2 Dit is de handleiding voor docenten bij Zet het op papier 2. Zet het op papier 2 is bedoeld voor tweede-taalverwervers in de eerste opvang en kan eveneens in de Volwassenen- en de Basiseducatie worden gebruikt. Deze serie van dertien schrijfvaardigheidslessen bouwt voort op de basis die in Zet het op papier 1 is gelegd. In Zet het op papier 2 oefenen cursisten met vaardigheden die bij het volgen van een vervolgopleiding van pas komen, zoals aantekeningen maken, samenvatten en het schrijven van een verslag. Deze vaardigheden worden ontwikkeld in voor de cursist herkenbare situaties. Het overbrengen van taalfuncties met behulp van alledaagse taalmiddelen krijgt hierbij ruime aandacht. Een belangrijk aspect in Zet het op papier 2 is het beoordelen en corrigeren van de (eigen) schrijfproducten.
Docentenhandleiding
Zet het op papier Schrijven vanuit communicatief perspectief, Nederlands voor anderstaligen
Zet het op papier 2 is een werkboek. Het lesmateriaal kan onafhankelijk van ander materiaal worden ingezet, maar is ook als aanvulling op bestaand NT2-materiaal te gebruiken. Bij de lessen hoort een cd. Zet het op papier 2 is ontwikkeld in opdracht van de Taalschool Rotterdam bij het Instituut van School naar Beroep. De lessen zijn uitgetest in eerste-opvanggroepen en geëvalueerd door een aantal docenten.
Marijke Asscheman Stephanie Kuijper
Zet het op papier is ontwikkeld voor cursisten in het basisprogramma eerste opvang. Tevens bruikbaar in de eerste opvang tweede fase VO, de Volwassenen- en Basiseducatie. Initiatiefnemer en opdrachtgever Taalschool Rotterdam Ontwikkeld bij Stichting Nutsseminarium / lnstituut Van School Naar Beroep Auteurs Marijke Asscheman Stephanie Kuijper Opzet Anja Fonck Ideeën en adviezen Marja Liefaard van Taalschool Rotterdam Docenten van Taalschool Rotterdam Layout Jasper Randoe Omslagontwerp Jos Hendrix, Groningen Illustraties Irene Jacobs Jasper Randoe Opname audiocassette VEEL Geluidsproducties, Leiden Subsidiegevers Projectgroep NT2 (ministerie van O & W) en Taalschool Rotterdam Serieoverzicht Zet het op papier Deel 1 Werkboek Handleiding voor de docent Deel 2 Werkboek Handleiding voor de docent Audiocassette eerste druk tweede druk derde druk
1996 2003 2006
ISBN 90 5356 080 7 NUR 623 © Amsterdam University Press, Amsterdam 1996 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Aan de gebruiker Met de lessen Zet het op papier oefen je het schrijven in het Nederlands. De lessen zijn bestemd voor cursisten van 16 jaar en ouder. Dit werkboek heeft 13 lessen en is een vervolg op deel 1. In deze lessen leer je aantekeningen te maken bij een leestekst of een luistertekst. Je leert om je aantekeningen uit te werken tot een samenvatting. Ook leer je om een kort verslag te schrijven over een onderwerp. Elke les eindigt met een opdracht waarin je beoordeelt wat jijzelf of een mede-cursist heeft geschreven. Na die beoordeling verbeter je je eigen werk. Veel schrijfplezier toegewenst met Zet het op papier.
februari 1994 Marijke Asscheman Stephanie Kuijper
2 Zet het op papier Schrijven vanuit communicatief perspectief, Nederlands voor anderstaligen
Marijke Asscheman Stephanie Kuijper
x
/~I~ x
AMSTERDAM
U NIVERSITY PRESS
Inhoudsopgave lmII
Korte briefjes Aantekeningen maken
1
1!!11
De uitnodiging Aantekeningen maken bij een luistertekst
9
lmI1
Niet op slot? Buit eruit! Aantekeningen maken bij een mondelinge instructie
16
DIl
Vrije tijd Aantekeningen maken bij een informatieve leestekst
19
I!!D
Het spijt me, maar ... ik heb wel een reden Aantekeningen uitwerken tot een excuusbriefje
26
I!!D
Zó doe je dat! Aantekeningen uitwerken tot een samenvatting
32
I!DJ
Handige apparaten Aantekeningen uitwerken tot een gebruiksadvies
39
I!!D
Bekijk het maar! Samenvatting maken van een interview
45
lmD
Vrouwentaal en mannentaal: is er verschil? Samenvatting maken van een leestekst
53
IBm
Reizen Verslag schrijven met behulp van aantekeningen
61
I!BII
Ongelukken Verslag schrijven
67
I!DB
Werk aan (in) de winkel Motivatie schrijven
74
Mag ik even? Brief schrijven naar aanleiding van een probleem
80
Beoordelingsschema
85
-
Korte briefjes
VV\~I t.
<M
Ali
I
Ar~fRAIH<
OOL
GJ\I\T
t10leóEN NI'Ft OOo~
, N 1·~UI.v'~
AF5> p~" A. \,( ""'I\- k ~ N
.
Sctu'~ ola,~ /
~ ~ hoo~drLf f~ ~ /
k
Vóo"r
4!MAA'< f~~,
ftJa#t""'-a. Hierboven zie je drie voorbeelden van korte briefjes. Laat je zelf weleens een briefje achter? Schrijf op wanneer je voor het laatst een briefje schreef. Aan wie was dat? Wanneer? Aan wie?
_
Met een kort briefje kun je in verschillende situaties aan iemand informatie doorgeven. Hieronder lees je acht verschillende situaties. In welke situaties kun je een kort briefje kunt achterlaten. Zet een kruisje.
o o o o o o o o
om iemand te waarschuwen om een verandering van je plannen door te geven om informatie van een telefoongesprek door te geven om belangrijke informatie te geven om een uitleg te geven om te zeggen dat je van iemand houdt om iets te verkopen om iets te vragen
1
Korte briefjes vind je op allerlei plaatsen. Hieronder zie je zeven briefjes. Waar komen deze briefjes vandaan, denk je? Zet bij elk briefje het juiste cijfer. 1 2 3 4 5 6 7
hangt op de deur van een winkel hangt op het advertentiebord in de supermarkt ligt op de keukentafel hangt op een mededelingenbord op school hangt in de spreekkamer van de dierenarts hangt op de deur van een huis hangt op het raam van een hotel of pension
\.ocÀ~(OO- J \~ ~
WQ.V\ \i\OOS
~~
~
~u.c~
,1-0
EXCURSIE"
GESLOTEN LUnc..H~ltUU
TE
\ - 2.
BUs
kOM
j ux-l<
RouW
tel:
VEKTKE~
9. 00
KOOP ·*
(..0011.-
9~cl(Aje ....
ANTWEr< PEN 2aTE~O~(Ç.
~
op T0D ,\ !
l)
GE Z.OCHT:
617 '5" ~~
te.\''ll.lfS VOOr
9oed(AMot'~
l/Wb'"d
~
~ ~ brood ~~.
\,t+
1-5
al ~
tot"%.O
2
Xxx
t wLc.~,
(')(AcA. .
#
~ab~~
Gea..h's
~k h~
~e;l \'Ut.: \ 2..:'
63 ~
Stel je voor: Ahmed wil iets aan Mariska vragen. Hij belt haar op. Mariska is niet thuis, maar ze heeft een antwoordapparaat waarop hij een bericht kan inspreken. Hij spreekt het volgende bericht in:
Als hij 's avonds toevallig langs haar huis fietst, besluit hij voor de zekerheid ook een briefje in haar brievenbus te doen. Dit is het briefje:
Ahmed geeft op twee manieren dezelfde informatie. Vergelijk de twee manieren. Vul het schema verder in. In het briefje:
Op het antwoordapparaat:
neem je mee dat boek feest Latifa Zie je daar
3
Een kenmerk van briefjes is dat er vaak afkortingen in staan. Om een briefje te begrijpen is het belangrijk dat je weet wat die afkortingen betekenen. Van sommige afkortingen vind je de betekenis in een woordenboek. Van andere moet je de betekenis raden. Bespreek in tweetallen de volgende briefjes. Wat betekenen de afkortingen?
HOUD OrZE DEuR
DrCHr A.U.B T6
T.~.
•
n(,u '$
teÁ . 02.0 -
cto.M
waler
4~6~ i 2 f)
HUlL~ :
grc 3ctXQ9e. (IO~. b~ 4~ no. ~~ ~'. 3\ 74 9 Afkortingen: A.U.B.
T.K. tel. a.s. gr. m. di. nov.
= = = = = = = =
Stel je voor: Je komt terug van vakantie. Het volgende briefje ligt tussen de stapel post.
Staat in dit korte briefje voldoende informatie. Waarom wel/niet?
4
Lees de volgende situatiebeschrijvingen. Bij iedere situatie zie je een briefje. Bepaal of dit briefje voldoende informatie bevat, of te weinig of te veel informatie. Schrijf een beter briefje als dat nodig is.
1
Je moet nog even wat boodschappen doen, maar je visite kan elk moment komen. Je regelt met de buren op nummer 30 dat zij de sleutel geven aan je visite als je niet op tijd terug bent. Je schrijft een briefje.
Informatie:
o
voldoende
o
\Q.\I\. \~
~\) Q..\I\ 'WQ.~
V\t\\(\.
I
O\)U
~t\}..~ \ \ou.{eAA
~~ .'-.0 ~~ ~\e.u-\(À
te weinig
o
te veel
Waarom?
beter is:
Z::>~Je ~~Fre-V\ ~.ee. u\Ä.l'\~ VVle.e-Vle""""' ....
2
Je moet de hele dag werken en je hebt geen tijd om boodschappen te doen. Je legt een briefje neer om te vragen of je huisgenoot twee pakken melk, kaas en brood wil halen.
VOOr W'\L.. J ~~.:t ;Z ~ --t~u..l s
~V\ ~5 . 11.< wi I Va"'~vz,w,I j~ 1-os+i'~
~~.:JlA wd ~CÁS kkkere.. U~ e-tA \o~ tf ~ doe ~ ë?o'" lA.\ef" b)'L<je.
O\.~""'O/). VercJ..e.r
Cj\~ -\-~ """'-e..\ k . ~
Informatie:
o
voldoende
o
1""-
ow-
te weinig
o
vJlt
Ü<
~~ ~s. keJ-.
te veel
Waarom?
beter is:
5
TE 3
\,
B9M V\\·eu.w
Je wilt je racefiets verkopen. Je hangt een briefje in de supermarkt.
~Ooci
~t 6(X)/~ teA. 010- 564 3782-
Informatie:
o voldoende
o
o
te weinig
te veel
Waarom?
beter is:
4
Er komen een paar vrienden uit het buitenland bij je logeren. Je weet niet ...------------------, precies hoe laat ze komen. Het is \N c.,,~i kOMEN j\.\lU·€ vrijdagavond en je hebt geen zin om 00 \.(, '">. \"0, -zo \ de hele avond thuis op ze te wachten. Je besluit vast naar een café te gaan. Je hangt een briefje op waarin je vraagt of ze naar het café komen.
