VNG Position Paper over Begrotingsbehandelingen Najaar Geachte leden van de Tweede Kamer, Vanaf oktober behandelt u de Rijksbegroting. Met dit position paper willen wij u onze positie ten opzicht van de begroting onder de aandacht brengen. Dit paper bestaat uit drie delen: I Onze visie: gemeenten lossen maatschappelijke vraagstukken dicht bij burgers op maar het evenwicht raakt verstoord: tussen burgers en bestuur en tussen gemeenten en Rijk. II Financiële autonomie van gemeenten: voor gemeenten cruciaal om alle nieuwe taken en verantwoordelijkheden waar te kunnen maken. III Opmerkingen bij de afzonderlijke begrotingen: 1. Wonen en Rijksdienst 2. Economische Zaken – Economie en Innovatie 3. Infrastructuur en Milieu 4. Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 5. Economische Zaken – Landbouw en Natuur 6. Volksgezondheid, Welzijn en Sport 7. Binnenlandse Zaken en Gemeentefonds 8. Veiligheid en Justitie 9. Sociale Zaken en Werkgelegenheid De VNG vraagt uw speciale aandacht voor het vreemdelingen- en asielbeleid. Dit vraagstuk raakt vele begrotingsbehandelingen: die van V&J, maar ook die van W&R (huisvesting), die van SZW (integratie en inburgering, toeleiding naar werk) en OCW (basis en voortgezet onderwijs). De toestroom van grote aantallen vluchtelingen is een groot maatschappelijk vraagstuk waar we als overheid en samenleving een gemeenschappelijke rol in hebben. Als we kijken naar het landelijke
vraagstuk van vluchtelingen heeft dat vooral zijn weerslag op lokaal niveau: daar komen de mensen terecht. Dat betekent dat we als overheid kijken naar hoe we op korte termijn opvang kunnen realiseren. Gemeenten vragen van het Rijk: • Bereidheid van het COA ook kleinere opvangvoorzieningen in gemeenten mogelijk te maken als daar lokaal wel draagvlak voor is. • Regelruimte om onorthodoxe oplossingen te zoeken voor de huisvesting van statushouders. • Een toereikende vergoeding voor maatschappelijke begeleiding. Het is in ieders belang dat de vluchtelingen die een verblijfsvergunning krijgen zelfredzame burgers worden die kunnen participeren in de samenleving. Het is daarom nu echt nodig dat het Rijk de adequate maatschappelijke begeleiding van nieuwkomers mogelijk maakt. Maatschappelijke begeleiding heeft als bedoeling om nieuwkomers wegwijs te maken in de Nederlandse samenleving, maar wordt bovendien vaak ingezet om basale taken rondom huisvesting van vergunninghouders te organiseren. Denk hierbij aan het aanvragen van bijstand, toeslagen of het organiseren van onderwijs. Gemeenten kunnen een vergoeding vragen van € 1.000 per inburgeringsplichtige, terwijl zij gemiddeld € 2.300 per statushouder uitgeven. De VNG heeft herhaaldelijk bij het Rijk aangegeven dat de middelen voor maatschappelijke begeleiding die gemeenten via het COA kunnen aanvragen ontoereikend zijn.1 Door de hoge instroom zullen de tekorten bovendien nog versneld toenemen. Als VNG hebben we een OndersteuningsTeam Asielzoekers en Vergunninghouders (OTAV) opgericht, waarmee we gemeenten op tal van praktische zaken van iedere dag willen ondersteunen. Zie onze site voor alle informatie hierover.
1 Zie het VNG rapport uit 2014: https://vng.nl/files/vng/20141127-inzichten-in-tekorten-asielzoekers.pdf
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
I. Gemeenten staan voor de kwaliteit van samenleven: dichtbij en in evenwicht Gemeenten, gewoon dichtbij De gemeente, als eerste overheid dicht bij inwoners, is als geen andere overheid in staat om maatschappelijke vraagstukken op te pakken, omdat we samen met inwoners en andere partijen kijken naar wat echt nodig is, op maat.
Gemeenten droegen bij aan de economie toen het slecht ging Gemeenten hebben hun aandeel geleverd in het bestrijden van de economische crisis waarin ons land in 2008 terechtkwam. Wij hebben extra geïnvesteerd om de vraaguitval in de economie te beperken, bijvoorbeeld voor wegen, bruggen en scholen. (Daarvoor hebben we ook geleend. Dat verklaart voor 75% de meer dan verdubbelde schuld van gemeenten in de periode 2008-2014.)
Gemeenten dragen ook bij aan de bezuinigingen Gemeenten hebben de rijksoverheid geholpen met het terugdringen van het financieringstekort door een deel van haar bezuinigingen in te vullen. En er komen nog forse kortingen aan. Het Rijk heeft extra kortingen in het gemeentefonds ingeboekt. In 2015 is een omvangrijk takenpakket (jeugdzorg, Wmo en Participatiewet) naar gemeenten gedecentraliseerd. De budgetten daarvoor zijn eveneens gekort.
Dat was mogelijk omdat gemeenten het op veel terreinen ook beter en goedkoper kunnen Veel innovaties vinden plaats bij de gemeenten. Er ontstaat een nieuwe overheid die samen met inwoners optrekt en hen de ruimte laat. Gemeenten werken ook met elkáár samen, zowel regionaal (stad en platteland) als in grotere verbanden. Gemeenten kunnen het dus beter en goedkoper, dicht bij onze inwoners… maar niet meteen. Het vergt tijd, zorgvuldigheid en verstandige investeringen. Wij kunnen in het sociaal domein nu pas beginnen met de echte veranderingen.
De economie trekt gelukkig weer aan… Het Rijk benut, nu de economie weer aantrekt, de meevallers om burgers te laten profiteren. Er is € 5 miljard voor lastenverlichting, waarbij het oorspronkelijk doel – inzet voor de belastinghervorming – is losgelaten.
… Maar bij gemeenten begint het juist nu te knellen Bij het Rijk neemt het financieringstekort af door lagere overdrachten, terwijl bij ons de tekorten juist toenemen. Niet alleen nemen de tekorten toe, ook de onvoorspelbaarheid van het gemeentefonds en de grepen uit de kas leiden tot financiële knelpunten. De extra kortingen in het gemeentefonds leggen een onevenredig zware last op onze schouders. Na 2017 wordt € 1 miljard in mindering gebracht op de algemene uitkering aan gemeenten. Dit terwijl we nog hard bezig zijn om via maatwerk en efficiency de kortingen in het sociaal domein het hoofd te bieden. Daar komt dan de vennootschapsbelasting nog bovenop, waarbij aanvullende inkomsten worden afgeroomd zonder dat daar adequate compensatie tegenover staat. Het is niet te vermijden dat juist in gemeenten de gevolgen van deze bezuinigingen zullen neerslaan. Het wordt moeilijk om onze verantwoordelijkheden richting onze inwoners in de komende periode waar te maken. De recente initiatieven van Gouda en Lelystad, waar tientallen gemeenten zich bij aansloten, laten zien hoe knellend de financiële situatie is. Het aantal artikel 12-gemeenten is al toegenomen en dit aantal zal naar verwachting in de komende periode verder toenemen. Gemeenten beschikken op deze manier over steeds minder mogelijkheden om dicht bij hun burgers oplossingen Vereniging van Nederlandse Gemeenten
voor maatschappelijke vraagstukken te vinden. Dat is wrang want er is nog heel veel te doen, zoals het versterken van de economische structuur, het bestrijden van het woningtekort, het hervormen van de zorg en het aan het werk krijgen van mensen. Lagere investeringen door gemeenten hebben een negatieve impact op de economische groei, de werkgelegenheid en de leefbaarheid.
