Bijlage 1:
Visietekst taalbeleid
1 Inleiding De voorbije jaren heeft GO! atheneum Toverfluit zijn aanbod uitgebreid om zich te profileren als een handelsschool. Vanaf 2013-1014, met de komst van de derde graad TSO, biedt onze school alle richtingen van dit studiegebied aan: de ASO-opleiding Economie (met opties Talen en Wetenschappen), de TSO-opleiding Handel en de BSO-opleidingen Verkoop en Kantoor. Een goede kennis van het Nederlands als instructietaal en voor de communicatie is een essentiële voorwaarde voor een succesvolle schoolloopbaan en doorstroming naar de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs. Voor participatie in de samenleving en voor de persoonlijke ontwikkeling zijn een rijke taal- en ruime talenkennis voorwaarden voor kansen en dragen ze bij tot sociale en economische mobiliteiti. Het GO! atheneum Toverfluit is de enige Nederlandstalige secundaire school in Sint-JansMolenbeek. Meer dan een derde van onze leerlingen stromen in via de basisschool op onze campus. De anderen komen voornamelijk uit de verschillende gemeentelijke basisscholen van Sint-Jans-Molenbeek en (in mindere mate van) aangrenzende gemeenten. Voor het merendeel van de leerlingen is de thuis- en de omgevingstaal anders dan de instructietaal op school. Ze worden Franstalig opgevoed of hebben een andere taal dan het Nederlands of het Frans als thuistaal. Slechts een minderheid spreekt thuis naast Frans of een andere taal ook Nederlands. Daarbij groeien ze vaak op in een taalarme omgeving. Bijgevolg beschikken ze niet over het veronderstelde taalvaardigheidsniveau bij aanvang van het secundair onderwijs. Via een intensief taalbeleid willen we erop toezien dat het niveau van het Nederlands en de kwaliteit van ons onderwijs worden bewaakt. Het einddoel is dat zo veel mogelijk leerlingen de eindtermen bereiken. Gezien de zwakke taalvaardigheid van onze instroomii, investeren we in de eerste graad sterk in taal om de opgelopen achterstanden te remediëren. In de derde graad krijgt het talig functioneren speciale aandacht in vakoverschrijdende projecten. Leidraad bij het formuleren van taaldoelen zijn naast de eindtermen, het referentiekader startcompetenties voor het beroepsprofiel verkoop en kantooradministratie (BSO) en voor het Hoger Onderwijs (ASO). Naast het bevorderen van de taalontwikkeling en het verbeteren van de onderwijsresultaten, beogen onze acties ook de algemene ontwikkeling van de leerlingen te stimuleren. Taal krijgt speciale aandacht in de verschillende projecten waarin onze school haar pedagogische waarden uitdraagt. Met onze didactische initiatieven willen we ook impulsen geven aan onderwijsvernieuwing. Om deze doelstellingen te realiseren is het nodig om alle leerkrachten bij het taalbeleid te betrekken. Zij ondersteunen het taalbeleid door mee te werken aan onze taalbevorderende en vakoverschrijdende projecten en in hun lessen vorm te geven aan taalgericht vakonderwijs. Ook de basisschool is een belangrijke partner. Door acties op elkaar af te stemmen kunnen we de impact ervan vergroten. Van de ouders verwachten we dat ze zich positief engageren tegenover de onderwijstaal. Zij moeten ondersteund worden om hun kinderen zoveel mogelijk in contact te brengen met het Nederlands: via de media, door hun kinderen in te schrijven voor Nederlandstalige vrijetijdsinitiatieven. Aansluiting bij de GOK-werking en samenwerking met externe partners (bijvoorbeeld via BROM+) kunnen leiden tot een geïntegreerde aanpak die de ouderbetrokkenheid vergroten en het taalbeleid versterken.