,
Informatie: Waarom?
beter is:
6
o
voldoende
o
te weinig
o
te veel
5
Je geeft een feestje voor je verjaardag. Je wilt de buren laten weten dat ze wel wat last van het lawaai kunnen krijgen. Je hangt een briefje in de lift. Je wilt eigenlijk ook je buren gelijk maar uitnodigen (als ze op je feest zijn, zullen ze zeker niet gaan klagen!).
Informatie:
o
voldoende
o
te weinig
o
te veel
Waarom?
beter is:
Met een kort briefje kun je aan iemand informatie doorgeven. Bij het schrijven stel je jezelf steeds de volgende vragen: • •
Staat er voldoende informatie in het briefje? Kan de ander de informatie begrijpen?
Voldoende informatie wil zeggen: niet te veel (zoals bij oefening G2) en niet te weinig (zoals bij oefening G3 en G4). In een kort briefje worden:
• • •
minder woorden gebruikt dan in een gesprek alleen woorden gebruikt die de belangrijkste informatie geven (kernwoorden) veel afkortingen gebruikt.
7
Hieronder staan vier situaties. Kies er twee uit en schrijf een passend briefje. I Je wilt je zus vragen of ze shampoo voor je meeneemt als ze naar de stad gaat. Je schrijft een briefje. Wat staat er op het briefje? 2 Je hebt een auto te koop. Je hangt een briefje in de supermarkt. Wat staat er op het briefje? 3 Je hebt vaak last van de muziek van een café bij jou in de straat. De politie wil alleen wat doen als er meerdere mensen uit de straat klagen. Je doet daarom een briefje in de bus bij alle buurtbewoners om te vragen of zij ook een klacht indienen bij de politie. Wat staat er op het briefje? 4 Je broer gaat trouwen met een Spaanse vrouw. Je hebt geen geld om naar Spanje te gaan voor de bruiloft. Op de dag van de bruiloft stuur je een gelukstelegram. Wat staat er in het telegram?
•
•
Bekijk de briefjes van oefening H van een mede-cursist. Beantwoord de vragen over deze briefjes.
Inhoud Staat er voldoende informatie in de briefjes? Zo niet, welke informatie ontbreekt of is overbodig (te veel)?
Vorm Zijn de briefjes duidelijk leesbaar? Ja / nee Zien de briefjes er verzorgd uit? Zo niet, waarom niet?
8
•
De uitnodiging
Bekijk de tekeningen hieronder. Op de band vertelt Boris over verschillende dingen die hij geleerd heeft. Zet het nummer van het luisterfragment bij de juiste tekening.
Luister opnieuw naar de fragmenten. Beantwoord bij ieder fragment de vragen. Schrijf je antwoord steeds kort op. Gebruik alleen kernwoorden. 1 2
Wat heeft Boris geleerd? Wanneer heeft hij dat geleerd?
fragment 1
Wat? Wanneer?
fragment 2
Wat? Wanneer?
fragment 3
Wat? Wanneer?
fragment 4
Wat? Wanneer?
9
Lees de tekst hieronder. Boris vertelt hoe zijn zoektocht naar werk verlopen is. Schrijf daarna op wat hij allemaal deed op een dag. Gebruik per activiteit maximaal drie kernwoorden. 'Ik wilde graag leren motorrijden, maar ik had geen geld voor lessen. Daarom moest ik eerst een baantje zoeken. Iedere dag las ik al tijdens mijn ontbijt de krant. Als er advertenties voor werk in stonden, ging ik daarna bellen. Maar meestal hadden ze al iemand of wilden ze niet iemand in dienst die ook nog naar school ging. 's Middags ging ik dan naar het uitzendburo. Iedere dag opnieuw. 's Avonds liep ik alle café's langs. Niet om te drinken, maar om te vragen of ze werk voor me hadden. Want dat wilde ik het liefst; in een café werken. Gelukkig heb ik na twee weken zoeken een geweldig baantje gevonden bij café 't Hoekje!' 's ochtends:
•
• 's middags:
•
's avonds:
•
Boris schrijft in zijn agenda in kernwoorden op wat hij allemaal moet doen, anders vergeet hij het. Je ziet op de volgende bladzijde een blaadje uit de agenda van Boris. Kijk naar de agenda en maak het verhaal van Boris af. Maak van de kernwoorden hele zinnen. Maandag ga ik de hele dag naar school. ' s Avonds ga ik Dinsdag ga ik weer de hele dag
Woensdag kan ik eerst
_
's Avonds
Om
_
heb
ik mijn Donderdag
En vrijdag
10
_ _
_
oktober
3
maandag
8- 4
donderdag
9- 4
SCHOOL
----_..... _...
dinsdag
\0 - 3
5
FEEST :t
woensdag
I
t Hoe L<.j~
_-_ .. _---_._--------------_ .. _----_.---------
B·OO
.~~j.O-~~~~._. . ~.~~:r.~ . _._.
6
SCHoOL
Iq 00 CA •
20 00 u... · t Hoekje.
4
oktober
week 40
~YLES
vrijdag
7
SCHOOL SCt-/OOL NI\ RGoT' zaterdag
8
\
•
OKTOBER ''"1
:3 10 17 24 31
.'1
5:2
4 i 1 '8 25
c .) Z i.
~o
26
9
6 13 20 27 7 14 2 1 28 ,
2
8 'S 22 29 9'6 23 30
Je gaat luisteren naar een telefoongesprek. In het gesprek worden de activiteiten van een feestdag beschreven. Lees eerst de vragen. Luister daarna naar de band en beantwoord de vragen. Schrijf de informatie op in kernwoorden (kort dus!). 1
Voor welk doel wordt de actie gehouden?
2
Hoeveel geld willen ze inzamelen?
3
Wanneer is de actiedag?
11
Hieronder staat een tijdsschema voor de feestdag op 7 oktober. Luister nog een keer naar de band en vul het tijdsschema in. Schrijf de informatie in kernwoorden op.
9.00 9.30
lO.OO lO.30
ll.OO ll.30 l2.00 l2.30 l3.00 l3.30 l4.00 l4.30 l5.00 l5.30 l6.00 L6.30 L7.00 l7.30 L8.00 19.00
20.00 2l.00 22.00 23.00 24.00
12
Hieronder zie je een voorbeeld van een uitnodigingsbrief. Er is een aantal dingen weggelaten uit de brief. Die staan er naast. Schrijf ze op de goede plaats in de brief.
_ _ _ _ _ _ mede-leerlingen,
voor ons examenfeest. In juni hopen wij ons examen 'RESTAURANTBEDRIJF' te halen en snel een baan te vinden. Om dat te vieren geven wij een groot feest. Omdat wij waarschijnlijk allemaal in een restaurant zullen gaan werken, zullen we ook voor een diner zorgen.
Waar:
1 Rotterdam, 25 mei 1993 2 Tot de 15e! 3 Hierbij willen wij jullie uitnodigen 4
Gebouw DE FEESTNEUS Lolbroeklaan 100 Rotterdam donderdag 15 juni
5 ziet er als volgt uit 6
Het programma 19.00 20.00 22.00 3.00
Beste
Wanneer
' borrel met hapjes diner (met muziek!) optreden van de band 'Eat it!' einde feest
We hopen dat jullie allemaal zullen komen,
klas 4
13
Gebruik de informatie van oefening E om de uitnodigingsbrief voor Boris te schrijven.
Rotterdam, 1 oktober 1993
Beste mede-leerlingen, Hierbij willen wij jullie uitnodigen voor een feestdag in het kader van een actie voor
---'. We willen
voor dit goede doel. Waar:
Wanneer: Het programma ziet er als volgt uit:
We hopen dat jullie allemaal komen, tot 8 oktober! De feestcommissie
14
inzamelen
Controleer of je een goede uitnodiging hebt geschreven. Beantwoord hiervoor de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan heb je een goede brief geschreven. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet je op die punten je brief verbeteren.
Inhoud Heb je opgeschreven waarom de feestdag wordt georganiseerd? Heb je de datum van de feestdag genoemd? Heb je het hele programma beschreven? Vorm Is de brief duidelijk geschreven? Ziet de brief er verzorgd uit?
15
•
Niet op slot? Buit eruit!
Je ziet hieronder de eerste bladzijde van een folder van de politie. De folder hoort bij de actie Voorkom diefstal uit auto's. Er staan tips in die helpen om diefstal te voorkomen. Voorkomen betekent: zorgen dat het niet gebeurt. Welke tips staan er in de folder, denk je? Schrijf in kernwoorden drie tips op.
1 2 3
Voorkom
\'OORICDrtING MISDRLNEN Een ........ do poIIIIo /tn u.
16
Je gaat luisteren naar een fragment uit het radioprogramma HELP!. Een agent vertelt over de actie Voorkom diefstal uit auto's. Luister eerst een keer naar het hele fragment. Lees dan de vragen. Beantwoord daarna de vragen. 1
De agent heeft het over twee onderwerpen. Welke? Luister nog een keer naar het fragment en kruis de twee onderwerpen aan.
o o
o o o o 2
beveiliging van huizen voorkomen van diefstal uit geparkeerde auto's voorkomen van diefstal van fietsen bestrijden van jeugdcriminaliteit beveiligen van auto's het kopen van gestolen auto's
Je luistert nog eens naar het eerste deel van de tekst. De agent vertelt wat je het beste kunt doen om inbraak in een geparkeerde auto te voorkomen. Zet de volgende punten in de goede volgorde. Geef een cijfer van 1 tot en met 6. ramen dichtdoen verlichte parkeerplaats zoeken deuren en achterbak op slot waardevolle spullen meenemen autoradio meenemen slot op benzinetank
3
.
Luister naar het tweede deel van de band. Schrijf in kernwoorden vier dingen op die je kunt doen om je nieuwe auto te beveiligen.
Rachida Dalfour belt een informatielijn van de politie. De politie geeft op die lijn tips voor de beveiliging van het huis als mensen op vakantie gaan. Tijdens het gesprek schrijft ze zes tips op die de agent geeft. Wat schrijft Rachida op? Luister naar het gesprek op de band. Schrijf in kernwoorden op wat de agent zegt.
1 2
17
3 4
5 6
Je docent heeft het lijstje van Rachida op het bord geschreven. Vergelijk jouw lijstje met het lijstje van Rachida. Controleer je eigen briefje met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan heb je een goed lijstje gemaakt. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moetje je lijstje op die punten verbeteren. Inhoud Heb je dezelfde zes punten als Rachida opgeschreven? Welke zijn verschillend? Luister nog eens naar de band. Zijn er punten waarbij je minder hebt opgeschreven dan Rachida? Zo ja, heb je dan nog wel voldoende informatie? Begrijp je je eigen controlelijstje bijvoorbeeld morgen ook nog wel? Zijn er punten waarbij je meer hebt opgeschreven dan Rachida? Zo ja, is de extra informatie die je hebt opgeschreven echt noodzakelijk? Doel De bedoeling van het lijstje is: een controlemiddel dat je gebruikt voordat je op vakantie gaat. Is het lijstje inderdaad geschikt voor dit doel? Vorm Is het controlelijstje duidelijk leesbaar? Ziet het lijstje er verzorgd uit?
