Euro en eurocrisis
Euro en eurocrisis
Euro en eurocrisis
ZEG EENS, Wat houdt het Europese beleid over de euro en de eurocrisis precies in? Inleiding De Europese samenwerking is gestart met kolen en staal. Doorheen de jaren groeide de economische samenwerking: we kregen een douane-unie en zelfs een interne markt. De euro werd de kers op de taart van de Europese samenwerking op economisch vlak. De euro was aanvankelijk een economisch succesverhaal. Maar door de crisis doken donkere wolken op boven de euro. Dit hoofdstuk vertelt er meer over.
Doelstellingen
De leerlingen/cursisten ontdekken de voordelen van het gebruik van de eenheidsmunt: wisselen van geld is niet meer nodig, je spaart een hele hoop wisselkosten uit en je hoeft geen prijzen meer om te rekenen. De leerlingen/cursisten weten welke landen de euro al invoerden en welke nog niet. De leerlingen/cursisten weten in grote lijnen hoe de eurocrisis is ontstaan en wat de Europese Unie eraan tracht te doen. De leerlingen/cursisten kennen voorbeelden van het Europees beleid inzake de euro in het dagelijkse leven.
Opdrachten voor de leerlingen/cursisten 1. Kennisopdrachten Opdracht 1: De euro in het dagelijkse leven. Bekijk het blad met foto’s over het Europees beleid inzake de euro. Bekijk de foto’s grondig en beantwoord per foto volgende vragen:
Wat zie je op de foto’s? Wat zou de Europese Unie hierover beslist hebben? Waarom houdt de Europese Unie zich volgens jou hiermee bezig?
Euro en eurocrisis
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 1: De euro in het dagelijks leven (klassikale opdracht) Kopieer het fotoblad (vooraan dit hoofdstuk) voor alle leerlingen/cursisten of projecteer het. Vraag de leerlingen/cursisten de foto’s te bekijken en de bijhorende vragen te beantwoorden. Kies zelf of je foto per foto bespreekt of als je eerst voor alle foto’s de eerste vraag bespreekt, daarna de tweede, om te eindigen met de derde. Wie wil, kan – na de opdracht – een klasgesprek op gang brengen a.d.h.v. onderstaande vragen. Je geeft daarbij aan dat de leerlingen/cursisten bij de eerste opdracht vier belangrijke kenmerken van het Europees beleid inzake de euro ontdekken: Een eurozone met ‘gezonde’ lidstaten, voordelen voor burgers en bedrijven, de euromunt en haar symboliek en aanpakken van de eurocrisis.
Een eurozone met ‘gezonde’ lidstaten: o Wat betekent dit volgens jou? o Welke foto’s gaan over ‘een eurozone met ‘gezonde’ lidstaten’? o Welke landen zijn lid van de eurozone? o In welke landen kan je met de euro betalen? In alle landen van de hele Europese Unie? Zijn er landen buiten de EU waar de euro het officiële betaalmiddel is? o Denk je dat alle deelnemende eurolanden gezond waren, toen ze de euro invoerden?
Voordelen voor burgers en bedrijven: o Wat betekent dit volgens jou? o Welke foto’s gaan over ‘voordelen voor burgers en bedrijven’? o Heb je al eens geld moeten wisselen om op reis te gaan? Wat was hiervan het nadeel? o Stel: je gaat eenzelfde product kopen in alle landen van de eurozone. Kost het overal ongeveer evenveel? Is België duur? Waren de prijsverschillen vroeger groter? o Waarom profiteren onze bedrijven van een zone met één gemeenschappelijke munt?
De euromunt en haar symboliek: o Wat betekent dit volgens jou? o Welke euromunten en eurobiljetten bestaan er? o Welke foto’s gaan over ‘de symboliek van de euromunt’? o Op de euromunten staan sterren. En op de briefjes staan telkens ramen, deuren en bruggen. Heb je een idee wat de eurolanden hiermee willen zeggen? o Weet je welke munt België, Nederland, Duitsland of Frankrijk vroeger hadden? o Kijk eens in je geldbeugel. Hoeveel verschillende euromuntstukken bestaan er? Weet je ook hoeveel verschillende eurobiljetten er zijn?
Aanpakken van de eurocrisis: o Wat betekent dit volgens jou? o Welke foto’s gaan over ‘aanpakken van de eurocrisis’? o Is er alleen crisis in Europa? Of ook nog in andere landen? o Weet je in welke Europese landen de crisis het grootst is? Weet je ook waarom? o Ken je voorbeelden van wat de Europese Unie allemaal probeert te doen om de crisis aan te pakken?
Opdracht 2: Getuigenissen met vragen over de invoering van de euro. “Door de invoering van de euro op 1 januari 2002 moeten we minder voorbereiden als we enkele dagen naar Frankrijk op reis gaan of een dagtrip met de fiets naar Nederland doen. Vroeger moest je er altijd voor
Euro en eurocrisis zorgen dat je op voorhand bij de bank was langsgegaan om je Belgische franken te wisselen tegen Nederlandse gulden of Franse franc. Nu kunnen we zelfs gewoon ter plaatse euro’s halen uit de bankautomaat.” Jean-Pierre, gepensioneerde “De euro is voor ons een zegen! Onze buurlanden zijn dol op echte Belgische chocolade, dus wij voeren veel uit naar het buitenland. Vroeger moesten we zeker tien verschillende prijslijsten hebben voor al de landen in Europa waar we chocolade leverden. Nu volstaat één prijslijst. Veel gemakkelijker. Er is nu één groot gebied waarin we gemakkelijk onze producten kunnen verkopen want er zijn geen grenzen meer en we betalen overal met dezelfde munt.” Mia, manager van een chocoladebedrijf “Ik ga elk jaar op vakantie naar de Griekse eilanden en neem souvenirs mee voor mijn neefjes en nichtjes. Dat is nu allemaal eenvoudiger geworden. Ik hoef niet meer telkens om te rekenen hoeveel dat leuke Tshirt op Kreta eigenlijk kost. En ook het betalen van wisselkosten is nu verleden tijd. “ Lien, reiziger “Ik ben een grote fan van de Europese Unie! Het is goed voor onze economie, we kunnen allerlei problemen efficiënter aanpakken en we hebben hierdoor ook al meer dan 50 jaar vrede. Door de euro voelen we ons nóg een beetje meer Europeaan. Als je bijvoorbeeld naar Nederland inkopen gaat doen, merk je nog nauwelijks dat je de grens oversteekt en we betalen bovendien met hetzelfde geld!” Herman, grote voorstander van Europese samenwerking
Som de voordelen van de invoering van de euro op. Kan je ook enkele nadelen noemen? Vroeger had elk land in Europa zijn eigen munteenheid. Als we dus naar een ander land reisden, moesten we telkens onze Belgische frank omwisselen in een andere munt. Toch was er één land dat dezelfde munt had als wij. Welk? Vanaf wanneer konden we eurobiljetten uit de bankautomaat halen?
