19 november 2010 Workshop ‘Intergemeentelijke samenwerking als opstap naar een lokaal werkgelegenheidsbeleid’ – verslag
Workshop: Intergemeentelijke samenwerking als opstap naar een lokaal werkgelegenheidsbeleid Het is voor lokale besturen een hele uitdaging om de regierol lokale diensteneconomie optimaal in te vullen. Welke mogelijkheden en rollen kunnen gemeenten opnemen om deze regierol in te vullen? De centrale vragen in deze workshop zijn onder meer: Wat zijn de verwachtingen van sociale economiebedrijven naar lokale overheden? Wat is de meerwaarde van intergemeentelijke samenwerking voor de gemeenten en voor sociale economiebedrijven die er actief zijn? Wat is de meerwaarde voor de Vlaamse overheid om te kunnen samenwerken via een intergemeentelijke samenwerkingsverband?
1.
Werkveldanalyse van de sociale economie in de Stadsregio Turnhout
De Katholieke Hogeschool Kempen onderzocht, in opdracht van Stadsregio Turnhout, de vraag en het aanbod naar sociale economie en de hefbomen voor het beleid in de stad Turnhout en de gemeenten Beerse, Oud-Turnhout en Vosselaar. Gert Van den Broeck, adjunct departementshoofd handelswetenschappen en bedrijfskunde aan de Katholieke Hogeschool Kempen, lichtte de resultaten van de werkveldanalyse toe.
De vraag naar arbeid vanwege kansengroepen In Stadsregio Turnhout zijn een groot aantal 50-plussers, personen met een arbeidshandicap, laaggeschoolden (zonder een diploma secundair onderwijs) en allochtonen (mensen afkomstig van buiten de EU) op zoek naar werk.
Het arbeidsaanbod in de sociale economie In de Stadsregio worden tal van diensten en producten aangeboden door sociale economie ondernemingen. Het gaat van isolatiewerken en energiesnoeiers, over huishoud- en strijkhulp tot kringwinkels en peuterspeelpunten. In deze ondernemingen kunnen mensen aan de slag die in het reguliere circuit minder snel werk vinden, maar ook in deze sociale economie ondernemingen zijn toegangsproblemen voor potentiële werknemers (bvb. het imagoprobleem van de sector, de strikte wettelijke voorwaarden bij tewerkstelling, financiële obstakels, etc.).
Matching van vraag en aanbod De studie brengt een aantal knelpunten per kansengroep naar voren die tewerkstelling in de reguliere en de sociale economie voor doelgroepwerknemers bemoeilijken.
Analyse van de regiefunctie in de Stadsregio Turnhout Niet alle gesignaleerde knelpunten kunnen vanuit lokale besturen worden opgevangen. Toch hebben de lokale besturen wel regiemogelijkheden. In het rapport wordt een onderscheid gemaakt wordt tussen de regie van de Stad Turnhout, van de kleinere gemeenten (Beerse, Oud-Turnhout en Vosselaar) die allen een gelijklopend beleid hebben, van het stadsregionaal samenwerkingsverband en van de actoren die op een hoger beleidsniveau actief zijn. In de Stad Turnhout heeft men een actief, ad hoc beleid inzake sociale economie, waarin men zowel regie- als actorrollen opneemt. In de drie kleinere gemeenten heeft men geen sociale economie beleid, alhoewel men sociale tewerkstelling wel belangrijk vindt. Wel stelt men via artikel 60 mensen tewerk vanuit het OCMW en is men klant voor sociale economieorganisaties uit Turnhout. De stap die men gezet heeft naar een samenwerking tussen vier gemeenten is een belangrijke meerwaarde. Dit surplus van het samenwerkingsverband wordt ook concreet
19 november 2010 Workshop ‘Intergemeentelijke samenwerking als opstap naar een lokaal werkgelegenheidsbeleid’ – verslag via de secretariaatsfunctie die de projectcoördinator binnen het forum voor lokale werkgelegenheid waarneemt. Dit forum wordt voor de vier gemeenten gezamenlijk georganiseerd. Deze secretariaatsfunctie zorgt ervoor dat het forum een tweede trekker heeft naast de voorzitter, wat ervoor zorgt dat dit forum relatief dynamisch is, in vergelijking met de andere fora in de regio. Toch zijn er nog problemen met dit forum. In het rapport worden deze problemen samengevat in drie onderling verbonden kwesties. -
De besprekingen zijn zeer detaillistisch, wat te maken heeft met de complexiteit van de sector van de sociale economie. De besprekingen gaan vooral over sociale economie, en veel minder over de reguliere economie. Het engagement om zich in te werken in de uitgebreide materie is soms moeilijk haalbaar voor de vertegenwoordigers van de kleine gemeenten, die ook nog eens een omvangrijk pakket met andere taken hebben.