18
•
Vrije tijd
Lees de tekst hieronder.
Hoe besteedt de Nederlander zijn vrije tijd? Wat doe je als je niet slaapt èn niet werkt of naar school gaat? Met andere woorden: Hoe besteed je je vrije tijd? Niet zo lang geleden is onderzocht hoe Nederlanders hun vrije tijd besteden. Hierbij is steeds per persoon het gemiddeld aantal uren per week berekend. De meeste vrije tijd brengen Nederlanders door met TV-kijken of luisteren naar de radio. Ze doen dit gemiddeld 13 uur en 50 minuten per week. Let op! Dit zijn alleen nog maar de uren dat ze kijken of luisteren zonder er iets bij te doen. Hoe vaak staat de TV niet aan tijdens het eten of als je met vrienden zit te praten? Helemaal op de laatste plaats staat het 'Doe-het-Zelven'. Nederlanders houden niet zo van timmeren en zagen. Als het echt moet, wordt er soms een gat geboord of een spijker in de muur geslagen. Maar dat doen ze liever niet zelf. Gemiddeld wordt hier dan ook maar 18 minuten per week aan besteed. Op de tweede plaats, na het TV-kijken, komt lezen. Ongeveer vijf uur per week wordt hier gemiddeld aan besteed. Het zou best kunnen dat een groot deel van die vijf uur besteed wordt aan het lezen van de TV-gids! Dat is immers ook lezen. Veel minder tijd besteden Nederlanders aan sporten. Toch sporten ze gemiddeld nog één uur en 17 minuten. Voetballen is uiteraard nog altijd het meest favoriet. Op de vierde plaats staat het bezoek aan café's en disco's. Hier gaat gemiddeld bijna één uur van de vrije tijd aan op. Tja, als het gezellig is, vergeet je gauw de tijd. Gelukkig is er ook nog wat tijd over om te eten. Op de vijfde plaats staat: uit eten gaan. Gemiddeld 42 minuten per week. In die tijd gaan Nederlanders vooral buitenlands eten. Italiaans, Spaans, Grieks, Turks, Frans of Chinees. Bron: NRC Handelsblad 160492
Wat is de titel van de tekst?
19
Als je naar de titel kijkt, weet je al wat het belangrijkste is in de tekst. Het belangrijkste in de tekst is het antwoord op de vraag: Hoe besteedt de Nederlander zijn vrije tijd? Schrijf in kernwoorden de zes belangrijkste vrijetijdsbestedingen op.
• • • • • •
Waaraan besteedt de Nederlander de meeste tijd en waaraan het minste? In de tekst staan allerlei woorden waaraan je kunt zien in welke volgorde de zes
vrijetijdsbestedingen moeten staan. Zet de tekeningen in volgorde van de hoeveelheid tijd die eraan besteed wordt. Nummer de tekeningen van I tot en met 6. Dus: 1 is de activiteit waar de meeste tijd aan besteed wordt; 6 is de activiteit waar de minste tijd aan besteed wordt.
20
Sporten is een belangrijke vrijetijdsbesteding. Welke sporten vind jij leuk? Maak een top 5. Kies uit:
tennis - voetbal - basketbal - vissen - schaken - volleybal - honkbal - zwemmen - wielrennen - hardlopen
, ~
~
<®
~
F\
•
: .,
"':>
)
21
l
Schrijf bij de sporten van oefening E minstens twee kernwoorden op. Stel bij elke sport de volgende vragen: • • •
Wat gebruik je bij die sport? Met hoeveel mensen speel je de sport? Hoe lang duurt een wedstrijd?
sport tennis
voetbal
basketbal
vissen
schaken
volleybal
22
kernwoorden
honkbal
zwemmen
wielrennen
hardlopen
Een definitie is een omschrijving van een woord. Voorbeeld: Tennis is een sport. Je gebruikt bij tennis een racket. In het veld staat een net. Je tennist met twee of vier spelers. Geef definities van vijf andere sporten uit oefening F. Gebruik hierbij de kernwoorden. 1 Voetbal is een sport. Je gebruikt bij voetbal een
_
2
3
4
5
23
Schrijf een kort verhaal over een sport. Kies zelf een sport uit. In het verhaal moet in ieder geval een antwoord staan op de volgende vragen: • • • • • •
24
Welke sport heb je gekozen? Vind je dit een leuke sport? Doe je zelf aan deze sport? Met hoeveel mensen wordt deze sport gespeeld? Heb je er nog iets bij nodig (een bal, een racket)? Zijn er wedstrijden? Hoe lang duurt een wedstrijd?
Lees het verhaal van oefening H van een mede-cursist. Controleer het verhaal met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan heeft je medecursist een goed verhaal geschreven. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet je mede-cursist de brief op die punten verbeteren.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Zijn in het verhaal de vragen van oefening H beantwoord? Is het verhaal duidelijk? Begrijp je alles? Doel Het doel van het verhaal is: een goede beschrijving geven van een bepaalde sport. Is dit doel bereikt? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Zoek woorden waarover je twijfelt op in een woordenboek. Vorm Is het verhaal duidelijk leesbaar? Ziet het verhaal er verzorgd uit?
25
•
Het spijt me, maar ... ik heb wel een reden!
Lees het briefje hieronder. Het is een excuus-briefje. Eén zin past niet zo goed in dit briefje. Deze zin is niet beleefd genoeg. Welke zin is dat? Bedenk een zin die wèl passend is.
Geo.cW<.
cohrecfor.I
GlSkr-€N\
WM
k lao) Of h,'UlIOO(. Hel- Spjt
ilA twU ~
S<:.Á-\ool_ m~·Yl L)(euS~ Vht. eN\OYVVl , VV\t.lW \Lt L,aol Vhf... ve(51a..p~.
Nou. , ll(~ slop ex
~O~ VJfJ.
VCtN\.
W\ll.a.K
t!
Wtft
VVle+ u(,'~c1L~1d Brod-
I
~ ik ~oor
I
khalt'cl Tekd,( Hieronder staan de zinnen van twee briefjes door elkaar. Kies telkens welke zin bij welk briefje hoort. Briefje 1 is gericht aan een onbekende. Briefje 2 is gericht aan een vriend; schrijf beide briefjes op de volgende bladzijde. 1 2 3 4 5 6 7 8
26
• • • • • • • • • • • • • • • •
Geachte heer Azarkan Beste Bart Sorry hoor. Hierbij wil ik mijn excuses aanbieden. Ik had gisteren zo'n stomme pech, dat ik niet meer op tijd kon komen. Helaas kon ik gisteren niet op tijd op onze afspraak komen. Ik had namelijk enige problemen met mijn vervoer. Die sukkels hadden mijn auto weggesleept. Ik hoop dat u het me niet kwalijk neemt. Het spijt me. Laten we iets anders afspreken. Misschien kunnen we op korte termijn een nieuwe afspraak maken? Met vriendelijke groeten Ik hoor nog wel van je, groetjes, Chris Dhr. Bouazza
Briefje 1
1 2
3 4 5 6
7 8
Briefje 2
1 2 3 4
5 6
7 8
27
Alleen sorry zeggen als iets je spijt, is meestal niet genoeg. Je zegt ook waarom iets je spijt. Je geeft een reden. Geef van de zinnen hieronder aan wat een reden is en wat niet. Het gaat om een reden die je kunt hebben voor het te laat op school komen. reden
1 2 3 4 5 6
7 8
Het spijt me. Ik ben te laat op school, ... omdat ik me verslapen heb. ... maar ik verontschuldig me. ... maar ik ben nog nooit eerder te laat geweest. ... omdat ik voor de brug moest wachten. ... want ik ontdekte vanmorgen dat mijn fiets gestolen was . ... omdat ik nog een brief moest posten. ... maar niemand heeft het gemerkt. ... want het openbaar vervoer staakt.
ja
nee
D D D D D
D D D D D
D D D
D D D
Lees de brief hieronder. Bedenk welke redenen passen op de lege plekken. De redenen waaruit je kunt kiezen, staan op de volgende bladzijde. Schrijf de cijfers op de juiste plaats in de brief.
Beste Jo-ann, Omdat je de deur niet meer voor me open doet, schrijf ik je maar een briefje. Het spijt me dat ik niet op je bruiloft was. Ik vind het vooral vervelend, omdat ik jouw getuige zou zijn. Misschien wil je deze brief even lezen. Dan kan ik vertellen waarom ik er niet was. Op de dag van je bruiloft liep ik 's ochtends de badkamer in en gleed uit. Ik moest daarom eerst naar de dokter, want ... Met mijn enkel in het verband moest ik daarna naar de schoenenwinkel, omdat ... Toen ik daarna thuiskwam, ben ik enorm geschrokken, want ... In de haast was ik 's ochtends vergeten de deur op slot te doen. Ik kon toen dus nog steeds niet naar de bruiloft toe, want ... Toen die alles hadden bekeken was het inmiddels al uren later. Ik was dus al te laat voor de trouwerij, maar ik kon nog naar het feest. Daarom nam ik snel een taxi. Dat je me ook op het feest toch niet gezien hebt, komt omdat ... Ik hoop dat je begrijpt dat ik, na zo 'n dag, kwaad naar huis gereden ben. Ook nu ben ik eigenlijk nog wel kwaad op je, want iemand niet binnenlaten vind ik wel wat ver gaan. Ik bied daarom hierbij wel mijn excuses aan, maar verwacht ze zeker ook van jou! Ik hoop snel iets van je te horen. Met vriendelijke groeten, Joris
28
1 2 3 4 5
je de portier opdracht had gegeven mij niet meer binnen te laten. de politie moest eerst komen. ik mijn nette schoenen niet meer paste door die dikke voet. mijn enkel was dik. er was ingebroken.
Bedenk bij de volgende situaties steeds twee verschillende redenen. 1
Sorry. Ik kan niet op je verjaardag komen, a
want
bomdat 2
Neemt u mij niet kwalijk. Ik ben een half uur te laat, a
want
_
bomdat 3
Het spijt me. Je mag dat boek niet lenen, a
want
bomdat
Hoe ziet een officiële brief eruit? Zet op het briefpapier de cijfers die bij de onderdelen van de brief staan, op de juiste plaats. Kijk eventueel naar de uitnodiging in les 2. 1
Roy Heijman Klinkersteeg 30 1343 FD Rotterdam
2
Poort-college t.a.v. Dhr de Bruyn Lindelaan 123 1397BG Rotterdam
3
Rotterdam, 20 mei 1993
4
Geachte mijnheer de Bruyn,
5
Met vriendelijke groeten,
6
~ 29
De kat van Roy Heijmans is weggelopen. Dat heeft nogal wat gevolgen. Vul op de lege plekken de juiste gevolgen in. Kies uit:
fiets gepakt - te laat op school gekomen - fietsband lek - kat gezocht
Kat weggelopen
~
~
bus gemist
~
_ _ _ _ _ _ _ _ _ ~ door glas gefietst ~ naar school
~
lopend
_
~
Roy moet aan rector de Bruyn doorgeven waarom hij te laat op school was. Hij schrijft een briefje. Hieronder zie je Roy's aantekeningen. Schrijf een excuusbrief. Gebruik daarbij de aantekeningen. Gebruik ook informatie van de vorige oefeningen.
llexo"",,"sckLtAw 1U/1'9 VOor
VCtVlWlO,?'"