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 2: Getuigenissen met vragen over de invoering van de euro (individuele opdracht) Met deze opdracht ontdekken de leerlingen/cursisten aan de hand van een korte tekst waarom de euro is ingevoerd en welke gevolgen dit heeft voor de Europeanen uit de eurozone. De leerlingen/cursisten lezen individueel de getuigenissen en lossen daarna de vragen op. Daarna kan je dit klassikaal overlopen en bespreken.
Euro en eurocrisis
Opdracht 3: Tegenstand tegen de euro in het Verenigd Koninkrijk
Hoeveel Britten zijn voor de EU en voor het behoud van de pond? Op deze grafiek zie je wat de Britten denken over de euro. Waarom zijn veel Britten zo sterk tegen de euro gekant?
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 3: Tegenstand tegen de euro in het Verenigd Koninkrijk (klassikale opdracht) In deze opdracht proberen de leerlingen/cursisten uit te vinden waarom sommige landen (zoals het Verenigde Koninkrijk) de euro niet willen invoeren. Stel deze vraag aan de hele klas. Eventueel kan je ook enkele argumenten als waar/niet waarvragen formuleren en die aan de klas voorleggen.
Opdracht 4: De EU-landen die de euro invoerden: munten- en kaartopdracht
Hieronder zie je munten uit eurolanden. Plaats het juiste land onder de juiste munt. Kies uit: België, Nederland, Malta, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië, Ierland, Finland, Spanje, Estland, Slovenië, Portugal, Oostenrijk, Griekenland, Cyprus, Slowakije.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Euro en eurocrisis
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16
17
Plaats op de blinde kaart een euroteken in de zeventien eurolanden.
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 4: De EU-landen die de euro invoerden: munten- en kaartopdracht (individuele opdracht) De leerlingen/cursisten leren bij deze opdracht welke landen lid zijn van de eurozone en hoe de euromunten er telkens uit zien. De leerlingen/cursisten kunnen individueel (of in kleine groepjes) proberen te bepalen welke euromunten van welke landen zijn en welke landen lid zijn van de eurozone. Ze kunnen hiervoor eventueel ook op internet gaan zoeken (www.euro-munten.eu). De leerlingen noteren de antwoorden van vraag 1 onder de euromunten, die van vraag 2 op de blinde kaart (bijlage 3). Achteraf kan je de correcte oplossingen overlopen.
Opdracht 5: De eurocrisis Hieronder vind je het verhaal van de eurocrisis. Plaats de 6 tekstjes in de juiste chronologische volgorde. 1. De speculanten (mensen die snel winsten willen maken op de beurs) begonnen daarop te speculeren tegen de eurolanden die het moeilijk hadden, zoals Griekenland, Portugal en Spanje, die zo nog meer in de problemen kwamen. 2. In 1992 werd beslist om de euro in te voeren. Enkel landen met een gezonde economie mochten de euro invoeren. Om te meten of een land een gezonde economie had of niet werden de ‘Maastrichtnormen’ vastgelegd. Daarin staat bijvoorbeeld dat de staatsschuld van een land niet te hoog mag zijn.
Euro en eurocrisis 3. De Europese Unie probeert er nu alles aan te doen om de euro te redden. Zo heeft ze een noodfonds opgericht. 4. Door de financiële en economische crisis kwamen de banken in de problemen en moesten ze gered worden. De landen pompten veel geld in de banken. Het gevolg was dat heel veel eurolanden niet meer de Maastrichtnormen haalden en dat hun economie minder en minder gezond werd. 5. Ook nadat de euro ingevoerd was, moesten de eurolanden hun economie gezond houden. Toch lapten veel landen de Maastrichtnormen aan hun laars. Ze werden toch niet gestraft door de EU. 6. Na de aanslagen van 11 september kreeg de economie rake klappen en begon er zich stilaan een wereldwijde financiële en economische crisis te ontwikkelen.
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 5: De eurocrisis (klassikale opdracht) Deze opdracht doet de leerlingen/cursisten nadenken over enkele belangrijke aspecten van de eurocrisis. Ze kunnen hiervoor eventueel ook het internet inschakelen om de verschillende zinnen telkens in een juiste volgorde te zetten in de tabel. Stel deze vraag aan de hele klas. Je kan hierbij eventueel wat extra uitleg geven.
