position p@per over
Marktwerking en nieuwe ICT-markten
Dit position paper is het resultaat van een verkenning naar de Marktwerking en nieuwe ICT-markten
december 2000
De Projectgroep ICT & MW bestaat uit: Delroy Blokland Wim Dobbe Marian Feenstra (projectleider) Chris Jetten Raoul Linschoten Ingrid Post OCnr.: 09022001_1705_ES
2
Inhoudsopgave Samenvatting
5
Opdracht
10
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2
Inleiding Inleiding Probleemstelling Definities en afbakening Casestudies Indeling notitie Economische kenmerken ICT-markten
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3
Inleiding Informatie als economisch goed Netwerkeffecten van informatietechnologie Transactiekosten en electronic commerce Conclusie Bedrijfsstrategieën
3.1 3.2 3.3 3.4 4
15 15 17 18 21
23 23 26 27
Condities voor functioneren (ICT) markten
Inleiding Doelstellingen overheidsinterventie Informatiemarkten Goederen en diensten markten Conclusie
29
29 29 31 36 37
Noodzaak tot verandering?
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 6
15
23
Inleiding Informatiemarkten Goederen en diensten markten Conclusie
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 5
10 11 11 11 12 13
Reflectie op ordeningsinstrumentarium
39
Inleiding Mededingingsrecht en -wet Standaardisatie en technologiebeleid (EU hor. richtlijnen; O&O en specialisatie) Consumentenbeleid (EU richtlijnen; e-commerce en verkoop op afstand) Intellectueel eigendom Telecommunicatiewet Mediawet
39 39
Conclusies en aanbevelingen
Bijlage I
Bijlage II
42 43 45 47 49 51
Case-studies: nieuws, muziek, software en verzekeringen
53
Interviews
54
3
4
hoge prijs te betalen. Het gevolg is dat goederen van een hoge kwaliteit uiteindelijk niet meer worden aangeboden.
Samenvatting Dit position paper heeft tot doel een beeld te geven van de impact van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) op het functioneren van markten. Centrale vragen daarbij zijn: wat zijn de economische kenmerken van informatiemarkten en hoe verandert e-commerce de marktstructuur? Verder signaleren we potentieel marktfalen en de manier waarop bedrijfsstrategieën hierop inspelen. Als derde analyseren we de mogelijke effecten op statische en dynamische efficiëntie om vervolgens condities en randvoorwaarden te formuleren voor het goed functioneren van markten in het digitale tijdperk. Onder statische efficiëntie verstaan we kostenminimalisatie en een goede aansluitoing tussen vraag en aanbod in termen van prijs en hoeveelheid. Met dynamische efficiëntie bedoelen we de aansluiting tussen vraag en aanbod door de tijd. Ook technologische vernieuwing (innovatie) valt hieronder. Tenslotte proberen we in te schatten of gesignaleerde vormen van marktfalen en condities voor goed functioneren door de tijd aansluiten bij een aantal, vooral Europese, ordeningswetten. Om de effecten van ICT zo duidelijk mogelijk in beeld te brengen, richt het onderzoek zich voornamelijk op de markten voor informatiegoederen, zoals nieuws, muziek en software. De invloed van ICT op deze markten blijkt zeer groot te zijn. Maar ook de goederenen dienstenmarkten blijven niet onvermeld, zoals de markt voor verzekeringen.
Non-rivaliteit
Informatie kenmerkt zich door non-rivaliteit. Iedereen kan aangeboden informatie gemakkelijk verspreiden of kopiëren. In tegenstelling tot veel andere goederen wordt informatie niet verbruikt, maar gebruikt. Eenmaal geproduceerde informatie kan zeer eenvoudig weglekken en door derden worden gebruikt. Dit zogeheten free riderprobleem werkt demotiverend op producenten. Ze hebben immers wel hoge kosten om hun informatiegoed op de markt te brengen. Kostenstructuur
De vaste kosten van initiële productie van informatiegoederen zijn hoog, de marginale kosten van reproductie laag. Hoe groter de afzet, des te lager de gemiddelde kosten. Door die schaalvoordelen kan één dominante producent ontstaan, die zijn macht op de markt gemakkelijk kan handhaven. Een nieuwe producent moet immers wel een heel groot financieel risico nemen om die marktmacht over te nemen. Deze dreigende ontwikkeling ligt bij informatiegoederen met een heterogeen karakter minder voor de hand. Bij die goederen wordt minder op prijs geconcurreerd. Netwerkexternaliteiten
Informatietechnologieën beperken de concurrentie. Zeker als technologieën niet compatibel zijn, kunnen consumenten als het ware ‘veroordeeld’ worden tot een bepaalde technologie. Deze netwerkeffecten hebben een interne en een externe werking. Intern uiten deze effecten zich doordat consumenten, die eenmaal voor een bepaalde technologie hebben gekozen, niet zonder aanzienlijke kosten kunnen overstappen op een andere technologie. De externe werking komt erop neer dat de waarde van een technologie voor een individuele afnemer toeneemt naarmate er meer afnemers van die technologie zijn. Door het optreden van deze netwerkexternaliteiten neemt het voordeel voor individuele afnemers weliswaar toe, maar de keerzijde is dat het voor alternatieve aanbieders steeds moeilijker wordt om hun product af te zetten. Een bekend voorbeeld hiervan is Microsoft. Alternatieve besturingssystemen zoals Linux, Corel en Macintosh krijgen op de markt weinig kans. Het gevolg is een situatie waarin één producent de
Informatiemarkten en potentieel marktfalen
Hieronder volgen vier specifieke kenmerken van (de markt van) informatiegoederen die aanleiding kunnen geven tot het marktfalen. Informatieasymmetrie
Informatie is een ervaringsgoed. Pas tijdens het gebruik blijkt de werkelijke waarde van de informatie. Consumenten zijn niet in staat vooraf onderscheid te maken tussen goederen met een hoge kwaliteit en die met een lage kwaliteit. De informatieasymmetrie tussen producent en consument over de kwaliteit van het aanbod leidt ertoe dat consumenten niet bereid zijn een
5
productinformatie beschikbaar en wordt de markt transparanter. Vraag en aanbod vinden elkaar beter. Door meer transparantie en lagere transactiekosten zijn zelfs transacties mogelijk die tot voor kort te kostbaar waren (bijvoorbeeld door hoge zoekkosten). Er zijn nieuwe markten ontstaan. Ook ontstaan echter nieuwe bedreigingen voor een goede marktwerking. Het aanbod van informatie op internet is zo enorm dat dit ten koste gaat van de transparantie van de markt. Om de gewenste informatie te vinden zijn bedrijven en consumenten steeds meer aangewezen op zoekmachines. Helaas zijn de ‘hits’ van deze zoekmachines allerminst betrouwbaar. De zoekresultaten zijn vaak gemanipuleerd. De gevonden treffers voldoen daardoor vaak onvoldoende aan de wensen van de consument.
markt domineert en waarin nauwelijks sprake is van een gezonde concurrentie.
Goederen- en dienstenmarkten: voor- en nadelen van e-commerce
E-commerce wordt gedefinieerd als elke vorm van zakelijke transactie waarbij de contacten tussen partijen elektronisch verlopen in plaats van via fysieke uitwisseling en direct contact. Kenmerkend voor e-commerce is dat de fysieke goederenstromen worden losgekoppeld van prijsvorming. E-commerce heeft vele verschijningsvormen. De belangrijkste voor dit position paper zijn: • business-to-business: B2B markt (virtuele marktplaatsen); • business-to-consumer: B2C markt (virtuele retail); • consumer-to-business: C2B markt (inkoopkracht consumenten); • consumer-to-consumer: C2C markt (veilingen consumenten). Voor de goederen- en dienstenproducent die zich met e-commerce op de ICT-markt begeeft, zijn er voor- en nadelen.
Bedrijfsstrategieën om marktfalen te voorkomen
De constatering dat bepaalde vormen van marktfalen latent aanwezig zijn op de markt voor informatiegoederen wil nog niet zeggen dat een overheid die zich het goed functioneren van markten tot doel heeft gesteld onmiddellijk moet ingrijpen. Producenten op de informatiemarkt blijken namelijk zelf strategieën te ontwikkelen om bepaalde latente vormen van marktfalen niet tot wasdom te laten komen.
Efficiëntie versus bundeling van inkoopmacht
Er wordt veel geïnvesteerd in e-commerce. E-commerce brengt dan ook belangrijke voordelen met zich mee. Inkoop, verkoop en service kunnen direct via het internet plaatsvinden, compleet met elektronische coördinatie en afhandeling van bestellingen, betalingen, facturen en dergelijke. Een onderneming die e-commerce succesvol in zijn bedrijfsproces weet te integreren, kan een stuk efficiënter werken. Maar de medaille heeft ook hier een andere kant. Er kunnen zich problemen met e-commerce voordoen, vooral doordat op de virtuele markten snel een bundeling van inkoopmacht kan plaatsvinden. Zo kunnen producenten met slechts één druk op de knop informatie uitwisselen die nodig is om de prijzen elektronisch te coördineren. Ook kunnen zij bepaalde ondernemingen van toegang tot een virtuele marktplaats uitsluiten.
Informatieasymmetrie
Het probleem van informatieasymmetrie blijkt voor bedrijven goed te verhelpen. Zij maken gebruik van previewing (het gratis weggeven van een - uitgeklede - versie van het informatiegoed) en stellen recensies beschikbaar van onafhankelijke derden, waardoor nieuwe klanten zich van de kwaliteit kunnen vergewissen. Op die wijze investeren de producenten in naamsbekendheid en reputatie van het bedrijf. Non-rivaliteit
Informatie zelf wordt gekenmerkt door nonrivaliteit, maar dat geldt dat niet voor de dragers van informatie. Een belangrijke strategie van bedrijven is het koppelen van hun informatieproduct aan een drager. Daardoor wordt het goed uitsluitbaar gemaakt en kunnen de bedrijven er een prijs voor vragen. Een andere optie is het informatieproduct te koppelen aan reclame, die de productiekosten geheel of gedeeltelijk dekt. Een derde strategie
Lage transactiekosten versus aanbod van informatie.
Door technologische vernieuwingen zijn de transactiekosten gedaald. Bovendien is door grootschalig gebruik van internet meer
6
goed functioneren van de Nederlandse markten voor goederen en diensten. De projectgroep ICT&MW vertaalt die missie op de volgende manier: "het bevorderen van statische en dynamische efficiëntie op informatiemarkten en goederen en dienstenmarkten beïnvloed door ICT, teneinde welvaartswinsten te maximaliseren". 3. Ten slotte vertalen we de gesignaleerde vormen van marktfalen in effecten op statische en dynamische efficiëntie. Daarmee kunnen we vervolgens de condities en randvoorwaarden formuleren waarmee negatieve effecten worden ondervangen.
bestaat uit het aanbrengen van softwarematige aanpassingen die illegale reproductie tegengaan. Kostenstructuur
Bij aanbod van heterogene producten is de kans op marktfalen door de kostenstructuur kleiner. Daarom differentiëren veel aanbieders hun producten. Maar als de vraag van consumenten niet erg heterogeen is, zal de differentiatiestrategie weinig uithalen. In dat geval kunnen producenten het beste proberen de lage marginale kosten uit te buiten door op grote schaal te gaan produceren. Mogelijke uitkomst: een felle concurrentiestrijd en naar nul tenderende winstmarges.
Schematisch weergegeven:
Netwerkexternaliteiten
Bedrijven proberen netwerkexternaliteiten niet te voorkomen, maar juist uit te buiten. Zo geven zij nieuwe producten soms gratis weg, met de bedoeling de prijs later geleidelijk te verhogen. Ook komt het voor dat hardware tegen een lage prijs wordt aangeboden. Door de verkoop van de bijbehorende software maken de betreffende bedrijven dan grote winsten. Beide strategieën zijn gericht op het binden van gebruikers. Overigens is het ook nog mogelijk om een product met netwerkeffecten te koppelen aan een product zonder netwerkeffecten, om zodoende op twee markten dominantie te verwerven. Maar er zijn ook producenten die overeenstemming bereiken over een gemeenschappelijke standaard. De positieve netwerkexternaliteiten vallen dan niet toe aan één producent, maar aan alle producenten die de betreffende technologische standaard overnemen.
Condities voor het functioneren van (ICT-) markten
Om een goed functioneren van (ICT-) markten te bereiken, moeten we condities en randvoorwaarden opstellen die marktfalen vaker moeten voorkomen. Dat doen we als volgt: 1. We constateren allereerst dat niet alle vormen van markt falen door bedrijfsstrategieën worden opgelost. Niet opgelost worden: marktmacht, transparantie en netwerkeffecten. 2. Daarna werken we de missie van de directie Marktwerking uit in termen van statische en dynamische efficiëntie. Die missie is: het scheppen van optimale condities voor een
7
Bedrijfsstrategieen & Marktfalen
Effect op statische (SE) en dynamische efficiëntie (DE)
Condities & randvoorwaarden
SE +/- en DE –
-absolute bescherming -stimuleren toetreding
SE/DE + SE +/- en DE – SE – en DE +/-
-koppelverkoop verbieden -tijd en breedte IE op maat
Informatiemarkten
Marktmacht-> Toetredingsdrempels door: Kostenstructuur Strategisch gedrag - Bundeling - Koppelverkoop - Intellectueel eigendomsrecht - Prijsstrategieën - - excessieve prijzen - - predatory pricing Informatie asymmetrie Geen marktfalen geconstateerd Netwerkeffecten (samenhang met marktmacht) Standaardisatie: - open - gesloten
-verbod misbruik machtspositie -verbod predatory pricing
SE/DE – SE +/- en DE -
SE/DE + SE/DE -
-verbod misbruik van standaard -stimuleren/faciliteren en soms afdwingen (dwanglicenties)
Marktmacht - Virtuele marktplaatsen
SE/ DE +/-
-toegang -verbod misbruik machtspositie
Transparantie - Zoekmachines/agents
SE/DE +/-
-informatieplicht -misleiding verboden
Goederen en dienstenmarkten
Netwerkeffecten Niet geconstateerd
Toelichting op tabel. In de eerste rij staan de potentiële vormen van marktfalen en de bedrijfsstrategieën die hierop aangrijpen. In de tweede rij of dit een positief (+) dan wel negatief (-) effect heeft op statische efficiëntie (SE) en dynamische efficiëntie (DE). Tenslotte zijn in de derde rij in steekwoorden de condities en randvoorwaarden genoemd die de negatieve effecten op statische en/of dynamische efficiëntie oplossen. Raakvlakken met ordeningswetten
Mededingingswet
De Mededingingswet verbiedt het misbruiken van een economische machtspositie. Dit verbod is zeer breed te interpreteren. Zo kan het opwerpen van toetredingsdrempels door het beperken van toegang tot informatie of virtuele marktplaatsen onder deze wet vallen. Ook misbruik van een standaard (netwerkeffecten), koppelverkoop en predatory pricing kan via deze wet worden aangepakt. Kortom, op ICT-markten zijn het Europese mededingingsrecht en de Mededingingswet van toepassing. De wet biedt voldoende mogelijkheden om mededingingsbeperkende afspraken en misbruik van machtsposities op informatiemarkten aan te pakken.
Hebben de verschillende ordeningswetten raakvlakken met de gesignaleerde vormen van marktfalen? En voldoen die wetten aan de condities en randvoorwaarden uit het voorgaande schema? Om daarop antwoord te geven, zetten we eerst de verschillende wetten op een rij, te weten de: 1. Mededingingswet; 2. Groepsvrijstellingen Onderzoek & Ontwikkeling en Specialisatie; 3. Richtlijnen Kopen op afstand en Elektronische handel; 4. Auteurswet en Rijksoctrooiwet (Intellectueel Eigendom) 5. Telecommunicatiewet; 6. Mediawet.
8
Groepsvrijstellingen Onderzoek &
Auteurswet en Rijksoctrooiwet
Ontwikkeling en Specialisatie
Door de toekenning van intellectueel eigendomsrechten (octrooien) stimuleert de overheid de productie van kennis. Maar de overheid moet ook op zoek gaan naar meer intellectueel eigendomsrechten ‘op maat’ om negatieve effecten van die eigendomsrechten te voorkomen.
Zowel specialisatie als groepsvrijstellingen voor onderzoek en ontwikkeling zijn een verlengstuk van de mededingingsregels. Uitzonderingen zijn mogelijk. Vooral als de voordelen van innovatie groter zijn dan de nadelen van beperking aan mededinging. Misbruik van deze wet lijkt onwaarschijnlijk omdat de marktmacht zeer eng gedefinieerd is (25, respectievelijk 20%) en alleen activiteiten in de pre-competitieve sfeer zijn vrijgesteld. Maar ook omdat standaarden open moeten zijn en voordelen bij consumenten moeten neerslaan.
Telecommunicatiewet
De Telecommunicatiewet wil toetreding in een voormalige monopoliemarkt stimuleren. De wet doet dat door spelregels te leveren voor het verlenen van toegang tot netwerken en informatieverplichtingen aan de dominante marktpartij.
Richtlijnen voor kopen op afstand en e-commerce
Beide richtlijnen komen tegemoet aan de wens tot meer transparantie in elektronische handel. Een grotere transparantie is mogelijk door aanbieders te verplichten om heldere informatie en duidelijke leveringscondities te verstrekken . Ook krijgt de consument meer zekerheid door geschillenbeslechting. Beide richtlijnen heffen dus de informatieasymmetrie tussen consument en leverancier of producent grotendeels op. Toenemende productdifferentiatie kan echter wel weer tot minder transparantie leiden.
Mediawet
De Mediawet richt zich vooral op de organisatie van de publieke omroep. Daarnaast legt de wet een aantal doorgifteverplichtingen aan kabelexploitanten op en subsidieert de wet toetreders tot de mediamarkt. De Mediawet is niet generiek en bevat averse prikkels uit het oogpunt van statische (stimuleren toetreding) en dynamische (weinig vrijheid) efficiëntie.
9
Het eindresultaat
Opdracht
Het eindresultaat wordt vastgelegd in een position paper, met daarin: • een beschrijving van de belangrijkste economische kenmerken en verschijnselen die worden toegeschreven aan de ‘nieuwe economie’ op micro niveau; • een analyse van de positieve en negatieve effecten van ICT op het functioneren van goederen- en dienstenmarkten; • mogelijke effecten die kunnen leiden tot marktfalen; • enkele condities die nodig zijn om (nieuwe) ICT-markten adequaat te laten functioneren; • een reflectie van de genoemde condities op horizontale Europese ordeningswetten, de Mededingingswet en de specifieke ICT regelgeving (de Telecommunicatie- en Mediawet); • een inschatting van de impact van dit position paper op de overige prioriteiten van de directie Marktwerking (zoals ‘visie op marktwerking’ en ‘consumentenbeleid’).
De vraag:
Aan de opdracht ligt één centrale vraag ten grondslag: is onze economische ordeningswetgeving toegesneden op het adequaat laten functioneren van (nieuwe) ICTmarkten of is aanpassing van deze wetgeving dringend vereist? De doelstelling:
Het onderzoeken van de invloed van toepassingen van ICT op het functioneren van markten, het formuleren van de condities waaronder nieuwe markten goed functioneren, en het toetsen van de huidige economische ordeningswetgeving aan deze condities. De aanpak
Vanwege de korte doorlooptijd en uit het oogpunt van kennismanagement is gekozen voor de volgende aanpak. Het project: • analyseert de economische kenmerken van ICT-markten; • brengt de te verwachten vormen van marktfalen en de gevolgen voor ordening zelf in kaart via deskresearch en interviews; • besteedt de beschrijving van de informatiemarkt (nieuws, muziek, software) en de verzekeringsmarkt uit aan een extern onderzoeksbureau.
10
1
markten. Daarnaast is de projectgroep verzocht in beeld te brengen onder welke condities markten in het digitale tijdperk optimaal kunnen functioneren. Verder moet de projectgroep onderzoeken in hoeverre onze (huidige) economische ordeningswetgeving nog toegesneden is op het adequaat laten functioneren van markten.
Inleiding
1.1 Inleiding
In navolging van de Verenigde Staten voert Nederland al enige tijd discussie over het al dan niet bestaan van de nieuwe economie. De voorstanders van de nieuwe economie wijzen op aanhoudende economische groei, toenemende arbeidsproductiviteit en aanhoudende lage inflatie in de Verenigde Staten. Deze pluspunten kunnen voor een belangrijk deel op het conto van de informatieen communicatietechnologie (ICT) worden geschreven. Critici daarentegen betogen dat ICT hooguit kan worden omschreven als een doorbraaktechnologie en dat de bestaande economische wetten blijven gelden. Volgens deze critici is er geen sprake van een einde aan de inflatie en is de economie niet verlost van conjuncturele schommelingen.
1.3 Definities en afbakening
Om de invloed van ICT op het functioneren van markten goed te kunnen duiden, is het van belang om de centrale begrippen in deze studie eerst nader te definiëren en af te bakenen. ICT
Centraal in de bovenstaande probleemstelling staat het begrip ICT: informatie- en communicatietechnologie. Onder ICT verstaan we de technologieën die gericht zijn op het registreren, verwerken, communiceren en reproduceren van informatie. Deze technologieën kennen vele toepassingen en ICT kunnen we dan ook op vele plaatsen in de economie terugvinden. In dit onderzoeksproject zijn we echter niet zozeer geïnteresseerd in de aard van de technologie, maar meer in de impact van ICT op de werking van markten. Om iets te kunnen zeggen over het functioneren van markten en de invloed die ICT daarop heeft, is het van belang om het begrip markten nader af te bakenen.