" Uo.J
lA.feCj cy-tOfeJ-'t -f) 9~oetJ V\ Ct l., cd ( l.AM.Je hCJv!Fo~~ -f} bu<; rl$~
wu-
~ ft'tn ~Fk;f- --9 ~Ol
* *
30
UU<.
OV1CfV.fU' ~
lo pe,v,
or
-f)
(,U,UE>
te. laoJ.
svlöol zal vu'û ~
~u-"
Lees de brief van een mede-cursist. Controleer de brief met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan heeft je mede-cursist een goede brief geschreven. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet je mede-cursist de brief op die punten verbeteren.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Zijn de aantekeningen verwerkt in de brief? Is de brief duidelijk? Begrijp je alles? Doel Het doel van de brief is: excuses aanbieden en een reden geven voor het te laat komen. Is dit doel bereikt? Opbouw Is de brief opgebouwd als een officiële brief? Zijn de gegevens uit oefening F gebruikt? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Zoek woorden waarover je twijfelt op in een woordenboek. Constructies Zijn de woorden omdat en want goed gebruikt bij het geven van de redenen? Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Vorm Is de brief duidelijk leesbaar? Ziet de brief er verzorgd uit?
31
•
Zó doe je dat!
Bekijk de tekeningen. Op de tekeningen zie je hoe boodschappen doen, verloopt. Lees de vragen. Je hebt een klassegesprek over die vragen. I 2 3 4
Welke voorbereidingen hebben de mensen gedaan die boodschappen aan het doen zijn? Waar doe je zelf meestal boodsclîappen? Wat doe je thuis allemaal als voorbereiding op het boodschappen doen? Vind je boodschappen doen leuk of vervelend? Waarom?
o
•
& A N \(
• (
.,:
32
Je hoort straks een reclamespotje van de nieuwe boodschappenservice Quickshop. Het gaat over de verschillen tussen boodschappen doen nu, en boodschappen doen via Quickshop. Wat gaat er allemaal veranderen? Maak in het schema hieronder aantekeningen van wat je hoort. Gebruik kernwoorden. Sommige woorden zijn al gegeven. NU
QUICKSHOP
boodschappenlijst maken
bestellijst pakken
L..---_II_~
L....-.--_I 1'----__ L..-_w_a_c_h_t_en
1
I deur opeudoen
sjouwen
In deze oefening werk je je aantekeningen uit tot een samenvatting. Maak deze oefening met behulp van de aantekeningen in het schema. Let op de schuingedrukte woorden; met deze woorden worden de stappen aangegeven. Boodschappen doen kost je NU al gauw Eerst moet je thuis Daarna moetje zorgen voor
_ _
33
Dan Daarna Vervolgens moet je alle boodschappen weer
_
Ten slotte moet je alles Met de nieuwe boodschappenservice QUICKSHOP gaat alles veel
_
Eerst pakje
_
Daarna Vervolgens Ten slotte
'
Bij Quickshop boodschappen doen, bestaat uit een aantal stappen. Om alles goed te laten verlopen, is het nodig de stappen in een bepaalde volgorde te doen. Voordat je stap 2 doet, moet je stap I doen. Welke zinnen horen bij elkaar?
34
1
Voordat je op de bestellijst aankruist wat je wilt hebben, ...
a
'" moet je geld overmaken via de computer.
2
Voordat je een bestellijst faxt, ...
b
'" moet je in de kast kijken wat je nodig hebt.
3
Voordat de boodschappen worden thuisbezorgd, ...
c
..., moet je aankruisen wat je wilt hebben.
Hieronder zie je een schema van een proces: het proces van het hergebruik van lege flessen. Onder het schema staat een tekst waarin het proces in hele zinnen wordt beschreven. Deze zinnen staan door elkaar. Zet de zinnen in de goede volgorde.
Lege flessen opnieuw gebruiken: Een machine vult de nieuwe flessen met frisdrank en doet er een dop op. De kratten frisdrank gaan met vrachtwagens naar de winkels. De inhoud van de glasbak wordt naar de fabriek gebracht. Je gooit de lege fles in de glasbak. De glasscherven worden gewassen en gesteriliseerd. Ze worden ingepakt in dozen of kratten. Er worden nieuwe flessen gemaakt van de glasscherven. Je koopt een fles frisdrank.
Maak een verhaal met de losse zinnen van oefening E. Gebruik de volgende woorden om de stappen en de volgorde aan te geven: eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte.
~ ~?i0
eMU
~A ~ ~ fil74'U
35
Ook in dit proces is de volgorde van de stappen belangrijk. Voordat je stap 2 doet, moet je stap 1 doen; voordat je stap 3 doet, moet je stap 2 doen enzovoort. Maak zinnen met voordat. Gebruik informatie uit oefening F.
Bekijk de tekeningen hiernaast. Beschrijf het proces van haar verven. Schrijf eerst voor jezelf kort de stappen op. Maak er daarna hele zinnen van. Gebruik woorden die je kent om een volgorde aan te geven.
36
V
1
3
Doe de handschoenen aan en schud het flesje
Dek uw haar af met het plastic kapje
4
2
Verdeel het produkt over uw haar en masseer het lichtjes in
Laat het produkt inwerken 5
Overvloedig spoelen tot het spoelwater helder i~, geen shampoo gebruiken
37
Lees je beschrijving nog eens goed door. Controleer je beschrijving met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan is je beschrijving goed. Heb je vragen met nee beantwoord, verbeter dan op die punten je beschrijving.
Inhoud Heb je de opdracht goed uitgevoerd? Heb je alle stappen duidelijk beschreven? Heb je duidelijk aangegeven in welke volgorde de stappen uitgevoerd moeten worden? Doel Het doel was: een duidelijke beschrijving geven van het hele proces. Heb je dit doel bereikt? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Zoek woorden waarover je twijfelt op in een woordenboek. Constructies Heb je woorden gebruikt om de volgorde van de stappen aan te geven? Je moet in ieder geval één van de volgende constructies hebben gebruikt: • eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte • voordat ..., moet je ...
Leestekens Begint ieder zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Heb je op de juiste manier komma' s gebruikt? Vorm Is je beschrijving duidelijk leesbaar? Ziet het er verzorgd uit?
38
•
Handige apparaten
Hoe gebruik je een wasmachine? Luister naar de tekst. Geef met een pijl aan welke onderdelen worden genoemd. Schrijf de naam van het onderdeel erbij.
••
Welke zinnen horen bij elkaar? Schrijf de juiste zinnen op. de wasmachine het middelste vakje Je gebruikt
de programmaknop de temperatuurknop de aan/uit-schakelaar
om
de temperatuur in te stellen. het vuile wasgoed te wassen. de wasmachine aan te zetten. het wasprogramma in te stellen. het waspoeder in te doen.
39
1 2
3 4
5
Kijk naar de zinnen hieronder. De afdeling Klantenservice van firma A&Q-wasmachines wordt gebeld door mensen die problemen hebben met hun wasmachine. De telefoniste weet voor elk probleem wel een oorzaak. Zoek bij elk probleem de juiste oorzaak. Probleem 1: 'Het water blijft uit de machine stromen. ' Oorzaak A: 'Met het wasgoed zijn misschien metalen voorwerpen of ander hard materiaal meegekomen. ' Probleem 2: 'Het water wordt niet uit de machine gepompt. ' Oorzaak B: 'Het wasprogramma is nog niet beëindigd. ' Probleem 3: 'De machine start niet. '
Oorzaak C: 'De stekker zit niet in het stopcontact. '
Probleem 4: 'De wasmachine maakt tijdens het wassen een vreemd geluid. ' Oorzaak D: 'De pomp of afvoerslang is verstopt. ' Probleem 5: 'De deur gaat niet open. '
---
Probleem 6: 'De machine vult niet.'
40
\ 1 .. 1
I \
i
\
Oorzaak E: 'De waterkraan is dicht. '
Oorzaak F: 'De afvoerslang hangt te laag. '
t_~_
--.
-
(I
Elk probleem heeft een oorzaak. De telefoniste geeft de oorzaak door aan de klanten. Lees eerst het voorbeeld. Schrijf daarna op wat zij tegen de andere klanten zegt. Gebruik de informatie uit oefening C. Voorbeeld: De wasmachine start niet,
~~ ~
?Ziel in
~
~~ I
De wasmachine vult niet,
_
2 De wasmachine maakt tijdens het wassen een vreemd geluid,
3 Het water blijft uit de machine stromen,
4 Het water wordt niet uit de machine gepompt,
5 De deur gaat niet open,
Je ziet in het schema problemen en oorzaken staan, in kernwoorden opgeschreven. Schrijf in de derde kolom de oplossing voor elk probleem. Kies uit:
afvoerslang hoger hangen - metalen voorwerpen eruit halen - wachten tot wasprogramma klaar is - stekker in het stopcontact doen - pomp of afvoerslang leeghalen - kraan openzetten
Probleem
Oorzaak
I
water blijft uit machine stromen
afvoerslang hangt te laag
2
water wordt niet weggepompt
pomp of afvoerslang is verstopt
3
machine start niet
stekker zit niet in stopcontact
Oplossing
41
4
machine maakt vreemd geluid
metalen voorwerpen tussen wasgoed
5
deur gaat niet open
wasprogramma nog niet beëindigd
6
machine vult niet
waterkraan is dicht
Maak zinnen met de informatie uit de eerste en de derde kolom van oefening E. Voorbeeld:
1
2 3 4
5
42
Stel je voor: José gaat op vakantie. Haar vriendin Eugenie past op haar huis. José laat haar walkman thuis, want ze denkt dat Eugenie die wel wil gebruiken. De walkman heeft een paar problemen. In het schema lees je welke problemen de walkman kan hebben. Vul de oorzaken van de problemen in het schema in. Kies uit:
bandje zit niet goed in walkman - batterijen op - stekker koptelefoon uit walkman
Probleem 1
cassettebandje draait langzamer
2
bandje draait, je hoort niets
3
bandje draait niet
Oorzaak
Oplossing
Bedenk voor elk probleem een oplossing. Vul de oplossing in het schema in.
José schrijft een briefje aan Eugenie. Daarin schrijft ze wat Eugenie moet doen als ze problemen heeft met de walkman. Gebruik informatie uit oefening F en G.
43
Lees het briefje van een mede-cursist. Controleer het briefje met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan heeft je mede-cursist een goed briefje geschreven. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet je medecursist op die punten het briefje verbeteren.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Zijn de problemen en oplossingen uit het schema verwerkt in het briefje? Is het briefje duidelijk? Begrijp je alles? Doel Het doel van dit briefje is: adviezen geven aan de gebruiker van de walkman. Is dit doel bereikt? Opbouw Er is een goede opbouw als de informatie die bij elkaar hoort ook bij elkaar staat. Staan in de brief het probleem en de oplossing bij elkaar? Begint de brief met bijvoorbeeld 'Beste .. .'? Eindigt de brief met bijvoorbeeld 'Groetjes van ...'? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Zoek woorden waarover je twijfelt op in een woordenboek. Constructies Zijn er constructies met als ... dan gebruikt om problemen en oplossingen aan te geven? Zijn deze constructies goed gebruikt? Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Zijn er op de juiste plaatsen komma' s gebruikt? trI1f'
44
Vorm Is het briefje duidelijk leesbaar? Ziet het briefje er verzorgd uit?
