Zaterdag 24 september 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Academische zitting 125 jaar KANTL - Gent Geachte Mevrouw, Monseigneur, (Prins Lorenz), Gouverneur Denys, burgemeester Termont, Geachte professoren, academici, Dames en heren,
125 jaar Koninklijke Academie is een moment van trots voor de Academie, voor Gent, voor Vlaanderen, voor de wetenschap maar ook voor onze taal.
Het woord ‘academie’ kan nogal protserig of hol klinken. Alsof er enkel gepraat wordt in mooie salons over onleesbare, middeleeuwse notariële verslagen. Liefst met een bourgogne of een Gents streekbier binnen bereik. Maar die associatie is voor de Koninklijke Academie voor 1
Nederlandse Taal- en Letterkunde totaal niet van toepassing. KANTL stond 125 jaar geleden mee in de frontlinie, aan het begin van een steile opgang. Ik gebruik het woord frontlinie, want – laat ons niet vergeten, professor Els De Witte heeft daar gisteren ongetwijfeld nog op gewezen – Nederlands gebruiken: het schrijven, lezen, spreken,… was een cruciaal element in de taalstrijd. De Koninklijke Vlaamse Academie is ontstaan uit de aspiraties van de culturele Vlaamse Beweging in de 19e eeuw, die rechten opeiste voor de eigen taal in alle domeinen van de samenleving, van wetenschap tot cultuur.
De stichting van de academie was een duidelijke, culturele uiting van eigenheid, van identiteit, van een drang naar zelfexpressie. Vandaag de dag is de taalstrijd grotendeels gestreden. In de staatshervorming was het niet toevallig Cultuur dat als eerste werd geregionaliseerd. Ik heb dat eerder al gesteld: Vlaanderen heeft Cultuur geëmancipeerd en Cultuur heeft Vlaanderen geëmancipeerd. Een dag als vandaag is dan ook geen moment van triomfalisme, maar gewoon blijdschap en trots omwille van onze taal en zijn inherente schoonheid. Het is ook een moment om terug
2
te blikken op de geschiedenis van deze prachtige instelling.
De Vlaamse Academie, zoals ze 125 jaar geleden heette, was van bij het begin een speerpunt in ons emancipatieproces. We kunnen vandaag niet naast de vele verwezenlijkingen van KANTL kijken. De taalwetenschap zou zich geleidelijk in deze academie ontwikkelen, de studie van onze literatuur zou hier haar eerste wetenschappelijke vorm krijgen, de literatuur in Vlaanderen zou van hieruit gekoesterd en gestimuleerd worden. We hebben veel te danken aan de Academie en haar bekende ‘apostelen’, als ik dat zo mag uitdrukken. Maurits Gysseling, Julius MacLeod, Jozef Van Mierlo, Stijn Streuvels, Willy Vandeweghe ,…
Het is ook dankzij de Koninklijke Academie dat we het niet meer hebben over dingen die duur kosten, maar dingen die veel kosten of duur zijn. De lange lijsten met gallicismen en germanismen waren het gevolg van de doorgedreven sensibilisering vanuit KANTL.
Daarnaast was KANTL zeer belangrijk voor de aanwezigheid van het 3
zuidelijke vocabularium in wat we nu allemaal kennen als een klepper van formaat: het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Het enige wat we de academie misschien kunnen ‘verwijten’ is dat ze vaak iets te veel in wetenschappelijke ernst en daardoor ook in het verborgene gewerkt heeft. Maar dit heeft ook zijn waarde en kracht. Marketing en pr zijn zure woorden; jullie gedachten waren misschien bij het klassieke spreekwoord: goede wijn behoeft geen krans.
Dames en heren, mevrouw, monseigneur, Sta me toe als minister van Cultuur toch even te zondigen tegen het voorgaande spreekwoord. Ik overdrijf niet wanneer ik de culturele opgang en de intellectuele uitbouw van de Vlaamse samenleving voor een belangrijk deel op de rekening van KANTL schrijf. Zonder de “Gentse” academie zouden essentiële doelstellingen in de Vlaamse ontvoogding moeilijker of misschien helemaal niet gehaald zijn. Doelstellingen waar overigens veel volkeren in deze wereld nog steeds voor moeten vechten. Er waren veel verschillende initiatieven en volgehouden inspanningen – ik heb er daarstraks al enkele vernoemd. Maar ik pik er toch graag nog
4
ééntje uit dat misschien wat onderschat is: de bekende prijsvragen uit de Gentse Academie die een constante stroom van publicaties opleverden én een intellectueel competitief klimaat. De letteren hebben dat nodig. These en antithese, woord en wederwoord, kritiek, correcties en argumenten. Als het ergens botst en bloeit, is het hier wel.
Zoals Leo Vroman, de KANTL-laureaat van 2010, ooit eens dichtte in ‘De twee gedachten’: “maar in de stilte van de nacht lagen zij languitgedacht // en zo verward als mensenhaar // vochten zij dan met elkaar zodat de denker mompels maakte // en met een pijn in ’t hoofd ontwaakte.” Diep, intens studiewerk kan wel eens tot hoofdpijn leiden, maar toch volhardt deze Academie.
