidatiemiddelen een rol hoeven te spelen. Gesproken wordt van een crimineel samenwerkingsverband als er is voldaan aan tenminste zes van de 11 criteria. In ieder geval moet er sprake zijn van de volgende vier basiscriteria: • het criminele samenwerkingsverband bestaat uit meer dan twee personen; • het criminele samenwerkingsverband is van structurele aard; • op de gepleegde misdrijven staat een strafmaat van minimaal vier jaar; • het (beoogde) wederrechtelijk verkregen vermogen is groter dan 225.000 euro. Daarnaast moet er minimaal sprake zijn van de aanwezigheid van twee van de overige criteria: • tussen leden van het samenwerkingsverband bestaat een specifieke taakverdeling; • binnen het samenwerkingsverband worden sancties toegepast om gehoorzaamheid te handhaven; • het samenwerkingsverband is internationaal actief; • het samenwerkingsverband maakt gebruik van geweld of andere intimidatiemiddelen; • het samenwerkingsverband maakt gebruik van rechtspersonen en/of legale branches; • criminele inkomsten worden witgewassen; • het samenwerkingsverband maakt gebruik van corrumperende contacten. Verschillende niveaus Volgens Van Dijk (2002) kan er verder sprake zijn van samenwerking op verschillende niveaus. Voor de mensenhandel worden daarbij drie niveaus onderscheiden, die globaal gezien ook voor andere vormen van criminaliteit kunnen worden gebruikt. Dit levert voor de handel en productie van softdrugs het volgende beeld op.
Criminaliteit
59
Als eerste is er de ‘solist’: één persoon is hier verantwoordelijk voor de productie en de distributie (op kleine schaal) van softdrugs. Het gaat hier dan voornamelijk om thuisdealers. Ten tweede is er de ‘geïsoleerde criminele groep’: dit is een groep met twee of meer leden, die het hele cannabistraject voor haar rekening neemt, contact heeft met afnemers in de cannabisbranche maar geen aantoonbare contacten heeft met andere verdachten en/of groepen die zich met cannabishandel bezig houden. De hoofdverdachten beheren vaak zelf een hennepkwekerij, een growshop of een coffeeshop. Ten derde zijn er de ‘criminele netwerken’: de criminele netwerken voldoen aan de beschrijving van criminele macro-netwerken, zoals weergegeven in het onderzoek van Klerks (2000): “In deze ongedifferentieerde criminele infrastructuur is in principe iedereen via een of meer tussenpersonen met iedereen verbonden. Er bestaan evenwel duidelijke clusters op basis van geografische nabijheid, familiebanden, vriendschappen, handelsketens en onderling verwante activiteiten”. Ook Kleemans e.a. (2002) spreken van een soort clustering van criminele activiteiten, vooral als het gaat om meer internationaal opererende netwerken. Zij spreken bewust van netwerken gezien het feit dat criminele groeperingen nogal eens van samenstelling veranderen door sterfgevallen of gevangenisstraffen, die bovendien vaak per criminele gelegenheid verschillende coalities vormen. Kanttekeningen Bij dit beeld passen twee kanttekeningen. In de eerste plaats zijn er criminele groepen die ‘gespecialiseerd’ zijn in een specifieke regio. Zij pakken binnen deze regio de zich er voordoende mogelijkheden op. Deze groepen zijn daarmee veelzijdig, maar voor het overige niet in staat hun armslag buiten de regio te vergroten. In de tweede plaats zijn er groepen die naast hun specialisme ook andere illegale activiteiten verrichten. Er is zowel in geografische zin als naar type illegale markt sprake van een verdere verbreding van de activiteiten (Kleemans e.a. 2002). In het geval van de cannabishandel ontstaan clusters rondom de productie van softdrugs (hasj in het buitenland, wietteelt in Nederland), het vervoer naar Nederland, de opslag in Nederland en de distributie (verkoop) naar de coffeeshops. Het aantal betrokkenen kan door de verschillende stadia in productie
60
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
en distributie groot zijn. De coffeeshopeigenaar hoeft echter niet per definitie onderdeel van een criminele organisatie te zijn.
6.2
Groothandel
De groothandel in softdrugs is, welhaast per definitie, grotendeels in handen van de georganiseerde misdaad. Gebruik van softdrugs wordt immers tot een zeker quantum gedoogd, terwijl de handel daarin door politie en justitie dient te worden aangepakt. Aangezien de handel in softdrugs niet door de overheid wordt gereguleerd, gebeurt dat door de coffeeshopbranche en handelaren in softdrugs zelf. De georganiseerde softdrugshandel is niet nieuw en heeft diepe wortels in de Nederlandse samenleving. Begin jaren negentig zijn in Nederland diverse zogenoemde drugsbaronnen actief. Zij importeren op grote schaal softdrugs vanuit het buitenland. De Bruinsma-clan was de eerste groep die met behulp van geweld een weg naar de top van de (internationale) hasjgroothandel vond. Bruinsma had het organisatietalent om zowel een criminele 'harde kern' van tien man aan te sturen als een groot aantal legale activiteiten te ontplooien (PEO 1996). Klerks (2000a) beschrijft in zijn dissertatie 'Groot in de hasj' één middelgrote tot grote Nederlandse drugsorganisatie die opereert in het schemergebied van legale en illegale praktijken. De bevindingen van Klerks komen overeen met de resultaten van de onderzoeksgroep Fijnaut (Bovenkerk 1996) en het eerste monitorrapport van het WODC (Meijer 2003): geen stabiele hiërarchie in de samenwerking, wel handig opereren in diverse netwerken, zoals de ‘vrije’ scheepswereld, de plaatselijke drugsscenes en de internationale drugsdistributienetwerken. Klerks concludeert verder dat in het functioneren van de groep weinig overeenkomsten zijn met de manier waarop de drugsmafia internationaal gezien (VS, Italië) opereert. Evenmin is er volgens hem sprake van eigen rechtspraak of van het corrumperen van overheidsfunctionarissen. In de (populaire) misdaadjournalistiek zien we meerdere voorbeelden van georganiseerde criminaliteit (Bruinsma, Charles Z., De Hakkelaar) die actief zijn in de groothandel van softdrugs op een wijze zoals door Klerks is beschreven. Ook in de onderzoeksrapportages naar georganiseerde criminaliteit in Nederland wordt veel gebruik gemaakt van praktijkvoorbeelden. Het rapport van Kleemans (2002) is bijvoorbeeld grotendeels gebaseerd op 29 casestudies van opsporingsCriminaliteit
61
onderzoeken uit de periode 1996 tot begin 2002. In slechts enkele van deze zaken is er sprake van grootschalige (internationale) handel in cannabis. In een enkel geval blijkt de cannabisbranche zelf, via de 'achterdeur', actief te zijn betrokken bij deze vorm van georganiseerde criminaliteit.1 Verschuiving Wat opvalt in de opsporingsonderzoeken is de verschuiving van de handel in cannabis naar XTC (Kleemans e.a. 2002). In veel casussen zouden de betrokkenen in het verleden hebben gehandeld in softdrugs, terwijl een groot deel nu (ook) betrokken is bij de productie en handel in XTC. Dit blijkt tevens uit een onderzoek van Meijer e.a. (2003), waarin onder meer de georganiseerde drugscriminaliteit op basis van informatie uit opsporingsonderzoeken is onderzocht. De soorten drugs die eruit springen zijn cocaïne, synthetische drugs en hasj. Meijer e.a. stellen vast dat het aantal opsporingsonderzoeken naar softdrugs in de periode 1998-2001 sterk afneemt. Met name opsporingsonderzoeken naar de handel in softdrugs nemen jaarlijks af, terwijl onderzoeken naar de productie van softdrugs, met name wietkwekerijen, zijn toegenomen. Daarnaast is het aantal opsporingsonderzoeken naar XTC sterk gestegen. Vooral in 2001 nemen de synthetische drugs met 79 van de in totaal 146 opsporingsonderzoeken in dat jaar een fors deel voor hun rekening. Er zijn verder nauwelijks zaken aangetroffen waarbij de criminele activiteit van daders beperkt blijft tot één categorie van misdrijven. Daders lijken in de eerste plaats geïnteresseerd in de illegaal te behalen voordelen en minder in het soort drugs waarmee dat wordt behaald. Gevolg is wel dat de verschuiving van "de bevoorrading van coffeeshops naar handel en productie in cocaïne en XTC" een professionalisering en schaalvergroting van de samenwerkingsverbanden met zich heeft meegebracht (Klerks 2000b). In opsporingsonderzoeken naar meer ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit komen softdrugs in de onderzochte periode in één op de vier tot twee op de vijf gevallen voor (Meijer e.a. 2003).
1
Zo runden twee verdachten uit een crimineel samenwerkingsverband twee coffeeshops om op deze wijze zelf geïmporteerde softdrugs aan de man te kunnen brengen (Kleemans 2002, casus 52).
62
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
6.3
Distributie
Georganiseerde criminaliteit speelt zich in toenemende mate af in transnationale vorm (Klerks 2000b, Williams 2001). De landen waarin men opereert vervullen bepaalde rollen: als thuisland (veilige haven, rekruteringsbasis); als gastland en afzetmarkt; als logistiek doorvoerland; of als serviceland (paspoorten, wapens, belastingparadijzen). De transporteurs (en hun bedrijven), die er voor zorgen dat hasj naar Nederland en vervolgens naar distributiekantoren en andere landen wordt doorgesluisd, hebben volgens een onderzoek van KPMG (2000) naar de rol van de georganiseerde criminaliteit in de transportsector vaak geen andere functie binnen de georganiseerde criminaliteit. Uit voorzorg worden de personen van de diverse onderdelen strikt gescheiden gehouden. De transporteur wordt betaald voor zijn diensten en is verder niet betrokken bij de organisatie en verdere distributie. Met name in Marokkaanse kringen is het gebruikelijk om de transporteur te betalen in natura, vaak verdovende middelen, die hij dan zelf weer op de markt kan brengen. Uit het KPMG-rapport blijkt niet of ook ondernemers in de cannabisbranche hierbij zijn betrokken. Hasj Enkele geïnterviewde eigenaren van buiten de randstad gevestigde coffeeshops zeggen de hasj af te nemen bij in- en verkoopkantoren in het westen van het land. Volgens een andere sleutelinformant zijn de verkoopkantoren in handen van de tussenhandel. Bovendien zouden in alle regio's verkoopkantoren zijn gevestigd. Voor de grote importeurs zou de hasjhandel geen interessante markt meer zijn. Hiervoor zijn diverse redenen. De hasjhandel was voorheen in handen van een beperkt aantal grote handelaren. Nu in de tussenhandel meer personen actief zijn, is de concurrentie ook groter geworden en de verdiensten lager. Daarnaast is de vraag naar hasj de afgelopen tien jaar sterk afgenomen door de toenemende vraag naar en populariteit van (neder)wiet. De kwaliteit van (neder)wiet is volgens gebruikers toegenomen. Momenteel verkopen de coffeeshops dan ook meer wiet dan hasj. De wiet lijkt de marktverhoudingen voorgoed te hebben veranderd. De coffeeshophouders hebben hierdoor een onafhankelijkere marktpositie gekregen.
Criminaliteit
63
Wiet Het aanbod van wiet komt onder meer van een groot aantal (thuis)kwekers, die de drugs bij de coffeeshops aanbieden. De thuiskwekers doen dit volgens de coffeeshophouders in kleine hoeveelheden.2 Daarnaast zijn er grotere kwekers, door Bovenkerk en Hogewind (2002) grote zelfstandige kwekers en bedrijfsmatige grootproducenten genoemd, die eveneens aan coffeeshops leveren. Tevens onderscheiden zij organisatoren van bedrijfsmatige thuisteelt die overeenkomsten afsluiten met enkele tot tientallen particulieren die bereid zijn ruimte voor huisteelt ter beschikking te stellen. Met name bij deze laatste categorie wordt de kans op ontwikkeling van georganiseerde misdaad het grootst geacht. Vaak zijn hier ook personen bij betrokken die behoren tot de reeds bestaande onderwereld en al beschikken over een (langdurige) criminele carrière. Familiebanden Halverwege de jaren negentig stromen de aanwijzingen binnen dat Marokkanen zich in Nederland in een groot aantal steden (waaronder Amsterdam en Venlo) met de handel in hasj bezighouden. Tevens zouden de organisaties in kwestie hele ketens van coffeeshops, shoarmazaken en broodjeswinkels bezitten en van drugs voorzien (PEO 1996).3 Hierbij blijken de familiebanden, zoals we die bijvoorbeeld ook 2
3
Dit blijkt ook te gebeuren tijdens interviews met coffeeshophouders. Het aanbod van cannabis door thuiskwekers lijkt doorlopend plaats te vinden. Dit doet zich zowel ter plaatse als telefonisch voor. De aangeboden hoeveelheid varieert van enkele tientallen tot enkele honderden grammen. De geïnterviewde coffeeshopeigenaren zeggen allen een voorkeur te hebben voor het aanbod van kleinschalige thuiskwekers. De kwaliteit van de wiet is volgens hen beter. De planten worden door kleine thuiskwekers met meer zorg gekweekt en zorgvuldiger geoogst, dan bij grote kwekers het geval is. Bovendien willen zij het aanbod in de coffeeshop gevarieerd houden, en, in verband met regelgeving en houdbaarheid van de producten, niet over een te grote handelsvoorraad beschikken. Sommige coffeeshophouders hebben bijna een volledige dagtaak aan het afhandelen van het aanbod van cannabis en het op peil houden van hun voorraad. Een voorbeeld uit de Enquêtecommissie Inzake Opsporing (Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden 1996): Groep B handelt hoofdzakelijk in hasj. Deze hasj wordt in samenspraak met allochtone compagnons rechtstreeks in het bronland opgehaald dan wel in een voor haar veiliger land in de buurt. Partijen die voor de binnenlandse markt of voor de aangrenzende landen zijn bestemd, worden in Nederland op één of meer plaatsen verborgen. In Nederland worden delen van de partijen zo snel mogelijk - bij voorkeur met eigen vervoer gedistribueerd over een vijftal netwerken van coffeeshops, geconcentreerd in het westen van het land. De groep beschikt ook zelf over een aantal (horeca)gelegenheden waar drugs (kunnen) worden verhandeld. In dit geval is er sprake van een verticale integratie van criminele activiteiten.
64
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
aantreffen in de cannabisbranche in Venlo (zie hoofdstuk 7) en in Utrecht, een functie bij de verspreiding te vervullen. Personen die betrokken zijn bij de import, stimuleren familieleden om mee te doen aan de groothandel en die doen weer een beroep op hun familienetwerk om mensen te vinden die hun huis als stash-ruimte (opslagplaats van de cannabisvoorraad) willen verhuren. Weer een ander familielid kan als koerier dienen om de coffeeshop via de achterdeur van een nieuwe voorraad hasj te voorzien.
6.4
Resumé
Uit opsporingsonderzoeken en literatuur blijkt dat bij de grootschalige handel in hasj en de bedrijfsmatige productie van nederwiet sprake is van georganiseerde criminaliteit. In hoeverre de georganiseerde criminaliteit is doorgedrongen in de cannabisbranche is op grond van de beschikbare literatuur en registratiegegevens echter niet vast te stellen. Het voorgaande geeft wel indicaties. Het zijn echter incidentele gevallen op basis van casuïstiek en krantenberichten. Structurele betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit in de branche, waarbij personen systematisch ernstige misdaden plegen en zij bovendien in staat zijn deze misdrijven af te schermen door te dreigen met fysiek geweld, is niet overtuigend aangetoond. Ook als we uitgaan van de definitie van De Raad van Europa (De Vette e.a. 2001), waarbij er sprake is van een crimineel samenwerkingsverband als tenminste twee personen structureel misdrijven plegen waarvoor een strafmaat van minimaal vier jaar geldt en een (beoogde) wederrechtelijk verkregen vermogen van tenminste 225.000 euro, dan is de huidige beschikbare informatie onvoldoende om te kunnen concluderen dat hiervan in de cannabisbranche sprake is. Een deel van de growshophouders lijkt nog het dichtst in de buurt te komen van deze kwalificatie. In verschillende regio's wordt door de politie vermoed dat zij met name zijn betrokken bij de wietteelt. Of zij naast een faciliterende functie in de vorm van het leveren van apparatuur en het leveren van stekken, tevens zijn betrokken bij de financiering of de organisatie van de bedrijfsmatige wietteelt is niet bekend. Onduidelijk is met andere woorden of zij deel uit maken van een crimineel samenwerkingsverband. Verder is onduidelijk in hoeverre er sprake is van verschillende organisatievormen van criminaliteit in de cannabisbranche. Hiervoor zou van de in de cannabissector actieve personen moeten worden nagegaan Criminaliteit
65
of zij zich schuldig hebben gemaakt aan het systematisch plegen van misdaden, waarvoor een strafmaat van tenminste vier jaar staat. In de casestudies van Venlo (hoofdstuk 7) en Amsterdam (hoofdstuk 8) is gebruik gemaakt van de gegevens van het justitiële documentatiesysteem (JDS), waarin wordt bijgehouden van welke delicten een persoon is verdacht en tevens informatie is opgenomen over de afdoening van de strafbare feiten. Hiervoor is gekozen omdat in dit systeem ook de duur van de detentie staat, hetgeen van belang is in verband met de ernst van het gepleegde feit. Om vervolgens daadwerkelijk te kunnen bepalen of er sprake is van georganiseerde criminaliteit is hierbij tevens aanvullende informatie uit onderzoeken van opsporingsdiensten nodig, vergelijkbaar met de uitvoering van de WODC-monitor over georganiseerde criminaliteit. Deze informatie is momenteel echter niet voldoende voorhanden.
66
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
7.