Evenwicht tussen de overheden is verstoord Bij het Rijk is de zon doorgebroken, maar boven de gemeenten pakken donkere wolken zich samen. We hebben meer taken, meer uitdagingen en minder mogelijkheden. Dat komt door de bezuinigingen die ons hard raken en door het huidige systeem van financieringsstromen. Dat is niet evenwichtig. Prikkels en instrumenten zijn ongelijk verdeeld en daarmee is de afhankelijkheid van het Rijk toegenomen. In lijn met het advies van de Commissie Financiële Ruimte voor Gemeenten, die pleit voor meer financiële ruimte voor gemeenten, stellen wij: ‘wie bepaalt betaalt’. Wij constateren dat gemeenten er nu veel taken bij krijgen maar tegelijkertijd hun nieuwe werk moeten uitvoeren met één hand op de rug gebonden, doordat het Rijk – al dan niet op verzoek van de Tweede Kamer – aanvullende voorwaarden stelt.
Ruimte noodzakelijk Wij moeten ook in de komende periode investeringen kunnen doen om maatschappelijke vraagstukken op te kunnen pakken. Waar gemeenten voorheen konden leunen op de grondopbrengsten, liepen deze de afgelopen jaren terug. Er moest zelfs zwaar op worden afgeboekt. Van het Rijk verwachten we nu een constructieve houding in deze periode waarin het economisch beter gaat. Wij willen alle inwoners daarin laten delen. Doordat de EMU-tekortruimte van 0,5 procent bbp voor decentrale overheden wordt verlaagd, wordt het een rem op de juist aantrekkende investeringen, zoals in infrastructuur en woningbouw. Met alle consequenties voor de leefbaarheid en economische kracht. Het Rijk zou de ambitie tot verkleining van de tekortruimte voor decentrale overheden daarom moeten laten varen.
Blijf als Rijk samen met ons optrekken en meedenken Als overheden moeten wij samen invulling geven aan de nieuwe verhoudingen en werkbare spelregels hanteren. Spelregels die recht doen aan de nieuwe taakverdeling op belangrijke sociale en fysieke vraagstukken. Ook binnen de nieuwe verhoudingen hebben Rijk en gemeenten elkaar nodig. Uiteindelijk gaat het daarbij om evenwicht en vertrouwen in elkaar. De aantrekkende economie geeft lucht op rijksniveau. Omwille van het evenwicht, en uiteindelijk omwille van onze inwoners, de leefbaarheid en de economie, is het zaak om ook ruimte te creëren bij de gemeenten. Samen met de rijksoverheid willen we daar vorm aan geven.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
II. Financiële autonomie van gemeenten
Het zwaartepunt van het openbaar bestuur in Nederland verplaatst zich meer en meer naar het lokale niveau. Die toename van verantwoordelijkheden op lokaal niveau vraagt ook om een cultuuromslag. Steeds vaker zal op lokaal niveau de afweging plaatsvinden tussen betalen, bepalen en verantwoorden. Ook bij het Binnenhof vraagt dat om een nieuwe mindset, waarbij de regering en het parlement de juiste randvoorwaarden moeten scheppen, zodat burgers en bestuurders op lokaal niveau goed uit de voeten kunnen. Voor gemeenten is financiële autonomie cruciaal om alle nieuwe taken en verantwoordelijkheden te kunnen waarmaken. Als VNG blijven we dan ook onverkort voorstander van een verruiming van het lokaal belastinggebied als onderdeel van de algemene belastingherziening, met als doel de lasten op arbeid te verlagen.
Normeringssystematiek en kortingen gemeentefonds Het accres van het gemeentefonds beweegt mee met het groeipercentage van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Elk jaar worden de gemeenten in de meicirculaire ingelicht over het definitieve accres van het jaar ervoor. De laatste jaren fluctueren de accressen veel heftiger dan gemeenten gewend zijn, waardoor ze begrotingen moeten bijstellen. Een grote groep gemeenten vindt dit niet langer werkbaar en de VNG deelt hun mening. Het is in onze ogen tijd om de werking van de normeringssystematiek tegen het licht te houden. Er moet meer stabiliteit komen in de belangrijkste inkomenspost van gemeenten. Daarnaast vinden we dat een aantal kortingen op het gemeentefonds ongedaan moet worden gemaakt. In het sociaal domein stapelen de bezuinigingen zich op, terwijl gemeenten nog een aantal forse uitnamen achter zich aanslepen die inmiddels achterhaald zijn en waarbij de normeringssystematiek opzij is gezet. Bijvoorbeeld de opschalingskorting (structureel € 160 miljoen in 2015, oplopend naar € 975 miljoen in 2025) en de korting op onderwijshuisvesting (structureel € 256 miljoen in 2015).
Financiële houdbaarheid sociaal domein Door de decentralisaties in het sociale domein is een aanzienlijk onderdeel van de publieke uitgaven verschoven van de centrale naar de decentrale overheid. Aangezien de centrale overheid het primaat heeft op een groot aantal sturingsinstrumenten, die niet of in veel mindere mate beschikbaar zijn voor gemeenten, is hierdoor een situatie aan het ontstaan waarin spanning bestaat tussen de wettelijke verantwoordelijkheden van gemeenten en hun vermogen om ‘de tering naar de nering te zetten’, ofwel een verantwoorde overheidshuishouding te voeren. Dat heeft tot gevolg dat gemeenten voor het ordentelijk (= binnen de grenzen van de wet, maatschappelijk verantwoord en financieel solide) uitvoeren van de nieuwe verantwoordelijkheden in toenemende mate afhankelijk worden van de rijksoverheid. Terwijl de VNG er juist voorstander van is om de directe band tussen bepalen, betalen en verantwoorden op lokaal niveau te versterken.
Verdeelmodellen decentralisaties De verdeling van middelen voor gemeentelijke taken dient dusdanig te zijn dat individuele gemeenten voldoende middelen hebben om de taken adequaat uit te voeren. Het ontwikkelen van verdeelmodellen die dit mogelijk maken is in de bestuurlijke omgangsvormen een verantwoordelijkheid voor het Rijk als beheerder van het gemeentefonds. Op het terrein van door VWS gedecentraliseerde taken is de laatste tijd sprake van een tendens waarbij het Rijk zijn taak primair ziet op het terrein van een adequaat macrobudget, waarbij de verdeling een zaak is waar gemeenten onderling maar uit moeten komen. Voorbeelden: beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Ook rond het verdeelmodel bijstand blijven de problemen zich opstapelen zonder dat er veel oog is voor de grote negatieve impact die dit heeft voor individuele gemeenten.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Vaste EMU-tekortruimte Gemeenten hebben een vaste EMU-tekortruimte nodig voor vervangingsinvesteringen en investeringen voor maatschappelijk opgaven. Gemeenten lenen voor investeringen. Door inflatie en steeds hoger technische en wettelijke eisen stijgen jaarlijks de aanschafprijzen van gemeentelijke investeringen. Dat vergt steeds hogere leningen en veroorzaakt een bescheiden EMU-tekort. Zonder voldoende EMU-tekortruimte worden de investeringen van gemeenten afgeknepen en komen maatschappelijke opgaven in de knel. De VNG pleit er daarom voor de EMU-tekortruimte niet verder af te bouwen.
