Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Maandag 7 juni Cultuurforum 2020 – Vooruit Gent (enkel het gesproken woord telt) Dames en heren, Laat mij beginnen met waar we meestal eindigen. Ik dank u allen voor uw medewerking en betrokkenheid. Zoals ik al zei bij de start van het Cultuurforum: cultuur vraagt bij uitstek om debat en dialoog. U hebt ten volle van die kans gebruik gemaakt. De zeven ateliers hebben zeven sterke nota’s opgeleverd met doorbraken die fundamenten zijn om op te bouwen. Het zijn gedragen teksten, bottom-up, en over de sectoren heen, en dat is nieuw. Als ik met de deelnemers praat, zegt de sector zelf verbaasd te zijn hoe dicht men bij elkaar staat, maar ook dat de vertaling naar concrete acties niet voor de hand ligt. Ik vind het bijzonder positief dat door alle ateliers rode draden lopen. Ik noem er u enkele: • er is de vraag naar synergie tussen de deelsectoren en tegelijk de vraag naar respect voor de eigen sector; • men wil kennis delen, ervaringen uitwisselen en samenwerken; men zoekt uitdrukkelijk naar knooppunten; • men wil niet op eilandjes werken, maar nadrukkelijk bruggen slaan naar onderwijs, media, economie, …; • elk atelier benadrukt de nood aan duurzaamheid; • men onderstreept het belang van internationalisering en verplaatst zich in het perspectief van een geglobaliseerde wereld;
1
• diversiteit en participatie zitten niet langer in de marge maar behoren tot de kern van cultuur; • gestructureerd overleg en dialoog zijn nodig en worden geapprecieerd. Deze rode draden bewijzen dat de sectoren aan gemeenschappelijke uitdagingen kunnen werken. Maar, dames en heren, sta mij toe eerst even stil te staan bij de huidige context. De oproep in enkele weekendkranten is helder: een roep naar steun voor de passie die cultuur is. We hoorden hier de woordvoerder van de sector. Een sector die gaat over kunsten, maar niet te vergeten ook over erfgoed en sociaalcultureel werk. We worden inderdaad geconfronteerd met een beperking van de budgettaire middelen. Niet alleen voor Cultuur. Alle beleidsdomeinen moeten bezuinigen. En ik verzeker u, cultuur levert evenveel – niet meer en niet minder - in dan andere domeinen. We hebben een moeilijk jaar achter de rug, maar we slaagden erin vroeger aangegane engagementen - die niet onaanzienlijk waren na te komen. Uw zorg over de verhouding structurele en projectsubsidies is ook de mijne. Doordat de vorige legislatuur structurele subsidies heeft verankerd tot en met 2012 en door een jarenlange onderfinanciering van de projecten is de marge voorlopig zeer klein: 97% van het kunstenbudget ligt vast tot eind 2012. Ik heb bewust vroeger aangegane engagementen nageleefd omdat ik rechtszekerheid wou garanderen. Rechtszekerheid is één van de pijlers van duurzaam beleid. In de huidige besparingen zoeken we naar alternatieven. Ik blijf openstaan voor voorstellen uit de sector. Op 27 oktober vorig jaar heb ik een overleg gehad met alle steunpunten en belangenbehartigers over de besparingen 2009 en 2010. Sommigen plaatsten een vraagteken bij de toegepaste lineaire besparing. Ik heb gevraagd mij naar de toekomst voorstellen te doen voor alternatieve besparingsvormen. Behalve van de sector Amateurkunsten heb ik geen enkel voorstel ontvangen. Voor 2010 hebben alle ministers van de Vlaamse Regering eenzelfde percentage van hun budget moeten blokkeren. Maar er was weinig keuze waar het budget geblokkeerd kon worden. Of stelt u voor de saldi van de organisaties te blokkeren? Het voordeel van blokkeringen is dat ze kunnen worden vrijgemaakt, op voorwaarde dat eenzelfde bedrag elders wordt geblokkeerd. We kunnen helaas niet om de werkelijkheid heen. De situatie in Europa voorspelt dat ook volgend jaar nog hard wordt. Op 16 juni hebben de steunpunten Kunsten met mijn kabinet een overleg. Die datum lag al eerder vast. Ik nodig u dan ook nogmaals uit om creatieve voorstellen te doen.