De focus op een meer integrale benadering, gericht op werkgelegenheidspolitiek in de reguliere en sociale economie zou nochtans haalbaar moeten zijn, aangezien er voldaan wordt aan de condities om deze integrale aanpak, een zogenaamd werkgelegenheidsregiemodel, te kunnen realiseren. Er is een voldoende schaalgrootte, een duidelijk gearticuleerde vraag naar arbeid vanwege kansengroepen en een voldoende ontwikkeld aanbod vanuit sociale economieorganisaties. Daarnaast is er voldoende beleids- en financiële ruimte en vervult de Stadsregio een trekkersrol via de projectcoördinator. Om dit werkgelegenheidsmodel te realiseren moet aan drie condities voldaan worden. -
Vanwege de kleinere gemeenten dient ruimte gegeven worden aan het stadsregionaal samenwerkingsverband. Een goede afbakening is nodig tussen de stad Turnhout en het stadsregionaal samenwerkingsverband. Het is noodzakelijk om de reguliere economie meer te betrekken in het tewerkstellingsbeleid, complementair met de huidige aandacht voor de sociale economie.
Het volledige rapport van de KHK vindt u via http://www.turnhout.be/doc_dwl.php?id=9743. U vindt er ook een schematische samenvatting. Nabespreking -
-
2.
De situatie in Stadsregio Turnhout is een herkenbaar verhaal voor enkele deelnemers van de workshop. De aanwezigheid van een centrumstad maakt het gemakkelijker om een gezamenlijk beleid te voeren, waarbij de omliggende gemeenten op de kar kunnen springen. De centrumstad vervult dan ook meestal een voortrekkersrol. Ook de lage betrokkenheid van reguliere werkgevers in de fora lokale werkgelegenheid komt terug in andere zorggebieden.
Stellingenspel
Vier stellingen werden voorafgaand aan het paneldebat voorgelegd aan de deelnemers van de workshop. Via een rode of groene kaart konden deelnemers aangeven of ze al dan niet akkoord gingen met de stelling. Hierbij vindt u een overzicht van de gevoerde argumentatie: Stelling 1: Ook een kleine gemeente kan het verschil maken op vlak van sociale economie Akkoord (11/16): -
Kleine gemeenten samenwerken.
kunnen
heel
wat
verandering
verwezenlijken
indien
ze
19 november 2010 Workshop ‘Intergemeentelijke samenwerking als opstap naar een lokaal werkgelegenheidsbeleid’ – verslag Niet akkoord (5/16): -
Het ontbreekt kleine gemeenten vaak aan middelen.
Stelling 2: Gemeenten zijn volgers, sociale economie bedrijven nemen het initiatief en lopen op kop Akkoord (7/16): -
In de sociale economie zijn heel wat creatievelingen aanwezig die vernieuwende initiatieven nemen. Kleine gemeenten zijn volgers, grote gemeenten kunnen een sociale economiebeleid voeren.
Niet akkoord (9/16): -
Ook gemeenten kunnen koplopers zijn. Dit is erg afhankelijk van individuele medewerkers in lokale besturen.
Stelling 3: De Vlaamse overheid geeft de gemeenten te weinig handelingsruimte op vlak van sociale economie Akkoord (16/16): -
De Vlaamse overheid schept een kader voor de regierol van lokale overheden, maar investeert te weinig middelen. De verschillende overheden stellen veel middelen ter beschikking, maar het is vaak niet geweten.