VENLO
In dit hoofdstuk wordt allereerst een schets gegeven van het coffeeshopbeleid en de drugsoverlast in Venlo. Vervolgens wordt een overzicht gepresenteerd van de omvang, organisatiestructuur en ondernemers van de coffee-, grow- en smartshops in Venlo aan de hand van de gegevens van de Kamer van Koophandel, het Kadaster en berichten in kranten en tijdschriften. Ook is gebruik gemaakt van informatie uit gesprekken met betrokkenen bij de cannabisbranche in Venlo, zoals medewerkers van politie en justitie, gemeente en coffeeshophouders. Verder wordt een beschrijving gegeven van de risicofactoren met betrekking tot de (georganiseerde) criminaliteit. 7.1
Situatieschets
Sinds begin jaren negentig is in het centrum van Venlo sprake van overlast door de handel in en het gebruik van softdrugs. In de nota Sluitingsbeleid Koffieshops wordt gesproken over 39 coffeeshops waarvan het vermoeden bestaat dat de exploitant zich niet alleen beperkt tot het verstrekken van dranken en kleine eetwaren, maar tevens softdrugs verhandelt (Gemeente Venlo 1991). De overlast bestaat uit: parkeerproblemen door lukraak geparkeerde voertuigen en overlast van druk verkeer; samenscholingen van bezoekers in de omgeving van de coffeeshops met als gevolg geluidsoverlast; in portieken en tegen gevels urinerende bezoekers die buurtbewoners die hierover opmerkingen maken uitschelden; onveiligheidsgevoelens onder de bewoners; en economische schade door teruglopende klandizie bij de detailhandel. In de nota wordt voorgesteld een Overlastverordening in te voeren, waarin een nieuw vergunningensysteem voor de vestiging en exploitatie van coffeeshops wordt geïntroduceerd. Vergunningensysteem Het vergunningensysteem biedt de gemeente onder meer mogelijkheden nieuwe aanvragen te weigeren, maar ook om aan een vergunning voorschriften te verbinden over bijvoorbeeld de openingsen sluitingstijden of inrichtingeisen. Daarnaast worden voorwaarden gesteld die een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat
Venlo
67
of een gegronde vrees daarvoor dienen te voorkomen. Dit zou onder andere het geval zijn als de openbare orde wordt aangetast door criminele activiteiten. Een jaar na invoering van de Overlastverordening Horeca blijken zes coffeeshops definitief te zijn gesloten,1 met name door het streng toepassen van de bepalingen in de leefmilieuverordeningen en het bestemmingsplan (Gemeente Venlo 1992). Verder wordt in vijf gevallen een vergunning geweigerd en staken zeven beheerders de exploitatie van de coffeeshop. Weer een jaar later blijken er door sluitingen en het intrekken van vergunningen nog tien coffeeshops te zijn met een overlastvergunning (Gemeente Venlo 1993). Begin 1995 wordt gesteld dat het doel van de verordening, het terugdringen van de overlast, grotendeels is gehaald (Gemeente Venlo 1995). Op dat moment zijn er nog vijf coffeeshops die over een vergunning beschikken. Een aantal voormalige coffeeshops blijkt de bedrijfsvoering te hebben gewijzigd in een café of cafetaria. Vanaf die tijd telt Venlo vijf officieel gedoogde coffeeshops en diverse niet gedoogde verkooppunten, waar de verkoop van cannabis onverminderd wordt voortgezet. Enigszins eufemistisch wordt gesproken over aanwijzingen die er zouden zijn dat de handel in softdrugs vanuit deze panden wordt voortgezet. Overlast In de meeste gemeenten komt overlast van coffeeshops niet of nauwelijks voor of is dit niet afwijkend van de overlast van reguliere horecagelegenheden (Bieleman en Snippe 1999, Bieleman e.a. 2000). Door de grote aantallen Duitsers die hun cannabis in de binnenstad van Venlo kopen, wijkt de situatie hier echter sterk af van die in gemeenten met een vergelijkbare bevolkingsomvang, die meer in het binnenland zijn gelegen. Door de goede bereikbaarheid en het op relatief korte afstand gelegen dichtbevolkte Ruhrgebied, is Venlo een door Duitsers drukbezochte stad om te winkelen. In hun kielzog nemen zij een stroom veelal jeugdige drugstoeristen mee die met name afkomen op de in Venlo gevestigde verkooppunten van cannabis. Voor bezoekers en zeker voor Duitse (drugs)toeristen is het onderscheid tussen een gedoogde en niet-gedoogde coffeeshop niet altijd duidelijk. De niet-gedoogde verkooppunten van cannabis zijn 1
Voor de definitieve sluiting van een grote coffeeshop die zich over diverse panden uitstrekt, dient tot driemaal toe bestuursdwang te worden uitgeoefend, waarbij de laatste maal de toegangen tot de coffeeshop zijn dichtgemetseld.
68
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
veelal in de omgeving van de gedoogde coffeeshops gevestigd. De concentraties van verkooppunten zijn het grootst aan de Maaskade, in de Bolwaterstraat, Ginkelstraat en de hieraan grenzende straten; het zogenoemde Vierde Kwadrant ofwel Q4 (Gemeente Venlo 2001). De laatste jaren zijn echter veel van de niet gedoogde verkooppunten door de gemeente gesloten (Snippe e.a. 2004). Hektor In januari 2001 is de gemeente Venlo gestart met het drugsoverlastproject Hektor. Om tot een substantiële reductie van de (soft)drugscriminaliteit en drugsgerelateerde overlast te komen is een driesporenbeleid ontwikkeld (Gemeente Venlo 2001). Het eerste spoor is het handhavingtraject, gericht op de aanpak van drugsgerelateerde overlast en criminaliteit. Het tweede spoor bestaat uit het vastgoedtraject en is gericht op de beheersing en controle van onroerend goed dat in handen is van malafide eigenaren met als doel de herontwikkeling van het deel van de binnenstad, Q4, waar de drugshandel is geconcentreerd. Het laatste spoor betreft aanpassingen in het coffeeshopbeleid, waarbij vooral wordt gedacht aan de verplaatsing van enkele coffeeshops naar de periferie van de gemeente Venlo. Met de eigenaar van twee in de binnenstad gevestigde coffeeshops is afgesproken de beide shops in het najaar van 2004 te verplaatsen naar de periferie van Venlo. De verwachting is dat hiermee de overlast voor de bewoners in het centrum wordt teruggedrongen.
7.2
Kenmerken branche
Hieronder wordt achtereenvolgens ingegaan op het aantal ondernemingen, het aantal medewerkers en de organisatievorm van de ondernemingen in Venlo. De gegevens over deze shops zijn opgevraagd bij onder meer de Kamer van Koophandel en het Kadaster. Omvang Uit een inventarisatie van de coffee-, grow- en smartshops blijkt dat zich in Venlo vijf gedoogde coffeeshops bevinden, zeven smartshops2 en drie growshops (tabel 7.1). 2
In Venlo wordt doorgaans gesproken van headshops en niet van smartshops. Het is echter niet duidelijk in hoeverre het hier om 'zuivere' smartshops gaat. De indeling is afhankelijk van de goederen die worden aangeboden, maar in enkele zaken is niet of nauwelijks verkoopwaar aangetroffen.
Venlo
69
Tabel 7.1
Aantal coffee-, grow- en smartshops in Venlo, 01-01-2004 Aantal %
Coffeeshop
5
33
Growshop
3
20
Smartshop
7
47
15
100
Totaal
Personeel Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat één coffeeshop geen personeel in dienst heeft (tabel 7.2). De overige vier shops hebben twee (2x), zes (1x) en acht (1x) personen in dienst. De actualiteit van de gegevens van de Kamer van Koophandel is redelijk goed. Voor twee coffeeshops waarvan met de beheerder of eigenaar is gesproken blijkt het aantal geregistreerde medewerkers vrijwel exact overeen te komen met de door deze persoon genoemde aantallen. Bovendien blijken dit fulltime medewerkers te zijn. Daarnaast zijn in drie growshops twee personen in dienst. Het aantal personen dat bij de smartshops in dienst is varieert van één tot drie, gemiddeld 1,9 werknemers per shop. Tabel 7.2
0 1 2-5 6-10 Totaal
Overzicht personeelscategorie coffee-, grow- en smartshops in Venlo, 01-01-2004 Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal n % n % n % N % 1 20 0 0 0 0 1 6 0 0 0 0 3 43 3 19 2 40 3 100 4 57 9 56 2 40 0 0 0 0 2 13 5 100 3 100 7 100 15 100
Rechtsvorm In Venlo zijn eenmanszaken en v.o.f.'s de meest voorkomende rechtsvormen in de cannabisbranche (tabel 7.3). Daarnaast is bij één coffeeshop sprake van een besloten vennootschap, terwijl een andere coffeeshop onderdeel is van een buitenlandse onderneming.3 Eén persoon is juridisch eigenaar van twee coffeeshops. Tussen de 3
Deze coffeeshop is geregistreerd in de staat Delaware in de Verenigde Staten. Voor registratie in het buitenland noemt de Kamer van Koophandel twee redenen: het ontlopen van een antecedentenonderzoek of het betalen van een lager inschrijfbedrag voor een BV (350 dollar in plaats van ruim 18.000 euro).
70
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
coffeeshops, growshops en smartshops zijn geen dwarsverbanden aangetroffen wat betreft de juridische eigenaren van de shops. Dit houdt in dat er geen personen zijn die eigenaar zijn van zowel grow-, smart- als coffeeshops. Tabel 7.3
Rechtsvormen coffee-, grow- en smartshops in Venlo, 01-012004 Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal n % n % n % N % Eenmanszaak 2 40 1 34 6 86 9 60 v.o.f. 1 20 2 66 1 14 4 27 BV 1 20 0 0 0 0 1 6 Buitenlandse 1 20 0 0 0 0 1 6 onderneming Totaal 5 100 3 100 7 100 15 100
7.3
Omzet
Over de omzet van de coffeeshops in Venlo is informatie verkregen van politie, gemeente, Bureau Financiële Ondersteuning (BFO), Openbaar Ministerie en belastingsdienst4. Volgens de betrokkenen is sinds de start van Hektor de fiscaal verantwoorde omzet fors gestegen. Een beheerder van een coffeeshop bevestigt dat de klandizie sindsdien is toegenomen. Momenteel zou dit op duizend klanten per week liggen. Een tweede eigenaar van een gedoogde coffeeshop geeft aan 300 tot 800 klanten per dag te hebben en een geregistreerd klantenbestand met meer dan 20.000 personen. Uit waarneming van de politie blijkt dat vier van de vijf gedoogde coffeeshops in Venlo tussen 10.00 uur en 14.30 uur 250 tot 300 klanten hebben. Dit zijn overigens niet de tijden waarop doorgaans de meeste bezoekers komen. Die komen vooral later op de middag en vroeg in de avond, met name in het weekend. De vijfde coffeeshop heeft een geringer aantal klanten per dag.5 4
5
Voor het monitoren van drugsoverlast in Venlo in het kader van project Hektor vanaf 2001 gegevens verzameld over de financiele omzet van coffeeshops en fiscale aanslagen opgelegd aan eigenaren van smartshops die in het kader van de drugsaanpak in Venlo door onder andere de belastingdienst zijn gecontroleerd. Van deze coffeeshop, die toebehoort aan een holding waarin zich naast de coffeeshop tevens een detailhandelszaak bevindt, is een financieel jaarverslag via de Kamer van Koophandel beschikbaar. Het deponeren van een financieel jaarverslag is in Nederland
Venlo
71
Door de belastingdienst wordt verondersteld dat de omzet van de vier ‘grote’ coffeeshops ongeveer gelijk is. Drie jaar geleden zou voor deze coffeeshops de omzet variëren van 5 tot 10 miljoen gulden (2,3 tot 4,5 miljoen euro) per jaar. Sindsdien is volgens de politie en een coffeeshopeigenaar het aantal klanten toegenomen, mede door de geïntensiveerde politieacties in het kader van Hektor waarbij kopers bij de niet gedoogde verkooppunten vaak worden aangehouden en de softdrugs in beslag worden genomen (Snippe e.a. 2002). Met name de Duitsers bezoekers zouden vaker een gedoogde coffeeshop bezoeken. Dit verklaart deels de hogere omzetten die door de coffeeshops zijn gerealiseerd. Een andere reden voor stijgende omzetten is de nauwgezettere boekhouding door toedoen van Hektor. Coffeeshophouders zijn bevreesd dat zij te kort schieten in hun financiële verantwoording en willen voorkomen dat zij hun gedoogvergunning verliezen. De omzetgegevens worden echter enigszins lager ingeschat door een beheerder van de twee drukbezochte coffeeshops in Venlo. Het bedrag van rond de 300.000 euro waarvoor één van de zaken door de belastingdienst is aangeslagen, wordt dan ook betwist. Ook coffeeshopeigenaren in andere gemeenten en sleutelinformanten die bekend zijn met de financiële bedrijfsvoering, houden lagere omzetcijfers aan. Een goedlopende, drukbezochte coffeeshop zou maximaal twee miljoen euro per jaar omzetten. Als ondergrens voor een financieel gezonde bedrijfsvoering wordt een omzet van 450.000 euro genoemd.
verplicht voor BV's, NV's, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Beide winkels zijn ondergebracht in aparte BV's. Alle drie rechtspersonen hebben dezelfde eigenaar. Uit de financiële gegevens blijkt dat de coffeeshop in 2001 een ingehouden winst heeft behaald van 85.000 gulden (38.600 euro), terwijl de detailhandelszaak met verlies heeft gedraaid (4.000 gulden: 1.800 euro)). Het eigen vermogen van de coffeeshop is in de periode 1999-2001 toegenomen van 161.000 tot 370.000 gulden (73.000 tot 168.000 euro). Deze financiële gegevens zijn niet gecontroleerd door een accountant, dat is deze coffeeshophouder ook niet verplicht. Volgens betrokkenen, onder andere de belastingdienst, realiseert deze coffeeshop minder omzet dan de overige vier coffeeshops in Venlo. Niet bekend is of dit verband houdt met de locatie, de coffeeshop ligt juist ten noorden van de binnenstad, of de bedrijfsvoering van de ondernemer.
72
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Hoeveelheid Overigens betekent een jaarlijkse omzet van 10 tot ongeveer 18 miljoen euro in de Venlose coffeeshops dat bij een gemiddelde prijs van 6,59 euro (zie paragraaf 3.3) er jaarlijks tussen de 1,5 en 2,7 ton softdrugs wordt verhandeld, waarvan zo’n 60% wiet (0,9 tot 1,6 ton). De vijf coffeeshops in Venlo zouden daarmee een marktaandeel hebben van 5-6% van het totale cannabisgebruik in Nederland, dat op 32 tot 43 ton wordt geschat (paragraaf 3.3). Het marktaandeel lijkt aan de hoge kant. Hierin is de hoeveelheid softdrugs die in Venlo buiten de coffeeshops om wordt verkocht nog niet verdisconteerd. Hierover zijn geen exacte cijfers beschikbaar. Het straatteam en het rechercheteam hebben bij invallen in illegale verkooppunten en bij illegale transacties in 2003 15,6 kilogram softdrugs in beslag genomen (Snippe e.a. 2004). In 2001 en 2002 lagen deze aantallen aanzienlijk hoger. De hoeveelheid in beslag genomen softdrugs bedroeg 153 kilogram in 2002 en 295 kilogram in 2001. De geringere hoeveelheid in beslag genomen softdrugs is volgens de politie het gevolg van een gewijzigde modus operandi. Doordat de afgelopen jaren veel illegale verkooppunten zijn gesloten vindt tegenwoordig het eerste contact vaak op straat of in smartshops, headshops en horecagelegenheden plaats. Volgens de politie gebeurt de afhandeling van de drugsdeals zelf minder vaak in Q4, maar vooral in de winkelcentra of in de omgeving van Venlo of zelfs ver buiten Venlo. De hoeveelheid drugs zouden per transactie ook kleiner zijn. Om de pakkans voor Duitsers in het grensgebied waar de Duitse douane patrouilleert te verkleinen worden via koeriers ook softdrugs in Duitsland geleverd. Smartshops Voor het belastingjaar 2003 zijn enkele smartshops na een fiscale controle aangeslagen voor een totaalbedrag van 489.960 euro. Er is (nog) geen goed zicht op de reële omzet van grow- en smartshops. De bestuurlijke aanpak in Venlo richt zich met name op de coffeeshops en niet zozeer op de smart- en growshops. Deze ondernemingen worden door de belastingdienst op dezelfde wijze behandeld als andere ondernemingen. Bij de controle door de belastingdienst blijkt echter bij enkele smartshops de bedrijfsadministratie zeer beperkt te zijn. Zo ontbreekt een loonadministratie en zijn gegevens over de in- en verkoop onvolledig. Een slordige bedrijfsadministratie is echter nog geen bewijs voor witwassen. De opgelegde aanslagen bestaan uit correcties op de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting. Indien Venlo
73
een werknemer wordt aangetroffen wordt tevens een aanslag opgelegd voor de loonbelasting. Volgens de belastingdienst leert de ervaring dat de eigenaren van deze smartshops een substantieel deel van de opgelegde correcties daadwerkelijk betalen. Voordat het in de drugshandel verdiende geld besteed kan worden aan luxeartikelen of geïnvesteerd in legale economische sectoren zal het een schijnbaar legale herkomst moeten krijgen. Om vrijelijk over het verkregen vermogen te kunnen beschikken is het noodzakelijk de criminele herkomst te verhullen. Hiertoe kunnen verschillende constructies worden gebruikt, die vaak neerkomen op het fingeren van winst uit legale activiteiten of het fingeren van een lening. In Venlo lijken smartshops te worden gebruikt om winsten uit de softdrugshandel wit te wassen. Een veelgebruikte witwasmethode in Venlo is volgens betrokkenen het voeren van een legitiem bedrijf, waarbij zonder dat er producten of diensten worden verkocht, in de administratie een fictieve omzet wordt geboekt. Over deze fictieve omzet wordt belasting betaald en de eigenaar kan beschikken over schijnbaar legale inkomsten. Voorbeelden hiervan in Venlo zijn de vele kado-, head- en smartshops waar zelden een betalende klant wordt gesignaleerd. Ook zijn er cafés waar volgens betrokkenen de inhoud van de ingekochte vaten bier regelrecht door de afvoer verdwijnt.
7.4
Ondernemers
De huidige vijf gedoogde coffeeshops zijn in het bezit van in totaal vijf eigenaren: twee coffeeshops hebben één eigenaar en één shop is in handen van twee eigenaren, terwijl twee coffeeshops toebehoren aan één en dezelfde eigenaar. De coffeeshop, waarbij twee eigenaren opgegeven staan, blijkt in handen te zijn van een echtpaar met een Turkse achtergrond. De overige eigenaren hebben, met uitzondering van één eigenaar die in Suriname is geboren, de Nederlandse etniciteit. Er zijn in Venlo vier growshops gevonden waarvan de gegevens zijn terug te vinden in het bestand van de Kamer van Koophandel. Hiervan is één growshop inmiddels opgeheven. Twee van de drie huidige growshops zijn in handen van twee eigenaren, terwijl de derde growshop één eigenaar heeft. Alle eigenaren hebben de Nederlandse nationaliteit.
74
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Eén van de zeven smartshops heeft volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel twee eigenaren, de overige hebben één eigenaar. Onder de eigenaren bevindt zich één persoon met de Duitse nationaliteit (thans eveneens woonachtig in Duitsland), één persoon uit het Verenigd Koninkrijk, terwijl één persoon de Turkse nationaliteit heeft. De overige eigenaren hebben de Nederlandse nationaliteit. Gemiddeld zijn de ondernemers vijf jaar actief in de cannabisbranche, met een minimum van één jaar en een maximum van 15 jaar. De gemiddelde leeftijd van de ondernemers is 38 jaar. Dit varieert van twee personen in de leeftijdscategorie 18-25 jaar tot één persoon in de leeftijdscategorie 50 jaar en ouder. Uitgesplitst naar het soort shop betekent dit dat coffeeshopondernemers een gemiddelde leeftijd hebben van 50 jaar, ondernemers van een growshop zijn gemiddeld 39 jaar, terwijl smartshopondernemers gemiddeld 30 jaar oud zijn. Alle coffeeshopondernemers en smartshopondernemers zijn mannen, terwijl 40% van de growshopondernemers vrouw is. Overige vennootschappen Drie eigenaren zijn volgens het bestand Vennoot van het ministerie van Justitie eigenaar of bestuurder van vennootschappen die niet actief zijn in de cannabisbranche, maar in overige economische sectoren. Zij zijn alle drie als directeur verbonden aan een andere besloten vennootschap. Volgens de bedrijfsomschrijvingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel gaat het hierbij achtereenvolgens om een holding, een onderneming voor het exploiteren van onroerend goed en een detailhandelszaak in gebruikte en ongeregelde goederen. Vastgoed Aan de hand van gegevens van het Kadaster is het onroerend goed bezit van de eigenaren nagegaan. Er is onderscheid gemaakt tussen de ondernemers in de cannabisbranche en de eigenaren van de panden waarin de shops zijn gevestigd. Hieruit blijkt dat ruim de helft van de ondernemers in de cannabisbranche (meerdere) woningen of andere winkelpanden in hun bezit hebben. Alle eigenaren van coffeeshops in Venlo hebben minstens één woning in hun bezit, vier van hen bezitten daarnaast nog één tot drie winkelpanden. Verder blijken van drie coffeeshops en één smartshop de juridische eigenaren tevens de economische eigenaren te zijn. Dit betekent dat zij zowel eigenaar van de shop als van het pand zijn. Bij de overige shops komt dit niet naar voren.
