Visietekst Taalbeleid 2013-2014 1. Profiel van het KTA Jette Als een Nederlandstalige school in Brussel, worden ook wij geconfronteerd met een veranderende leerlingenpopulatie. Waar er voordien vooral sprake was van een mix tussen Nederlands- en Franstalige leerlingen, hebben we nu te maken met een zeer heterogene groep anderstaligen. Het feit dat Nederlandstalige leerlingen naar scholen in de rand van Brussel en verder daarbuiten gaan, verplicht ons ertoe een nieuw taalbeleid te ontwikkelen dat aangepast is aan de noden van een echte Brusselse school. Veel allochtone ouders sturen hun kinderen naar Nederlandstalige scholen in de hoop dat ze dan betere kansen op de arbeidsmarkt zullen krijgen. Het probleem is echter dat de leerlingen het Nederlands enkel gebruiken op school. Voor velen is het een tweede of derde taal en buiten de school worden ze niet dagelijks geconfronteerd met de Nederlandstalige cultuur. Jongeren zien ook niet altijd de functionaliteit in van een vlotte en grondige beheersing van het Nederlands. Dit heeft gevolgen voor de lespraktijk; vandaar dat didactische ingrepen met NT 2- en NT 3- materiaal noodzakelijk zijn om de Nederlandstalige cultuur te leren kennen. Als school moeten we inspelen op deze taalheterogeniteit en er daarbij de nadruk op leggen dat de kennis van het Nederlands niet alleen een meerwaarde in onze samenleving is, maar ook in de transfer van de eigen taal naar het Nederlands. We kunnen dan spreken van een taalrijkdom in plaats van taalarmoede. Een doorgedreven taalbeleid is niet enkel een noodzaak binnen het Brussels onderwijs, ook in Vlaanderen blijkt dat de algemene taalvaardigheid extra gestimuleerd moet worden. Als Brusselse school willen wij dan ook een voortrekkersrol spelen. Niet enkel Nederlands draagt bij tot een algemene taalvaardigheid, ook moderne talen als Frans en Engels dienen een plaats te krijgen. Dit wordt niet door het taalbeleid expliciet gestuurd, maar wel door het schoolbeleid. Wij implementeren het Pedagogisch Project nauwgezet, zoals dat is vastgelegd door het Gemeenschapsonderwijs, omdat het bijdraagt aan het sociale profiel van onze school. De studierichtingen richten zich op de sociale en artistieke sector, waarbij het omgaan met mensen van primordiaal belang is. Het vlot beheersen van het Nederlands is een minimumvoorwaarde om op adequate wijze te kunnen omgaan met patiënten en klanten. Het belang van communicatieve vaardigheden in functionele contexten staat dan ook voorop bij ons taalbeleid. Dit betekent niet dat wij geen aandacht besteden aan vormvereisten, maar geslaagde communicatieve interactie in specifieke beroepscontexten is nu eenmaal van groot belang. Nieuwe inzichten en samenwerking met externe partners zorgen er voor dat ons taalbeleid dynamisch is: naast een aantal vaste waarden, durven wij degelijk onszelf in vraag stellen en onze aanpak aan te passen.