2
We moeten keuzes maken bij de volgende structurele erkenningen. En ik zal keuzes maken, al zal dat makkelijk noch populair zijn. Zo wil ik dat tegen het eind van deze regeerperiode bv. in het kunstenbeleid minstens 10% van het budget naar projectsubsidies gaat. Er is nu een te grote versnippering waardoor de middelen te veel worden verspreid. Maar terug naar het debat van vandaag en dé vraag van dit Cultuurforum: Hoe moet Vlaanderen in 2020 een culturele topregio worden? Wat ik leer uit de ateliers is dat men nieuwsgierig is naar elkaar. Ik zie die nieuwsgierigheid als een fantastische attitude: we moeten ze blijven stimuleren en verspreiden. Die drang naar aansluiting met andere domeinen en naar kennisdeling veronderstelt ook het doorbreken van schotten en hokjes. Overleg met andere Vlaamse beleidsdomeinen en dus met collega-ministers over Cultuur is essentieel. Een voorbeeld is Onderwijs: cultuur is leren, maar niet alleen formeel leren. Informeel leren we minstens evenveel of meer. Het sociaal-cultureel werk met zijn verenigingen, bewegingen, volkshogescholen en instellingen spelen hierin eveneens een belangrijke rol. Ik noteer uw vraag naar één netwerk voor cultureel leren. Ik geef mijn administratie de opdracht de bestaande samenwerkingsverbanden en -initiatieven te activeren en te verdiepen. Het belang van cultureel leren kan niet genoeg beklemtoond worden. Willem Elsschot schreef in zijn Brieven: "Wie eenmaal een drang naar het schone heeft gekend, zal nooit tot het alledaagse vervallen." Die drang kan op eender welke leeftijd bezit van je nemen. De samenwerking tussen de culturele sector en andere spelers, zoals scholen, moet duurzaam zijn. Het komt er op aan de culturele competenties in de klas aan te scherpen. Is het niet uitdagend om, in navolging van de sportcompetities op school (en ‘Beste sportschool’), een prijs uit te reiken voor ‘De Beste Culturele School’? Voor de scholen die binnen hun mogelijkheden het meest inspanningen doen voor de ontwikkeling van culturele competenties? Dat is een positieve vorm van competitie die scholen uitdaagt in de culturele spiegel te kijken. Dames en heren, Ik wil ook een interne reorganisatie van de beoordelingscommissies. Een reorganisatie in die zin dat de beoordelingscommissies een meer verscheiden expertise krijgen, zodat de relevantie en de reflectie over de rol
3
van cultuur in de samenleving opnieuw en permanent geijkt wordt. Waarom zou een bedrijfsleider met een hart voor cultuur geen volwaardig advies kunnen geven over de haalbaarheid van projecten? Waarom zou een expert van buiten de danssector geen beoordeling kunnen uitspreken over een dansproject? Die nieuwe aanpak kan de vraag van één commissie “wanneer is een werking wezenlijk multidisciplinair?” overbodig maken. Die verscheidenheid moet een te grote incrowd-factor van de commissies voorkomen. En daarmee trekken we de lijn van transparantie door en zullen degelijke projecten nog steeds de kwaliteitstoets doorstaan. Dat brengt mij bij de subsidies. Een bekende Vlaamse schrijver zei ooit: “Als je eerlijk bent, héb je als kunstenaar een commercieel belang.” Mijn visie is dat individuele subsidies moeten dienen als stimulans, als lanceermoment en als mogelijkheid om te experimenteren. Voor kunstenaars moet een subsidie in het teken staan van het artistieke en creatieve doel dat zij zich stellen. Potentieel toptalent moet een beroep kunnen doen op coaching en mentorschap. Zo wil ik helpen investeren in de opbouw van een carrière. Een subsidie zien als een verloning smoort de dynamiek van de artistieke ambitie. Culturele actoren staan in de maatschappij en in een economische realiteit. Om het individueel ondernemerschap te stimuleren moeten we het huidige systeem van microfinanciering, dat renteloze leningen verschaft, optimaliseren en beter communiceren naar de gewenste doelgroep. Wat de organisaties betreft is het huidige subsidiebeleid té veel een deficitbeleid. Als organisaties erin slagen middelen uit de markt te halen, moet het toegestaan zijn om reserves op te bouwen met het oog op groei, grotere projecten of investeringen. Er is vandaag voor gesubsidieerde organisaties quasi geen groeimodel. Geloven we echt in een culturele economie, dan moet het mogelijk zijn om investeringskapitaal aan te trekken om een groeipad te ontwikkelen. Ik kijk hiervoor zeker niet alleen naar de bedrijfswereld, maar naar investeringsfondsen en zeker ook naar Cultuurinvest en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen. Zij hebben al bewezen particuliere investeerders te kunnen overtuigen. Sommige organisaties werken met grote hoeveelheden belastinggeld. Een transparant en verantwoordelijk beleid moet volledig in hun bestuur worden geïntegreerd. Raden van Bestuur moeten inzetten op een diverse aanwezigheid met expliciete aandacht voor bedrijfseconomische competenties.