Venlo
75
Geen van de pandeigenaren waarin shops zijn gevestigd heeft overigens in Venlo andere panden in bezit, waarin een coffee-, grow- of smartshop is gevestigd. Wel bezit een deel van deze eigenaren overige onroerend goedzaken, met name woningen en winkelpanden (tot maximaal 12 panden). Overige informatie Bij de politie zijn november 2003 22 winkel- of horecapanden in het centrum van Venlo bekend, waarbij het vermoeden bestaat dat er handel in softdrugs plaatsvindt. In één van deze panden is een smartshop gevestigd. De eigenaren en exploitanten van deze panden blijken geen van allen tevens eigenaar te zijn van een gedoogde coffeeshop noch van een grow- of smartshop in Venlo. Wel komen enkele familienamen met enige regelmaat terug in de gegevens van de coffee-, grow- en smartshops èn in de gegevens van deze 'verdachte' panden. Personen met dezelfde familienaam als eigenaren van shops in de cannabisbranche zijn eigenaar van enkele panden waar vermoedelijk in softdrugs wordt gehandeld of zijn er actief als exploitant van een daarin gevestigde horeca-onderneming.6 Niet bekend is of hierbij op georganiseerde wijze wordt samengewerkt. Volgens de politie is niet altijd bekend of van familiebanden sprake is, wel hebben de betrokkenen dezelfde etniciteit en zijn zij vaak afkomstig uit hetzelfde dorp of dezelfde streek in het land van herkomst. Bovenkerk (2001) verklaart de voorkeur voor de familieondernemingen of de organisaties van buurt- en streekgenoten uit het feit dat het voor criminele ondernemers het veiligst is gebruik te maken van loyaliteitsverplichtingen. Bij het afschermen van hun criminele activiteiten voor politie en justitie en voor het naleven van afspraken is de kans onder bekenden die in meer opzichten aan elkaar zijn verplicht naar verhouding klein dat iemand de politie informeert of zich als concurrent ontpopt. Uit de historische gegevens bij de Kamer van Koophandel blijkt verder dat enkele van de huidige coffee-, grow- en smartshops in de loop van de jaren zijn veranderd van eigenaar, waarbij dezelfde namen vaak terugkomen. Ook komt het voor dat de huidige eigenaar in het (recente) verleden eigenaar is geweest van dezelfde onderneming. Er is met andere woorden een (korte) tussenliggende periode geweest waarin een andere persoon de zaak heeft beheerd. Het in- en uitschrijven van dezelfde 6
Bij diverse panden in de binnenstad van Venlo worden zowel juridische als economische eigenaren aangetroffen met familienamen die tevens voorkomen als eigenaren van shops in de cannabisbranche in Venlo.
76
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
eigenaren zou om fiscale redenen plaatsvinden. Ook worden ondernemingen soms overgedaan aan familieleden.
7.5
Criminaliteit
Nagegaan is of cannabisondernemers bekend zijn bij justitie. Indien zij er bekend zijn is tevens nagegaan hoe vaak en waarom zij in aanraking zijn geweest met justitie. Hiervoor is gebruik gemaakt van gegevens van het justitiële documentatiesysteem (JDS), dat wordt beheerd door de Centrale Justitiële Documentatie in Almelo. In het JDS zijn gegevens opgeslagen over alle strafzaken, waarvoor de verdachten ooit door het Openbaar Ministerie zijn vervolgd. Per strafzaak is aangegeven van welke feiten de betreffende persoon is verdacht. Per feit is ook aangegeven welke wet en eventueel welk wetsartikel is overtreden. Hieraan is een kwalificatie of een zogenoemde maatschappelijke kwalificatie gegeven, wat een omschrijving is van de aard van het delict. De pleegdatum staat (voor zover bekend) vermeld, evenals de beslisdatum en de uiteindelijke beslissing ten aanzien van de feiten waarvan de betrokkene werd verdacht. Hiermee is informatie over de afdoening beschikbaar. Bij de soort misdrijven is met name gekeken naar de tenlastelegging van deelname aan criminele organisaties of naar misdrijven die daarmee in verband gebracht zouden kunnen worden, zoals grootschalige handel in (hard)drugs, vermogensdelicten, zware geweldsmisdrijven en wapenbezit. De overige wetsovertredingen, die een breed scala aan misdrijven beslaan, maar met name betrekking hebben op verkeersmisdrijven en milieuovertredingen, worden in het kader van een eventuele relatie met georganiseerde criminaliteit als minder relevant beschouwd (zie bijlage 1 voor een indeling naar delictcategorieën). In totaal is van 18 personen die op 1 januari 2004 eigenaar of gevolmachtigde zijn van een coffee-, grow- of smartshop in Venlo de justitiële documentatie opgevraagd. In het vervolg van deze paragraaf wordt kortweg gesproken van ondernemers in de cannabisbranche. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op het justitieel verleden van ondernemers in de Venlose cannabisbranche, de (ernstige) delicten waarvan zij werden verdacht en waarvoor zij zijn veroordeeld en de (ernstige) delicten gepleegd in de periode dat zij actief zijn in de Venlo
77
cannabisbranche. Vervolgens wordt ingegaan op de criminele carrière van de ondernemers, waarna wordt afgesloten met een samenvatting. Justitieel verleden Van de 18 ondernemers zijn er drie onbekend bij het JDS. Dit betekent dat 15 ondernemers, 83%, een justitieel verleden hebben (tabel 7.4). Tabel 7.4
Wel Geen Totaal
Justitieel verleden van ondernemers in de cannabisbranche in Venlo Coffeeshop Growshop Smartshop n % n % n % 3 60 4 80 8 100 2 40 1 20 0 0 5 100 5 100 8 100
Totaal N % 15 83 3 17 18 100
Van deze 15 bij het JDS geregistreerde ondernemers exploiteren drie ondernemers een coffeeshop, vier een growshop, terwijl acht ondernemers eigenaar zijn van een smartshop. Het aantal strafzaken tegen een verdachte varieert van één tot 20 zaken. Het aantal feiten waarvan zij binnen één strafzaak verdacht worden loopt uiteen van één tot vier feiten. De meeste zaken hebben echter betrekking op één feit. Nagegaan is van welke misdrijven de 15 ondernemers met een justitieel verleden ooit verdacht zijn geweest. Uit figuur 7.1 blijkt dat deze 15 ondernemers in de cannabisbranche in Venlo verdacht zijn geweest van in totaal 121 misdrijven, gemiddeld acht per persoon. Bijna 40% van deze misdrijven (48) heeft betrekking op de categorie overige delicten, wat vaak een misdrijf is vanwege het overtreden van de Wegenverkeerswet of de wet Milieubeheer. Het veelvuldig overtreden van deze wetten naast overige wetsovertredingen onderstreept wellicht de houding van cannabisondernemers voor de wet- en regelgeving in Nederland, maar zegt weinig over hun betrokkenheid met georganiseerde criminaliteit. Deze misdrijven worden dan ook verder buiten beschouwing gelaten.
78
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Figuur 7.1
Aantal misdrijven waarvan ondernemers in cannabisbranche Venlo ooit verdacht zijn geweest
Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overige delicten 0
10
20
30
40
50
Verdachten ooit De bij justitie bekende cannabisondernemers blijken, afgezien van de misdrijven uit de categorie overig, met name te worden verdacht van handel in softdrugs, vermogensdelicten en (ernstige) geweldsdelicten (tabel 7.5). Twee ondernemers worden alleen verdacht van overige delicten en worden derhalve in de volgende analyses niet meer meegenomen. Tabel 7.5
Aantal misdrijven waarvan ondernemers in cannabisbranche Venlo ooit verdacht zijn geweest (excl. overige misdrijven) Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal (n=3) (n=3) (n=7) (N=13) n % n % n % N % Criminele organisatie 0 0 0 0 2 4 2 3 Wapens en munitie 0 0 1 6 5 10 6 8 Ernstige geweldpleging 0 0 6 33 5 10 11 15 Geweldpleging 0 0 0 0 6 12 6 8 Harddrugs 0 0 3 17 3 6 6 8 Softdrugs 6 100 1 6 17 35 24 33 Vermogensdelicten 0 0 7 39 11 22 18 25 Totaal 6 100 18 100 49 100 73 100
Venlo
79
Coffeeshophouders Drie coffeeshopondernemers zijn in totaal zes keer verdacht geweest van handel in softdrugs. Het grootste risico voor een coffeeshopondernemer wordt gevormd door de achterdeur, waar de transacties soms letterlijk plaatsvinden. Bovendien worden zij door de politie regelmatig gecontroleerd op de naleving van de AHOJ-G criteria.7 Coffeeshophouders die tijdens zo'n controle een grotere handelsvoorraad dan 500 gram blijken te hebben, krijgen hiervoor een proces-verbaal. Dit proces-verbaal wordt doorgestuurd naar justitie en geregistreerd in de justitiële documentatie. Ook komt het wel voor dat coffeeshophouders met een te grote voorraad softdrugs bij verkeerscontroles worden aangehouden. Ook dat zal leiden tot een registratie in het JDS. De coffeeshopondernemers in Venlo blijken niet verdacht te zijn geweest van het plegen van andersoortige delicten, zoals lid van een criminele organisatie, handel in harddrugs, geweldspleging of verboden wapenbezit. Growshophouders De drie growshopondernemers hebben in totaal 18 aanklachten tegen zich horen eisen. Zij zijn in tegenstelling tot de coffeeshopondernemers naast verdacht te zijn geweest van het plegen van softdrugsdelicten en overige delicten ook verdacht geweest van andersoortige delicten, waaronder ernstige misdrijven. Eén growshopondernemer werd verdacht van een overtreding op de Wet Wapens en munitie, terwijl twee ondernemers in totaal zes keer verdacht zijn geweest van ernstige geweldsdelicten, zoals doodslag en zware mishandeling. Tevens zijn twee growshopondernemers verdacht geweest van het plegen van drie harddrugsdelicten en drie growshopondernemers werden verdacht van zeven vermogensdelicten. Smartshophouders De smartshopondernemers zijn van een relatief groot aantal misdrijven verdacht geweest. De zeven ondernemers zijn in totaal van 49 misdrijven verdacht geweest, gemiddeld zeven per persoon. Twee smartshopondernemers zijn verdachten in twee zaken waarbij hen lidmaatschap van een criminele organisatie ten laste is gelegd. Drie smartshopondernemers zijn samen vijf keer verdacht geweest van overtreding van de Wet Wapens en munitie, terwijl twee ondernemers 7
De AHOJ-G criteria zijn als volgt vastgesteld: geen Affichering, geen Harddrugs, geen Overlast, geen verkoop aan Jeugdigen en geen verkoop van Grote hoeveelheden per transactie.
80
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
werden verdacht van vijf ernstige geweldsdelicten. Daarnaast zijn zes smartshopondernemers in totaal 17 keer verdacht geweest van handel in softdrugs. Vijf smartshopondernemers werden verdacht van 11 vermogensdelicten. Daders ooit Niet alle ondernemers zijn voor de feiten waarvan zij werden verdacht, ook veroordeeld. Een deel van de verdachten is vrijgesproken of de zaak is afgedaan met een technisch sepot of een niet ontvankelijk verklaring. Daarnaast lopen enkele zaken nog. Nagegaan is hoeveel ondernemers zijn veroordeeld en voor welke misdrijven. Uit tabel 7.6 blijkt dat 54 aanklachten (74%) zijn uitgemond in een veroordeling. Hiervoor zijn 11 ondernemers verantwoordelijk. Tabel 7.6
Misdrijven waarvoor ondernemers in cannabisbranche Venlo ooit zijn veroordeeld (excl. overige misdrijven) Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal (n=3) (n=3) (n=5) (N=11) n % n % n % N % Criminele organisatie 0 0 0 0 2 5 2 4 Wapens en munitie 0 0 1 8 4 11 5 9 Ernstige geweldpleging 0 0 5 42 4 11 9 17 Geweldpleging 0 0 0 0 6 16 6 11 Harddrugs 0 0 2 17 2 5 4 7 Softdrugs 5 100 1 8 11 30 17 31 Vermogensdelicten 0 0 3 25 8 22 11 20 Totaal 5 100 12 100 37 100 54 100
De misdrijven waarvoor zij zijn veroordeeld zijn met name handel in softdrugs (31%), vermogensdelicten (20%) en (ernstige) geweldsdelicten (28%). Verder blijken twee ondernemers te zijn veroordeeld voor lidmaatschap van een criminele organisatie. Coffeeshophouders De coffeeshophouders zijn tezamen voor vijf misdrijven veroordeeld. De drie personen, die eigenaar van een coffeeshop zijn en ooit werden verdacht van handel in softdrugs, blijken hiervoor alle vijf keer te zijn veroordeeld.
Venlo
81
Growshophouders Tezamen zijn de growshopondernemers veroordeeld voor negen misdrijven. Zowel de growshopondernemer die verdacht werd van een overtreding van de Wet wapens en munitie als de ondernemer die verdacht werd van een harddrugsdelict zijn hiervoor veroordeeld. De twee ondernemers die verdacht werden van ernstige geweldsdelicten zijn voor vijf delicten veroordeeld, terwijl twee growshopondernemers zijn veroordeeld voor drie vermogensdelicten. Smartshophouders Ondernemers van smartshops zijn in totaal 37 keer veroordeeld. De twee smartshopondernemers, die zijn aangeklaagd voor het lid zijn van een criminele organisatie, zijn beiden schuldig bevonden. De drie smartshopondernemers die verdacht zijn geweest van verboden wapenbezit zijn hiervoor in totaal vier keer veroordeeld. Daarnaast zijn twee ondernemers in totaal vier keer veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten, zoals zware mishandeling of doodslag, terwijl twee ondernemers schuldig zijn bevonden aan handel in harddrugs en vijf ondernemers aan een vermogensdelict. Misdrijven tijdens ondernemerschap cannabisbranche Verder is nagegaan in welke periode de ondernemers werden verdacht van criminele activiteiten en of de criminele activiteiten van ondernemers tijdens het ondernemerschap in de cannabisbranche zijn gewijzigd ten opzichte van de periode voor dit ondernemerschap. Uitgegaan is van de pleegdata van de misdrijven. Daarnaast is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bekend op welke datum de ondernemer zich als eigenaar van een coffee-, grow- of smartshop heeft laten inschrijven. Gekeken is in welk jaar de ondernemer is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, in functie is getreden als bestuurder of is toegetreden tot een vennootschap, die actief is in de cannabisbranche. Aangenomen is dat dit de datum is waarop de ondernemer actief is geworden in de cannabisbranche. Aangezien voor sommige delicten de pleegdata in de justitiële documentatie ontbreekt, en derhalve niet is na te gaan of zij zijn gepleegd voor- of nadat de persoon actief is geworden in de branche, zijn deze misdrijven niet meegenomen in de analyses. Dit heeft tot gevolg dat één ondernemer die wel is veroordeeld, maar waarvan de pleegdatum van het misdrijf niet bekend is niet in de analyses is betrokken.
82
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
In totaal zijn vier van de 15 ondernemers (27%) met een justitieel verleden veroordeeld voor een misdrijf die zij hebben gepleegd in de periode dat zij actief zijn in de cannabisbranche. Hierbij gaat het om twee growshopondernemers en twee smartshopondernemers. Tezamen zijn zij veroordeeld voor 12 misdrijven (tabel 7.7). Tabel 7.7
Misdrijven waarvoor ondernemers zijn veroordeeld en die zijn gepleegd in periode dat zij actief zijn in cannabisbranche Venlo (excl. overige misdrijven) Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal (n=0) (n=2) (n=2) (N=4) n % n % n % N % Criminele organisatie 0 0 0 0 1 11 1 8 Wapens en munitie 0 0 1 33 2 22 3 25 Ernstige geweldpleging 0 0 1 33 0 0 1 8 Geweldpleging 0 0 0 0 1 11 1 8 Harddrugs 0 0 1 33 1 11 2 17 Softdrugs 0 0 0 0 3 33 3 25 Vermogensdelicten 0 0 0 0 1 11 1 8 Totaal 0 0 3 100 9 100 12 100
Coffeeshophouders Geen enkele coffeeshopondernemer is, ondanks de verscherpte handhaving op de naleving van de AHOJ-criteria, aangeklaagd of veroordeeld voor een ernstig delict tijdens het ondernemerschap. Growshophouders De twee growshopondernemers zijn sinds hun ondernemerschap in de branche schuldig bevonden aan drie misdrijven. Eén ondernemer is veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict, één voor een harddrugsdelict, terwijl één ondernemer is veroordeeld voor een overtreding op de Wet wapens en munitie. Smartshophouders De twee ondernemers van smartshops zijn sinds zij actief zijn in de branche tezamen veroordeeld voor negen misdrijven. Eén van de smartshopondernemers is tijdens het ondernemerschap veroordeeld voor respectievelijk het lid zijn van een criminele organisatie, ernstige geweldpleging, een harddrugsdelict, een overtreding op de Wet Wapens en munitie, een vermogensdelict en drie softdrugsdelicten, terwijl de andere smartshopondernemer is veroordeeld voor een overtreding op de Wet Wapens en munitie.