2. Taalbeleid: specifieke noden 2.1. Technisch onderwijs Het percentage leerlingen in het technisch onderwijs dat Frans of een andere taal als thuistaal heeft, ligt hoog. Ook zijn er veel leerlingen die zowel in het Nederlands, in het Frans als eveneens in een andere taal opgevoed worden. Het Frans wordt dus meer gesproken dan het Nederlands, hoewel dit niet in elke graad grote taalproblemen met zich brengt. In de derde graad TSO hebben de leerlingen een behoorlijk niveau Nederlands, behalve op het vlak van de schriftelijke taalvaardigheid. Ook is er een grote instroom van Nederlandstalige en Frans-Nederlandstalige leerlingen in de derde graad TSO. Het taalniveau van deze leerlingen is meestal behoorlijk, aangezien zij in voorgaande jaren ASO gevolgd hebben. Wij testen alle leerlingen op hun leesvaardigheid en woordenschatkennis in het eerste en derde jaar. Dit wordt naar de ouders en leerkrachten gecommuniceerd met een rapport, opgesteld voor elke individuele leerling waarin een analyse wordt gemaakt. Ook worden er een aantal tips meegegeven om de taalvaardigheid te vergroten. De resultaten voor het vak Nederlands zijn in de 2de graad echter wel een probleem. Vooral in het 2de leerjaar (4de jaar) zijn de resultaten zwakker tot zelfs onvoldoende. De taalzwakte van sommige leerlingen resulteert in zwakke cijfers voor de zaakvakken,
waardoor doorstromen naar een 3de graad TSO onmogelijk blijkt. Om deze problematiek aan te pakken, heeft de school er al vanaf het schooljaar 2006-2007 voor gekozen in alle richtingen TSO extra uren Nederlands te voorzien. Leerlingen met een lichte taalachterstand kunnen zo geremedieerd en bijgewerkt worden en gaan zo beter voorbereid naar de 3de graad. Tijdens dit extra lesuur CA Nederlands gaat extra aandacht naar het herkennen en analyseren van tekststructuren, het remediëren van spellingsproblemen, het inoefenen van communicatieve situaties, bij voorkeur rekening houdend met het beroepsprofiel, lezen en schematiseren van abstracte teksten en schriftelijke taalvaardigheid. De bedoeling ervan is vakoverschrijdend te werken, waarbij leerkrachten van zaak- en praktijkvakken abstracte teksten en/of communicatieve taalsituaties doorspelen naar hun collega’s CA Nederlands. Deze onderwerpen worden behandeld binnen de complementaire uren, waardoor de communicatieve vaardigheden gericht ingeoefend worden en er een diepere verwerking van de leerstof mogelijk wordt. In de derde graad wordt er ook extra ruimte voorzien om de leerlingen ondersteuning te bieden bij het zelfstandig uitwerken van hun GIP. Ook leerlingen kennismaken met academisch Nederlands is hierbij van belang. In de eerste graad A worden er in het eerste leerjaar twee extra uren Nederlands in het lessenpakket opgenomen. Deze twee uren Taalsteun zorgen ervoor dat de leerlingen zeven uur Nederlands per week hebben. Om het leesniveau en taalniveau van onze leerlingen te kennen, worden ze uitgebreid getest. Vanuit de Diataaltesten, testen technisch lezen, het oriënteringsdictee en de eindtermentoets ‘lezen’ in september, blijkt dat vele leerlingen niet het lezersprofiel hebben dat past bij het veronderstelde basisniveau in het eerste jaar secundair onderwijs. De leerlingen scoren vaak onvoldoende voor de verschillende deeltaalvaardigheden. Hierdoor zijn er leerlingen die een leesachterstand hebben die kan oplopen tot twee jaar. Om deze achterstand weg te werken en leerlingen op het juiste niveau te krijgen, wordt er in het eerste leerjaar aan de leesvaardigheid in het Nederlands gewerkt door middel van leesstrategieën, aanbod van zakelijk tekstmateriaal, posterwoorden, ... Via de controletoets technisch lezen en een Diataaltest in de loop van de maand mei, kan dan nagegaan worden in hoeverre de achterstand