Opdracht 6: De eurocrisis Verbind telkens de uitleg in de linkerkolom met het correcte land in de rechterkolom. A. Eind 2009 onthulde de nieuwe regering van dit land dat de vorige regeringen foute cijfers over hun economie gepresenteerd hadden. Het land gaf veel teveel geld uit en kon de schulden niet meer terugbetalen. Hierdoor kwam het land, en de volledige eurozone, in de problemen. B. In 1992 werd beslist dat enkel landen met een gezonde economie de euro mochten invoeren. Zo moest hun staatsschuld beperkt zijn en mochten ze niet teveel uitgeven. Toen de eurocrisis losbrak, bleek dat niet alle landen die regels gevolgd hadden. In welk land werden die regels (of: ‘Maastrichtnormen’) vastgelegd? C. Om de eurocrisis aan te pakken, moeten de landen die hun schulden niet meer kunnen terugbetalen besparen. Dit euroland doet het economisch goed en is dan ook een grote voorstander van zware besparingen voor de landen in moeilijkheden. Bovendien wil het land niet zomaar financiële steun geven aan eurolanden die hun financiële afspraken niet nakomen. D. In 2004 konden heel wat mensen in dit land de lening van hun woning niet langer terugbetalen aan de bank. Hierdoor kwamen heel wat banken overal ter wereld in de problemen. Ook in de Europese Unie kregen banken het moeilijk. Dit maakte iedereen ongerust. Wat zou er gebeuren met de spaarboekjes van de
1. De Verenigde Staten
2. Duitsland
3. Nederland
4. Griekenland
Euro en eurocrisis mensen? En kunnen de banken wel nog geld lenen? Weet je in welk groot land buiten Europa die crisis van de huizenmarkt begon?
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 6: De eurocrisis (klassikale opdracht) Deze opdracht doet de leerlingen/cursisten nadenken over enkele belangrijke aspecten van de eurocrisis. Ze kunnen hiervoor eventueel ook het internet inschakelen. Stel deze vraag aan de hele klas. Je kan hierbij eventueel wat extra uitleg geven.
2. Uitbreidingsopdrachten Opdracht 7: Wie betaalt met de euro? Wie niet?
Op dit moment hebben 17 van de 28 EU-lidstaten de euro als officiële munt. Je vindt hierbij drie reeksen van landen. Schrap telkens het land dat de euro nog niet invoerde. Weet je hoe de munt van dat land heet? 1. 2. 3.
België Italië Zweden
Frankrijk Estland Finland
Verenigd Koninkrijk Denemarken Nederland
Duitsland Ierland Cyprus
Verschillende nieuwe EU-lidstaten voerden de euro nog niet in. Ze behielden hun eigen nationale munt. Verbind de naam van de munt met het land waar ze gebruikt wordt. Polen Tsjechië Bulgarije Hongarije Roemenië Letland Litouwen Kroatië
Forint Lev Lat Kuna Litas Leu Tsjechische Kroon Zloty
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 7: Wie betaalt met de euro? Wie niet? (individuele opdracht) Deze opdracht maakt de leerlingen/cursisten duidelijk welke landen een ‘opt-out’ hadden (euro niet invoeren) en welke nieuwe lidstaten nog niet met de euro betalen. De leerlingen/cursisten duiden bij vraag 1 per rij aan welk land een andere munt heeft en zeggen welke munteenheid dat precies is. Bij vraag 2 trekken ze een lijn tussen het land en haar munteenheid. Eventueel kunnen ze hiervoor het internet gebruiken.
Opdracht 8: Juist/fout stellingen rond de euro Zijn de volgende stellingen juist of fout? 1. De ontwerper van het euroteken is een Fin.
Euro en eurocrisis 2. De ontwerper van de voorzijde van de euromuntstukken is een Belg. 3. In Griekenland voerde men nooit de stukjes van één en twee eurocent in. 4. In Vaticaanstad betaalt men nog altijd met de Italiaanse lire. 5. In Bosnië en Herzegovina is de euro de officiële munt, ook al is Bosnië en Herzegovina geen lid van de Europese Unie. 6. Op de Franse euromunten staat hun nationale slogan: “eerlijkheid, vrijheid en broederschap.” 7. Op de Griekse munt staat een uiltje omdat de uil het symbool van Athene is. 8. Er zijn acht euromuntstukken. 9. Er zijn slechts vijf eurobiljetten. 10. In het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Finland is de euro niet de officiële munt.
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 8: Juist/fout stellingen rond de euro (individuele opdracht) Deze opdrachten zijn bedoeld ter aanvulling van de kennisopdrachten. De leerlingen/cursisten kunnen hiervoor ook het internet gebruiken. Achteraf overloop je de antwoorden klassikaal.
3. Geef je mening Opdracht 9: Geef bij elke stelling aan of je akkoord gaat of niet en waarom.
Elk land van de Europese Unie moet verplicht de euro invoeren. Landen die zich niet houden aan de afspraken en bijvoorbeeld teveel schulden maken, mogen uit de eurozone gezet worden.
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 9: Geef je mening (klassikale opdracht) De meningsvragen worden best klassikaal besproken tijdens een debat. Je start de oefening door de leerlingen/cursisten een stelling voor te schotelen. Vraag hen of ze akkoord gaan met de stelling of niet. Daarna vraag je aan wie akkoord ging om hun argumenten te staven. Je doet hetzelfde voor de mensen die niet akkoord gingen. Op die manier probeer je tot een debat te komen.
4. Herhalingsopdracht Opdracht 10: Zeg eens, wat hebben we vandaag geleerd?
Waarom werd de euro ingevoerd? Welke landen zijn lid van die eurozone? Leg in je eigen woorden de eurocrisis uit. Geef enkele voorbeelden van hoe je de euro in het dagelijks leven tegenkomt.
Euro en eurocrisis
Aanpak leerkracht/docent Opdracht 10: Herhalingsopdracht (individuele opdracht) Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van dit onderdeel van ‘Zeg eens EU…’ bereikt werden, is het belangrijk de kern van het geleerde nog eens samen te vatten. Vraag daarom aan de leerlingen/cursisten wat ze leerden en dit ook neer te schrijven.
