............. Theorie en praktijk ............. Startblokken beoogt de ontwikkeling en het leren van jonge kinderen optimaal te ondersteunen en stimuleren. Marlies de Wever, onderwijsadviseur en Startblokkentrainer bij BCO Onderwijsadvies te Venlo, laat aan de hand van het thema ‘De dokter’ zien hoe leidsters een betekenisvol aanbod ontwerpen, werken aan een pedagogische basis en spelactiviteiten begeleiden, observeren en registreren.
“Zeg eens aaahhh…” Startblokken in de peuterspeelzaal Marlies de Wever “Heb jij een afspraak?” vraagt assistente Floor aan leidster Carina die in de wachtkamer zit. “Ja, ik heb een afspraak gemaakt, ik moest hier om tien uur zijn. Is de dokter er al?” Dokter Danny, die pogingen onderneemt om van verbandstroken rolletjes te draaien, kijkt even op, maar gaat dan weer verder met zijn verbandrollen. Peuterspeelzaal Nijntje in Gennep is enkele weken bezig met het thema ‘De dokter’. De keuze van dit thema ligt bij de leidsters, zij weten uit ervaring dat dit een thema gaat worden waaraan hun peuters veel betekenis zullen geven. Een recente griepgolf en het feit dat veel peuters pilletjes en drankjes in hebben moeten nemen, nemen zij mee in hun halfopen planning: van doktershoek naar apotheek. De activiteiten in de doktershoek zijn onderdeel van de echte peuterwereld, wat kansen biedt voor een grote eigen inbreng van peuters. Er is veel te spelen, te onderzoeken en te ontdekken; en er is volop gelegenheid tot langdurig manipuleren en rollenspel. Startblokken in de peuterspeelzaal
4
Zone Jaargang 7 2008 nr. 2
De ontwikkelingsgerichte pedagogiek streeft ernaar jonge kinderen een stevige basis te helpen vormen waarop alle verdere ontwikkeling- en leerprocessen kunnen gedijen en uitgroeien. Leidsters beschikken over verschillende mogelijkheden om ontwikkeling en leren van kinderen optimaal te ondersteunen en stimuleren (Janssen-Vos & Pompert, 2001):
- de pedagogische basis: een veilige en uitnodigende omgeving moet ervoor zorgen dat kinderen zich prettig voelen en uitgedaagd worden. De volwassene bouwt een hechte pedagogische relatie op met de kinderen en heeft hoge verwachtingen van hen. - een betekenisvol activiteitenaanbod: de volwassene ontwerpt activiteiten met inhouden die voor kinderen persoonlijk van betekenis zijn en die ontwikkelingsbevorderend zijn. - het begeleiden en leiden van activiteiten en ontwikkeling: de volwassene neemt actief deel aan de activiteiten om deze meer ontwikkelingswaarde te geven. In gezamenlijke activiteiten gaat de volwassene op zoek naar wat de kinderen al kunnen of bijna kunnen. Door hier op voort te bouwen lok je actie en initiatieven van kinderen uit. - observeren, registreren en evalueren: observaties van activiteiten van kinderen leveren aanknopingspunten om een goed aanbod voor kinderen te kunnen ontwerpen. Daarnaast kunnen deze gegevens gebruikt worden om een stand van zaken op te maken in de ontwikkeling van elk kind. In dit artikel zal ik aan de hand van het thema ‘De dokter’ laten zien hoe leidsters deze middelen in hun groep inzetten.
