Visietekst motivatie juni 2014
Leden visiegroep: Katrien Van Ommeslaeghe, Sofie Gervoyse, Saïda El Jafoufi, Marieke Van Rijn, Elise Van Bruyssel, An Claeys
Juni 2014
Visietekst motivatie
Inhoud A.
Motivatie… waarom eigenlijk? ............................................................................................................ 3
B.
Motivatie in een notendop.................................................................................................................. 3
C.
De vijf ‘hefbomen voor motivatie’ onder de loep ............................................................................... 4 1. Autonomie .......................................................................................................................................... 4 2. Verbondenheid ................................................................................................................................... 4 3. Competentie ....................................................................................................................................... 4 4. Interesse .............................................................................................................................................. 5 5. Zelfinschatting ..................................................................................................................................... 5
D.
De impact van de context .................................................................................................................... 6 1. Socio-culturele invloeden .................................................................................................................... 6 2. Schoolkenmerken ................................................................................................................................ 7
E.
Tot slot ................................................................................................................................................. 7
Bijlage I: Hoe motivatie ondersteunen? ...................................................................................................... 8 Bijlage II: Achtergrondinformatie .............................................................................................................. 10 Bijlage III: Ontwikkelingsmodel motivatie ................................................................................................. 11
Juni 2014
Visietekst motivatie
A. Motivatie… waarom eigenlijk? Motivatie maakt positieve energie vrij voor leeractiviteiten. Deze energie is noodzakelijke brandstof voor duurzame leerprocessen. Motivatie heeft een invloed op de effectieve leertijd en op het doorzettingsvermogen van een leerling. Gemotiveerde leerlingen spenderen meer tijd aan het leerproces en kunnen ook beter om met tegenslagen. B. Motivatie in een notendop “De vraag naar motivatie is een zoektocht naar de drijfveren die maken dat mensen in beweging komen. (…) Motivatie is geen karaktereigenschap of persoonlijk kenmerk dat sommige leerlingen wel hebben en andere niet. Uitspraken over gemotiveerd zijn richten zich dus best op concrete acties van leerlingen (zoals ‘Ruben is niet gemotiveerd om die taak op te lossen’), eerder dan op leerlinggedrag in het algemeen (zoals ‘Riet is niet gemotiveerd’). Het gaat om de vraag welke drijfveren leerlingen ertoe aanzetten om te (bewegen tot) leren.” (Vanhoof, J., 2012, p. 17)
Motivatie zorgt ervoor dat leerlingen bereid zijn te leren. Om inzicht te verwerven in het complexe concept van motivatie en om suggesties voor de praktijk te formuleren, is het belangrijk te weten uit welke deelaspecten motivatie is opgebouwd. Deze ‘hefbomen van motivatie’ zijn ontleend aan de zelfdeterminatietheorie en de prestatie-doelenbenadering.
Het ABC van de motivatie: Autonomie [1] , verBondenheid [2] en Competentie [3]. Dit zijn de drijfveren om te leren. De interesse van leerlingen. [4] De zelfinschatting bij het leren [5]: de verwachtingen van leerlingen over hun eigen kunnen en over het resultaat dat hij denkt te bereiken.