•
Bekijk het maar!
Luister naar het interview op de band. Er wordt aan vijf mensen iets gevraagd over televisie kijken.
Maak tien zinnen met behulp van het schema hieronder. Let op: de zinnen moeten kloppen met de informatie uit het interview. Lijgien Oscar Shennay Soraya Yorgos
kijkt tv kijkt geen tv
voordat nadat terwijl
ze hij
eten gaat koken eten kookt eten gekookt heeft gegeten heeft eet
1 2
3 4
45
5 6 7 8
9
10
Hieronder staat in kernwoorden wat Lijgien, Oscar en Shennay vertellen. Luister opnieuw naar het interview. Lees de aantekeningen terwijl je luistert.
: t\1Ul'S ~qk tv aaM elke. dag &'ld. QY\et fjeQu,h OMSr(AVl~cl
fuL
v6ó( Bolet ~ ko~
Jeu, eh Oseax:
~ eNt. toe. fussb'\ S- QN1 () tRol ~LAis -) na. ~ LlUA( V(O'eg ~LAis -:J 7 ~ -tv,
tv.
V1 MttUK
~VVtS
'vlOuQk Vl,'eA- Va.~ SUl "es
~ ~
'r-
tv t9Gkvv, eh . _,
Vno vtXeW s~ ~ VfOlXW VA fA,'rtckre,v,
VWlA
S~V\V)C\y ~ ~ ~v
~~ OJAclere.. dl'/\~ V)\'U ~ Lc.~ ~ LJo..vJ ~
V\te.k u.~
a~
~ koll.e--vî
Waw- l/\I'&k- ~ jou-r vtCÀcU L«j1A..eYl
re_sf v/cl cwoV\cl op ~ bvvt<.- vcor tV
46
Maak aantekeningen bij de informatie die Soraya en Yorgos geven. Soraya
Yorgos
Hieronder zijn de aantekeningen uit oefening C weer in zinnen opgeschreven. Gebruik telkens het woord dat links staat, om van twee zinnen één zin te maken. In het voorbeeld zie je hoe van zin 2 en 3 één zin gemaakt is. Voorbeeld: Ze kijkt elke dag naar The Bold. omdat Ze vindt dat ontspannend.
I 2
Lijgien zet gelijk de tv aan als ze thuiskomt. Ze kijkt elke dag naar The Bold.
3 4
Ze vindt dat ontspannend. Ze maakt het eten klaar voordat The Bold begint.
5 6
Ze kijkt tijdens het eten naar The Bold. Oscar kijkt af en toe tv tussen 5 en 8 uur.
7 8
Als hij laat thuis is, dan zet hij de tv pas na 8 uur aan. Als hij vroeg thuis is, dan kijkt hij vanaf een uur of 7.
omdat
en dan
want
47
9
Hij kijkt meestal naar natuurfilms.
want
10 11
Hij houdt niet van series. Hij kijkt geen tv tijdens het eten.
omdat
12 13
Dat is het enige moment samen met zijn vrouwen kinderen. Shennay kijkt meestal pas later op de avond
14 15
Ze heeft veel andere dingen te doen. Ze kan geen tv kijken als ze de krant leest.
16
Ze kan geen tv kijken als ze kookt. Om acht uur is ze klaar met eten.
want
en
17 en dan 18
19
Ze kijkt naar het journaal. De rest van de avond zit ze op de bank voor de tv.
Schrijf de aantekeningen die je hebt gemaakt van het gesprek met Soraya en Yorgos (in oefening D) hieronder in hele zinnen op.
48
Maak zoveel mogelijk van twee zinnen één zin, net als in oefening E. Gebruik daarvoor de woorden: en, maar, en dan, want, omdat. Let op de volgorde van de woorden.
1
2
3
4
5
6
49
Hieronder staat het eerste deel van het interview uitgeschreven met de zinnen uit oefening E. Tussen haakjes staan woorden of zinnen die korter kunnen worden opgeschreven. Die verkorte zin is er dan boven geschreven. De woorden en zinnen die overbodig zijn, zijn doorgestreept. Lees dit deel van het interview goed door. Let op de verkorte zinnen en doorhalingen.
~,f>'\ At! ~-k ck tv ~ ~-U ~\~e ~
V\0lU"
oJ5p:t~d.. VI'IId!,:k
CÀCU'\
~
~
(~
tVluis UL ~w'sLw~~
Bolcl 0WICla1 ko,,~
~ ~
a.a.W W .::: klClW")
voorw Tk ~lc1 ~ ~ k.c U~ W~ ~"-~Q6IF'~ gokt .. Oscar kgW- ~ ~ toe)
&L.llU\ W~~ ~ hg laat +t.,uls l's, ~ 'lll bi1' elf. +V (>Q S V\Ct d ULtK Q.{).V\ . AIs hhtuSStvl 5 tV\
. vroes
~uJs
l's,
I
oLt. ~ fulN\S ,WaW-- VIi
~ WjLJ
~W- ~
VlQCV
\1H v~o1 ~
lUU
vo..v. Stn·~. Kj' ~ ~ OV\,f\d.oJ cÁcd W
uqw 8~ tv tH~ ewe, Vv\O~ l's
~ ~ 'Léj~(OUW
L..ill1clue...). S~e.l'\nCl.j
"'ou.rA:{ vu"el
-w. ~~
~ '&
eN.
ftV' loJu- or cM
lWOV1d
I
wlUJ-
htJ4l~ CUAoLue ~ k d~, ~ ~
!pM +11 ~"t
M0
50
Lees nog eens wat je hebt opgeschreven in oefening G. Zet haakjes bij woorden of zinnen die je kunt vervangen. Schrijf daar boven hoe het vervangen moet worden. Zet een streep door woorden of zinnen die je weg kunt laten.
In de oefeningen C tot en met I heb je je voorbereid op het schrijven van een samenvatting. In een samenvatting staat de belangrijkste informatie uit een tekst op een korte manier. Lees oefening G en H nog eens. Schrijf de hele samenvatting van het interview in het net. In plaats van de haakjes schrijf je de woorden of zinnen op die je erboven hebt geschreven. De doorgestreepte delen kun je weglaten.
51
Lees de samenvatting nog eens. Controleer je samenvatting met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan is je samenvatting goed. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet je op die punten je samenvatting verbeteren.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Is alle informatie uit oefening G en H verwerkt? Doel Het doel van het schrijfprodukt is een samenvatting geven van de interviews. Is je dit doel bereikt? Is de samenvatting zo duidelijk dat je de belangrijkste informatie weet, zonder opnieuw naar de band te moeten luisteren? Opbouw Een tekst is goed opgebouwd als de informatie die bij elkaar hoort, ook bij elkaar staat in een alinea. Is in je samenvatting de informatie per persoon telkens in een alinea beschreven? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Zoek woorden waarover je twijfelt op in een woordenboek. Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Heb je op de juiste manier komma' s gebruikt? Vorm Is je samenvatting duidelijk leesbaar? Ziet de samenvatting er verzorgd uit?
52
•
Vrouwentaal en mannentaal: is er verschil?
Je hebt een klassegesprek over de volgende vragen. 1 2 3 4
Is er in je moedertaal verschil tussen het taalgebruik van vrouwen en mannen? Kun je voorbeelden geven van verschillen tussen vrouwen- en mannentaal? Heb je een idee waarom er verschil is in het taalgebruik van vrouwen en mannen? Merk je ook bij jullie in de groep dat er verschillen zijn tussen de taal van mannen en vrouwen?
Lees de tekst.
Vrouwentaal en mannentaal
5
Als je leest over 'vrouwentaal' en 'mannentaal', dan zou je kunnen denken dat vrouwen en mannen elk een andere taal spreken en elkaar niet of nauwelijks verstaan. Maar dat is niet zo, want het is duidelijk dat mannen en vrouwen uit hetzelfde land elkaar wel verstaan. Wat wordt er dan bedoeld met 'vrouwentaal' en 'mannentaal'? Daarmee wordt bedoeld het verschil in taalgebruik tussen vrouwen en mannen. Vrouwen gebruiken bepaalde woorden meer of minder dan mannen, of zij praten op een andere manier.
10
15
Aan het begin van deze eeuw, dus begin 1900, waren er al taalwetenschappers die in hun boeken een apart hoofdstuk schreven over de taal van vrouwen. Zij schreven bijvoorbeeld dat het taalgebruik van vrouwen overdreven en gevoelig was. Vrouwen gebruikten typisch vrouwelijke woorden als schattig, doddig en snoezig. Bovendien gebruikten zij 'nettere' woorden dan mannen. Mannen hadden het over broek en zweten, maar vrouwen zeiden pantalon en transpireren. Ook schreven de taalwetenschappers dat vrouwen nooit vloekten. Bovendien spraken of schreven vrouwen in minder ingewikkelde zinnen. Dat kwam volgens de deskundigen doordat vrouwen minder intelligent waren.
20
25
In die tijd werd gedacht dat het verschil in taalgebruik ontstond doordat je als jongen of meisje werd geboren. Een meisje was bestemd voor het huishouden en de kinderen. Het was voor haar als vrouw helemaal niet nodig om het taalgebruik van de man te kennen, dacht men.
30
35
Ongeveer zeventig jaar later werd opnieuw de taal van vrouwen onderzocht en beschreven. Amerikaanse wetenschappers (vrouwen!) beschreven vrouwentaal en zij zagen dezelfde verschillen met de taal van mannen. Ook zagen zij,
53
40
45
50
net als hun voorgangers, dat vrouwen een andere woordkeus hadden dan mannen. Maar ... de Amerikaanse wetenschappers hadden daar een andere verklaring voor. Zij wisten namelijk dat het niets met intelligentie had te maken, maar dat de verschillen werden veroorzaakt door factoren van buitenaf. Vrouwen kregen een andere opvoeding en zij hadden in de maatschappij andere posities dan mannen. Daardoor ontstonden de verschillen. Meisjes moesten zich van jongs af aan al als 'dame' gedragen, en netjes en fatsoenlijk spreken. Vrouwen leerden om zich onzeker en beleefd op te stellen om ruzies met mannen te vermijden. En al die dingen zag je terug in de manier waarop vrouwen spraken. De afgelopen jaren is geprobeerd om door middel van onderzoek nog meer te weten te komen over de verschillen in taalgebruik tussen mannen en vrouwen. In sommige onderzoeken zijn helemaal geen verschillen tussen vrouwen- en mannentaal gevonden. Toen wetenschappers bijvoorbeeld onderzochten op welke manier reizigers een kaartje aan een stationsloket kochten, werd er geen verschil gevonden in het taalgebruik van vrouwelijke en mannelijke reizigers.