4
Is de vzw altijd de geschikte organisatievorm? Is het juist omwille van het aantrekken van private middelen niet interessanter om met coöperatieve vennootschappen te werken? Hier liggen nieuwe mogelijkheden in het appelleren aan publieke en particuliere partners. En uiteraard zal men op een win-winsituatie moeten mikken. Die is er voor bepaalde projecten zeker: denken we aan de terugverdieneffecten van bijvoorbeeld blockbustertentoonstellingen, de ontwikkeling en doorbraak van modeontwerpers, een internationale tournee van onze befaamde dansgezelschappen of muziekgroepen, … om maar enkele voorbeelden te geven. Andere vormen van privaat-publieke samenwerking kunnen bijvoorbeeld de ontsluiting versterken van private kunstcollecties in functie van een successieregeling. Of het investeren in culturele infrastructuur in ruil voor gegarandeerde lange huurtermijnen. Ook de eventuele invoering van een kunstkoopregeling moet kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van kunstenaars en galerieën. Vlaanderen heeft een zeer hoog spaarquotum bij particulieren. Wel, de ‘culture of asking’ kan particuliere investering stimuleren. Gevraagd worden is een belangrijke reden voor mensen om geld te geven aan goede doelen. Misschien moeten we ook denken aan een cultureel beleggingsfonds zoals dat in Nederland bestaat en daar vruchten afwerpt. Dames en heren, Ik wil ook een duidelijkere keuze maken voor participatie en diversiteit. Er zijn heel wat projecten, maar die zijn niet altijd even duurzaam. Integendeel. Het besef moet doordringen dat participatie en diversiteit zich niet afspelen in de marge, dat ze niet louter onderwerp van een flankerend beleid zijn, maar dat ze de kern van cultuur uitmaken. Hiervoor is elke culturele speler verantwoordelijk. Ik zal een geïntegreerd participatiebeleid voeren. Dit betekent dat we moeten afstappen van een projectmatige aanpak. Om een participatiemodel van onderuit te realiseren moeten we geen resem nieuwe instrumenten van bovenaf ontwikkelen. We moeten het bestaande instrumentarium aanpassen, inspelend op de lokale context. Ook de middelen kunnen doelmatiger ingezet worden. Een belangrijke partner is het lokale niveau: onze steden en gemeenten. Zij zitten dicht bij de mensen en trekken de betrokkenheid aan. Het decreet Lokaal Cultuurbeleid heeft heel wat hefbomen tot beweging: de advies- en
5
bestuursorganen, de 1-euro subsidie voor gemeenschapsvorming, de bibliotheken, de cultuurcentra, … Binnen dit kader moeten we een groter gevoel van mede-eigenaarschap ontwikkelen. Als je burgers mede-eigenaar van hun eigen cultuurbeleid maakt, raken ze dieper in de samenleving ingebed. Cultuur is een basisrecht dat onze identiteit vormt en is dus een fundamenteel onderdeel van ons dagelijks leven. Daarom moeten instellingen en organisaties nog actiever zijn en strategische verbindingen aangaan om knooppunten te ontwikkelen. Cultuur is echter meer dan de gesubsidieerde sector. Veel mensen participeren aan heel wat vormen van minder of niet georganiseerde cultuur. Een grote meerwaarde van knooppunten is dat ook dié cultuuruitingen, die minder zichtbaar zijn, publiek worden gemaakt. Hierbij wil ik onderstrepen dat hoe groter organisaties of instellingen zijn (begrijp hoe groter de subsidie), hoe groter ook hun verantwoordelijkheid is om een voorbeeldfunctie op te nemen. De sector heeft zelf de sleutel tot verandering in handen. Ik aanvaard dan ook graag jullie voorstel om een eigentijdse engagementsverklaring af te sluiten. Dames en heren, Ik heb hier al gezegd dat we