Samen vormen deze bouwstenen vijf hefbomen om motivatie aan te wakkeren. Deze factoren zijn geen vaststaand gegeven, ze zijn voortdurend in wisselwerking met elkaar en onderhevig aan de context
Juni 2014
Visietekst motivatie
(klas, school, thuis, buurt) waarin de leerling zich bevindt. De omgeving kan dus inspelen op deze factoren en zo de motivatie in stand houden en verder ontwikkelen. C. De vijf ‘hefbomen voor motivatie’ onder de loep Het ABC van motivatie: Autonomie, verBondenheid, Competentie Elk individu heeft intrinsiek de behoefte om bij te leren, om zichzelf te ontplooien. Bij sommigen lijkt deze behoefte echter (tijdelijk) afwezig. Dit is omdat één of meerdere van hun psychologische basisbehoeften niet vervuld is: ze ervaren druk (controle) , voelen zich niet competent en/of hebben geen warme relaties met hun omgeving. Deze basisbehoeften zijn aangeboren en universeel . De vervulling van deze basisbehoeften wordt gekoppeld aan positieve effecten zoals groei, het ervaren van plezier, persoonlijke ontwikkeling en welzijn. Wil je als leerkracht de motivatie van je leerlingen ondersteunen, dan geven elk van deze drie basisbehoeften duidelijke richtingaanwijzers voor je houding en aanpak in de klas en op school. 1. Autonomie Elk individu ervaart de nood om zelf controle uit te oefenen, eigen keuzes te maken en zelfredzaam te zijn. Dit geldt evenzeer voor leerlingen. Ze worden gemotiveerd als ze hun leerproces zelf mee kunnen bepalen, als ze ondersteuning krijgen als dat nodig is, zonder betutteld te worden. 2. Verbondenheid Iedereen wil ergens bij horen, positieve relaties met anderen onderhouden en zich gesteund, gerespecteerd en waardevol voelen. Ook op school is het belangrijk dat leerlingen een positief netwerk opbouwen met andere leerlingen en met de leerkracht. Daarom is een veilig klasklimaat met positieve interacties tussen de leerlingen erg belangrijk. Verbondenheid slaat ook op onderlinge betrokkenheid en de behoefte om samen ergens voor te gaan. 3. Competentie Competentie verwijst naar de basisbehoefte van iedereen om zich bekwaam te voelen. Voor de leerlingen betekent dit dat ze zich (algemeen) succesvol willen ervaren bij de uitdagingen op school. De leerkracht kan aan dit competentiegevoel werken door te zorgen voor positieve leerervaringen. Dit kan concreet door te zorgen voor structuur, duidelijkheid, gepaste uitdagingen, haalbare tussendoelen en constructieve feedback. Intrinsieke en extrinsieke motivatie In het denken over motivatie wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Bij intrinsieke motivatie beschouwt de leerling de taak op zich als boeiend en plezierig: het leerproces is een doel op zich. Bij extrinsieke motivatie leert de leerling omdat hij iets buiten de taak zelf hem daartoe aanspoort. Hij wil bvb. een goede prestatie neerzetten of heeft een beloning in het vooruitzicht. Het leren is een middel om een ander doel te bereiken. Autonome en gecontroleerde motivatie
Juni 2014
Visietekst motivatie
Recent maakt men een onderscheid tussen autonome en gecontroleerde motivatie. Dit is globaal terug te brengen tot het verschil tussen ‘willen’ en ‘moeten’ leren. Bij autonome motivatie leren leerlingen vrijwillig. Ze ervaren geen druk, maar voeren de taak uit omdat ze dat willen (autonomie). De leertaak kan hierbij zowel doel (intrinsiek) als middel (extrinsiek) zijn. Vb: Ik maak wiskunde-oefeningen omdat ik graag met wiskunde bezig ben. (autonoom – intrinsiek) Vb: Ik maak wiskunde-oefeningen omdat ik later graag dokter wil worden en dan heb je wiskunde nodig (autonoom – extrinsiek). Bij gecontroleerde motivatie ervaart de leerling druk. Deze druk kan van zichzelf komen of extern opgelegd zijn. De leerling ervaart het leren minder of niet meer als een vrije keuze maar als een ‘moeten’. Vb: Ik maak wiskunde-oefeningen omdat ik bang ben om met slechte punten thuis te komen (extrinsiek – druk van binnenuit). Vb: Ik maak wiskunde-oefeningen omdat ik bij goede punten extra zakgeld krijgt (extrinsiek – druk van buitenaf). Als de leerling zelf beslist om de taak aan te vatten, is de kwaliteit van de motivatie hoog (autonoom, willen). Ervaart de leerling druk, dan is de kwaliteit van de motivatie laag (druk, moeten). Extrinsieke motivatie betekent dus niet noodzakelijk dat de kwaliteit van de motivatie beperkt is. Ook door in te spelen op kwaliteitsvolle extrinsieke motivatie kan motivatie ondersteund worden. Meer lezen? Blz. 19-26 in Vanhoof et al. (2012). Leerbereidheid van leerlingen aanwakkeren.