55
60
65
In andere onderzoeken zijn wel verschillen gevonden. Het is bijvoorbeeld gebleken dat vrouwen zich in gesprekken anders gedragen dan mannen; vrouwen luisteren meer dan dat ze een eigen inbreng hebben in het gesprek. Volgens de onderzoekers ontstaan die verschillen in taalgebruik door ongelijke posities in de maatschappij, door verschil in leeftijd en door verschil in gesprekssituatie. Uit alles wat hierboven is geschreven, kun je de conclusie trekken dat men in de loop van de eeuw niet echt anders is gaan denken over het feit dat er verschil is in het taalgebruik van vrouwen en mannen. Maar er is door onderzoek aangetoond dat de verschillen niet veroorzaakt worden doordat je als meisje of jongen wordt geboren, maar door verschillen in de maatschappij. Wat ook een rol speelt bij verschil in taalgebruik is: verschil in leeftijd en verschil in gesprekssituatie.
In het laatste stukje van de tekst in oefening B staat in het kort de boodschap van de tekst. Zo'n afsluiting noem je: de conclusie. Lees tekst 1 en 2 hieronder. Je leest iets over een onderwerp. Daarna volgt als afsluiting een conclusie. Lees daarna tekst 3. Wat is Paolo's conclusie? 1
54
Fiona heeft een nieuwe winterjas nodig. Ze praat erover met haar moeder. Haar moeder zegt: 'Je kunt beter een dure winterjas kopen dan een goedkope winterjas. Het voordeel van een dure jas is dat de kwaliteit beter is. Je kunt die jas een aantal winters achterelkaar dragen. Maar het voordeel van een goedkope jas is dat je elk jaar een nieuwe kunt kopen en de mode kunt blijven volgen.' Fiona is erg modegevoelig. Ze trekt de conclusie dat zij toch beter een goedkope jas kan kopen.
2
De laatste jaren is de toestand van de natuur met sprongen achteruit gegaan. Bossen zijn verzuurd, planten en dieren sterven uit. Dat komt bijvoorbeeld doordat de industrie steeds wordt uitgebreid. Er zijn veel nieuwe fabrieken gebouwd en die moeten allemaal hun afvalstoffen kwijt. Dat gaat ten koste van de natuur. Conclusie: als we de natuur en onszelf nog willen redden, dan moet de uitbreiding van de industrie gestopt worden.
3
Paolo vraagt zich af: 'Zouden voetbalwedstrijden zonder publiek moeten worden gespeeld? Een voordeel is dan dat ook relschoppers buiten het voetbalstadion blijven, en dat de kans op vechtpartijen afneemt. Maar een nadeel is dat mensen die niets te maken willen hebben met relschoppers, maar alleen voor het voetbal komen, ook niet meer kunnen komen kijken. Ik vind dat er maar een andere oplossing voor die relschoppers moet worden bedacht, dus ...
In deze en de volgende oefening bereid je je voor op het maken van een samenvatting van de tekst van oefening B. Daarin heb je gelezen dat er in verschillende periodes anders gedacht wordt over het onderwerp vrouwentaal en mannentaal. Iedereen was van mening dat er verschillen zijn, maar er werden steeds andere verklaringen gegeven voor die verschillen. Vul de ontbrekende informatie in. Gebruik daarbij de tekst van oefening B. Onderwerp:
Vrouwentaal en mannentaal
Periode: Standpunt:
Begin van de eeuw Verschil taalgebruik vrouwen en mannen
Voorbeeld:
Verklaring:
Periode: Standpunt:
70 jaar later Verschil taalgebruik vrouwen en mannen
Voorbeeld:
55
Verklaring:
Periode: Standpunt:
Tegenwoordig Verschil taalgebruik vrouwen en mannen
Voorbeeld:
Verklaring:
De tekst is verdeeld in acht stukjes. Schrijf bij elk stukje in kernwoorden de belangrijke informatie op. De informatie van oefening D kun je ook in deze oefening gebruiken. stukje I:
stukje 2:
stukje 3:
stukje 4:
stukje 5:
56
~MZe~tud~ ~. éMv laat md ~ m
stukje 6:
stukje 7: stukje 8:
Je schrijft een samenvatting van de tekst. Schrijf per stukje een of meer zinnen. Gebruik daarvoor de kernwoorden uit oefening D en E. Gebruik woorden die je kent om zinnen met elkaar te verbinden. Voor stukje I is er al een zin geschreven. Schrijf er voor stukje 2 nog een of meer zinnen bij. Ga dan verder met de rest.
~
~?~~
,
57
Lees nog eens watje hebt geschreven bij oefening F. Zet haakjes bij woorden of zinnen die je kunt vervangen. Zet een streep door woorden of zinnen die je kunt weglaten. Let op: deze samenvatting moet een conclusie als afsluitende zin hebben. Gebruik daarvoor: conclusie: ..., de conclusie trekken, dus: ...
Schrijf de samenvatting hieronder in het net.
58
Lees de samenvatting van een mede-cursist. Controleer de samenvatting met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan is de samenvatting goed. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet je mede-cursist op die punten de samenvatting verbeteren.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Zijn de kernwoorden van oefening D en Everwerkt? Staat de conclusie in de samenvatting? Doel Het doel van het schrijfprodukt is een samenvatting geven van de tekst. Is dit doel bereikt? Is de samenvatting zo duidelijk dat je de belangrijkste informatie weet, zonder opnieuw de tekst te moeten lezen? Opbouw Een tekst is goed opgebouwd als de informatie die bij elkaar hoort, ook bij elkaar staat in een alinea. Is in de samenvatting de informatie die bij elkaar hoort telkens in een alinea beschreven? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven?
59
Constructies Zijn in de samenvatting de woorden om zinnen met elkaar te verbinden goed gebruikt? Is de conclusie met een van de volgende constructies aangegeven: conclusie: ..., de conclusie trekken, dus: ... ? Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Zijn komma' s op de juiste manier gebruikt? Vorm Is de samenvatting duidelijk leesbaar? Ziet de samenvatting er verzorgd uit?
60
Reizen
Veluwe
dag
van ... - naar ...
programma / activiteiten
dag 1
Rotterdam Amsterdam A'dam - Enkhuizen, via Volendam Enkhuizen - Den Helder Den HelderFriese meren/Stavoren
Met bus naar A'dam; rondvaart door grachten en over IJ
dag 2 en 3
dag 4 dag 5
Wandeling door Volendam; diner en overnachten in Enkhuizen; openluchtmuseum, boottocht, mogelijkheid tot wandelen en fietsen Bezoek aan Marine Over afsluitdijk naar Friesland; rondrit langs Friese meren; bij mooi weer zeilen, surfen en zwemmen; overnachting in Stavoren
61
dag
van ... - naar ...
programma / activiteiten
dag 6
Stavoren Harderwijk, via Urk Harderwijk Rotterdam, via Hilversum
Paling eten in Urk; naar Dolfinarium in Harderwijk
dag 7
rondleiding tv-studio's Hilversum; naar huis
Stel je voor: Sabeda woont nu drie jaar in Nederland. Omdat ze eigenlijk nog niet veel van het land gezien heeft, gaat ze dit jaar in Nederland op vakantie. In een brief aan haar vriendin Janine beschrijft ze het programma van de rondreis die ze gaat maken. Maak de brief af met behulp van de informatie uit de tekening en het schema van de vorige bladzijde.
Hoi Janine, Hoe gaat het ermee? Ik heb al een tijdje niets van me laten horen, maar het was ook zo druk op school. Die laatste weken zitten altijd vol met proefwerken. Bedankt voor je brief Die reis die je door Amerika gemaakt hebt, moet wel geweldig geweest zijn! Wij gaan volgende week met de hele familie op vakantie. We blijven dit jaar in Nederland. Ten eerste hebben we niet zoveel geld. En ten tweede is het toch te gek dat je nog bijna niks gezien hebt van een land, als je er al drie jaar woont. We gaan dus een rondreis met een touringcar om het IJsselmeer maken. Het zal niet zo spectaculair zijn als jouw vakantie, maar ik heb er erg veel zin in. We vertrekken maandag en gaan dan naar Amsterdam. Daar kunnen we dan rondkijken. 's Avonds maken we een rondvaart door de grachten en over het IJ. Het IJ komt uit op het IJsselmeer. De tweede dag gaan we via _________________ naar In Enkhuizen blijven we twee dagen. We gaan er naar
-'. maken een
_
en kunnen in de omgeving wandelen en fietsen. De volgende dag, de _______________ alweer, vertrekken we richting
62
Zoals je misschien wel weet, heeft de Nederlandse Marine daar zijn basis. Vanuit Den Helder rijden we de vijfde dag over
_
De zesde dag staan Urk en Harderwijk op het programma. We hebben
De zevende dag gaan we alweer terug naar Rotterdam. Onderweg
Volgens mij wordt het een interessante reis. Ik zal veel van Nederland zien. Ik hoop dat ik ook nog een beetje kan uitrusten, want volgend jaar wordt het weer vreselijk druk op school. Zodra ik terug ben, laat ik weer iets van me horen. Dan kunnen we een afspraak maken. Ik wil graag je vakantiefoto's zien! Groeten, Sabeda
Stel je voor: Je bent in de zomervakantie op bezoek bij je familie in het buitenland. Je hebt één van je vrienden uitgenodigd om bij jou en je familie langs te komen. Je wilt hemIhaar dan iets van het land laten zien. Bekijk de verschillende kofferlabels. Je leest telkens de bestemming van de reis. Kies een bestemming. Bedenk allerlei activiteiten die voor je vriend(in) leuk zouden zijn. Schrijf de bestemming en de activiteiten in kernwoorden op, onder de labels.
63
o
AMSTERDAM-TUNIS SUCU-AIRWAVS
o
UERTREK 13-18; 12.45 UUR
AMSTERDAM-ISTANBUL SUCU-AIRWAVS
UERTREK 13-18; 11.25 UUR
o
AMSTERDAM-ORANJESTAD SUCU-AIRWAVS
o
UERTREK 13-18; 17.11 UUR
AMSTERDAM-RABAT SUCU-AIRWAVS
UERTREK 13-18; 15.31 UUR
Bestemming: Activiteiten:
Je hebt vijf dagen de tijd om je vriend(in) iets van het land te laten zien. Je kunt niet alle activiteiten doen. Het is vakantie, dus er moet tijd zijn voor ontspanning. Kies een paar activiteiten die je hebt verzameld in oefening B. Bedenk hoeveel tijd je ongeveer voor elke activiteit nodig hebt. Schrijf in het reisschema wat je per dag wilt gaan doen met je vriend(in).
64
dag
activiteiten
1
2
3
4
5
Schrijf een brief aan je vriend(in). In de brief schrijf je wat je van plan bent als hij/zij komt. Lees als voorbeeld nog eens de brief uit oefening A. Gebruik voor je eigen brief informatie uit oefening C. Gebruik woorden die je kent om zinnen te verbinden, bijvoorbeeld: nadat, voordat, terwijl, omdat, want. Voorbeeld:
/kç/d~ ~ J~~ ~
CI&
65
Lees je brief nog eens. Controleer de brief met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan is de brief goed. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet je op die punten de brief verbeteren.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Is alle informatie uit oefening C verwerkt? Doel Het doel van de brief is informatie geven over het reisprogramma. Is dit doel bereikt? Is de brief zo duidelijk dat je vriend(in) op de hoogte is van het reisprogramma? Opbouw Een tekst is goed opgebouwd als de informatie die bij elkaar hoort, ook bij elkaar staat in een alinea. Is in de brief de informatie telkens in een alinea beschreven? Begint je brief met bijvoorbeeld 'Beste ...'? Eindigt je brief met bijvoorbeeld 'Groeten van ... '? Constructies Zijn de juiste woorden gebruikt om zinnen met elkaar te verbinden? ~
Spelling Zijn alle woorden goed geschreven?