Starten met een betekenisvol aanbod
Leidster Lisette zit met de peuters in een kring, ze heeft een pop in haar armen. “Ik weet niet wat met mijn Lotje aan de hand is, ze blijft huilen. Ik heb haar al eten gegeven en wat laten drinken, maar ze blijft steeds huilen, wat zou er toch kunnen zijn?” Lisette gaat met de pop de kring rond, een kring van bezorgde peutergezichtjes, die voelen aan voorhoofd, buik en beentjes. “Misschien is ze wel ziek.” “Ze kan wel spugen hoor.” “Ik heb ook een keer buikpijn hier gehad.” “Ze moet naar de dokter komen.” Veronderstellingen gaan over en weer en Lisette maakt hieruit op dat kinderen veel betekenis kunnen geven aan dit thema, de eigen ervaringen zijn talrijk en divers. Lisette gaat door op het voorstel van een doktersbezoek. “Wat moet ik dan doen als ik met mijn Lotje naar de dokter wil gaan?” Op het antwoord van een peuter dat je de dokter moet bellen, neemt Lisette de telefoon, belt de dokter, maar niemand neemt op. Hier begint het eerste voorspelen: alle kinderen gaan naar de nog kale doktershoek, Lisette trekt de doktersjas aan en vraagt aan een peuter om even de moederrol over te nemen. Dan kan het onderzoek beginnen. In dit kringgesprek probeert Lisette een veilige en uitnodigende omgeving te creëren waarin alle peuters mee willen doen en zich durven te uiten. Ze luistert aandachtig en gaat serieus in op de inbreng Zone Jaargang 7 2008 nr. 2 5
van de kinderen. Het gesprek geeft aanleiding tot spel in de doktershoek. Bij aanvang van het thema zijn er maar een paar objecten in de themahoek: het onderzoeksbed en een kastje met enkele onderzoeksinstrumenten. Dit is in de oriëntatiefase voldoende voor peuters om op onderzoek uit te gaan: hoe moet dat met dit spuitje, hoe voelt dat met plastic handschoenen aan, ik krijg de stethoscoop niet goed aan mijn oren. Het weinige in aanbod zorgt voor veel interactie en verdieping van onderzoek. Het zijn in deze fase vooral manipulerende handelingen, waarbij de leidster taal toevoegt aan het handelen van de peuter en taal uitlokt door de peuter te bevragen: “Wat doe je nu, wat zie je daar, hoe voelt dat?” Werken aan de pedagogische basis
De leidsters weten dat kinderen ook nare ervaringen kunnen opdoen tijdens ziekte of ongevallen. Angst door het pijngevoel of de onwetendheid kan zelfs traumatische ervaringen teweegbrengen. Stef is zo’n peuter, hij heeft nog weinig toegevoegd aan de gesprekjes over het thema en houdt zich ook tijdens de spelmomenten angstvallig op de achtergrond. De leidsters weten uit oudergesprekken dat Stef een lange periode na het knippen van zijn amandelen last heeft gehad van nachtmerries. In het doktersspel van de leidsters Carina en Toos wordt vastgesteld dat de amandelen van Bo de beer eruit moeten. Er komt een uitvoerig gesprek met Bo, waarin uitleg gegeven wordt over de behandeling: drankje drinken, kapje opzetten, diep inademen, slapen gaan, wakker worden, oei slikken en ijsjes eten. Stef zit op het puntje van zijn stoel en volgt de handelingen met angstige blikken. De dag erna krijgt Bo nog een keer de uitleg, wordt zijn koffer ingepakt en vertrekt hij richting ziekenhuis voor de operatie. Bo krijgt elke dag wel tien keer een operatie en de leidsters zien hoe Stef elke keer het spel volgt op de achtergrond. De derde dag gebeurt het, Stef voert de operatie binnen een minuut uit en herhaalt die handeling nog enkele keren. Als het klaar is zegt Toos: “Gelukkig dat het klaar is. Kijk, beer huilt een beetje, heeft hij pijn dokter?” Stef knikt, nu nog zonder woorden maar een week later is hij de specialist in amandelen knippen, die demonstraties geeft aan specialisten in opleiding. Het spel helpt Stef om zijn nare ervaringen een plek te geven, hij krijgt er grip op door het steeds opnieuw weer uit te spelen en zo te verwerken. De leidsters ontdekken in het spel de basiskenmerken van peuters en ze werken in interacties bewust mee aan de persoonlijkheidsvorming: groot worden en groeien met alles wat daarbij op je pad kan komen, ook nare dingen. Het begeleiden en leiden van spelactiviteiten
De leidsters denken bij het meespelen steeds aan hun 6
Zone Jaargang 7 2008 nr. 2