4. Interesse Interesse zorgt voor een grotere aandacht bij de leerling. Wanneer een leerling geïnteresseerd is, zal hij gemakkelijker verbanden leggen met zijn voorkennis en zich sneller voor een taak te engageren. Interesses zijn geen statisch gegeven: ze kunnen ontwikkeld en gestimuleerd worden. Er zijn twee types interesse: situationele en persoonlijke interesse. Iedereen heeft enkele ‘eigen’ interesses: een relatief stabiele voorkeur voor bepaalde vakken, inhouden of activiteiten. De ontwikkeling van deze persoonlijke interesse gebeurt langzaam en heeft een langetermijneffect op het leergedrag. Wanneer de leerkracht de persoonlijke interesses van zijn leerlingen aanspreekt (bijvoorbeeld door hen inbreng te geven in de keuze van leerinhouden), ervaren zij meer autonomie. Dit verhoogt de motivatie. De leerkracht kan ook interesse uitlokken bij de leerlingen. Een inspirerende introductie, een nieuwe werkvorm, verrassende elementen… kunnen situationele interesse opwekken en de motivatie doen toenemen. Situationele interesse heeft vaak een onmiddellijk effect op motivatie, maar dit effect is op korte termijn. Volgehouden situationele interesse kan uiteindelijk wel leiden tot persoonlijke interesse. 5. Zelfinschatting Met zelfinschatting bedoelen we ‘het idee dat de leerling heeft over zijn eigen kunnen en over het resultaat dat hij wil bereiken (doelmatigheidsbeleving)’. De zelfinschatting bepaalt welke doelen de leerling zich stelt, hoeveel inspanningen hij zal leveren en hoe groot zijn veerkracht is bij moeilijkheden of mislukkingen. Terwijl ‘competentie’ verwijst naar een basisgevoel van bekwaamheid, is zelfinschatting contextspecifiek en taakafhankelijk. Bij elke taak zal een leerling een bepaalde verwachtingen hebben over zijn mogelijkheden en over het resultaat dat hij denkt te bereiken. Het is belangrijk dat leerlingen
Juni 2014
Visietekst motivatie
zichzelf juist inschatten. Leerlingen die zichzelf te hoog inschatten, kunnen zich wagen aan te moeilijke taken met risico op mislukking en demotivatie. Leerlingen die zichzelf te laag inschatten, gaan uitdagingen uit de weg en dreigen ontwikkelingskansen te laten liggen. De zelfinschatting van een leerling wordt beïnvloed door ervaringen en feedback hierbij. Zowel feedback in het nu als feedback uit het verleden kan hierin een rol spelen. Op basis van eerdere ervaringen (succes/falen) ontwikkelt de leerling verwachtingen over zijn eigen handelen. Zo gaat een leerling zichzelf beter, gelijk of minder sterk inschatten dan zijn medeleerlingen (cfr. 4.1, invloed van peers). Ook feedback van anderen (peers, leerkrachten en andere volwassenen) heeft een belangrijke invloed op de zelfinschatting van de leerling. Hoe geloofwaardiger deze feedback is in de ogen van de leerling, hoe groter de invloed. De manier waarop de leerkracht feedback geeft, kan de leerling ondersteunen om tot een realistisch zelfbeeld met betrekking tot het onderwerp of de taak te komen. Dit zal beter lukken als de leerkracht vanuit een waarderende en betrokken houding feedback formuleert op een manier waarbij de leerling de link ziet tussen wat hij doet en het doel of resultaat dat hij bereikt. D. De impact van de context Heel wat contextfactoren bepalen mee in welke mate een leerling gemotiveerd kan worden. De motivatie van leerlingen kan niet volledig verklaard worden door de invloed van het pedagogischdidactisch handelen van de leerkracht alleen. Socio-culturele invloeden en invloeden van schoolkenmerken hebben ook invloed op de motivatie van leerlingen. Zicht hebben op deze brede leef- en leeromgeving helpt om het (leer)gedrag van de leerlingen beter te kunnen kaderen en de klaspraktijk er zo goed mogelijk op te kunnen afstemmen. 