Vlaamse Onderwijsraad
Raad Hoger Onderwijs
Kunstlaan 6 bus 6
23 april 2008
1210 Brussel
studienamiddag diversiteit
Workshop 1: Taalbeleid en kansengroepen
1
Startcompetenties taal versterken bij studenten (Karel de Grotehogeschool Antwerpen)
-
voorstelling van het taalbeleid van de hogeschool voorstelling van het daarop geënte taalbeleid van het departement lerarenopleiding en handelswetenschappen en bedrijfskunde voorstelling van specifieke elementen daaruit zoals:
-
-
differentiatie voor taalzwakke studenten met behulp van verschillende tools als beginsassessment, remediërende oefeningen met en zonder begeleiding. differentiatie voor anderstalige studenten differentiatie voor studenten met een functiebeperking bv. dyslexie
-
Mogelijkheden en moeilijkheden
2
De taalacademie (Katholieke Hogeschool Mechelen)
Heel wat studenten uit de kansengroepen (allochtonen, studenten met een a-typische vooropleiding, etnische minderheden, studenten met een functiebeperking (dyslectici, ADHDers,…), etnische minderheden) kampen met problemen op het niveau van de Nederlandse Taal. Deze problemen kunnen zeer technisch zijn (zoals spellingsregels of grammatica), maar kunnen zich evengoed situeren op een praktisch niveau (leesvaardigheid, maken van samenvattingen, …) Om deze studenten te helpen is er “DE TAALACADEMIE”. Dit project wordt gedragen door een 10tal studenten Leraar Secundair Onderwijs, die kozen voor het vak Nederlands. In het kader van een alternatieve stage, begeleiden zij studenten vanuit de hele hogeschool die moeite hebben met één of meerdere aspecten van het Nederlands. De student-coaches worden op hun beurt begeleid door een docent Nederlands. Op basis van een test wordt bepaald op welke aspecten er gewerkt zal worden. De begeleiding is dan ook zeer individueel en zeer praktisch. Studenten kunnen meteen verder met wat ze leerden.
3
Taalbeleid, taalbegeleiding en taalgericht onderwijs (Plantijnhogeschool Antwerpen)
In het departement Sociaal-Agogisch Werk, opleiding Orthopedagogie van de Plantijn Hogeschool werken wij sinds een vijftal jaar aan een taalbeleid. Het departement beschouwt taalbeleid als een essentiële peiler van het diversiteitsbeleid, zoals dat door de Hogeschool wordt om- en onderschreven en wil, o.a. door middel van taalbegeleiding en taalontwikkelend lesgeven (of taalgericht vakonderwijs) alle studenten optimale kansen bieden voor een vlotte in-, door- en uitstroom. Ons taalbeleid omvat enerzijds taalbegeleiding voor alle
1
studenten en anderzijds onderzoek naar en integratie van acties om via de dagelijkse lespraktijk de (academische) taalvaardigheid van de studenten te bevorderen. Diversiteit nemen wij in het departement heel breed en zo onderzoeken we kansen en belemmeringen voor zowel studenten als personeel. Daarbij trachten we de mensen in het departement (en bij uitbreiding de hogeschool en de maatschappij) met al hun deelaspecten en in hun geheel te bekijken. In onze taalbegeleiding richten wij ons dan ook niet uitsluitend of afzonderlijk op studenten uit kansengroepen, maar op alle studenten. Bovendien zijn wij ervan overtuigd dat taal-, studie- en denkvaardigheden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dus in de lespraktijk moeten worden geïntegreerd en gestimuleerd. Het taalbeleid in het departement focust dan ook op taalontwikkelend (of taalgericht) lesgeven in alle vakken. Ten slotte nemen we ook de overgang secundair – hoger onderwijs onder de loep om door overleg en samenwerking met scholen voor secundair onderwijs en andere instellingen voor hoger onderwijs beter op elkaar in te spelen en de overgang voor eerstejaarsstudenten vlotter te laten verlopen. Ook tijdens deze gesprekken krijgen taalbeleid en taalbegeleiding ruime aandacht. Het departementale taalbeleid sluit nauw aan bij de bevindingen van de IDU- en opvolger DoLeLe-projecten (Instroom, Doorstroom, Uitstroom en Doorlopende Leerlijnen) op hogeschoolniveau. Praktisch vertrekken we in het departement van een diagnostische taaltoets in het eerste jaar van de opleiding, waarna studenten kunnen worden uitgenodigd voor een intakegesprek en individuele remediëring (begeleide zelfstudie en taalgroeidossier). Daarnaast worden collega’s geschoold en gecoacht in taalgericht vakonderwijs. De nadruk wordt gelegd op de diversiteit in leerstijl, doceerstijl, culturele en talige achtergrond van studenten als meerwaarde en op samenwerkend leren met de docent als begeleider. Collega’s kunnen beroep doen op de taalcoach voor bijscholing, advies over taal en taalgericht lesgeven en evaluatie van lespraktijk en syllabi. Zowel voor studenten als docenten staat ook een materialendatabank met hulpmiddelen voor taalgericht vakonderwijs ter beschikking.