2 Probleemanalyse taalvaardigheid en opvolging Een taalbeleid moet rekening houden met de achtergrond en de capaciteiten van de leerlingen, én met hun leefwereld en die van de schooliii. Om noden en talenten snel op te sporen en kenbaar te maken wordt bij aanvang van het schooljaar een breed beginbeeld van de leerlingen opgesteld. Gegevens over hun taalsituatie thuis, hun interessesfeer en hun taalvaardigheidsniveau worden zo in kaart gebracht. De screening van het taalniveau gebeurt via de afname van genormeerde toetsen. Het taaltoetsenpakket Diataaliv meet het begrijpend leesniveau (BLN) en het woordkennisniveau (WSN). WoTo gaat na of de eindtermen lezen (inclusief woordenboekvaardigheid) werden bereikt. De EenMinuutToets (EMT) toetst het niveau technisch lezen en de oriënteringsdictees toetsen de kennis van de spellinginhouden einde basisonderwijs (B-stroom) of aanvang secundair (A-stroom). Elke leerkracht kan de gegevens van het breed beginbeeld inkijken in de taalvaardigheidsfiches op Smartschool. De ouders worden op de hoogte gebracht via een taalrapport. Dit wordt meegegeven en besproken tijdens het eerste oudercontact of in geval van ernstige problemen tijdens een individuele uitnodiging voor een gesprek. In de maand mei worden de verschillende deelvaardigheden opnieuw getest. De resultaten worden opgenomen in de taalvaardigheidsfiches samen met gegevens die doorheen het jaar werden verzameld. Deze informatie wordt in rekening gebracht bij het meten van de leerwinst op het einde van het schooljaar. Ook tijdens de verdere schoolcarrière worden de fiches aangevuld en geüpdatet onder andere met de resultaten van de Diataaltoetsen voor neveninstromers (aanvang tweede graad) enkele paralleltoetsen van peilingen (eindtermen tweede graad informatieverwerking, eindtermen derde graad luisteren en lezen) en eigen toetsen (kennis schooltaalwoorden aanvang tweede en derde jaar). Zo krijgen we een duidelijk beeld van de vorderingen die de leerlingen maken en van de problemen waarvoor we blijvend inspanningen moeten leveren.
3 Taalondersteunende en didactische initiatieven 3.1 Extra uren Nederlands Om de achterstand op het vlak van taalvaardigheid weg te werken worden er extra uren Nederlands ingericht. In de eerste graad van de A-stroom gebeurt dit in het vak taalsteun. In het eerste en tweede jaar krijgen de leerlingen twee uur extra Nederlands. In de B-stroom gebruiken we de uren van het complementair aanbod om extra uren Nederlands in te richten. In de eerste en de tweede graad worden er vier uur extra Nederlands aangeboden en in de derde graad twee uur. In de afstudeerjaren van de derde graad vormt functionele taalvaardigheid een belangrijk onderdeel van de vakoverschrijdende en geïntegreerde aanpak van het virtueel kantoor, de GIP en het zevende jaar Kantooradministratie en gegevensbeheer.
3.2 Remediërend en gedifferentieerd werken in het vak taalsteun In het vak taalsteun wordt gewerkt aan het inhalen van de tekorten voor taal die meegenomen werden vanuit het basisonderwijs. Om de overgang te vergemakkelijken worden in de cursus de werkvormen en methodes gebruikt die aansluiten bij de werkvormen (hoekenwerk) en methodes (gehoor- en regelweg spelling) van de basisschool. Belangrijke gemeenschappelijke tekortkomingen, zoals begrijpend lezen van zaakvakteksten, worden aangepakt. Geleidelijk aan wordt er meer toegespitst op individuele tekortkomingen via een gedifferentieerde aanpak.
3.3
Woordenschatdidactiek en instructietaal in het posterproject
Het posterproject wordt ingebouwd in de lessen Nederlands van het eerste jaar. Elke week worden tien nieuwe schooltaalwoorden aangeleerd en de passieve en actieve kennis ervan bevorderd via gevarieerde taalvaardigheidsoefeningen. De bedoeling is de leerlingen vertrouwd te maken met begrippen die frequent gebruikt worden in instructies van taken en toetsen en in studieteksten. Zo leidt het posterproject tot een beter begrip van de instructietaal die op school gehanteerd wordt. Dit begrip wordt extra gestimuleerd wanneer de leerkrachten van de zaakvakken de posterwoorden ook bewust gebruiken in de interactie met hun leerlingen en in hun lesmateriaal. Daarom hangen de posters ook in lokalen van zaakvakken. In de didactiek van het posterproject kunnen de zaakvakleerkrachten ook inspiratie vinden voor werkvormen die de kennis en het begrip van vakspecifieke woordenschat bevorderen. Bij aanvang van het tweede en derde jaar wordt de kennis van de schooltaalwoorden opnieuw getest. Tijdens de lessen taalsteun van het tweede jaar kan een selectie uit het aanbod herhaald worden of een nieuw aanbod geselecteerd. Ook bevat de takenbank een reeks gevarieerde opdrachten rond schooltaalwoorden.