weggewerkt is. In 1B wordt Nederlands niet meer als een apart vak onderwezen, maar wordt de achterstand weggewerkt in de lessen Project Algemene Vakken (PAV). Daarnaast werken we al sinds oktober 2007 met het Posterproject, ontwikkeld door het toenmalige ‘Nascholing Brussel’, nu ‘Onderwijscentrum Brussel’. Dit houdt in dat alle eerstejaars, zowel in de A- als in de B-stroom, elke week een poster met daarop 10 specifieke schooltaalwoorden aangeboden wordt. Deze abstracte termen of specifieke schooltaalwoorden worden in de lessen Taalsteun en PAV behandeld door het oefenen van verschillende taalvaardigheidsaspecten en het lezen van het bijhorende zakelijke tekstmateriaal. Daarnaast hangen deze posters ook in lokalen van zaak- en praktijkvakken. Het hele leerkrachtenteam wordt zo gestimuleerd en aangespoord om deze woorden in de les ook effectief aan bod te laten komen. Onze ervaring heeft ons geleerd dat dit ook echt resultaat heeft. De Diataalresultaten van mei bevestigen ons dat jaar na jaar. In het begin tweede trimester hebben we het leesbegeleidingsproject, waarbij studenten van de Erasmushogeschool de leerlingen van 1A intensief begeleiden bij het lezen van teksten. Wat aanvankelijk begon als een experimentele vorm van tutorlezen, is ondertussen uitgegroeid tot een vaste stagekeuze bij de Erasmushogeschool. Gedurende 10 weken zullen deze tutoren 2 lesuren intensief werken met een groepje leerlingen (2 tot 5 leerlingen), om het begrijpend en studerend lezen bij de leerlingen te verbeteren. Er zijn eveneens nog verschillende nevendoelen: het verbeteren van technisch lezen, de leerlingen verschillende leesstrategieën laten verwerven, hen tekststructuren gemakkelijker doen herkennen en de woordenschat- en wereldoriënterende kennis vergroten. Vooral zakelijke teksten, uit zaakvakken, zijn belangrijk, maar fictie speelt ook een grote rol. Sinds een aantal schooljaren werkt de bibliotheek van Jette eveneens mee aan het project door met de boekenkar langs te komen, om zo een tekstaanbod op maat van de leerlingen aan te reiken. De leerlingen kunnen 2 keer een boek of stripverhaal ontlenen van de bibliotheek zonder naar de bibliotheek te gaan. Dit verhoogt de leesvaardigheid en de zin in het lezen en neemt de drempelvrees weg om een bibliotheek te betreden. Het leesbegeleidingsproject wordt afgesloten met een slotevenement in de bibliotheek. Tijdens dit slotevenement wordt er interactief voorgelezen uit lectuur die de kinderen tijdens de sessies hebben behandeld. Het leesproject wekt veel enthousiasme op bij zowel de leerlingen, de tutoren (leesvrienden) als de betrokken leerkrachten. Het is al jaren een vaste waarde op de school en we hopen dat het in de toekomst nog kan uitgebreid worden mochten er meer studenten kiezen voor dit project.
2.2. Beroepssecundair onderwijs De leerlingen in het beroepssecundair onderwijs zijn vooral van allochtone herkomst. Het merendeel van de leerlingen komt enkel op school in contact met het Nederlands. Een deel wordt Franstalig opgevoed, een ander deel heeft Frans en een andere taal dan het Nederlands als thuistaal en nog een derde deel spreekt thuis geen Frans of Nederlands. Al deze leerlingen vormen de primaire doelgroep van het taalbeleid op de school. Deze leerlingen hebben niet dezelfde basiskennis qua algemene taalvaardigheid. Daarnaast hebben ze ook een verschillend cognitief abstract taalvaardigheidniveau, waarbij er vaak geen structuur is in hun spreken en schrijven. Dit komt omdat deze leerlingen in een andere taal denken en proberen te vertalen naar het Nederlands, met als gevolg: een zinsbouw en spelling die niet kloppen. Hun woordenschatkennis is eveneens veel te laag. Leer- en gedragsstoornissen komen ook bij deze groep frequenter naar