~
Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Zijn komma' s op de juiste manier gebruikt? Vorm Is de brief duidelijk leesbaar? Ziet de brief er verzorgd uit?
66
l1li
Ongelukken
Het onderwerp van deze les is 'Ongelukken'. Hieronder staan vragen over dat onderwerp. Lees de vragen en beantwoord ze tijdens het klassegesprek. 1 2 3 4
Heb je weleens een ongeluk zien gebeuren of zelf meegemaakt? Zo ja, wie waren daar bij betrokken: auto's, fietsers, voetgangers? Kun je iets vertellen over de manier waarop dat ongeluk gebeurde? Was bij het ongeluk duidelijk wie het veroorzaakt had? Werd na afloop van het ongeluk een schadeformulier ingevuld?
Je gaat luisteren naar een tekst op de band. Er wordt verteld over een ongeluk. Op de volgende vragen wordt in de tekst antwoord gegeven: 1 2
Op welke plaats gebeurde het ongeluk? Welke route reden de fietser en de beide chauffeurs?
Het antwoord op die vragen schrijf je als volgt op: • • • •
de de de de
plaats van het ongeluk fietser die het ongeluk beschrijft chauffeur van de personenauto chauffeur van de bestelbus
geef je in geef je in geef je in geef je in
de de de de
plattegrond plattegrond plattegrond plattegrond
aan met x aan met •••••• aan met -----aan met xxxxx
" huizen
cm
bosjes stoplichten
~zebrapad B= Bosweg S= Stationsweg P= Picassolaan
67
Hieronder staat een schadeformulier. Werk in tweetallen en probeer het formulier zo goed mogelijk in te vullen. Bedenk zelf de gegevens die je niet uit het verhaal kunt opmaken. Let op: met 'verzekeringnemer' wordt bedoeld 'bestuurder'.
aanrijdings-formulier
V')(lr
'::opoedH.}':'
JU1~Jte
nddn1 v
1'~
':odlddereqellnq
ABSOLLUT
VI'flt'k('nngrv·nH'f
lf
vt'ft'
,t
pfl;!·~rlr
vrtl H) 6) en
lVI" '(; 1)/ "''' VtH1'ts BEIDE HAr"O IEKE NING~ N IN VAK Houdt geen erIcennIng VIn aan9pl'llkelijkheld In; dient ultslull8nd voor. het YlISlsleIlen van Identiteit en feitefiike g_vens; bevordert anelle 11::, tt> plddl':>t:'11 lldloo-Ihandellng, 1. datum aanrijding uur 2. plaats (gemeente. strNt, land} lnIbui18n de bebouwde kom 3. gewonden enlOt doden
4.
:=:
y,m. n,m.
mater
e
~
5. getUigen:
dan aan de voertuigen A en B.
~
. 1;--------_·_---
CEIJ-
F:=:.:.e~i~ ~~
12. toedracht zet een kruis IX) in elk vlln de
Naam
jo
(naam, _ . tel.; onder81r_ wanneer h81geet om een paBsagier in A ol BI
betnoffende vsl<jes, om de schets te verduidelijken,
_
fî:' ~::aam-------------
MOnd If8Plr1aMrd
Voorneem ------------1I0...l1 Adnee - - - - - - - - - - - - - I I " " ' W
PoIllllOde - - - - - - - - - - - 1 1 Woonp/aets TeI,nr.(VlJn,.."uurl il..Jl 4
ging perteren (tel'lijde YlIn de
weg'
'Di', Tel. nr. (van,..'7uurl
_
a a . ·':J:W~.~· :::
---------------.1Il1llli
".: ....
.....81 buig: een piIl'IleorpIarns. ~ inrit, Mn onYéI'blrd8W(l1g.. op te r'ljdén
6
7. voertuig ';:;", Merk,lVPe
7. voertuig Merk, type - - - - - - - - - - - ! I l f l l l l l l Kentekenlverz. plaat _
l6lg'O!pcvdeoolao", 10, I Nummer groene kaart
l_buitenl_1
e.icieJ.1
--"9+<) ......6 "'-----
-.J.1""qp9'fHt'------
Groene keert geldig tot la het voertuig aU-risks verzelterd?
Naam Voornaam _ _....
Adreo Poote.lWnpl.
_ _
Rijbewijsnummer
_
_. -
10. Geef met een pijl de plulIo aan
11.
wee. het
lol
;~g)'
11
hulde in
12
gingrec:"tsaf
13
ging linksaf
14
rwdacflter\ln
'15
='==-==l:=~~
18
kwlm van I"UCI* (op", k.rvillng)
17
lette niet op het worJ'Bngsteken
" i.
varmeld het aantal
CÇïNTt\AAl
BtHEEg
Ac :'5'6 i, b
BPoflSnummer ;~. Naam, adres tussenpe~n
"'J1I~""nrtjWoolr;
10
_
Kenteken/verz. plaat - - - - - - - - -
~:' 8. verzekering-maatschappij
l'lNId In deUlfde r1ch1!ng en OP'"
+
Datum afgifte
~!il
~3ä,~r:n"=~ rljstrOOkrijdlnd
8. verzekering-maatschappij
OH8A Po'ienummer A \2 ~ g8 1Neem, adres tussenpereoon P )arl SOf!
,,-,~,
2 "
~~:"mb~~:~=art -1nu..:"lL.--:SSGroene kaart geldig tOl
I. het voertuig ali-riBks verzekerd?
~
_
_..:-=-
[iill
_ Eig. risico
I
9. bestuurder
..
aangekruiste vakjes
...
tQ~
11. zichtbare schade zichtbare schade 1II-+-+--+--+---I--t--+-+-+-+-+-+--+-+-+-+----1~-+--+-->
17=::::;:=:===I~.~-:-!-.Ll-Ll--LJ~~~J ==~=;;;,;,;" 15. Handtekening bestuUrder.,i.'f4:,ópriièrkingen
"4. opmerkingen
A
68
Bi!'
De zinnen I tot en met 7 zijn niet volledig. Vul de zinnen aan. Kies uit:
... hij getuige van een ongeluk is geweest. - ... de stoplichten stuk waren. .,. de begroeiing te hoog was. er een botsing was. - ... hij te hard reed. ... de eieren uit de bus vallen - de winkelier meteen de politie heeft gebeld.
I
De politie is binnen 5 minuten ter plaatse, doordat
2
De eieren breken, doordat
3
De weg is glad, doordat
4
De chauffeur kan niet snel remmen, omdat
5
De kruising was onoverzichtelijk, doordat
6
Hij moest zijn naam invullen op het schadeformulier, omdat
7
Er is slecht zicht in de bocht, doordat
_
_
_
Lees de zinnen. Wat heeft chauffeur I (van de personenauto) en wat heeft chauffeur 2 (van de bestelbus) gezegd? Zet een kruisje in de goede kolom. chauffeur I I 2 3 4 5 6 7 8
Ik kwam van de Bosweg. Ik kwam vanaf de Stationsweg. Ik reed wel wat hard. Ik kon niet meer op tijd remmen. Ik reed richting de kruising. Ik had voorrang. Je kunt daar niet goed om de hoek kijken vanwege de hoge struiken. Ik was er niet bij met mijn gedachten.
chauffeur 2
o o o o o o o
o o o o o o o
o
o
69
Chauffeur 1 zegt van chauffeur 2 dat hij schuldig is, en andersom. Bedenk waarom ze van elkaar vinden dat ze schuldig zijn. De chauffeur van de personenauto zegt: 'Die andere chauffeur is schuldig, omdat
De chauffeur van de bestelbus zegt: 'Die andere chauffeur is schuldig, omdat _
Stel je voor: de chauffeurs komen 's avonds thuis en vertellen wat er gebeurd is. Kies een van de chauffeurs. Schrijf op wat hij zegt. Gebruik de informatie van oefening E en F.
Stel je voor: Je bent getuige van een ongeluk tussen een voetganger en een personenauto. In deze oefening bereid je je voor op het schrijven van een verslag van het ongeluk. Bij oefening A heb je met elkaar gesproken over verschillende manieren waarop een ongeluk kan ontstaan. Bedenk een situatie waarin een ongeluk tussen een voetganger en een personenauto kan gebeuren. Geef op de plattegrond het volgende aan: • • •
70
de plaats van het ongeluk de route die de voetganger liep de route die de chauffeur reed
huizen
bosjes
c=ID
stoplichten
~ zebrapad B= Bosweg S= Stationsweg P= Picassolaan
Bedenk een antwoord op de volgende vragen. Schrijf de antwoorden kort op. 1
Wat is de oorzaak van het ongeluk?
_
2
Wie is er schuldig aan het ongeluk?
_
3
Zijn er gewonden?
_
4
Is de politie erbij geweest?
_
Schrijf een verslag van het ongeluk. Gebruik de informatie van oefening H en I. Gebruik in je verslag ook de volgende informatie: • • •
personenauto: rode Fiat, drie personen, een bankstel op het dak van de auto. voetganger: een man met een zonnebril, liep niet zo snel, twee zware tassen in de hand het weer: het regende een klein beetje
71
Lees het verslag van een mede-cursist. Controleer het verslag met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan is het verslag goed. Heb je vragen met nee beantwoord, dan moet op die punten het verslag worden verbeterd. Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Is alle informatie uit oefening H en I verwerkt? Doel Het doel van het verslag is informatie over het ongeluk te geven. Is dit doel bereikt? Staat de oorzaak van het ongeluk er in? Staat er in wie er schuldig is? Opbouw Een tekst is goed opgebouwd als de informatie die bij elkaar hoort, ook bij elkaar staat in een alinea. Is dat in het verslag ook gebeurd?
72
Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Zijn komma' s op de juiste manier gebruikt? Vorm Is het verslag duidelijk leesbaar? Ziet het verslag er verzorgd uit?
73
Werk aan (in) de winkel
Welke beroepen worden in de advertenties genoemd? Ken je die beroepen?
Lees de tekst.
Welk beroep? Tijdens of na je opleiding sta je voor een keuze. Welk beroep past het beste bij je? Er is altijd een beroep waarvan je zeker weet dat het niets voor je is. Meestal kun je wel aangeven waarom zo'n beroep niets voor je is. Maar ook al heb je een beroep dat goed bij je past, er zijn altijd nadelen aan. Gelukkig wegen de voordelen dan zwaarder, zodat je het toch naar je zin hebt. En ieder mens blijft altijd zo z'n dromen houden over een beroep dat hij graag zou hebben, maar dat onbereikbaar blijft.