keuzes moeten maken. Keuzes maak je op basis van goede, actuele informatie. De cultuursector wordt momenteel onvoldoende in kaart gebracht. De statistische gegevens, de economische en maatschappelijke effecten van structurele ondersteuning, de opvolging van de verschillende projecten, de omvang van de sociaal-culturele sector, het bereik van kunstenhuizen… er bestaat zo goed als geen structurele informatie over. Cultuur moet af van de vrijblijvendheid. Wie een beroep doet op publieke middelen, moet de nodige, relevante data aanleveren. Het verzamelen van data is een basis voor een sector die open en transparant wil zijn. Het laat toe bij te sturen waar nodig en zuurstof te geven waar ademnood heerst. Het versterkt het cultuurbeleid. Ik zal mij met hart en ziel inspannen voor Cultuur, maar dat kan ik des te beter met objectieve facts and figures. En daarmee, dames en heren, kom ik aan een volgend punt. E-cultuur stelt ons voor grote uitdagingen. We moeten sensibiliseren, zodat ecultuur tegen 2020 de normaalste zaak van de wereld is en niet meer apart benoemd hoeft te worden. Ik heb het niet zozeer over de vele nieuwe culturele expressies door de digitale revolutie, hoe fascinerend die ook mogen zijn.
6
Om iedereen mee te krijgen moeten we de standaarden open en compatibel maken. Want, om het met Henk Hofland te zeggen: “Zoals met alle technische vooruitgang gaat het om de gebruikers zelf.” Het digitaliseren moet dus in eenzelfde e-taal gebeuren. En het meest voor de hand liggend is dat we die e-taal Europees afstemmen. De huidige internationale evoluties van het e-book zijn op dat vlak niet positief: er is geen enkele lezer die alle formats aankan. Banale obstakels als formats en standaarden mogen ontsluiting en internationale aansluiting, zoals bij Europeana, niet meer tegenhouden. De content die België vandaag inneemt in de virtuele Europese bibliotheek is minder dan 1% van de totale content die al opgenomen is! Dat povere resultaat moeten we opschroeven met een uniforme aanpak. Daarom ondersteunen we het project CEST (Cultureel ErfgoedStandaarden Toolbox) dat de erfgoedinstellingen in Vlaanderen wegwijs wil maken in het gebruik van standaarden bij het creëren, beheren en toegankelijk maken van digitale collecties. Het is belangrijk om eerst in te zetten op enkele grotere spelers en op het digitaliseren van ons meest kwetsbare erfgoed. Wat ik zeker ook meeneem is het open houden van het publieke domein. Wat in analoge vorm binnen het publiek domein zit, mag door digitalisering niet opnieuw onttrokken worden. Zoals u weet, zijn er zondag ook federale verkiezingen. Ik wil graag met de volgende federale regering tot een gunstiger fiscaal en investeringsbeleid komen om onze cultuurindustrie nieuwe impulsen te geven. Ik denk aan de gelijkschakeling van de btw-tarieven en de mogelijke uitbreiding van de tax shelter. Voor het auteursrecht pleit ik voor een oplossing die niet te stringent is, maar toch de auteurs kan honoreren. Dames en heren, Budgettaire beperkingen hoeven geen domper te zetten op onze internationale ambities. Met een gezonde, extra portie assertiviteit kunnen we al een wereld van verschil maken. Bij grote internationale projecten (zoals een wereldtentoonstelling) moeten we onze voet tussen de deur durven steken. Het maakt ons Vlaams internationaal beleid alleszins doeltreffender als we culturele en niet-culturele sectoren beter op elkaar afstemmen, zoals Departement Internationaal Vlaanderen, Flanders Investment & Trade, Toerisme Vlaanderen, Innovatie (Flanders DC) & Onderwijs.