speldoel: hoe kan ik dit kind helpen om een goede dokter of assistent te worden? Ze observeren goed wat het kind al alleen kan en waar zij nog iets aan toe kunnen voegen. Ze gaan op zoek naar de zone van naaste ontwikkeling van kinderen. Hierdoor ontstaat er grote betrokkenheid bij kind en leidster in hun gezamenlijke activiteit en een natuurlijke communicatie die in dit stadium van manipuleren vooral bestaat uit voordoen, nadoen, taal toevoegen en taal uitlokken over wat je aan handelingen doet. Elke keer als ze meespeelt overdenkt de leidster welke rol ze zal spelen: kan ik nu beter de dokter zijn of juist de patiënt, of sta ik vandaag aan de zijlijn om te regisseren. De vaktaal die bij de rollen hoort kan vol ingezet worden: “Kunt u even mijn bloeddruk meten? Hoeveel heb ik? 10?” De peuters begrijpen deze taal, ze weten dat ze bij dergelijke vragen een cijfer moeten noemen, want dit is in de manipuleerfase vele keren door de leidster aan hun handelen toegevoegd. In deze fase leren ze zelf deze vaktaal in te zetten. In de loop van het thema worden de fasen in spelontwikkeling zichtbaar: bij welk kind zien we nog vooral manipulerend spel met nauwelijks toevoeging van taal, en welk kind plaatst de handelingen in het rollenspel en gaat als dokter in gesprek met zijn patiënt. De leidsters gebruiken hierbij de ontwikkelingsperspectieven uit Horeb. Door het veelvuldig gebruik van de observatiemodellen, groeit er een kijkkader bij elke leidster, waarmee de naaste zone van een kind op een natuurlijke wijze in het spel gebracht kan worden. Observeren, registreren en evalueren
Het spel begeleiden is dagelijks werk van de leidsters. Door het gebruik van Horeb weten zij hoe kinderen in hun spelontwikkeling zitten. Hoe ziet de spelbegeleiding eruit als leidsters inzoomen op individuele kinderen waarbij ze nog niet goed grip hebben op hun spelontwikkeling? Het kan belangrijk zijn om eerst te onderzoeken hoe de relatie tussen kind en leidster is. Je moet je verbonden voelen met een peuter, zeker met een peuter waarover jij je zorgen maakt. De leidsters verdelen de kinderen, maken plannen en zetten het logboek in voor de begeleiding: om welke kinderen gaat het, wat wil ik bereiken met dit kind, hoe stel ik de spelgroepjes samen, welke activiteiten zijn geschikt, wat is mijn rol in die activiteiten en waar ga ik in mijn begeleiding speciaal op letten. Het opschrijven is noodzakelijk als het gaat om het inzoomen op spelbegeleiding. Het op schrift zetten betekent heel goed overdenken, precies uitdrukken wat je nu eigenlijk wilt met het kind. Als dit helder is, dan is het gemakkelijker om je bedoelingen in het spel te integreren. Een leidster vertelt: “Het schrijven in het logboek is een belangrijk onderdeel van ons werk, het geeft ons inzicht in een beredeneerd aanbod waarvan de effecten bij kinderen vaak ongekend groot zijn.” Door oefening kost het steeds minder tijd om plannen uit te werken en te reflecteren op effecten van je aanbod bij kinderen. Leidsters
Observatiemodel voor spelactiviteiten. Manipulerend spel en rollenspel A Betekenissen en motieven van kinderen Aandachtspunten voor het signaleren van ontwikkeling: • plezier in en betrokkenheid bij het manipulerend spel en het rollenspel • willen deelnemen aan het spel van andere kinderen • zelf het initiatief nemen om met andere kinderen samen rol lenspel te spelen • graag een rol spelen en ingaan op rollen van anderen B De ontwikkeling van het rollenspel Aandachtspunten voor het signaleren van spelontwikkeling: a. Bewegingsspel en manipulerend spel • vooral bewegend actief zijn met spelmateriaal • ook manipulerend spelen met voorwerpen en daarmee experi menteren b. Symbolisch spel en eenvoudig rollenspel • voorwerpen een andere rol of betekenis geven • doen alsof je iets echt doet • zelf een rol aannemen • losse rolgebonden handelingen spelen naast andere kinderen c. Gezamenlijk thematisch rollenspel • samen met andere kinderen spelen in eenzelfde spelsituatie • meer en meer interactief rollenspel spelen met andere kinde ren samen • thematisch rollenspel spelen met het voeren van rollen dialogen • samen plannen maken voor spelthema’s en rollenspel