Elke bestuurslaag houdt zijn eigen revenuen Door het Rijk zijn taken bij gemeenten belegd. Gemeenten maken daar kosten voor, terwijl de baten bij het Rijk neerslaan. Voorbeelden hiervan zijn: • De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor handhaving. Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) van gemeenten treden op tegen overlast en verloedering, terwijl de incasso van bestuurlijke strafbeschikking naar de schatkist van het Rijk vloeit. • In Utrecht is een milieuzone ingesteld waarvan de opbrengsten in de schatkist vloeien. Zouden er in Utrecht uitstootnormen worden overschreden, dan moet de gemeente die echter zelf betalen. De VNG vindt dat deze situatie de verkeerde prikkels geeft. Wij stellen voor dat de opbrengsten die voortvloeien uit de lokale handhavingstaak ook lokaal neerslaan, zodat gemeenten kunnen blijven investeren in het tegengaan van overlast en verloedering.
OZB Schaf de macronorm voor het OZB-tarief af en vervang die door de woonlastenindicator, waarbij de drie belangrijkste gemeentelijke heffingen - OZB, afvalstoffenheffing en rioolbelasting - in totaliteit worden bekeken. Die geeft een getrouwer beeld van de prudente wijze waarop gemeenten omgaan met hun belastinginstrumentarium.
Omgevingswet en lokale financiële autonomie Wij willen dat de minister van I&M nog eens goed kijkt naar de bepaling in de Omgevingswet om regels te stellen over de hoogte, bandbreedte en berekeningswijze van legestarieven en heffingen, waaronder de afvalstoffenheffing en rioolheffing. Voor gemeenten leidt dit tot een inperking van de lokale mogelijkheden op het gebied van leges en heffingen. De VNG vraagt het kabinet een eenduidige lijn te kiezen die recht doet aan de lokale autonomie. Dit punt wordt ook ingebracht bij de behandeling in de Senaat dit najaar.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
III. De afzonderlijke begrotingen
1 Begroting Wonen en Rijksdienst (6-8 oktober, week 41) Energiebesparing De begroting van Wonen en Rijksdienst laat een structurele afname van budgetten zien voor energiebesparing. Dit leidt tot een verlies van focus op energie(besparing) en daarmee de goede samenwerking met gemeenten op dit terrein. Juist het departement dat de verbinding zoekt tussen partijen die actief samenwerken op de terreinen van wonen, bouwen en energie - waar zeer grote winst in de energietransitie te behalen is - moet hier een goede bijdrage aan leveren en deze focus niet verliezen. Niet alleen loopt de uitvoering van het Energieakkoord een risico, maar ook de focus op de energietransitie per 2050. De VNG pleit sterk voor behoud van deze focus voor het departement, ook na 2016, en (financiële en personele) ruimte om deze samen met partners het hoofd te bieden. Energietransitie vindt al jaren plaats bij gemeenten, daar waar de ambitie en ook de mogelijkheid om te acteren groot is. De VNG werkt met haar Programma Energie aan alle relevante activiteiten uit het Energieakkoord en heeft daarbinnen een specifiek programma dat zich richt op de particuliere woningvoorraad. De regionale ondersteuningsstructuur van de VNG die zich richt op energiebesparing in de particuliere woningvoorraad is in 2014 voortvarend van start gegaan. Inmiddels participeren alle 393 gemeenten actief in 29 regio’s waarin zij gezamenlijk optrekken om de verduurzaming van de particuliere woningvoorraad te versnellen door o.a. werkende aanpakken op te schalen en te versnellen. De VNG ondersteunt deze regio’s met een programmateam dat werkt aan procesvernieuwing en partnerschappen om lokale en gezamenlijke ambities vooruit te brengen en op die manier de doelstellingen uit het Energieakkoord te behalen. Doordat de VNG het onderwerp energie actief en breed heeft opgepakt met het Programma Energie, is beweging ontstaan. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in de vele partners die bijdragen aan het programma, de Green Deal verduurzaming scholen, het programma rondom energiebesparing bij bedrijven en monitoring via de Lokale Energie Etalage (zie website), waarin de verschillende lokale projecten zichtbaar worden en op lokaal niveau de resultaten worden gemonitord. Door de regionale aanpak wordt het ook mogelijk voor kleinere gemeenten om aan te sluiten bij hun grotere buurgemeenten en dat individuele gemeenten niet telkens het wiel opnieuw uit hoeven te vinden. Samen met partners werken we aan een systeemverandering door o.a. het opzetten en activeren van regionale allianties en energieloketten waar regionaal vraag en aanbod bij elkaar gebracht wordt. Deze manier van samenwerken is uniek maar nog pril. Voor gemeenten is het belangrijk dat de samenwerking en de ondersteuning doorloopt na 2016 voor structurele regionale en lokale inbedding. De doelstellingen uit het Energieakkoord lopen tot 2020, maar de financiering van het Rijk voor de regionale energieaanpak loopt tot en met 2016. Het kabinet benoemt dat in 2016 het Energieakkoord tussentijds geëvalueerd wordt, maar biedt nog onvoldoende inzicht in wat dat betekent voor een mogelijk vervolg op de ondersteuningsstructuur voor gemeenten.
Betaalbaarheid wonen & fysiek domein De betaalbaarheid van het wonen staat onder druk doordat het gemiddeld inkomen van huurders daalt, terwijl de gemiddelde huurprijs juist stijgt. Woonlasten (inclusief energie) worden steeds belangrijker. Gemeenten merken het als deze groep betalingsproblemen krijgt. Circa 35 gemeenten hebben inmiddels eigen woonlastenfondsen ingericht ter compensatie van de gestegen woonlasten en het achterblijven van de huurtoeslag. De afgelopen decennia is er veel geïnvesteerd in steden en wijken die zich hebben ontwikkeld tot aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus. Met dank aan sturende overheden, actieve corporaties, positieve grondexploitaties Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en de ISV-gelden. In dit proces is duidelijke een verandering waarneembaar. Het algemene financieringsmodel voor de rekening van de investeringen in het fysieke domein, zoals infrastructuur, riolering, groenvoorzieningen maar ook speeltuinen en buurt- en wijkcentra, is gebaseerd op het groeimodel. Er is echter geen sprake meer van groei maar van een beheersituatie in grote delen van Nederland, waardoor gemeenten grote moeite hebben geld te reserveren voor onderhoud en vervanging. Een gemoderniseerd financieringsstelsel is nodig. De gemeentelijke betaalbaarheid van fysieke ingrepen is sinds 2015 niet meer geborgd in de rijksbegroting. Stedelijke vernieuwing, herontwikkeling en transformatie blijft echter wel noodzakelijk. Uit het ABF-onderzoek Opgave stedelijke vernieuwing en woningbouw (2012) in opdracht van de minister van BZK, blijkt een tekort van € 220 à 240 miljoen per jaar. Gemeenten vragen bij de evaluatie van de verhuurderheffing specifiek te kijken naar de gevolgen van het wegvallen van deze middelen in het fysieke domein en de olievlekwerking van het wegvallen van middelen op andere noodzakelijke investeringen in het fysieke domein. Gemeenten staan voor de moeilijke opgave om in korte tijd grote aantallen vluchtelingen te huisvesten. Naast locaties voor de eerste opvang gaat het vooral om woningen die nodig zijn voor de doorstroming van statushouders uit de AZC’s. Veel gemeenten zoeken naar alternatieve oplossingen, zoals het transformeren van kantoren en andere gebouwen of de bouw van semipermanente woningen. Maar de druk op de goedkope woningvoorraad neemt hoe dan ook op korte termijn sterk toe. Ook de woonlastenproblematiek neemt toe, omdat veel huishoudens alleen nog in duurdere woningen terechtkunnen.
