Ukken maken stukken
Ze zijn niet zo lief, juffrouw “Ik heb altijd gedacht dat kleuters lief waren, maar het agressieve gedrag van Maxim heeft mijn visie helemaal veranderd”, zegt juf Hannelore. Ze geeft al negen jaar les in de kleuterklas en Maxim (5) is de eerste kleuter die haar een schop heeft verkocht.“Dat kan ik toch niet pikken? Moeten we nu al kleuters van school sturen?”
Is het verhaal van Maxim en juf Hannelore een alleenstaand geval? Of is er écht meer agressie in de kleuterklas? Geen enkel wetenschappelijk onderzoek geeft voorlopig antwoord op die vraag. Volgens Gerda Bruneel, pedagogisch bemiddelaar voor de basisscholen van het katholiek onderwijs (VVKBaO) zijn er de laatste jaren meer meldingen van verregaande agressie van kleuters in de klas. Toch is het niet duidelijk of agressie nu makkelijker gemeld wordt dan wel of het er vroeger in de kleuterklas echt vredelievender aan toe ging. Dat kleuters hun klasgenoten opzettelijk pijn doen, speelgoed vernielen of ander agressief gedrag vertonen is voor kinderpsychiaters niet
verrassend. “Agressie is nooit een diagnose op zich”, zegt Ulla Van Wetswinkel daarover. “Vaak duidt het storende gedrag op een dieperliggend probleem. Bijvoorbeeld ADHD of een autismespectrumstoornis. Ook een leerstoornis of taalachterstand zijn mogelijke oorzaken.” Wim De Mey van het STOP 4-7-project, dat storend gedrag van kleuters aanpakt, ziet in de alsmaar toenemende verwachtingen van ouders en scholen ten opzichte van kleuters een deelverklaring voor de agressie van kleuters: “Wat de oorzaak ook is, je kunt als ouder, leraar, hulpverlener met een gezamenlijke, weloverwogen aanpak de agressie van een kleuter stoppen.” Kan zelfs Maxim opnieuw een lieve kleuter worden, juffrouw?
© Katrijn Van Giel
Klasse voor leraren •
11
Wat met
agressieve kleuters? “Verwijs hem door naar de kinderpsychiater.” Een agressieve kleuter dwingt leraren, ouders en CLB-medewerkers soms tot die keuze. Volgens kinderpsychiaters Ulla Van Wetswinkel en Lieve Swinnen gebeurt dat zelden lichtzinnig: “Door het agressieve gedrag komen andere problemen aan het licht. Hoe sneller we die ontdekken, hoe beter.”
© Katrijn Van Giel
Zien kinderpsychiaters nu méér agressieve kleuters? Ulla Van Wetswinkel: “Scholen, CLB’s, kin-
Ulla Van Wetswinkel is kinderpsychiater bij Mozaïek, een groepspraktijk van kinderpsychiaters in Antwerpen. Lieve Swinnen is kinderpsychiater in het Mariaziekenhuis Noord-Limburg.
derartsen, neurologen zijn vandaag alerter voor gedrags- en ontwikkelingsproblemen bij jonge kinderen en verwijzen sneller door naar de kinderpsychiater. Ook ouders vinden sneller de weg naar kinderpsychiaters wanneer ze vastlopen in de aanpak van het gedrag van hun kleuter. Hoe defi nieer je trouwens agressie? Het gaat om kleuters die anderen opzettelijk pijn doen of dingen stukmaken. Maar het is niet omdat een kleuter een klasgenoot bijt, dat dat onmiddellijk probleemgedrag is. Elk kind is wel eens agressief. Komt de agressie herhaaldelijk en langdurig voor, dan maak je je terecht zorgen.”
Lieve Swinnen: “Agressieve kinderen roepen veel ergernis op bij ouders en leraren. Die ergernis, de verwijten en de straffen die vaak puur uit machteloosheid gegeven worden, ervaren de kleuters als een afwijzing. Die beïnvloedt hun zelfbeeld negatief. Veroordeel daarom altijd alleen het gedrag, nooit de kleuter als persoon. Zeg dus: ‘Ik vind het niet kunnen dat je Kato slaat’, en niet ‘Het is altijd hetzelfde met jou’. Toch moeten ouders en leraren bij elk agressief gedrag van kleuters duidelijk maken dat dit niet kan. Vroeg bijsturen kan problemen op latere leeftijd vermijden.” Is agressie aangeboren of aangeleerd gedrag? Lieve Swinnen: “Volgens Freud is agres-
12 • Klasse voor leraren
sie, net zoals honger en seks, een aangeboren drift. Sommige gedragswetenschappers zeggen dan weer dat onze voorvaderen bijzonder vredelievend waren. Pas op vijf- of zesjarige leeftijd leert een kind zelf het onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Daarvóór nemen ze gedrag over van hun leraren, ouders en andere belangrijke figuren in hun leven. Ze zijn afhankelijk van hoe de omgeving reageert op hun gedrag en stellen het bij als er goed op gereageerd wordt.”