De kernopdracht is nog altijd de studie, de beoefening en de bevordering van de Nederlandse taal- en letterkunde. Dat de academie die intussen 125 jaar oude streefdoelen over alle wijzingen en ontwikkelingen heen, weet te bewaren, en tegelijk te actualiseren, is knap. Die flexibele geest zie je ook in de digitale pistes die men bewandelt. Op de site van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, probeert men 5
zoveel mogelijk online-versies van teksten aan te bieden. Ook de versterking van de publiekswerking wijst op die soepele attitude. Zelf vind ik een betere en vooral creatievere ontsluiting naar het publiek heel belangrijk. Wie de leescijfers bij jongeren ziet, beseft dat we daar nog redelijk veel werk aan de winkel hebben.
Als Vlaams minister van Cultuur heb ik altijd gepleit voor een geïntegreerd letterenbeleid omdat zo’n beleid veel vitaler te werk kan gaan, de uitdagingen beter op kan nemen en de middelen efficiënter weet in te zetten. Ik heb bij mijn start het Fonds voor de Letteren verzocht om intensieve gesprekken aan te knopen met enkele literaire organisaties om een betere afstemming en organisatie van het literaire middenveld te verkrijgen. Alleen op die manier krijgt een geïntegreerd letterenbeleid gestalte dat ondernemender is en internationaal mee kan spelen. Momenteel worden organisaties binnen het literaire middenveld zowel via het Vlaams Fonds voor de Letteren, via het Kunstendecreet als ad nominatim binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd.
6
Die structurele versnippering staat haaks op een geïntegreerd letterenbeleid. Ik heb het literaire middenveld aangepord om hieraan mee te werken, zelfs los van de inbedding van deze organisaties binnen het subsidiesysteem. Maar ik wil wel een aanzet tot ordening meegeven: organisaties die zich dominant bezighouden met literatuur horen thuis binnen het Fonds voor de Letteren; organisaties die literatuur als middel of vorm gebruiken bij presentaties in het kunstenlandschap horen thuis binnen het Kunstendecreet. De betrokken organisaties zijn autonoom om hierin een eigen keuze te maken. Voor 1 oktober, als de aanvragen voor meerjarige subsidies binnen het Kunstendecreet worden ingediend, moet hierover duidelijkheid zijn. Uiteraard zal dit gepaard gaan met een correcte overheveling van middelen. Tegelijk blijf ik de dialoog met het Boekenoverleg aangaan, zodat we vanuit het beleid de vinger aan de pols houden, en veranderingen en evoluties uit het veld snel opsporen. Ook het waardevolle werk van de VAV, Boek.be, het Kunstenloket en de Stichting Lezen wil ik meenemen en stimuleren.
7
Dames en heren, Om Joke van Leeuwen te parafraseren, “het Nederlands is geen taal die in het museum van gestorven talen mag eindigen." Integendeel. Het Nederlands is een officiële taal op diverse plaatsen in de wereld. Met meer dan 22 miljoen sprekers is het Nederlands de 8ste taal in de Europese Unie en zo ongeveer de 35ste wereldwijd. In 40 landen in de wereld, aan zo’n 180 afdelingen van universiteiten, studeren ongeveer 15.000 jonge mensen Nederlands. Zelfs in het nieuwe Musée de la Flandre (in Frans-Vlaanderen) leren alle medewerkers Nederlands om de bezoekers goed te kunnen verwelkomen.
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om ook de rol van de Nederlandse Taalunie te onderstrepen. Vorig jaar vierde de Taalunie zijn 30ste verjaardag. In die periode is de Taalunie daadwerkelijk geëvolueerd. In de beginne hield men strak vast aan dat ‘de taal als eenheid verdedigd moest worden’. Nu wordt binnen die eenheid de verscheidenheid naar waarde geschat. Ook de soms steriele aandacht op de taal zelf werd
8
mettertijd verlegd naar aandacht voor de taalgebruiker. De Taalunie probeert nu de taalgebruikers zo goed mogelijk te ondersteunen en eventuele drempels in het gebruik van de taal weg te nemen. Ook hier probeert men innovatieve wegen in te slaan met toepassingen met taalen spraaktechnologie, het tot stand brengen van een digitale bibliotheek voor het Nederlands enz.
Die trein van de digitalisering mogen we niet missen. Daarom werken we ook aan een e-boek-platform: samen met de minister van Innovatie heb ik 500.000 euro geïnvesteerd in de uitwerking van een prototype. Zo kunnen we beter de technische vereisten en infrastructuur opmeten en plannen. Dankzij deze publiek-privé-samenwerking van overheid en uitgevers kan de ontwikkelingen van e-boeken zelfstandig volgen, en zich vlot en voldoende integreren in internationale publieke en private toepassingen zoals Europeana of Google Books.
Dames & heren, mevrouw, monseigneur, Ik sluit af met de woorden van een bekend KANTL-lid die goed samenvat
9
waarom deze academie bestaat, moet blijven bestaan en blijven werken. “Ik wil niet ten prooi vallen aan een soort literaire amnesie. Ik ben namelijk van mening dat wie geen beeld heeft van het verleden zich gegarandeerd de toekomst laat ontfutselen.” We mogen nooit aan die literaire amnesie ten prooi vallen. Taal en literatuur sturen onze identiteit, ons verleden en onze herinneringen. En vormen zo de horizon van onze toekomst. Voor die toekomst heeft de Koninklijke Academie Nederlandse Taal- en Letterkunde altijd oog gehad. Voor die houding en voor die inzet breng ik deze Koninklijke Academie dan ook graag hulde.
Joke Schauvliege Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur & Cultuur
10