Venlo
83
Criminele carrière Nagegaan is of bij de ondernemers sprake is van een specifiek delictpatroon of een criminele carrière. Personen met een lange criminele carrière zullen vaker en over een langere periode politie- en justitiecontacten hebben. Ook personen die zijn betrokken bij georganiseerde criminaliteit zullen een grotere kans hebben met de politie in aanraking te komen. In een criminele organisatie of een crimineel samenwerkingsverband zullen personen elkaar vinden om voor geldelijk gewin illegale producten of diensten te leveren. Dergelijke samenwerkingsverbanden ontstaan vaak in de loop van de tijd, niet voor slechts een enkele activiteit en zijn aan verandering onderhevig. In zijn boek Misdaadprofielen beschrijft Bovenkerk (2001) de verhoudingsgewijs grotere betrokkenheid van sommige etnische minderheden en sociale klassen bij georganiseerde criminaliteit. Daarbij wijst hij onder meer op de bedrijfsmatige inpandige wietteelt dat de potentie heeft uit te groeien tot een ernstig misdaadprobleem. Vooral personen uit het woonwagenmilieu blijken hierbij te zijn betrokken. Over de lengte van criminele carrières en de mate waarin sprake is van politiecontacten is weinig bekend. In Nederland is weinig systematisch onderzoek gedaan naar criminele carrières (Wartna 1999, Blokland en Nieuwbeerta 2004). Bij criminele carrières gaat het daarbij vaak om het longitudinale perspectief op individueel crimineel gedrag en is het vooral een technisch begrip (Van de Bunt 1991). Een lange criminele carrière veronderstelt dus niet noodzakelijkerwijs een opgaande ontwikkeling in ernst en professionalisering. De gebruikte justitiële data in deze doorlichting staan een meer inhoudelijke analyse van justitiecontacten, criminele carrières en de rol van georganiseerde criminaliteit niet toe. Wel kan van daders een profielschets worden gemaakt. In de tweede helft van de jaren negentig is in Nederland veel onderzoek gedaan naar personen die volharden in het plegen van delicten en vaak als harde kern criminelen worden omschreven. In een overzicht van de herkomst van de term 'harde kern' criminelen wijzen Wartna en Tollenaar (2003) op buitenlands onderzoek naar personen met aanhoudend delictgedrag, waarbij het centrale thema steeds de ontwikkeling van de delinquent is die in zijn jeugd misdrijven pleegt en daarmee doorgaat wanneer hij volwassen is. Het delictgedrag laat zich hierbij karakteriseren als ‘persistent’ en ‘ernstig’ en niet zozeer, althans niet op de eerste plaats,
84
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
als ‘veelvuldig’. Het gaat met andere woorden meestal niet om personen die in een zeer hoog tempo relatief lichte delicten plegen. De eerste daderonderzoeken in Nederland waarin de daders aan dat profiel voldoen zijn de delinquente harddrugverslaafden. Deze werden in de jaren negentig aangemerkt als straatjunken of als harde kern van de criminele harddrugverslaafden. De term ‘veelpleger’ wordt in die context voor het eerst gebruikt door Bieleman e.a. (1995). Later komt de term terug in onderzoeken naar daderprofielen op basis van politiegegevens. Niet alleen om verslaafde daders aan te duiden, maar meer in het algemeen om de daders in kaart te brengen die frequent met de politie in aanraking komen. Ook het onderzoek van Sprinkhuizen en Van Oosterwijk (1996) behoort tot deze traditie, maar zij duidden dezelfde groep nog aan met de term ‘routiniers’. Het jaarverslag van het OM (2003) ten slotte, bevat een uitgebreide exercitie over de recidive van verschillende categorieën politieverdachten. De groep die relatief vaak wordt aangehouden, wordt daarin aangeduid met de term ‘doorzetters’. Afhankelijk van het soort onderzoek en het gebruik van informatiebronnen van politie of justitie wordt in de literatuur over harde kern criminelen of veelplegers gesproken bij een ondergrens van drie strafzaken in vijf jaar respectievelijk tien justitiële contacten gedurende de gehele carrière, waarbij de zaak niet werd afgedaan met een overdracht, vrijspraak of sepot (Wartna en Tollenaar 2003). Om na te gaan of zich onder de ondernemers in de cannabisbranche in Venlo harde kern criminelen bevinden, is gekeken naar het aantal en de aard van de feiten die zij in hun gehele criminele carrière hebben gepleegd. Hierbij is een ondergrens aangehouden van tenminste tien criminele antecedenten, waarbij de zaak niet is overgedragen of geseponeerd en niet tot vrijspraak heeft geleid. Er blijkt één ondernemer, een smartshophouder, te voldoen aan de definitie van veelpleger. Deze ondernemer is verantwoordelijk voor 31 (37%) van de in totaal 83 delicten (inclusief de categorie overige delicten) waarvoor de 15 cannabisondernemers met justitiecontacten in Venlo zijn veroordeeld. In zijn criminele carrière is deze ondernemer veroordeeld voor onder meer handel in softdrugs en hennepkweek, geweldsdelicten, diefstallen en verboden wapenbezit.
Venlo
85
Samenvattend De meeste ondernemers in de cannabisbranche in Venlo (83%) blijken wel eens in aanraking te zijn geweest met justitie (tabel 7.8). Bijna 40% van de misdrijven (48) heeft betrekking op verkeers- of milieudelicten. Verder blijkt een groot deel van de misdrijven te zijn gepleegd in de periode voordat zij actief waren in de cannabisbranche. In totaal zijn vier van de 15 bij justitie bekende ondernemers veroordeeld voor een misdrijf die zij hebben gepleegd in de periode dat zij actief zijn in de cannabisbranche. Hierbij gaat het om twee growshopondernemers en twee smartshopondernemers. Tezamen zijn deze vier ondernemers veroordeeld voor 12 ernstige misdrijven, met name voor handel in softdrugs en verboden wapenbezit. Eén smartshopondernemer blijkt als een veelpleger te kunnen worden beschouwd. Deze ondernemer heeft een waslijst aan veroordelingen, onder andere voor de handel in soft- en harddrugs, ook in de periode dat hij actief is als smartshopondernemer. Tabel 7.8
Crimineel gedrag ondernemers cannabisbranche Venlo, in aantallen CoffeeGrowshopSmartshopTotaal shoponder- ondernemers ondernemers nemers (n=5) (n=5) (n=8) (N=18) Geen crimineel gedrag 2 1 0 3 Crimineel gedrag 3 4 8 15 Ooit verdacht* 3 3 7 13 Ooit veroordeeld* 3 3 5 11 Veroordeeld ter0 2 2 4 wijl actief in cannabisbranche*
* Misdrijven die vallen in de categorie overig zijn niet meegenomen
De coffeeshopondernemers blijken niet veroordeeld te zijn sinds zij actief zijn geworden in de Venlose cannabisbranche. Het delictenpatroon van de grow- en smartshop-ondernemers is daarentegen ongewijzigd gebleven. Zowel voor als na toetreding tot de branche zijn zij onder meer verdacht en veroordeeld voor drugsdelicten. Dit betekent dat deze ondernemers direct betrokken zijn geweest bij de handel in softdrugs. Uit de beschikbare informatie is niet af te leiden of de softdrugs ook zijn verkocht vanuit de smart- of growshop. Of deze ondernemers hun reguliere handel uitbreiden door onder de toonbank softdrugs te verkopen is derhalve niet aangetoond.
86
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Uit de justitiële documentatie data komt bij één ondernemer een directe relatie met georganiseerde criminaliteit naar voren. Deze eigenaar van een smartshop blijkt deel uit te hebben gemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in softdrugs en het kweken van hennep. Een andere ondernemer, eveneens een smartshopondernemer, blijkt bijna tien jaar voordat hij in de cannabisbranche actief werd, te zijn veroordeeld voor deelneming aan een criminele organisatie.
Venlo
87
88
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
8.
AMSTERDAM
In dit hoofdstuk wordt de situatie van de cannabisbranche in Amsterdam besproken. Allereerst wordt het Amsterdamse coffeeshopbeleid beschreven. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de omvang van de sector (aantal ondernemingen en medewerkers), de organisatiestructuur (rechtsvorm en ketenvorming) en het crimineel gedrag van de ondernemers. 8.1
Situatieschets
Vanaf januari 1997 is het Amsterdamse coffeeshopbeleid, zoals in juni 1996 is vastgesteld door de gemeenteraad, officieel van start gegaan. Het beleid is onder meer gebaseerd op de regeringsnota 'Het Nederlandse drugsbeleid, continuïteit en verandering' uit 1995 (Ministerie van VWS e.a. 1995) en de bevindingen en conclusies van de Commissie Van Traa (PEO 1996). Voor de situatieschets zijn tevens de opvattingen van de Amsterdammers over coffeeshops (Korf e.a. 1997) en reacties op eerdere voorstellen over coffeeshops meegenomen. Tenslotte is gebruik gemaakt van de evaluatie van het Amsterdamse coffeeshopbeleid (Bieleman en Snippe 1999). De uitgangspunten van het Amsterdamse coffeeshopbeleid zijn: een scherpe handhaving van de richtlijnen van de procureurs-generaal, ook in bestuurlijke zin; de invoering van een stelsel van exploitatievergunningen; geen uitsterfbeleid, maar scheiding van de 'bokken en de schapen'; een helder systeem van voorwaarden voor de coffeeshops welke geheel volgens de vastgestelde regels werken, zodat zij als andere horeca-inrichtingen kunnen functioneren; en een voor de politie, justitie en gemeentelijke diensten inzichtelijk systeem van handhaving' (Gemeente Amsterdam 1996a). Op basis van het bovenstaande heeft de gemeenteraad besloten coffeeshops onder te brengen in een aparte categorie horeca-ondernemingen en uitsluitend hierin de verkoop van softdrugs toe te staan, waarbij aan toegelaten coffeeshops een exploitatievergunning en een gedoogverklaring wordt verleend. In overconcentratiegebieden wordt aan nieuwe eigenaren geen exploitatievergunning verstrekt. Bovendien wordt
Amsterdam
89
geen vergunning afgegeven als er ook alcohol wordt geschonken. Alleen de bedrijven, die per 1 april 1995 op de coffeeshoplijst staan en alcohol schenken, ontvangen een gedoogverklaring waarbij het schenken van alcohol wordt toegestaan. De exploitatievergunning wordt direct ingetrokken wanneer in de coffeeshop of het hasjcafé harddrugs worden aangetroffen. Bij overige overtredingen van de gedoogrichtlijnen, bijvoorbeeld een te grote handelsvoorraad of de aanwezigheid van minderjarigen, treedt een stappenplan in werking. Dit stappenplan is na overleg in de driehoek vastgesteld en bestaat uit de volgende richtlijnen: a. bij coffeeshops wordt na vier overtredingen de inrichting van de lijst geschrapt en de exploitatievergunning ingetrokken1; b. bij hasjcafés wordt de gedoogvergunning na twee overtredingen ingetrokken. De openingstijden van coffeeshops worden gelijk gesteld aan dagzaken (zonder weekeinderegeling), terwijl de openingstijden van de alcohol schenkende inrichtingen ongewijzigd worden gelaten. Aanpassing uitsterfbeleid hasjcafés In 2003 heeft de burgemeester voorgesteld de uitsterfregeling voor de horecabedrijven waar gecombineerde verkoop van softdrugs en alcoholhoudende dranken plaatsvindt aan te passen. Het voorstel houdt in deze combinatie nog voor een periode van drie jaar te gedogen, waarna de combinatie niet meer mogelijk zal zijn. Het voorstel is gedaan naar aanleiding van de landelijke richtlijn uit 2000 dat er geen alcohol mag worden verkocht in coffeeshops. Amsterdam bevindt zich met andere woorden in een uitzonderingspositie. De gemeenteraad heeft echter besloten geen redenen te zien voor het navolgen van de landelijke richtlijn en heeft de minister van Justitie dan ook verzocht het standpunt nog eens te overwegen. Dat heeft de minister niet gedaan. Op 17 maart 2004 heeft de burgemeester besloten de verkoop van softdrugs in alcoholverstrekkende bedrijven vanaf 1 april 2007 niet langer toe te staan (gemeente Amsterdam 2004).
1
Na de eerste overtreding vindt een waarschuwing plaats, na de tweede overtreding wordt de coffeeshop een week gesloten sluiting, na de derde overtreding volgt twee week sluiting en na de vierde een sluiting voor onbepaalde tijd.
90
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Overlast In het kader van het coffeeshopbeleid worden verschillende delen van de binnenstad, een gebied in stadsdeel Oost en een gebied in stadsdeel Oud Zuid als overconcentratiegebieden onderscheiden. De gemeente bekijkt periodiek of die gebieden moeten blijven aangewezen. Verder wordt de aanwezigheid van coffeeshops in de nabijheid van scholen ongewenst geacht. In al deze gevallen geldt voor de coffeeshops een uitsterfregeling. Het doel van het coffeeshopbeleid is het terugdringen van de overlast door het scheiden van de 'bokken en de schapen' of anders gezegd de bonafide van de malafide ondernemers. De exclusieve verkoop van softdrugs blijft voorbehouden aan de coffeeshops die in 1995 op de lijst voorkomen. Dit beleid impliceert het terugdringen van het aantal coffeeshops en het bevorderen van de scheiding van de harddrugs- en softdrugsmarkt. Uit de evaluatie van het coffeeshopbeleid in Amsterdam blijkt dat de omvang van de door de politie geregistreerde meldingen van overlast en incidenten in of in de omgeving van coffeeshops of hasjcafés gering is (Bieleman en Snippe 1999). Veel van deze gelegenheden zijn gevestigd in druk bezochte uitgaansgebieden, waar relatief veel incidenten plaatsvinden. De meldingen hoeven dan ook niet een directe relatie te hebben met de coffeeshops/hasjcafés. Daarnaast blijkt uit de bevolkingsenquête dat bewoners relatief weinig overlast ervaren van coffeeshops/hasjcafés. De hinder die de bewoners ondervinden van groepen jongeren, drugsverslaafden, geluidsoverlast, burengerucht en verkeersoverlast is (aanzienlijk) groter. Instrumenten De instrumenten die het bestuur voor het afdwingen van de doelstellingen van het coffeeshopbeleid tot haar beschikking heeft zijn: de exploitatievergunningen; de AHOJ-G-richtlijnen in een geïntegreerde bestuurlijk-justitiële aanpak; het sluitingenbeleid op grond van art. 2.7 APV; en de zogenoemde coffeeshoplijst, een actuele lijst met de gegevens van alle coffeeshops in Amsterdam. In 1999 heeft een aanpassing plaatsgevonden van een APV artikel waardoor de toetsingrond op levensgedrag duidelijker kan worden aangegeven. Hierdoor kunnen ook gedragingen van de ondernemers buiten zijn zaak worden meegewogen.
Amsterdam
91
Voor het bestuurlijk bestrijden van georganiseerde criminaliteit op bestuurlijk niveau heeft de gemeente verder het Van Traateam ingesteld. Dit team houdt zich bezig met het verzamelen van relevante informatie over georganiseerde criminaliteit in Amsterdam en de aanpak van georganiseerde criminaliteit op basis van deze informatie. Het Van Traateam neemt deel aan een aantal gebiedsgebonden projecten, zoals rond de Wallen of in Westpoort. Het richt zich ook op specifieke branches of economische activiteiten, zoals de escortbranche, smartshops, illegale casino’s en belhuizen. Daarnaast werkt het Van Traateam aan nieuwe wet- en regelgeving. Voorbeelden daarvan zijn de invoering van de Wet BIBOB en aanpassingen van Algemene Verordeningen. In Amsterdam zijn bij het coördinatiebureau BIBOB in 2004 bij twee aanvragen voor een exploitatievergunning en een gedoogverklaring voor een coffeeshop stappen ondernomen om die te weigeren. Bij beide zaken blijkt sprake te zijn van criminele zakelijke partners die willen investeren in een coffeeshop. In beide gevallen blijken deze zakelijke relaties overigens niet de exploitant of leidinggevende te zijn. Overigens kan de gemeente van ondernemers van alcoholvrije inrichtingen (waaronder coffeeshops) bij het CJD niet de justitiele documentatie opvragen. In tegenstelling tot bij de Drank- en Horecawet is daar geen bevoegdheid voor.
8.2
Kenmerken branche
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de omvang van de sector (aantal ondernemingen en medewerkers) en de organisatiestructuur (rechtsvorm en ketenvorming). Omvang De totale omvang van de cannabisbranche in Amsterdam bedraagt 307 vestigingen, waarvan het overgrote deel (84%) tot de coffeeshops kan worden gerekend (tabel 8.1). Amsterdam telt eind 2003 259 gedoogde coffeeshops, terwijl dit er eind 2002 280 waren. Uit een verslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Openbare Orde en Veiligheid en Integraal Veiligheidsbeleid van 26 juni 2003 blijkt dat zich hieronder volgens de Bond voor Cannabis Detaillisten (BCD) 53 hasjcafés bevinden. In januari 1998 waren dit er volgens de BCD nog 100. In januari 2004 staan op de gedooglijst van de gemeente, die 92
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
overigens niet volledig is bijgewerkt, 71 hasjcafés met een gedoogbeschikking. In Amsterdam zijn relatief weinig smart- en growshops aangetroffen. Het aantal smartshops zou groter zijn dan de 28 (18 smartshops en tien combinaties van smart- en growshops) die in deze doorlichting zijn gevonden. In eerdere inventarisaties worden alleen al voor de binnenstad aantallen van 60 smartshops genoemd (Werkgroep smartshops II 2000). De afbakening van deze winkels ten opzichte van vooral growshops en headshops is echter niet altijd duidelijk. Bovendien hebben diverse zaken de deuren moeten sluiten de afgelopen jaren, met name nadat de verkoop van gedroogde paddestoelen werd verboden. Uit een arrest van de Hoge Raad blijkt dat gedroogde paddestoelen onder de Opiumwet vallen en de verkoop strafbaar is (Hoge Raad der Nederlanden, 5 november 2002). De gedroogde paddestoelen waren een belangrijke bron van inkomsten voor de smartshops. Tabel 8.1
Aantal coffee-, grow- en smartshops in Amsterdam Aantal % Coffeeshop 259 84 Growshop 20 7 Smartshop 18 6 Combinatie smart/growshop 10 3 Totaal 307 100
Personeel De meeste coffee-, grow- en smartshops (56%) in Amsterdam hebben twee tot vijf medewerkers in dienst (tabel 8.2). Het totale aantal werknemers in de branche bedraagt volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel bijna 1.100 personen, gemiddeld 3,6 werknemers per vestiging. De grotere vestigingen met meer dan tien werknemers zijn uitsluitend te vinden bij de coffeeshops.
Amsterdam
93
Tabel 8.2
0 1 2-5 6-10 > 10 Niet bekend Totaal
Overzicht aantal medewerkers van de coffee-, grow- en smartshops in Amsterdam Combinatie Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal grow/smartshop n % n % n % An % N % 12 5 4 20 2 11 2 20 20 7 48 19 2 10 5 28 1 10 56 18 143 55 13 65 9 50 6 60 171 56 38 15 1 5 2 11 1 10 42 14 15 8 0 0 0 0 0 0 15 5 3
1
0
0
0
0
0
259
100
20
100
18
100
10
0
3
1
100 307
100
Rechtsvorm Eenmanszaken en vennootschappen onder firma zijn in Amsterdam de meest voorkomende rechtsvormen in de cannabisbranche (tabel 8.3). Dit geldt met name voor de coffeeshops, waarvan 86% tot die juridische rechtsvormen behoren. Daarnaast is 15% van alle vestigingen een besloten vennootschap. Bij de coffeeshops is dit percentage lager (13%), terwijl dit bij de growshops aanzienlijk hoger is (35%). Tabel 8.3
Rechtsvormen coffee-, grow- en smartshops in Amsterdam Combinatie Coffeeshop Growshop Smartshop Totaal grow/smartshop n % n % n % n % N %
Eenmans156 zaak v.o.f. 67 BV 34 CV 2 Totaal 259
60
4
20
9
50
6
60 175
57
26 13 1 100
9 7 0 20
45 35 0 100
6 3 0 18
33 17 0 100
1 3 0 10
10 83 30 47 0 2 100 307
27 15 1 100
Winkelketens Van alle vestigingen in Amsterdam is nagegaan of deze deel uitmaken van een winkelketen. Van een winkelketen wordt gesproken indien een ondernemer bij de Kamer van Koophandel twee of meer winkelvestigingen op zijn naam heeft staan. 94
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Evenals elders in het land maakt in Amsterdam een overgrote meerderheid van de shops (77%) geen deel uit van een winkelketen (zie tabel 8.4).2 Bij de coffeeshops en growshops is dit 78% respectievelijk 79%, terwijl dit percentage bij de overige shops lager is. Smartshops en grow-/smartshops zijn derhalve vaker onderdeel van een winkelketen. Winkelketens komen, relatief gezien, ook in Amsterdam het vaakst voor bij de smartshops. Van de smartshops is 37% (zeven bedrijven) onderdeel van een winkelketen. Tabel 8.4
Aantallen betrokken winkelvestigingen van dezelfde ondernemer(s) naar coffeeshops, growshops en smartshops in Amsterdam in 2003* Combinatie Coffeeshops Growshops Smartshops growTotaal /smartshop n % n % N % n % N % 1 208 78 15 79 12 63 6 60 241 77 2 30 11 3 16 5 26 2 20 40 13 3 15 6 0 0 0 0 0 10 15 5 4 7 3 1 5 2 11 2 20 12 4 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6 6 2 0 0 0 0 0 0 6 2 Totaal 266 100 19 100 19 100 10 100 314 100 * Enkele shops zijn onderdeel van meerdere ketens en zijn daardoor dubbel geteld.