1. Socio-culturele invloeden De leefwereld van leerlingen (ouders, buurt, peers) bepaalt voor een groot deel hun interesses, hun ideeën over waar ze goed of niet goed in zijn (competentie, zelfinschatting) en dus ook hun motivatie. Deze factoren liggen buiten de controle van de leerkracht. Het is belangrijk om zicht te hebben op de brede thuisomgeving waarin de leerling opgroeit. Zowel de socio-economische status van het gezin als het ruimere opvoedings- en leerklimaat waarin de leerling opgroeit, hebben een grote invloed op zijn motivatie om te leren. Zo kunnen bijvoorbeeld de beschikbare financiële middelen, het opleidingsniveau en de opvoedingsstijl van de ouders maar ook het aanbod aan interessante activiteiten en het omgaan met successen en mislukkingen hun invloed hebben op de motivatie. Het gaat om een complex samenspel van factoren waarvan we de mechanismen niet deterministisch mogen benaderen. Het opzetten van een goede ouder- en buurtbetrokkenheid is een belangrijke hefboom om de motivatie van de leerlingen te verhogen. Ook peers kunnen de motivatie van leerlingen beïnvloeden, en dit zowel in positieve als negatieve zin. Leerlingen zijn immers erg gevoelig voor feedback van medeleerlingen. Hoe meer een leerling zich ‘net zoals’ een peer beschouwd, hoe meer hij er van zal overtuigd zijn dat gelijkaardig gedrag bij zichzelf tot gelijkaardige resultaten zal leiden. Op deze manier kunnen peers de
Juni 2014
Visietekst motivatie
zelfinschatting van een leerling sterk beïnvloeden. Zij kunnen ook een invloed hebben op de doelen die de leerling zich stelt (vb. vooral geen ‘strever’ zijn). Leerlingen kunnen elkaar naar een hoger niveau tillen. Leerlingen met een sterke motivatie voor een taak zullen graag samen werken en de motivatie versterken (verbondenheid). Leerlingen met een lage motivatie trekken gelijkaardige leerlingen aan en worden daardoor nog minder gemotiveerd voor schoolse taken. Onderzoek toont aan dat goede sociale vaardigheden samenhangen met meer leerbereidheid en betere leerprestaties. Door aandacht te besteden aan een goede klassfeer, zicht te hebben op de aanwezige groepsdynamiek en te werken aan sociale vaardigheden en welbevinden, zowel binnen de klas als op school, kan leermotivatie verder ontwikkeld worden. 2. Schoolkenmerken Ook de school als geheel heeft invloed op de motivatie van leerlingen. Het gaat om de klasoverstijgende manier om het leren en het schoolse leven te organiseren. Hierin zitten zowel elementen van schoolcontext als schoolcultuur. Kenmerken van de schoolcontext die de motivatie van leerlingen kunnen beïnvloeden, zijn o.a. de schoolgrootte, fysieke kenmerken van schoolgebouwen en –omgeving, het beleid rond zittenblijven, het prestige dat wordt toegekend aan bepaalde studierichtingen, etc. Ook de schoolcultuur heeft een invloed. Enkele elementen hiervan zijn het sociaal klimaat op school (vb. omgang met pesten) en de visie van leerkrachten op leren, talent, intelligentie etc. Onderzoek wijst ook op het belang van teamgeest en gezamenlijke doelen om de motivatie van leerlingen te verhogen. Voor meer toelichting over de invloed van schoolkenmerken verwijzen we naar Vanhoof, J. (2013) p. 101 – 107. E. Tot slot
De mate waarin de leerkracht erin slaagt om een optimale leermotivatie bij zijn leerlingen te creëren, wordt ook bepaald door de motivatie en de zelfinschatting van de leerkracht zelf. Kan hij voldoende autonoom handelen vanuit zijn eigen interesseveld en in verbondenheid met zijn collega’s en het schoolbeleid? Voelt hij zich bekwaam als leerkracht en benut hij kansen om zijn competentie steeds te vergroten? Het is dus belangrijk dat de leerkracht ook goed voor zichzelf zorgt en voeling houdt met de eigen motivatie en bezieling. Een constructieve omgeving is een hierbij een basisvoorwaarde. Werken aan motivatie van leerlingen is een gezamenlijke opdracht, zowel van de leerkracht als van het gehele schoolteam.