Oplossingen Opdracht 1: De euro in het dagelijks leven Foto 1: Wat: Cartoon van een kleine man (ex-premier Jean-Luc Dehaene) die de grote Belgische staatsschuld draagt en een grotere man (exDuitse bondskanselier Helmut Kohl) die de veel kleinere Duitse staatsschuld torst. Ze lijken op die manier even groot (en dus ‘gelijkwaardige partners’ om samen een gemeenschappelijke munt in te voeren), maar de schulden van België zijn wel veel groter dan die van Duitsland. Beslissing EU: Bij de invoering van de euro wou men vermijden dat het ene euroland economisch supersterk was en het andere economisch onstabiel was. Daarom werden afspraken gemaakt. Om de euro te mogen invoeren mocht de staatsschuld van een land bijvoorbeeld niet te hoog zijn en ook de jaarlijkse overheidsuitgaven mochten niet veel hoger zijn dan de inkomsten (= het begrotingstekort). Deze regels (of ‘Maastrichtnormen’) moesten ervoor zorgen dat de eurolanden economisch gezond waren. Maar toen de euro uiteindelijk werd ingevoerd, bleken er nog grote verschillen te zijn. De Belgische staatsschuld was bijvoorbeeld veel te hoog, maar toch mocht België deelnemen aan de euro. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: Een eurozone met ‘gezonde’ lidstaten. Foto 2: Wat: Een wisselbureau (om geld om te wisselen) met daarnaast de wisselkoersen van enkele belangrijke munten waaronder de euro, pond, dollar, yen … Beslissing EU: Als je op reis gaat buiten de eurozone moet je je geld omwisselen naar de lokale munt. Dit kost tijd en ook geld, want wisselbureaus en banken doen dit uiteraard niet gratis. Ze ‘kopen’ en ‘verkopen’ geld en krijgen hiervoor altijd een ‘commissieloon’. Vroeger was dit ook binnen de eurozone het geval. Dankzij de euro is omwisselen binnen de eurozone niet langer nodig. Voor de burger is dit goedkoper en zorgt het voor extra comfort: je moet geen geld meer wisselen (en kosten betalen) als je naar een ander euroland wil reizen. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: Voordelen voor burgers en bedrijven. Foto 3: Wat: De Belgische munt van 2 euro met daarop koning Albert II. Beslissing EU: Hoewel de euro sinds 1999 al werd gebruikt bij
Euro en eurocrisis elektronische betalingen, werden de officiële euromunten en biljetten pas in 2002 beschikbaar. Er bestaan 8 euromunten. De munten hebben één gemeenschappelijke Europese zijde, ontworpen door de Belg Luc Luycx. Het ontwerp toont de kaart van Europa, met de 12 sterren van de Europese Unie op de achtergrond. De sterren symboliseren de eenheid en harmonie van de Europese Unie. Wat op de andere kant van de munt staat beslist elk euroland zelf. Op de Belgische euromunten staat een afbeelding van Koning Albert II. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: De euromunt en haar symboliek. Foto 4: Wat: Een foto van een Griekse betoging (tegen de aanpak van de eurocrisis). Beslissing EU: In 2009 bleek dat de Griekse overheid kampte met enorme schulden en tekorten. Om te vermijden dat het land bankroet zou gaan, besliste de EU dat de overheid flink moest besparen. Meer belastingen, minder ambtenaren, lagere pensioenen. De Grieken kregen het dus hard te verduren. Hierdoor verloren veel mensen hun job en konden hun schulden niet meer betalen. Veel Grieken konden de eindjes niet meer aan elkaar knopen en betoogden tegen de strenge besparingen. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: Aanpakken van de eurocrisis. Foto 5: Wat: Het biljet van 20 euro met daarop enkele symbolen, zoals ramen en bruggen en ook de aanduiding van enkele beveiligingselementen. Beslissing EU: Op de eurobiljetten kan je heel wat informatie terugvinden. De ramen en deuren verwijzen bijvoorbeeld naar de ‘openheid’ van Europa en de sterren tonen opnieuw de harmonie van de EU. Achteraan het biljet staat ook een brug die de samenwerking tussen de EU-lidstaten en ook de rest van de wereld toont. Daarnaast zijn de bankbriefjes ook beveiligd om te vermijden dat mensen ze kunnen vervalsen. Het gaat bijvoorbeeld om specifieke kleuren en papiervezels, maar ook watermerken (A), verhoogde inkt die je kan voelen (C) of een hologram die zichtbaar wordt als je het briefje draait (D). Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: De euromunt en haar symboliek. Foto 6: Wat: Een cartoon van een figuurtje dat in de regen staat uit te rekenen hoeveel het zou kosten om een paraplu te kopen (in een andere munt). Beslissing EU: Als je vroeger iets wou kopen in het buitenland moest je omrekenen hoeveel het product kostte in Belgische frank (de vroegere Belgische munt) om te weten als het product duur was of niet. Met de euro werd het veel gemakkelijker om te prijzen te vergelijken in het buitenland. Bovendien zijn ook de prijsverschillen kleiner geworden. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: Voordelen voor burgers en bedrijven. Foto 7: Wat: Een kaart met daarop de landen van de Europese unie, de
Euro en eurocrisis eurozone, de lidstaten met een ‘opt-out’ (= geen euro invoeren) en de lidstaten die de euro nog niet (helemaal) hebben ingevoerd. Beslissing EU: Alle lidstaten van de Europese Unie werken nauw samen op economisch en fiscaal gebied. In 1999 werd een nieuwe stap gezet in de samenwerking: de euro. Momenteel is de euro de gemeenschappelijke munt van de 17 landen van de eurozone. Die landen zijn: België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, Slovenië, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Slowakije, Griekenland, Estland, Cyprus en Malta. Wanneer een land tot de EU toetreedt, belooft het de euro in te voeren zodra de voorwaarden zijn vervuld. Een aantal EU-landen gebruikt de euro echter (nog) niet. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk kregen een zogenaamde ‘opt-out’ en moeten de euro niet invoeren. Verschillende andere lidstaten (bv. veel van de ‘nieuwere’ EUlanden en Zweden) voldoen nog niet aan de voorwaarden om de gemeenschappelijke munt te mogen invoeren. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: Een eurozone met ‘gezonde’ lidstaten. Foto 8: Wat: Een cartoon van een vergadering waarop de eurocrisis wordt besproken. De aanwezigen maken een hele hoop plannen om de crisis op te lossen. Beslissing EU: De Europese Unie legde voorwaarden vast om de euro te mogen invoeren (Maastrichtnormen). Uit cijfers blijkt dat veel landen die afspraken niet respecteren. Griekenland, Italië, Spanje, Portugal en Ierland bv. kampen met een enorme staatsschuld en slagen er niet in om hun jaarlijkse uitgaven te beperken. Dit brengt de stabiliteit van de hele eurozone in gevaar. Om het tij te keren, heeft de EU heel wat noodmaatregelen genomen om een faillissement van eurolanden te voorkomen. Daarnaast werden ook afspraken gemaakt om problemen in de toekomst te voorkomen. Zo zijn noodfondsen opgericht en zal strenger toezien op de inkomsten en uitgaven van die landen. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: Aanpakken van de eurocrisis. Foto 9: Wat: Verschillende vrachtwagens rijden vlotjes de grens over. Beslissing EU: Sinds de Europese binnengrenzen geopend zijn, kunnen bedrijven eenvoudiger hun producten vervoeren naar, en verkopen in het buitenland. En sinds de invoering van de euro is dit nog eenvoudiger geworden. Bedrijven sparen nu ook veel uit aan wisselkosten, net zoals de gewone burger. Bedrijven hoeven niet in elk land andere prijslijsten te hanteren en kunnen ook zelf eenvoudiger en voordeliger goederen aankopen in andere eurolanden. Het invoeren van de euro was dan ook een enorme economische stimulans. Waarom houdt de EU zich hiermee bezig: Voordelen voor burgers en bedrijven.