Het grootste deel van de winkelketens bestaat uit slechts twee vestigingen. In totaal gaat het hierbij om 20 ketens en derhalve om 40 winkels. De voornaamste combinatie is die van twee coffeeshops. Verder komen in Amsterdam vijf ketens van drie bedrijven, drie ketens van vier bedrijven, en één keten van zes bedrijven voor.3 2
3
Uit eerdere inventarisaties van de aantallen smartshops in Amsterdam (Werkgroep smartshops II 2000) bleken er juist daarvan meer vestigingen te zijn dan de 26 die in deze doorlichting zijn gevonden. Smartshops, maar ook andere vestigingen, die onderdeel zijn van een keten worden eerder gevonden dan geheel zelfstandige vestigingen. Bij de Kamer van Koophandel zijn de onderlinge verbanden (nevendan wel hoofdvestigingen) per vestiging vermeld. Waarschijnlijk geldt met name voor de smartshops dat enkele zelfstandig gevestigde winkels niet zullen zijn gevonden. Voor de aantallen ketens zal dit minder gevolgen hebben. Meest opvallend bij de ketens van vier bedrijven zijn de combinatie van drie coffeeshops en een growshop en de combinatie van twee smartshops en twee grow/smartshops. Alle vestigingen in de keten van zes coffeeshops voeren dezelfde bedrijfsnaam.
Amsterdam
95
8.3
Ondernemers
De gemiddelde leeftijd van de ondernemers in de cannabisbranche in Amsterdam is 40 jaar, variërend van vijf personen in de leeftijdscategorie 18-25 jaar tot 27 personen in de leeftijdscategorie 50 jaar en ouder. Coffeeshopondernemers hebben een gemiddelde leeftijd van 41 jaar, ondernemers van een growshop zijn gemiddeld 53 jaar, smartshopondernemers 36 jaar, terwijl ondernemers van een grow/smartshop gemiddeld 47 jaar oud zijn. Nagenoeg alle ondernemers in de Amsterdamse cannabisbranche zijn mannen (84%). Terwijl ongeveer 14% van de coffee-, grow- en smartshopondernemers vrouw is, zijn de ondernemers van de grow-/smartshops allen mannen. Uit tabel 8.5 blijkt dat de meeste ondernemers zijn geboren in Nederland (55%). Daarnaast is een relatief hoog percentage ondernemers afkomstig uit Marokko (22%), wat met name geldt voor de coffeeshopeigenaren en uit Suriname (7%). Verder zijn enkele ondernemers afkomstig uit Turkije (3%), Duitsland (2%) en België (1%).4 Tabel 8.5
4
Geboorteland van ondernemers in cannabisbranche Amsterdam (n=381) Combinatie growCoffeeshop Growshop Smartshop /smartshop Totaal n % n % n % n % N %
Nederland Marokko Turkije Suriname Duitsland België Overig West-Europa Overig buiten Europa
165 79 9 25 6 2 16 26
50 24 3 8 2 1 5 8
22 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
14 0 0 1 0 0 0 1
88 0 0 6 0 0 0 6
8 3 1 1 0 0 1 1
Totaal
328 100
22 100
16 100
15
53 209 20 82 7 10 7 27 0 6 0 2 7 17 7 28
55 22 3 7 2 1 4 7
100 381 100
Het geboorteland van de ondernemers is niet altijd gelijk aan de etniciteit. Ondernemers die in Nederland zijn geboren, maar waarvan de ouders uit het buitenland afkomstig zijn, behoren tot de tweede generatie allochtonen en hebben de Nederlandse nationaliteit. De betrokkenheid van personen in de cannabisbranche met een niet-Nederlandse etniciteit zal derhalve groter zijn.
96
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Onder de coffeeshopondernemers blijken zich de meeste ondernemers te bevinden die een ander geboorteland dan Nederland hebben in tegenstelling tot de growshopondernemers. Deze zijn allen geboren in Nederland. Ook de overgrote meerderheid van de smartshopondernemers (88%) heeft als geboorteland Nederland, terwijl de helft (53%) van de grow-/smartshopondernemers in Nederland is geboren. Overige vennootschappen Uit gegevens van het ministerie van Justitie (Vennoot '98) blijkt dat van de 365 personen in de cannabisbranche er 102 geregistreerd staan als vennoot bij één of meer naamloze of besloten vennootschappen. Een meerderheid (63 ondernemers) is vennoot bij één onderneming, meestal de cannabisonderneming. Acht cannabisondernemers zijn tevens eigenaar van een vennootschap die niet actief is in de cannabisbranche. Zij zijn met name (mede) eigenaar van vennootschappen die actief zijn in de horeca of detailhandel. Enkele ondernemers zijn actief in de vastgoedsector en de speelautomatenbranche. Verder zijn 23 ondernemers eigenaar van twee vennootschappen, 13 zijn vennoot in drie ondernemingen, terwijl drie ondernemers respectievelijk vier, vijf of acht vennootschappen bezitten. Hierbij gaat het met name om ondernemers die meerdere coffee-, grow- of smartshops in aparte BV's hebben ondergebracht en daarnaast vaak nog een houdstermaatschappij bezitten.
8.4
Criminaliteit
Evenals in het vorige hoofdstuk over de situatie in Venlo is voor de criminele achtergrond van ondernemers in de cannabisbranche in Amsterdam gebruik gemaakt van de justitiële documentatie die over hen beschikbaar is. Nagegaan is of de ondernemers bekend zijn bij justitie en hoe vaak en waarvoor zij met justitie in aanraking zijn geweest. Bij de aard van de misdrijven is met name gekeken naar de tenlastelegging van deelname aan een criminele organisatie of naar misdrijven die daarmee verband zouden kunnen houden, zoals grootschalige handel in (hard)drugs, vermogensdelicten, zware geweldsmisdrijven en wapenbezit. In totaal zijn van 381 eigenaren, vennoten, gevolmachtigden en bestuurders van coffee-, grow- of smartshops in Amsterdam de Amsterdam
97
gegevens opgevraagd. In het vervolg wordt kortweg gesproken van ondernemers in de cannabisbranche. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op het justitieel verleden van ondernemers in de Amsterdamse cannabisbranche, de (ernstige) delicten waarvan zij verdacht zijn geweest en waarvoor zij zijn veroordeeld en de ernstige delicten gepleegd in de periode dat zij actief zijn in de cannabisbranche. Vervolgens wordt ingegaan op de criminele carrière van de ondernemers en het Amsterdamse drugsbeleid, waarna wordt afgesloten met een samenvatting. Strafrechtelijk verleden Van de 381 ondernemers zijn er 85 onbekend bij het JDS. Dit betekent dat 296 cannabisondernemers, 78%, een justitieel verleden hebben. Dit percentage komt overeen met het percentage coffeeshophouders in Venlo met justitiële antecedenten (83%), en ook met het percentage coffeeshopondernemers in Enschede dat in aanraking is geweest met de politie (Dorenbusch 2000). Van de 296 bij het JDS geregistreerde ondernemers zijn 258 ondernemer van een coffeeshop, 17 van een growshop, tien van een smartshop en 11 van een combinatie van grow-/smartshop (tabel 8.6). Met name de coffeeshophouders (79%) en growshophouders (77%) blijken in aanraking te zijn geweest met justitie. De smartshophouders in Amsterdam scoren wat betreft justitiecontacten lager (63%). Tabel 8.6
Justitieel verleden van ondernemers in cannabisbranche Amsterdam Combinatie growCoffeeshop Growshop Smartshop /smartshop Totaal n % n % n % n % N % Wel justitiecontact 258 79 17 77 10 63 11 73 296 78 Geen justitiencontact 70 21 5 23 6 38 4 27 85 22 Totaal 328 100 22 100 16 100 15 100 381 100
Het aantal strafzaken waarin de bekende van justitie een verdachte is, varieert van één tot 23 zaken. Het aantal feiten waarvan zij verdacht worden loopt uiteen van één feit tot acht feiten binnen één zaak. De meeste zaken hebben echter betrekking op één feit.
98
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Nagegaan is van welke misdrijven de 296 ondernemers met een justitieel verleden ooit verdacht zijn geweest. Deze 296 ondernemers in de cannabisbranche in Amsterdam zijn verdacht van in totaal 1642 misdrijven, gemiddeld zes misdrijven per persoon. Figuur 8.1 laat zien dat, evenals in Venlo, 41% (667) van deze misdrijven betrekking heeft op de categorie overige delicten, wat vaak een misdrijf is vanwege het overtreden van de Wegenverkeerswet of de wet Milieubeheer (zie ook bijlage 2, tabel 2). Figuur 8.1
Categorieën misdrijven waarvan ondernemers in cannabisbranche Amsterdam ooit verdacht zijn geweest, in percentages
Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overige delicten 0
10
20
30
40
50
Verdachten ooit In Nederland valt iemand vanaf zijn 12de levensjaar onder het (jeugd)strafrecht. Bij een gemiddelde leeftijd van de cannabisondernemers van 40 jaar betekent dit dat de misdrijven zijn gepleegd gedurende een periode van gemiddeld 28 jaar. Verder blijken de ondernemers die op 1 januari 2004 actief zijn in de cannabisbranche gemiddeld zeven jaar in deze branche werkzaam te zijn. De bij justitie bekende cannabisondernemers blijken, afgezien van de misdrijven uit de categorie overig, met name verdacht te zijn geweest van handel in soft- en harddrugs en van (ernstige) geweldsdelicten
Amsterdam
99
(tabel 8.7). Hiervoor zijn in totaal 249 ondernemers verantwoordelijk, terwijl 47 ondernemers alleen werden verdacht van overige delicten. Deze 47 ondernemers zijn niet meer betrokken in de verdere analyses, aangezien hun delicten weinig zeggen over hun relatie met georganiseerde criminaliteit. Tabel 8.7
Aantal misdrijven waarvan ondernemers in cannabisbranche Amsterdam ooit zijn verdacht (excl. overige misdrijven) Combinatie growCoffeeshop Growshop Smartshop /smartshop Totaal (n=217) (n=14) (n=9) (n=9) (N=249) n % n % n % n % N % Criminele organisatie 5 1 1 2 0 0 1 4 7 1 Wapens en munitie 55 6 3 6 0 0 1 4 59 6 Ernstige geweldpleging 3 6 5 17 3 13 89 7 78 9 Geweldpleging 67 8 3 6 2 7 0 0 72 7 Harddrugs 69 8 6 11 2 7 5 21 82 8 Softdrugs 343 40 18 33 2 7 10 42 373 38 Vermogensdelicten 251 29 20 37 18 62 4 17 293 30 Totaal 868 100 54 100 29 100 24 100 975 100
Coffeeshophouders De 217 coffeeshophouders hebben samen 868 aanklachten tegen zich horen eisen. Vier ondernemers zijn vijf keer aangeklaagd wegens het lid zijn van een criminele organisatie. Daarnaast zijn 43 ondernemers samen 55 keer aangeklaagd voor een overtreding op de Wet Wapens en munitie, terwijl 51 ondernemers samen 78 keer zijn aangeklaagd wegens ernstige geweldpleging, zoals zware mishandeling of doodslag. In totaal zijn 103 ondernemers verdacht geweest van 251 vermogensdelicten. Van het overtreden van artikel 3 van de Opiumwet (softdrugs), werd 56% van de coffeeshophouders verdacht. In hun werk komt een deel van de coffeeshopondernemers vrijwel dagelijks met grotere partijen softdrugs in aanraking. De kans dat zij in hun hele ondernemerscarrière wel eens een proces-verbaal hebben gekregen voor een te grote handelsvoorraad of voor handel in softdrugs is dan ook groot. Growshophouders De 14 growshophouders zijn verdacht geweest van 54 misdrijven. Eén ondernemer werd verdacht van het lid zijn van een criminele 100
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
organisatie, terwijl twee ondernemers samen drie keer verdacht zijn geweest van het overtreden van de Wet Wapens en munitie. Eveneens twee ondernemers zijn samen drie keer aangeklaagd wegens ernstige geweldpleging. Meer dan de helft van de ondernemers is verdacht geweest van een softdrugsdelict, terwijl twee derde werd verdacht van een vermogensdelict. Smartshophouders De negen smartshophouders zijn samen verdacht geweest van 29 misdrijven. Drie ondernemers hebben samen vijf aanklachten tegen zich horen eisen voor ernstige geweldpleging. Daarnaast is één smartshopondernemer verdacht geweest van twee harddrugsdelicten, terwijl zeven ondernemers werden verdacht van een vermogensdelict. Grow-/smartshophouders De negen grow-/smartshopondernemers zijn samen verdacht geweest van 24 misdrijven. Eén ondernemer werd verdacht van het lid zijn van een criminele organisatie, terwijl eveneens één ondernemer verdacht is geweest van een overtreding op de Wet wapens en munitie. Daarnaast zijn drie ondernemers aangeklaagd wegens ernstige geweldpleging, terwijl eveneens drie zijn aangeklaagd voor vier vermogensdelicten. Daders Tot nu toe is gekeken naar de zwaardere delicten waarvan de ondernemers in de cannabisbranche verdacht zijn geweest. Zij zullen echter (nog) niet voor alle aanklachten zijn veroordeeld. Hieronder wordt ingegaan op de daadwerkelijke veroordelingen van de ondernemers. Tabel 8.8
Misdrijven waarvoor ondernemers in cannabisbranche Amsterdam ooit zijn veroordeeld (excl. overige misdrijven) Combinatie growCoffeeshop Growshop Smartshop /smartshop Totaal (n=175) (n=11) (n=6) (n=6) (N=198) n % n % n % n % N % Criminele organisatie 1 0 1 4 0 0 0 0 2 0 Wapens en munitie 7 2 8 0 0 1 8 35 7 32 Ernstige geweldpleging 32 7 2 8 3 27 2 15 39 8 Geweldpleging 7 0 0 0 0 0 0 30 6 30 Harddrugs 5 0 0 0 0 1 8 22 5 21 Softdrugs 49 13 50 2 18 5 38 228 48 208 Vermogensdelict 24 8 31 6 55 4 31 122 26 104 Totaal 428 100 26 100 11 100 13 100 478 100
Amsterdam
101
Uit tabel 8.8 blijkt dat 478 van de 975 aanklachten uit tabel 8.7 (49%) zijn uitgemond in een veroordeling. Hiervoor zijn 198 ondernemers verantwoordelijk. Zij zijn met name veroordeeld voor softdrugsdelicten, vermogensdelicten en (ernstige) geweldplegingen. Van de ondernemers die zijn aangeklaagd is 80% ook daadwerkelijk schuldig bevonden. Coffeeshophouders De coffeeshophouders zijn samen veroordeeld voor 428 van de 868 misdrijven (49%). Eén van de vier ondernemers die verdacht werd van het lid zijn van een criminele organisatie is hiervoor ook veroordeeld. Daarnaast zijn 28 coffeeshopondernemers veroordeeld voor 32 overtredingen op de Wet Wapens en munitie, terwijl 26 ondernemers schuldig zijn bevonden aan 32 misdrijven met betrekking tot ernstige geweldpleging. Daarnaast zijn 61 ondernemers schuldig bevonden aan 104 vermogensdelicten. Growshophouders De growshopondernemers zijn samen voor 26 van de 54 aanklachten veroordeeld (48%). De growshopondernemer die werd verdacht van het lid zijn van een criminele organisatie is hier ook voor veroordeeld. Daarnaast zijn ook de twee ondernemers die waren aangeklaagd voor ernstige geweldpleging hiervoor veroordeeld, terwijl vijf ondernemers schuldig zijn bevonden aan acht vermogensdelicten. Smartshophouders De smartshopondernemers zijn samen veroordeeld voor 11 van de 29 misdrijven waarvan zij verdacht werden (38%). Twee ondernemers zijn samen drie keer schuldig bevonden aan een ernstig geweldsdelict. Grow-/smartshopondernemers De grow-/smartshopondernemers zijn samen veroordeeld voor 13 van de 24 aanklachten waarvan zij verdacht werden (54%). Eén ondernemer is veroordeeld voor het overtreden van de Wet Wapens en munitie, eveneens één ondernemer is schuldig bevonden aan een harddrugsdelict, terwijl twee ondernemers zijn veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict, zoals zware mishandeling of doodslag. Misdrijven tijdens ondernemerschap cannabisbranche Verder is nagegaan in welke periode de ondernemers verdacht werden van criminele activiteiten. Het blijkt dat in de periode 1996-2000 een duidelijke piek is waar te nemen in het aantal misdrijven, met name 102
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
softdrugsgerelateerde. Vermoedelijk heeft dit te maken met de toenemende intensiteit van de controles halverwege de jaren negentig in het kader van 'het scheiden van de bokken en de schapen', waarmee vooral de coffeeshops te maken hebben. In absolute aantallen spannen de softdrugsmisdrijven ook de kroon bij de coffeeshopondernemers. Bijna de helft (49%) van de ernstige misdrijven waarvoor zij zijn veroordeeld is een softdrugsmisdrijf. De vraag is of de ondernemers vooral slachtoffer zijn van een stringenter beleid of dat zij daarvoor ook al betrokken waren bij de handel in softdrugs en/of andere misdrijven. Nagegaan of er sprake is van een verandering van het criminele gedrag sinds zij actief zijn in de cannabisbranche. Uitgegaan is van de pleegdata van de delicten en de datum van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Gekeken is in welk jaar de ondernemer is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, in functie is getreden of is toegetreden tot een vennootschap, die actief is in de cannabisbranche. Aangenomen is dat dit de datum is waarop de ondernemer actief is geworden in de cannabisbranche. Enkele misdrijven zijn in deze analyses niet meegenomen, omdat de pleegdata hiervan onbekend zijn. Ook enkele ondernemers waarvan alle pleegdata van de gepleegde delicten ontbreken zijn niet in de analyses betrokken. In totaal is 33% van de 296 ondernemers met een strafrechtelijk verleden veroordeeld voor het lid zijn van een criminele organisatie, geweldsmisdrijf of opiumwetmisdrijf in de periode dat zij actief zijn in de cannabisbranche. Het gaat hierbij om 36% van de criminele coffeeshopondernemers, 18% van de criminele growshopondernemers, 20% van de criminele smartshopondernemers en 18% van de criminele grow-/smartshopondernemers. Uit tabel 8.9 blijkt dat ruim één derde van de ernstige delicten (36%) waarvoor ondernemers zijn veroordeeld, zijn gepleegd in de periode dat de ondernemers actief zijn in de cannabisbranche.
Amsterdam
103
Tabel 8.9
Misdrijven waarvoor ondernemers zijn veroordeeld en die zijn gepleegd in de periode dat zij actief zijn in de cannabisbranche in Amsterdam (excl. overige misdrijven) Combinatie growCoffeeshop Growshop Smartshop /smartshop Totaal (n=96) (n=3) (n=4) (n=2) (N=105)
n % Criminele organisatie 0 0 Wapens en munitie 7 11 Ernstige geweldpleging 6 9 Geweldpleging 3 5 Harddrugs 6 9 Softdrugs 107 68 Vermogensdelict 17 11 Totaal 158 100
n % 0 0 0 0 1 25 0 0 0 0 3 75 0 0 4 100
n % 0 0 0 0 1 17 0 0 0 0 2 33 3 50 6 100
n 0 0 1 0 0 2 0 3
% N % 0 0 0 0 11 6 33 12 7 0 5 3 0 9 5 67 114 67 0 20 12 100 171 100
Coffeeshophouders De ondernemers van coffeeshops met een justitieel verleden hebben 37% van de ernstige delicten waaraan zij schuldig zijn bevonden gepleegd ten tijde dat zij actief zijn in de branche. Elf ondernemers zijn schuldig bevonden aan een overtreding op de Wet Wapens en munitie, terwijl acht ondernemers samen negen keer zijn veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten, zoals zware mishandeling of doodslag. Daarnaast zijn 14 ondernemers schuldig bevonden aan 17 vermogensdelicten, gepleegd tijdens het ondernemerschap. Growshophouders De growshopondernemers met een justitieel verleden hebben 15% van de delicten waaraan zij schuldig zijn bevonden gepleegd gedurende de periode dat zij actief zijn in de branche. Eén ondernemer is schuldig bevonden aan ernstige geweldpleging, terwijl twee ondernemers zijn veroordeeld voor een softdrugsdelict. Smartshophouders De ondernemers van een smartshop met een justitieel verleden hebben 55% van de delicten waaraan zij schuldig zijn bevonden gepleegd ten tijde dat zij actief zijn in de branche. Eén ondernemers is veroordeeld voor ernstige geweldpleging, terwijl één ondernemer twee keer is veroordeeld voor een softdrugsdelict. Daarnaast zijn twee ondernemers schuldig bevonden aan drie vermogensdelicten.