Nieuwe economie of doorbraaktechnologie, het is duidelijk dat snelle ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie tot ingrijpende veranderingen in het economisch proces leiden. Computers, internet en telecommunicatie maken het mogelijk dat marktpartijen sneller en beter geïnformeerd worden en zakelijke transacties sneller en efficiënter tot stand kunnen komen. Hierdoor wijzigt in veel gevallen de productieen consumptiestructuur en komen er transacties tot stand die tot voor kort niet haalbaar waren.
Markten
In deze studie onderscheiden we drie relevante markten: informatiemarkten, communicatiemarkten en ICT-gerelateerde goederen- en dienstenmarkten. Dat ICTtoepassingen informatiemarkten en communicatiemarkten beïnvloeden, is vanzelfsprekend. Maar daarnaast worden door een intensieve ICT-penetratie ook goederen- en dienstenmarkten beïnvloed. Het is noodzakelijk om de drie markten in deze studie van elkaar te onderscheiden. ICT beïnvloedt immers elk van de afzonderlijke markten op een verschillende manier. • Communicatiemarkten. Onder communicatiemarkten verstaan we markten die uitwisseling van informatie mogelijk maken1. Voorbeelden van communicatiemarkten zijn telefonie, fax, post
Hoewel velen onderschrijven dat ICT tot ingrijpende veranderingen in het economisch proces leidt, is er nog weinig inzicht in de vraag wat de penetratie van de ICT nu precies betekent voor het functioneren van markten, voor marktstructuren en het gedrag van marktpartijen en de resultante van dit alles. Voor de directie Marktwerking zijn juist deze effecten van ICT interessant. 1.2 Probleemstelling
Daarom heeft het MT Marktwerking de projectgroep Marktwerking en Nieuwe (ICT) Markten opdracht gegeven te onderzoeken wat de effecten van ICT zijn op het functioneren van
1 CPB, “Competition in Communication and Information Services (1997)
11
de Kamer gepresenteerde kabelnotitie4 en de reeds door de directie Marktwerking geformuleerde netwerksectoren notitie5. Overigens maakt het buiten beeld laten van communicatie de reflectie op de Telecommunicatiewet en Mediawet niet eenvoudig.
en e-mail. Op communicatiemarkten zien we ICT-toepassingen, zoals SMS en telefoneren via internet. • Informatiemarkten. Voor informatiemarkten hanteren we een ruime definitie. Informatie is alles wat gedigitaliseerd kan worden2. Enkele voorbeelden van informatiemarkten zijn muziek, films, aandelenkoersen, boeken en software. Voorbeelden van ICT-toepassingen op informatiemarkten zijn previewing via het internet of e-veilen. • ICT-gerelateerde goederen- en dienstenmarkten. ICT heeft eveneens invloed op overige markten. Onder overige markten verstaan we in deze studie niet direct ICTgerelateerde markten. We realiseren ons dat dit een veelheid van markten met grote onderlinge verschillen is. Twee voorbeelden zijn reizen en verzekeringen. ICT-toepassingen zie je vooral terug in marketing en verkoop (internet als 4e verkoopkanaal).
Naast informatiemarkten en communicatiemarkten heeft ICT ook grote invloed op andere dan de genoemde markten. Zo heeft de opkomst van e-commerce veel gevolgen voor de marktstructuur en de bedrijfsstrategieën in tal van goederen- en dienstenmarkten. Dat leidt tot vragen als leidt de ICT-penetratie tot meer transparantie voor de consument? en wat voor invloed heeft deze penetratie op de positie van intermediairs? Het is daarom vanuit beleidsperspectief ook van belang te kijken wat de invloed van ICT is op markten die niet direct aan de ICT gerelateerd zijn.
Voor ons project is het interessant om te kijken naar markten waarop ICT naar verwachting een grote invloed zal hebben. Uit verschillende studies3 blijkt dat de invloed van ICT op het functioneren van informatiemarkten zeer groot is. Door de specifieke economische kenmerken van informatiegoederen en -diensten beïnvloedt ICT de marktstructuur van informatiemarkten ingrijpend. Daarom zal in dit position paper het accent op informatiemarkten liggen. Interessant is nu om te kijken op welke wijze deze veranderende markten werken en of er vormen van marktfalen te identificeren zijn.
1.4 Casestudies
Door toenemende capaciteit van netwerken (glasvezel) en randapparatuur (microprocessoren en PC’s) groeien de mogelijkheden voor verspreiding, opslag en verwerking. Vanwege de aard van informatiegoederen en de toenemende mogelijkheden verwachten we dat de invloed van ICT steeds groter wordt. Door deze ontwikkeling kunnen nieuwe aanbieders op de markt toetreden, verandert de rol van intermediairs en komt de traditionele prijsvorming onder druk te staan.
Communicatiemarkten (in de betekenis van éénop-één-communicatie) komen in dit onderzoek niet afzonderlijk aan de orde. Er zijn twee belangrijke redenen om communicatiemarkten niet expliciet te behandelen. 1 De aandacht in dit rapport gaat vooral uit naar de markt voor informatiegoederen. De content van één-op-één-communicatie (verbaal en schriftelijk) heeft slechts waarde voor de twee betrokken partijen en is niet verhandelbaar. 2 Een focus op communicatiemarkten leidt hoogstwaarschijnlijk tot aandacht voor netwerken, waardoor grote overlap kan ontstaan met analyse van de recentelijk aan
Aan de hand van enkele casestudies bekijken we de informatie- en overige markten. Omdat het accent van deze studie op informatiemarkten ligt, zijn drie van deze markten als case uitgewerkt, namelijk die voor nieuws, muziek en software. Naast deze drie informatiemarkten werken we ook een vierde markt uit: die voor verzekeringen. Nieuws
De markt voor nieuws heeft een belangrijk nationaal karakter. Ook door toepassingen van
2 Carl Shapiro, Hal R. Varian, “De nieuwe economie; strategische gids voor de netwerkeconomie” (1999) 3 Zie o.a. CPB, “Publishers caught in the web?” (2000) en Varian “Markets for information goods” (1998) 4 Kabel en consument: Marktwerking en digitalisering (Kamerstukken 1999/2000, 27 088, nr.2) 5 Publieke belangen en marktordening; liberalisering en privatisering in netwerksectoren (Kamerstukken II, 1999/2000, 27 018, nr.1)
12
Uiteraard gaan we dieper in op de vormen van latent marktfalen en kijken we of bedrijfsstrategieën en marktperformance die vormen van marktfalen kunnen opheffen. Vervolgens komen de condities aan bod die nodig zijn voor het goed functioneren van informatiemarkten en overige goederen- en dienstenmarkten. Die condities zetten we vervolgens tegen het licht van de vooral Europese ordeningswetten. Ten slotte presenteren we onze conclusies en aanbevelingen.
internet blijft dat belang gehandhaafd. Juist op deze markt zien we duidelijk productdifferentiatie (actueel, gesorteerd, achtergrondmateriaal). Ook laat de markt voor nieuws goed de problematiek van connected markets zien, ofwel de verwevenheid van de nieuws- en advertentiemarkt. Muziek
In tegenstelling tot de markt voor nieuws heeft de markt voor muziek vooral door internet een mondiaal karakter gekregen. De marges voor distributie in deze markt zijn hoog. Inefficiëntie zou een oorzaak kunnen zijn. Een belangrijke rol in deze markt is weggelegd voor de overheidsregulering (auteursrechten). Dat maakt de muziekmarkt interessant, vooral vanuit beleidsperspectief.
Schematisch weergegeven ziet de opbouw van dit position paper er als volgt uit:
Software
Op de markt voor software zien we de nadrukkelijke aanwezigheid van netwerkeffecten en omschakelingskosten die tot marktmacht kunnen leiden. Deze markt is dan ook vanuit het mededingingsperspectief een buitengewoon interessante case. Verzekeringen
Ook op deze markt is een redelijke marktdynamiek te verwachten als gevolg van de ICT-penetratie. De markt geeft helderheid of er sprake is van lagere transactiekosten en meer transparantie. Beide factoren beïnvloeden de rol van de intermediairs en de keuzemogelijkheden van de consument.
1.5 Indeling position paper
In dit position paper beschrijven we eerst de economische kenmerken van informatie als economisch goed. Daarna komt de invloed van informatietechnologie aan bod. Vervolgens richten we het spotlicht op de positieve en negatieve effecten, die voortvloeien uit deze specifieke kenmerken. Ook behandelen we de invloed van ICT, zoals schaalvoordelen, toetredingsdrempels en technologische insluiting. De geconstateerde effecten worden onder meer geïllustreerd aan de hand van de uitgevoerde cases rond de markten voor nieuws, muziek, software en verzekeringen. Enkele van de genoemde effecten leiden tot vormen van falen op de verschillende markten.
13
Hoofdstuk 1
Inleiding, definities,en afbakening Hoofdstuk 2
Hoe functioneren informatie- en ICTgerelateerde markten
Economische kenmerken ICT-gerelateerde markten: 1. Transactiekosten Informatiemarkten 2. Ervaringsgoed 3. Niet rivaliserend 3. Afwijkende kostenstructuur
Hoofdstuk 3
Marktgedrag (bedrijfsstrategieën) en marktresultaat met focus op potentieel marktfalen
bedrijfsstrategieën mogelijk door economische kenmerken Kan leiden tot marktfalen: 1. Marktmacht 2. Informatie asymmetrie 3. Netwerkeffecten
Hoofdstuk 4
Condities voor functioneren van informatie- en ICT-gerelateerde markten
Doelstelling marktwerking-> vertaald in bevorderen van statische en dynamische efficientie-> gerelateerd aan potentieel marktfalen-> leidt tot aantal condities
Hoofdstuk 5
Noodzaak tot verandering? Reflectie op ordeningsinstrumentarium
Reflectie van condities op ordening: mededingingsrecht horizontale groepsvrijstellingen consumentenrecht intellectueel eigendom telecommunicatiewet mediawet
Hoofdstuk 6
Conclusies en aanbevelingen
14
totstandkoming van transacties belemmeren, waardoor informatiemarkten dus niet optimaal functioneren. De belangrijkste kenmerken van informatie: • informatie is een ervaringsgoed; • informatie is niet-rivaliserend; • informatie wordt gekenmerkt door positieve externe effecten; • informatie kent een afwijkende kostenstructuur.
2 Economische kenmerken ICT-markten 2.1 Inleiding
De impact van ICT op informatie- en overige goederen- en dienstenmarkten is groot. Vooral de gevolgen van de nieuwe technologie op informatiemarkten is verstrekkend. Informatie als economisch goed heeft verschillende kenmerken die tot marktfalen kunnen leiden: marktmacht, informatiescheefheid en positieve externe effecten. In navolging van het CPB noemen we dit latente vormen van marktfalen, die manifest worden als marktpartijen of de overheid geen acties ondernemen om ze te corrigeren.6 Hoe ondernemingen dit kunnen voorkomen en in welke mate overheidsregulering noodzakelijk is, komt later in dit rapport aan de orde.7
Informatie als ervaringsgoed
Informatiegoederen zijn ervaringsgoederen: de waarde voor de gebruiker blijkt pas tijdens het gebruik. Dit leidt tot een fundamentele vorm van informatieasymmetrie waarbij de aanbieder van een informatiegoed meer kennis heeft over de eigenschappen van het goed dan de afnemer. De afnemer kan niet van tevoren inschatten hoeveel nut hij aan de consumptie van het informatiegoed zal ontlenen. Komen transacties onder deze omstandigheden nog wel tot stand? Markten waarvoor geldt dat consumenten niet in staat zijn om goederen van een hoge kwaliteit te onderscheiden van die van een lage kwaliteit, zullen niet optimaal functioneren. Consumenten zullen weigeren een hoge prijs te betalen als zij niet zeker kunnen zijn van de betrouwbaarheid van de geboden kwaliteit. Het gevolg is dat er geen goederen van hoge kwaliteit meer aangeboden zullen worden.8 Dit kan een oorzaak van marktfalen zijn.
2.2 Informatie als economisch goed 2.2.1 Definitie van informatie
In dit rapport noemen we alles wat gedigitaliseerd kan worden informatie (Shapiro en Varian, 2000:7). Veel vormen van informatie muziek, films, aandelenkoersen, poëzie, software et cetera - worden op markten verhandeld, zowel in fysieke vorm (een boek), als in digitale, analoge vorm bijvoorbeeld mp3 of Microsoft Word-file.
Non-rivaliteit van informatie
Informatie wordt niet verbruikt, maar gebruikt. Als één persoon de informatie tot zich heeft genomen kan ook een tweede persoon dezelfde informatie consumeren zonder dat de waarde van de informatie afneemt. Met andere woorden: informatie raakt niet op.
Het is voor een goed begrip belangrijk het onderscheid tussen informatie en informatiegoederen in het oog te houden. Onder informatie verstaan we content: de onbewerkte informatie los van de (fysieke) verschijningsvorm van het goed. Informatie wordt pas een informatiegoed als de informatie verhandelbaar is gemaakt.
Positieve externe effecten
De productie van informatiegoederen gaat gepaard met positieve externe effecten: informatie die eenmaal geproduceerd is, kan ook door derden nuttig aangewend worden, zoals voor de productie van nieuwe informatie. De productie van informatie (kennis) leidt dus tot spill-overs naar andere economische activiteiten. Informatie kan om deze reden worden gezien als publiek goed: het maatschappelijk nut van informatieproductie is
2.2.2 Economische kenmerken informatie
Informatie heeft een aantal economische kenmerken die - naar wij verwachten - de
6 CPB (2000: 27) 7 Hal R. Varian, Markets for Information Goods, University of California, Berkeley 8 Akerlof, G. (1970), “The Market for Lemons: Quality, Uncertainty and Market Mechanism”, in: Quaterly Journal of Economics.
15
informatiegoederen de prijs uiteindelijk tot nul drukt als de prijsstelling op basis van marginale kosten plaatsvindt; • een risico, want waar een monopolie is, bestaat kans op misbruik.
hoger dan het individueel nut. Dit zorgt ervoor dat de geproduceerde informatie eenvoudig weglekt en door derden gebruikt wordt. Dit heet het free riderprobleem. Kostenstructuur
Volgens Shapiro en Varian houden slechts twee marktvormen stand op een informatiemarkt: • markten met één dominante onderneming die door omvang en schaalvoordelen een kostenvoordeel heeft boven kleinere ondernemingen (Microsoft voor besturingssystemen); • markten voor gedifferentieerde producten waar een aantal ondernemingen dezelfde soort informatiegoederen produceert maar in een groot aantal verschillende varianten. Voor de meeste informatiegoederen geldt dat ze zelden tegen elkaar concurreren. De meeste informatiegoederen zijn immers uniek: iedere cd is weer anders dan de andere en dat geldt ook voor boeken, films of kranten.
Informatie is duur om te produceren, maar goedkoop om te reproduceren. De kosten van een informatiegoed worden gedomineerd door het eerste exemplaar. Zodra een origineel van een informatiegoed is gemaakt (bijvoorbeeld het manuscript van een boek of de opnames voor een film) zijn de meeste kosten verzonken: ze kunnen niet meer worden terugverdiend, mocht de producent besluiten om het goed toch niet op de markt te brengen. De reproductiekosten bestaan uit de kosten van het maken van kopieën van het origineel. Als het informatiegoed op de markt is gebracht kan door reproductie tegen nagenoeg constante marginale kosten een oneindig aantal kopieën worden gemaakt. Als er geen natuurlijke capaciteitsgrenzen aan reproductie bestaan dalen de marginale kosten tot nul:
Concentratiegraad
De concentratiegraad op informatiemarkten is doorgaans hoog. Op de Nederlandse markt voor muziek en nieuws hebben de grootste vier producenten (C4) een marktaandeel van respectievelijk 66,1% (Universal, Sony, BMG en Warner) en 92,2% voor de grootste twee uitgevers (PCM en Telegraaf). De markt voor pakketsoftware wordt gedomineerd door Amerikaanse bedrijven (47% van de wereldwijde productie 1997, OECD 2000) met als koplopers Microsoft en IBM (C2 is 19%)
“information goods have evolved from goods that had to be instantly consumed (because storage was not possible) to the current digitized version, that can (in principle) be sent simultaneously, costlessly and in no time whatsoever to anyone in the world” (CPB 2000)
Schaalvoordelen
Door hoge vaste kosten verbonden met het maken van het eerste exemplaar zijn schaalvoordelen te behalen. Illustratief is de muziekmarkt waar de muziekkosten (initiële kosten en heffing auteursrechten) met 31% de grootste kostenpost van een cd vormen.
Sinds 1994 is er op de nieuwsmarkt een trend richting horizontale concentratie ingezet, vooral ingegeven om de hoge kosten van acquisitie, redactie, bezorging en drukwerk te delen. Een voorbeeld uit de muziekmarkt is de overname van Arcade door Roadrunner. Verticale integratie vindt plaats door het combineren van de contentproductie, de reproductie en distributie van informatiegoederen, zoals de fusie Time Warner/AOL. Concurrentiedruk door internet is voorlopig beperkt tot nieuwe onlineaanbieders die zich richten op nichemarkten met sterk afgebakende doelgroepen (eWallstreet Journal).
Een dergelijke kostenstructuur heeft belangrijke implicaties: • de kostenstructuur geeft belangrijke schaalvoordelen. Hoe meer er wordt geproduceerd, des te lager de gemiddelde productiekosten worden. Dergelijke schaalvoordelen komen ook voor in andere industrieën, maar vanwege de mogelijkheid van digitalisering en de verspreiding via internet vallen ze veel groter uit dan in andere industrieën; • een tweede belangrijk gevolg van de kostenstructuur van informatiegoederen is dat concurrentie tussen verkopers van homogene
16
worden uitgewisseld en daarmee ook het aanbod van informatiegoederen. De verwachting over de omvang van de markt is daardoor van invloed op de beslissing van een potentiële consument om naar een bepaalde technologie over te stappen. Dit verschijnsel wordt aangeduid als netwerkeffect. Netwerkeffecten treden op bij zowel de aanbodals vraagzijde van de markt. Bij de aanbodzijde in de vorm van toenemende schaalopbrengsten en bij de vraagzijde in de vorm van positieve consumptie-externaliteiten.
2.3 Netwerkeffecten van informatietechnologie 2.3.1 Definitie informatietechnologie
Volgens Shapiro en Varian worden de economische ontwikkelingen in de ICT-sectoren “[...] gedreven door de vooruitgang in de informatietechnologie en infrastructuur, [en] niet door een fundamentele verandering in de aard of zelfs de omvang van de informatie zelf” (ibidem: 13). Zij bedoelen hiermee dat niet zozeer het soort content dat wordt geproduceerd door auteurs, componisten, wetenschappers en dergelijke veranderd is, maar wel de wijze waarop we dankzij nieuwe technologieën met deze informatie kunnen omgaan. Met informatietechnologie doelen Shapiro en Varian op de technologie die ons in staat stelt om “[...] informatie op te slaan, te zoeken, terug te vinden, te kopiëren, te filteren, te bewerken, te bekijken, te verzenden en te ontvangen” (ibidem: 12). Hieronder vallen bijvoorbeeld de carriers van informatie zoals een compact disc, krant of boek (de fysieke vorm van informatiegoederen waarbij de content wordt gekoppeld aan een drager), de hardware om informatie te bekijken of beluisteren zoals een videorecorder of cd-speler, maar ook de software om informatie te bewerken zoals een tekstverwerkingsprogramma.
Vanuit het oogpunt van de gebruiker is een netwerkeffect een positieve externaliteit: als Jansen een telefoonaansluiting neemt, neemt de waarde van de bestaande aansluitingen van Pietersen en Klaassen toe, zonder dat dit profijt bij hen in rekening wordt gebracht. Het individuele nut van de aansluiting voor Jansen is dus lager dan het totale (maatschappelijke) nut van deze aansluiting voor Jansen, Pietersen en Klaassen. In theorie zouden Pietersen en Klaassen de aansluiting van Jansen zelfs kunnen betalen als de kosten opwegen tegen de baten. Het is dus maatschappelijk efficiënt als er zo groot mogelijke (virtuele) netwerken ontstaan als er eenmaal netwerkeffecten bestaan. Anders zou er sprake zijn van marktfalen: transacties die de maatschappelijke welvaart kunnen verhogen, worden niet of in onvoldoende mate aangegaan.
2.3.2 Netwerkeffecten
Informatietechnologieën kunnen worden gezien als een virtueel netwerk. Gebruik van dezelfde software maakt het bijvoorbeeld mogelijk om onderling bestanden uit te wisselen. Om dezelfde software te kunnen gebruiken kan het weer nodig zijn om hetzelfde besturingssysteem te gebruiken (Apple of Windows). Hetzelfde fenomeen deed zich ook voor bij videorecorders (VHS of Betamax) en Pin-automaten (Postbank of andere banken). Gebruikers van bepaalde informatietechnologieën vormen dus als het ware een virtueel netwerk, indien ze dankzij het gebruik van compatibele technologie informatie onderling kunnen uitwisselen.
2.3.3 Technologische insluiting
Maar ook als netwerkeffecten leiden tot schaalvergroting, dreigt falen op de markt. Want netwerkeffecten kunnen behalve tot maatschappelijke voordelen ook tot toetredingsdrempels en marktmacht leiden. Economides (1995: 6) stelt dat de complementariteit tussen componenten van een netwerk de bron is van netwerkeffecten.9 Complementariteit of compatibiliteit tussen verschillende (concurrerende) technologieën vereist dat er standaarden worden vastgesteld (vergelijkbaar met interconnectie in de telecomsector). Standaarden kunnen zowel open als gesloten zijn.
De waarde van aansluiting op een (virtueel) netwerk voor de gebruikers is dus afhankelijk van het aantal anderen dat al is aangesloten. Hoe meer mensen dezelfde informatietechnologie gebruiken, des te groter is het aantal mensen waarmee informatie kan
Bij gebrek aan compatibiliteit tussen verschillende technologieën kunnen lock-in effecten ontstaan: een gebruiker die eenmaal gekozen heeft voor een bepaalde standaard kan
9 zie Economides (1995) voor een uitgebreide analyse van netwerk-effecten.