Stelling 4: Intergemeentelijke samenwerking is de beste motor voor een sterk lokaal werkgelegenheidsbeleid Akkoord (16/16)
3
Paneldiscussie
Tijdens een paneldiscussie wordt nagegaan wat de verschillende partners (een intergemeentelijke samenwerking, een actor in sociale economie en Vlaamse overheid) van elkaar verwachten. Helaas verontschuldigde het panellid, die stem van de Vlaamse overheid zou brengen, zich wegens ziekte. Volgende tekst schetst de discussie, waarin ook de input van de workshopdeelnemers is opgenomen. Jan Brocatus is directeur van IGO Leuven vzw. IGO Leuven is een intergemeentelijke dienstverlenende vereniging waarin alle gemeenten van het arrondissement Leuven, uitgezonderd Stad Leuven, en de provincie participeren. De organisatie werd in 1976 opgericht en is ontstaan uit de schoot van het opbouwwerk. Naast de economische ontwikkeling concentreert IGO Leuven zich op de uitbouw van voorzieningen op het vlak van welzijn, cultuur en recreatie. Ook milieu- en natuurbeleid staat vooraan op het agenda. Jan Brocatus brengt in het panel de stem vanuit de actorrol. IGO Leuven heeft eigen werkervaringsprojecten, initiatieven lokale diensteneconomie en het maatwerkbedrijf IGO-W. Wout Baert is algemeen coördinator van het samenwerkingverband Stadsregio Turnhout. Stadsregio Turnhout is een intergemeentelijk samenwerkingsverband tussen de stad Turnhout en de omliggende gemeenten Beerse, Oud-Turnhout en Vosselaar. Stadsregio Turnhout coördineert het overleg tussen de verschillende gemeenten en brengt daarvoor zowel politici als medewerkers van de betrokken gemeenten rond de tafel. Daarnaast worden ook nieuwe projecten op poten gezet en kunnen de gemeenten rekenen op ondersteuning in de uitwerking ervan. Heel wat dossiers overschrijden de grens van de gemeente of de stad. Ze vragen om een aanpak op stadsregionaal niveau. Het takenpakket van de lokale besturen breidt bovendien meer en meer uit.
19 november 2010 Workshop ‘Intergemeentelijke samenwerking als opstap naar een lokaal werkgelegenheidsbeleid’ – verslag Zeker inzake sociale economie wordt van lokale besturen verwacht dat ze wegwijs geraken in complexe materie. Wanneer gemeenten zich samen organiseren, worden sommige zaken eenvoudiger én efficiënter. Dat is de meerwaarde van de samenwerking. Stadsregio Turnhout werkt onder meer rond mobiliteit, wonen en sociale economie.
Verwachtingen naar en vanuit lokale overheden en samenwerkingsverbanden: de lokale overheid als klant, werkgever, dienstverlener en/of katalysator Stadsregio Turnhout kiest bewust om zelf geen actor te zijn. Men gaat actief op zoek naar niches en zoekt vervolgens (bestaande) partners om projecten uit te voeren. Op die manier wordt versplintering tegengegaan. Indien meer dan één sociale economie organisatie de gevraagde diensten/producten kan aanbieden, wordt samen met de verschillende actoren overlegd. Eens het project van start gaat, ligt het volledig in handen van de sociale economie organisatie. De lokale overheid kan actor zijn. OCMW Haagt, bijvoorbeeld, stippelt bewust een beleid uit. Enkel en alleen economisch haalt het OCMW er voordeel uit, wanneer men iemand aan de slag helpt. Daarnaast zijn er vele voorbeelden van werkervaringsplaatsen in lokale besturen, waar een leerwerkbedrijf instaat voor de begeleiding. Er wordt aangegeven dat de Vlaamse overheid soms criteria vooropstelt die ertoe leiden dat nieuwe structuren moeten worden opgezet. Men pleit voor een eenvoudigere regelgeving, die toelaat aan gemeenten om zelf initiatieven te nemen. Daartegenover staat dat een lokale overheid wel andere mogelijkheden heeft, zoals het werken met werknemers in artikel 60 waarvoor geen aparte vzw nodig is. Elke organisatie, en dus ook een lokaal bestuur, kan een doelgroepwerknemer in dienst