Uitbreiding bij opdracht 1: Een eurozone met ‘gezonde’ lidstaten: Wat: Van bij het begin van de Europese eenmaking streefden de lidstaten naar een sterke economische samenwerking. Om die gemeenschappelijke handelsmarkt te laten groeien, ontstond ook de nood om op ‘monetair vlak’ (de munt) hechtere banden te smeden. In de stad Maastricht (Nederland) beslisten
Euro en eurocrisis de Europese landen in 1992 om op termijn hun eigen munt om te ruilen voor een gemeenschappelijke munt: de euro. Landen die de euro wilden invoeren, moesten voldoen aan enkele voorwaarden. De staatsschuld van een land mocht bijvoorbeeld niet al te hoog zijn en ook de jaarlijkse overheidsuitgaven mochten niet veel hoger zijn dan de inkomsten (= het begrotingstekort). Deze ‘Maastrichtnormen’ moesten ervoor zorgen dat de verschillende eurolanden economisch ‘gezond’ waren. In 1999 werd de euro ingevoerd voor elektronische betalingen. De officiële euromunten en biljetten werden in 2002 beschikbaar voor alle Europeanen. Op dit moment zijn 17 Europese lidstaten lid van die ‘eurozone’: België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, Slovenië, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Slowakije, Griekenland, Estland, Cyprus en Malta. Ook in Vaticaanstad, Monaco en San Marino wordt betaald met de euro. Wanneer een land toetreedt tot de Europese Unie, moet het land de euro invoeren zodra alle voorwaarden zijn vervuld. Een aantal EU-landen gebruikt de euro echter (nog) niet. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk kregen een ‘opt-out’ en moeten de euro niet invoeren. Zweden en heel wat nieuwe EU-lidstaten voldoen nog niet aan de voorwaarden. Foto’s: 1, 7. Landen die lid zijn van de eurozone: Op dit moment zijn 17 Europese lidstaten lid van die ‘eurozone’: België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, Slovenië, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Slowakije, Griekenland, Estland, Cyprus en Malta. Litouwen wordt op 1 januari 2014 het 18de lid van de eurozone. Met de euro betalen: de landen van de eurozone, en ook Vaticaanstad, Monaco, San Marino en enkele overzeese gebieden (bv. Madeira, Martinique, de Canarische eilanden …) betalen met de euro. Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken betalen niet met de euro. Zweden, Polen, Tsjechië, Letland, Hongarije, Roemenië en Bulgarije voorlopig nog niet. Economisch gezond bij het invoeren van de euro: heel wat landen voldeden niet aan de voorwaarden (Maastrichtnormen) en voerden toch de euro in. Zo was de staatsschuld van België, Italië en Griekenland bijna dubbel zo hoog als vastgelegd in de Maastrichtnormen.