voren, wat het nog moeilijker maakt om op hun specifieke taalproblemen in te spelen. Het Nederlands als instructietaal is een belangrijk werkpunt. Niet de leerstof, maar de wijze waarop leerstof gepresenteerd wordt, kan een struikelblok vormen voor deze leerlingen. Deze leerlingen zien het ‘nut’ van Nederlands niet altijd in, ze beseffen dikwijls niet dat een goede kennis van het Nederlands belangrijk zal zijn voor hun latere beroepskeuze. Vanuit het vak PAV worden de deeltaalvaardigheden voor Nederlands op geïntegreerde wijze aangeboden. In de basisvorming krijgen deze leerlingen immers geen aparte uren Nederlands meer, hoewel wij hierop inspelen via de complementaire uren die de school zelf invult. Deze complementaire uren worden gegeven in de 2de graad BSO. De nood aan extra uren Nederlands wordt herkend door een hertoetsing van de Diataaltest in het 3de jaar. De thuistaal, het algemene taalvaardigheidniveau (getest via hertoetsing Diataal) en de specificiteit van de richting spelen een rol bij het toekennen van deze extra lesuren. We kunnen wel stellen dat een afdeling Publiciteit in het algemeen ‘taalvaardiger’ is dan de richtingen Haarzorg, Voeding en Verzorging. Hiermee houden wij binnen ons taalbeleid ook rekening. In de 1ste graad wordt het Nederlands geïntegreerd in het vak PAV. PAV is dus grotendeels verantwoordelijk voor de uitwerking van de deeltaalvaardigheden. Ook de andere vakken moeten bijdragen tot een betere taalvaardigheid in het gebruik van het Nederlands. Daarnaast wordt er ook gewerkt rond het posterproject. Toch krijgen de leerlingen in het eerste jaar van de B-stroom extra uren Nederlands. Vaak hebben deze leerlingen een grote taalachterstand, wat onze keuze dan ook verklaart. Engels is in de tweede en derde graad BSO een verplicht vak, waardoor er minder mogelijkheden dan vroeger zijn om extra uren Nederlands te organiseren. In de tweede graad krijgen alle leerlingen nog extra uren CAN. In de derde graad is dit echter niet altijd mogelijk. Toch kiezen wij als school ervoor om extra Nederlands te geven in richtingen als Kinderzorg en Thuis- en bejaardenzorg. Dat taalvaardigheid zeer belangrijk is binnen deze beroepsprofielen, hoeft immers geen betoog.
3. Taalbeleid op schoolniveau Een taalbeleid is een geïntegreerd project dat uitgedragen moet worden door alle leerkrachten, niet enkel de taalleerkrachten. Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het Nederlands als instructietaal. Daarom schenken de vakleerkrachten bijzondere aandacht aan leerlinggerichte vaktaal en krijgen leerlingen de nodige feedback op hun taalgebruik. Binnen de praktijkvakken wordt er gewerkt met terminologielijsten / woordenlijsten, waardoor de leerlingen de kans krijgen hun woordenschat op correcte wijze uit te breiden. De vakleerkrachten geven abstracte teksten door aan hun collega’s CA Nederlands, zodat die ook weet hebben van de specifieke problemen binnen het vakgebied van de leerlingen. In de eerste graad kunnen de vakleerkrachten hun teksten doorgeven aan de tutoren van het leesproject. De school organiseert ook nascholingen om het taalbeleid breed te laten dragen. Elke vakgroep heeft een visie ontwikkeld waarbij zij aandacht besteden aan de taalproblematiek. Hierbij worden wij ook ondersteund door externe partners, wiens expertise in taalproblematiek buiten kijf staan. Al jaren kunnen wij rekenen op Frank Delaere en Frank Van Rompaey, pedagogische begeleiders die ook lesgeven over deze problematiek aan toekomstige leerkrachten. Recent hadden we nog een vruchtbare samenwerking met onderwijsondersteuners van het OCB. Dit alles toont aan dat ons taalbeleid allesbehalve een statisch gegeven is. De leerlingen in het eerste leerjaar van de eerste graad worden zorgvuldig gescreend door middel van de Diataaltest. Op basis van deze test wordt er een leerlingenprofiel van alle leerlingen opgemaakt in het leerlingvolgsysteem van Smartschool, zodat ook de collega’s van de zaakvakken deze gegevens kunnen consulteren. De verschillende aspecten worden hierbij doorgelicht: woordbegrip, leesbegrip, lezersprofiel, niveau technisch lezen, mondelinge taalvaardigheid, schriftelijke taalvaardigheid