Ulla Van Wetswinkel: “Agressie is een samenspel van aangeboren en aangeleerde factoren. Kinderen met een moeilijk temperament, een grote prikkelgevoeligheid en impulsief gedrag reguleren hun emoties niet zo goed. Ook ouders, leraren en leeftijdsgenoten beïnvloeden hoe kinderen leren omgaan met agressie. Kinderen met cognitieve of motorische stoornissen, taalontwikkelingsproblemen, ADHD, autismespectrumstoornissen … kunnen eveneens agressief gedrag vertonen als ze zich overvraagd voelen.” Is agressie een uiting van onmacht van de kleuter? Lieve Swinnen: “Hoe een kleuter zich gedraagt, komt niet altijd overeen met hoe hij zich voelt. Een kleuter die boos wordt omdat hij naar bed moet, kan daarmee uiting geven aan angst. Hij had bijvoorbeeld de vorige nacht een akelige droom. Of een kind met autisme wordt agressief omdat het de alsmaar
UKKEN MAKEN STUKKEN
veranderende werkelijkheid om zich heen niet kan vatten.”
Ulla Van Wetswinkel: “Niet alle kleuters zijn verbaal even sterk. Agressief gedrag kan een vorm van communicatie zijn waarmee het kind wil zeggen: ‘Ik kan niet volgen!’ Of: ‘Ik wil dit niet!’ Simpel gesteld: een kleuter die het niet met woorden kan zeggen, doet dat via zijn gedrag. Kleuters met taalachterstand zijn daarom een heel kwetsbare groep. Zeker ook kleuters met een andere thuistaal dan Nederlands.” Zijn computerspelletjes en geweld op televisie een mogelijke verklaring? Lieve Swinnen: “Televisie en games
Moeten agressieve kleuters medicatie krijgen? Ulla Van Wetswinkel: “We stellen dat zo vaak mogelijk uit. Het onderliggende probleem onderkennen is een eerste stap om het kind te begrijpen en te sleutelen aan een aanpak. Heel soms is medicatie nodig als ondersteuning. We sluiten nauw aan bij het tempo van het kind en het gezin. Tijdens de sessies op de speelmat is het frappant om te zien hoe arm het spel is van sommige kinderen en hoe moeilijk ouders soms met hen kunnen spelen.”
Lieve Swinnen: “Het belang van spelen kun je niet overschatten. Als ouder of leraar is het belangrijk om een
© Katrijn Van Giel
hebben ook positieve kanten. Kinderen krijgen een massa informatie over de wereld binnen en games maken hen ook slim. Het reactie- en doorverzettingsvermogen neemt toe, ze leren problemen oplossen. De hoeveelheid geweld die via televisie en games op kinderen afkomt, is echter enorm. Een Amerikaanse achttienjarige heeft via tv meer dan dertienduizend mensen gewelddadig aan hun einde zien komen. Kijk daarom samen met kinderen tv en bespreek met hen wat je ziet. Merk je dat je kind geweld imiteert, wijs het dan terecht. Dat gedrag ebt dan weer weg.”
kind te observeren als het speelt. Je merkt meer wat een kind bezighoudt als je kijkt naar hoe het met zijn blokken speelt dan als je zijn tekeningen analyseert. Met blokken mogen ze al eens stevig gooien, rem dit niet te snel af, het is een prima uitlaatklep. Zelfs voor volwassenen blijft ‘speelsheid’ een belangrijk deel van de geestelijke gezondheid. Het houdt je flexibel en veerkrachtig.”
Lieve Swinnen: “Niemand betwist hoe moeilijk de taak van een leraar is, maar neem het niet persoonlijk als een kleuter agressief tegen je is. Wat voor gedrag de kleuter of leerling ook vertoont, weet dat er telkens een vraag achter zit. Vergeet nooit de binnenkant van je leerling. En blijf erin geloven dat leerlingen kunnen veranderen.”
Wijst de agressie van kleuters op te hoge verwachtingen van ouders of school? Ulla Van Wetswinkel: “Is er op
WIN: vijf boeken
school wel plaats om ‘anders’ te zijn? Kinderen met ernstige ontwikkelingsproblemen hebben recht op twee uurtjes gon-begeleiding per week. Is dat voldoende? Laat de overheid meer middelen inzetten om kinderen te ondersteunen. Niet gebaseerd op een diagnose maar op gedragssignalen die worden opgevolgd. En begin bij de kleuters.”
Swinnen schreef het
over agressie bij kinderen en jongeren Kinderpsychiater Lieve boek ‘Van kwaad naar erger’ over agressie bij kinderen en jongeren. Het boek is een pleidooi om kinderen en jongeren te sturen en te begeleiden, opdat kwaadheid niet erger wordt. Vijf Klasse-lezers kunnen een exemplaar winnen. Mail naar
[email protected] (vermeld ‘van kwaad naar erger’). Motiveer kort waarom je het boek wilt.
Klasse voor leraren •
13
Project helpt kleuters, ouders en scholen
Stoppen met kloppen “Waarom hebben we die jonge mensen als kleuter nooit geholpen?” Die bedenking maakte Wim De Mey zich als jeugdwerker tien jaar geleden meer dan eens. Hij deed research in het buitenland en richtte in Vlaanderen het unieke STOP 4-7-project op. Honderden kleuters leren, samen met hun ouders en leraren, hun agressieve gedrag een halt toe te roepen. Een niet meer te stoppen succesverhaal?
MAXIM BESLIST ZELF WAT HIJ EET
© Katrijn Van Giel
Maxim (5) woont als enig kind bij zijn mama en papa. Hij gedraagt zich vaak onmogelijk en agressief. Ze geven dikwijls aan hem toe om een voortdurende strijd te vermijden. Ze zijn al blij als hij ’s morgens iets wil eten, en hij bepaalt dan nog wat. Ook slapengaan verloopt met heel wat discussie. Daarom laten ze hem in de zetel inslapen en leggen hem daarna in bed, een ‘oplossing’ waar ze zelf niet gelukkig mee zijn. Omkleden gaat ook met veel ruzie gepaard. Eén keer heeft mama hem ten einde raad met kleren en al in bad geduwd. Daar voelt ze zich schuldig over.
HIJ SLAAT ZIJN NICHT EEN BLOEDNEUS Maxim krijgt ook vaak woedebuien. Onlangs heeft hij zijn nichtje een bloedneus geslagen tijdens een ruzie. Als mama vraagt waarom, begint hij gewoon te lachen. Ze vraagt zich af of hij ‘hyperkinetisch’ of ‘karaktergestoord’ is. Ze weet ook niet meer hoe ze hem kan straffen. Maxim krijgt vaak een uitbrander waarbij mama hem duidelijk maakt dat elkaar pijn doen echt niet kan. Maar Maxim wil niet luisteren en doet vooral zijn eigen zin. Als papa
14 • Klasse voor leraren
kordaat handelt, lukt het soms wel. De badkamer en computerkamer zijn altijd op slot, want mama en papa vrezen dat hij er deugnieterij uithaalt. Beide ouders zoeken naar een goede aanpak, maar dat is allesbehalve gemakkelijk. Negeren, complimenten geven, straffen … ze hebben alles al geprobeerd!
HIJ SCHOPT DE JUF Ook op school loopt het stroef. Maxim doet vaak andere kinderen pijn. Op de speelplaats speelt hij moeilijk samen, daarom staat hij dikwijls aan de kant. Volgens zijn juf Hannelore is Maxim een intelligente jongen, maar gedraagt hij zich zeer dominant ten aanzien van zijn klasgenoten. Hij heeft nood aan een vaste structuur en duidelijke regels. Anderzijds is hij heel spontaan, hij komt zelfs knuffels vragen. De juf probeert zijn gedrag aan te pakken met behulp van time-out en straf, maar ze heeft het gevoel weinig vat te hebben op Maxim. Vorige week stampte hij haar zelfs zonder aanwijsbare reden. Juf Hannelore stapt ten einde raad naar het CLB. Dat doet een aanmelding bij het STOP 4-7-project, na overleg met beide ouders en de school.