De euro: Voordelen voor burgers en bedrijven: Wat: Economische groei in de Europese Unie zorgt voor meer jobs en welvaart voor de Europeanen. Het invoeren van een gemeenschappelijke munt is hierin een belangrijke factor. De burger hoeft geen geld meer te wisselen als hij naar het buitenland gaat. Wat uiteraard een flinke besparing betekent. Je hoeft bovendien niet meer telkens om te rekenen als je iets koopt in een ander euroland. Met de euro werd het dus veel gemakkelijker om de prijzen te vergelijken in het buitenland. Maar ook voor bedrijven is de euro een stap in de goede richting. Door het wegvallen van de wisselkoersen, sparen bedrijven geld uit als ze hun producten verkopen in een ander euroland en ook als ze daar zelf producten kopen. Als een Belgisch bedrijf bijvoorbeeld chocolade uitvoert naar een ander euroland verliest het geen geld meer door schommelende wisselkoersen. De invoer van de euro was dus een enorme economische stimulans. De onderlinge handel tussen Europese landen bloeit en wij hebben hierdoor een ruimere keuze en stabielere prijzen in de winkel. Bovendien is de euro ook een symbool van de Europese identiteit. Het is een gemeenschappelijk kenmerk van alle inwoners van de eurozone. Foto’s: 2, 6, 9. Euromunten: 2 en 1 euro, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 eurocent; eurobiljetten: 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro. Nadeel om geld te wisselen: geld wisselen kost geld. Men deed ooit de test met 1000 Belgische frank die men in alle Europese landen wisselde (zonder 1 frank te gebruiken). Bij het terugkomen in België bleek er nog maar 500 fr. over te blijven. De helft was dus in rook opgegaan aan wisselkosten. Verschillen tussen producten in de EU: Er zijn nog altijd duidelijke prijsverschillen als je eenzelfde product (bijvoorbeeld een T-shirt) koopt in verschillende EU-landen. België is bovendien één van de duurste landen in de EU. Maar dankzij de euro zijn de verschillen veel kleiner geworden, want kopers en verkopers steken alsmaar vlotter de grens over. Beter voor bedrijven: het wegvallen van wisselkoersen maakt het eenvoudig en goedkoper voor de bedrijven. Ze verliezen geen wisselkosten meer, ze kunnen gemakkelijker hun producten naar andere eurolanden uitvoeren, ze hoeven geen tientallen verschillende prijslijsten (in mark, in gulden, in frank …) te hebben, ze krijgen sneller kopers uit het buitenland over de vloer, …
Euro en eurocrisis De euromunt en haar symboliek Wat: De euro is hét symbool bij uitstek van de Europese eenmaking en samenhorigheid. Dit wordt ook getoond op de Europese munten en biljetten. De euro is beschikbaar in 8 euromunten en 7 bankbiljetten. De munten werden ontworpen door de Belg Luc Luycx (je ziet zijn initialen L.L. op de munt). Op de gemeenschappelijke Europese zijde van de euromunten staat telkens een kaart van Europa, met de 12 sterren van de Europese Unie op de achtergrond. De sterren symboliseren de eenheid en harmonie van de Europese Unie. Wat op de achterzijde van de munt staat beslist elk land zelf. België koos voor een afbeelding van het hoofd van Koning Albert II. De 7 eurobiljetten zijn telkens verschillend qua formaat en kleur. Op de biljetten staan ook verschillende symbolen. De ramen en deuren verwijzen bijvoorbeeld naar de ‘openheid’ van Europa. Je herkent er verschillende Europese bouwstijlen in, wat verwijst naar ons cultureel erfgoed en dus naar de diversiteiten in Europa. De bruggen op de achterzijde tonen de samenwerking tussen de Europese lidstaten en ook de rest van de wereld. De bruggen, deuren en ramen van op de biljetten bestaan trouwens niet echt (hoewel men in Nederland de bruggen wel heeft nagebouwd). De bankbriefjes zijn uiteraard beveiligd tegen vervalsing. Ze bestaan bijvoorbeeld uit speciale katoenvezels, verder staan op de briefjes ook watermerken en verhoogde inkt die je kan voelen, er is ook een hologram die zichtbaar wordt als je het briefje draait … Foto’s: 1, 6, 7. Oude munten: België = frank, Nederland = gulden, Duitsland = mark, Frankrijk = franc. Aantal eurobiljetten en –munten: 7 biljetten en 8 euromunten. Aanpakken van de eurocrisis Wat: De aanslagen van 11 september 2001 en het uiteenspatten van de ‘internetzeepbel’ in datzelfde jaar werden als eerste oorzaak van de kredietcrisis beschouwd. Om een recessie te voorkomen verlaagde de centrale bank van de VS (FED) de rente (tot 1% in 2004). Daardoor konden bedrijven en particulieren makkelijk en goedkoop geld lenen en werd er sterk geïnvesteerd in de Amerikaanse huizenmarkt. De banken namen erg grote risico’s en toen de eigenaars als gevolg van de inflatie hun lening niet meer konden betalen, kwamen ze in grote moeilijkheden. Het slinkende vertrouwen in de banken resulteerde in het kelderen van de aandelenkoersen op de beurs, daardoor leenden de banken minder makkelijk geld aan bedrijven en daalde het consumentenvertrouwen. Als gevolg van de globalisering resulteerde deze oorspronkelijk enkel financiële crisis in een wereldwijde economische crisis. Hierdoor kwamen ook de Europese banken, en de economie in het algemeen, in moeilijkheden. De eurolanden moesten de banken redden door zware financiële injecties. Daardoor konden ze de Maastrichtnormen niet meer halen. Daardoor begon men te speculeren tegen zwakkere eurolanden, zoals Griekenland, Spanje, Ierland, Portugal. De stabiliteit van de hele eurozone kwam in gevaar en de Europese Unie moest ingrijpen: strenge besparingen, strengere controle op het respecteren van de Maastrichtnormen en het oprichten van een noodfonds waren enkele EU-antwoorden op de crisis. Deze antwoorden lokken vaak felle protesten uit bij de Europese bevolking, zoals in Griekenland. Foto’s: 4, 8. Waar is er crisis: De nationale economieën in de wereld zijn nauw met elkaar verbonden. Hierdoor blijft een crisis zelden beperkt tot 1 land. Zowat de hele wereldeconomie heeft daarom te leiden onder de crisis. De woningmarkt in de Verenigde Staten heeft het bijvoorbeeld moeilijk en de werkloosheid ligt hoog. En ook de economische groei in Azië is flink vertraagd, er wordt minder ontwikkelingshulp betaald, … Crisis in de Europese landen: Griekenland, Spanje, Portugal, Ierland, Cyprus, Italië… Deze landen hebben een veel te hoge staatsschuld en de overheden geven ook teveel uit terwijl ze te weinig inkomsten hebben. Het wantrouwen neemt toe: zullen deze landen hun schulden wel kunnen terugbetalen? Door dit wantrouwen kunnen deze landen moeilijker geld lenen en wordt het nog moeilijker om uit de put te kruipen. Maatregelen Europese Unie: De EU neemt tal van acties om de crisis aan te pakken. Zo bestaat er bijvoorbeeld een noodfonds dat landen met financiële moeilijkheden moet ondersteunen. Daarnaast voorziet de EU meer toezicht op de inkomsten en uitgaven van lidstaten. Eurolanden die zich niet aan de afgesproken begrotingsregels houden, kunnen sancties krijgen. De Unie lanceerde ook economische herstelmaatregelen om de Europese economie er terug bovenop te helpen.