7
Op mijn vraag is zeer recent voor de eerste keer een taskforce van de betrokken topambtenaren bijeengekomen. In die internationale dynamiek spelen de permanente vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering een cruciale rol. Hun functieprofiel moet nadrukkelijk een culturele coaching bevatten. Zij moeten bij elke buitenlandse economische missie een culturele reflex hebben. Niks mag ons weerhouden om een cultureel luik aan elke missie te koppelen. Niet om te pronken met andermans pluimen, maar met als opdracht onze kunstenaars een opstap te geven naar buitenlandse fora. Betere afstemming is er zeker nodig tussen ons officiële buitenlandbeleid en sectorspecifieke of gespecialiseerde netwerken. Eind deze maand reis ik bijvoorbeeld naar het Maltafestival in Polen. Dit festival koos voor het eerst een centraal inhoudelijk thema. Hun eerste keuze is “Vlaanderen” én in het bijzonder het unieke karakter van onze podiumkunsten. Ik kijk er naar uit om de programmator, Sven Birkeland te ontmoeten. Zulke internationaal gereputeerde experten moeten we via netwerken betrekken bij ons buitenlandbeleid. Ook dichtbij ons hebben we nog veel werk te doen. De eerste gesprekken om te komen tot een cultureel akkoord met de Franse Gemeenschap zijn hoopgevend. Ook voor het internationaal beleid focus ik dus op verdieping. Ik zal de regeling rond de reis-, verblijf- en transportkosten bijsturen. Het effect van het huidige reglement is te veel versnipperd en à la tête du client. Onze culturele spelers moeten vanuit opportuniteiten én met een duurzaam en ontwikkelingsgericht plan naar het buitenland trekken. Eindelijk! Dat is wat een vertegenwoordiger van het atelier eco-cultuur onlangs tegen me zei. Eindelijk is er aandacht voor dit thema! Ik merk dat deze doelstelling uit mijn beleidsnota, ook wordt opgepikt door de sector en dat er hierrond nu al een sterkere dynamiek is. Sommige instellingen hebben zeker al een CO2-bewustzijn. Ik ben het met het atelier eens dat tegen 2020 iedereen CO2-bewust moet werken. Maar ik wil ambitieuzer zijn. CO2-bewust is niet genoeg. Tegen 2020 moet onze uitstoot daadwerkelijk een stuk lager liggen. Bovendien is ecologie meer dan klimaat. Ook hier heb ik meer ambitie. Ik wil dat de sector bewuster omgaat met materialen, water, afval,... maar dat we ook hier tegen 2020 doorbraken realiseren. Over de hele lijn moet onze ecologische voetafdruk kleiner worden. Dit zal een grote inspanning vragen, zowel van u als van het beleid. Sommige instrumenten kan ik nu al bijsturen.
8
In het nieuwe Foci-reglement, waaraan momenteel wordt gewerkt, worden eco-criteria als een voorwaarde sine qua non opgenomen. Geen extraatje dat er bijkomt, maar een noodzakelijke voorwaarde voor subsidie. In nieuwe beheersovereenkomsten en convenanten zullen we kijken hoe elke organisatie werkt aan het verkleinen van zijn voetafdruk. Voorts bekijk ik met mijn collega van Leefmilieu, met wie ik een uitstekende relatie heb, hoe we de bestaande systemen van premies voor groene audits enz. beter kunnen afstemmen op de culturele sector.
Dames en heren, Ik ben hiermee aan het slot gekomen. Sommige voorstellen zullen u bevallen, andere wellicht minder. Nog andere – misschien de meeste – geven aanleiding tot verdere reflectie en dialoog. Dat is precies de bedoeling. Ik wil immers met u tot een passende en gedragen invulling van de voorstellen komen. Het is mijn ambitie om de voorliggende doorbraken een expliciete plaats te geven in Vlaanderen in Actie. Cultuur mag immers die trein niet missen. Binnen ViA moeten we onze doorbraken toetsen, opvolgen en koppelen aan acties. Ons werk is dus lang niet af. Ik nodig u nu al uit om over een jaar een stand van zaken te bespreken. 2020 is niet veraf en zet ons aan tot urgentie. Ik wil elke dag stappen zetten naar een duurzaam, niet vrijblijvend cultuurbeleid. Ik neem mijn verantwoordelijkheid en noteer met genoegen ook die van de sector zoals ze hier vandaag is voorgesteld. Ik dank u. Joke Schauvliege Minister van Leefmilieu, Natuur & Cultuur
9