2. Begroting Economische Zaken, onderdeel Economie en Innovatie (13-15 oktober, week 42) Energie Het kabinet wil een schone, zekere en betaalbare energievoorziening. Vanaf 2050 moet dat afkomstig zijn uit duurzame bronnen. Ondertussen wordt er bezuinigd op vrijwel alle posten waaraan capaciteit of mensen zijn verbonden. De grootste opgave ligt in de warmtevoorziening die nu nog vooral via aardgas wordt voorzien. Aardwarmte en geothermie worden gezien als een van de gunstigste opties met een grote potentie, maar in de begroting is daar geen speciale aandacht voor. Met warmtenetten kunnen gemeenten hun CO2- én NOx-doelstellingen halen. Gemeenten hebben een belang bij een goed werkend warmtenet en willen de uitvoering verbeteren. Daarom vragen wij uw aandacht voor de volgende drie randvoorwaarden: • Zorg voor consistent integraal overheidsbeleid waarin duidelijkheid wordt welke rol warmtelevering heeft binnen het totale energiebeleid van Nederland, zodat er onder andere investeringszekerheid voor bedrijven ontstaat. • Zorg ervoor dat de maatschappelijk baten mee gaan tellen in de businesscase warmte en zorg ervoor dat restwarmte (besparing primaire energieverbruik) ook wordt gewaardeerd. Dit leidt tot een optimale warmteprijs voor iedereen in de warmteketen, voor producenten en leveranciers tot een gezonde business en voor de eindgebruiker tot een acceptabele warmteprijs. • Biedt binnen de Warmtewet ruimte om te experimenteren en te innoveren met flexibele marktmodellen, gedifferentieerde warmtetarieven en diverse vormen van open netten, en geef ruimte aan gemeenten om zelf een gelijkwaardig alternatief binnen warmteplannen te definiëren.
Regionaal economisch beleid Een van de grootste uitdagingen de komende tijd is het versterken van de economische groei. Groei die niet alleen nodig is om het huishoudboekje van de overheid op orde te krijgen, maar vooral om de inwoners van Nederland perspectief te bieden op werk. Het ontbreekt in Nederland echter aan een landelijk regionaal economisch beleid en daarmee is ons land een uitzondering in OESO-verband. Het huidige topsectorenbeleid investeert helaas niet in het Nederlandse sterke punt van de polycentrische structuur van goed verbonden, middelgrote steden en hun ommeland. Daarmee mist Nederland een mogelijkheid om het regionale arbeidsmarktbeleid te verbinden met het economische beleid. Het Vereniging van Nederlandse Gemeenten
verbinden van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt (het verdelen van de koek) staat daarmee los van het investeren in de werkgelegenheid (het vergroten van de koek). De VNG vindt dat een gemiste kans. Regionaal economisch beleid - met budgetten voor het stimuleren van innovatie en economische ontwikkeling - is nodig om dit unieke sterke punt beter te benutten voor het verdienvermogen van ons land en de werkgelegenheid te laten groeien. Met groei van de werkgelegenheid is de werkloosheid te bestrijden, ook onder mensen met een arbeidshandicap. Een sterke verbinding tussen economisch en arbeidsmarktbeleid: dat is waar wij op lokaal én op landelijk niveau naar streven. Gemeenten hebben de ambitie om bij te dragen aan het versterken van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven en daarmee aan behoud en groei van welvaart en werkgelegenheid. Of het nu een binnenstad met leegstaande winkels betreft, een perifere regio waar industrieën verdwijnen, een agrarisch gebied, een grensregio, havens of een grote studentenstad, werkloosheid onder 45 + en arbeidsgehandicapten: er komt veel op gemeenten af. Regie over het economisch beleid hoort dan ook bij de regionale partijen thuis en verdient (financieel) gefaciliteerd te worden.
3. Begroting Infrastructuur en Milieu (26-29 oktober, week 44) Water De maatregelen voor waterveiligheid worden bekostigd uit het Deltafonds. De meerjarige looptijd hiervan biedt continuïteit. Komend jaar onderzoekt het kabinet of verlenging van de looptijd voorbij de huidige horizon van 2028 nodig is. Een solide waterveiligheidsbeleid en goede beschikbaarheid van zoetwater zijn voor veel gemeenten randvoorwaarden voor een gezond vestigingsklimaat. Juist door de lange looptijd van het Deltafonds hebben gemeenten zekerheid gekregen en is het mogelijk om langetermijninvesteringen in gebiedsontwikkeling uit te voeren. Wij vragen daarom uw aandacht dat bij voorkeur nog in deze kabinetsperiode, ook voorbij de horizon van 2028, zekerheid komt over de benodigde middelen voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Landelijk gebied Van de 393 gemeenten hebben er 364 meer dan 50% landelijk gebied. Landelijke gebieden kennen specifieke uitdagingen op het terrein van zorg, recreatie, natuur en bedrijvigheid, en de dominant aanwezige agrarische bedrijfstak. Gemeenten ontplooien veel initiatieven om hun buitengebieden aantrekkelijk te houden en daarvoor is het noodzakelijk dat (rijks)regelgeving hiervoor ruimte biedt. Motiveringsplichten bij bestemmingsplannen, de Programmatische Aanpak Stikstof en flora- en faunaregelgeving worden door gemeenten als zeer belemmerend ervaren. Ook hebben landelijke gemeenten last van een slechte mobiele bereikbaarheid en last van onbetrouwbare internetverbindingen, beide van groot belang voor een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Voor internet in het buitengebied is het belangrijk dat bedrijven worden gestimuleerd hierin te investeren en dat er gunstige voorwaarden zijn voor particuliere initiatieven. We vragen daarom van het Rijk een coördinerende en stimulerende rol bij de digitale ontsluiting van buitengebieden.
4. Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (26-29 oktober, week 44) Onderwijsachterstanden Het kabinet voert een ramingsbijstelling door op de specifieke uitkering voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Vanaf 2017 oplopend tot 2020 wordt € 50 miljoen gekort. De reden is de sterke daling van het aantal schoolgewichten in Nederland. Het kabinet trekt extra geld uit voor peuteropvang. Met ingang van 2016 wordt er jaarlijks € 10 miljoen gestort, waarbij vanaf 2020 het maximum van € 60 miljoen wordt bereikt. De VNG verwelkomt dit. We zijn echter onaangenaam verrast over de korting vanaf 2018 van € 35 miljoen op het gemeenVereniging van Nederlandse Gemeenten
tefonds, in het kader van de Wet OKE, vanwege het omzetten van peuterspeelzalen naar kinderopvang. Al deze ontwikkelingen samen zouden betekenen dat gemeenten dus € 25 miljoen in de min komen te staan (60-50-35= -25). De VNG vindt dit onacceptabel. Zeker nu, ook bij het kabinet, het besef aanwezig is dat we meer moeten investeren in de voorschoolse periode van kinderen.