104
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Grow-/smartshophouders De grow-/smartshophouders met een justitieel verleden hebben 23% van de delicten waaraan zij schuldig zijn bevonden gepleegd tijdens hun ondernemerschap in de cannabisbranche. Eén ondernemer is veroordeeld voor ernstige geweldpleging, terwijl een andere ondernemer twee keer is veroordeeld voor een softdrugsdelict. Resumé Geen van de cannabisondernemers is tijdens het ondernemerschap veroordeeld voor het lid zijn van een criminele organisatie. Wel zijn zij veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten, vermogensdelicten en opiumwetmisdrijven, vooral voor (illegale) handel in softdrugs. Enkele coffeeshopondernemers zijn daarnaast ook veroordeeld voor overtredingen op de Wet Wapens en munitie en harddrugsdelicten. Criminele carrière Evenals in Venlo is voor de cannabissector in Amsterdam nagegaan of er sprake is van een specifiek delictpatroon of een criminele carrière. Hiertoe is gekeken naar 'veelplegers'. Afhankelijk van het soort onderzoek wordt in de literatuur over veelpleger gesproken bij een ondergrens van drie strafzaken in vijf jaar respectievelijk tien justitiële contacten gedurende de gehele carrière, waarbij de zaak niet werd afgedaan met een overdracht, vrijspraak of sepot (Wartna en Tollenaar 2003). In onze analyses hebben we gekeken naar de gehele criminele carrière van de ondernemers. Derhalve is een ondergrens aangehouden van meer dan tien antecedenten, waarbij de zaak niet werd afgedaan met een overdracht, vrijgesproken of sepot. Uit de analyses blijkt dat 5% van de ondernemers met een justitieel verleden in de cannabisbranche, behoort tot de veelplegers. Het gaat hierbij om negen coffeeshopondernemers en één growshopondernemer.5 De tien veelplegers zijn in totaal veroordeeld voor 134 delicten (tabel 8.10). Dit is 28% van het totaal aantal delicten waaraan de ondernemers in de cannabisbranche schuldig zijn bevonden. De 5
Wanneer een andere definitie wordt gehanteerd van veelpleger, met een ondergrens van drie justitiële contacten waarbij een overig delict niet wordt meegeteld en de zaak niet is geseponeerd, afgedaan of overgedragen, dan blijkt 34% van de criminele ondernemers in de cannabisbranche een veelpleger te zijn. Hieruit blijkt een systematisch crimineel gedrag. Ook vallen de zes ondernemers die ooit zijn aangeklaagd voor het lid zijn van een criminele organisatie onder de veelplegers.
Amsterdam
105
veelplegers zijn niet veroordeeld voor deelname aan criminele organisaties. De veelplegers onder de coffeeshopondernemers zijn daarentegen wel voor alle andere categorieën misdrijven veroordeeld. Zes ondernemers zijn schuldig bevonden aan tien delicten met betrekking tot (zware) mishandeling, moord of doodslag, terwijl één ondernemer veroordeeld is voor een overtreding op de Wet Wapens en munitie. De veelpleger onder de growshopondernemers is in totaal veroordeeld voor twaalf delicten, waarvan één met betrekking tot de wet Wapens en munitie. Tabel 8.10
Misdrijven waarvoor veelplegers in cannabisbranche Amsterdam zijn veroordeeld Coffeeshop Growshop
Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Totaal
n 0 1 10 13 3 13 22 60 122
n 0 1 0 0 0 4 2 5 12
Totaal N 0 2 10 13 3 17 24 65 134
Drugsbeleid gemeente Amsterdam Vanaf januari 1997 heeft de gemeente Amsterdam het beleid verscherpt in het kader van 'het scheiden van de bokken van de schapen'. Mensen die in aanraking zijn geweest met justitie zouden geen vergunning meer krijgen voor een coffeeshop. Uit gegevens van justitie blijkt dat 47 coffeeshopondernemers die vóór 1997 in aanraking zijn geweest met justitie, sinds 1997 toch een vergunning hebben gekregen voor het openen van een coffeeshop. Het aantal keren dat deze personen in aanraking zijn geweest met justitie varieert van één tot vijf keer. Zij worden in totaal van 116 misdrijven verdacht. Alle 47 ondernemers blijken door de rechter te zijn veroordeeld. Negen voor zware mishandeling of doodslag, zes zijn veroordeeld voor een overig geweldsmisdrijf, zeven voor opiumwetmisdrijven (met name handel in harddrugs), acht voor overtreding van de Wet wapens en munitie en 39 ondernemers wegens een overig delict (met name verkeers- en vermogensmisdrijven). De helft van deze 106
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
ondernemers blijkt een gedoogverklaring te hebben ontvangen nadat zij zijn veroordeeld voor een (ernstig) geweldsmisdrijf of vanwege handel in harddrugs. De gemeente Amsterdam merkt hierover op dat gemeenten niet de bevoegdheid hebben om gegevens over het strafrechtelijk verleden op te vragen van personen die een vergunning voor een alcoholvrije inrichting aanvragen (waaronder coffeeshops). Wel hebben zij de bevoegdheid gegevens uit politieregistraties op te vragen. Deze gegevens hebben echter betrekking op misdrijven waarvan de vergunningaanvrager is verdacht. De strafrechtelijke afdoening (sepot, veroordeling of transactie) is derhalve bij de gemeente niet bekend. Samenvattend Een groot deel van de ondernemers in de cannabisbranche in Amsterdam, gemiddeld 78%, blijkt in aanraking te zijn geweest met justitie (tabel 8.11). Het soort delicten waarvan zij verdacht zijn geweest en voor een deel ook zijn veroordeeld loopt sterk uiteen, van een (ernstige) verkeersovertreding tot poging tot moord. Evenals in Venlo laat een deel van de cannabisondernemers, in Amsterdam met name de actieve coffeeshopondernemers, zich niet veel gelegen liggen aan de rechtsregels zoals die in Nederland gelden. Tabel 8.11
Kenmerken ondernemers in cannabisbranche Amsterdam, in percentages CoffeeGrowshop SmartGrow/Totaal shop shop smartshop (n=328)
Persoonskenmerken Man Vrouw Geboorteland Nederland Crimineel gedrag Wel crimineel Niet crim.
(n=22)
(n=16)
(n=15)
83 17 50
86 14 100
88 13 88
100 0 53
84 16 55
79 21
77 23
63 38
73 27
78 22
Ooit verdacht* 66 64 56 60 Ooit veroor53 50 38 40 deeld* Veroordeeld 29 14 25 13 tijdens ondernemerschap* *Misdrijven die vallen in de categorie overig zijn niet meegenomen
Amsterdam
(N=381)
65 52 28
107
Het blijkt dat de criminele ondernemers in de cannabisbranche gemiddeld genomen meer in aanraking zijn gekomen met justitie na toetreding tot deze branche dan daarvoor. Een vergelijking van het crimineel gedrag vijf jaar voor de toetreding en vijf jaar na de toetreding wijst uit dat het aantal coffeeshop-, smartshop- en grow/smartshopondernemers dat in aanraking is gekomen met justitie is gestegen, terwijl het aantal growshopondernemers dat in aanraking is gekomen met justitie na de opening van de shop is gedaald. Vanwege het verscherpte toezicht op coffeeshopondernemers door de AHOJcriteria ligt een justitieel contact voor deze ondernemers ook meer voor de hand. De ondernemers van een grow-, smart- of grow-/smartshop zijn voornamelijk verdacht geweest en tevens veroordeeld voor drugsdelicten of overige delicten. Het is echter niet bekend of zij zijn aangeklaagd voor handel in softdrugs vanuit hun grow- of smartshop. Hierdoor kan, evenals in Venlo, het vermoeden dat de smart- en growshops hun reguliere handel uitbreiden door onder de toonbank softdrugs te verkopen niet worden bevestigd. Zes ondernemers zijn voordat zij actief waren in de cannabisbranche, verdacht geweest van het lid zijn van een criminele organisatie, waarvan twee hiervoor ook zijn veroordeeld. Geen van de ondernemers is na actief te zijn geworden in de cannabisbranche verdacht of veroordeeld voor het lid zijn van een criminele organisatie. Wel zijn zij voor vele andere delicten aangeklaagd en veroordeeld. In totaal is 28% van de cannabisondernemers in Amsterdam schuldig bevonden aan een ernstig misdrijf tijdens het ondernemerschap in de cannabisbranche. Zij zijn veroordeeld voor softdrugsdelicten en doodslag of moord. De coffeeshopondernemers zijn bovendien schuldig bevonden aan overtreding op de Wet wapens en munitie, geweldsdelicten, vermogensdelicten en harddrugsdelicten. In totaal is 18% van alle misdrijven waarvoor de cannabisondernemers ooit zijn veroordeeld, een ernstig misdrijf dat is gepleegd tijdens het ondernemerschap in de cannabisbranche. Aan de hand van de gegevens uit de justitiële documentatie is in een enkel geval een relatie te leggen tussen de ondernemers in de cannabisbranche en de georganiseerde criminaliteit. Er zijn echter relatief weinig ondernemers aangeklaagd en veroordeeld voor het lid zijn van een criminele organisatie. Harde feiten over de betrokkenheid 108
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
van de georganiseerde criminaliteit in de cannabisbranche zijn op basis van de huidige informatie niet voorhanden. De grote aantallen criminele antecedenten van de ondernemers en met name het aantal ernstige delicten waarvoor zij zijn veroordeeld versterkt wel het vermoeden van betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit in de branche.
Amsterdam
109
110
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
9.
CONCLUSIES
In
deze doorlichting is een landelijk beeld gegeven van de cannabisbranche en de risico's voor (indringing van de georganiseerde) criminaliteit. Niet eerder is de aard en omvang van de sector beschreven in aantallen ondernemingen en ondernemers, werkzame personen en financiële omzet. Tevens is nagegaan wie de grotere spelers zijn in de branche. Verder is aan de hand van de literatuur en interviews met sleutelinformanten, waaronder personen die werkzaam zijn in de cannabissector, nagegaan of de branche kwetsbare plekken kent. Deze kwetsbare plekken kunnen voor de georganiseerde criminaliteit wellicht als springplank fungeren voor een uitbreiding van de activiteiten naar overige legale bedrijfssectoren. Daarnaast wordt ingegaan op het feit of ondernemers in de cannabisbranche deel uitmaken van criminele samenwerkingsverbanden of daarvoor in het verleden zijn veroordeeld. Het innemen van een bepaalde machtspositie binnen een sector door de georganiseerde criminaliteit kan leiden tot een verdere verweving van onder- en bovenwereld. In navolging van de reeds eerder uitgevoerde doorlichting van de lokale cannabisbranche in Utrecht is daarnaast in twee gemeenten Venlo en Amsterdam – een casestudy uitgevoerd. Hierbij is getracht vast te stellen in hoeverre er sprake is van onderlinge relaties en verwevenheden tussen de actieve natuurlijke personen en rechtspersonen in de lokale branches, die (kunnen) wijzen op (georganiseerde) criminaliteit in de cannabissector.
9.1
Aard en omvang
De totale omvang van de cannabisbranche in Nederland bedraagt op 1 januari 2004 naar schatting 1.190 winkelvestigingen, waarvan bijna twee derde (63%) tot de gedoogde coffeeshops (752 vestigingen) behoort. Ruim een kwart (27%) van de branche bestaat uit growshops (318 vestigingen). Het aantal smartshops is met 97 vestigingen, 8% van het totale aantal vestigingen in de branche, aanzienlijk geringer. Overigens blijken 23 vestigingen (2%) zowel tot de smartshops als de growshops te behoren. Op basis van de producten die zij verkopen kunnen zij tot beide categorieën winkels worden gerekend.
Conclusies
111
Ontwikkeling aantallen Het aantal coffeeshops neemt sinds de tweede helft van de jaren negentig gestaag af. Sinds 1999, het eerste jaar dat het aantal coffeeshops niet is geschat maar daadwerkelijk is geteld, heeft zich een daling van 11% voorgedaan (Bieleman e.a. 2003). De verwachting is dat het aantal coffeeshops de komende jaren verder zal afnemen. De ontwikkelingen in aantallen smart- en growshops zijn minder exact aan te geven, omdat tellingen van de aantallen voor voorgaande jaren ontbreken. Wel zijn er schattingen beschikbaar. Hieruit blijkt dat het aantal smartshops is afgenomen. In 2000 zouden er naar schatting 150 tot 165 smartshops zijn, terwijl dit eind 2003 wordt geschat op 120 à 140. Begin 2004 zijn er nog zo'n 120 smartshops in Nederland gevestigd. De afnemende vraag naar smartproducten is voornamelijk het gevolg van het verbod door de Hoge Raad op de verkoop van gedroogde hallucinogene paddestoelen, die alleen nog als verse waren mogen worden aangeboden. Dit is echter vanwege de beperkte houdbaarheid van verse paddestoelen voor winkeliers minder aantrekkelijk. Verder lijkt de enkele jaren geleden nog hoge populariteit van smartproducten onder jongeren inmiddels zijn hoogtepunt te hebben gehad. Het aantal growshops neemt sterk toe. Begin jaren negentig zijn de eerste growshops geopend. Bovenkerk (2003) noemt in zijn onderzoek naar de hennepteelt in Nederland reeds een aantal van 200 shops. Begin 2004 telt Nederland zo'n 320 growshops. Daarnaast zijn er nog 23 vestigingen die zowel kweekbenodigdheden als smartproducten verkopen. De markt lijkt daarmee nog niet te zijn verzadigd. De voornaamste klanten van growshops zijn de kwekers van nederwiet. De populariteit van nederwiet is groot onder Nederlandse gebruikers. Van alle cannabis die wordt verkocht in de gedoogde coffeeshops bestaat tegenwoordig zo’n 60% uit nederwiet. Geografische spreiding De geografische spreiding over Nederland verschilt sterk tussen de coffeeshops en de smart- en growshops. De coffeeshops zijn met name in de grotere gemeenten (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) en in de grensstreek gevestigd, waar de vraag naar softdrugs het grootst is. Smartshops en growshops zijn minder vaak dan coffeeshops in de grote steden gevestigd en relatief meer in kleinere (plattelands)gemeenten. Met name growshops komen vaak voor in kleinere 112
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
gemeenten waar geen coffeeshops zijn gevestigd. De kans dat een growshop zich bevindt in een kleinere gemeente waar geen coffeeshop is, is groot. De helft van de Nederlandse gemeenten behoort immers tot de categorie kleine gemeenten (minder dan 20.000 inwoners), terwijl daar slechts 2% van de coffeeshops is gevestigd. Vaak voeren deze gemeenten een beleid waarmee de vestiging van een coffeeshop de facto onmogelijk is gemaakt (nulbeleid). Werkzame personen De cannabisbranche wordt gedomineerd door het kleinbedrijf. Grote(re) ondernemingen met meer dan 50 werknemers komen niet voor in de cannabisbranche. De meeste ondernemingen in deze branche zijn eenmanszaken, waarin een eigenaar met één of enkele medewerkers werkzaam is. Het gemiddelde aantal werknemers is 2,9 per vestiging. In totaal zijn volgens de gegevens van het Handelsregister van de Kamers van Koophandel ruim 3.300 personen in deze vestigingen werkzaam, waarvan het grootste deel in de coffeeshops (2.500). In de grow- en smartshops zijn volgens deze gegevens in totaal zo'n 800 personen werkzaam. Omzet Betrouwbare omzetcijfers van ondernemingen in de cannabisbranche zijn niet beschikbaar. Bij het CBS zijn de ondernemingen opgenomen in bredere categorieën voor detailhandel (grow- en smartshops) en horeca (coffeeshops). De financiële omzet van de coffeeshops wordt geschat op 211 tot 283 miljoen euro (460 tot 620 miljoen gulden) per jaar. Per coffeeshop komt dit neer op een gemiddelde omzet uit de verkoop van softdrugs van 278.000 tot 372.000 euro (610.000 tot 820.000 gulden). De onderlinge verschillen zijn groot. Bij de grotere coffeeshops in toeristische regio's, zoals in Amsterdam en in de grensstreek, is de omzet enkele miljoenen, terwijl er ook coffeeshops zijn die buiten stedelijke centra zijn gelegen, die een beduidend lagere omzet halen. De meeste coffeeshops lijken financieel echter goed te draaien. De ondernemers die zijn geïnterviewd verdienen vrijwel allen een (zeer) goede boterham met de verkoop van cannabis. Dit lijkt de afgelopen jaren ook alleen maar te zijn verbeterd. Terwijl de vraag naar cannabis de afgelopen jaren niet is afgenomen, daalt immers het aantal coffeeshops. Het risico dat kleinere coffeeshops die slecht renderen en om te kunnen overleven afglijden naar de criminaliteit lijkt daarmee niet groot te zijn.
Conclusies
113
Over de omzet van grow- en smartshops zijn in het geheel geen gegevens beschikbaar. Om meer inzicht te verkrijgen in de omzetten in de cannabisbranche is de belastingdienst gevraagd medewerking te verlenen. Over (geanonimiseerde) omzetgegevens van coffee-, grow- en smartshops verstrekt de belastingdienst echter geen informatie.
