November 2014 Nieuwsbrief Veilig leren lezen, kern 4
Beste ouders, verzorgers, In deze kern leerde uw kind:
Letters: h - w - o - a - u Woorden: huis - weg - bos - tak - hut
Herhaling van kern 1, 2 en 3 De letters i - m - r - v - s – aa - p – e - t – ee - n – b – oo zijn bekende letters geworden.
De nieuwe woorden en letters worden aangeboden aan de hand van een verhaal over oma die met kinderen naar het bos gaat en verdwaalt. Het thema van kern 4 is: ‘ waar ben ik’? [rondom woonomgeving, het bos en in het verkeer] In deze kern leert uw kind het lezen van werkwoorden met de derde-persoons-t, zoals: 'loopt', 'maakt' en 'rent'. U zult merken dat uw kind steeds meer en beter leert lezen.
Ik wil mijn kind thuis helpen met lezen:
Frustraties vermijden • Zorg ervoor dat samen lezen geen opgave wordt. Doe het iedere dag op een vast tijdstip en niet meer dan een kwartiertje per keer. Zo weet uw kind precies waar het aan toe is. • Probeer gevoelens van onmacht te vermijden. Nadrukkelijk wijzen op fouten en aansporingen om beter je best te doen werken vaak averechts. Liever helpen, als het niet meteen lukt, dan uw kind laten ploeteren om er zelf achter te komen wat er staat. • Houd contact met de juf of meester. Vraag om oefenstof die al behandeld is, zodat uw kind herhaalt wat op school al is aangeboden. Dat bevordert het gevoel bij uw kind dat u samenwerkt met school aan het beter leren lezen.
‘Voor-koor-zelf’ En goede manier om te helpen is volgens een vast, herkenbaar schema. ‘Voor-koor-zelf’ is een manier die op veel scholen wordt toegepast. Voor Lees dat wat geoefend moet worden eerst voor. Doe dat niet te vlug en niet te langzaam. Zeg tegen uw kind dat het mee moet kijken naar de woorden of het stukje tekst, terwijl u voorleest.
Koor Ga vervolgens samen hardop lezen. Niet te veel ineens, niet meer dan 12 woorden of 4 zinnetjes. Richt u met het tempo naar uw kind, maar ga niet té langzaam. ‘Duw’ uw kind een beetje, door een fractie sneller te lezen dan het zelf doet. Merkt u dat het nog erg moeizaam gaat, lees dan nog een paar keer samen hardop dezelfde woorden of zinnen, totdat u merkt dat het beter gaat. Zelf Laat uw kind nu zelf de woorden of zinnen hardop lezen. Prijs het als het goed gaat. Laat uw kind niet te lang zelf proberen als het er niet uit komt. Vermijd uitdrukkingen als: ‘Dat staat er niet, kijk eens goed!’ Beter is het om het woord waarover uw kind struikelt, rustig vóór te zeggen en het meteen daarna zelf te laten lezen: ‘Er staat .... Nu jij’. Blijft het erg moeizaam gaan, lees dan eerst nog een keer alle woorden of zinnen samen hardop, voordat uw kind weer zelf gaat lezen. Sluit af met de vraag welke woorden of zinnen uw kind zou kiezen om nog eens te lezen. Grote kans dat die goed gelezen worden. U eindigt dan met een positief gevoel. Voorlezen Een fijne afsluiting van de hele oefensessie is een stukje voorlezen. Laat uw kind een voorleesboek uitkiezen en spreek een vast aantal bladzijden af om per keer voor te lezen. Vergeet niet om over het verhaal te praten met uw kind. Niet om te controleren of het wel geluisterd heeft, maar om stil te staan bij wat naar aanleiding van het verhaal in het hoofd van uw kind is opgekomen. Stel daarbij vragen als: • ‘Zou jij zoiets mee willen maken?’ • ‘Wie vind je het leukst/liefst/onaardigst in het verhaal?’ • ‘Wie zou een vriend/vriendin van jou kunnen zijn?’ Dergelijke vragen doen een beroep op leesbelevingen zullen uw kind stimuleren om zelf verhalen te willen lezen. En dat is belangrijk, immers, kinderen die veel lezen in boeken en ander leesmateriaal dat ze zelf gekozen hebben, gaan ook beter lezen. Zo snijdt het mes aan twee kanten: je beleeft er plezier aan en je leesvaardigheid groeit. Woordrijtjes om samen te oefenen: hijs
het
tik
bij
hek
tak
zak
man
haar
hoek
haak
hijs
bus
rok
wijn
bot
mot
voet
hen
put
weeg
heg
hok
pop
wit
mus
kop
wen
weer
hak
hoor
zoek
haar
hees
met
hek
zes
zaak
zit
wijk
zoen
pijn
rok
zon
put
hak
kom
hoek
pap
hok
dus
waar
haak
zus
wit
woon
zak
som
mok
win
de boomstam het avontuur
bouwen het dak
de hut de kaart
het kruispunt
de heenweg
linksaf rechtsaf
rechtdoor de richting
de schuilplaats spannend
de speurtocht
de terugweg
verdwalen
het verkeer
de verrekijker de weg kwijt zijn
de weg zoeken
het zakmes
de zijstraat
dichtbij
veraf
de heuvel
het dal
de top
de tractor
de ploeg
de rollator
de aanhanger
de rolstoel
de krukken
de libel
de tor
de wesp
de neerslag de brug
de dijk
het kanaal
schuilen de boomschors
de boomtakken de wortels
de klompen de boerenkleding
de overall
de mus
de spreeuw
de gans/ganzen