Tekort tegemoetkoming studiekosten 16- en 17-jarige mbo’ers Door de afschaffing van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos17-) is het voor jongeren van 16 en 17 jaar met minder draagkrachtige ouders vrijwel onmogelijk om een mbo-opleiding te volgen. Hierdoor krijgen ruim 30.000 leerlingen ongeveer € 550 minder tegemoetkoming in hun studiekosten. Leerlingen hebben dit geld nodig om boeken en andere onderwijsbenodigdheden aan te schaffen. Het gevolg is dat ouders van deze leerlingen een beroep op bijzondere bijstand en/of de Stichting Leergeld doen. De VNG maakt zich ernstig zorgen over deze ontwikkeling, want voor gezinnen met kinderen van 16 en 17 jaar op het mbo betekent het rijksbeleid dat zij er financieel fors op achteruit zijn gegaan, zij in de financiële problemen kunnen komen, of dat leerlingen hun mbo-opleiding zelfs niet kunnen voortzetten. Het druist in tegen het kabinetsbeleid dat in principe elke leerling een startkwalificatie moet behalen. De VNG roept u op er bij het kabinet op aan te dringen met een oplossing te komen en het gat voor deze groep te repareren. Het gaat om een bedrag van maximaal € 16,7 miljoen (30.000 x € 550).
Media De lokale omroepen hebben een belangrijke rol als waakhond voor de lokale democratie. Ze zijn representatief voor hun gebied en de inbreng van burgers is groot, ook als vrijwilliger. Deze omroepen verdienen daarom een volwaardige plaats als derde laag in het publieke mediabestel. Vooral omdat veel commerciële/private traditionele media verdwijnen, zeker in kleine gemeenten, en nieuwe media geen volwaardig alternatief blijken te zijn. De Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland en de VNG sluiten daarom binnenkort voor een tweede periode van drie jaar een vernieuwingsconvenant. De recent opgerichte Stichting Nederlandse Publieke Lokale Omroep wil zich hierbij aansluiten. Dit moet leiden tot lokale omroepen die het mediawettelijk bepaalde lokaal toereikende media-aanbod met een goede journalistieke kwaliteit via verschillende kanalen kunnen verzorgen voor een centrumgemeente of streek. Wij rekenen op steun van het Rijk, te beginnen bij een onderzoek naar de uitgaven en inkomsten van lokale omroepen nieuwe stijl, dat gelijk kan lopen met de in 2016 geplande evaluatie van de gemeentelijke bekostigingsplicht.
Cultuur Het kabinet handhaaft in 2016 de onevenredige cultuurbezuiniging van structureel € 200 miljoen, afgerond 25%. Pas per 2017 komt er via verschuivingen een jaarlijkse tegemoetkoming van € 18 miljoen. De indirecte bezuinigingen van ongeveer € 100 miljoen op uitkeringen en belastingen blijven. Ook de taakstelling voor apparaatskosten bij landelijke organisaties oplopend tot 13,3% in 2018 blijft. Dit alles leidt tot gaten in ons land, met name bij de kunsten, de ontwikkeling/het experiment en de ondersteuning. Gemeenten trachten die voor een deel te vullen, maar dit heeft gelet op hun krimpende financiën vaak negatieve consequenties voor andere lokale initiatieven. Het Rijk moet zijn wettelijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit, verscheidenheid en spreiding van cultuur opnieuw vormgeven. Er is een structurele reparatie van ten minste 3 x 20 oftewel € 60 miljoen nodig voor de culturele basisinfrastructuur (BIS), talentontwikkeling en de stimulering van cultuureducatie in school en daarbuiten.
5. Begroting Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur (2-5 november, week 45) Landbouw Er komen binnenkort drie trajecten in de Kamer aan de orde om het aantal dieren in de landbouw te reguleren en de volksgezondheid te garanderen. Met de wijziging van de Wet Dieren kunnen provincies vanuit oogpunt van volksgezondheid de omvang van de veehouderij in een gebied reguleren. De kabinetsreactie op het WRR-rapport ‘Naar een voedselbeleid’ zal onder meer ingaan op evenwicht op de mestmarkt. Tot slot volgt een wetsvoorstel om fosfaatrechten in de melkveehouderij te introduceren. Vereniging van Nederlandse Gemeenten
De regulering van aantallen dieren door provincies heeft gevolgen voor ruimtelijke ontwikkelingen in het betreffende gebied. Onder de Omgevingswet moeten gemeenten straks voor het betreffende gebied in hun omgevingsvisie en omgevingsplan een goede, integrale afweging maken van diverse belangen, waaronder volksgezondheid rond veehouderijen. Wij verzoeken u ervoor zorg te dragen dat het wijzigingsvoorstel goed afgestemd wordt met de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. Beide wetten moeten ook een gelijke bevoegdheidsverdeling tussen provincies en gemeenten hebben. De sectorale aanpak met verplichte adviserende instanties past niet bij de integrale aanpak van de Omgevingswet en zorgt voor een verzwaring van de onderzoekslasten. Het wetsvoorstel gaat uit van sturing op dieraantallen, terwijl voor de motivering over volksgezondheid juist andere factoren, zoals blootstelling, belangrijk zijn en maar deels te maken hebben met de dieraantallen. Vanwege onvoldoende wetenschappelijke kennis over de volksgezondheidseffecten van veehouderij in relatie tot dieraantallen is het voor het bevoegd gezag niet mogelijk om een besluit over dieraantallen goed te motiveren.
6. Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2-5 november, week 45, Onderdeel Jeugd op ma. 16 november) Macrobudgetten Wmo en Jeugdwet Het wordt voor gemeenten opnieuw een grote uitdaging de bezuiningsopgave - die bij het overgaan van de nieuwe taken in 2015 is opgelegd - te realiseren. Nu het overgangsrecht (vanuit AWBZ) voor veel cliënten afloopt, kan er tot herbeoordeling worden overgegaan. Voor de PGB-houders speelt echter dat de SVB tot 1 mei geen herbeoordelingen kan verwerken voor cliënten van wie deze herbeoordeling na 1 oktober 2015 heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat gemeenten voor deze groep mensen geen andere arrangementen kunnen aanbieden.
Inning eigen bijdragen Daarnaast speelt het feit dat de voorzieningen voor WLz-geïndiceerden die thuis wonen ook nog in 2016 door gemeenten uitgevoerd moeten worden. Eerder was besloten deze taken naar de Wlz over te hevelen. Wij vragen met klem aandacht voor het feit dat door dit uitstel, gemeenten opnieuw geconfronteerd worden met de onmogelijkheid voor de verstrekking van deze hulpmiddelen, woningaanpassingen en huishoudelijk hulp, eigen bijdragen te vragen. Gemeenten lopen op deze wijze veel geld mis dat zij graag voor hun burgers willen inzetten. Bij het toekennen van macrobudgetten aan gemeenten voor de Wmo (begeleiding, beschermd wonen) en Jeugdwet, heeft het Rijk er al rekening mee gehouden dat gemeenten eigen bijdragen heffen. De inning van de eigen bijdragen, een wettelijke taak van het CAK, voor met name beschermd wonen, verloopt nog niet goed. Gemeenten zijn voor € 93 miljoen gekort in de veronderstelling dat zij deze bijdragen konden innen. Naast verklaarbare opstart- en inregelproblematiek wreekt zich hier dat de interbestuurlijke inrichting rondom de decentralisaties nog niet past bij de wijze waarop gemeenten gebruik moeten maken van landelijke instanties als het CAK. Aansturing van CAK vindt plaats vanuit VWS. Gemeenten hebben weinig sturingsmogelijkheden en ook geen alternatieven als het CAK onvoldoende ‘levert’ Zolang gemeenten niet beter op de uitvoering kunnen sturen, vragen wij van de regering om te waarborgen dat gemeenten geen financieel nadeel ondervinden van problemen in de eigenbijdrageninning door het CAK.