Juni 2014
Visietekst motivatie
Bijlage I: Hoe motivatie ondersteunen?
EEN VEILIG KLASKLIMAAT (1) Werk aan een veilig klasklimaat met duidelijke grenzen, een hechte klasgroep en een positieve leerling-leerkracht relatie. Maak samen afspraken en volg die consequent op. ( VERBONDENHEID)
(2) Wees betrokken, toon interesse en respect en luister oprecht en erkennend. Op deze wijze kom je weerstanden bij je leerlingen op het spoor. ( VERBONDENHEID, INTERESSE) (3) Werk aan een leergericht leerklimaat ( prestatiegericht) waarbij fouten nuttig en leerrijk zijn. Hecht voldoende aandacht aan het proces, niet alleen aan het einddoel. ( AUTONOMIE, COMPETENTIE)
(4) Werk regelmatig met flexibele groepen (geen vaste niveaugroepen). ( AUTONOMIE, COMPETENTIE)
BETEKENISVOLLE TAKEN (5) Zorg voor elke leerling voor een haalbare en gepaste taak of uitdaging. Leg de lat niet te hoog of te laag maar nét hoog genoeg. ( COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING) (6) Heb respect voor de diversiteit in je klas, zorg ervoor dat élke leerling kan schitteren. Varieer daarom in onderwerpen, werkvormen en activiteiten. Probeer elke leerling aan te spreken vanuit zijn eigen leerstijl. ( INTERESSE) (7) Vertrek vanuit de interesses en sterktes (talenten) van al je leerlingen. Prikkel hun nieuwsgierigheid en interesses. Benut de buurt als leeromgeving. ( INTERESSE, AUTONOMIE) (8) Formuleer duidelijke doelen en verwachtingen. Presenteer uitdagende tussendoelen (stapsgewijs). Formuleer je opdrachten SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel (of aangenaam) en realistisch). ( COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING) (9) Bied kansen aan je leerlingen hun leren zoveel mogelijk zelf te sturen. Maak plaats voor gezamenlijke verantwoordelijkheid en stimuleer leerlingeninitiatief. Geef je leerlingen inspraak in de lesinhoud en werkvormen, laat hen kiezen binnen jouw grenzen. Gebruik flexibele en open werkvormen. (VERBONDENHEID, AUTONOMIE) (10)Laat zien waarom de leerinhoud belangrijk is. Wat kunnen leerlingen uit de taak leren en waarom kan deze kennis/vaardigheid/attitude relevant zijn? Maak het concreet. ( INTERESSE, VERBONDENHEID)
Juni 2014
Visietekst motivatie
ONDERSTEUNING (11)Bied hulp en structuur door concrete en toegankelijke ondersteuning (bv. door gebruik te maken van een stappenplan). Zoek een goed evenwicht tussen autonomie ondersteunen en structuur bieden. ( COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING, AUTONOMIE) (12)Geef constructieve feedback, tips en werkpunten vanuit een waarderende en betrokken relatie. Geef aan waar mogelijkheden zijn tot progressie. ( COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING)