UKKEN MAKEN STUKKEN
Hoe gaat STOP (Samen sterker Terug Op Pad) met Maxim te werk? Wim De Mey: “Het STOP 4-7-programma richt zich op kinderen van vier tot zeven jaar. We betrekken ook de ouders en leraren. Als de ouders van Maxim en juf Hannelore actief meewerken, heeft de training meer kans op slagen. Het programma omvat drie trainingen: een kindtraining, een oudertraining en een lerarentraining. Bovendien is er begeleiding op maat aan huis en zijn er verschillende contacten met de leraren op school.” 1. De training van Maxim “Maxim krijgt vooral training in sociale vaardigheden en zelfcontrole. Hij komt in een groep van maximaal tien kinderen gedurende tien weken telkens een volledige dag samen (van 9.30 tot 15 uur). Maxim krijgt een duidelijke structuur: zo snapt hij snel wat er allemaal zal gebeuren, wat mag en wat niet. Dat zorgt voor rust bij Maxim. Hij krijgt heel veel complimenten voor leuk en positief gedrag, hoe klein ook. Daardoor voelt Maxim zich vaker goed in zijn vel en leert hij sneller bij. Al doende
leert Maxim te luisteren, gevoelens te herkennen en te benoemen, zijn kwaadheid te controleren, ruzies op te lossen, samen te spelen. Die vaardigheden kan hij gebruiken om op een aangename manier om te gaan met andere kinderen en volwassenen.” 2. De training van Maxims ouders “Het positieve gedrag dat Maxim leert of dat versterkt wordt gedurende de training verplaatst zich niet vanzelf naar de thuis- of schoolsituatie. Daar heeft Maxim hulp bij nodig, van zijn ouders. Ze komen op dezelfde dag als Maxim op training, in de namiddag van 13 tot 15 uur, ook gedurende tien weken. We leggen dan onze kennis en die van de ouders samen om manieren te vinden die Maxim kunnen stimuleren zich in een gunstige richting te ontwikkelen. We praten onder andere over duidelijkheid geven aan Maxim, over aanmoedigen, negeren en problemen oplossen. Uit ervaring weten we dat ouders de groep als erg ondersteunend ervaren. Ouders werken ook enkele malen mee in de kindgroep. Kijken hoe Maxim reageert op de aanpak binnen de training
© Lieven Van Assche
Wim De Mey: “Maxim heeft de steun van de juf nodig.”
helpt soms om ideeën op te doen voor thuis. Zelf meewerken geeft een kijk op welke houding jou als ouder ligt.” 3. De training van juf Hannelore “Een goede samenwerking met juf Hannelore zorgt ervoor dat Maxim ook positief gedrag laat zien in de klas en op de speelplaats. Maxim heeft de ondersteuning van zijn juf en de leraren met toezicht op de speelplaats nodig om vol te houden, als leeftijdsgenoten negatief gedrag uitlokken. De leraren komen drie of vier keer bijeen, De trainers werken rond probleemgedrag hanteren in de klas. Ze wisselen met de leraren ervaringen en ideeën uit en zoeken samen wat werkt bij deze kinderen.”
Zijn alle kinderen welkom? Wim De Mey: “In principe wel. Ook kinderen met ADHD en lichte vormen van autismespectrumstoornis (ASS). Extra hulp, zeker op de langere termijn, is aangewezen: medicatie, gon-begeleiding op school of thuisbegeleiding vanuit een meer gespecialiseerde dienst. De groepstraining zelf duurt maar tien weken. Daarna volgt nog een tweede, individuele fase waarbij we het aangeleerde proberen te versterken. Het doel is dat er zich nieuwe gewoontes of patronen vormen, zowel bij het kind zelf, als tussen het kind en zijn omgeving. We kunnen nog zes maand opvolgen als ouders of de school dat vragen. Dat is kort. Maar we willen niet alle problemen oplossen. Wel ouders en leraren het gevoel geven weer zelf verder te kunnen, eventueel met een lichte ondersteuning.” Op dit moment zijn er STOP-teams in Gent (3), Lokeren, Sint-Niklaas, Antwerpen, Merksem, Herentals, Mechelen, Hasselt, Genk, Averbode, Leuven, Brussel, Brugge, Roeselare en Oostende. Ook in Nederland wordt het STOP 4-7-programma op een tiental locaties aangeboden. Op volle kracht kunnen zo meer dan 300 kleuters per jaar geholpen worden. www.stop4-7.be
Klasse voor leraren •
15