Trekkingsrecht en SVB Gemeenten betalen in beginsel de uitvoeringskosten van de SVB voor de uitvoering van het trekkingsrecht. Vanwege de uitvoeringsproblemen in 2015 is afgesproken dat in 2015 de uitvoeringskosten voor rekening van het Rijk kwamen. Na afronding van de hersteloperatie trekkingsrecht zou door de SVB een herziene raming van de uitvoeringkosten voor gemeenten in 2016 worden gemaakt. Op dit moment constateren we dat het systeem nog niet stabiel is. Het opdrachtgever-/opdrachtnemerschap is nog niet helder. Dat is de reden dat wij ons opnieuw moeten beraden op de wenselijkheid van een betaling van de SVB per 2016. Mocht dit leiden tot een uitname uit het gemeentefonds voor de betaling van de SVB, dan hechten de gemeenten er groot belang aan dat in die kostprijs alleen de reguliere werkzaamheden van de SVB wordt berekend. Ontwikkelkosten ICT en extra capaciteit als Vereniging van Nederlandse Gemeenten
gevolg van herstelwerkzaamheden mogen hier geen onderdeel van uitmaken. Daarnaast moet in de berekening rekening worden gehouden met de uitvoering van het ‘verbeterplan’, waarbij meer werkzaamheden bij gemeenten zelf zullen komen te liggen. Ook hier geldt wat we hierboven schrijven over het CAK: gemeenten hebben nauwelijks sturingsmogelijkheden richting de SVB. Zij hebben geen directe mogelijkheid om de dienstverlening en de prijs die zij daarvoor moeten betalen te beïnvloeden, zoals dat bij een normale contractuele relatie het geval zou zijn. Het is daarom van groot belang dat het governancemodel van de SVB zodanig wordt gewijzigd dat gemeenten hierin een grotere rol gaan spelen. In de tussentijd houden wij de staatssecretaris verantwoordelijk voor een zuivere kostprijsberekening zoals hierboven geschetst.
Ouderbijdragen Jeugdhulp Veel gemeenten vinden de huidige ouderbijdrageregeling in de jeugdhulp onuitvoerbaar door de bijzonder complexe regelgeving. Ook wijzen ze erop dat het besparingsmotief vaak niet opgaat voor ouders. Als hun kind daghulp buitenshuis ontvangt of een of enkele dagdelen buitenshuis verblijft, brengt dat vaak extra kosten met zich mee. Voor kortdurende opname in kader van diagnostiek en/of een behandeling is de ouderbijdrage nogal misplaatst. Wij dringen er bij het kabinet op aan nu snel een beslissing te nemen die recht doet aan deze bezwaren tegen de ouderbijdrage. Gemeenten gaan ervan uit dat zij gecompenseerd worden voor inkomstenderving bij afschaffen of wijziging van de ouderbijdrageregeling.
Verzachten taakstelling Wmo voor huishoudelijke hulp en begeleiding De op zich positieve start van de nieuwe Wmo dreigt in de tweede helft van dit jaar overschaduwd te worden door een voor veel Wmo-cliënten moeilijk te begrijpen disbalans tussen ‘Den Haag’, hun eigen situatie en het beleid van hun gemeente. In het najaar vindt de massale herbeoordeling plaats waartoe gemeenten verplicht zijn in verband met het aflopen van het overgangsrecht. Voor enkele honderdduizenden mensen worden de bezuinigingen waartoe dit kabinet drie jaar geleden heeft besloten dan pas voelbaar. Gemeenten hebben geen andere keus dan hun burgers deze versoberingsboodschap te brengen. Tegelijkertijd zien diezelfde burgers dat de discussie in politiek Den Haag gaat over miljardenmeevallers en lastenverlichting. Die twee zaken zijn niet te rijmen, de burger ziet geen evenwicht. Het vertrouwen van burgers in hun overheid en het draagvlak voor de nieuwe wijze van werken in de Wmo worden hierdoor in de waagschaal gesteld. We bepleiten daarom een verzachting van de taakstelling die gemeenten voor 2016 is opgelegd.
7. Begroting BZK / gemeentefonds (17-19 november, week 47) Openbaarheid Bestuur Iedereen is het erover eens dat de huidige Wet Openbaarheid Bestuur (Wob) geactualiseerd moet worden. Maar de VNG is ook van mening dat invoering van het initiatiefvoorstel Wet Open Overheid in de huidige vorm niet goed mogelijk is. De kern van onze kritiek is dat het wetsvoorstel leidt tot een sterke toename van de bureaucratie en stijging van kosten voor gemeenten. Gemeenten blijven tot op de dag van vandaag last houden van misbruik van de Wob. Daarom zijn wij er voorstander van dat, als tussenstap, de Wijziging van de Wob om misbruik te voorkomen door het parlement wordt goedgekeurd. De VNG werkt aan een visie op de openbaarheid van bestuur, die nog voor de behandeling van de begroting BZK zal worden gepresenteerd.
Lokale democratie en interbestuurlijke verhoudingen Uit de begroting blijkt dat het kabinet inzet op het blijvend goed functioneren van het openbaar bestuur in de context van een veranderende samenleving. De verdere uitvoering van de Agenda Lokale democratie dient hier volgens het kabinet een gedegen uitwerking aan te geven. Ook blijft het ministerie van BZK actief deelnemen aan het uitvoeringsprogramma Lokale Democratie in Beweging van de VNG en de beroepsverenigingen van raadsleden, wethouders, burgemeesters, griffiers en gemeentesecretarissen. Tot slot werkt heeft het kabinet de studiegroep Openbaar Bestuur de opdracht gegeven om medio 2016 met een rapport te komen dat antwoord geeft op de vraag: ‘Hoe kan de inrichting en werkwijze van het Nederlandse openbaar bestuur beter aansluiten Vereniging van Nederlandse Gemeenten
bij huidige en toekomstige maatschappelijke en economische ontwikkelingen?’ Het is positief voor gemeenten dat de minister van BZK met de Agenda Lokale Democratie blijft inzetten op vernieuwing die gemeenten ruimte geeft en ondersteunt in de vormgeving van hun (nieuwe) rol(len) in een veranderende samenleving. De VNG werkt daarin graag samen. In het programma ‘Lokale Democratie in Beweging’ wordt concrete ondersteuning gegeven aan gemeenten en andere partijen voor de versterking van het samenspel tussen gemeenten en samenleving, en het samenspel binnen de lokale representatieve democratie. Wij rekenen ook de komende jaren op de actieve deelname en financiële ondersteuning van het Rijk hierbij. In de taakopdracht van de studiegroep Openbaar Bestuur ligt de focus sterk op de bijdrage van het lokaal bestuur aan de economie en op de inrichting van het lokaal bestuur. Hoewel beide perspectieven van belang zijn, is een advies met deze focus voor gemeenten te beperkt. Uit de VNG Strategie ‘De Gemeente 2020’ wordt duidelijk dat de samenleving gebaat is bij een krachtig gemeentelijk bestuur dat gecontroleerd en gestuurd wordt door een democratische vertegenwoordiging vanuit de maatschappij. Om dat te blijven vormgeven in deze tijden van verandering liggen er opgaven voor alle overheden. Wij hopen dat het Rijk bereid is bij de evaluatie van het openbaar bestuur niet alleen naar andere overheden en de economie te kijken. Maar ook naar zichzelf te kijken en een breed perspectief te hanteren. Wij gaan in ieder geval de komende tijd vanuit deze brede gedachte met onze leden spreken en werken aan een visie op de wijze waarop het lokale bestuur is georganiseerd.