en zelfwerkzaamheid. De GOK-indicatoren zijn belangrijk bij het opstellen van een leerlingenprofiel. In mei wordt er een controletoets Diataal gehouden, om zo de vooruitgang van de leerlingen te meten. De resultaten zullen ook in het leerlingvolgsysteem op Smartschool verwerkt worden, waardoor zaakleerkrachten weten wat de eventuele pijnpunten van een klas zijn. Via Smartschool kunnen leerkrachten informatie vinden over de visietekst, stappenplannen lezen en woordleer, examens opstellen d.m.v. de kijkwijzer ‘toets je examen’, het schrijfportfolio, een taalgericht lesvoorbereidingsformulier, taalgerichte vaklessen e.d. Vaak zijn dit de presentaties van gevolgde nascholingen in het kader van taalbeleid. Zo wordt de opgedane kennis doorgegeven aan het hele lerarenkorps. Ook wordt er naar gestreefd om taakgericht en taalgericht/taalontwikkelend onderwijs aan te bieden. De leraar is een mentor en treedt niet langer als docent op. Zo verhogen leerlingen hun zelfwerkzaamheid en ontwikkelen ze de vaardigheden om taalproblemen zelf op te lossen (contextueel lezen). De OVUR-strategie vormt hierbij een belangrijke leidraad. Ook wordt er op ludieke wijze aan taal gewerkt via de schoolkrant, de projectweek, … Binnen de huiswerkklas worden de leerlingen begeleid in het plannen van hun werk. Tijdens de studie-uren is er een leeskar aanwezig. Leerlingen die geen taken hebben kunnen rustig een Nederlandstalig tijdschrift lezen. Deze tijdschriften sluiten aan bij de leefwereld van de leerlingen. We proberen een zo ruim mogelijk aanbod aan te bieden (Joepi, Fancy, Flair, Humo, Story, Knack,…). Door het lezen van tijdschriften wordt hun taal op een leuke manier ‘getraind’. Verder is er ook een boeken- en stripkar. Regelmatig worden deze karren aangevuld met nieuwe titels. Op die manier hopen we de drempel bij het lezen te verlagen.
4. Taalbeleid op klasniveau / leerlingenniveau Het is de individuele leerkracht die als eerste leerproblemen opmerkt. Vaak zijn deze problemen talig van aard; een individuele leerkracht kan dan zelf aan remediëring doen. Extra taken, herhalingsoefeningen, bijlessen en individuele feedback zijn hier aan de orde. Ook bij inhoudelijke problemen kunnen leerkrachten specifieke problemen doorspelen aan de taalleerkrachten, die hierop kunnen inpikken tijdens de complementaire uren Nederlands. In het eerste jaar A zijn dit de uren Taalsteun, in de eerste graad B worden deze problemen aangepakt tijdens de uren PAV, waarin het vak Nederlands verweven zit. Problemen op leerlingenniveau worden gesignaleerd tijdens de klassenraden. Hierbij kan de voltallige klassenraad beslissen of de leerlingen extra vakantietaken of toetsen moeten maken. Deze mededeling wordt via speciale formulieren doorgegeven aan de ouders. Leerlingen met een zeer zwak niveau Nederlands worden doorverwezen naar externe organisaties zoals Foyer, die zich met de problematiek bezig houden. Bij oudercontacten kan taal een barrière zijn: door het niet begrijpen van het Nederlands bij de ouders weten ze niet precies welke problemen hun kinderen ondervinden in hun schoolcarrière. Oudere leerlingen inschakelen als tolk kan in sommige gevallen een uitweg bieden. Ouders informatie geven rond NT2-cursussen kan in de toekomst ook een goed initiatief zijn. Nu worden ze al doorverwezen naar ‘Het Huis van het Nederlands’.