17
Netwerkeffecten kunnen er ook toe leiden dat een technologisch inferieure standaard als winnaar uit de strijd komt. Leibowitz en Margolis verwoorden dit risico als volgt:
niet zonder kosten overstappen naar een andere standaard. Omschakelkosten kunnen zeer hoog zijn doordat concurrerende ondernemingen geen gemeenschappelijke standaard hanteren. In informatiemarkten is de koppeling software/hardware steeds gebruikelijker met als resultaat dat informatiegoederen alleen met behulp van hardware geconsumeerd kunnen worden. Daardoor is het voor producenten en consumenten van belang voor welke technologische standaard ze kiezen, want nadat eenmaal een keuze is gemaakt is het zeer kostbaar om over te stappen naar een andere technologie.10 Dit verschijnsel wordt ook wel met de term padafhankelijkheid aangeduid.
“the purported problems due to network effects are several, but the most arresting is a claim that markets may adopt an inferior product or network in the place of some superior alternative. Thus if network effects are a typical characteristic of modern technologies, the theory suggests that markets may be inadequate for managing the fruits of such technologies” Lock-in effecten
Van de vier onderzochte markten (software, nieuws, muziek en verzekeringen) komt lockin als gevolg van hoge omschakelkosten in theorie uitsluitend voor op de softwaremarkt. De kosten die consumenten moeten maken als ze van aanbieder willen veranderen, bestaan naast de opstartkosten uit de kosten die moeten worden gemaakt om met het nieuwe programma te leren werken. Aan het bestaan van deze kosten kunnen aanbieders enige marktmacht ontlenen. OCFEB heeft echter geen empirisch bewijs gevonden voor deze stelling.
Een implicatie hiervan is dat een onderneming die als eerste een dominante standaard op de markt weet te zetten een first-mover advantage heeft. De strategische alliantie tussen Microsoft en Intel (“Wintel”) rondom de technologische standaard die aan producenten van applicatiesoftware wordt gelicentieerd (open but owned standard) heeft bijvoorbeeld tot hoge omschakelkosten en marktmacht geleid.11 Marktmacht kan dus veroorzaakt worden doordat afnemers hoge omschakelkosten (switching costs) moeten maken als ze van aanbieder willen wisselen. Hier geldt dat de omvang van de omschakelkosten zowel door de gebruikte technologische standaard (exogeen) als door het gedrag van een onderneming (endogeen) wordt bepaald.
In iets bredere zin kunnen omschakelkosten ook zichtbaar zijn op de markten voor muziek, nieuws en verzekeringen. Zowel producenten als consumenten zullen investeringen in soften hardware moeten doen om de overstap van de offlinemarkt naar de onlinemarkt te kunnen maken. De kosten die moeten worden gemaakt om met de nieuwe systemen te leren werken en de kosten van eventueel noodzakelijke aanpassingen in de bedrijfsvoering komen daar nog eens bovenop. (OCFEB-rapport p.10)
Netwerkeffecten en marktmacht
De dreiging van marktmacht als gevolg van netwerkeffecten manifesteert zich vooral op de softwaremarkt en wel op de volgende manieren: Op de deelmarkt voor besturingssoftware doordat als er meer gebruikers zijn er meer applicatiesoftware voor het desbetreffende systeem wordt ontwikkeld. Op de deelmarkt voor applicatiesoftware maakt de uitwisselbaarheid van bestanden het voor gebruikers aantrekkelijk zich aan te sluiten bij de standaard met het grootste aantal gebruikers.
2.4 Transactiekosten en electronic commerce 2.4.1 Electronic commerce
We behandelen electronic commerce in dit position paper summier. We willen alleen een indicatie geven van de impact van e-commerce op het functioneren van goederen- en dienstenmarkten. Electronic commerce wordt ook wel gedefinieerd als elke vorm van zakelijke
Voor beide deelmarkten geldt dat netwerkeffecten ontstaan doordat kennis over het gebruik van software makkelijker beschikbaar is voor veelgebruikte programma’s (OCFEB-rapport Softwaremarkt, p.8)
10 CPB (2000: 26) 11 Hoogenboezem, J. (2000), Maakbaar monopolie: lessen uit de Microsoft-zaak, ESB: 4259.
18
transactie waarbij de contacten tussen partijen elektronisch verlopen in plaats van via fysieke uitwisseling en direct contact.
Maatschappij
E-commerce is van groot belang, omdat het alle geledingen van de gemeenschap (overheden, bedrijven en individuen) in staat stelt om snel een groot aantal handelingen te verrichten, van het verzamelen van informatie tot het invullen van formulieren, en van het kopen en verkopen tot het afhandelen van transacties. Dit heeft
Dankzij de snelle uitbreiding van het internet is op veel goederen en dienstenmarkten elektronische handel mogelijk. Bij e-commerce kunnen we de volgende vier soorten onderscheiden:12
Business
Consumer
Business
“B2B” (EDI networks)
“B2C” (Amazon.com)
Consumer
“C2B” (bieden op vliegtickets, United Consumers)
“C2C” (eBay: veilen van goederen)
• Business-to-business (B2B): virtuele marktplaatsen worden gebruikt door aangesloten bedrijven voor bijvoorbeeld het elektronisch verwerken van prijzen, reserveringen, bestellingen, facturen en betalingen. Deze categorie vertegenwoordigt 80 tot 90% van de e-commerce wereldwijd. • Business-to-consumer (B2C): voornamelijk electronic retailing. De klant (consument) kan zijn spullen rechtstreeks via het internet bestellen bij de producent, leverancier of detaillist. • Consumer-to-business (C2B): consumenten bundelen zich via het internet als coördinatiemechanisme, om zo beter te kunnen onderhandelen (inkoopkracht) met producenten en leveranciers over prijs en kwaliteit. • Consumer-to-consumer (C2C): elektronische handel tussen consumenten. Hierdoor ontstaat een consumentenmarkt, waar goederen kunnen worden gekocht en verkocht tegen vooraf vastgestelde prijzen of via een veilingmechanisme.
ingrijpende gevolgen voor zowel bedrijven als voor de gemeenschap als geheel. Individuele leden van de gemeenschap zullen worden geconfronteerd met nieuwe vormen van overdracht van goederen, informatie, diensten en contacten met overheden. De keuzemogelijkheden zullen spectaculair groeien en beperkingen, zoals geografische en in real time, verdwijnen. Bedrijfsproces
E-commerce maakt het voor bedrijven mogelijk om efficiënter en flexibeler te opereren in het bedrijfsproces en in de bedrijfskolom. Daarbij stelt het hen in staat beter te anticiperen op de behoeften en verwachtingen van hun klanten. Bedrijven kunnen op wereldschaal de beste leveranciers selecteren en hun producten verkopen. De grootste voordelen zullen worden behaald door bedrijven die bereid zijn hun organisaties en bedrijfsprocessen aan te passen en de door electronic commerce geboden kansen volledig benutten. Goederen- en dienstenmarkten
Het zwaartepunt in electronic commerce ligt op de commerciële transacties. Deze transacties, zoals bestellen, transporteren, afleveren, factureren en betalen kunnen elektronisch worden ondersteund. Bij de elektronische handel in fysieke goederen is sprake van een evolutie van bestaande handelswijzen. De technologie biedt nieuwe mogelijkheden voor efficiëntie verbetering (lagere kosten), grotere effectiviteit (groter marktpotentieel, betere aansluiting op de
Voordelen van e-commerce Wereldwijd
Electronic commerce is in essentie, zowel in concept als in de praktijk, mondiaal.13 Met het volwassen worden van EDI (Electronic Data Interchange), de snelle groei van internet en het world wide web komt e-commerce in een stroomversnelling.
13 Electronic Commerce on the Internet (http://www.jli.com)
19
wensen van de consument) en productinnovatie. Deze vorm van e-handel heeft naar verwachting invloed op de concurrentiepositie en slechts beperkt op de werkgelegenheid. •
Informatiegoederen
Er moet wel een onderscheid worden gemaakt tussen de elektronische handel in fysieke goederen en diensten en de elektronische handel in information-based content (beeld, geluid, tekst, software), waarbij levering rechtstreeks gebeurt via het netwerk. Bij de handel in elektronisch materiaal (software, video, muziek, beelden, spelen) is sprake van een revolutionaire nieuwe manier van handel drijven. De hele transactiecyclus kan gelijktijdig via hetzelfde netwerk verlopen (inclusief levering). Informatiegoederen kunnen een grote invloed hebben op bepaalde sectoren (uitgeverijen) en naar verwachting veel invloed op concurrentiepositie en werkgelegenheid creëren. Semi-intelligente informatiegoederen zoals informatie over specifieke markten, landen, statistieken kunnen dienen als een elektronische ondersteuning. Ondersteuning kan verder worden versterkt door bijvoorbeeld onlineinlichtingen, advertenties, productinformatie (inclusief technische specificatie), gebruiksaanwijzingen en Frequently Asked Questions (FAQ).
•
•
•
en verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. Zo gebruiken veel bedrijven e-commerce-technologie om betere ondersteuning te bieden voor verkoop- en onderhoudfuncties; persoonsgerichte producten en diensten door massa-individualisering. Door de mogelijkheid gedetailleerde informatie te verzamelen van iedere klant, kunnen producten die normaal geleverd worden door gespecialiseerde aanbieders, nu geleverd worden tegen massaproductprijzen; verkorting van productketens en daardoor snellere responstijd. Bijvoorbeeld door rechtstreekse levering van fabrikant naar consument, waarbij tussenschakels worden uitgeschakeld. Een extreem voorbeeld is de elektronische levering van producten en diensten. Dit heeft grote gevolgen voor de amusementsindustrie (film, video, muziek tijdschriften, kranten, et cetera); substantiële kostenbesparingen worden doorgegeven aan de consument. Lagere prijzen dus. nieuwe markten door nieuwe bedrijfsmatige mogelijkheden, producten en diensten. Hetgeen mogelijk is gemaakt door drastische verlaging van transactiekosten.
Beperkingen e-commerce
Electronic commerce is op internationaal niveau complexer dan op nationaal niveau. Oorzaken hiervoor zijn factoren als belastingen, het overeenkomstenrecht, betalingen en verschillen in bankpraktijken. Kant en klare oplossingen hiervoor bestaan nog niet. Men houdt zich internationaal ook bezig met een basisnetwerk, bedrijfspromotie en pre- and post salessupport. Hieraan zitten minder haken en ogen vast en het gebeurt dan ook veel meer.
Specialisatie
Pogingen om de efficiëntie en samenwerking in het bedrijfsleven te verbeteren resulteerden in grensvervaging tussen interactieve bedrijven en klanten. Een sterk voorbeeld is de virtual enterprise waarin elke onderneming haar eigen rol speelt in een samenwerkend netwerk van ondernemingen die zich richten op een onderdeel van de markt (productie, serviceverlening, distributie, verkoop). Dit kan leiden tot structurele wijzigingen in de bedrijfsvoering van betrokken ondernemingen.
Electronic commerce groeit snel. Maar nog niet alle problemen zijn uit de wereld: • Mondialisering. Netwerken maken het mogelijk om zaken te doen met het bedrijf om de hoek en het bedrijf aan de andere kant van de wereld. De communicatie die hierbij nodig is, is verre van voldoende, belangrijker is om te weten: hoe weten we het bestaan van bedrijven en producten, en wat zijn de conventies en tradities in het zakendoen aan de andere kant van de wereld? • Contractuele en financiële onderwerpen. Op welk moment is er sprake van een bindende
B2B en B2C
Electronic commerce biedt leveranciers verschillende mogelijkheden en de klanten verschillende voordelen: 14 • presentatie en keuze op de wereldmarkt. De grenzen worden niet geografisch of nationaal bepaald, maar door de mate van verspreiding van computernetwerken; • verbetering van het concurrerend vermogen
14 The Economist, 26 februari 2000 “Dotty about dot.commerce?”
20
mogelijk prijzen van bijvoorbeeld verschillende aanbieders automatisch te vergelijken. Als gevolg hiervan zullen de transactiekosten dalen. Hierdoor groeit de elektronische handel van B2C en B2B zeer snel. Soms kan echter door een information overload de illusie ontstaan van hogere transactiekosten. De enorme hoeveelheid informatie werpt dan een drempel op.
overeenkomst? Wat is de wettelijke status van zo’n contract? Hoe moet worden betaald? Welke belastingen en heffingen zijn er? • Eigendom. Wanneer gelden copyright en intellectueel eigendomsrechten en hoe te betalen? • Privacy en veiligheid. E-commerce gaat over open netwerken en roept daarom vragen op over wat met persoonsgegevens gebeurt, wanneer een transactie tot stand is gekomen en wat te doen als persoonsgegevens worden verhandeld en de wederpartij niet levert? • Onderling verbindbaar en onderling uitwisselbaar. E-commerce eist universele toegang voor ieder bedrijf en iedere consument. Dit vraagt om universele standaarden voor het verbinden van netwerken, de mogelijkheid om samen te werken tussen netwerken en de uitwisseling van informatie over de netwerken.
De prijs van een product zou met e-commerce lager kunnen, volgens prof. dr. R.W. Wagenaar. Hij vraagt zich17 af of niet meer van de transactiekosten naar de afnemer schuiven. Verkoopbrochures in gedrukte versie zijn immers niet meer nodig, de klant vult online zijn eigen orderformulier in, hij kan de status van zijn bestelling of opdracht volgen en de antwoorden lezen op de meest prangende vragen. In een meer transparante markt zouden de gemiddelde prijzen door de toegenomen concurrentie lager moeten zijn en zouden de verschillende prijzen door toegenomen prijsvergelijking ook dichter bij elkaar moeten liggen (een kleinere spreiding). Verschillende onderzoeken maken duidelijk dat internetmarkten zeker niet altijd transparanter zijn dan traditionele markten.18
Aan deze punten wordt gewerkt. Maar veel van wat hierboven staat is niet bekend bij het grote publiek. Voor de broodnodige bewustwording bij het grote publiek zijn voorlichting, educatie en training onontbeerlijk. Dit hoeft niet automatisch een overheidstaak te zijn. Maar een ding is zeker: wil e-commerce slagen dan moet er gewerkt worden aan het vertrouwen van consumenten.
Het CPB19 komt wel tot een voorzichtige conclusie dat e-commerce in principe een neerwaarts effect op de verkoopprijzen heeft en spreekt in dit verband van empirische aanwijzingen.
2.4.2 Transactiekosten
Transactiekosten zijn de kosten die gemaakt dienen te worden om een transactie tot stand te brengen. Voorbeelden van transactiekosten zijn het zoeken naar informatie over leveranciers en producten, het afsluiten van contracten en het handhaven ervan.15 Het vóórkomen van fouten valt impliciet ook onder transactiekosten. Transactiekosten zijn van grote invloed op het gedrag van actoren op de informatiemarkt. Dit is van belang voor een analyse van de effecten van ICT op de informatiekosten.16
2.5 Conclusie 2.5.1 Informatiemarkten
Voor informatiemarkten lijken de gevolgen van ICT het meest ingrijpend. Op grond van de economische kenmerken van informatiegoederen zoals netwerkeffecten en de afwijkende kostenstructuur kunnen ondernemingen in korte tijd een economische machtspositie verwerven. Dit leidt tot een andere structuur en dynamiek van markten dan we gewend zijn. Of er kans is op marktfalen hangt af van de mate waarin dominante ondernemingen misbruik maken van hun positie door toetredingsdrempels op te werpen.
De grote impact van ICT ligt vooral in de efficiëntere elektronische verwerking en verspreiding van de enorme informatiestromen. De transparantie van de markten neemt toe. Het is voor kopers en verkopers gemakkelijker om prijzen en dergelijke te vergelijken. De open (internet)standaarden maken het zelfs vaak
15 De piranha-economie, http://www.piranha.nl/faq 16 Nederlandse economie in de 21e eeuw, hoofdstuk 3 17 De virtuele koopman: fictie of werkelijkheid 18 Concurrentie en Internet-gebruik, Maarten W.Janssen en Jose-Luis Moraga (Tinber+geninstituut) 19 CPB (2000) concept interne studie
21
De mate waarin informatiemarkten worden gekenmerkt door toetredingsdrempels, is afhankelijk van onderstaande factoren20: de kostenstructuur van de onderneming. De verzonken kosten die een onderneming moet maken om tot een markt toe te treden vormen een exogene toetredingsdrempel. Deze kosten worden bepaald door de stand van de technologie. Bijvoorbeeld de mate waarin schaalvoordelen bestaan en de minimale efficiënte schaal die vereist is om tot de markt toe te treden; ondernemingen kunnen met strategie endogene toetredingsdrempels opwerpen voor andere ondernemingen. Deze drempels worden gecreëerd met de bedoeling om de bereidheid van afnemers om te betalen voor hun producten te vergroten. Voorbeelden zijn advertenties, productdifferentiatie en investeringen in R&D. Andere ondernemers krijgen minder kans om een plek of naam op die markt te verwerven, als de consument vertrouwen heeft in de monopolist. Netwerkeffecten spelen een cruciale rol. Ze kunnen leiden tot technologische insluiting waardoor de eigenaar van de dominante standaard een sterke economische machtspositie heeft ten opzichte van de gebruikers en toetreders tot de markt.
2.5.2 Goederen- en dienstenmarkten
De impact van ICT op het functioneren van markten is minder groot. De invloed is vooral te vinden in de reductie van transactiekosten. De kosten van het zoeken van informatie over goederen en diensten en het afsluiten van transacties zijn dankzij het internet gedaald. De geografische markt waarop veel ondernemingen opereren is door electronic commerce veel groter geworden. Voor sommige goederen is niet meer relevant waar ze worden geproduceerd, omdat distributiekosten ook sterk zijn afgenomen. Daarnaast is het eenvoudiger om prijzen te vergelijken. Op basis van deze ontwikkelingen mag verwacht worden dat de concurrentie toeneemt en dat marktstructuren veranderen.
20 beperking tot toetredingsdrempels die voortvloeien uit kostenstructuur en gedrag van ondernemingen op informatiemarkten (zie ook: Sutton 1991). In volgende hoofdstuk worden juridische toetredingsdrempels behandeld, die vaak bedoeld zijn om marktimperfecties te corrigeren (patenten, octrooïen e.d.).
22
3.2.1 Informatie als ervaringsgoed
3 Bedrijfsstrategieën
Ondernemingen op informatiemarkten hanteren tal van strategieën om de onzekerheid bij potentiële afnemers over de kwaliteit van informatiegoederen te reduceren. Bij de meeste strategieën is er sprake van vooraf lekker maken. Daarvoor worden onder meer reclame, gratis proefexemplaren, recensies en videoclips ingezet. De strategieën Previewing & browsing, reviewing en reputation zijn vooral bedoeld om de (goede) reputatie van een merknaam te vestigen.
3.1 Inleiding
De kenmerken van informatiegoederen en de technologie waarmee deze worden gedistribueerd, kunnen een oorzaak zijn van falen op de markt. Hierdoor kunnen sommige transacties niet tot stand komen en blijven welvaartsverbeteringen voor consumenten en producenten uit. Dit kan voor de overheid een reden zijn voor interventie, bijvoorbeeld door regulering van markten of door bepaalde voorzieningen zelf te financieren. Maar onder welke omstandigheden is tussenkomst van de overheid opportuun? Het antwoord hangt af van twee factoren: de mate waarin consumenten en producenten anticiperen op het risico van marktfalen en strategieën bedenken om dit te voorkomen; de (onbedoelde) maatschappelijke kosten van overheidsinterventie (overheidsfalen).
Previewing & browsing
Producenten van informatiegoederen kunnen geïnteresseerde afnemers een voorproefje geven van hun product. Bijvoorbeeld via trailers voor films, inzage-exemplaren van boeken en bladen in boekwinkels en videoclips op MTV. Reviewing
Op veel informatiemarkten zijn (intermediaire) marktpartijen aanwezig die zich specialiseren in recensies van informatiegoederen zoals boeken, films en muziek.
Het risico van marktfalen alléén is geen geldige reden voor interventie van de overheid. In veel informatiemarkten weten ondernemingen bedrijfsstrategieën te bedenken waardoor transacties tot stand komen die op grond van de economische theorie niet zouden kunnen slagen. Bovendien kan tussenkomst van de overheid in dynamische markten verstorende effecten hebben die niet opwegen tegen de maatschappelijke baten van deze markten. Informatiemarkten lenen zich uitstekend voor bedrijfsstrategieën met een anti-competitief karakter. Microsoft is een recent voorbeeld. Maar bepaalde bedrijfsstrategieën werken alleen efficiënt binnen de juiste kaders van de wet- en regelgeving (bijvoorbeeld. intellectueel eigendom).
Reputation
Door te investeren in naamsbekendheid kunnen informatieproducenten op den duur bij hun afnemers een reputatie opbouwen, waardoor deze vooraf min of meer weten welke eigenschappen een informatiegoed heeft. Omdat ondernemingen op informatiemarkten er zelf belang bij hebben de informatieasymmetrie op te heffen en transacties met afnemers aan te gaan, is het niet nodig dat de overheid door regulering (of het stimuleren van privaatrechtelijke certificering) informatiemarkten transparant probeert te maken.21 Op markten met grote informatiescheefheid ontstaan bijvoorbeeld diverse intermediairs die met behulp van portals op internet en zoekmachines het aanbod voor consumenten transparant willen maken.
3.2 Informatiemarkten
Hierna belichten we enkele bedrijfsstrategieën. Daaruit blijkt de omgang van organisaties met de economische kenmerken van informatiegoederen.