3.4 Leesbegeleiding Vorig jaar werd het leesbegeleidingsproject in samenwerking met leraren in opleiding uit diverse lerarenopleidingen opnieuw leven ingeblazen. Gedurende tien weken werken studenten twee uur intensief met een groepje eerstejaarsleerlingen om het begrijpend en studerend lezen te verbeteren. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan het verbeteren van het technisch lezen, het verwerven van leesstrategieën, het helpen herkennen van tekststructuren en het vergroten van de woordenschatkennis. De zakelijke teksten die hierbij worden behandeld, worden geselecteerd door de leerkrachten van de zaakvakken. Waar mogelijk is de lectuur voorbereidend voor de zaakvakles.
3.5 Leesbevordering Elke maandag tijdens de middagpauze kunnen de leerlingen van de eerste graad terecht in de leeshoek. Ze kunnen er een Nederlandstalig tijdschrift, een strip, een jeugdboek of non-fictie lezen. Om een zo ruim mogelijk aanbod aan te reiken dat aansluit bij de leefwereld van de leerlingen, wordt er samengewerkt met de bibliotheek van Sint-Jans-Molenbeek. Zij leveren maandelijks een nieuwe boekenkoffer. De samenwerking met de bibliotheek heeft ook geleid tot andere initiatieven zoals het bijwonen van een vertelsessie tijdens de jeugdboekenweek en de mogelijkheid om via een module in Smartschool de catalogus van de bibliotheek te doorzoeken. De takenbank bevat een rijk gevuld aanbod aan actuele tijdschriftartikels over diverse onderwerpen en voor verschillende niveaus. De taken kunnen gebruikt worden tijdens studieuren voor leerlingen die geen taak hebben. De takenbank is ook een bron van informatie voor leerkrachten die een extra taak of verbredende opdracht zoeken.
3.6 Gelijkvormige aanpak van lees- en schrijfstrategieën Met betrekking tot het aanleren van leesstrategieën werd er een stappenplan lezen uitgewerkt. Dit stappenplan wordt aangeleerd in de les Nederlands. Het opnemen van het stappenplan in de agenda moet de toepassing in andere vakken stimuleren. In de lessen CA Nederlands (BSO) gebruiken we in de eerste, tweede en derde graad het handboek Nedweb 2.0. Deze methode legt de nadruk op strategisch werken volgens het
OVUR-model, het toepassen van de lees- en schrijfstrategieën en gerichte feedback bij en revisie van schrijftaken door middel van evaluatieformulieren. In de tweede en derde graad ASO en TSO wordt TaalCentraal gebruikt. Ook deze methode volgt een taakgerichte didactiek met aandacht voor het toepassen van strategieën. Deze aanpak en de evaluatieformulieren voor schrijftaken worden als model gebruikt in het schrijfportfolio.
3.7 Functionele schrijftaken in het schrijfportfolio en in de GIP In de tweede graad ASO en TSO starten we dit jaar met het schrijfportfolio. Hierin verzamelen de leerlingen schrijftaken die gemaakt werden binnen de zaakvakken (notities tijdens de les, samenvatting, verslag van een proef, korte gedocumenteerde tekst), hun beste schrijftaken voor het vak Nederlands en hun bijdragen aan het schoolmagazine en/of de website. In de derde graad krijgt de schriftelijke taalbeheersing speciale aandacht in het kader van OC en de module Academische taalvaardigheden. In de komende jaren zullen ook deze schrijftaken een plaats krijgen in het portfolio dat progressief wordt uitgebreid. Voor de verschillende deeltaken van de GIP derde graad BSO worden duidelijke taaldoelen geformuleerd. Het gebruik van kijkwijzers laat toe om gerichte feedback te geven. Tijdens de verschillende fasen van het schrijfproces wordt een correctiesysteem met verbetercode gebruikt zodat de leerlingen hun taalfouten zelf leren verbeteren.
3.8 Academische taalvaardigheden De leerlingen van de derde graad ASO, nemen deel aan de workshop Academische Taalvaardigheden (VUB). Tijdens de lessen Nederlands worden deze vaardigheden verder ingeoefend via verschillende oefeningen en opdrachten. Op het einde van het zesde jaar moeten zij in staat zijn om de verschillende deelvaardigheden zelfstandig verder in te oefenen en te beslissen of een bijkomende cursus taalvaardigheid aangewezen is of niet.