Euro en eurocrisis
Opdracht 2: Getuigenissen met vragen over de invoering van de euro.
Je kan gemakkelijker reizen en betalen in het buitenland; je betaalt geen wisselkosten meer; bedrijven kunnen makkelijker handel drijven met de andere eurolanden; groter Europees gevoel. Men heeft het gevoel dat de prijzen gestegen zijn; voor oudere mensen was het moeilijk om zich aan te passen. Luxemburg. Sinds 1 januari 2002 kunnen we met euromunten- en biljetten betalen.
Opdracht 3: Tegenstand tegen de euro in het Verenigd Koninkrijk Meer dan de helft van de Britten (56%) wil wel bij de Europese Unie blijven, maar toch de pond behouden. Want de ‘vaderlandsliefde’ (chauvinisme) is bij de gemiddelde Brit groot en ze zijn zeer gehecht aan hun pond. Britten zijn bang dat ze hun ‘nationale eigenheid’ verliezen als ze de euro invoeren en dat de prijzen zullen stijgen.
Opdracht 4: De EU-landen die de euro invoerden: munten- en kaartopdracht
België, 2. Duitsland, 3. Griekenland, 4. Finland, 5. Frankrijk, 6. Ierland, 7. Italië, 8. Luxemburg, 9. Nederland, 10. Oostenrijk, 11. Portugal, 12. Spanje, 13. Slovenië, 14. Malta, 15. Cyprus, 16. Slowakije, 17. Estland. Eurozone:
Opdracht 5: De eurocrisis 2–5–6–4–1–3
Opdracht 6: De eurocrisis A: 4 – B: 3 – C: 2 – D: 1
Opdracht 7: Wie betaalt met de euro? Wie niet?
Wie betaalt niet met de euro: 1. Het Verenigd Koninkrijk: Britse pond. 2. Denemarken: Deense kroon. 3. Zweden: Zweedse kroon.
Euro en eurocrisis Andere munten: Polen: Zloty – Tsjechië: Tsjechische Kroon – Hongarije: Forint – Letland: Lat – Litouwen: Litas – Roemenië: Leu – Bulgarije: Lev – Kroatië: Kuna.
Opdracht 8: Juist/fout stellingen rond de euro 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Fout. Het is een Belg, namelijk: Alain Billiet. Juist. Zijn naam is Luc Luyckx. Fout. Finland voerde nooit de munten van één en twee eurocent in. Fout. Zij betalen ook met de euro. Juist. Fout. Er staat: gelijkheid, vrijheid en broederschap. Juist. Juist. Fout. Er zijn 7 eurobiljetten. Fout. In Finland is de euro wel de officiële munt.
Opdracht 9: Geef bij elke stelling aan of je akkoord gaat of niet en waarom.
Elk land van de Europese Unie moet verplicht de euro invoeren. Akkoord o Ja, alle landen die toetreden tot de EU, moeten volgens het Verdrag van Maastricht de euro invoeren. Dan moeten ook alle landen die nu lid zijn van de Unie de euro als munt gebruiken. Afspraken zijn afspraken. o Als elk land beslist om een uitzondering te vragen op de verdragen, kan je onmogelijk spreken van een ‘Europese Unie’. Iedereen gelijk voor de wet! o … Niet akkoord o De Europese Unie respecteert de diversiteit van de verschillende lidstaten. Dan moet een land ook kunnen beslissen om de eigen nationale munt te behouden. o Landen die niet even sterk zijn qua economie gebruiken beter niet dezelfde munt. Dat is voor beide partijen niet goed. o …
Stelling 2: Landen die zich niet houden aan de afspraken en bijvoorbeeld teveel schulden maken, mogen uit de eurozone gezet worden. Akkoord o Landen die de afspraken niet naleven, brengen ook de economie van de andere eurolanden in gevaar. Om de landen die zich wel aan de regels houden te beschermen, moet het mogelijk zijn landen zoals Griekenland uit de eurozone te zetten. o Het kan ervoor zorgen dat landen die zich niet aan de afspraken houden nog meer hun best gaan doen om de Europese afspraken na te komen. Een land uit de eurozone zetten zou dan een ultieme straf zijn. Landen die er niet in slagen om voldoende te bezuinigen, zouden er zelf ook beter van worden om de eurozone te verlaten. Het is bijna niet mogelijk om verder te concurreren met de sterke landen en ondertussen zoveel te bezuinigen. o … Niet akkoord o Als we een land uit de eurozone zetten, is dat geen garantie dat de andere landen nu gered zijn. Het kan een negatieve spiraal in gang zetten die ook de andere eurolanden meesleurt. o Solidariteit is een basisprincipe van de Europese Unie. Het is dus de taak van sterkere eurolanden om ook zwakkere eurolanden te ondersteunen. De sterkere eurolanden worden er overigens ook sterker van omdat hun bedrijven gemakkelijker terecht kunnen in landen met dezelfde munt. o …
Euro en eurocrisis
Opdracht 10: Zeg eens, wat hebben we vandaag geleerd?