nemen en daarbij de nodige begeleiding voorzien. Dit vraagt echter bepaalde werkvormen en competenties, die niet overal aanwezig zijn. Als lokaal bestuur moet je wegwijs geraken in de complexe regelgeving. Ofwel doe je niets, omdat het te moeilijk is. Ofwel ga je toch initiatieven proberen op poten te zetten. Niet enkel voor kleine gemeenten, maar ook voor steden is het soms moeilijk om een sociale economie beleid op poten te zetten. De krachten kunnen gebundeld worden in een intergemeentelijk samenwerkingverband. Zo kan men bvb. een specialist aanwerven die werkt voor zowel de stad als de kleinere gemeenten. Gemeenten kunnen soms ook sneller handelen in een samenwerkingsovereenkomst. De gemeenten Herselt, Hulshout en Westerlo bundelen bvb. de krachten in een stichting, die het mandaat heeft om acties te ondernemen. Een samenwerkingsverband kan een laboratorium voor nieuwe initiatieven zijn. Succesvolle initiatieven kunnen dan later ook in andere gemeenten opgenomen worden. Zo onderhouden de Routedokters nu toeristische infrastructuur in verschillende gemeenten in het hele arrondissement Turnhout en Mechelen. Dit project is gegroeid uit het stadsregionaal project ‘Toeristische Kantonniers’. Vaak komt het initiatief vanuit een stad, en springen omliggende gemeenten op de kar. Dit is zeker niet steeds het geval. Zo nam bvb. een gemeenteraadslid van Boortmeerbeek initiatief of bladkorven te installeren die door IGO Leuven worden leeg gemaakt. Dit pilootproject werkte de interesse van andere gemeenten, waardoor grotere investeringen door de sociale economie onderneming kunnen gedaan worden. Er wordt aangegeven dat een aanspreekpunt belangrijk is. In Stadsregio Turnhout is dit concreet de projectcoördinator sociale economie. Verwachtingen naar en vanuit sociale economieorganisaties
19 november 2010 Workshop ‘Intergemeentelijke samenwerking als opstap naar een lokaal werkgelegenheidsbeleid’ – verslag Sociale economieorganisatie hebben verwachtingen naar de verschillende overheden. Sociale economie organisaties en (lokale) besturen kunnen elkaar versterken. Via het ter beschikking stellen van infrastructuur kan een gemeente een sociale economie initiatief ondersteunen. Anderzijds kan een sociale economie initiatief de ‘handen en voeten’ leveren voor de distributie en promotie van bijvoorbeeld een streekproduct. Waar vroeger eerder financiële steun werd gegeven vanuit een lokaal bestuur, komt nu meer en meer de vraag om samen beleid te voeren, om partners te zijn. Verwachtingen naar de Vlaamse overheid In de discussie komt voornamelijk de vraag naar een eenvoudigere regelgeving en naar meer vertrouwen in het lokale niveau naar voren. Initiatieven die in aanmerking willen komen voor een erkenning in lokale diensteneconomie moeten bvb. aan een aantal voorwaarden voldoen. Er wordt een voorbeeld aangegeven waarbij Stad Diest nachtopvang wou voorzien voor bejaarden, maar een dergelijk project voldeed niet aan de criteria van de oproep. De oproepen zijn te weinig afgestemd op lokale noden. Het zijn veeleer middelen die ingezet worden om het eigen regeerprogramma te vertalen. De Vlaamse overheid wordt dan ook verweten om te sturend te werken. Bovendien is er een te korte termijn om te reageren op projectoproepen. Zeker bij intergemeentelijke initiatieven, waarbij bvb. een collegebeslissing van de verschillende lokale besturen nodig is, is dit moeilijk.
4.
Stellingenspel
De vier stellingen worden opnieuw voorgelegd aan de deelnemers van de workshop. De meeste deelnemers bleven bij hun oorspronkelijke mening. Diegenen die een andere kleur kaart opstaken, gaven eerder een nuancering van hun mening aan. Iedereen bleef het er over eens dat intergemeentelijke samenwerking de beste motor is voor een sterk lokaal werkgelegenheidsbeleid.