3.9 Schrijfbevordering Drie keer per jaar verschijnt het schooltijdschrift Campuswijzer. De leerkrachten moedigen de leerlingen aan om hiervoor verslagen van uitstappen en activiteiten te schrijven en selecteren de beste producten van allerlei creatieve opdrachten. De leerlingen voeden ook het ‘nieuws’ op de website van de school. Van de leerkrachten wordt verwacht dat ze van elke uitstap of activiteit die ze ondernemen de leerlingen in enkele zinnen een verslag laten schrijven. Zo worden ze ertoe aangezet om hun gedachten bondig en precies te formuleren. Het vieren van Gedichtendag is ondertussen een traditie geworden. Tijdens de maand november organiseren de taalleerkrachten enkele poëzieworkshops. Elke leerling van de school schrijft minstens één gedicht. De beste producten worden gebundeld en uitgegeven. Tijdens de maand januari worden de geselecteerde gedichten visueel, muzikaal en multimediaal vormgegeven. Het resultaat wordt gepresenteerd tijdens de Gedichtendagshow.
3.10 Taalontwikkeling in culturele en sociale projecten In onze school worden er verschillende culturele, sociale en wetenschapsprojecten georganiseerd. In deze projecten zetten onze leerlingen een stap in de wereld buiten de school. Door prominente figuren uit de cultuur- en bedrijfswereld, uit de politiek en de wetenschappen te ontvangen als gastsprekers, komt de wereld ook onze school binnen. Binnen deze meer informele leeromgevingen worden de leerlingen geconfronteerd met
diverse taalinput en worden er nieuwe mogelijkheden tot taalproductie (in meerdere talen) gecreëerd. Tijdens de sociale stage begeleiden de leerlingen van de derde graad ASO kinderen (tijdens spelactiviteiten en in de huiswerkklas) of bejaarden (tijdens recreatieve activiteiten). Ze delen hun ervaringen in een tweewekelijks schriftelijk verslag en tijdens het slotevenement in juni waarop ook de ouders worden uitgenodigd. Voor de activiteiten tijdens de projectweek wordt er samengewerkt met verschillende partners voor de organisatie van theaterworkshops (KVS, Bronks, Mooss) en sportactiviteiten en stadsverkenning (JES). Vorig jaar vond tijdens de projectweek ook een uitwisseling plaats met het KA Antwerpen(BROM+, JES). Tijdens de middagpauze kunnen de leerlingen deelnemen aan de leerlingenraad, een zangatelier, de songclass (Engels) en/of de repetities voor het schooltoneel.
4 Beleidsmatige omkadering Voor de uitwerking van het taalbeleid werden drie taalleerkrachten gefaciliteerd: - taalcoördinator Kaatje Cockx (Nederlands tweede graad TSO, derde graad BSO en ASO), - Donna Rogge (Engels eerste graad ASO) en - Gerda D’Haese (Nederlands eerste graad ASO). Samen met - cultuurcoördinator Raymond Stroobant, - GOK-coördinator Kim Van Waeyenberghe, - Wouter Vandewal en - directeur Erwin De Mulder vormen zij het taalbeleidteam. Zij geven de acties vorm. Een belangrijke leidraad is de Kijkwijzer Taalbeleid opgesteld door de pedagogische begeleiding talenbeleid Scholengroep Brussel: Frank Delaere en Frank Van Rompaey. De taalcoördinator bewaakt de uitvoering, de evaluatie en bijsturing van het actieplan taalbeleid. Hierbij kan zij een beroep doen op ondersteuning van bovenvermelde begeleiders. Voor een goede doorstroming van informatie en de aansturing van de vakgroepwerking van taalvakken (op vlak van talenbeleid) en zaakvakken (taalgericht vakonderwijs) wordt dit jaar opnieuw een vakwerkgroep taalbeleid opgericht. Ook via berichten en de publicatie van documenten (jaarplanning, actiefiches, didactisch materiaal en didactische duiding, informatie over nascholing, verslagen van overleg en studiedagen) op Smartschool, blijven alle leerkrachten op de hoogte. Het taalbeleid is eveneens een vast item tijdens personeelsvergaderingen. ___________________________________ i
Conceptnota ‘Samen taalgrenzen verleggen’, versie 22 juli 2011 Dit blijkt uit de resultaten van de genormeerde toetsen bij de instromers in het eerste jaar. De Diataaltoetsen bijvoorbeeld geven aan dat de grootste groep leerlingen een leesachterstand hebben opgelopen van meer dan twee jaar. iii Idem i iv Betoelaagd door de VGC ii