Waarom werd de euro ingevoerd? Na het realiseren van een interne markt was het invoeren van een gemeenschappelijke munt de volgende stap. Het moest de Europese economie vlotter laten verlopen. Het wegvallen van de wisselkoersen tussen de eurolanden moest ervoor zorgen dat bedrijven makkelijker handel konden drijven en burgers makkelijker konden reizen. Bovendien moest een sterke gezamenlijke munt zorgen voor een sterke positie van de Europese economie binnen de internationale economie. Welke landen zijn lid van die eurozone? Er zijn 17 Europese lidstaten lid van de ‘eurozone’: België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, Slovenië, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Slowakije, Griekenland, Estland, Cyprus en Malta. Leg in je eigen woorden de eurocrisis uit. In 1992 werd beslist om de euro in te voeren. Enkel landen met een gezonde economie mochten de euro invoeren. Om te meten of een land een gezonde economie had of niet werden de ‘Maastrichtnormen’ vastgelegd. Daarin staat bijvoorbeeld dat de staatsschuld van een land niet te hoog mag zijn. Ook nadat de euro ingevoerd was, moesten de eurolanden hun economie gezond houden. Toch lapten veel landen de Maastrichtnormen aan hun laars. Ze werden toch niet gestraft door de EU. Na de aanslagen van 11 september kreeg de economie rake klappen en begon er zich stilaan een wereldwijde financiële en economische crisis te ontwikkelen. Door de financiële en economische crisis kwamen de banken in de problemen en moesten ze gered worden. De landen pompten veel geld in de banken. Het gevolg was dat heel veel eurolanden niet meer de Maastrichtnormen haalden en dat hun economie minder en minder gezond werd. De speculanten begonnen daarop te speculeren tegen de eurolanden die het moeilijk hadden, zoals Griekenland, Portugal en Spanje, die zo nog meer in de problemen kwamen. De Europese Unie probeert er nu alles aan te doen om de euro te redden. Zo heeft ze bijvoorbeeld een noodfonds opgericht. Geef enkele voorbeelden van hoe je de euro in het dagelijks leven tegenkomt. Enkele voorbeelden zijn: de euromunten en -biljetten in onze portefeuille, het feit dat je geen geld meer moet wisselen als je naar een ander euroland reist, je kan gemakkelijker prijzen vergelijken in andere eurolanden, de besparingen van onze overheid, de vele nieuwsberichten over de crisis in Griekenland, …
Achtergrondinformatie Om de interne markt - het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal dat in het begin van de jaren ’90 ontstond - maximaal te laten renderen moest er op monetair vlak meer eenheid komen. In 1992 beslisten de staats- en regeringsleiders van de EU-lidstaten in Maastricht om een Economische en Monetaire Unie (EMU) op te richten. Ze zouden dus hun economisch beleid op elkaar afstemmen, een gemeenschappelijke munt invoeren en het monetaire beleid in handen geven van de Europese Centrale Bank. De euro betekende op die manier de kroon op het economische integratieproces dat al in 1951 van start was gegaan. Landen die de euro wilden invoeren moesten in de eerste plaats aan bepaalde (economische) voorwaarden voldoen. Die voorwaarden zijn beter gekend als de Maastrichtnormen. Die normen hielden in dat de landen over een gezonde economie moeten beschikken en de staatsschuld en begrotingstekorten binnen de perken moeten houden. Momenteel zijn al 17 landen lid van die ‘eurozone’: België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, Slovenië, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Slowakije, Griekenland, Estland, Cyprus en Malta. Litouwen treedt op 1 januari 2014 toe tot de eurozone. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk lieten weten dat hun bevolking de euro niet zag zitten. Ze kregen een zogenaamde ‘opt-out’ en doen voorlopig niet mee. Zweden en de meeste nieuwe lidstaten zijn wel verplicht om de euro in te voeren, maar voldoen nog niet aan alle voorwaarden.
Euro en eurocrisis Vanaf 1999 kon de euro al gebruikt worden voor bankverrichtingen (girale betalingen). Sinds januari 2002 zijn de euromunten en –biljetten in omloop. De financiële en economische situatie van landen die deelnamen aan de Economische en Monetaire Unie verschilden echter sterk van elkaar. Sommige landen, zoals Griekenland, hadden vooraf al een zwakkere economie, hoge tekorten en een enorme overheidsschuld. Men hoopte dat de landen economisch naar elkaar toe zouden groeien. Maar er was geen controlemechanismes om daarop toe te zien. De kloof tussen de sterkere en zwakkere eurolanden groeide alleen maar. De wereldwijde financiële en economische crisis bracht de zwakkere eurolanden, zoals Griekenland, Spanje, Portugal en Italië, in het oog van de storm. En zo brak de eurocrisis uit. Om het vertrouwen in de eurozone te herstellen en de verzwakte Europese economie te ondersteunen nam de EU verschillende initiatieven: Oprichting van een tijdelijk (EFSF) en een permanent noodfonds (ESM) dat steun geeft aan Griekenland, Portugal, Ierland … Steun uit deze twee fondsen wordt verbonden aan strikte voorwaarden (bezuinigingen en hervormingen) en strenge controle. De landen in moeilijkheden konden moeilijker investeerders vinden om geld te lenen. Daarom besloot de Europese Centrale Bank om in die landen zelf te investeren tegen gunstige voorwaarden. Landen in moeilijkheden moeten hun financiën terug op orde te brengen door te bezuinigen. De lidstaten van de eurozone hebben daarom beslist om de begrotingsregels en het Europees toezicht erop aan te scherpen. … Een overzicht van de invoering van de euro 1999: Invoering euro voor girale betalingen: België, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland. 2001: Griekenland 2002: Invoering van eurobiljetten en –munten voor cashbetalingen in alle eurolanden 2007: Slovenië 2008: Cyprus, Malta 2009: Slowakije 2011: Estland 2014: Litouwen
Extra Online en media Hieronder staan enkele internetbronnen om het thema verder te behandelen Document over de eurozone: http://ec.europa.eu/economy_finance/general/pdf/euro_area_map_nl.pdf Document over ‘de euro: een goede zaak voor iedereen’– (bron: EU): http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication9869_nl.pdf Website over de euro – (verouderde site): www.europasite.net/europasite.htm Website over e EMU en de euro – (bron: EU): http://europa.eu/abc/12lessons/lesson_7/index_nl.htm Filmpje over de geschiedenis van de Euro – (bron: EU): http://europarltv.europa.eu/nl/player.aspx?pid=60256726-8356-4321-866d-9ec900a3bada Filmpje ‘van gulden tot euro’ – (NL schooltelevisie): www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050614_economie08
Euro en eurocrisis Filmpje over ‘het belang van de euro’ – (Nederlandse insteek): www.youtube.com/watch?v=qqKGCvA_y9w
Wat kan je doen met de klas?
Ontwerp een eigen eurobiljet.