Integratie-uitkering sociaal domein Er moet een aparte groeivoet voor het sociaal domein in het gemeentefonds komen. Zonder speciale groeivoet voor het sociaal domein worden de kosten voor gemeenten op de lange termijn onhoudbaar. De zorgkosten in Nederland stijgen al decennialang bijna drie keer harder dan het BNP en ook het beroep op bijvoorbeeld bijzonder bijstand blijft groeien. Gemeenten zullen hier ook mee te maken krijgen. Het aandeel ouderen van boven de 75 jaar neemt de komende jaren verder toe en de kosten doen zich met name voor in de laatste levensjaren. Alleen een aparte groeivoet kan gemeenten in staat stellen ook op de langere termijn deze autonome kostenstijging te dragen. Ook de Commissie-Rinnooy Kan vraagt hier aandacht voor in haar advies Bepalen betekent betalen.
Agenda Stad / Urban Agenda Het komend jaar gaat de door minister Plasterk aangekondigde Agenda Stad een steeds grotere rol spelen, ook tijdens het Europees voorzitterschap van Nederland in de eerste helft van 2016. In Nederland zijn de G5 (4 +Eindhoven) en de G32 hiermee bezig. Denk aan de citydeals en www.agendstad.nl. De VNG heeft een position paper over de Agenda Stad geschreven: Sterke regio’s voor een veerkrachtig Nederland. Daarin worden zaken aangestipt als: • Regionaal economische sturing: deels kantelen bestaande overheidsbudgetten (topsectorenbeleid) naar regionale economische sturing. • Investeringen in bereikbaarheid: fysiek en digitaal: Investeren in snellere verbindingen, met name in de ‘first and last mile’, investeren in hoogwaardige ICT en datanetwerken. • Investeren in stedelijke leefbaarheid: hernieuwen van het investeringsinstrumentarium voor leefbaarheid. • Meerschaligheid: biedt gemeenten ruimte om meerschaligheid vorm te geven. • Integrale benadering van de steden in de EU: organiseer steun in de Europese Unie voor een integrale EU-benadering, in lijn met het advies van Bas Verkerk, burgemeester van Delft en lid van het Comité van de Regio’s, over een geïntegreerde Europese Stedelijke Agenda.
Grensoverschrijdend samenwerken Bewoners van grensgemeenten lopen structureel tegen een aantal knelpunten aan, zoals de arbeidsmarkt, onderwijs, veiligheid, gezondheidszorg en infrastructuur. Vanwege de hoge(re) werkloosheid in de grensregio’s is de grensoverschrijdende arbeidsmarkt momenteel een belangrijk aandachtsgebied. Grensbewoners kunnen niet optimaal profiteren van de baankansen aan de andere kant van de grens. Als de grensbarrières via grensoverschrijdende samenwerking verlaagd kunnen worden heeft dit een positieve invloed op de aantrekkingskracht en Vereniging van Nederlandse Gemeenten
economische vitaliteit van de regio’s aan beide kanten van de grens. De VNG vraagt de volgende punten: • een landelijk meldpunt voor knelpunten in grensoverschrijdende samenwerking; • experimenteerruimte voor grensregio’s, dan wel het bieden van regelruimte in het grensgebied; • het faciliteren van openbaar vervoer tussen de buurlanden; • een grenseffectentoets: het nagaan wat de gevolgen zijn van nieuwe Nederlandse wetgeving voor grensoverschrijdende arbeid.
8. Veiligheid en Justitie (24-26 november, week 48) Asiel en Vluchtelingenbeleid De toestroom van grote aantallen vluchtelingen is een groot maatschappelijk vraagstuk waar we als overheid en samenleving een gemeenschappelijke rol in hebben. Als we kijken naar het landelijke vraagstuk van vluchtelingen heeft dat vooral zijn weerslag op lokaal niveau. Daar komen de mensen terecht. Dat betekent dat we als overheid kijken naar hoe we op korte termijn opvang kunnen realiseren. Er zijn ook al vele mooie en goede initiatieven in het land. Gemeenten vragen van het Rijk: • bereidheid van het COA ook kleinere opvangvoorzieningen in gemeenten mogelijk te maken als daar lokaal wel draagvlak voor is; • regelruimte om onorthodoxe oplossingen te zoeken voor de huisvesting van statushouders; • direct aandacht voor de noodzaak op langere termijn te kijken. Het gaat erom dat we nu al zorgen dat we op de langere termijn de juiste voorzieningen hebben, bijvoorbeeld voor noodzakelijke zorg, huisvesting, onderwijs, inburgering en kansen op werk. Dat geldt niet alleen voor vluchtelingen maar ook voor onze huidige inwoners. Het gaat om het vinden van het juiste evenwicht in de lokale samenleving: samen met onze inwoners kijken wat er nodig is, nu en morgen. Gemeenten zijn dan ook in gesprek met het kabinet hoe we dit op korte termijn met het oog op de langere termijn met elkaar goed kunnen regelen. Gemeenten willen aan de voorkant goed samenwerken. Als VNG hebben we inmiddels een ondersteuningsprogramma opgericht voor gemeenten waarmee we ze ondersteunen op tal van praktische zaken van iedere dag.
Bestrijden ondermijning: afpakken De VNG vindt de reservering van € 3 miljoen voor het strafrechtelijk afpakken te mager, gezien de ambities van het kabinet op dit punt en gezien de ernst van dit fenomeen. Daarnaast wordt er niet geïnvesteerd in de integrale aanpak, maar alleen in de strafrechtelijke aanpak. Er is een forse investering nodig om de integrale samenwerking tussen alle relevante partijen voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit verder te brengen. De VNG onderschrijft het voorstel van de regioburgemeesters om hiervoor middelen vrij te maken. Die middelen zullen worden terugverdiend via het integraal afpakken van het eigen vermogen van criminelen.