• thematisch rollenspel spelen waarin doen alsof lezen en schrij ven een plaats hebben d. Bewuste leeractiviteit • rollenspel spelen met echt lezen, schrijven en rekenen C Taal-denken binnen rollenspel Aandachtspunten voor het signaleren van taal-denkontwikkeling binnen het spel: a. Bewegingsspel en manipulerend spel • woorden geven aan voorwerpen en aan eigen handelingen b. Symbolisch spel en eenvoudig rollenspel • de taal begrijpen die hoort bij de voorwerpen en spelhandelin gen • voorwerpen en handelingen zelf benoemen • voorwerpen, handelingen en gebeurtenissen beschrijven • vertellen over spelactiviteiten c. Gezamenlijk thematisch rollenspel • rollentaal en rollendialogen gebruiken in het spelthema • taal gebruiken voor het verwoorden van relaties tussen voor werpen en de rollen • vertellen en redeneren waarin woorden als ‘want’ en ‘omdat’ gebruikt worden • onderhandelen over betekenissen en ideeën, of wensen moti veren d. Bewuste leeractiviteit • schema’s en modellen inzetten als denkinstrument • ‘vaktaal’ gebruiken: de taal die hoort bij het thema van het spel
Bron: www.horeb-po.nl weten wat nodig is om kinderen verder te helpen en het registreren kan kort en helder zijn, omdat ze de taal van de observatiemodellen gebruiken. Terug naar de spelpraktijk. Leidster Lisette speelt met Elise, Amber en Tijn in de doktershoek. Elise speelt een spel waar weinig diepgang in zit, ze imiteert wel het voorbeeldspel maar het is secondewerk, waar geen tijd is voor communicatie. Elise is vandaag de dokter, ze heeft een poging gedaan om de doktersjas en de plastic handschoenen aan te trekken, maar het lukt haar niet en alles ligt op een hoopje op de vloer. “Waar blijft toch die dokter in zijn witte jas?” vraagt Lisette en even later wordt hulp geboden bij de mouw- en knooptechnieken. Lisette heeft besloten de dokter vandaag te assisteren. Ze vraagt aan Amber of ze samen met dokter Elise in haar keel mag kijken. “Zeg eens aaahhh…” vraagt Lisette aan Amber. “Kijk Elise, als Amber aaahhh zegt, wordt de keel heel groot en kun je goed zien of de keel rood is. Dan heb je keelpijn.” Deze toevoeging van Lisette maakt indruk op Elise die nu ook de keel van Lisette wil zien. “Je moet aaahhh… zeggen,” zegt dokter Elise. Ook de keel van Tijn wordt aan een doktersinspectie onderworpen en achtereenvolgens nog een keer bij Amber en Lisette. “Goed kijken als je aaahhh… hoort. Wat zie je nu, is de keel erg rood?” Het lukt Lisette om Elise’s aandacht langere tijd op eenzelfde handeling te richten, zodat betekenisvolle taal eraan toegevoegd wordt en uitgelokt kan worden.
Als alle peuters met leidster Gerda aan tafel zitten om te eten en drinken, zit Lisette in een hoekje om de ontwikkelingssignalerende gegevens in de reflectiekant van het logboek op te nemen. De digitale versie van Horeb zorgt er dan vanzelf voor dat het in het kinderdagboek van Elise komt. Uit het logboekverslag: De eerste stappen in het doktersthema zijn gezet, de rolgebonden handelingen die we maar heel af en toe bij Elise zagen, hebben we vandaag in de derde week van het doktersthema langdurig kunnen waarnemen bij het keelonderzoek van Amber, Tijn en mij. Elise was zeer nieuwsgierig en nam zelf initiatieven tot handelen én taal. Elise was minutenlang een echte vakkundige dokter. Ik ga de komende dagen met haar samen nog meer interessant onderzoek uitvoeren. Organisatie van spelactiviteiten
Spelbegeleiding vraagt om rust en ruimte voor kind en leidster. Dat lukt niet altijd in een peutergroep, waar peuters vrij een hoek kunnen in- en uitlopen. Dit vraagt om een strakkere organisatie, waar peuters gedurende een korte tijd aan regels gebonden zijn. Dit hoort bij de speelcultuur, een cultuur die de leidsters erin brengen door vooral in het begin consequent en strak aan de regels vast te houden, totdat de groep het als een routine opneemt in het dagritme. Je moet als leidster ook weten dat het niet altijd kan, bijvoorbeeld als er nieuwe kinderen aan de groep worden toegevoegd, die tijdens die eerste groepsmomenten jouw aandacht volledig kunnen opeisen. Vaak Zone Jaargang 7 2008 nr. 2 7
biedt het buitenspelen van kinderen dan kansen voor spelbegeleiding, omdat daar de ruimte en de vrijheid van handelen minder leidsteraandacht vraagt. Het aantal kinderen in de doktershoek wordt afhankelijk gemaakt van de afsprakenlijst. In de groep wordt een nieuw hoekje toegevoegd: de afsprakenhoek met een computer, een telefoon met pen en papier erbij. Ook hier mag eerst gemanipuleerd worden, voordat de afspraakvaardigheden en afspraaktaal voorgespeeld worden. De leidsters kunnen invloed hebben op de afsprakenlijst: “Ik ben de dokter en ik heb maar twee patiënten vandaag, de rest mag wel bellen voor een afspraak.” Nieuwe impuls zorgt voor verbreding
Een nieuwe impuls in de spelbegeleiding zorgt voor nieuwe activiteiten en nieuwe inhouden. De leidsters willen het spel in de doktershoek uitbreiden met spel in de apotheek. De noodzaak voor het creëren van een apotheek wordt door de leidster ingebracht: pillen, poeders, zalfjes, drankjes, zoveel soorten en maten, het past niet meer in de dokterskast. De nieuwe hoek zorgt voor nieuwe inhouden, want er gebeuren toch andere dingen dan in de doktershoek. De leidsters bespreken vooraf met elkaar wat het doel van deze hoek wordt: het moet een hoek zijn waarin kinderen in allerlei situaties ontdekkingen kunnen doen, waardoor de mate van betrokkenheid hoog kan zijn. De activiteiten dienen zich vanzelf aan als je de apotheekwereld gaat onderzoeken; pillen draaien van klei; drankjes maken: met water overgieten van grote naar kleine flesjes met trechters en slangetjes; poeders van schelpenzand in potjes en zakjes doen; dikke en dunne papjes met spatels in potjes vullen. In deze eerste fase van vooral doen, ontdekken en experimenteren hebben de kinderen nauwelijks weet van het apotheekgebeuren. Door het meespelen van
de leidsters gaan de kinderen betekenis geven aan de verschillende handelingen. Het spel brengt ongekende mogelijkheden tot verdieping en leidsters staan verwonderd over wat kinderen kunnen: tien pillen in een doosje, maar het moeten er zeker tien zijn dus steeds opnieuw blijven aftellen en de leidster laten natellen om het zeker te weten. Functionele lees- en schrijfactiviteiten ontstaan: alles op recept en van recepttekst naar sticker voor op de poeders en zalfjes. Er wordt heel wat afgeschreven en gelezen in deze doen-net-alsof-fase. Ook buiten de hoek worden spelsituaties gecreëerd: er wordt een EHBO-ploegje samengesteld voor ongelukjes ‘onderweg’. Wondverzorging en verbanden aanleggen zijn de meest voorkomende EHBOoefeningen, maar ook de ziekenwagen moet er soms aan te pas komen. Een nieuw subthema wordt door de peuters zelf aangereikt: knuffeldieren worden ziekenhuispatiënten, met nieuwe handelingen en andere taaluitingen in een verkenning van deze nog te ontdekken peuterwereld. Terugblik
Uiteindelijk kijken de leidsters met volle tevredenheid terug op een themaperiode van ruim twee maanden. Deze periode hebben ze niet van te voren vastgesteld. De tijdsduur is afhankelijk van de interesse en de inbreng van de kinderen waarmee de leidsters weer nieuwe impulsen aan het thema kunnen toevoegen. Er is dus sprake van een wisselwerking waarin de leidster een sterke, bemiddelende rol heeft. De leidsters zijn van mening dat het thema veel heeft toegevoegd aan de ontwikkeling van de peuters doordat ze in het spel als vakkundige en competente dokters en assistenten elkaars vaktaal verstonden. Ook het leren omgaan met emotionele ervaringen is voor enkele kinderen belangrijk in hun ontwikkeling geweest. Alle peuters hebben in hun spelhandelingen en hun speltaal laten zien dat ze veel geleerd hebben van dit rijke en betekenisvolle aanbod. De leidsters hebben veel gegevens gekregen van de ontwikkelingsgroei van hun peuters binnen dit thema. Samen genieten door samen te spelen, dat is de ontwikkelkracht van deze leidsters. Marlies de Wever is onderwijsadviseur en Startblokkentrainer bij het BCO onderwijsadviescentrum in Venlo. Met dank aan Lisette Wouters, Gerda Timmer, Carina de Rijk en Toos Cuypers; het leidsterteam van peuterspeelzaal Nijntje in Gennep. Bron
Janssen-Vos, F. & Pompert, B. (2001). Startblokken van Basisontwikkeling. Een goed begin voor peuters en jongste kleuters. Assen: Van Gorcum.
Wilt u lezen hoe deze leidsters met woordenschat bezig zijn geweest binnen dit thema? Bekijk dan hun beschrijving en woordenlijst op www.tijdschriftzone.nl 8
Zone Jaargang 7 2008 nr. 2