9.2
Ondernemers
In de cannabissector zijn de vestigingen vooral eenmanszaken of, als er meerdere eigenaren zijn, een vennootschap onder firma (v.o.f.). Beide ondernemingsvormen worden vaak gekozen bij financieel minder risicovolle bedrijfsactiviteiten. Ruim vier vijfde (81%) van de vestigingen heeft dergelijke juridische rechtsvormen, zowel bij de gedoogde coffeeshops als de grow- en smartshops. Ongeveer 15% van de ondernemingen in de cannabisbranche bestaat uit een besloten vennootschap. Vooral bij growshops wordt vaker voor die rechtsvorm gekozen. Winkelketens Aan de hand van inschrijvingen in het Handelsregister van de Kamers van Koophandel is nagegaan of een ondernemer meerdere vestigingen heeft in de cannabisbranche. Van alle winkelvestigingen behoort bijna een vijfde deel (18%) tot een winkelketen, die uit ten hoogste zes vestigingen bestaat. De overige ruim tachtig procent van de ondernemingen in de cannabissector bestaat uit één vestiging. De winkelketens komen, relatief gezien, het vaakst voor bij de smartshops. Van de smartshops is een kwart van de vestigingen onderdeel van een winkelketen. Grotere spelers Van een economische machtsconcentratie is geen sprake. Kleinschaligheid viert hoogtij in de cannabisbranche. De meeste winkelketens bestaan uit slechts twee vestigingen. De twee grootste ketens in de branche bestaan uit zes vestigingen. Zo is er een coffeeshopketen in Amsterdam die onderdeel is van een grotere onderneming waartoe tevens een horecaonderneming en enkele detailhandelsvestigingen behoren. Daarnaast is er een landelijke keten van growshops met vestigingen verspreid over het land. Schaalvergroting doet zich nauwelijks voor in de cannabisbranche. Dat is bij de coffeeshops ook niet eenvoudig. Landelijk en lokaal is het 114
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
coffeeshopbeleid er op gericht het aantal coffeeshops te beperken. De meeste gemeenten hebben een maximum aan het aantal coffeeshops gesteld (maximumbeleid) of hebben vastgelegd dat bij bedrijfsbeëindiging van een bestaande coffeeshop geen nieuwe gedoogverklaring wordt uitgereikt (uitsterfbeleid). Jaarlijks zijn hooguit slechts enkele vergunningen te verkrijgen voor het starten van een coffeeshop. Coffeeshophouders die willen investeren in de eigen branche zullen waarschijnlijk eerder een growshop beginnen. Dit is begin 2004 de meest voorkomende combinatie bij de winkelketens in de cannabissector. In 18 ketens is er sprake van een combinatie van coffeeshops en growshops. In veel bedrijfssectoren streven ondernemers naar een integratie van de productie en de verkoop. Voor de coffeeshophouders zou een growshop een voor de hand liggende keuze zijn. Eigenaren van coffeeshops kunnen met een growshop immers meer invloed uitoefenen op het aanbod en de kwaliteit van de cannabis. Activiteiten buiten cannabisbranche Daarnaast zijn cannabisondernemers actief in andere bedrijfstakken. In Amsterdam is ruim een kwart (28%) van de cannabisondernemers vennoot in een BV of NV. De meesten zijn vennoot van slechts één of twee ondernemingen. Meestal gaat het hierbij om een BV waarin de cannabisonderneming is ondergebracht en een BV als houdstermaatschappij of 'holding company', die de aandelen van de cannabisonderneming bezit. Een beperkt aantal cannabisondernemers (16) heeft de beschikking over drie tot maximaal acht vennootschappen. Naast horecaondernemingen gaat het om activiteiten in de detailhandel, vastgoedsector en speelautomatenhandel. In Venlo blijkt een gering aantal in de cannabisbranche actieve ondernemers (drie) te zijn betrokken bij zakelijke activiteiten in andere sectoren (detailhandel en onroerend goed). Bovendien gaat het hierbij om ondernemingen van relatief geringe omvang. Uit kadastrale gegevens blijkt dat ook het onroerend goed bezit van cannabisondernemers in Venlo zich beperkt tot hooguit enkele panden, waaronder vaak het bedrijfspand waarin de cannabisonderneming is gevestigd.
9.3
Kwetsbaarheid cannabisbranche
De achterdeur van de coffeeshop, waarmee het bevoorraden van coffeeshops wordt bedoeld, is de achilleshiel van het Nederlandse Conclusies
115
gedoogbeleid. Het gedogen heeft betrekking op de verkoop van cannabis door coffeeshops aan consumenten, terwijl hiervan bij de bevoorrading geen sprake is. In de praktijk geeft justitie echter een lage opsporingsprioriteit aan de aanvoer van cannabis bij coffeeshops. De achterdeur blijft daarmee echter wel in de criminele sfeer. In de wijze waarop de coffeeshopeigenaar aan zijn voorraad cannabis moet komen, voorziet het gedoogbeleid niet. Coffeeshopondernemers worden hierdoor in een moeilijke positie geplaatst. De detailhandel is gedoogd, waarbij de coffeeshopeigenaar een maximumvoorraad van 500 gram mag aanhouden, terwijl de groothandel strafbaar is. Hasj Cannabisondernemers komen bij het inkopen van grotere partijen cannabis onherroepelijk in contact met drugscriminelen. Deze marktsituatie heeft de (georganiseerde) criminaliteit de afgelopen dertig jaar geen windeieren gelegd. Het op grootschalige wijze invoeren van relatief goedkoop te produceren hasj in voornamelijk derde wereld landen heeft een deel van de drugscriminelen in Nederland vermogend gemaakt. Een kilo hasj brengt op de consumentenmarkt momenteel gemiddeld vijf tot zesduizend euro op, terwijl de inkoopprijs voor de coffeeshophouder twee tot drieduizend euro bedraagt. Het marktaandeel van hasj is door de sterke opkomst van nederwiet in de jaren negentig steeds kleiner geworden. Jaarlijks wordt in de coffeeshops naar schatting 15 tot 20 ton hasj verkocht met een omzet tussen 75 en 120 miljoen euro. Vanwege de lage productiekosten zijn de winstmarges relatief hoog. De hasjhandel blijft dan ook een uiterst aantrekkelijke handel. Nederwiet Ook de kweek van nederwiet zou in toenemende mate in handen zijn van criminele organisaties. Bij de inkoop van nederwiet is de coffeeshopeigenaar eveneens in belangrijke mate afhankelijk van een in toenemende mate door drugscriminelen gedomineerde handel, die sterk wordt aangewakkerd door de steeds professionelere kweekbenodigdheden die zijn te verkrijgen in growshops. Criminelen beschikken over de financiële middelen en de organisatie om de nederwiet op grootschalige wijze tegen relatief lage kosten te produceren. Ook bij de wietteelt zouden de winstmarges aanzienlijk zijn. Een steeds groter deel van de wiet zou bovendien worden geëxporteerd naar het buitenland waar de vraag naar de kwalitatief hoogwaardige nederwiet toeneemt.
116
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
De growshops blijken een belangrijke actieve schakel te zijn in de productieketen van cannabis. Bij deze winkels zijn niet alleen de kweekbenodigdheden te koop, maar vaak ook de stekjes. De afgelopen jaren is het aantal growshops sterk toegenomen. De nieuwe shops vestigen zich vooral op bedrijventerreinen van waaruit zij de klant binnen 24 uur op maat kunnen bedienen. Parallel aan de toename van de growshops is de hoeveelheid in beslaggenomen nederwiet de afgelopen jaren eveneens sterk gestegen. Jaarlijks rolt de politie in het hele land tot enkele duizenden wietkwekerijen op (ruim 2.000 in 2001) en neemt zij honderdduizenden hennepplanten in beslag (bijna 900.000 in 2001). De growshops kunnen worden gezien als een belangrijke aanjager van de activiteiten in de wietteelt. Zij faciliteren de wietteelt door de kweekbenodigdheden te leveren en adviezen te geven over de kweekwijze. Growshophouders blijken relatief vaak te zijn betrokken bij het faciliteren van de thuisteelt. In negen van de 25 politieregio's zijn growshophouders actief betrokken bij de wietteelt. Zij zorgen bijvoorbeeld voor de levering en aansluiting van apparatuur, de stroomvoorziening en de levering van stekjes. Een enkele maal zouden zij zelfs de kwekerijen financieren. Kwetsbaarheid ondernemers Uit justitiële documentatie blijkt dat in de cannabisbranche in Venlo en Amsterdam relatief veel ondernemers actief zijn met een (lang) justitieel verleden en een gemiddeld fors aantal criminele antecedenten. Het beeld dat oprijst uit het justitiële verleden van cannabisondernemers is dat zij zich in het algemeen weinig gelegen (hebben) laten liggen aan de weten regelgeving in Nederland. Veel ondernemers in de cannabisbranche in Venlo en Amsterdam hebben een strafblad. In Venlo heeft 83% van de cannabisondernemers criminele antecedenten, in Amsterdam 78%. De feiten die hen ten laste zijn gelegd, laten voor zowel de ondernemers in Venlo als die in Amsterdam een breed spectrum aan misdrijven zien. Op hun strafblad komen relatief veel opiumwetmisdrijven voor, met name softdrugs, maar ook harddrugs, verboden wapenbezit, (ernstige) geweldsmisdrijven, vermogensdelicten en verkeersdelicten. In hoeverre dit beeld representatief is voor de cannabisondernemers in heel Nederland is op basis van de ons beschikbare informatie niet geheel duidelijk. Gezien de omvang van de gepleegde misdrijven en het grote aantal ondernemers dat zich hieraan gedurende langere tijd schuldig heeft gemaakt, zal het beeld elders hoogst waarschijnlijk niet veel afwijken. Conclusies
117
Zo wordt ook in eerdere inventarisaties van coffeeshophouders in Enschede, een onderzoek naar smartshops door de CRI en een doorlichting van de cannabisbranche in Utrecht een vergelijkbaar beeld geschetst. Kwetsbaarheid branche De criminele achtergrond van een aanzienlijk deel van de ondernemers maakt de branche kwetsbaar voor indringing van de georganiseerde criminaliteit. In het verleden is dit ook gebleken. In de jaren negentig, toen de wildgroei in de coffeeshops op zijn hoogtepunt was, zijn door criminele organisaties coffeeshops gekocht. Het invoeren van gedoogvergunningen, het verscherpen van de richtlijnen en het lokale coffeeshopbeleid heeft tot een regulering van de coffeeshopsector geleid. Coffeeshophouders lijken zich sindsdien steeds beter aan de regels te houden, onder meer ingegeven door de angst voor sluiting van de coffeeshop. Een deel van de smartshops lijkt het economisch moeilijk te hebben. Het inzakken van de vraag naar smartproducten heeft geleid tot een afname van het aantal smartshops. Het risico bestaat dat ondernemers van minder goed lopende smartshops de omzet op illegale wijze trachten te verhogen. Venlo In Venlo blijkt het keurslijf waarin de coffeeshopondernemers zitten dermate strak te zijn aangehaald, dat zij vrijwel geen overtreding of misdrijf meer begaan. De ondernemers in Venlo hebben dan ook veel te verliezen. De omzetten van de gedoogde coffeeshops worden er door de grote vraag naar softdrugs uit het Duitse achterland aanzienlijk hoger ingeschat dan bij coffeeshops elders in het land. Amsterdam Ook in Amsterdam is de controle op coffeeshops sterk toegenomen en zijn de meeste eigenaren voorzichtig(er) geworden. De branche is er met 259 gedoogde coffeeshops nog steeds omvangrijk en derhalve minder overzichtelijk dan in Venlo. Ondanks een grote vraag naar softdrugs, mede door de vele buitenlandse toeristen, is de concurrentie er groter dan in Venlo. Er is weinig zicht op de omzetten van coffeeshops, maar de kans op criminele ondernemers of minder goed lopende coffeeshops die gevoelig zijn voor (indringen van georganiseerde) criminaliteit wordt in Amsterdam groter geacht. Coffeeshopeigenaren in Amsterdam blijken zich vaker schuldig te 118
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
hebben gemaakt aan misdrijven dan eigenaren in Venlo. Diverse ondernemers zijn veroordeeld voor verboden wapenbezit, gewelds- en drugsmisdrijven. De grow- en smartshopondernemers in Amsterdam zijn minder vaak veroordeeld voor het plegen van misdrijven dan de coffeeshopeigenaren. In Venlo blijken juist smart- en growshopeigenaren zich vaker schuldig te hebben gemaakt aan drugs- en geweldsmisdrijven.
9.4
Georganiseerde criminaliteit
De cannabisbranche is gevoelig voor indringing door de georganiseerde criminaliteit. Het gedoogbeleid heeft de coffeeshopeigenaren in een moeilijke positie gemanoeuvreerd. De verkoop van softdrugs is gedoogd, maar de bevoorrading blijft in de criminele sfeer. Coffeeshops mogen maximaal 500 gram softdrugs in voorraad hebben. Een redelijk tot goed lopende coffeeshop met een ruim assortiment aan cannabis moet daarom meerdere malen per dag worden bevoorraad. Productie en handel Diverse coffeeshophouders geven aan dat zij de hasj en wiet inkopen bij kleine hasjhandelaren en hobbyisten die met name voor eigen gebruik wiet kweken en het overschot te koop aanbieden. Rekening houdend met de omvang van de sector en de grote vraag naar cannabis is het echter zeer onwaarschijnlijk dat alle softdrugs op die manier aan coffeeshops wordt aangeleverd. Om van voldoende aanbod verzekerd te zijn, is de coffeeshopondernemer wel haast gedwongen zaken te doen met grotere aanbieders van hasj en wiet. Door de politie zijn de afgelopen jaren diverse criminele organisaties opgerold, die zich bezighielden met grootschalige hasjtransporten. Een deel van deze ingevoerde hasj is bestemd voor doorvoer naar het buitenland, maar ook de coffeeshops worden hiermee bevoorraad. Verder ontmantelt de politie door het hele land jaarlijks tientallen grote(re) wietkwekerijen met honderden en soms duizenden hennepplanten, waarvan de politie vermoedt dat die in georganiseerd verband worden verbouwd. De opbrengsten van deze planten zijn eveneens grotendeels bestemd voor het buitenland, maar ook hierbij geldt dat een deel van de oogst wordt verkocht aan coffeeshops. Aan de achterdeur krijgen de coffeeshopeigenaren derhalve hasj aangeboden die door criminelen op georganiseerde wijze is ingevoerd. Conclusies
119
De gedoogde coffeeshops zijn een belangrijk distributiekanaal voor deze hasj. Dit geldt eveneens voor de wiet die in toenemende mate in georganiseerd verband zou worden geteeld. Ook hiervoor fungeren de coffeeshops als een belangrijk afzetkanaal. Rol georganiseerde criminaliteit Harde uitspraken over de structurele betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit in de cannabisbranche of van criminele samenwerkingsverbanden zijn momenteel slechts in beperkte mate mogelijk. Een belangrijke reden hiervoor is de lage prioriteit die de opsporing van opiumwetmisdrijven met betrekking tot softdrugs heeft (gehad) in Nederland. Het aantal opsporingsonderzoeken naar de handel in softdrugs is de afgelopen jaren sterk afgenomen, terwijl onderzoeken naar de productie van softdrugs, met name wietkwekerijen, zijn toegenomen. Verder is een steeds groter deel van de opsporingscapaciteit de afgelopen jaren besteed aan de handel in en productie van synthetische drugs en wapen- en mensenhandel. In de literatuur over de georganiseerde criminaliteit in Nederland blijft de betrokkenheid bij de cannabisbranche onderbelicht. Volgens Huisman (2002) is het juist vaak de politie-informatie die de doorslag geeft dat er mogelijke relaties zijn met georganiseerde criminaliteit. De politie in Venlo geeft echter aan over relatief weinig informatie te beschikken met betrekking tot georganiseerde criminaliteit en softdrugs. De politie Amsterdam Amstelland is momenteel zelf bezig met een onderzoek naar de coffeeshopbranche in Amsterdam. De gegevens daarvan zijn niet beschikbaar gesteld voor onze doorlichting Dit onderzoek is tijdens de eindfase van ons onderzoek nog niet afgerond. Ook andere korpsen geven aan dat informatie over de handel in softdrugs en de rol van de georganiseerde criminaliteit daarin (zeer) beperkt is. Venlo In en rond Venlo zijn volgens de politie 19 grotere en kleinere criminele organisaties actief, die zich onder meer met de handel in softdrugs bezighouden. Voor een stad met 90.000 inwoners is dat een groot aantal. De aard en omvang van de drugshandel in Venlo wijkt echter (sterk) af van de situatie in andere (grens)gemeenten. Naast het feit dat Venlo een belangrijk vervoersknooppunt is voor goederen die per spoor of over de weg van de Rotterdamse haven naar het Ruhrgebied worden vervoerd, is door de continue stroom van grote aantallen Duitse bezoekers uit het dichtbevolkte Venlose achterland de vraag naar softdrugs in Venlo 120
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
omvangrijk. De softdrugshandel met al haar uitwassen drukt hiermee een onevenredig groot stempel op Venlo, groter dan op grond van het verzorgingsgebied van een middelgrote Nederlandse gemeente mag worden verwacht. Ondanks een intensieve bestrijding door het project Hektor is de drugsoverlast nog steeds aanwezig, vooral in de Venlose binnenstad. Deze overlast is een duidelijk symptoom van de (grootschalige) handel in drugs die er plaatsvindt. De afgelopen jaren zijn in het kader van Hektor tientallen panden waar in softdrugs werd gehandeld gesloten, dealers en drugsrunners opgepakt en panden in het roemruchte Q4, waar de drugsoverlast zich concentreert, door de gemeente opgekocht. De huidige aanpak kenmerkt zich door intensieve bestuurlijke en politiële handhavingsacties, waarbij met name de drugshandel op straat en in panden wordt aangepakt. De afgelopen jaren zijn een groot aantal illegale verkooppunten gesloten en vele straatdealers en drugsrunners aangehouden. Hektor richt zich daarnaast op de zogenoemde middencriminaliteit, terwijl de georganiseerde criminaliteit die op de achtergrond actief is, grotendeels buiten schot blijft. De motor achter de illegale handel in softdrugs in Venlo wordt hiermee onvoldoende aangepakt. Binnen het project Hektor is het accent sterk gelegd op het aanpakken van de overlast en niet zozeer op de grootschalige handel in softdrugs. Het verdient daarom overweging om – in lijn met het beleid zoals verwoord in de Cannabisbrief – in de toekomst de aanpak tevens meer te richten op de grootschalige drugshandel in Venlo en de rol van de georganiseerde criminaliteit daarbij. Amsterdam Ook in Amsterdam blijkt door politie en justitie naar georganiseerde criminaliteit bij de handel in softdrugs de afgelopen jaren nauwelijks gericht opsporingsonderzoek te zijn verricht. Over de betrokkenheid van de cannabissector bij de drugshandel is derhalve weinig bekend. Zoals reeds vermeld voert de Amsterdamse politie momenteel zelf een doorlichting uit van de cannabissector.
9.5
Ten slotte
Met de afname van het aantal coffeeshops en smartshops en de toename van het aantal growshops lijken de activiteiten in de Conclusies
121
cannabisbranche zich meer en meer toe te leggen op het faciliteren van de productie van nederwiet. Deze toename van het aantal growshops kan bovendien niet los worden gezien van de toegenomen hennepteelt in Nederland, wat zich de afgelopen jaren heeft geuit in een toegenomen aantal ontmantelingen van hennepkwekerijen en inbeslagnames van hennepplanten. De cannabisbranche wordt gekenmerkt door haar kleinschaligheid. Er zijn relatief veel eenmanszaken, waarin naast de eigenaar slechts enkele werknemers werkzaam zijn. Ongeveer 15% van de bedrijven heeft een besloten vennootschap als rechtsvorm. Daaronder worden ook de meeste winkelketens aangetroffen. Veelal bestaat een keten uit slechts twee vestigingen, terwijl de grootste bedrijven uit maximaal zes vestigingen bestaan. In hoeverre ondernemers in de cannabisbranche een positie in andere bedrijfssectoren hebben is landelijk niet bekend. In Amsterdam en Venlo zijn sommige ondernemers ook actief in de horeca, detailhandel, vastgoedsector en speelautomatenbranche. Het overgrote deel van de cannabisondernemers heeft een strafblad. Een deel van de misdrijven is gepleegd in de periode dat zij in de branche werkzaam zijn en is gerelateerd aan de handel in (hard)drugs. Het risico dat cannabisondernemers ondanks het gedoogbeleid criminele activiteiten ontwikkelen lijkt relatief groot. Met name de achterdeur van de coffeeshops en de rol van de growshops bij de teelt van hennep vormen voor de cannabisbranche belangrijke risicofactoren voor (georganiseerde) criminaliteit. Daarnaast is de teruglopende markt voor smartshopproducten een reden tot zorg. Het risico bestaat dat ondernemers van minder goed lopende smartshops de omzet op illegale wijze trachten te verhogen. In zowel Amsterdam als Venlo blijken smartshops reeds betrokken te zijn geweest bij witwasoperaties. In hoeverre de georganiseerde criminaliteit momenteel een grote rol speelt in de cannabisbranche is op grond van de beschikbare informatie moeilijk vast te stellen. In zowel Amsterdam als Venlo zijn in de branche ondernemers actief die zijn veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie. Voor meer inzicht in de rol van de georganiseerde criminaliteit of van criminele samenwerkingsverbanden in de cannabisbranche is uitgebreide politie-informatie uit opsporingsonderzoek nodig. De opsporing van opiumwetmisdrijven met betrekking 122
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
tot softdrugs heeft echter een lage prioriteit (gehad) in Nederland. Door een gebrek aan casuïstiek over de rol van de georganiseerde criminaliteit in de cannabisbranche kunnen momenteel derhalve geen harde uitspraken worden gedaan over de omvang en de achtergronden ervan.