Veiligheid Veiligheid is een van de belangrijkste onderwerpen die de relatie tussen burger en overheid vormgeven. De afgelopen vijftien jaar heeft veiligheid zich ontwikkeld tot een van de pijlers van het gemeentelijk beleid. De burgemeester is voor de inwoners van de gemeente het eerste aanspreekpunt voor veiligheidszaken. Niet voor niets is het gezag over de politie lokaal verankerd. De daling van de criminaliteit van de afgelopen jaren is mede mogelijk gemaakt door de bijdrage van het lokaal bestuur. De daling van de criminaliteit gaat echter niet gepaard met een vermindering van onveiligheidsgevoelens bij inwoners. Het is dan ook belangrijk veiligheidsproblemen zichtbaar op te pakken op het niveau waar ze zich voordoen. Dit kan zowel op lokaal niveau als binnen regionale samenwerkingsverbanden. Voor gemeenten is het essentieel dat: • de nationale politie ruimte heeft om lokaal maatwerk te leveren onder gezag van de lokale driehoek en niet ingekaderd wordt door uniforme werkprocessen die van bovenaf zijn opgelegd; Vereniging van Nederlandse Gemeenten
• de nationale politie aansluit op lokaal en regionaal bestaande samenwerkingsverbanden binnen de veiligheidsketen: denk aan de Top X-aanpak en Veiligheidshuizen, maar ook aan de samenwerking met veiligheidspartners zoals de boa; • kwaliteit en kwantiteit van de wijkagenten op peil is. Wijkagenten zijn niet alleen zichtbaar aanwezig in de lokale samenleving, zij hebben een essentiële rol in het vroegtijdig signaleren van allerhande veiligheidsvraagstukken, van jeugdoverlast en -criminaliteit tot radicalisering. • de nationale politie kan inspelen op en voldoen aan de lokale informatiebehoefte. Voor een effectieve veiligheidsaanpak zijn meer en betere gezamenlijk veiligheidsanalyses nodig.
9. Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1-3 december, week 49) Maatschappelijke begeleiding vluchtelingen Het is in ieders belang dat de vluchtelingen die een verblijfsvergunning krijgen zelfredzame burgers worden die kunnen participeren in de samenleving. Het is daarom nu echt nodig dat het Rijk de adequate maatschappelijke begeleiding van nieuwkomers mogelijk maakt. Maatschappelijke begeleiding heeft als bedoeling om nieuwkomers wegwijs te maken in de Nederlandse samenleving, maar wordt bovendien vaak ingezet om basale taken rondom huisvesting van vergunninghouders te organiseren. Denk hierbij aan het aanvragen van bijstand, toeslagen of het organiseren van onderwijs. Gemeenten kunnen een vergoeding vragen van € 1.000 per inburgeringsplichtige, terwijl zij gemiddeld € 2.300 per statushouder uitgeven. De VNG heeft herhaaldelijk bij het Rijk aangegeven dat de middelen voor maatschappelijke begeleiding die gemeenten via het COA kunnen aanvragen ontoereikend zijn.2 Door de hoge instroom zullen de tekorten bovendien nog versneld toenemen.
Impuls nieuw beschut werk Het kabinet geeft met een investering van cumulatief € 100 miljoen in de periode 2016–2020 een impuls aan het creëren van nieuw beschut werk. De VNG vindt het belangrijk dat gemeenten beleidsvrijheid hebben en houden om zélf keuzes te maken. Het kabinet stelt nu – incidenteel – extra middelen beschikbaar voor het instrument beschut werk. Voor gemeenten die plekken beschut werk invullen is dat een meevaller maar gemeenten gaan structurele verplichtingen aan. Daar past een incidentele financiering door het Rijk niet bij.
Macrobudget voor Bijstandsuitkeringen (BUIG) Het kabinet boekt voor 2016 een besparing in van € 40 miljoen op het macrobudget dat gemeenten ontvangen voor bijstandsuitkeringen (BUIG). Vanaf 2017 loopt deze korting op de BUIG verder op tot € 80 miljoen structureel. Het kabinet meent nu dat deze besparing zal ontstaan door aanpassing van de maatstaf bijstandsontvangers in de verdeling van het gemeentefonds. Omdat de uitvoering van de Participatiewet verder niet wijzigt, valt te bezien of er daadwerkelijk een besparing zal optreden in de bijstandsuitgaven. Bij beschut werk zien we hetzelfde gebeuren. Het extra geld dat voor no-riskpolissen wordt ingezet, wordt gedeeltelijk betaald uit het macrobudget van gemeenten. Ondertussen stapelen de problemen rond het verdeelmodel BUIG zich op. De Raad voor financiële verhoudingen heeft onlangs berekend dat door systematische fouten in het verdeelmodel een aantal gemeenten in 2016 een groot beroep moet doen op het vangnet van de BUIG. Omdat het vangnet wordt betaald uit het macrobudget van twee jaar later, dreigen alle gemeenten hierdoor in 2018 geld tekort te komen. Dat het Rijk vooraf kortingen inboekt is in strijd met de wettelijke eis van een toereikend macrobudget. Het macrobudget BUIG past zich immers automatisch aan als de bijstandsuitgaven afnemen. De financiële prikkel voor gemeenten wordt nu aangetast door besparingen vooraf af te romen. Onze wens is dan ook om af te zien van deze ingrepen in het macrobudget van gemeenten. Wij roepen het kabinet ook op om in de verdeling beter aan te sluiten bij de historische uitgaven van gemeenten
2 Zie het VNG-rapport uit 2014: https://vng.nl/files/vng/20141127-inzichten-in-tekorten-asielzoekers.pdf
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(75% historisch verdelen) of anders - net als de Raad voor financiële verhoudingen adviseerde - extra middelen uit te trekken om de problemen met het verdeelmodel BUIG te verzachten.
Peuterplan Het kabinet investeert € 60 miljoen waarmee gemeenten een aanbod kunnen doen voor peuters die nu nog geen gebruik maken van een voorschoolse voorziening, zodat alle peuters naar een dergelijke voorziening kunnen gaan. Het lijkt erop dat het kabinet het belang van toegankelijke en betaalbare voorschoolse voorzieningen voor iedere peuter in Nederland onderschrijft. Een stap in de richting van het VNG-peuterplan, waarin de VNG pleit voor een ontwikkelrecht van alle peuters, zowel van werkende als niet-werkende ouders. Samen met de PO-Raad, de Brancheorganisatie kinderopvang en de MOgroep vindt de VNG het belangrijk dat alle peuters zich een paar dagdelen per week in groepsverband spelend kunnen ontwikkelen. De VNG is het niet eens met de geleidelijke opbouw van de storting in vier jaar. Alle peuters in Nederland moeten kunnen profiteren van de voorschoolse voorzieningen. En omdat gemeenten al een infrastructuur van voorschoolse voorzieningen hebben, kan het extra aanbod van opvangplaatsen snel en eenvoudig plaatsvinden. De € 60 miljoen voor peuteropvang is een goede zaak. We zijn echter onaangenaam verrast door twee negatieve ontwikkelingen. Ten eerste wordt er vanaf 2018 € 35 miljoen uit het gemeentefonds gehaald in het kader van de Wet OKE vanwege het omzetten van peuterspeelzalen naar kinderopvang. Ten tweede gaat het kabinet een ramingsbijstelling doorvoeren op de specifieke uitkering voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Vanaf 2017 oplopend tot 2020 wordt€ 50 miljoen gekort. De reden is de sterke daling van het aantal schoolgewichten in Nederland. Dat zou betekenen dat gemeenten dus € 25 miljoen in de min komen te staan (60-50-35= -25). De VNG vindt dit onacceptabel. Zeker nu, ook bij het kabinet, het besef aanwezig is dat we meer moeten investeren in de voorschoolse periode van kinderen.
Neem voor meer informatie contact op met: Eric de Rijk, adviseur public affairs:
[email protected] of 06-53339665.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten