Dit is het verslag van de drie workshops die werden gehouden tijdens de G30-bijeenkomst van 1 februari 2016. Dit verslag vormt geen volledige analyse van de problematiek en van de oplossingen. Het is louter een aanzet voor verdere analyse en een inspiratie voor het uitwerken van initiatieven/actiepunten uitgaande van individuen, organisaties, schakels en overheden. Dit zal een continu proces zijn dat niet in een verslag weer te geven is. Om die reden wordt een webpagina ter beschikking gesteld op http://lv.vlaanderen.be/nl/dier/varkens/varkenstop-g30 waar met een aantal actiepunten een eerste aanzet zal worden gegeven. De deelnemers aan de workshops zullen in eerste instantie kunnen reageren, daarna kunnen alle belanghebbenden verdere input geven.
G30-varkenstop – Gent, 1 februari 2016 Toekomststrategie voor de Vlaamse varkenssector Samenvattend verslag van de 3 workshops Verslaggevers: Evelien Decuypere, An De Praeter, Sarah De Smet, Lieve De Smit, Suzy Van Gansbeke, Goedele Vrints
Workshop 1: Marktwerking en informatie
De workshop werd voorafgegaan door een korte toelichting over producentenorganisaties (PO), unies van producentenorganisaties (UPO) en branche-organisaties (BO). Volgende vragen werden aan de deelnemers gepresenteerd: Hoe kan de marktwerking op midden lange termijn verbeteren? Welke rol kan een PO hierin spelen? Welke marktinfo kan op welke manier en door wie verzameld worden en ter beschikking gesteld worden?
Aanwezigheid van juiste statistieken en marktgegevens Alle informatie die invloed heeft op de markt zou verzameld moeten worden. Het is de rol van de overheid om deze informatie op een snelle manier ter beschikking te stellen en marktinformatie die momenteel niet voorhanden is, afdwingbaar te maken. Aangehaalde voorbeelden:
Slachtgegevens moeten sneller bekend zijn. KI-Centra: gegevens over verkochte dosissen sperma moeten een indicatie kunnen geven over aantal vleesvarkens die later op markt komen Meer Actuele gegevens over de varkensstapel (en niet enkel de mei- en novembertelling) Varkensvlees in stock
Het is niet de rol van de overheid om deze ruwe informatie te interpreteren. Dit zou eerder weggelegd kunnen zijn voor een PO of UPO. Het is immers de kunst om alle beschikbare informatie juist te interpreteren en deze te vertalen naar advies, zodat dit als hapklare, verstaanbare informatie tot bij de varkenshouder kan komen. Marktinformatie is niet enkel voor de producent belangrijk, maar is voor iedereen in de keten interessant. Duidelijke marktinformatie en transparantie wordt als prioritair aangeduid!
Afstemmen vraag en aanbod 1.
Vraagzijde: Hoe kan je de markt vergroten
Het moet mogelijk zijn om de export te doen stijgen door op meer markten af te zetten. Er zijn nog kansen in nieuwe landen/afzetgebieden. Daarnaast is er nood aan meer exportpromotie doorheen heel de keten. Voor wat betreft de binnenlandse consumptie zijn er een aantal bedreigingen (vegetarisme, weren van varkensvlees uit scholen/grootkeukens, …). Hiertegenover zouden de positieve effecten van vlees meer in de verf gezet moeten worden.
Het imago van (varkens)vlees moet omhoog. Er moet meer ingezet worden op productontwikkeling: met topproducten moeten we het verschil maken. Hiervoor is ook doorgedreven wetenschappelijk onderzoek nodig. We moeten streven naar volledig Belgische binnenlandse consumptie. Hiervoor zijn weinig labels voorhanden. Er zijn geen duurzaamheidslabels om Belgische producten te kiezen. Zulke labels zouden gehanteerd kunnen worden bij openbare aanbestedingen, scholen….
2. Aanbodbeheersing Er wordt geopperd dat een prijs niet vaststaat. Je kunt niet vertrekken van een verkoopprijs die bestaat uit de kostprijs + een toeslag. De prijs is een resultante van vraag en aanbod. Aanbod beheersen zou daarom de prijs kunnen doen stijgen. Er wordt een voorstel gedaan om het aanbod te beheersen door de bezettingsdichtheid van vleesvarkens te verlagen (verhogen van de beschikbare oppervlakte per dier) of uitstapmaatregelen mogelijk te maken. Dit moet wel Europees geregeld worden. Hierover is zeker geen unanimiteit en het grote knelpunt blijft wie de aanbodbeheersing moet sturen. Wel hoopt men dat, indien er meer marktgegevens voorhanden zijn, deze mogelijk invloed zullen hebben op het aanbod. Binnen een bepaald concept of uitgewerkte niche moet er zeker aandacht zijn voor aanbodbeheersing.
Prijstransparantie Er moet meer transparantie zijn over de prijsbepaling door verschillende schakels in de keten. Het moet duidelijk zijn hoe men tot de prijs komt die de consument betaalt.
Producentenorganisatie en brancheorganisatie Een aantal losse voorstellen die gelanceerd zijn rond PO’s:
Een PO zou de discussie moeten kunnen voeren met de retail. Een PO per nichemarkt/marktconcept. PO moet gericht zijn op meerwaardecreatie PO moet komen op initiatief van de producenten zelf PO mag zeker geen nieuwe vakbond zijn Er zijn nog veel onduidelijkheden over wat een PO kan en mag. Het is aan de overheid om hierover duidelijkheid te scheppen. Kan een concepttoeslag verankerd worden in een PO? Kan het de boer zekerheid geven over deze toeslag over verschillende jaren? Landbouwers willen wel aanpassingen doen (die vaak kostprijsverhogend zijn), maar willen daarom ook zekerheid over de toeslag die men hier voor krijgt. Men wil ook zekerheid dat een label niet de norm wordt. PO zou meer rechtszekerheid moeten brengen. PO zou kunnen bijdragen tot meer markttransparantie Is een PO noodzakelijk om de boer een stem te geven in een brancheorganisatie (BO)? Er kan ook verticale samenwerking zijn zonder een PO!
Rollen:
De overheid moet zorgen dat ondernemerschap gestimuleerd wordt, o.a. door vereenvoudiging van regelgeving en door er over te waken dat wijzigingen van regels/wetgeving, niet kostprijsverhogend werkt. De overheid moet in eerste instantie faciliteren. Zo moeten ze er mee voor zorgen dat een PO van de grond kan komen. De PO moet inzetten op meerwaarde en export en moet er voor zorgen dat (een deel van) de meerwaarde bij de boer terecht komt.
Een BO moet dan weer eerder inzetten op transparantie en Imago. Ook export is hier belangrijk.
Geen inmenging van de overheid in de markt Hierover is er eensgezindheid.
Workshop 2: Differentiatie / segmentatie op binnenlandse en buitenlandse markt
De workshop werd voorafgegaan door een korte samenvatting van de studie “Weg met de eenheidsworst” waarin de markt van het gedifferentieerd varkensvlees in Vlaanderen werd verkend, en een inleiding op de exportpositie en strategie van de Vlaamse varkenssector. Op 3 vragen is (gedeeltelijk) ingegaan met alle workshopdeelnemers: Hoe kan de Vlaamse varkensketen zich differentiëren op de binnenlandse markt? Hoe kan de smaak en de vleeskwaliteit van het Vlaamse varken verbeterd worden? Gelden de segmenten op de binnenlandse markt ook voor export?
Noot: niet alle door de subgroepen aangebrachte thema’s zijn besproken.
Vraag 1: Hoe kan de Vlaamse varkensketen zich differentiëren op de binnenlandse markt?
10 “segmenten” werden onderscheiden: (in volgorde van vermelding, niet in volgorde van belang, geen exhaustieve lijst) 1.
Varkensvlees met een hogere sensorische kwaliteit
Smaak, textuur, geur (incl. afwezigheid van berengeur) enz. Bv door 1-1,5% extra intramusculair vet na te streven, wat visueel niet zichtbaar is, maar de smaak gevoelig verbetert. Dit geldt voor elk segment en voor elk product, maar is zeker van belang voor carré en ham. Deze verbetering moet aangemoedigd worden doorheen de volledige keten. 2.
Nostalgisch kringloopvarken, bv gericht op stadsbevolking
Beschikkend over uitloop, gevoederd met grondstoffen zoals bijproducten uit voedingsindustrie of overschotten. 3.
Het slagerskwaliteit varken/horeca varken (knelpunt: slagersmarkt is eerder dalend)
Gekenmerkt door een zeer directe vorm van feedback vanwege de consument en relatief lager belang van prijs. 4.
Antibiotica-arm tot antibioticavrij varken (eerste = basisvereiste),
Te koppelen aan gezond aspect van het product (en dus niet zozeer aan het verlagen van het risico van de productiewijze voor de volksgezondheid). 5.
Varkens met een verhaal
Productiewijze, genetica, voeder, bedrijf,…: verschillende elementen kunnen worden aangegrepen om een verhaal te brengen dat kan aanslaan bij bepaalde afnemers. Consequentie, transparantie en communicatie zijn van belang. 6.
Het standaardvarken, conform Europese normen
Dit moet kunnen concurreren (op vlak van kwaliteit en van kostprijs) met buitenlands aanbod, en ruimte laten voor varkens met een meerwaarde (op vrijwillige basis). 7.
Varken met beter dierenwelzijn
EU-normen= standaard, extra bovenwettelijke eisen die extra kosten teweegbrengen moeten doorgerekend kunnen worden in de vorm van een permanente toeslag. 8.
Bio-varken
Aanbod volgt vraag niet, maar omschakeling vergt hoge drempel voor gangbaar varkensbedrijf (wellicht gemakkelijker in te stappen vanuit hobby). 9. Het varken met hoge technologische kwaliteit voor de verdere verwerking (bv verwerking van achterhammen tot kookhammen). 10.
Varken van Belgische (Vlaamse) origine
Daarnaast zijn 6 opmerkingen meegegeven die bij alle segmenten van toepassing zijn:
Er is nood aan een instrument om marktnoden snel te kunnen capteren en doorheen de keten te communiceren; bv in de vorm van verticale samenwerkingsvormen. Prijs blijft in alle segmenten van belang. Het relatieve belang kan wisselen, maar er is geen enkel segment waar prijs niet meespeelt. Beschikbaarheid is in alle segmenten van belang (bv bio, Duke of Berkshire). Er moet een continu aanbod zijn van voldoende omvang (in functie van de grootte van het specifieke segment). Het (onterecht) imago van goedkoop en ongezond vlees moet omgebogen worden (de nodige argumenten zijn beschikbaar en het positiever wordend imago van “vet versus koolhydraten” is gunstig), varkensvlees zou als een vorm van wit vlees of een alternatief voor kip moeten worden neergezet. Meerkosten die een meerwaarde creëren moeten altijd kunnen worden doorgerekend. Alle segmenten hebben bestaansreden en een markt, het is geen kwestie van of/of maar en/en.
Vraag 2: Hoe kan de smaak en de vleeskwaliteit van het Vlaamse varken verbeterd worden? 1. Er is nood aan online meetmethodes in het slachthuis om aan (smaak- en) vleeskwaliteit gekoppelde parameters te kunnen bepalen, bv waterhoudend vermogen, intramusculair vet. Varkenshouders zouden in functie daarvan moeten betaald worden (zoals nu o.b.v. karkaskwaliteit). MAAR: ook transport en slachten bepalen vleeskwaliteit. Er moet dus een manier worden gevonden om deze invloeden niet mee te nemen. De parameters kunnen dan ook worden meegenomen in de fokkerij. Een meetmethode waarbij vleeskwaliteit op het levende varken op het varkensbedrijf kan worden gemeten lijkt voorlopig niet realistisch, maar is op LT wel wenselijk. Smaak is een nog complexer begrip dan vleeskwaliteit, maar is en blijft een zeer belangrijk aspect. M.a.w. karkaskwaliteit is een belangrijk kenmerk, maar moet hand in hand gaan met vleeskwaliteit en smaak. 2. Er zijn al heel veel studies/onderzoeken gedaan naar de factoren die een invloed hebben op vleeskwaliteit, maar sommige gekende aspecten zouden nog niet (volledig) zijn geïmplementeerd in de huidige lastenboeken. 3.
Smaakvoller vlees wordt bekomen via a.
Voeding (mogelijk gedeeltelijk subjectief, dus passend in een “verhaal”)
b. Genetica (hierin speelt slachtleeftijd een rol, ouder varken= smakelijker), hetzij nieuwe genetica, hetzij door verbetering van courante kruising c.
Management.
Vraag 3: Gelden de segmenten op de binnenlandse markt ook voor export? In de groep zijn 2 “strekkingen” te horen: 1.
Ja
2. Voor het Vlaamse standaardvarken, d.w.z. conform EU-normen, tegen redelijk concurrentiële prijs en met excellente karkaskwaliteit, is overal markt te vinden als aan 2 voorwaarden wordt voldaan: a) Markttoegang. Belangrijke (bv. Aziatische) markten zijn nog altijd gesloten. Het FAVV heeft al bijkomende middelen ingezet om de cel export meer slagkracht te geven voor het onderhandelen over openstelling van nieuwe markten. Het is nodig deze inspanningen verder te zetten. b) Er mag geen smet zijn op het imago op het vlak van voedselveiligheid (reëel dan wel gepercipieerd, antibioticagebruik speelt daar een rol in). Voorkomen van imagoschade en inzetten op het reduceren van antibioticagebruik is zeer belangrijk.
Workshop 3: Alternatieve verdienmodellen
De centrale vraag die tijdens de workshop werd bediscussieerd luidt als volgt: hoe kunnen bedrijven die met het klassieke verdienmodel niet rendabel zijn zich heroriënteren? Deze vraag werd bij de discussie opgesplitst in twee deelvragen: Welk alternatief verdienmodel maakt de meeste kans om tegen 2030 courant te worden toegepast in de praktijk Hoe kunnen deze alternatieve verdienmodellen optimaal worden ondersteund? Of m.a.w. op welke organisaties, maatregelen, samenwerking moet bij de implementatie van deze verdienmodellen extra worden ingezet? De workshop werd ingeleid door een praktijkgetuigenis van een varkenshouder die recent heeft beslist om zijn bedrijfsactiviteiten af te bouwen en binnenkort stop te zetten. De varkenshouder belichtte o.a. hoe de beslissing werd gemaakt om te stoppen met de
varkenshouderij, welke alternatieve mogelijkheden werden onderzocht en welke knelpunten hierbij werden ervaren. Naar aanleiding van de centrale vraag in deze workshop, werd gesteld dat een correcte financiële evaluatie essentieel is om te kunnen besluiten of een bedrijf al dan niet rendabel/solvabel is. Uit de praktijk blijkt dat bepaalde varkenshouders onvoldoende op de hoogte zijn van de rendabiliteit van hun bedrijf. Bovendien moet een bedrijfsplan regelmatig worden geactualiseerd.
1. Welk alternatief verdienmodel maakt de meeste kans om tegen 2030 courant te worden toegepast in de praktijk? De volgende verdienmodellen werden door de workshop-deelnemers naar voor geschoven en geprioriteerd van hoogste naar laagste prioriteit van voorkomen tegen 2030:
1) Clustering - horizontaal en verticaal De deelnemers verwachten dat clustering / samenwerking tussen varkenshouders (horizontaal) en tussen ketenpartners (verticaal) aan belang zal winnen. Voorbeeld van een horizontale clustering is een gezamenlijke aanpak van varkenshouders met een gelijkgezinde visie rond bijvoorbeeld dierenwelzijn of antibioticumreductie. Een producenten-/minibranche-organisatie kan hierbij een mogelijke meerwaarde creëren. Bij verticale clustering/integratie doorheen de keten werd benadrukt dat een goede vertrouwensrelatie tussen de ketenpartners belangrijk is en dat de varkenshouder uit vrije wil deze keuze moet kunnen maken.
2) Stoppen met de varkenshouderij – kiezen voor een ander beroep Het is belangrijk om als varkenshouder af te wegen (goede zelfkennis) of men een ondernemer/bedrijfsleider of een vakman is. Eén van de mogelijkheden van varkenshouders die zelf hun bedrijf stopzetten, kan zijn het in loondienst gaan werken bij een andere varkenshouder. Ook het afstoten van de varkenstak (in geval van gemengd bedrijf) en herbestemming van de gebouwen (verhuur/andere teelt) behoren tot de mogelijkheden.
3) Korte keten/niche Er werd benadrukt dat korte ketenverkoop (vb. het uitbaten van een hoevewinkel/slagerij) via alternatieve afzetkanalen slechts voor een beperkt aantal bedrijven/bedrijfsleiders is weggelegd. Deze behoren vaak al tot de top van de sector. Ook het vermarkten via een conceptlabel (product met toegevoegde waarde) vergt een professionele aanpak, veel tijd en financiële middelen. Bovendien moet door middel van deze afzet een substantiële financiële meerwaarde kunnen worden gecreëerd voor het bedrijf. Voor bedrijven die niet rendabel zijn, lijkt dit dus geen goed alternatief verdienmodel te zijn.
4) Reconversie Als voorbeelden van reconversie werden algenkweek, insectenkweek en aquacultuur aangehaald. Maar voor voorgaande alternatieven blijkt er momenteel onvoldoende markt te zijn.
2. Hoe kunnen deze alternatieve verdienmodellen optimaal worden ondersteund? M.a.w. op welke organisaties, maatregelen, samenwerking moet bij de implementatie van deze verdienmodellen extra worden ingezet? Volgende noden en mogelijke acties werden op deze workshop aangehaald:
Een grotere bewustwording van de rendabiliteit/solvabiliteit is bij vele varkenshouders noodzakelijk. Hierbij ligt verantwoordelijkheid bij bedrijfsleiders (bedrijfsplannen moeten regelmatig worden geactualiseerd) en de andere ketenpartners + overheid: Er is nood aan overdracht van kennis (vanuit de overheid) betreffende het financiële aspect wat zijn de mogelijkheden voor een individueel bedrijf?
Om marktkennis te kunnen opbouwen is er nood aan actuele betrouwbare statistieken betreffende o.a. de richtprijs per varken. Bij het verzamelen en verspreiden van deze informatie is een rol voor de overheid weggelegd. Meer informatie/kennisdeling en samenwerking tussen de verschillende ketenpartners is hierbij noodzakelijk. Deze wordt momenteel deels belemmerd door gebrek aan vertrouwen, en deels door wettelijke barrières i.k.v. privacy en mededinging. Naast tools voor productieverhoging, zijn ook meer tools voor rendementsverhoging nodig.
Stoppende varkenshouders moeten extra worden begeleid en geïnformeerd over hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Bij wijze van outplacement is het aangewezen om extra begeleiding en loopbaan-coaching te organiseren. Vele instrumenten zijn hierbij al beschikbaar, maar nog onvoldoende bekend/benut door de landbouwers.
De mogelijkheden/vereisten om te kunnen beschikken over een vervangingsinkomen moeten meer kenbaar worden gemaakt.
Buffers (die kunnen worden aangelegd in goede periodes en die kunnen worden gebruikt in moeilijke periodes) moeten fiscaal interessanter worden gemaakt.
De mogelijkheden voor flexibele kredietvorming bij investeringen (bv. minder/niet afbetalen in moeilijke periodes en meer afbetalen in goede periodes) moeten worden nagegaan. Kortlopend kapitaal moet soepeler (terugverdientijd <15 jaar, beschikbaar bedrijfskapitaal) worden gemaakt. Het is belangrijk dat de sector hiervan bewust wordt gemaakt.
Bij de korte ketenverkoop is het noodzakelijk om de wettelijke regels waaraan de varkenshouders moeten voldoen te ontsluiten in begrijpbare taal.
Er wordt gesteld dat het bij bovenstaande alternatieve verdienmodellen heel belangrijk is om de goede instrumenten en mogelijkheden die o.a. binnen Boeren op een Kruispunt reeds beschikbaar zijn, optimaal te gebruiken en nog meer kenbaar te maken. Een goede opbouw van praktijkkennis en wisselwerking (doorstroom van problemen/oplossingen naar de praktijk en terug) is belangrijk. Centraal bij het kiezen voor een alternatief verdienmodel staat dat de varkenshouder zelf eervol een keuze kan maken en hierbij voldoende dient te worden begeleid.