4
Taalatelier in de lerarenopleiding (Provinciale Hogeschool Limburg)
Achtergrond Taalvaardigheid is een belangrijke competentie in het hoger onderwijs. We merken (binnen de lerarenopleiding) de laatste jaren echter een duidelijke achteruitgang in het taalvaardigheidniveau van de instromende studenten (autochtoon en allochtoon). Taal vormt een duidelijk struikelblok voor een vlotte doorstroom. Ondanks een verplichte module ‘communicatievaardigheden’, waarin informatie- en communicatieve vaardigheden aan bod komen, blijft dit probleem voortbestaan. Het idee is daarom gelanceerd om een taalatelier voor de eerstejaars in te richten dat gericht is op het bijspijkeren van hun taalvaardigheden. Dit kadert in een niet-categoriaal diversiteitsbeleid van de PHL dat gericht is op “élke student met risico op falen” (of beter nog “op élke student die de potentie heeft om te excelleren, mits de nodige ondersteuning”). Concept Het taalatelier werd in het academiejaar 07-08 geïmplementeerd in het onderwijsvak Nederlands voor de 3e jaarstudenten. De studenten krijgen een kader van sociolinguïstiek en vakdidactiek (remediërings- en differentiatietechnieken). Met deze kennis en vaardigheden nemen de derdejaarsstudenten de rol van tutor op om eerstejaars te begeleiden op vlak van taal.
2
Via een aantal taaltesten in het moduleonderdeel ‘informatievaardigheden’ krijgen de eerstejaars een zicht op hun taalniveau. Indien ze zwak scoren, kunnen ze facultatief deelnemen aan het taalatelier. Evaluatie Het is nog te vroeg om betrouwbare conclusies te trekken over de werking en resultaten van het taalatelier. Toch zijn er al een aantal voorlopige bevindingen: -
-
De betrokken taaltutoren en eerstejaars vinden het taalatelier een goed initiatief om taalvaardigheden aan te scherpen. De studenten die hebben deelgenomen zijn uitermate positief. Eerstejaars die niet hebben deelgenomen hebben bedenkingen (zoals te veel werk, geen tijd, geen ‘professionele’ begeleiding, enz.). Binnen de groep van derdejaars is er een grote heterogeniteit op inhoudelijk en vakdidactisch vlak. De ene student staat al verder dan de andere. Binnen de groep van eerstejaars zijn er eveneens grote verschillen in capaciteiten. Voor sommige studenten biedt het taalatelier nog onvoldoende hulp. Bovendien hechten de eerstejaars nog te weinig belang aan de taalcompetenties van een leerkracht waardoor het aantal starters aan het taalatelier vrij laag was.
Toekomst Omwille van een diepgaander leerproces van de tutoren door dit project en de betere resultaten van de deelnemende eerstejaars, zal het taalatelier volgend jaar opnieuw ingericht worden. Hierbij zullen wel een aantal aspecten herzien moeten worden. We denken dan bijvoorbeeld aan het verplichtend i.p.v. vrijblijvend karakter van het taalatelier. Aandachtspunten voor andere opleidingen die ook een taalatelier willen inrichten -
-
-
-
Een goede selectieprocedure voor de tutoren is noodzakelijk. Er moeten meer tutoren voorzien worden binnen opleidingen met een grotere taalproblematiek (i.c. waar veel allochtonen zitten). Een sterk remediërende aanpak vereist immers meer tutoren om de groepjes klein genoeg te houden. Tutoren, die begeleiding bieden die niet gekoppeld is aan een opleidingsonderdeel, moeten op een andere manier ‘beloond’ worden (bv. financieel, getuigschrift, …). Er zou een soort van samenwerkingscontract kunnen ondertekend worden tussen tutor en eerstejaarsstudent zodat het niet opvolgen van afspraken niet zonder gevolg blijft. De taalbegeleiding zou idealiter nog vroeger moeten starten, bijv. tijdens ‘stoomcursussen’ die aan het academiejaar voorafgaan. De opzet zou dan niet remediërend zijn, maar eerder herhalend. Samenwerking met het secundair onderwijs kan hierbij een mogelijke optie zijn, al blijft hier de vraag hoever de verantwoordelijkheid reikt van het hoger onderwijs. In ieder geval is het nodig om voorafgaand aan de oprichting van een taalatelier binnen andere departementen een hogeschoolbreed taalbeleid uit te tekenen.