Conclusies
123
124
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
LITERATUUR Abraham, M.D., H. Kaal, P.D.A. Cohen (2002): Licit and Illicit drugs in the Netherlands, 2001. Cedro / Metz & Schilt, Amsterdam. Andela, G. (2000): Kneedbaar Landschap, Kneedbaar volk. De heroïsche jaren van de ruilverkavelingen in Nederland. THOTH, Bussum. Bersten, M. (1990): Defining organised crime in Australia and the USA. Australian journal of criminology, jrg. 23 , p.39-59. Bieleman B., J. Snippe, E. De Bie (1995): Drugs binnen de grenzen. Harddrugs en criminaliteit in Nederland: schattingen van de omvang St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., L. Schakel, E. de Bie, J. Snippe (1995): Wolken boven coffeeshops. Inventariatie van overlast rond coffeeshops en ontwikkelingen in gemeentelijk cannabisbeleid. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B. S. Biesma, A.J.H. Smallenbroek (1997): Cannabis in Nederland: inventarisatie van de verkooppunten. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam / SGBO, Den Haag. Bieleman, B., J. Blömer, A. Zaagsma (1998): Softdrugs: beleid en illegaliteit. Ontwikkelingen in gemeentelijk softdrugsbeleid en soorten en aantallen verkooppunten. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., J. Snippe (1998): Gedogen gewogen: evaluatie van het Amsterdamse coffeeshopbeleid. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., J. Snippe (1999): Buurt en overlast. Monitoren van drugsoverlast in de SVOgemeenten 1993-1998. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., E. Spijkers, A. Winter, A. Edzes (2000): Een kwetsbaar evenwicht: evaluatie coffeeshopbeleid gemeente Groningen. CAB/RUG, Groningen / St. INTRAVAL, GroningenRotterdam. Bieleman, B., E. Spijkers (2000): Evaluatie softdrugsbeleid Zoetermeer. St. INTRAVAL, GroningenRotterdam.
Literatuur
125
Bieleman, B., P. Goeree (2000): Coffeeshops geteld: aantallen verkooppunten van cannabis in Nederland. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., E. Spijkers, L. Griesheimer (2001): Evaluatie coffeeshopbeleid gemeente Heerlen. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., P. Goeree (2001): Coffeeshops in Nederland. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam, St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam / WODC, Den Haag. Bieleman, B., P. Goeree (2002): Aantal coffeeshops en gemeentelijk beleid in 2001. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam / WODC, Den Haag. Bieleman, B., P. Goeree, H. Naayer (2003): Coffeeshops in Nederland 2002: aantallen, gemeentelijk beleid en handhaving AHOJ-G criteria. St. INTRAVAL, GroningenRotterdam / WODC, Den Haag. Blickman, T., D.J. Korf, D. Siegel, D. Zaitch (2003): Synthetic drug trafficking in Amsterdam. TNI/Gruppo Abelle, Amsterdam/Turijn. Blokland, A., P. Nieuwbeerta, (2004): Recidive en het beëindigen van de criminele carrière over een periode van 25 jaar. Tijdschrift voor Criminologie, jrg. 46 (1) 1836. Boekhoorn, P., A.G. van Dijk, C.J. Loef, R.N.J. van Oosten, C.H. Steinmetz (1995): Softdrugs in Nederland. Consumptie en handel. Steinmetz, Amsterdam. Bovenkerk, F. (red.) (1996): De georganiseerde criminaliteit in Nederland. Het criminologisch onderzoek voor de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden in discussie. Quint, Gouda. Bovenkerk, F. (2001): Misdaadprofielen. Meulenhoff, Amsterdam. Bovenkerk, F., W. Hogewind, D. Korf, N. Milani (2003): Hennepteelt in Nederland, het probleem van de criminaliteit en haar bestrijding. Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Universiteit Utrecht. Breunesse, H.M.B., J.G. Brouwer, A.E. Schilder (1996): Wapenen tegen drugsoverlast. Tjeenk Willink, Deventer. Bundeskriminalamt (2000): Lagebild Rauschgift 1999. Bundeskriminalamt, Wiesbaden.
126
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Bunt, H.G. van de (1992): Organisatiecriminaliteit. Gouda Quint, Arnhem. Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (2000): Risicoschattingsrapport betreffende paddo’s (psilocine en psylocibine). CAM, Den Haag. Dagblad van het Noorden (2003): ‘Politie ontmantelde al 124 noordelijke hennepkwekerijen’. Dagblad van het Noorden, 17 december 2003. Dijk, E.M.H. van (2002): Mensenhandel in Nederland 1997-2000. KLPD/NRI, Zoetermeer. Dorenbusch, M. (2000): Coffeeshops in Enschede. Een onderzoek naar de mogelijkheden omtrent lokaal coffeeshopbeleid en de huidige situatie in Enschede. Regiopolitie Twente, Enschede. ES & E (2002): Zicht op de cannabissector. Pilotstudy naar de bedrijfsvoering en kwetsbaarheden van coffeeshops, growshops en smartshops in de gemeente Utrecht en de onderzoeksmogelijkheden in deze branche. ES&E, Den Haag. Gazet van Antwerpen (2001): ‘Antwerpse politie sluit Nederlandse growshop’. Gazet van Antwerpen, 1 april 2001. Gemeente Amsterdam (1996a): Gemeenteblad nr. 275. Beleid met betrekking tot coffeeshops; tevens preadvies op notitie raadslid Goedhart, getiteld: Ogen open! (nr. 535 van 1995). Gemeente Amsterdam. Gemeente Amsterdam (1996b): Gemeenteblad nr. 790. Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening, houdende bepalingen inzake horecabedrijven waarin de verkoop van softdrugs wordt gedoogd. Gemeente Amsterdam. Gemeente Amsterdam (2004): Gemeenteblad afd. 3B nr. 21. Besluit inzake het niet langer gedogen van de verkoop van softdrugs in alcoholverstrekkende bedrijven. Gemeente Amsterdam. Gemeente Venlo (1991): Sluitingsbeleid koffieshops. Gemeente Venlo. Gemeente Venlo (1992): Voortgangsrapportage. Uitvoeringsnotitie sluitingsbeleid koffieshops. Gemeente Venlo.
Literatuur
127
Gemeente Venlo (1994): Voortgangsrapportage II. Uitvoeringsnotitie sluitingsbeleid koffieshops. Gemeente Venlo. Gemeente Venlo (1995): Voortgangsrapportage III. Uitvoeringsnotitie sluitingsbeleid koffieshops. Gemeente Venlo. Gemeente Venlo (2001): Hektor. Gemeente Venlo. Heijden, T. van der (2003): De Nederlandse drugsmarkt. Een poging tot kwantificering van import, export, productie en consumptie van verdovende middelen. Korps landelijke politiediensten, dienst Nationale Recherche Informatie, Zoetermeer. Huisman, W., M. Huikeshoven, H.G. van de Bunt, J. van Wijk, A.D. Meijer, G.J. Boelens, M.A. Jagt, J. Spijkerman (2002): De zwakste schakel. Criminaliteitsbeeldanalyse Amsterdam. Vrije Universiteit Amsterdam / Bureau Recherche Informatie, politie Amsterdam-Amstelland. Jansen, A.C.M. (1989): Cannabis in Amsterdam : een geografie van hasjiesj en marihuana. Couthino, Muiderberg. Jansen, A.C.M. (1993): Hasj-coffeeshops als experiment. Justitiële Verkenningen. p. 96110. Kappers, J, J. Broesse van Groenou (red.) (2003): Handreiking lokaal beleid voor smartshops. Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid, Den Haag. Kleemans, E.R., E.A.I.M. van den Berg, H.G. van de Bunt (1998): Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Rapportage op basis van de WODC monitor. WODC / Ministerie van Justitie, Den Haag. Kleemans, E.R., M.E.I Brienen, H.G. van de Bunt (2002): Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Tweede rapportage op basis van de WODC monitor. WODC / Ministerie van Justitie, Den Haag. Klerks, P.P.H.M. (2000a): Groot in de hasj. Theorie en praktijk van de georganiseerde criminaliteit. Kluwer, Antwerpen. Klerks, P.P.H.M. (2000b): Criminele samenwerking. In: H. Moerland en B. Rovers (red.), Criminaliteitsanalyse in Nederland. Elsevier, Den Haag.
128
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Korf, D., E. de Boer, A. Jorna (1997): Amsterdammers, drugs en beleid. O+S, Amsterdam. Korf, D., M. van der Woude, A. Benschop, T. Nabben (2001): Coffeeshops, jeugd en toerisme. UvA, Amsterdam. Korf, D.J. (2003): De economie van de wietkwekerij: een verkenning. In: F. Bovenkerk e.a. (2003), Hennepteelt in Nederland: het probleem van de criminaliteit en haar bestrijding. Willem Pompe instituut voor strafwetenschappen, Utrecht. Kornalijnslijper, N., A.J.H. Smallenbroek, F.J.A. Angenent (1995): Gemeentelijk drugsbeleid 1995. Stand van zaken. SGBO, Den Haag. KPMG Forensic accounting (2000): Proefproject doorlichting transportsector. Een verkenning in het kader het Programma Preventie Georganiseerde Criminaliteit (PPGC). KPMG, Amstelveen. Maalsté, N, C. Barendregt, M. Hennink (2004); Beoordelingskader coffeeshops. IVO, Rotterdam. Maarsingh, H., B. Bieleman, M.F. Stollenga (1998): Drokte um draank & drugs: onderzoek naar aard en omvang van drugs- en alcoholgebruik onder jongeren in Drentse plattelandsgemeenten. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam / CAD Drenthe, Assen. Meijer, R., M. Grapendaal, M.M.J. van Ooyen, B.S.J. Wartna, M. Brouwers, A.A.M. Essers (2003): Geregistreerde drugcriminaliteit in cijfers. Achtergrondstudie bij het Justitieonderdeel van de Nationale Drugmonitor; Jaarbericht 2002. Dienst Nationale Recherche Informatie / WODC, Den Haag. Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (2003): Jaarlijks verslag 2003. Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, Zoetermeer. Meloen, J., R. Landman, H. de Miranda, J. van Eekelen, S. van Soest. (2003): Buit en Besteding. Een empirisch onderzoek naar de omvang, de kenmerken en de besteding van misdaadgeld. Elsevier Overheid, Den Haag. Ministerie van VWS, Ministerie van Justitie, Ministerie van Binnenlandse Zaken (1995): Het Nederlandse drugsbeleid. Continuïteit en verandering. Ministerie van VWS / Ministerie van Justitie / Ministerie van Binnenlandse Zaken, Rijswijk/Den Haag. Literatuur
129
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2004): Interdepartementale brief cannabisbeleid. Ministerie van VWS, Den Haag. Nationale Drugmonitor (2003): Jaarbericht 2002. Bureau NDM, Utrecht. Niesink, R.J.M., F.T.A. Pijlman, S. Rigter, J. Hoek, L. Mostert (2002): THC concentraties in wiet, nederwiet en hasj in Nederlandse coffeeshops (2001-2002). Trimbos-instituut, Utrecht. Nieuwsblad van het Noorden (2002): Hasjkoning moet staat half miljoen euro betalen. 'Winst' van Versfeld pakt in Hoger beroep hoger uit. Nieuwsblad van het Noorden, 16 februari 2002. Openbaar Ministerie (2004): Jaarverslag 2003. Openbaar Ministerie, Den Haag. Oude Wansink, M. (2001): De economische effecten van coffeeshops voor Maastricht. OWP Research, Maastricht. Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden (1996): Inzake opsporing. SDU, Den Haag. SGBO (2002): Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit: Ongewoon gewoon. Een handreiking voor gemeenten. VNG uitgeverij, Den Haag. Snippe, J., B. Bieleman (2002): Monitoring drugsoverlast Venlo: Indicatoren en nulmeting. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Snippe, J., A. Kruize, B. Bieleman (2003): Inspannen tegen XTC: eerste meting. Stand van zaken 2002 nota 'Samenspannen tegen XTC'. St. INTRAVAL, GroningenRotterdam. Snippe, J., B. Bieleman, A. Kruize (2004): Monitoring drugsoverlast Venlo. Tussenmeting. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Sprinkhuizen, F.J.P., C.H.M. Oosterwijk (1996): Jeugdige delictplegers in de regio Haaglanden; profiel-analyse. Politie Haaglanden, Den Haag. Swanborn, P.G. (1987): Methoden van social-wetenschappelijk onderzoek. Nieuwe editie. Boom, Meppel-Amsterdam. Trouw (2002): Vroeger waren de mensen inventiever. Trouw, 26 november 2002. 130
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
Vette, R. de, E.M.H. van Dijk, R. Landman (2001): Nederlandse opsporingsonderzoeken naar georganiseerde criminaliteit. CRI, Zoetermeer. Wartna, B.S.J. (1999): Recidive-onderzoek in Nederland. Een overzicht van Nederlands onderzoek naar hernieuwd crimineel gedrag. WODC Onderzoeksnotities, nr. 2, Den Haag. Wartna, B.S.J., N. Tollenaar (2004): Bekenden van Justitie. Een verkennend onderzoek naar de ‘veelplegers’ in de populatie van vervolgde daders. Ministerie van Justitie / WODC, Den Haag. Werkgroep Smart Shops (1998): Smart shops en nieuwe trends in het gebruik van Psycho-actieve stoffen. Ministerie van VWS, Den Haag. Werkgroep Smart Shops II (2001): Smartshops anno 2000. Ministerie van VWS, Den Haag. Williams, P. (2001): Trans national criminal networks. In: J. Arquilla, D. Ronfeldt (ed.), Networks and netwars. The future of terror, cure and militacy. Rand Publications, Santa Monica. Zaitch, D. (2002): From Cali to Rotterdam. Perceptions of Colombian traffickers on the Dutch Port, crime, law and social change. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.
Literatuur
131
132
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
BIJLAGE 1
SOORT DELICTEN
Criminele organisatie 1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. 2. Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard en deswege is ontbonden. Wapens en munitie 1. Regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen, het doen binnenkomen of doen uitgaan van wapens en munitie. 2. Schuldheling, opzetheling, verduistering met betrekking tot hulpstukken en onderdelen van wapens. 3. Twee of meer personen die met geweld ambtenaar dwingen tot volvoeren of nalaten van een ambtelijke verrichting in combinatie met vuurwapens. Ernstige geweldpleging 1. (Poging tot) zware mishandeling. 2. (Poging tot) moord. 3. (Poging tot) doodslag. Geweldpleging 1. Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen. 2. Openlijke geweldpleging. 3. Wederrechtelijke vrijheidsberoving. 4. Bedreiging (mishandeling en bedreiging) / overige aantasting persoonlijke integriteit. 5. Afpersing. 6. Diefstal in combinatie met brandstichting. 7. Met geweld of bedreiging met geweld verzetten tegen een ambtenaar. Harddrugs 1. Middel vallend onder harddrugs bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren.
Bijlagen
133
Softdrugs 1. Middel vallend onder softdrugs binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. 2. Middel vallend onder softdrugs (boven een bepaalde hoeveelheid) telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren. Vermogensdelicten 1. Diefstal / gekwalificeerde diefstal. 2. Vervalsing, valsheid in geschrifte. 3. Overige vermogensdelicten (heling, oplichting). Overig 1. Overtreding op de Wegenverkeerswet (zoals geen geldig rijbewijs of kentekenbewijs, rijden onder invloed en voertuig niet goedgekeurd). 2. Overtreding op de Wet Milieubeheer (zoals handelingen met afvalstoffen of zich ontdoen van afvalstoffen die schadelijk zijn voor het milieu). 3. Vernieling. 4. Belediging koning, lid van regering of ambtenaar. 5. Overig (zoals zedendelict, APV, overtreding Warenwet, smaad, verstoring openbare orde, braak).
134
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
BIJLAGE 2
Tabel 1
AANTALLEN OVERIGE MISDRIJVEN
Overige delicten waarvan cannabisondernemers in Venlo ooit zijn verdacht, in percentages
Overtreding van de Wegenverkeerswet Belediging koning, lid van regering, ambtenaar Schennis der eerbaarheid Overige delicten (o.a. zedendelict, APV, onbekend) Totaal
Tabel 2
n 28 5 3 13 49
% 57 10 6 27 100
Overige delicten waarvan cannabisondernemers in Amsterdam ooit zijn verdacht, in percentages n
%
Overtreding van de Wegenverkeerswet Overtreding op de Wet Milieubeheer Vernieling Overige delicten (o.a. zedendelict, APV, braak)
454 55 29 131
68 8 4 20
Totaal
669
100
Bijlagen
135
136
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
BIJLAGE 3
coffeeshop
alleen growshop
smartshop
TOTAAL
Bijlagen
AANTALLEN PROCESVERBAAL NAAR TIJDSPERIODE IN VENLO
Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Subtotaal Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Subtotaal Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Subtotaal
19911995 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 1 1 1 3 1 8 9
19962000 0 0 0 0 0 1 0 3 4 0 1 1 0 2 1 0 2 7 0 4 3 2 0 4 1 18 32 43
20012003 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 0 1 1 8 2 8 22 23
Totaal 0 0 0 0 0 1 0 4 5 0 1 1 0 2 1 0 3 8 2 5 3 4 2 13 6 27 62 75
137
138
INTRAVAL - Preventieve doorlichting cannabissector c.a.
BIJLAGE 4
coffeeshop
alleen growshop
smartshop
grow-/ smartshop
TOTAAL
Bijlagen
AANTALLEN PROCESVERBAAL NAAR TIJDSPERIODE IN AMSTERDAM
Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Subtotaal Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Subtotaal Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Subtotaal Criminele organisatie Wapens en munitie Ernstige geweldpleging Geweldpleging Harddrugs Softdrugs Vermogensdelicten Overig delicten Subtotaal
19701985 0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1
19861990 0 0 0 0 0 0 1 2 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3
19911995 1 4 6 6 2 24 14 28 85 0 0 0 0 0 3 1 0 4 0 0 1 0 1 1 0 3 6 0 0 1 0 0 0 0 1 2 97
19962000 0 20 11 11 16 132 34 198 422 0 1 0 0 0 9 2 10 22 0 0 0 0 0 1 0 11 12 0 0 0 0 1 6 2 6 15 471
20012003 0 6 11 2 13 48 10 150 240 0 0 2 0 2 1 1 10 16 0 0 1 0 0 0 3 6 10 0 0 0 0 1 1 0 5 7 273
Totaal 1 30 28 19 31 204 60 378 751 0 1 2 0 2 13 4 20 42 0 0 2 0 1 2 3 20 28 0 0 1 0 2 7 2 12 24 845
139