74
Je ziet hieronder verschillende beroepen. Kies vier beroepen. Bedenk bij elk van die vier beroepen wat nodig is voor dat beroep. Schrijf dat op. Kies uit:
met je handen werken - klantvriendelijk zijn - flexibel zijn - geconcentreerd kunnen werken - kunnen luisteren - met mensen kunnen omgaan - geen hoogtevrees hebben - een rijbewijs - het leuk vinden om een uniform te dragen - netjes kunnen werken - fantasie hebben - beleefd zijn - niet verlegen zijn - technisch zijn - actief zijn - verkoopervaring hebben - zelfstandig kunnen werken
COUPEUSE
leraar
actrice
Administratief Medewerker
secretaresse ftfONTEUR
~
".ti
~~ .~
~ Beroep
IIEI!NVERZORGENDE
VERKOOP MEDEWERK(ST)ER
Wat is daarvoor nodig?
1
2
75
3
4
Lees nog eens de beroepen (en wat ervoor nodig is) die in oefening C worden genoemd. 1
Welk beroep vind je het beste bij jezelf passen? (Je mag ook een beroep opschrijven dat niet genoemd wordt.)
2
Welke kwaliteiten heb jij om dat beroep uit te oefenen?
3
Welk beroep past niet bij jou? Waarom niet?
Bedenk bij het beroep dat je bij oefening D vraag 1, hebt opgeschreven een nadeel en een voordeel. Schrijf die hieronder op. Nadeel:
Voordeel:
76
_
In de tekst in oefening B staat: 'En ieder mens blijft altijd zo z'n dromen houden over een beroep dat hij graag zou hebben, maar dat onbereikbaar blijft' . Welk beroep is dat voor jou? Mijn ideale beroep is
_
De tekst in oefening A is algemeen, er staat geen persoonlijke informatie in. Je kunt de tekst bijzonder maken door er je eigen verhaal van te maken. Dat doe je met behulp van de informatie van oefening D tot en met F. Vul de juiste informatie op de juiste plaats in. Welk beroep? Tijdens of naje opleiding sta je voor een keuze. Welk beroep past het beste bij je?
Er is natuurlijk altijd een beroep waarvan je zeker weet dat het niets voor je is. _
Meestal kun je wel aangeven waarom zo'n beroep niets voor je is.
Maar ook al heb je een beroep dat goed bij je past, er zijn altijd nadelen aan.
Gelukkig wegen de voordelen dan zwaarder, zodat je het toch naar je zin hebt.
En elk mens blijft altijd zo z'n dromen houden over een beroep dat hij graag zou
77
hebben, maar dat onbereikbaar blijft.
_
Stel je voor: In de krant lees je een advertentie waarin een vacature staat van jouw ideale beroep. Je reageert via de telefoon bij het bedrijf op de vacture. Een paar dagen later krijg je van de afdeling Personeelszaken het volgende briefje terug:
Beste sollicitant, Er zijn heel veel telefonische reacties binnengekomen op onze vacature. Het is voor ons moeilijk om een keuze te maken. Kunt u voor ons kort omschrijven waarom u die baan zo graag wilt? Schrijf ook op waarom u denkt dat u geschikt bent voor dat beroep. Alvast bedankt voor uw medewerking. U hoort zo spoedig mogelijk van ons. Met vriendelijke groet, Mevrouw Ten Kate
Schrijf op waarom je die baan wilt en waarom je er geschikt voor bent. Gebruik informatie uit de vorige oefeningen. Let op: je wilt die baan graag hebben, dus probeer er zoveel mogelijk je eigen verhaal van te maken.
78
Lees je motivatie nog eens. Controleer je motivatie met behulp van de vragen. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan is de motivatie goed. Zijn er vragen die je met nee beantwoordt, dan moet je op die punten de motivatie verbeteren.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Heb je de informatie gegeven die gevraagd werd? Doel Het doel van de motivatie is te omschrijven waarom je een baan graag wilt en waarom je er geschikt voor bent. Is dit doel bereikt? Opbouw Een tekst is goed opgebouwd als de informatie die bij elkaar hoort, ook bij elkaar staat in een alinea. Is de informatie telkens in een alinea beschreven? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Zoek woorden waarover je twijfelt op in een woordenboek. Constructies Met omdat geef je aan waarom je die baan wilt en waarom je er geschikt voor bent. Is in je brief omdat goed gebruikt? Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Zijn komma' s op de juiste manier gebruikt? Vorm Is je motivatie duidelijk leesbaar? Ziet je motivatie er verzorgd uit?
79
..
Mag ik even?
De meeste mensen maken zich weleens kwaad, bijvoorbeeld omdat ze zich vreselijk ergeren aan iets. MAG IK EVEN? is een radioprogramma waarin je je mening over verschillende onderwerpen kunt geven, of ergens eens lekker over kunt klagen. In het volgende fragment belt mevrouw Tromp naar MAG IK EVEN? Luister naar het fragment.
Over welk probleem belt mevrouw Tromp naar MAG IK EVEN?
o o o o
de woning die te klein is de lekkage die ze heeft als het regent de lamp op de trap die elke week kapot is de woningbouwvereniging die geen reparaties uitvoert
Mevrouw Tromp geeft voorbeelden waarin duidelijk wordt dat de woningbouwvereniging niet langskomt voor reparaties. Welke voorbeelden geeft ze?
Mevrouw Tromp heeft een idee om het probleem op te lossen. Welk idee is dat?
80
Ben je het eens met mevrouw Tromp dat woningbouwverenigingen weinig doen om problemen op te lossen. Waarom vind je dat? Ik ben het eens/gedeeltelijk eens/niet eens met mevrouw Tromp, omdat
Hieronder staan vier meningen van andere bellers naar MAG IK EVEN? Onderstreep telkens de woorden die aangeven dat het om een mening van iemand gaat. 1 2 3 4
Ik vind dat de winkels op zondag open moeten zijn. Ik ben van mening dat autorijden verboden moet worden. Mijn standpunt is dat cd's veel te duur zijn. Volgens mij wordt er veel te weinig gecontroleerd in de tram.
Bekijk nog eens de meningen uit oefening F. Wat vind jij er van? Geef steeds je mening en schrijf op waarom je dat vindt. Gebruik voor je mening de woorden van oefening F die een mening aangeven. 1
Winkels moeten open zijn op zondag.
2
Autorijden moet verboden worden.
3
Cd's zijn veel te duur.
4
Er wordt te weinig gecontroleerd in de tram.
81
In een programma zoals MAG IK EVEN? kun je je mening geven over een onderwerp. Dat kun je ook doen door een brief te sturen naar een krant of een tijdschrift. Zo' n brief zit als volgt in elkaar: • • • •
je je je je
beschrijft het probleem geeft één of meer voorbeelden waarmee het probleem duidelijk wordt beschrijft wat je er zelf van vindt; je geeft je eigen mening geeft mogelijke oplossingen
Hieronder staan delen van zo'n brief door elkaar. Wat is de goede volgorde?
82
1
Een ander voorbeeld is de rij in de supermarkt. Vrijwel altijd heeft degene voor me net een artikel zonder prijsje. Voordat uitgezocht is hoe duur dat artikel is, zijn er zo'n vijf minuten om. In andere rijen is ondertussen niets aan de hand!
2
Zo stond ik bijvoorbeeld gisteren in de rij om een treinkaartje te kopen. Het duurde allemaal verschrikkelijk lang. Er waren nog vier mensen voor me. Toen ging ineens het loket naast me open. De mensen die toen net aan kwamen lopen, konden gelijk vooraan gaan staan. Zij waren dus allang klaar, voordat ik aan de beurt was.
3
Die ergernis is helemaal niet nodig. Mijn oplossing is de volgende: maak één rij. Degene die vooraan in die rij staat is als eerste aan de beurt en kiest het loket dat, of de kassa die het eerste vrijkomt. Dan is degene die het eerst in de rij staat ook het eerst aan de beurt. De ergernissen zijn de wereld uit!
4
Ik vind dat de manier waarop het nu gaat niet rechtvaardig is. Het zou zo moeten zijn: wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Dat is nu niet zo, en daarom ergert men zich zo verschrikkelijk in dit soort situaties.
5
In deze brief wil ik het hebben over het volgende. Veel mensen hebben, net als ik, het idee dat ze altijd in de verkeerde rij staan bij banken, supermarkten en meer van zulke instellingen.
Schrijf een brief over een probleem, bijvoorbeeld: de woning waarin jij met je familie woont, is veel te klein voor zoveel personen. Deel de brief weer als volgt in: • • • •
je beschrijft het probleem je geeft één of meer voorbeelden waarmee je het probleem duidelijk maakt je beschrijft wat je er zelf van vindt; je geeft je eigen mening je geeft mogelijke oplossingen
83
Lees de brief van een mede-cursist. Kun je alle vragen met ja beantwoorden, dan is het een goede brief. Heb je een vraag met nee beantwoord, dan moet de brief op die punten verbeterd worden door je mede-cursist.
Inhoud Is de opdracht goed uitgevoerd? Is de informatie gegeven die gevraagd werd? Doel Het doel is een brief te schrijven waarin je een probleem beschrijft en je mening geeft over dat probleem. Is dit doel bereikt? Opbouw Een tekst is goed opgebouwd als de informatie die bij elkaar hoort, ook bij elkaar staat in een alinea. Is de informatie die bij elkaar hoort in een alinea beschreven? Spelling Zijn alle woorden goed geschreven? Zoek woorden waarover je twijfelt op in een woordenboek. Constructies Zijn in de brief de juiste woorden gebruikt om een mening te geven? Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Zijn komma' s op de juiste manier gebruikt? Vorm Is de brief duidelijk leesbaar? Ziet de brief er verzorgd uit?
84
•
Beoordelingsschema Met dit schema kun je stap voor stap je eigen schrijfprodukt controleren. Je gebruikt het schema op de volgende manier:
• • •
Lees nog eens wat je hebt opgeschreven. Beantwoord voor jezelf de vragen die per onderdeel worden gesteld. Verbeter je schrijfprodukt op de onderdelen die je met nee hebt beantwoord.
Inhoud Heb je de informatie opgeschreven die je moest opschrijven? Doel Als je met een bepaald doel moest schrijven: Heb je het doel bereikt? Opbouw Staat de informatie die bij elkaar hoort ook bij elkaar in alinea's? Spelling Heb je alle woorden goed geschreven? Constructies Heb je de juiste woorden gebruikt om: • • • • • •
volgorde aan te geven (eerst; dan; daarna; vervolgens; ten slotte; voordat; nadat; terwijl) reden aan te geven (want; omdat) problemen en oplossingen aan te geven (als ... dan ...) zinnen met elkaar te verbinden (en; maar; ... om te ...) conclusie aan te geven (dus; conclusie: ...) je mening en motivatie te geven (Ik vind dat ..., omdat ... ; Ik ben van mening dat ... , omdat ... ; Mijn standpunt is ... ; Volgens mij ...)
Leestekens Begint iedere zin met een hoofdletter? Eindigt iedere zin met een punt, of een vraagteken, of een uitroepteken? Heb je op de juiste manier komma' s gebruikt? Vorm Is je schrijfprodukt duidelijk leesbaar? Ziet het er verzorgd uit?
85