5. Implementatie van taalbeleid Vanuit de directie is er een sterke wil om het hele team ertoe aan te zetten om dit project ten volle te ondersteunen. Het taalbeleid is geen vrijblijvend gegeven, maar een wijze van werken die noodzakelijk is zowel nu als in de toekomst. In de eerste graad zijn de uren taalsteun al inhoudelijk sterk uitgewerkt. In de tweede en derde graad TSO/BSO is er nu een inhaalbeweging aan de gang met de complementaire uren Nederlands. Het is wel belangrijk dat er een stroom van tekstmateriaal op gang komt naar de taalleerkrachten. Het is een noodzaak dat zaakleerkrachten in hun jaarvorderingsplannen markeren welke teksten in de complementaire uren verwerkt kunnen worden. Op deze manier kunnen de extra uren Nederlands gestructureerd ingevuld worden. Het is immers zinvoller met teksten te werken die aansluiten bij het beroepsprofiel van de leerlingen. Binnen de vakgroepen PAV en Nederlands wordt er bijzondere aandacht besteed aan het taalbeleid van de school. In de 3de graad TSO werken we ook rond academisch Nederlands, om zo de slaagkansen in het hoger onderwijs te verhogen.
6. Leermiddelen Met betrekking tot het vak Nederlands is er binnen het TSO geopteerd voor continuïteit qua handboeken, het nieuwe leerwerkboek Netwerk TaalCentraal, voor BSO wordt Nedweb gebruikt in alle graden. Op deze wijze streven wij naar een continuïteit in leermiddelen en leerlijnen. Ook wordt er gestreefd naar variatie in methodes: luisteroefeningen, ICT, woordenboek, naslagwerken, taalspelletjes, … geven de mogelijkheid tot afwisseling. Er is ook specifiek lesmateriaal beschikbaar rond het Posterproject, dat in het eerste leerjaar gebruikt wordt. Dit werd ontwikkeld door leerkrachten uit Brusselse scholen, waaronder KTA Jette en Nascholing Brussel - nu Onderwijscentrum Brussel. Het leermiddelencentrum van Onderwijscentrum Brussel bleek in het verleden ook een interessante bron te zijn van informatie en materiaal. Binnen de vakgroepen wordt er ook gewerkt rond het uitwerken van cursusmateriaal. Binnen bepaalde vakken vormen deze cursussen een gestroomlijnd geheel, rekening houdend met leerlijnen, eindtermen en leerplandoelstellingen, al kan er dan de vraag gesteld worden of men hiermee steeds op de specifieke noden van een bepaalde klasgroep inspeelt.
7. Toekomst Naar de toekomst toe, zal ons taalbeleid ongetwijfeld nog aangepast en verfijnd worden. Zo wordt er steeds nagedacht over nieuwe initiatieven om taal te stimuleren. Hierbij spelen natuurlijk de leerdoelen een grote rol: zo kan het zijn dat we ons gaan richten op de doelen van het Europees Referentiekader. Deze bepalen immers de taalvaardigheidniveaus voor alle moderne talen. Dit toepassen op ons taalbeleid, kan op die manier een extra ondersteuning zijn voor moderne talen als Frans en Engels. Want wij hebben, als Brusselse school, een belangrijk doel: leerlingen klaarstomen voor een arbeidsmarkt die om meertalige werkkrachten vraagt. Ondanks de nood aan een doorgedreven taalbeleid om het Nederlands te stimuleren, mag ook niet uit het oog verloren worden dat onze leerlingpopulatie wel andere talen beheerst.