(13)Laat het verband zien tussen wat de leerling doet (of niet doet) en het doel of resultaat dat hij (niet) bereikt. Presenteer oorzaken van slagen en mislukken als beheersbaar en intern en geef aan wat mogelijkheden tot progressie zijn. ( COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING) (14)Geef zo snel mogelijk na het gebeuren feedback en geef heel vaak feedback. Geef 3 keer zoveel positieve als negatieve feedback. ( COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING)
EVALUATIE (15)Laat de leerlingen in de mate van het mogelijke zichzelf en hun klasgenoten observeren (aandacht voor zelf- en peerevaluatie). ( VERBONDENHEID, COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING) (16)Maak vorderingen zichtbaar met observeerbare criteria, doordachte rapporten of een todo-lijstje. Formuleer leerbegeleidende commentaren over wat en hoe. Vier succeservaringen. ( COMPETENTIE, ZELFINSCHATTING)
BASISHOUDING (17)Ken je leerlingen, hun ouders en de buurt. Wees op de hoogte van hun thuissituatie, interesses en ruimere leefomgeving. Werk daarom aan een waardevolle partnerschap met de ouders en probeer zicht te krijgen op de brede leeromgeving van je leerlingen. ( INTERESSE, VERBONDENHEID) (18)Wees zelf gemotiveerd. Hou voeling met je eigen behoeftes, interesses en motivatie. Zorg voor structurele ondersteuning en inspiratie voor jezelf als leerkracht. ( AUTONOMIE, COMPETENTIE) (19)Werk op klas- én schoolniveau. Werken aan een leergericht leerklimaat en ouder- en buurtbetrokkenheid doe je als leerkracht niet alleen. Hiervoor heb je ondersteuning nodig van je collega’s ( COMPETENTIE, VERBONDENHEID)
Juni 2014
Visietekst motivatie
Bijlage II: Achtergrondinformatie Bronnen
Deneve, M. (2012). Hoe kunnen we de motivatie van leerlingen en collega’s positief beïnvloeden? Impuls,jg. 43 nr. 2, 63-70. Prince, A. (2014). Motivation: How to tame the elephant in the classroom? Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Rots, I. “Juf, meester… waarom lezen wij?” (2014). Schoolwijzer COV, maart 2014, 17-19. Te vinden op: http://www.cov.be/basis_03/schoolwijzer_2014_03_01.pdf Van den Branden, Kris. Leerlingen motiveren, hoe? Te vinden op: http://duurzaamonderwijs.com/2013/03/13/leerlingen-motiveren-hoe-2/ Vanhoof, J., Van de Broek, M., Penninckx, M. (2012) Leerbereidheid van leerlingen aanwakkeren: principes die motiveren, inspireren én werken. Leuven: Acco.
Praktijkvoorbeelden
-
Naar de top, Brussels Boxing Academy http://www.canvas.be/programmas/naar-de-top/af0a2943-0e06-4db1-baba-37af93858dd7 Jongeren uit een Brusselse boksclub proberen samen een van de hoogste bergen in de Alpen te beklimmen en zijn tegelijk op zoek naar zichzelf. Ze brengen hun verhaal zelf in beeld met hun smartphone.
-
Dit is Sil http://vimeo.com/25233400 Sil is een lastig kind… of toch niet?
Verbanden met andere OCB-inhouden
Veilig klasklimaat & groepsdynamieken Aangepaste didactiek: differentiatie Breed leren: Vorming ‘Brussel als krachtige prachtige leeromgeving’, Brede School visietekst Visitetekst ouderbetrokkenheid
Juni 2014
Visietekst motivatie
Bijlage III: Ontwikkelingsmodel motivatie
Juni 2014
Visietekst motivatie