3
5
Monitoraat op maat (LINGUAPOLIS - Instituut voor Taal en Communicatie Universiteit Antwerpen)
Inhoud van het project Het Monitoraat op maat biedt ondersteuning aan studenten voor wie het academisch Nederlands een struikelblok is voor hun academische loopbaan. Het project staat open voor alle taalgroepen: anderstaligen, meertaligen en Nederlandstaligen. In de praktijk zijn de drie groepen ongeveer evenredig aanwezig. Het uiteindelijke doel is tweevoudig: de instroom van eerste bachelors en hun doorstroom naar tweede bachelor bevorderen, om uiteindelijk taalvaardige hoogopgeleiden naar de arbeidsmarkt te laten uitstromen. Daartoe stimuleert het Monitoraat op maat de aandacht en de zorg voor de academische taalverwerving. Evaluatie Het project wordt door de deelnemers zeer goed onthaald. (zie bijlage 2). De studenten zijn opgetogen over de individuele begeleiding: op maat, vakgericht en taakgericht. De begeleiding stelt het leerproces centraal en wil studenten tools aanreiken om zelfstandig en met zelfvertrouwen hun academische loopbaan te doorlopen. Onze grote bekommernis is de doelgroep nog beter te leren kennen en beter te bereiken. Verderzetting van het initiatief Het Monitoraat op maat heeft na het eerste impulsjaar alles in zich om verder te groeien. De Universiteit Antwerpen doet dan ook grote inspanningen om deze dienstverlening aan haar studenten te kunnen blijven aanbieden. Vanuit het Monitoraat op maat trachten we het voortbestaan te bestendigen, enerzijds door de implementatie in de opleidingen en anderzijds door een nauwe samenwerking met de ondersteunende diensten: wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening (prof. B.Cantillon) en studentgerichte diensten (prof.J. Denekens). Bovendien willen we associatiebreed denken: ook de samenwerking met de partners van de Antwerpse hogescholen is een voorwaarde voor de bestendiging van deze vorm van taalondersteuning in het hoger onderwijs.
6
Taalbeleid aan de faculteit TEW (Universiteit Hasselt)
De zogenaamde normstudenten leren 3 talen in het reguliere programma: -
Engels en Frans verplicht Duits of Spaans as derde taal (zie ook verder)
Bij het begin van het academiejaar leggen ALLE studenten een taalproef af; wie niet slaagt volgt (binnen de 60sp) Academisch Nederlands (3sp). Studenten die hun S.O. in een andere taal gevolgd hebben, kunnen validering vragen van deze taal (en hoeven dus geen derde taal te volgen) Studenten met thuistaal Turks, Italiaans of Arabisch, maar met een Nederlandstalig diploma S.O., kunnen de validering vragen van deze taal, en kunnen deze (als derde taal) volgen op een niveau 4, in plaats van Duiits of Spaans.
4
De uitgangsfilosofie van deze regeling is dat de studenten op het einde van de bachelor behoorlijk Nederlands kennen, Engels en Frans kennen op een behoorlijk niveau, en een derde taal. In het kader van de globalisering is de keuze van deze derde taal zo breed mogelijk, en aansluitend bij de begincompetenties van de student. Bedenkingen: -
-
Het vrijblijvend aanbieden van Academisch Nederlands werkt niet, omdat allochtone studenten zich niet bewust zijn van het feit dat hun Nederlands vaak een onvoldoende abstractieniveau bereikt Animo voor de validering van de thuistaal is klein Ook studenten met moedertaal Nederlands voldoen vaak niet in de taaltoets
5