3.2.2 Non-rivaliteit van informatie
In ruwe vorm is informatie niet-rivaliserend en zeer moeilijk fysiek uitsluitbaar. Om informatie toch geschikt te maken voor transacties wordt de inhoud (de muziek) vaak aan een drager ( een compact disc) gekoppeld, zodat het resulterende informatiegoed (cd met muziek) wel uitsluitbaar
21 Dit staat in principe los van het “merit good” argument dat kan rechtvaardigen dat de overheid de consumptie van bepaalde informatiegoederen (de kunsten) stimuleert.
23
maakt het mogelijk onbeperkt kopieën te maken zonder dat hierdoor de waarde van het informatiegoed afneemt. Digitale kopieën zijn bovendien perfecte kopieën.24 Als er geen kwaliteitsverschil is tussen originele versies en kopieën, ontstaat er ruimte voor een markt voor illegale kopieën. Dit maakt het handhaven van eigendomsrechten lastig.
is. Met uitsluitbaarheid bedoelen we de mogelijkheid om derden van de consumptie van een goed uit te sluiten. Voor een goed dat uitsluitbaar is, kunnen de kosten namelijk volledig worden toegerekend aan degene die het consumeert. Informatiegoederen zijn daarom (in tegenstelling tot de informatie die ze bevatten) rivaliserende goederen. Een boek kan immers niet door twee mensen tegelijkertijd worden gelezen.
www.kranten.com
www.kranten.com heeft een nieuwsoverzicht van nieuwskoppen van de websites van de landelijke dagbladen. Abonnees krijgen per email de lijst met nieuwskoppen toegestuurd. Het aanklikken van een kop brengt de bezoeker rechtstreeks naar de site met het desbetreffende artikel. De rechtbank oordeelde dat kranten.com met de publicatie van de koppen geen inbreuk maakt op eigendomsrechten van kranten. Inmiddels is het aantal bezoekers van kranten.com verdubbeld naar 8.000 per dag en is het aantal abonnees gestegen van 17.000 naar 25.000.
Een andere strategie om informatie geschikt te maken voor transacties is door de inhoud te koppelen aan reclame. De kosten voor het produceren van het informatiegoed worden op deze manier (gedeeltelijk) gedekt door de inkomsten uit de verkoop van reclame. Hierdoor betaalt de consument minder voor het informatiegoed. In het uiterste geval betaalt de consument niets en worden alle kosten gedekt door reclame-inkomsten. In dit soort situaties hoeft de producent het informatiegoed ook niet uitsluitbaar te maken (bijvoorbeeld gratis radio en televisie via ether of satelliet). Door aanpassingen in de programmatuur van informatiegoederen kan een producent illegale reproductie voorkomen. Bovendien kunnen deze informatiegoederen door de toekenning van intellectueel eigendomsrechten nog verder uitsluitbaar gemaakt worden, doordat de reproductie van informatiegoederen aan banden wordt gelegd.22 Het beschermen van intellectueel eigendom (patent race) kan als een afzonderlijke bedrijfsstrategie worden gezien. Maar de toekenning van intellectueel eigendomsrechten is niet zonder risico voor het functioneren van informatiemarkten. Stiglitz23 (1999: 37) verwoordt dit als volgt:
3.2.3 Afwijkende kostenstructuur van informatiegoederen
De afwijkende kostenstructuur van informatiegoederen (hoge vaste kosten en lage marginale kosten) is van grote invloed op de strategie van bedrijven. Varian en Shapiro voorspellen dat slechts twee soorten strategieën kansrijk zijn: productdifferentiatie en kostenleiderschap. Markten voor informatiegoederen worden gekenmerkt door een hoge mate van productdifferentiatie. Om de enige aanbieder op (een deel van) de markt te zijn, trachten producenten op andere aspecten dan prijs zich van elkaar te onderscheiden. Dit opent de mogelijkheid tot prijsdiscriminatie, waardoor zij hun hoge vaste kosten kunnen terugverdienen door de prijs boven de marginale kosten te houden. Productdifferentiatie kan een strategie zijn om scherpe prijsconcurrentie te voorkomen. Tirole noemt dit het ‘differentiatieprincipe’:25
“knowledge is different from other goods: it has many of the central properties of a public good, indeed of a global public good. While government has a key role in protecting all property rights, its role in intellectual property rights is not even obvious. And in the knowledge economy, the dangers of monopolisation are perhaps even greater than in industrial economies.”
Two firms producing perfect substitutes face unbridled competition. In contrast, product differentiation establishes clienteles (“market niches” in the business terminology) and allows
Het niet-rivaliserende karakter van informatie
22 de studie ICT en Economie (1997: 9) stelt dat informatie juist niet-exclusief is, maar daar moet worden bedoeld nietrivaliserend, want iedereen kan van het gebruik van bepaalde informatie worden uitgesloten; 23 Stiglitz, J. (1999), Knowledge in the Modern Economy (paper presented at the conference on the economics of the knowledge driven economy). 24 Shapiro en Varian, p. 99 25 Tirole, J. (1998), The Theory of Industrial Organization.
24
firms to enjoy some market power over these clienteles. Thus, firms usually wish to differentiate themselves from other firms (1998: 295).
Personalisering
Uit de casestudies van Dialogic blijkt dat door internet personalisering in opkomst is op de markten voor muziekgoederen en nieuwsdiensten. Bij muziek krijgt dit de vorm van verkoop van losse composities en door de consument zelfs samengestelde compilatie cd’s. Bij nieuws gebeurt dit door nieuws toe te snijden op het persoonlijk interesseprofiel van de gebruiker.
De mate van differentiatie wordt echter gelimiteerd door kenmerken van de marktstructuur.26 Ten eerste is de heterogeniteit van de vraag van belang. Als de voorkeuren van consumenten dicht bij elkaar liggen, is er weinig ruimte voor productdifferentiatie. Ten tweede kunnen ondernemingen zich dicht bij elkaar vestigen om de zoekkosten voor de consument te reduceren (locatiekeuze is immers ook een aspect van productdifferentiatie). Ten derde hebben ondernemingen minder baat bij differentiatie als er (bijvoorbeeld om wettelijke redenen) geen prijsconcurrentie mogelijk is.
3.2.4 Netwerkeffecten van informatiegoederen
Netwerkeffecten kunnen leiden tot twee vormen van marktfalen. Ten eerste tot een kleinere omvang van een netwerk dan maatschappelijk efficiënt is, doordat externe effecten niet voldoende worden geïnternaliseerd. Ten tweede kunnen netwerkeffecten worden uitgebuit om afnemers in te sluiten (lock-in). Leibowitz en Margolis betogen bijvoorbeeld dat netwerkeffecten geen bron van marktfalen hoeven te zijn, omdat ze door het marktmechanisme zelf geïnternaliseerd kunnen worden.27 Ze onderscheiden netwerkeffecten van netwerkexternaliteiten:28
Producenten van informatiegoederen kunnen ook kiezen om de afnemende marginale kosten uit te buiten door op grote schaal te produceren en kostenleider te worden. De combinatie van schaalvoordelen aan de vraag- en aanbodzijde van de markt maakt het mogelijk dat een producent op deze wijze in korte tijd een dominante positie verwerft. Kijk maar naar Microsoft. Het nadeel van deze strategie is dat scherpe concurrentie tussen perfect homogene informatiegoederen de prijs naar nul zal drukken en daardoor op langere termijn geen winstgevende strategie is.
netwerkeffect: “the circumstance in which the net value of an action is affected by number of agents taking equivalent actions”; netwerkexternaliteit: “a specific kind of network effect in which equilibrium exhibits unexploited gains from trade regarding network participation”.
Productdifferentiatie is de meest gebruikelijke marktvorm bij informatiegoederen als boeken, tijdschriften, films, televisie en sommige softwareproducten. Internet maakt het mogelijk om het zoek- en koopgedrag van consumenten nauwkeurig te volgen en te registreren en dat levert ondernemingen waardevolle informatie op over hun klanten. Die informatie kunnen zij gebruiken om hun producten te personaliseren en gericht te adverteren. Personalisering van informatiegoederen geeft een onderneming veel ruimte bij de prijsstelling’. Er zijn immers geen directe concurrenten die hetzelfde product aanbieden. In het uiterste geval kan zelfs een individuele prijs in rekening worden gebracht; een vorm van eerstegraads prijsdiscriminatie.
Het onderscheid is relevant om te kunnen bepalen in welke mate er sprake is van marktfalen. Als netwerkeffecten niet worden geïnternaliseerd is er sprake van positieve externaliteiten en is de omvang van het netwerk kleiner dan maatschappelijk efficiënt. Producenten van informatie hanteren verschillende strategieën om netwerkexternaliteiten te internaliseren. Het (on)bedoelde gevolg van deze strategieën kan echter zijn dat afnemers ingesloten raken en hoge omschakelkosten moeten maken om naar een andere aanbieder over te stappen. De grens tussen pro-competitieve internalisering van positieve externe effecten en anti-competitieve vormen van insluiting is niet eenvoudig te
26 ibidem 27 Bovendien stellen ze dat netwerkeffecten worden veroorzaakt door technologische innovaties (met als gevolg dat het gehele kostencurve daalt) in plaats van door toenemende schaalopbrengsten (een beweging langs een gegeven kostencurve). 28 S.J. Liebowitz, S.E. Margolis, Network Externality: An Uncommon Tragedy, Journal of Economic Perspectives, Volume 8, nr, 2.
25
strategie bedoeld om de browser van de concurrent Netscape uit de markt te drukken. Volgens Microsoft wilde het bedrijf alleen een extra functionaliteit aan de besturingssoftware toevoegen, zodat de consumenten hiervan de vruchten konden plukken.
trekken. De volgende strategieën illustreren dit. Een strategie om netwerkeffecten te internaliseren is het gratis weggeven van een informatiegoed en de prijs te verhogen naarmate het marktaandeel stijgt. De gedachte hierachter is dat naarmate er meer gebruikers zijn van een goed met netwerkeffecten, de waarde ervan voor de gebruiker groter is. De bereidheid om te betalen voor een goed met netwerkeffecten neemt toe naarmate het marktaandeel groter wordt. Het weggeven van producten beneden de kostprijs (en daarna het verhogen van de prijzen) kan in sommige gevallen worden gezien als predatory pricing, bedoeld om (minder kapitaalkrachtige) concurrenten van de markt te drukken.
Naast de individuele strategieën die ondernemingen hanteren om netwerkeffecten te benutten, kunnen zij ook kiezen voor horizontale samenwerking om tot een gemeenschappelijke technologische standaard te komen. Standaardisatie draagt bij aan de adoptie van een nieuwe technologie, waardoor positieve netwerkeffecten (als daar sprake van is) door groei van het netwerk beter benut kunnen worden. Bij gebrek aan een gemeenschappelijke standaard kan excess inertia optreden: consumenten stellen de keuze voor een bepaalde technologie uit omdat ze willen voorkomen ingesloten te worden in de verkeerde standaard. Denk aan de Betamax videorecorders van Sony begin jaren tachtig.29
VNU en Ilse
Met de samenwerking tussen VNU en Ilse is een zwaargewicht gecreëerd. VNU is de productiemaatschappij van content en Ilse de zender die door het grote bereik van Ilse.nl, Startpagina.nl en Nu.nl veel traffic kan genereren. Met Ilse Finance (financieel nieuws), een muziekafdeling (Ilse Music) en de koophulp ConsumerDesk wil Ilse haar positie als best bezochte site behouden en uitbouwen.
3.3 Goederen- en dienstenmarkten 3.3.1 Virtuele marktplaatsen
Een virtuele marktplaats is een website waar goederen en diensten elektronisch worden verhandeld. Dat kan via een elektronische veiling, waarbij de fysieke goederenstromen worden losgekoppeld van de prijsvorming30. Tot nu toe zijn de voorlopige effecten van ICT op veilingen veelbelovend: lagere transactiekosten, lagere prijzen (marges), meer concurrentie, meer deelnemers en minder locatiegebonden. Een virtuele marktplaats is in feite een vorm van gebundelde inkoopmacht (van grootafnemer tot consument) of verkoopmacht (van producent tot consument). Op die virtuele marktplaatsen waar concurrerende producenten gezamenlijk gaan inkopen, kunnen zich dan ook problemen voordoen, en wel door onderling informatie uit te wisselen of door uitsluiting van andere partijen.
Een vergelijkbare strategie om netwerkeffecten te internaliseren is door de hardware met netwerkeffecten tegen kostprijs aan te bieden en winst te maken op de verkoop van de software of randapparatuur. Deze strategie wordt bijvoorbeeld toegepast bij printers die goedkoop zijn en de dure inkt die er voor nodig is. De producent kan winst maken op de verkoop van de software, omdat de klant immers al heeft gekozen voor een bepaalde standaard en alleen tegen relatief hoge kosten kan omschakelen. Dit kan echter leiden tot insluiting van gebruikers en kan ruimte bieden voor excessive pricing bij de verkoop software. Bundeling van een product met netwerkeffecten aan een product zonder netwerkeffecten kan het marktaandeel op beide deelmarkten snel doen toenemen. Dit kan gezien worden als tying, als de consument niet de mogelijkheid heeft om beide producten afzonderlijk te kopen. Een recent voorbeeld van deze strategie is de manier waarop Microsoft zijn webbrowser Internet Explorer heeft geïntegreerd met het besturingssysteem Windows. Volgens het Amerikaanse ministerie van Justitie was deze
Onderling informatie uitwisselen
Door de elektronische uitwisseling van gegevens en het koppelen van bestanden ontstaat de mogelijkheid elektronisch prijzen te coördineren. Het internet dient dan als middel om een kartel in stand te houden (prijs controleren of centraal verhogen).
29 Tirole, op. cit, p. 405. 30 Reengineering the Dutch Flower Auctions: A framework for analysing exchange organisations, Eric van Heck en Ajit Kambil, Information System Research, Vol. 9, No. 1, March 1998
26
Net als bij de voorgaande voorbeelden van bedrijfsstrategieën kan voor virtuele marktplaatsen niet per definitie worden vastgesteld of de effecten pro- of anticompetitief zijn.
producenten de kosten dragen. Hier ligt een potentieel risico. De zoekmachine lijkt neutraal, maar het is mogelijk dat zijn bevindingen voorgeselecteerd zijn. Als de gebruiker geen inzicht heeft in de onafhankelijkheid van de desbetreffende zoekmachine, heeft hij te kampen met een informatieachterstand. Of hier sprake is van een werkelijk probleem hebben we nog onvoldoende in beeld, maar er is beslist een risico van (on)bewust misleiden.
3.3.2 Transparantie
3.4 Conclusie
Uitsluiting van andere partijen
Ondernemingen kunnen worden uitgesloten van de toegang tot virtuele marktplaatsen of noodzakelijke elektronische systemen31.
Dankzij internet komt steeds meer informatie over goederen en diensten beschikbaar. Om deze informatie te ordenen en te lokaliseren zijn zoekmachines ontwikkeld. Ilse en Yahoo zijn daar voorbeelden van. De vraag naar deze zoekfuncties neemt drastisch toe. Steeds meer bedrijven en consumenten raadplegen immers het web. Niet alleen voor productinformatie, ook voor andere zaken zoals het opvragen van offertes of het boeken van een reis. Ook bedrijven hebben uit het oogpunt van public relations, marketing en sales belang bij om hun productinformatie zo overzichtelijk mogelijk te presenteren.
Ondernemingen gaan elk op hun eigen wijze om met verschillende vormen van marktfalen op het internet. Vaak hanteren zij marktconforme strategieën om transacties met consumenten tot stand te brengen. Transacties die op het eerste gezicht niet plaats lijken te vinden. Of zoals de Amerikanen verwoorden: market failures are business opportunities. Tegelijkertijd bieden de genoemde vormen van marktfalen - vooral de netwerkeffecten - ook gelegenheid voor mededingingsbeperkende strategieën. En daarvan blijkt uiteindelijk de consument de dupe te zijn. Bij die strategieën is het niet altijd eenvoudig om onderscheid te maken tussen pro- en anticompetitieve strategieën.
Omdat de gebruiker niet voor de hulp van een zoekmachine betaalt, moeten advertenties of
31 Bijvoorbeeld ‘DGIV zaak tegen Sabena’. Internationaal ticket reserveringsysteem waarmee de aangesloten luchtvaartmaatschappijen nieuwkomers konden weren. Zonder deelname was concurrentie niet mogelijk.
27
overheid aan deze rollen invulling geeft, kan verschillen. Ons uitgangspunt is: marktwerking indien mogelijk, marktordening indien nodig. We benaderen de vraag ‘Wat zijn overheidsdoelstellingen?’ daarom in enge zin. Zoals eerder aangegeven is marktfalen alléén geen gegronde reden voor overheidsinterventie. Steeds moet een duidelijke afweging gemaakt worden tussen kosten en baten. Ook aan de tussenkomst van de overheid hangt immers een prijskaartje, om nog maar te zwijgen over onbedoelde en ongewenste effecten die vaak optreden door anticiperend gedrag van marktpartijen.
4 Condities voor functioneren (ICT) markten 4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk maken we de koppeling tussen de te verwachte vormen van marktfalen en de beleidsdoelstelling van de directie Marktwerking. Een beleidsdoelstelling die vertaald is in statische en dynamische efficiëntie voor het goed functioneren van goederen- en dienstenmarkten. Die koppeling maken we door enkele condities en randvoorwaarden te formuleren waaraan potentiële oplossingen moeten voldoen.
4.2.2 Marktwerkingsbeleid
De directie Marktwerking heeft als missie het scheppen van optimale condities voor een goed functioneren van de Nederlandse markten voor goederen en diensten. Dat geldt dus ook voor informatiemarkten en markten die worden beïnvloed door ICT, in het bijzonder door ecommerce. De projectgroep ICT&MW vertaalt de missie op de volgende manier: het bevorderen van statische en dynamische efficiëntie op informatiemarkten en overige markten die door ICT worden beïnvloed, om welvaartswinsten te maximaliseren.32 Met statische efficiëntie bedoelen we de mate waarin de kosten minimaal worden gehouden en waarin vraag en aanbod in termen van prijs en hoeveelheid goed op elkaar aansluiten. Met dynamische efficiëntie bedoelen we de aansluiting tussen vraag en aanbod. Ook technologische vernieuwing (innovatie) valt hieronder.
4.2 doelstellingen overheidsinterventie 4.2.1 Algemeen
Voor een goed begrip van het nut en de noodzaak van overheidsinterventie, is het belangrijk om te kijken wat de doelstellingen van de overheid zijn. De doelstellingen van tussenkomst door de overheid zijn aan tijd gerelateerd. Van de terughoudende overheid van het begin van de 20e eeuw (nachtwakerstaat) via de maakbare samenleving (verzorgingstaat) van de periode van wederopbouw tot de toezichthoudende overheid (scheidsrechter) van nu. Het uitgangspunt van de interventierol van de overheid hangt dus samen met de rol die zij voor haarzelf weggelegd ziet.
Wanneer we beide begrippen nader onder de loep nemen, vallen enkele verschillen op33. Kosten of X-kosten34 en allocatieve efficiëntie35 zijn statische begrippen en worden vaak samengevat als statische efficiëntie. Statische efficiëntie is relatief goed meetbaar, maar is een momentopname. Effecten van marktimperfecties zijn hier: • te hoge prijzen door monopolievorming en kartels. Bedrijven met monopolie zijn in staat indirecte (overhead) en directe kosten (marginale kosten) in zijn geheel met monopolietoeslag aan de consument door te berekenen. Kartels maken ook maatschap-
Om welzijn en welvaart (economische groei) voor haar burgers te bewerkstellingen ziet de huidige overheid toe op de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de toegankelijkheid van een aantal basisvoorzieningen. Relevant voor ICTmarkten zijn daarbij vooral een goede netwerkinfrastructuur (energie en IT) en ruimte voor een pluriform media- en informatieaanbod. Naast de eerdergenoemde basisvoorzieningen hanteert de overheid enkele spelregels voor het functioneren van markten. De manier waarop de
32 Hinloopen, J. (1998), “Statische en dynamische efficiëntie”, in: ESB, 83e jaargang, nr. 4180 33 Bos, D.I., Marktwerking en regulering, Marktwerkingsreeks EZ, november 1995 (p. 44-46) 34 Effectieve druk op interne kostenminimalisering, waaronder de X-kosten van de interne bedrijfsorganisatie (organisational slack). Hiertoe is veelal concurrentiedruk noodzakelijk. 35 Impliceert dat prijzen en geproduceerde hoeveelheden in overeenstemming zijn met wensen van de consument en dat goederen en diensten daar terecht komen waar zij conform vraag en aanbod behoren.
29
waarin ondernemingen hoge (verzonken) investeringskosten kunnen terugverdienen. De keerzijde hiervan is dat een lagere concurrentiedruk er weer voor zorgt dat de baten van investeringen in mindere mate bij de consument terechtkomt.36
pelijke kosten voor het verwerven en instandhouden van het kartel, wat tot een hogere gemiddelde prijs leidt dan een concurrerende markt zou toestaan; • te weinig concurrentiedreiging. Managers zijn dan geneigd op hun lauweren te rusten en niet te streven naar een zo efficiënt mogelijk productieproces en het behouden of behalen van een concurrentievoorsprong.
Statische en dynamische efficiëntie
Theeuwes en Martin37 verwoorden de beleidsmatige trade-off tussen statische en dynamische efficiëntie als volgt. De mededingingsregels zijn vooral gericht op statische efficiëntie, bevorderen concurrentie en het tot stand komen van een level playing field en een beperkte marktmacht. Daarentegen is technologiebeleid gericht op dynamische efficiëntie en stimuleert het verwerven, verspreiden en toepassen van innovatief onderzoek, staat het beleid R&D-samenwerking toe, maar maakt het een keuze voor technologie. Deze spanning tussen efficiëntie vraagt om meer duidelijkheid over de te maken keuzes in beleid. Theeuwes en Martin doen een aanzet door aan te tonen dat: het stimuleren van fundamenteel onderzoek een generieke kennisbasis is en de verspreiding hiervan niet in strijd is met mededingingsbeleid. private- en overheidsinvesteringen in R&D een hogere rate of return opleveren dan investeringen in conventionele kennis. R&D spill overs heeft als imitatie en kennisverspreiding.
Dynamische efficiëntie gaat ervan uit dat de technologische ontwikkeling en de voortdurende vernieuwing tot concurrentievoordelen leidt. De voordelen van concurrentie is één van de belangrijkste motoren voor economische groei. Dynamische efficiëntie veronderstelt daarom een continu proces, dat gericht is op het streven naar kwaliteitsverbetering, zoals voor de bedrijfsvoering (intern) als het product (extern). Daarbij wordt rekening gehouden met de behoeften van de klant. Oorzaken van marktimperfecties zijn hier: • toetredingsdrempels door marktstructuur. Wanneer de concurrentiedruk laag is, zijn bedrijven nauwelijks geneigd te investeren in vernieuwing. Zo bood KPN indertijd slechts keuze uit twee grijze toestellen. Anderzijds zijn het vaak de voorlopers met enige marktmacht (Schumpeter II) die in R&D investeren; • piraterij of free rider gedrag. Wanneer marginale kosten niet terugverdiend kunnen worden, zal dit negatief uitwerken op (R&D) investeringen. • verstarrende werking van te lang durende of te grote reikwijdte van intellectueel eigendomsrechten. Denk aan het op voorhand aanvragen van octrooi voor genetische codes, voordat de werking bekend is en het daarmee de drempel opwerpt voor de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel. Enige bescherming is echter noodzakelijk om investeringsbereidheid te prikkelen.
Overigens zien we de tegenstelling tussen mededingingsregels en technologiebeleid niet zo scherp als Theeuwes en Martin. Het mededingingsrecht houdt rekening met intellectueel eigendomsrechten en meer in zijn algemeenheid met dynamische efficiëntie. Het gaat per slot van rekening om effectieve mededinging.
Er kan een beleidsmatige trade-off optreden tussen beide vormen van efficiëntie: op de korte termijn is statische efficiëntie gebaat bij veel aanbieders die elkaar scherp beconcurreren en geen winst maken, terwijl op langere termijn dynamische efficiëntie juist gebaat kan zijn bij een meer geconcentreerde marktstructuur
Hierna bekijken we wat de invloed van karakteristieken is van informatiemarkten en wat het gedrag is van ondernemingen op statische en dynamische efficiëntie. Indien die tot potentieel marktfalen leiden, worden condities geformuleerd die voor een optimaal functioneren van informatiemarkten en goederen- en dienstenmarkten moeten zorgen.
36 zie Hinloopen. 37 Paper: Competition and Innovation by Stephan Martin, Jules Theeuwes voor Ministerie van Economische Zaken, 3 oktober 2000.
30
4.3 Informatiemarkten
Kostenstructuur
Kenmerken voor informatiegoederen is dat zij hoge vaste, verzonken kosten en relatief lage marginale kosten hebben. Daardoor zijn informatiegoederen, vooral in digitale vorm, eenvoudig te reproduceren.
4.3.1 Marktmacht
Marktmacht kan door diverse bedrijfsstrategieën ontstaan. De geconstateerde vormen die op informatiemarkten tot marktmacht leiden zijn: opwerpen van toetredingsdrempels, bundeling, koppelverkoop, monopoliseren van informatie, verticaal integreren, oprichten van marktplaatsen en monopolievorming.
• Statische en dynamische efficiëntie Het effect van de kostenstructuur van informatiegoederen op de dynamische efficiëntie hangt af van de bedrijfsstrategieën die ondernemingen hanteren. Eerder bleek dat twee soorten strategieën succesvol zijn: het streven naar kostenleiderschap door schaalvoordelen te benutten, en productdifferentiatie & prijsdiscriminatie. Vanuit het oogpunt van dynamische efficiëntie is de laatste strategie maatschappelijk het meest wenselijk. Ondernemingen innoveren en brengen nieuwe, unieke producten op de markt in de hoop daarmee een tijdelijke monopoliepositie te verwerven op een afgebakend deel van de markt. De tijdelijke machtspositie maakt het mogelijk de hogere kosten, die gemaakt zijn om het product te lanceren, weer terug te verdienen. Vanuit het oogpunt van statische efficiëntie is de eerste strategie wenselijk. Ondernemingen die niet streven naar differentiatie, maar naar schaalvoordelen worden met scherpere concurrentie geconfronteerd en moeten om te overleven hun kosten laag zien te houden. Op korte termijn kan de consument hiervan profiteren. Piraterij en andere vormen van illegale verspreiding hebben een gunstig effect op de statische efficiëntie. De prijzen voor de consument liggen immers aanzienlijk lager. De piraat heeft niet de last van de vaste, verzonken kosten die nodig zijn om een informatiegoed te maken. Het effect op dynamische efficiëntie daarentegen is negatief, omdat investeringen niet voldoende worden terugverdiend.
Toetredingsdrempels
Toetredingsdrempels leiden tot een beperking van de concurrentiedruk. Het gevolg is dat de gevestigde aanbieders over een zekere marktmacht kunnen beschikken. De oorzaken van het bestaan van toetredingsdrempels zijn in sommige gevallen inherent aan de structuur van de markt, maar kunnen ook het gevolg zijn van doelbewust marktgedrag. Er is sprake van een door de marktstructuur veroorzaakte toetredingsdrempel als grote investeringen, die noodzakelijk zijn om actief te worden op een markt, niet volledig kunnen worden terugverdiend bij het verlaten van de markt. Het zijn de [differential] set-up costs incurred by firms to acquire […] a single plant of minumum efficient scale38. Dit komt onder meer voor op de chemiemarkt. Denk aan de bouw van een verffabriek of een naftakraker. Strikt gesproken is er alleen sprake van een toetredingsdrempel als bestaande spelers een kostenvoordeel hebben ten opzichte van nieuwe spelers, bijvoorbeeld vanwege schaalvoordelen, first mover advantages of verschillen in kapitaalkosten (extra risicopremie nieuwe spelers). Toetredingsdrempels kunnen ook het gevolg zijn van (strategisch) gedrag van bestaande marktpartijen. Door strategische prijs- en investeringsbeslissingen kan een bestaande speler het voor een potentiële toetreder moeilijker maken om zijn kosten terug te verdienen. Voorbeelden zijn productdifferentiatie, reclame, R&D en predatory pricing. Uit de opsomming blijkt dat niet alle strategieën per definitie anti-competitief zijn. Op informatiemarkten is sprake van toetredingsdrempels als gevolg van de marktstructuur (schaalvoordelen) en strategisch marktgedrag van bestaande aanbieders (productdifferentiatie).
• Condities en randvoorwaarden Een eerste randvoorwaarde is het toekennen van eigendomsrechten. Hiermee wordt voorkomen dat derden de informatiegoederen illegaal kopiëren of meeliften op de investeringen van een product (free rider gedrag). Een onderneming moet immers in staat zijn om minimaal zijn vaste, verzonken
38 John Sutton (1991), Sunk Costst and Market Structure, p. 8.
31
gebundelde softwarepakketten goed met elkaar samenwerken en er probleemloos gegevens kunnen worden uitgewisseld (innovatie).
kosten terug te verdienen en heeft daarom een alleenrecht nodig om de hoge vaste, verzonken kosten te kunnen terugverdienen. Daarnaast wordt voorkomen dat derden misbruik maken van de mogelijkheid om informatiegoederen te kopiëren. Verder moet voorkomen worden dat het instrument dat voor een absoluut alleenrecht zorgt te ver doorschiet. Genoemd alleenrecht mag niet te rigide worden, noch ervoor zorgen dat de marktwerking gefrustreerd wordt. Een tweede randvoorwaarde is dat ondernemingen die een - tijdelijke machtspositie verwerven hier geen misbruik van kunnen maken door toetreding uit te sluiten.
Bundeling
Microsoft bundelde zijn verschillende applicaties tot de welbekende bundel Office, dat een groot succes werd. Naast het feit dat bundeling voor een goede samenwerking en uitwisseling van data tussen verschillende programma’s zorgt, maakt het pakket ook gebruik van gezamenlijke bibliotheken waardoor schijfruimte wordt bespaard.40 Koppelverkoop is slecht, wanneer de koppelverkoper een economische machtspositie heeft. Koppelverkoop kan in tegenstelling tot bundeling wel tot inefficiëntie leiden. Koppelverkoop minimaliseert de kosten voor een producent. Extra kosten voor bijvoorbeeld marketing en distributie van het gekoppelde product hoeven immers niet te worden gemaakt en is dus goed voor de statische efficiëntie. Aan de andere kant brengt koppelverkoop met zich mee dat een consument juist een product krijgt opgedrongen, dat hij helemaal niet wil en waarvoor hij relatief meer moet betalen, omdat er geen alternatieven zijn zoals bij losse verkoop. Voor de dynamische efficiëntie is koppelverkoop funest. Producenten die soortgelijke producten maken als het gekoppelde product worden uit de markt gedrukt. Het gevolg op langere termijn is dat consumenten minder keuzes krijgen. Zeker wanneer de markt voor het gekoppelde product door deze handelswijze een monopoliemarkt dreigt te worden, loopt men risico om met prijsverhogingen te worden geconfronteerd. En dat heeft weer negatieve effecten op de statische efficiëntie. Daarnaast verdwijnt de prikkel tot innovatie van het gekoppelde product, daar het product niet langer gekocht wordt om zijn specifieke kenmerken. De producent wordt namelijk niet door de afnemer afgerekend op een inefficiënt product. Denk in dit geval ook aan Microsoft, waarbij de het bedrijf zijn browser koppelde aan zijn operating system (Windows ’98) en zo zijn naaste concurrent Netscape uit de markt probeerde te drukken.
Strategisch gedrag
Net als in andere markten, is een kenmerk van informatiegoederen dat bedrijven zich strategisch gedragen om zo hun investeringen te kunnen terugverdienen. Bij strategisch gedrag moet men denken aan adverteren, productdifferentiatie, bundeling, koppelverkoop en gebruik van intellectueel eigendomsrechten, zoals octrooi-, merken- en auteursrechten. Deze strategische gedragingen kunnen ook toetredingsdrempels opwerpen die zo hoog zijn, dat potentiële toetreders afzien van toetreding. A. Bundeling en koppelverkoop De scheidslijn tussen bundeling en koppelverkoop is een dunne, maar wel een essentiële. Bij bundeling worden twee of meer verschillende producten als één pakket aangeboden, maar deze producten zijn ook los te verkrijgen. Bij koppelverkoop worden de producten alleen als pakket aangeboden.39 • Statische en dynamische efficiëntie Bundeling heeft geen negatieve effecten op de statische efficiëntie. Juist omdat een afnemer de keuze heeft om of alleen zijn gewenste product te kopen, of het product van zijn keuze gebundeld te kopen. Dit laatste geschiedt weliswaar tegen een hogere prijs, maar die ligt lager dan de prijs van de los te kopen producten. Er kan zelfs een vorm van concurrentie binnen het eigen merk optreden, tussen de los te kopen producten en het gebundelde product. Bundeling heeft positieve effecten op de dynamische efficiëntie. Bundeling krijgt namelijk een extra toegevoegde waarde wanneer de
39 Shapiro en Varian, De nieuwe economie, p. 80. 40 Shapiro en Varian, De nieuwe economie 1999, p. 80
32
kan zijn product hebben beschermd, maar de mogelijkheid bestaat dat zijn concurrent een beter medicijn voor dezelfde ziekte ontwikkelt. Ondanks de gemonopoliseerde kennis, zal de eerstgenoemde producent concurrentie van het nieuwe product ondervinden. Innovatie blijft dus noodzakelijk. Het (te lang) monopoliseren van kennis, hoeft dus geen negatief effect op de dynamische efficiëntie te hebben. We kunnen ons echter wel afvragen hoe lang een beschermingsrecht moet duren.
• Condities en Randvoorwaarden Omdat bundeling geen direct marktfalen veroorzaakt, zijn hiervoor geen condities en randvoorwaarden nodig. Koppelverkoop daarentegen heeft wel negatieve gevolgen voor de dynamische efficiëntie en in mindere mate voor de statische efficiëntie. Daardoor zijn maatregelen nodig. De meest vergaande, maar duidelijkste manier om de gevolgen van koppelverkoop tegen te gaan is om die vorm van verkoop te verbieden. Vooral omdat koppelverkoop de afnemer een keuze ontneemt, is deze oplossing te rechtvaardigen.
Daarnaast biedt bescherming van innovaties door intellectueel eigendomsrechten ondernemingen de mogelijkheid hun gedane investeringen terug te verdienen. Zonder deze kans op of de mogelijkheid van return on investment zullen bedrijven zich wel twee keer bedenken voordat zij in onderzoek en ontwikkeling gaan investeren. In het geval van merken gaat het niet zo zeer om het product of het werk wat beschermd wordt, maar om de bescherming van naam, logo of teken. Het doel van een merk is om zich van anderen te onderscheiden en om een bepaalde reputatie op te bouwen. Bescherming van een merk heeft een negatieve invloed op de statische efficiëntie, omdat het prijsopdrijvend werkt. Bescherming van een merk heeft wel positieve gevolgen voor de dynamische efficiëntie. Een sterk merk dankt dit aan een goede reputatie. Dat kan het gevolg zijn van een kwalitatief goed product of een goede service. Zoals eerder is beschreven, biedt reputatie de mogelijkheid om informatieasymmetrie op te heffen. Een consument zal sneller geneigd zijn om een product via het web te kopen, als dat product of de onderneming een goede reputatie heeft.
B. Intellectueel eigendomsrechten Auteursrechten, octrooien, deponeren van merkenrechten zijn mogelijkheden die ondernemingen gebruiken om hun uitvindingen, merken of producten te beschermen. Intellectueel eigendomsrechten kunnen ook als bedrijfsstrategie worden gebruikt. Het doel van intellectueel eigendomsrechten is om de rechthebbende voor een bepaalde periode een alleenrecht op zijn creatie, merk of uitvinding te verlenen. Zo beoogt de auteurswet van 1912 prestaties die in het menselijke brein ontstaan, op een bepaald gebied te beschermen. De rijksoctrooiwet van 1995 beoogt bescherming te bieden aan technische uitvindingen. Het merkenrecht heeft als doel om een naam of een logo als onderscheidings- of identificatiemiddel te beschermen. Hiermee wordt de (opgebouwde) reputatie rondom een product of dienst beschermd.41 Naast deze doelstellingen die intellectueel eigendomsrechten proberen te bewerkstelligen, kunnen dezelfde rechten ook worden gebruikt om concurrenten de pas af te snijden. Bijvoorbeeld door kennis te monopoliseren. Het feit dat je een intellectueel eigendomsrecht hebt, wil overigens niet zeggen dat je een (economische) machtspositie hebt.
In de huidige informatie-economie zijn informatiegoederen vrij gemakkelijk illegaal te kopiëren. Dat is een schending van het intellectueel eigendomsrecht. Indien schending op grote schaal voor komt en onvoldoende kan worden aangepakt, heeft bescherming op deze wijze nagenoeg geen zin. De verspreiding van illegale kopieën, al dan niet tegen betaling, is van invloed op de statische efficiëntie. Dreiging vanuit het illegale circuit is hooguit gunstig wanneer het producenten tot prijsmatiging dwingt. Daarentegen heeft het illegale circuit op de langere termijn een negatieve invloed op
• Statische en dynamische efficiëntie Wie het alleenrecht verkrijgt, bijvoorbeeld door het octrooi-, merk- of auteursrecht, kan voor zijn product een hogere prijs berekenen dan wanneer dat product volledige concurrentie ondervindt. Het alleenrecht of monopolie heeft dus een nadelig effect op de statische efficiëntie. Maar het is de vraag of een monopolie een negatieve invloed op de statische efficiëntie heeft. Een producent van een bepaald medicijn
41 Empel, G. van, P.G.F.A. Geerts, Bescherming van de intellectuele eigendom, Deventer, 1999, vierde druk, p. 77.
33
het alleenrecht op essentiële kennis krijgen. Theoretisch zou een farmaceutische onderneming die hét medicijn tegen aids ontwikkelt, hiervoor octrooi kunnen aanvragen om er vervolgens een enorm hoge prijs voor te vragen, zodat het geneesmiddel voor velen onbereikbaar wordt. Dat zou ontoelaatbaar zijn. Ten slotte kan ook de aanzienlijke economische schade voor rechthebbende en overheid (gemis aan fiscale inkomsten) een reden zijn voor overheidsingrijpen. Bescherming van intellectueel eigendomsrechten mag echter nooit rigide worden. Op het moment dat bescherming van informatiegoederen innovatie in de weg gaat staan of toegankelijkheid van informatie wordt beperkt, schiet de bescherming haar doel voorbij en wordt zij contraproductief. Gebruik in bepaalde gevallen moet mogelijk zijn. Zoals het maken van privékopieën: controle maakt een erg grote inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. Regelgeving die van technologie afhankelijk is, is onwenselijk daar de ontwikkelingen en veranderingen op technologisch gebied erg snel gaan en door wetgeving moet worden bijgehouden. Belangrijke vraag is hoe lang een dergelijke bescherming moet duren. Een te korte bescherming, geeft de onderneming te weinig ruimte om zijn investeringen terug te verdienen. Daarentegen kan een te lange bescherming weer voor excessieve winsten zorgen, maar ook de innovatie beperken.
dynamische efficiëntie. Indien ondernemingen hun investeringen in het informatiegoed kunnen terugverdienen, bijvoorbeeld omdat hun intellectueel eigendomsrecht niet wordt gerespecteerd, zullen zij niet langer bereid zijn om te investeren. Op langere termijn is dus een verschraling van het aanbod van informatiegoederen te verwachten. Harry Potter
Piraterij is een bekend fenomeen in de Volksrepubliek China, waar ieder populair product wordt nagemaakt. Zo is de lancering van de in het Chinees vertaalde populaire kinderboeken over Harry Potter met een week vervroegd, om piratenuitgaven de pas af te snijden. Er circuleren al vier zwarte edities. Bron: Volkskrant, 11 oktober 2000
• Condities en randvoorwaarden Het is belangrijk om duidelijk te hebben wat men onder welke condities kan beschermen. Onduidelijke regels over wat te beschermen is, leidt tot misbruik en onnodig belasting van het rechterlijk apparaat, dan wel achterblijven van investeringen. Het te makkelijk kunnen monopoliseren leidt tot inflatie van rechten en het blokkeren van innovatie. Octrooi aanvragen
In de Verenigde Staten is het mogelijk om voor bepaalde bedrijfsprocessen die in software zijn geïncorporeerd octrooi aan te vragen. Aangezien het gaat om bestaande bedrijfsprocessen, wordt niet goed bekeken of aan het zogenaamde nieuwheidvereiste wordt voldaan. Processen die tot dan voor iedereen toegankelijk en bruikbaar waren, worden dan door uitsluiting gemonopoliseerd.
C. Prijsstrategieën Ondernemingen hanteren verschillende prijsstrategieën met als doel het verbeteren van hun concurrentiepositie. De belangrijkste prijsstrategieën in de ICT-omgeving zijn predatory pricing (PP), kruissubsidiëring en excessieve prijzen. Ondernemingen kunnen excessieve prijzen hanteren, wanneer afnemers geen andere keus hebben. Dit kan omdat een onderneming een domeinmonopolie heeft bijvoorbeeld een octrooi op een medicijn - of omdat afnemers van een product zijn ingesloten. Predatory pricing en kruissubsidiëring zijn strategieën die erop gericht zijn de concurrentie uit te schakelen of een nieuwe markt te penetreren. Het gevolg kan zijn dat ondernemingen goederen of diensten tegen een lagere prijs dan de kostprijs gaan aanbieden (PP). Ondernemingen kunnen dit vaak alleen volhouden wanneer zij hun inkomsten op de ene markt gebruiken om hun verliezen op de andere markt te dekken.
Piraterij is op lange termijn funest voor innovatie en de ontwikkeling van wetenschap, literatuur en kunst. Ervan uitgaande dat intellectueel eigendomsrechten door de rechthebbende gehandhaafd moeten worden, moet de overheid een kader scheppen en voor een instrumentarium zorgen, zodat de rechthebbende de inbreukmaker kan aanpakken. Slechts in die gevallen waarin veiligheid, gezondheid en de economie door piraterij ontwricht wordt, is ingrijpen door de overheid gewenst. Denk aan ondeugdelijk nagemaakte vliegtuigonderdelen of medicijnen. Daarnaast moet voorkomen worden dat ondernemingen
34
echter moeilijk door te voeren voor informatiegoederen, de marginale kosten naderen immers nul. Richtinggevend zijn drie stappen: 1. als de prijs onder de variabele kosten ligt, kan er van PP sprake zijn, 2. als de prijs tussen de variabele kosten en marginale kosten ligt, is er PP als opzet kan worden aangetoond en 3. als de prijs onder de marginale kosten ligt, dan is er PP. Al met al moet er een balans worden gevonden tussen het recht op concurrentie en schadelijke prijsconcurrentie. Kruissubsidiëring is weliswaar een middel om predatory pricing mogelijk te maken, maar het een volgt niet noodzakelijk uit het ander. Kruissubsidiëring moet echter niet leiden tot oneerlijke concurrentie.
• Statische en dynamische efficiëntie Excessieve prijzen42 zijn prettig voor de onderneming die ze kan berekenen, maar slecht voor de statische efficiëntie. Afnemers betalen immers een te hoge prijs. Excessieve prijzen kunnen ook nadelig zijn voor de dynamische efficiëntie als excessieve prijzen worden veroorzaakt door weinig concurrentiedruk. Het kan zijn dat gevestigde marktpartijen niet hoeven te innoveren, omdat hun afnemers niet of moeilijk kunnen uitwijken. Predatory pricing en kruissubsidiëring kunnen tijdelijk een gunstig effect hebben op de statische efficiëntie, doordat het een drukkend effect op de prijzen mogelijk maakt. Dit heeft vooral een gunstig effect voor de afnemers. Concurrenten die met predatory pricing en kruissubsidiëring worden geconfronteerd kunnen in grote problemen komen. Bovendien kan predatory pricing toetredingsdrempels veroorzaken. Alleen die ondernemingen die de (tijdelijke) verliezen op een product kunnen dragen, zijn in staat een markt te betreden. Predatory pricing pakt negatief uit voor de dynamische efficiëntie. Doel van PP is om met behulp van kruissubsidiëring de concurrentie uit te schakelen. Minder concurrentie kan uiteindelijk een verminderde prikkel tot innovatie geven.
4.3.2 Informatieasymmetrie
Eerder zagen we dat informatieasymmetrie op informatiemarkten niet leidt tot onmiskenbaar falen op de markt. Daarom hoeven er geen randvoorwaarden en condities te worden geformuleerd. 4.3.3 Externe effecten (netwerkeffecten) Standaardisatie
Een van de problemen bij informatiegoederen is de compatibiliteit. De toegevoegde waarde zit vooral in programma’s of bestanden die niet (goed) samenwerken. Twee bekende vormen van standaardisatie zijn de Wintelstandaard43 en de HTML-standaard44. Deze twee voorbeelden betreffen een open en een gesloten standaard. Bij een open standaard kan iedereen bijvoorbeeld een applicatie maken. Bij een gesloten standaard is dat niet het geval. Dan moet eerst een licentie van de standaardhouder worden aangevraagd. Standaardisatie heeft ook de nodige consequenties voor gebruikers van informatiegoederen. Stel we opteren voor standaard A die niet uitwisselbaar is (een gesloten standaard). Als gebruiker zijn we gebonden aan de software die met standaard A werkt. Ook bij standaardisatie kan dus sprake zijn van lock-in effecten.
• Condities en randvoorwaarden Excessieve prijzen kunnen alleen worden berekend, indien een onderneming een bepaalde positie bezit; reputatie, monopolie of ingesloten klanten. Wat ondernemingen in feite doen door excessieve prijzen te berekenen, is misbruik maken van hun machtspositie. Afnemers kunnen niets anders dan bij hem afnemen. Excessieve prijzen moeten daarom worden voorkomen. Meer algemeen kan men stellen dat misbruik maken van een bepaalde positie verboden is. Predatory pricing tracht concurrentie op een oneerlijke manier uit te schakelen. De enige manier om deze strategie te kunnen aanpakken is om dezelfde tactiek te hanteren. En dat kan alleen als een onderneming dezelfde financiële middelen heeft; nog afgezien van de vraag of een onderneming dat wel wil. Kleinere ondernemingen zullen wellicht het onderspit delven. Als remedie lijkt dan ook het beste om predatory pricing te verbieden. Dat verbod is
• Statische en dynamische efficiëntie Wanneer gebruikers te maken hebben met hoge omschakelingskosten, kunnen gesloten
42 Uiteraard moet bij het bepalen van excessieve prijzen R&D kosten worden meegenomen. 43 Wintel is een samentrekking van Windows (besturingssystemen) en Intel (processoren). 44 HTML staat voor HyperText Markup Language.
35
waar concurrenten gezamenlijk producten inkopen of verhandelen. Voorbeelden van virtuele marktplaatsen zijn ChemUnity.com (chemie) en MyAircraft.com (luchtvaartonderdelen). Maar wanneer is een marktplaats echt een marktplaats en geen inkoopcombinatie of een inkoopkartel? Wanneer de prijs van een (eenheid) product door vraag en aanbod tot stand is gekomen, spreken we van een marktplaats. Wanneer er niet te onderhandelen is over vraag en aanbod, is er sprake van een inkoopcombinatie die producten of diensten tegen een zo voordelig mogelijke prijs wil inkopen. In het ergste geval kunnen toeleveranciers hun producten alleen kwijt bij een inkoopcombinatie die door concurrerende afnemers is opgezet. Ook de toegankelijkheid tot de marktplaats speelt een rol. Als bepaalde concurrenten aan de virtuele marktplaats worden uitgesloten, kan er nooit volledige concurrentie plaatsvinden.
standaarden een negatief effect hebben op de statische efficiëntie. Fabrikanten kunnen ingesloten klanten immers een hogere prijs vragen, dan wanneer gebruikers gewoon kunnen overstappen. Ook kunnen gesloten standaarden een negatief effect hebben op de dynamische efficiëntie. Degene die de standaard in handen heeft, kan zelf voorwaarden stellen aan degene die zijn standaard wil gebruiken. Dit vormt toetredingsdrempels voor ondernemingen. Daarnaast kan de prikkel tot innovatie worden ontnomen, omdat gebruikers vastzitten aan een bepaalde standaard. De onderneming met de standaard hoeft minder sterk te innoveren, omdat afnemers niet zo gemakkelijk kunnen weglopen. Daar staat tegenover dat de eigenaar van een gesloten standaard de mogelijkheid heeft zijn investeringen terug te verdienen. Een gesloten standaard heeft in dit opzicht een vergelijkbare werking als een intellectueel eigendomsrecht. Open standaarden kunnen een positief effect hebben op zowel de statische als de dynamische efficiëntie. Door het ontbreken van toetredingsbarrières kunnen ondernemingen de markt voor applicaties voor een standaard makkelijk betreden. Naar verwachting zullen de prijzen van soortgelijke applicaties dalen, wanneer er concurrentie is. Daarnaast worden ondernemingen aangespoord te innoveren om zo de concurrentie voor te blijven. Door het ontbreken van insluiting, zullen ondernemingen andere wijzen moeten bedenken om klanten aan zich te binden. Denk aan kwaliteit en service.
• Statische en dynamische efficiëntie Virtuele marktplaatsen kunnen een positief effect hebben op de statische efficiëntie wanneer efficiëntiewinst wordt doorgegeven aan de consument. Wanneer er echter toetredingsbarrières tot de marktplaats zijn of er is sprake van misbruik van inkoopmacht, kan dit een nadelig effect hebben op de statische efficiëntie. Vraag en aanbod worden dan niet optimaal op elkaar afgestemd. De effecten op dynamische efficiëntie laten zich moeilijk inschatten. Innovatie wordt gestimuleerd door toenemende transparantie. Bij die vernieuwing is het echter wel belangrijk dat er geen of nauwelijks toetredingsdrempels zijn. Toetredingsdrempels zijn mogelijk aanwezig als een virtuele marktplaats niet in handen is van een onafhankelijke derde.
• Condities en randvoorwaarden Ondernemingen die een gesloten standaard hebben, kunnen dus misbruik van dit bezit maken. Het verbieden van een gesloten standaard is een hard middel. De gesloten standaard op zich leidt niet tot misbruik. Het is daarom beter om het misbruik van een standaard tegen te gaan.
• Condities en randvoorwaarden Om de voordelen van efficiëntie te kunnen benutten, moeten aan enkele condities en randvoorwaarden worden voldaan. Zo moet voorkomen worden dat er toetredingsdrempels ontstaan die het (potentiële) concurrenten belemmert op de marktplaats toe te treden. Daarom moeten vooraf duidelijke spelregels worden vastgesteld. Prijzen en voorwaarden die door inkoopcombinaties op marktplaatsen worden gedicteerd, hebben negatieve gevolgen en moeten verboden worden. Voor ondernemingen die negatieve gevolgen ondervinden, zou een instrumentarium ontwikkeld moeten worden om die gevolgen aan te pakken.
4.4 Goederen- en dienstenmarkten 4.4.1 Marktmacht Virtuele marktplaatsen
ICT maakt het mogelijk om producten en diensten via internet te verhandelen (e-commerce). Voorbeelden hiervan zijn Amazon.com (boeken) en E-bay (veilingen). Daarnaast zijn de laatste tijd nieuwe vormen van e-business ontstaan: de virtuele marktplaatsen. Dit soort marktplaatsen zijn websites
4.4.2 Transparantie
Internet biedt de gebruiker een grote hoeveelheid informatie, die hij met zoekmachines kan vinden. De
36
vraag is echter of er sprake is van voorselectie en of die voorselectie voldoende rekening houdt met de wensen van de gebruiker. Is het zoekprogramma of de agent wel onafhankelijk of wordt de gebruiker naar bepaalde (betalende) websites geloodst? Voldoet het apparaat dat via het internet wordt aangeboden wel aan de voorwaarden? Kortom, overziet de consument de transactie en kent hij de voorwaarden?
niet tot een transactie komt. Voor dynamische efficiëntie kan de informatieasymmetrie echter wel gunstig zijn. Ondernemingen hebben er immers baat bij dat consumenten tevreden zijn over hun aankopen via internet. Om die reden zullen ondernemingen streven naar een zo laag mogelijke informatieasymmetrie. Dit kunnen zij bereiken door veel te investeren in onderzoek en ontwikkeling van goede websites.
• Statische en dynamische efficiëntie Het bestaan van een informatieasymmetrie kan nadelige effecten hebben op de statische efficiëntie. Door onjuiste of onvoldoende informatie kan de consument makkelijk een verkeerde keuze maken. Het gevolg: hij betaalt teveel of kiest een verkeerd product. Bovendien is het mogelijk dat de consument door onduidelijke informatie afhaakt, zijn vertrouwen in het product verliest en helemaal
• Condities en Randvoorwaarden Voorkomen moet worden dat ondernemingen consumenten opzettelijk misleiden of hun onjuiste informatie leveren. Een goed middel is het verbod van opzettelijke misleiding. Ook kunnen gebruikers via communities slechte ervaringen uitwisselen, waardoor producenten en detailhandel worden geprikkeld een goed product en service te leveren.
4.5 Conclusie
Bedrijfsstrategieen & Marktfalen
Effect op statische (SE) en dynamische efficiëntie (DE)
Condities & randvoorwaarden
SE +/- en DE –
-absolute bescherming -stimuleren toetreding
SE/DE + SE +/- en DE – SE – en DE +/-
-koppelverkoop verbieden -tijd en breedte IE op maat
Informatiemarkten
Marktmacht-> Toetredingsdrempels door: Kostenstructuur Strategisch gedrag - Bundeling - Koppelverkoop - Intellectueel eigendomsrecht - Prijsstrategieën - - excessieve prijzen - - predatory pricing Informatie asymmetrie Geen marktfalen geconstateerd Netwerkeffecten (samenhang met marktmacht) Standaardisatie: - open - gesloten
-verbod misbruik machtspositie -verbod predatory pricing
SE/DE – SE +/- en DE -
SE/DE + SE/DE -
-verbod misbruik van standaard -stimuleren/faciliteren en soms afdwingen (dwanglicenties)
Marktmacht - Virtuele marktplaatsen
SE/ DE +/-
- toegang -verbod misbruik machtspositie
Transparantie - Zoekmachines/agents
SE/DE +/-
-informatieplicht -misleiding verboden
Goederen en dienstenmarkten
Netwerkeffecten Niet geconstateerd Toelichting op tabel - In de eerste rij staan de potentiële vormen van marktfalen en de bedrijfsstrategieën die hierop aangrijpen. In de tweede rij of dit een positief (+) dan wel negatief (-) effect heeft op statische efficiëntie (SE) en dynamische efficiëntie (DE). Tenslotte zijn in de derde rij in steekwoorden de condities en randvoorwaarden genoemd die de negatieve effecten op statische en/of dynamische efficiëntie oplossen.
37
38
tegengaan van ongewenste economische effecten van concurrentiebeperkingen. Uitgangspunt van de Mededingingswet is het verbod op het maken van mededingingsbeperkende afspraken (art. 6) en het verbod op het maken van misbruik van economische machtsposities (art. 24), alsmede het toezicht houden op de vorming van concentraties door ondernemingen (hoofdstuk 5). Eén van de doelen van de wet is het zorgdragen voor goed functionerende goederen- en dienstenmarkten. De wet is van toepassing op alle sectoren. Dit houdt dus in dat de Mededingingswet ook van toepassing is op de markt voor informatiegoederen en de ICT-markt voor overige goederen en diensten. De Mededingingswet reikt tot de regels omtrent de economische mededinging en niet over onderwerpen als ordelijk economisch verkeer en oneerlijke concurrentie. Bij de totstandkoming van de Mededingingswet heeft de wetgever ervoor gekozen om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het Europese mededingingsrecht.
5 Noodzaak tot verandering? Reflectie op het ordeningsinstrumentarium 5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden enkele ordeningswetten en beleidsprioriteiten beschreven en vervolgens getoetst. Eerst maken we een inschatting van raakvlakken met vormen van marktfalen die veroorzaakt worden door ICT. Als er inderdaad raakvlakken zijn, kijken we of deze ordening voldoet aan de eerder beschreven condities en randvoorwaarden. 5.2 Mededingingsrecht en -wet
De recente mededingingszaak van de Amerikaanse overheid tegen Microsoft illustreert de toepassing van mededingingsbepalingen op high-tech informatiemarkten.
5.2.1 Mededingingsrecht
Het voor Nederland relevante mededingingsrecht kent een Europese en een nationale component. Op Europees niveau is het mededingingsrecht vastgelegd in de artikelen 81 en 82 EEG-verdrag. Van belang zijn de Verordeningen, Mededelingen en Bekendmakingen van de Europese Commissie. Daarnaast zijn er nog de beschikkingen van de Europese Commissie alsmede de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg. Artikel 81 EEG-verdrag verbiedt alle mededingingsbeperkende gedragingen. Artikel 82 EEG-verdrag verbiedt ondernemingen om misbruik te maken van hun economische machtspositie. Daarnaast geldt op Europees niveau ook toezicht door de Europese Commissie op fusies (concentratiecontrole). Op nationaal niveau wordt het mededingingsrecht, naast de Europese component, gevormd door de Mededingingswet. Behalve de wet zijn een aantal vrijstellings AmvB’s relevant, alsmede de beschikkingen van de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) en jurisprudentie. De NMa handhaaft de Mededingingswet. Deze kan door de civiele rechter worden toegepast.
De Verenigde Staten versus Microsoft
Microsoft is marktleider op het gebied van besturingssystemen voor Intel-PC’s. Het bedrijf licentieert deze software aan consumenten en producenten van PC’s zoals IBM en Compaq. In mei 1998 is het Amerikaanse Ministerie van Justitie een rechtszaak gestart tegen Microsoft. Het Ministerie van Justitie stelde dat Microsoft een tweetal bepalingen uit de Sherman Act uit 1890 had overtreden. De Sherman Act bevat bepalingen die het mogelijk maken om op te treden tegen ondernemingen die misbruik maken van hun economische machtspositie alsmede tegen kartelvorming. Sectie 2 van de Sherman Act stelt dat “every person who shall monopolize, or attempt to monopolize [...] any part of the trade or commerce among the several States [...] shall be deemed guilty of a felony”. In sectie 1 staat dat “every person who shall make any contract or engage in any combination or conspiracy [in restraint of trade] shall be deemed guilty of a felony”. Op grond van de Clayton Act uit 1940 kan de Amerikaanse overheid bovendien fusies
5.2.2 De Mededingingswet
Sinds 1 januari 1998 geldt in Nederland de Mededingingswet. Deze wet is gericht op het
39
beïnvloed door dit soort software om deze ook in de marktafbakening op te nemen.47 Op zichzelf betekent een groot marktaandeel in een dynamisch competitieve markt nog niet dat een onderneming een economische machtspositie heeft en prijzen substantieel hoger kan houden dan in het geval van een volledig competitieve markt. Het Hof betoogde daarom dat het marktaandeel van Microsoft op de markt voor besturingssystemen wordt beschermd door een applications barrier to entry. Doordat de meeste software speciaal voor gebruik in combinatie met Windows wordt geschreven, is het volgens het Hof bijna onmogelijk voor een alternatief (Intel-compatibel) besturingssysteem om voldoende consumenten te trekken om de investeringen voor het ontwikkelen en marketen van dit systeem terug te verdienen. Dit is een voorbeeld van (indirecte) netwerkeffecten: de waarde van Windows neemt toe doordat er steeds meer applicaties op de markt worden gebracht die in combinatie met Windows gebruikt kunnen worden (tekstverwerkingsprogramma’s, spreadsheets, e-mailprogramma’s, videogames en dergelijke). Zonder deze applicaties heeft Windows weinig gebruiksnut. De vraag naar Windows wordt dus bepaald door de beschikbaarheid van compatibele applicatiesoftware.
verbieden die een ernstige inbreuk op de concurrentieverhoudingen zouden vormen. Na een rechtszaak van twee jaar concludeerde het (federale) U.S. District Court for the District of Columbia in juni 2000 dat “Microsoft maintained its monopoly power by anticompetitive means and attempted to monopolize the web browser market [...]”.45 Daarnaast was het Hof van mening dat Microsoft zijn webbrowser Internet Explorer had gekoppeld aan het besturingssysteem Windows. In beide gevallen is er sprake van een overtreding van de Sherman Act. Microsoft is inmiddels in beroep gegaan tegen deze uitspraak. In de analyse van het Hof waarop deze uitspraak is gebaseerd worden twee aparte relevante markten onderscheiden:46 • de markt voor besturingssystemen zoals Windows, Linux en Mac OS; • de markt voor webbrowsers zoals Internet Explorer en Netscape Navigator. Het Hof kwam tot de conclusie dat Microsoft met behulp van anti-competitieve methoden een dominante positie had verkregen op de markt voor besturingssystemen en deze positie vervolgens misbruikte om ook op de snel groeiende markt voor webbrowsers een dominante positie te verkrijgen.
Producenten van besturingssoftware die niet bruikbaar is bij Intel-PCs, zoals Mac OS voor de Apple computer, hebben daarboven nog een extra nadeel omdat een gebruiker van Windows die wil overstappen naar Apple hoge overstapkosten moet maken. Gebruikers van Windows zijn daardoor als het ware ingesloten door de standaard van de hardware die ze gebruiken.
De markt voor besturingssystemen wordt door het Hof afgebakend als all licensing of Intelcompatible PC-operating systems worldwide. Op deze relevante markt heeft Microsoft met de verschillende versies van Windows op dit moment een marktaandeel van 95%. Experts die door Microsoft als getuigen waren opgeroepen bij de rechtzaak (onder andere Richard Schmalensee) betwistten deze afbakening echter. Zij stelden dat de relevante markt ruimer gedefinieerd zou moeten worden zodat deze alle concurrerende software platforms zou omvatten waaronder ook de browsersoftware van Netscape. Het marktaandeel van Microsoft zou dan navenant kleiner zijn. Het Hof nam dit echter niet over en was van mening dat het prijsgedrag van Microsoft op de markt voor besturingssystemen niet voldoende werd
De dominante positie van Microsoft op de markt voor besturingssystemen in combinatie met de applications barrier to entry maken het volgens het Hof waarschijnlijk dat Microsoft over een sterke economische machtspositie beschikt. Bovendien stelde het Hof dat Microsoft door exclusieve contracten met producenten van PC’s de mogelijkheden voor concurrenten om hun software te distribueren ernstig belemmerde. Volgens het Hof gebruikte Microsoft zijn dominante positie op de markt voor besturingssystemen om de voornaamste
45 The Court’s Conclusions of Law in United States of America v. Microsoft Corporation, Civil Action No. 98-1232. 46 The Court’s Findings of Fact in United States of America v. Microsoft Corporation, Civil Action No. 98-1232. 47 Het Hof paste de zogenaamde SSNIP-test toe om de relevante markt af te bakenen: “if a single firm controlled [the market for operating systems] it could set the price of a license substantially above that which would be charged in a competitive market”
40
concurrent in de markt voor webbrowsers, Netscape, uit de markt te prijzen. Microsoft maakte zich schuldig aan predatory pricing door zijn webbrowser Internet Explorer gratis weg te geven. Daarnaast koppelde Microsoft zijn browser aan Windows om ook op de markt voor
browsers te profiteren van netwerkeffecten. Hoewel het marktaandeel van de Internet Explorer van Microsoft op dit moment niet meer dan 50% is, verwacht het Hof dat dit aandeel snel verder zal toenemen.
5.2.3 Marktmacht
Ondernemingen kunnen misbruik maken van marktmacht, doordat zij een machtspositie hebben verworven of van bepaalde bedrijfsstrategieën gebruik maken. Welke ordeningen kunnen misbruik verhinderen?
Indien een marktplaats als een essential facility kan worden bestempeld - als de marktplaats onmisbaar is - moeten partijen de marktplaats voor derden openstellen. In de essential facilitydoctrine is de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie nader uitgewerkt.
Informatiemarkten
5.2.4 Netwerkeffecten
Ondernemingen kunnen misbruik maken van (tijdelijke) monopolies of van insluiting, door toetredingsdrempels op te werpen, door toegang tot informatie te beperken of te voorkomen. Daarnaast kunnen ondernemingen aan koppelverkoop of predatory pricing doen. Art. 82 EEG-verdrag noch art. 24 Mededingingswet verbieden het hebben van een economische machtspositie. Wel is het volgens deze artikelen verboden om als onderneming misbruik te maken van een economische machtspositie. Hierdoor wordt voldaan aan een aantal condities en randvoorwaarden.
Eén van de netwerkeffecten die tot problemen kan leiden, is standaardisatie. Open standaarden leiden niet tot problemen, maar gesloten standaarden wel. Vooral wanneer er geen andere systemen zijn. Een bepaald systeem of techniek kan vanuit de markt tot standaard worden verheven. Zoals eerder gezegd, moet misbruik van standaardisatie worden voorkomen. Het misbruik maken van een standaard kan worden aangepakt door artikel 82 EEG-verdrag en artikel 24 Mededingingswet. Merk op dat deze artikelen het hebben van een machtspositie, wat het hebben van een standaard met zich mee kan brengen, niet verbieden. Dit komt overeen met wat in hoofdstuk 4 staat, namelijk dat het hebben van een standaard niet tot problemen hoeft te leiden. Hiermee wordt voldaan aan de eerder geformuleerde condities en voorwaarden.
Overige goederen- en dienstenmarkten
Een nieuw fenomeen in de informatiemaatschappij zijn de virtuele marktplaatsen. Ze leveren geen probleem op zolang vraag en aanbod door onderhandelingen tot stand komen. Wanneer op een marktplaats de verkoopprijs niet door vraag en aanbod tot stand komt, maar gedicteerd wordt, kan er sprake zijn van prijsafspraken tussen de op de marktplaats inkopende concurrenten. Dergelijke afspraken vallen onder het verbod van art. 81 EEG-verdrag en art. 6 Mededingingswet, zodat effectief tegen deze prijsafspraken kan worden opgetreden. Verder is het mogelijk dat de toegang tot een marktplaats onmogelijk gemaakt wordt. Indien de toetreding wordt beperkt doordat de marktplaats in handen is van partijen die liever geen nieuwe toetreders zien, kan er onder omstandigheden sprake zijn van misbruik van economische machtspositie, wat door art. 82 EEG-verdrag en art. 24 Mededingingswet is verboden.
5.2.5 Voetangels en klemmen
In de vorige paragraaf is geconstateerd dat de uitgangspunten van de Mededingingswet ook van toepassing zijn op informatiemarkten en overige goederen- en dienstenmarkten. De vraag is echter in hoeverre kenmerken van ICTmarkten de uitvoering van het wettelijk kader bemoeilijken. Tegen welke problemen kunnen de uitvoerders of handhavers van de Mededingingswet oplopen? Marktafbakening / relevante markt
Naar verwachting zal de definiëring en de afbakening van de relevante markt steeds complexer worden. Hoe noem je bijvoorbeeld het type markt voor de marktplaats “www.myaircraft.com”? Is dat de markt voor vliegtuigonderdelen of die van elektronische marktplaatsen? Naast de relevante productmarkt
41
speelt de relevante geografische markt ook een rol. Is de geografische markt voor een marktplaats of een e-commerce website in de engelse taal alleen de Anglosaxische markt, of vallen ook niet-Engelstaligen hieronder? Hoe past het aanbod van specifieke plaatsgebonden diensten hierin? Verschillende wijzen van afbakening zullen tot verschillende resultaten leiden.
Concentraties
Zoals eerder beschreven, bestaat vooral op de markt voor informatiegoederen een sterke tendens tot integratie. Ook hier geldt weer dat fusies in deze markten onderworpen zijn aan de nationale of Europese fusieregels. Mede door de sterk afgenomen coördinatiekosten verschuift de strategie van ondernemingen van verticaal integreren naar samenwerken met wereldwijde (horizontale) allianties. Dergelijke allianties kunnen erop gericht zijn om concurrentie te beperken of uit te sluiten. Indien dit het geval is, kan dit in strijd zijn met de Mededingingswet (art. 6)en het EEG-verdrag (art. 81). Nu aanmelding van mededingingsbeperkende afspraken vervallen - volgens de voorstellen van de Europese Commissie over modernisering van het mededingingsrecht49 is actieve opsporing en samenwerking van mededingingsautoriteiten noodzakelijk.
Snelheid
De ontwikkelingen op ICT-markten gaan razendsnel. Waren ondernemingen vorige week nog concurrenten, deze week zijn ze gefuseerd of een strategische alliantie aangegaan. Dit heeft ook gevolgen voor de snelheid waarmee mededingingsautoriteiten beschikkingen nemen. Indien men te lang wacht, kunnen marktomstandigheden dusdanig gewijzigd zijn, dat een beschikking geen zin meer heeft. Kennis
De ICT-markt is een complexe nieuwe markt, waarover de nodige informatie en kennis ontbreekt. Om snel en efficiënt beslissingen te kunnen nemen, is het belangrijk dat de mededingingsautoriteiten voldoende kennis van zaken hebben. Een goede manier om kennis te vergaren is om deze nieuwe markten te monitoren en om als mededingingsautoriteiten de opgedane kennis en ervaring te delen. Een voorbeeld is de gezamenlijke taskforce die de NMa en de OPTA hebben opgericht, om de markten voor toegang tot het internet te monitoren.48
5.2.6 Conclusies
Globalisering
Het Europese Verdrag (art. 81.1) verbiedt mededingings- en handelsbeperkende afspraken. Als echter de economische voordelen opwegen tegen de mededingingsbeperkingen, zijn uitzonderingen op het verdrag mogelijk. Deze uitzonderingen zijn vastgelegd in de Europese groepsvrijstellingen Onderzoek & Ontwikkeling50 (O&O) en Specialisatie51. Deze vrijstellingsverordeningen werken op grond van de artikelen 12 en 13 MW door in de Mededingingswet. De verordeningen moeten aan twee eisen voldoen: (1) het waarborgen van een daadwerkelijke bescherming van de mededinging en (2) ondernemingen voldoende rechtszekerheid verschaffen.
De Mededingingswet is generiek en grijpt aan op strategisch concurrentiebeperkend gedrag van ondernemingen. De Mededingingswet is dus ICT-proof. De vaart in de ontwikkelingen in de ICT legt echter wel een grote druk op de snelheid, kennis en internationale samenwerking van toezichthouders. 5.3 Standaardisatie en technologiebeleid (EU-horizontale richtlijnen; O&O en specialisatie)
Door ICT-technieken worden de afzetgebieden voor ondernemingen mondialer. De hele wereld ligt slechts één muisklik van je vandaan. Deze tendens is ook te signaleren in de samenwerkingsverbanden die ondernemingen opzetten: denk aan de marktplaatsen van de autofabrikanten (Daimler- Chrysler) en supermarktketens (World Wide Retail Exchange, WWRE). Het is belangrijk dat mededingingsautoriteiten internationale kartels snel en efficiënt kunnen aanpakken. Daarom is het belangrijk dat mededingingsautoriteiten goede afspraken maken over de samenwerking van de aanpak van mondiale kartels. Uiteraard speelt ook hier de snelheid van beslissingen een rol.
48 TK, 1999 – 2000, 27 088, nr. 2. 49 Europese Commissie, Witboek betreffende de Modernisering van de regels inzake de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, programma van de Commissie nr. 99/027, Brussel 28 april 1999. 50 Verordening (EG) 2659/2000 van de Commissie van 29 november 2000 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3 van het EG-Verdrag op groepen onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomsten, Pb 5.12.2000 L 304/7 (inwerkingtreding 1 januari 2001). 51 Verordening (EG) 2658/2000 van de Commissie van 29 november 2000 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3 van het EG-Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten, Pb 5.12.2000 L 304/3 (inwerkingtreding 1 januari 2001).
42
De vrijstellingen gelden niet voor overeenkomsten waarbij (a) de vrijheid van deelnemers wordt beperkt (b) de productie of verkoop wordt beperkt (c) prijzen worden vastgesteld (d) deelnemende ondernemingen worden verplicht om geen licenties aan derden te verlenen (e) markten of klanten worden toegewezen, ed.
5.3.2 Specialisatie
Het doel van de Specialisatieverordening is het geven van ruimte aan specialisatie overeenkomsten die bijdragen aan de verbetering van productie en distributie van goederen. De betrokken ondernemingen kunnen zich toeleggen op de vervaardiging van bepaalde producten en efficiënter werken. Mits er voldoende mededinging is, zullen voordelen voor een deel bij de consument terecht moeten komen. Bijvoorbeeld in de vorm van prijsdalingen.
5.3.1 Onderzoek & Ontwikkeling
Deze verordening heeft tot doel hoogwaardig onderzoek, technologische ontwikkeling en partijen in hun streven naar onderlinge samenwerking te stimuleren.
5.3.3 Marktmacht
Indien het aandeel van de deelnemende ondernemingen op de relevante markt niet meer dan 20% bedraagt worden de schaal- of toepassingsvoordelen of toepassing van betere productietechnologieën groter geacht dan de potentiële nadelen.
Marktmacht
Wanneer samenwerkende partijen een marktaandeel onder de 25% van de relevante markt hebben of geen concurrenten zijn van elkaar, worden de voordelen van samenwerking groter verondersteld dan de mededingingsbeperkende nadelen. De vrijstelling geldt dan voor de duur van het onderzoek en wanneer de resultaten gemeenschappelijk worden geëxploiteerd voor een periode van zeven jaar vanaf het op de markt brengen.
5.3.4 Conclusies
De horizontale verordeningen zijn technologieonafhankelijk en generiek van aard. Er vindt steeds een afweging plaats tussen voordelen en nadelen wat betreft efficiëntie. We verwachten dat het risico van marktfalen door de hoge drempels (laag marktaandeel), eisen van transparantie en openheid, behoorlijk wordt ingeperkt. Daarnaast gelden er duidelijk randvoorwaarden voor de openheid van totstandkoming en uitoefening van standaarden. Het blijft onduidelijk hoe een effectieve handhaving vorm moet krijgen.
Netwerkeffecten
Standaardisatieovereenkomsten dienen in de eerste plaats om technische en of kwaliteitseisen vast te stellen waaraan bestaande of toekomstige producten, productieprocessen of –methoden moeten voldoen. Bijvoorbeeld op markten waar compatibiliteit en interoperabiliteit met andere producten of systemen van essentieel belang is. In de volgende gevallen zijn standaarden toegestaan: 1. als deelneming aan het vaststellen van normen transparant is en onbeperkt; 2. als de normen gelden voor een verwaarloosbaar deel van de relevante markt; 3. als partijen kunnen aantonen dat gebruik of toegang tot de norm economische voordelen oplevert.
5.4 Consumentenbeleid (EU-richtlijnen; e-commerce en verkoop op afstand)
De EU-richtlijnen leggen een aantal rechten en plichten bij elektronische handel vast. De wetgever moet deze in de nationale wetgeving opnemen. 5.4.1 Richtlijn ‘kopen op afstand’52
Echter, de zaak verandert als particuliere organisaties of groepen van ondernemingen een norm vaststellen. Ook wanneer hun gedeponeerde technologie een feitelijke norm wordt. Als derden worden uitgesloten van toegang tot deze norm, is er sprake van uitschakeling van de mededinging.
Deze richtlijn heeft tot doel wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake overeenkomsten op afstand tussen consument en producent te harmoniseren. Een aantal overeenkomsten is uitgesloten van deze richtlijn, bijvoorbeeld financiële diensten.
52 Richtlijn 97/7/EG van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consumenten bij op afstand gesloten overeenkomsten (“richtlijn kopen op afstand”)
43
Informatieasymmetrie
Informatieasymmetrie
Voordat een overeenkomst op afstand wordt gesloten moet de consument beschikken over de volgende informatie: • identiteit en adres van de leverancier; • kenmerken en prijs van het goed of dienst; • leveringskosten; • wijze van betaling, levering of uitvoering van de overeenkomst; • bestaan van een herroepingsrecht; • geldigheidsduur van het aanbod, prijs en minimumduur overeenkomst; • kosten van gebruik techniek voor communicatie op afstand.
Er moet rechtstreeks en permanent toegang zijn tot bijvoorbeeld informatie over: naam en adres dienstverlener (inclusief e-mail); inschrijvingsnummer in handelsregister; indien voor een activiteit vergunning vereist is, de inhoud van de vergunning; voor beoefenaren van een gereglementeerd beroep: beroepsorde, beroepstitel en beroepsregels. In wetgeving moet duidelijkheid zijn omtrent commerciële communicatie (ongevraagd per email, voor wiens rekening, welke verkoopbevorderende aanbiedingen, korting en dergelijke) Het sluiten van contracten langs elektronische weg moet mogelijk worden gemaakt. De richtlijn geeft daarom regels en voorwaarden met betrekking tot de transmissie van informatie via een communicatienetwerk en de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van informatie.
Deze informatie moet schriftelijk of op een duurzame drager bij de uitvoering van de overeenkomst worden bevestigd. Tevens moet de volgende schriftelijke informatie worden verstrekt: • wijze waarop van herroepingsrecht gebruik kan worden gemaakt; • plaats waar klachten kunnen worden ingediend; • informatie over de service; • voorwaarden voor ontbinding van de overeenkomst.
De opstelling van communautaire gedragscodes door beroepsverenigingen of -organisaties wordt gestimuleerd. De Commissie gaat na of deze codes in overeenstemming zijn met het communautaire recht en transparant op communautair niveau. De lidstaten moeten nog de mogelijkheid van buitengerechtelijke geschillenbeslechting creëren en hierbij toezien op onafhankelijkheid, transparantie, hoor en wederhoor, wettigheid van de beslissing.
De consument heeft het recht de overeenkomst te herroepen. In geval van frauduleus gebruik van zijn betaalkaart kan de consument om annulering van de betaling en om terugbetaling van de betaalde bedragen vragen. In principe beschikt de leverancier over een termijn van dertig dagen om de bestelling uit te voeren. In geval van niet-bestelde levering betekent het feit dat de consument niet reageert niet dat hij met de levering instemt. Voor het gebruik door een leverancier van een geautomatiseerd oproepsysteem zonder menselijke tussenkomst (oproepautomaten) en een fax is voorafgaande toestemming van de consument vereist. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de consument de door deze richtlijn geboden bescherming inderdaad ook krijgt.
5.4.3 Conclusies
Eén van de condities was het opheffen van de informatieasymmetrie tussen de verschillende partijen. Door vooraf duidelijke spelregels neer te leggen kan het consumentenvertrouwen toenemen. De hiervoor genoemde EU-richtlijnen voorzien zeker in een basis.
5.5 Intellectueel eigendom 5.4.2 Richtlijn inzake elektronische handel 53
5.5.1 Inleiding
Het doel van deze richtlijn is een wettelijk kader ontwikkelen voor elektronische handel in de interne markt, zowel tussen ondernemers als in de consumentensfeer.
Intellectueel eigendomsrechten is een verzameling van rechten die creaties van het brein beschermen. Dit, in tegenstelling tot de gewone eigendomsrechten, die tastbare zaken
53 Richtlijn 2000/31/EG van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“richtlijn inzake elektronische handel”).
44
gebruiken, behoudens zijn toestemming (licentie). Dit uitgangspunt is op zichzelf niet zo vreemd. Ook in de tastbare wereld kent men immers eigendomsrechten die de rechthebbende een exclusief recht geven. Denk bijvoorbeeld aan het eigendomsrecht op onroerende zaken. De eigenaar van een schitterend landhuis heeft het exclusieve eigendomsrecht om van het huis gebruik te maken. Hij kan hierdoor voorkomen dat mensen zo maar bij hem binnen komen en zich in het huis vestigen. Aan de andere kant kan hij het landhuis wel verhuren of geïnteresseerden toelaten en daarvoor een vergoeding vragen.
beschermen. De intellectueel eigendomsrechten kan men op diverse manieren onderscheiden, die allen op hun beurt een bijdrage leveren aan het begrip en noodzaak van intellectueel eigendomsrechten. Na een beschrijving van de diverse IE-rechten, kijken we welk doel en economisch nut zij dienen. Object van intellectuele eigendomsrechten
Intellectueel eigendomsrechten beogen alle (relevante) intellectuele prestaties die uit het menselijk brein voortkomen te beschermen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een gedicht, een songtekst, het ontwerp van een huis, de uitvinding van een medicijn, een nieuwe naam voor een product, het ontwerp van een auto of de naam van een onderneming. Intellectueel eigendomsrechten vallen uiteen in het auteursrecht (met als afgeleide naburige rechten) en industriële eigendomsrechten. Industriële eigendomsrechten vallen op hun beurt weer uiteen in het octrooirecht, het merkenrecht, het handelsnaamrecht, het (sier)modellenrecht, het kwekersrecht, het chipsrecht. Ieder intellectueel eigendomsrecht beschermt een bepaalde geestelijke creatie en deze rechten kunnen naast elkaar bestaan.
Een ander onderscheid dat men kan maken ziet op het type creatie dat men heeft bedacht en hoe het wordt beschermd: prestaties en onderscheidingstekens. Bij de bescherming van prestaties moeten we denken aan het auteurs- en octrooirecht die bijvoorbeeld een boek, een muziekstuk of de uitvinding van de transistor en een medicijn beschermen. Deze bescherming houdt in dat degene die een prestatie heeft geleverd een exclusief recht (monopolie) krijgt, waardoor hij de mogelijkheid krijgt om zijn prestatie te exploiteren, wat als beloning voor zijn prestatie/inspanning moet worden opgevat. Bij de bescherming van onderOctrooirecht scheidingstekens Merkenrecht denken we vooral Handelsnaamrecht aan handelsnamen (Sier)modellenrecht en merken. We Kwekersrecht beogen met een handelsnaam of merk een onderneming of product te onderscheiden, zoals bijvoorbeeld Intel en Pentium. Het doel van het handelsnamenrecht en het merkenrecht is om te voorkomen dat de herkenbaarheid verwatert of wordt aangetast.54
Auteursrechten Intellectueel eigendomsrechten
Industriële eigendomsrechten
Bescherming doel van IE-rechten
Hoewel alle intellectueel eigendomsrechten verschillende prestaties en/of inspanningen beschermen, vertoont de wijze van bescherming wel overeenkomsten: er wordt een exclusief recht (monopolie) aan de bedenker (rechthebbende) toegekend. Uitgangspunt van dit exclusieve recht is dat het een verbodsrecht is: niemand anders dan de rechthebbende mag zijn intellectuele prestatie / inspanning
54 Empel, G. van, P.G.F.A. Geerts, Bescherming van de intellectuele eigendom, Vierde druk, 1999, nr. 4.
45
Box: intellectueel
Marktmacht
eigendomsrechten55
Het auteursrecht biedt een wettelijk monopolie. Degene met het auteursrecht kan anderen verbieden om het informatieproduct (boek, film, game, etc.) te gebruiken. Op zichzelf is het krijgen van een machtspositie door een auteursrecht niet vreemd: wanneer de rechthebbende zijn gedachtegoed niet had geopenbaard, zou men onwetend zijn geweest van zijn creatie en er nooit gebruik van hebben kunnen maken. Naast de duur, ligt een belangrijke grens van het monopolie besloten in de uitputting: op het moment dat een werk van letterkunde, wetenschap of kunst rechtmatig in het verkeer is gebracht, kan de rechthebbende zich niet verzetten tegen verdere verhandeling / verspreiding van het werk.58
• Bescherming van een geestelijke prestatie • • • •
(auteursrecht; octrooirecht). Stimulering van letterkunde, wetenschap en kunst. Stimulering van innovatie. Voorkomen van “free rider”gedrag. Voorkomen aantasting of verwatering herkenbaarheid (handelsnaam; merk).
• Het kader toegepast op ICT-markten, levert het volgende op: • Reputatie56 • Hoge vaste (verzonken) en lage marginale kosten (manier om terug te verdienen) Het voorkomen van het free rider-effect. Informatiegoederen kunnen door de toekenning van intellectueel eigendomsrechten uitsluitbaar gemaakt worden als de reproductie van informatiegoederen aan banden wordt gelegd.57
Informatieasymmetrie
Het auteursrecht kent een aantal beperkingen op het verbod. Het betreft onder meer het maken van kopieën voor eigen gebruik (art. 16b), onderwijs (art. 16) en het overnemen van gedeelten van een werk (citaat; art. 15a)), mits voorzien van een bronvermelding. Door deze beperkingen wordt informatieasymmetrie (deels) voorkomen. Daarnaast wordt de informatieasymmetrie opgeheven op het moment dat werken rechtmatig in het verkeer zijn gebracht (uitputting van het auteursrecht). Hierdoor is het mogelijk om kennis te nemen van het auteursrechtelijk beschermde werk. De transparantie neemt dus toe.
5.5.2 Auteurswet
De Auteurswet van 1912 beoogt de intellectuele prestaties op een bepaald terrein te beschermen. De maker van een werk krijgt bescherming tegen ongeoorloofd gebruik. Daarnaast dient de wet ter stimulering van letterkunde, wetenschap of kunst. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen dient een werk een eigen, oorspronkelijk karakter van de maker te hebben; enige formele eisen als registratie en dergelijke zijn niet vereist om een auteursrecht te verkrijgen. Slechts de auteursrechthebbende is gerechtigd om werken van letterkunde, wetenschap of kunst te verveelvoudigen of openbaar te maken. De rechthebbende kan zijn recht overdragen of een ander een licentie geven. Vaak is daar een geldsom mee gemoeid (maar dit is niet noodzakelijk). Daarnaast kent de Auteurswet de oorspronkelijke maker van een werk zogenaamde persoonlijkheidsrechten of morele rechten toe. Deze houden onder meer het recht op naamsvermelding in, alsmede het verbod tot wijziging of verminking van een werk. De duur van een auteursrecht is tot 70 jaar na overlijden van de (langstlevende) maker.
5.5.3 Rijksoctrooiwet
De Rijksoctrooiwet van 1995 beoogt bescherming te bieden aan technische uitvindingen. Object van de wet zijn uitvindingen die nieuw zijn, die op uitvinderwerkzaamheid berusten en die toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid. Om voor een octrooi in aanmerking te kunnen komen, moet aan een aantal formele eisen (inschrijving in octrooiregister) worden voldaan. Indien een octrooi wordt verleend, verkrijgt de aanvrager een absoluut recht tot gebruik van het octrooi. Uitgangspunt bij deze wet is het verbodsrecht: slechts de octrooihouder is gerechtigd de uitvinding te exploiteren (en anderen dus uit te sluiten).
55 Empel, G. van, P.G.F.A. Geerts, Bescherming van de intellectuele eigendom, Vierde druk, 1999, nr. 4 en Teijl, R., R.W. Holzhauer, De toenemende complexiteit van het intellectuele-eigendomsrecht, Een economische analyse, 1991, p. 50, 54, 57. 56 Shapiro, p. 13 en Identificatie-; garantie en goodwillfunctie, Rechtseconomische verkenningen 1, p. 58 57 de studie ICT en Economie (1997: 9) stelt dat informatie juist niet-exclusief is, maar daar moet worden bedoeld nietrivaliserend, want iedereen kan van het gebruik van bepaalde informatie worden uitgesloten; 58 Zie: Empel, van G., P.G.F.A. Geerts, Bescherming van de intellectuele eigendom, vierde druk, 1999, p. 11.
46
De octrooihouder kan zijn octrooi overdragen of een licentie verlenen aan een derde. In tegenstelling tot het auteursrecht kent de Rijksoctrooiwet de mogelijkheid van een dwanglicentie: in bepaalde gevallen kan de overheid een octrooihouder dwingen zijn octrooi in licentie aan anderen te geven. Afhankelijk van het type octrooi dat aangevraagd wordt kent de Rijksoctrooiwet een beschermingsduur toe van zes jaar (kortlopend octrooi) of 20 jaar (langlopend octrooi).
5.6 Telecommunicatiewet 5.6.1 Inleiding
De Nederlandse wetgeving op het gebied van telecommunicatie - vastgelegd in de Telecomwet - is in de afgelopen jaren, in overeenstemming met Europees beleid, geleidelijk ontdaan van voorwaarden die concurrentie in de weg stonden (liberalisering mobiele telefonie 1995, kabelgebonden infrastructuur 1996, openbare vaste spraaktelefonie 1997). De doelstellingen van de Telecomwet59 zijn: • het versterken van de concurrentiepositie van Nederland door eersteklas telecommunicatievoorzieningen en –toepassingen; • het waarborgen van de kwaliteit en toegankelijkheid van de telecommunicatieinfrastructuur; • het bewaken van de maatschappelijke belangen bij de toegang tot het gebruik van telecommunicatievoorzieningen.
Marktmacht
Het hebben van een octrooi op een uitvinding levert een monopoliepositie op. De octrooiwet kent een aantal mogelijkheden om misbruik van octrooi op te lossen. Denk bijvoorbeeld aan een onderneming die een medicijn voor een ongeneeslijke ziekte octrooieert en er vervolgens niets mee doet. In dergelijke gevallen kan de overheid een dwanglicentie verlenen (art. 57: algemeen belang en niet gebruik). Daarnaast kan een dwanglicentie worden verleend in het geval van afhankelijkheid. Dit wil zeggen, dat men voortborduurt op een geoctrooieerde uitvinding en het nieuwe product alleen kan maken door gebruik te maken van een reeds geoctrooieerde uitvinding (art. 57). Daarnaast geldt ook voor het octrooirecht uitputting. Het octrooirecht is uitgeput wanneer een geoctrooieerd product in het verkeer is gebracht. Het product kan verhandeld en doorverkocht worden (maar uiteraard niet nagemaakt worden). Verder kan een octrooi wetenschappelijk onderzoek niet belemmeren, art. 53 lid 3.
Om deze doelen te bereiken tracht de telecommunicatiewet de toetreding tot de telecommunicatiemarkt te bevorderen. De wet bevat daartoe onder andere diverse bepalingen die de concurrentie tussen de marktpartijen moeten stimuleren, bijvoorbeeld door in bepaalde gevallen zwaardere verplichtingen te stellen aan marktpartijen met een aanmerkelijke marktmacht. Ook hoeft, behalve voor het gebruik van frequenties en nummers, geen vergunning te worden aangevraagd en volstaat registratie bij de Onafhankelijke Post -en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA). Een andere manier om de concurrentie te bevorderen is de verplichting tot interconnectie van, toegang tot netwerken en nummerportabiliteit. Dit zijn maatregelen die vanuit de consument zeer gewenst zijn. Overige maatschappelijke belangen komen tot uitdrukking in regels omtrent universele dienstverlening (een betaalbaar basispakket, gratis 112) en de bescherming van gebruikers tegen de aanbieders van telecommunicatiediensten (zoals geschillenbeslechting en privacy). De markt heeft een eigen toezichthouder: de OPTA, die de concurrentie in goede banen moet leiden.
Netwerkeffect
Doel van een octrooi is om bepaalde kennis te monopoliseren. Dit monopolie krijgt men doordat de kennis geopenbaard wordt en dus gedeeld wordt. Daarnaast is het octrooiregister voor iedereen toegankelijk. Hiermee wordt de informatieasymmetrie opgeheven. 5.5.4 Conclusie
De overheid stimuleert langs twee wegen de productie en verspreiding van kennis: ten eerste door toekenning van intellectueel eigendomsrechten (auteursrechten, octrooien); ten tweede door de productie van bepaalde soorten kennis (vooral die met grote spill-overs) te subsidiëren (technologiebeleid).
De ontwikkelingen op de Nederlandse telecommunicatiemarkt worden in grote mate gestuurd door de Europese richtlijnen die
59 Wet van 19 oktober 1998, stb. 1998, 610, houdende regels inzake de telecommunicatie, aangehaald als: Telecommunicatiewet.
47
verzoeken om toegang en bijzondere toegang tot hun netwerken te voldoen.61 Voor aanbieders van vaste telefoonnetwerken met aanmerkelijke marktmacht komt daar nog eens de verplichting bij om de afnemers van hun diensten de mogelijkheid van carrierpreselect aan te bieden.62 Het opleggen van speciale verplichtingen voor aanbieders met aanmerkelijke marktmacht is overigens niet beperkt tot de markt voor telefoonnetwerken. Aanbieders van omroepnetwerken met aanmerkelijke marktmacht zijn bijvoorbeeld verplicht om een bepaald zenderpakket door te geven aan hun afnemers. Aanbieders van omroepnetwerken zonder aanmerkelijke marktmacht kunnen van deze verplichting vrijgesteld worden.63
bekend staan als Open Network Provision (ONP). Deze richtlijnen zijn medio jaren ’80 ingevoerd om te bevorderen dat de staatsmonopolies die tot dat moment de telecommunicatiemarkt beheersten, zouden plaatsmaken voor elkaar beconcurrerende marktpartijen. De speciale bepalingen en verplichtingen voor aanbieders met aanmerkelijke marktmacht en de instelling van de OPTA zijn hiervan een direct gevolg. Inmiddels is de gewenste eindsituatie op een aantal deelmarkten, zoals de markt voor mobiele telefonie, in vergaande mate gerealiseerd. Voor andere deelmarkten, vooral de markt voor vaste telefonie, blijkt hiervoor nog wat meer tijd nodig. Voor de Europese Commissie is dit gedeeltelijke succes aanleiding geweest om een herziening van het ONP-pakket in gang te zetten, de zogenaamde ONP-review. Hoewel de uitkomst van de herziening nog niet vast staat, valt te verwachten dat in de nieuwe richtlijnen ruimte zal worden gecreëerd voor een gedifferentieerde benadering per lidstaat en per deelmarkt. Voor deelmarkten die al voldoende concurrerend zijn kunnen de speciale bepalingen voor aanbieders met aanmerkelijke marktmacht dan komen te vervallen, en vervangen worden door algemene mededingingsbepalingen. De rol van de onafhankelijke toezichthouder zou op die deelmarkten dan overgenomen kunnen worden door de algemene mededingingsautoriteit.
Prijsstrategieën
De Telecommunicatiewet bevat enkele bepalingen die moeten voorkomen dat aanbieders met aanmerkelijke marktmacht hun dominante positie misbruiken door het hanteren van concurrentiebeperkende prijsstrategieën. Zo is aan de eerder genoemde verplichting voor aanbieders van vaste telefoonnetwerken met aanmerkelijke marktmacht om interconnectie toe te staan, de eis toegevoegd dat de tarieven hiervoor op een transparante en kostengeoriënteerde wijze worden bepaald. Het systeem voor kostentoerekening behoeft vooraf goedkeuring van de OPTA.64 Aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken, openbare telefoondiensten en huurlijnen met aanmerkelijke marktmacht zijn bovendien verplicht om een gescheiden boekhouding te voeren voor hun activiteiten in verband met interconnectie en hun overige activiteiten.65 Ook aan aanbieders zonder aanmerkelijke marktmacht worden in de Telecommunicatiewet overigens eisen gesteld over de tarifering. Aanbieders van huurlijnen en van vaste openbare telefoondiensten die over aanmerkelijke marktmacht beschikken zijn verplicht om in het hele land dezelfde vormen van tarifering te hanteren. De OPTA kan ontheffing van deze verplichting verlenen als er
5.6.2 Marktmacht Toegang tot netwerken.
De Telecommunicatiewet bevat een aantal artikelen waarin speciale bepalingen of verplichtingen zijn opgenomen voor aanbieders met aanmerkelijke marktmacht. Een aanbieder van netwerken of diensten die beschikt over aanmerkelijke marktmacht is verplicht interconnectie toe te staan aan andere aanbieders indien zij daarom verzoeken. Daarbij moeten bovendien gelijke voorwaarden onder gelijke omstandigheden worden gehanteerd.60 Evenzo zijn aanbieders van vaste en mobiele telefoonnetwerken met aanmerkelijke marktmacht verplicht om aan alle redelijke
60 Art. 6.5 61 Art. 41 Besluit ONP huurlijnen en telefonie respectievelijk Art 6.9 TW 62 Art. 44 lid 1 Besluit ONP huurlijnen en telefonie 63 Art. 8.2 64 Art. 6.6; opmerkelijk genoeg bestaat een soortgelijke verplichting niet voor aanbieders van mobiele telefoonnetwerken met aanmerkelijke marktmacht. 65 Art. 6.8
48
het effect van technologische convergentie tussen informatiemarkten (media), communicatiemarkten (data, spraak) en computernetwerken (internet)? en wat betekent dit voor marktordening? Marktpartijen trachten te anticiperen door te schatten waar de toegevoegde waarde het grootst zal zijn en overheden trachten (inter)nationaal de koers voor herregulering te bepalen.
sprake is van voldoende concurrentie op de betreffende markt.66 Voor aanbieders van huurlijnen is deze eis nog aangescherpt met de bepaling dat zij huurlijnen tegen dezelfde voorwaarden en tarieven ter beschikking moeten stellen aan zichzelf en hun dochtermaatschappijen als aan derden. Deze tarieven dienen bovendien kostengeoriënteerd te zijn, tenzij de aanbieder kan aantonen in een bepaald gebied niet over aanmerkelijke marktmacht te beschikken of indien de OPTA van mening is dat er op de betreffende markt sprake is van voldoende concurrentie.67
5.7 Mediawet 5.7.1 Inleiding
Deze paragraaf wordt geactualiseerd Universele dienstverlening
De Telecommunicatiewet bepaalt dat in het algemeen maatschappelijk belang bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) openbare telecommunicatiediensten en voorzieningen aangewezen worden die voor een ieder tegen een bepaalde prijs en kwaliteit beschikbaar moeten zijn. Indien de beschikbaarheid, betaalbaarheid of kwaliteit van deze diensten niet door het normale functioneren van de markt worden gegarandeerd, kan de minister besluiten de verzorging van deze diensten op te dragen aan de aanbieder die de laagste totale netto kosten verwacht. De aanbieder die binnen de relevante markt beschikt over een aanmerkelijke marktmacht mag daarbij het eerste bod uitbrengen, waarna ook andere aanbieders een aanvraag kunnen indienen om de bedoelde diensten te verzorgen.68 PTT Nederland heeft bij het aanbieden van deze universele dienstverlening een speciale wettelijke positie, in die zin dat tot opzegging bij dit bedrijf de plicht rust tot levering van de universele diensten.69 5.6.3 Conclusies
De Telecommunicatiewet is een wet die niet afhankelijk is van technologie. Of dit ook geldt voor de onderliggende AmvB’s hebben we niet onderzocht. Vanwege de transitiefase hebben partijen met marktmacht bovendien extra informatieverplichtingen en moet men, onder voorwaarden, toegang tot het netwerk verlenen. Dit is conform de gesignaleerde condities. Vragen die we niet behandeld hebben, omdat we het functioneren van communicatiemarkten buiten beschouwing hebben gelaten, zijn: wat is
5.7.2 Marktmacht Deze paragraaf wordt geactualiseerd
66 Art. 7.3 lid 1c en Art. 7.4 lid 2a 67 Art. 14, Art. 16 lid 1, Art 19 lid 1 en Art. 20 Besluit ONP huurlijnen en telefonie 68 Art. 9.1 en 9.2 69 Art. 20.1 lid 2 en 3 70 Wet van 21 april 1987, stb. 1987, 249, houdende regels betreffende de verzorging van radio- en televisieprogramma’s, de omroepbijdrage en de steunverlening aan persorganen.
49
5.7.3 Conclusies
De Mediawet is voor een groot deel gericht op de organisatie van de publieke omroep. De Mediawet oefent een rechtstreekse bemoeienis uit op een beperkt deel van de mediamarkt. We hebben te beperkt naar de materie gekeken om te beoordelen of deze bemoeienis gerechtvaardigd is vanuit statische en dynamische efficiëntie. Technologie-onafhankelijk is de Mediawet in ieder geval niet. Twee ingrijpende technologische ontwikkelingen staan voor de deur: De opkomst van televisie via het internet kan ertoe leiden dat in Nederland zenders te ontvangen zijn voor welke de bepalingen uit de Mediawet (bijvoorbeeld met betrekking tot inhoudelijke programmavoorschriften, reclame en sponsoring) niet van toepassing zijn. Vervolgens is het de vraag of deze ongelijke behandeling van televisiezenders kan voortduren, of dat de overheid alle commerciële zenders dezelfde ruimte geeft als de internetzenders. Het overheidsoptreden beperkt zich dan tot de invulling van de publieke zenders. De digitalisering van de kabel maakt de doorgifte van een veelvoud van het huidige aantal zenders mogelijk. Verplichtingen aan kabelexploitanten met betrekking tot het door te geven zenderpakket verliezen bij het verdwijnen van de schaarste op de kabel veel van hun betekenis.
.
71 Art. 82h en Art. 82i 72 Art. 31 (vaste concessies) en Art. 39 (voorlopige concessies) 73 Art. 71b. Art.71c regelt dat reeds vergeven toestemming kan worden ingetrokken op dezelfde gronden. 74 Art. 42 lid 2 75 Art. 37 lid 5 76 Art. 130 77 Art. 170 78 Art 25a Mediabesluit
50
6 Conclusies en aanbevelingen •
Conclusies Goederen- en dienstenmarkten
• De impact van ICT op het functioneren van markten is vooral te vinden in: • de reductie van transactiekosten. Dankzij internet zijn de zoekkosten van informatie over goederen en diensten en de transactiekosten gedaald; • de reductie van transportkosten. Door ecommerce is de geografische markt waarop ondernemingen opereren gegroeid. Immers, het is vanwege de sterk verminderde distributiekosten voor (informatie)goederen niet meer zo belangrijk waar ze geproduceerd worden; • de eenvoudige wijze van prijsvergelijking. Het is met internet eenvoudiger prijzen met elkaar te vergelijken, vooral door vergelijkingssites en meer elektronisch beschikbare productinformatie. Op basis van deze ontwikkelingen mag verwacht worden dat de concurrentie toeneemt. Zeker doordat toetredingsdrempels afnemen en marktstructuren veranderen.
•
•
•
Wel zal aan de volgende randvoorwaarden voldaan moeten worden om werkelijk voordeel te halen: • de consumenten moet vertrouwen hebben in het goed tot stand komen van transacties (B2C); • de consument moet zeggenschap hebben over het gebruik van eigen gegevens (B2C); • de virtuele marktplaatsen moeten een open en transparante structuur hebben (B2B).
•
Informatiemarkten
nemingen in korte tijd een economische machtspositie verwerven. Dit leidt tot een andere structuur en dynamiek van markten dan we traditioneel gewend zijn. Voor het goed functioneren van deze markten moeten we kijken of, en zo ja in welke mate dominante ondernemingen toetredingsdrempels opwerpen en daardoor misbruik maken van hun positie. Hierbij spelen kostenstructuur en strategisch gedrag een rol. Kostenstructuur. De verzonken kosten die een onderneming moet maken om tot een markt toe te treden vormen een (exogene) toetredingsdrempel. Deze kosten worden bepaald door de stand van de technologie. Bijvoorbeeld de mate waarin schaalvoordelen bestaan en de minimale efficiënte schaal die vereist is om tot de markt toe te treden. Strategisch gedrag kan voor andere ondernemingen (endogene) toetredingsdrempels opwerpen. Deze drempels moeten de bereidheid van afnemers vergroten, om voor de producten van die ondernemingen te betalen. Voorbeelden zijn advertenties, productdifferentiatie en investeringen in R&D. Netwerkeffecten kunnen leiden tot technologische insluiting, waardoor de eigenaar van de dominante standaard een sterke economische machtspositie heeft. Toetreders tot de markt moeten opboksen tegen omvangrijke schaalvoordelen. Gebleken is dat ondernemingen in veel gevallen marktconforme strategieën hanteren om transacties met consumenten tot stand te brengen. Transacties die op het eerste gezicht niet plaats lijken te kunnen vinden (reclame). Tegelijkertijd bieden de genoemde vormen van marktfalen (vooral netwerkeffecten) ook gelegenheid voor mededingingsbeperkende strategieën, waarvan consumenten uiteindelijk de dupe zijn. Ook is het soms moeilijk om het onderscheid te maken tussen pro- en anti-competitieve strategieën. Bijvoorbeeld het gratis weggeven van internettoegang of software.
Impact van ICT op ordeningsinstrumentarium
• Informatiemarkten nemen in belang toe. Wanneer er breedband (mobiel) internet komt, neemt ook de roep naar applicaties en informatiegoederen toe. • Op grond van de economische kenmerken van informatiegoederen, zoals netwerkeffecten en de afwijkende kostenstructuur kunnen onder-
• De vraag of er raakvlakken zijn tussen de behandelde ordeningswetten met de gesignaleerde, door ICT veroorzaakte, vormen van marktfalen kunnen we bevestigend beantwoorden. Marktmacht, informatieasymmetrie en netwerkeffecten (vorm van
51
•
•
•
•
consumentenvertrouwen een belangrijke graadmeter (koopbereidheid), maar welke invloed heeft het op het functioneren van (informatie)markten? • Nader in kaart brengen welke zeggenschap de consument heeft over eigen gegevens. Is dit al in privacy wetgeving vastgelegd? En zo ja, hoe staat het met handhaving? • Communicatie: de consument is nog onvoldoende op de hoogte van rechten en plichten van elektronisch handelen
marktmacht) worden aan banden gelegd conform de condities en randvoorwaarden. De ordeningswetten zijn niet gericht op een specifieke markt met uitzondering van de Telecommunicatiewet (breed) en de Mediawet (smal). Wat de algemene strekking en inhoud van de richtlijnen betreft, lijken deze ICT-proof en gezien de behandelde materie (kopen op afstand, e-commerce) moeten ze dat in feite ook zijn. Het Mededingingsrecht en de Mededingingswet zijn ICT-proof. Informatiemarkten hebben echter zulke specifieke kenmerken dat verfijning van analyse en uitvoering nodig is. De Europese consumentenrichtlijnen bieden de consumenten voor e-commerce een duidelijk kader. Enerzijds is de informatieplicht (leveringsvoorwaarden) van de aanbieder vastgelegd en anderzijds de geschillenbeslechting.
Intellectuele eigendomsrechten
• Nader onderzoek naar de balans tussen innovatie (dynamische efficiëntie) en investeringen (bescherming door exclusief recht) op informatiemarkten.. Aandacht voor trend uit VS om ook softwaretechnieken en bedrijfsconcepten te octrooieren. Deze trend wordt gevolgd door de Europese Commissie, maar kan een belemmering opwerpen voor dynamische efficiëntie (innovatie). Onze inschatting is dat op informatiemarkten meer flexibilisering en maatwerk van octrooien nodig is. Het is immers vanuit publiek oogpunt niet nodig een bedrijfsconcept voor 10 jaar te beschermen, maar voor de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel kan dat anders liggen.
Aanbevelingen Visie op Marktwerking
• De aandacht is binnen de directie Marktwerking vooral gericht op statische efficiëntie. De invloed van dynamische efficiëntie en de wisselwerking tussen statische en dynamische efficiëntie moet nog verder worden verkend. Kennisopbouw is nodig mede gezien de verdiepingsslag die moet worden gemaakt bij netwerksectoren. Mededinging
• Gezamenlijk onderzoek EZ/Nma naar analyse en uitvoering op informatiemarkten “Wat betekent ICT voor het concentratietoezicht en het beoordelen van misbruik van machtspositie?” Hierbij aandacht voor: a Inhoud. Analyseren, monitoren van economische karakteristieken en bedrijfsstrategieën van informatiemarkten b Proces: Internationale samenwerking tussen mededingingsautoriteiten en snelheid van procedures. Consumentenbeleid
• Nader in kaart brengen waar consumentenvertrouwen door wordt gecreëerd dan wel vernietigd. In de macro economie is
52
Bijlage I Case-studies: nieuws, muziek, software en verzekeringen
• Eindrapportages zijn beschikbaar (zie www.ez.nl) • Dialogic: Cases nieuws en muziek • Ocfeb: Cases software en verzekeringen
53
54
Bijlage II Interviews
Eric Bartelsman (VU) Arie van Bellen (ECP) Marcel Canoy (CPB) Eric van Damme (KUB) David Ellard (DGIV) Augustijn van Haasteren (DGIV) Eric van Heck (EUR) Mindert Mulder (OPTA) Robert Reibestein (McKinsey) Wolf Sauter (DGIV) Luc Soete (MERIT) Matthijs Visser (NMa) Arjen van Witteloostuijn (RUG)
55
56