-2012c
2
WOORD VOORAF Het formuleren van competenties is een proces dat nooit eindigt. Als er
Het eerste deel van dit document geeft de achterliggende ideeën en visie
maatschappelijke veranderingen of wetenschappelijke ontwikkelingen zijn,
weer die meespeelden in de keuzes en vormgeving van de competenties.
heeft dat een impact op onderwijs en op de competenties die van leraars gevraagd worden. Deze competentiematrix is dan ook een voorlopig eindpunt. Enerzijds
bevat
het
de
decretaal
verplichte
competenties
die
elke
kleuteronderwijzer moet halen.
Het tweede deel omschrijft het niveau van de competenties die de student in de verschillende opleidingsfasen zou moeten behalen. Aan de basis van dit document ligt het conceptueel studiewerk van veel lectoren uit het team bachelor kleuteronderwijs, de geboden ondersteuning door de algemene diensten van de KHLeuven en de kritische bedenkingen
Anderzijds heeft de opleiding ook eigen klemtonen willen leggen. Accenten
van het werkveld, de studenten en lectoren tijdens de opleidingscommissies
waarvan men meent dat die in het (kleuter)onderwijs van morgen, aan
en opleidingsdagen. Onze welgemeende dank hiervoor.
belang zullen winnen. Els Bertrands en Marie-Rose Polling (eindredactie)
3
INHOUDSTAFEL I. UITGANGSPRINCIPES .........................................................................................................................................................................................4 1. MODEL EN STRUCTUUR VAN DE COMPETENTIEMATRIX .......................................................................................................................................4 1.1 1.2 1.3 1.4
Professionele identiteit .............................................................................................................................................................................4 Vier verantwoordelijkheden .......................................................................................................................................................................4 Tien rollen en 33 competenties ..................................................................................................................................................................5 Gedragsindicatoren ..................................................................................................................................................................................5
2. INHOUDELIJKE UITGANGSPUNTEN BIJ DE KEUZE VAN DE COMPETENTIES.............................................................................................................6 II. COMPETENTIEMATRIX BACHELOR IN KLEUTERONDERWIJS (2012) ...........................................................................................................................8 1. PROFESSIONELE IDENTITEIT ..........................................................................................................................................................................8 2. OVERZICHT ROLLEN EN COMPETENTIES ...........................................................................................................................................................9 3. VERANTWOORDELIJKHEDEN – ROLLEN – COMPETENTIES - GEDRAGSINDICATOREN ............................................................................................. 11 1. 2. 3. 4.
Functioneren in een klasgroep ................................................................................................................................................................... 11 Samen school maken ............................................................................................................................................................................... 26 Onderwijs ontwikkelen ............................................................................................................................................................................. 37 Kwaliteit bewaken ................................................................................................................................................................................... 41
III. BRONNEN ..................................................................................................................................................................................................... 47 IV. BIJLAGE: timing en overzicht van het valideringsonderzoek – competentiematrix BaKO ............................................................................................ 48
4
I. UITGANGSPRINCIPES
- open ingesteldheid * - speelse ingesteldheid *
1. MODEL EN STRUCTUUR VAN DE COMPETENTIEMATRIX (versie 2012)
Wanneer een aspirant leerkracht aan de opleiding begint, heeft hij/zij reeds een kiem van professionele identiteit in zich. Deze identiteit ontwikkelt hij/zij doorheen de opleiding als resultaat van diverse praktijkervaringen, kritische leerervaringen in het opleidingsinstituut, bewust bijsturen van eigen competenties e.d.
De competentiematrix bestaat uit volgende aspecten: 1. professionele identiteit 2. vier verantwoordelijkheden 3. tien rollen en 33 competenties 4. gedragsindicatoren
1.1 professionele identiteit Een toekomstige kleuteronderwijzer toont zijn/haar functioneren in onderwijs via de professionele identiteit. Deze vertaalt zich in een aantal professionele houdingen die competent handelen sturen. Die houdingen vormen een soort van waardekader dat de leerkracht inspireert. Op zijn beurt maakt dit waardekader deel uit van het professionele zelfverstaan van de leerkracht (het zelfbeeld, het zelfwaardegevoel, de beroepsmotivatie, de taakopvatting die de leerkracht heeft en de toekomstperspectieven) en de subjectieve onderwijstheorie (opvatting over hoe onderwijs moet gegeven worden). Doorheen het werken aan competenties integreert de student een aantal belangrijke attitudes in zijn/haar professionele identiteit1: 1
beslissingsvermogen relationele gerichtheid en zin voor samenwerking/samenwerken kritische ingesteldheid leergierigheid/leren organisatievermogen verantwoordelijkheidszin flexibiliteit bezieling initiatief nemen respect erkennen van het recht van het kind op ontwikkeling * creatieve gerichtheid * In de keuze van deze attitudes inspireerden o.m. de KHLeuven attitudes en de attitudes die decretaal als essentieel voor het leraarsberoep worden vooropgesteld, aangevuld met een aantal klemtonen die de opleiding wilt leggen (cfr opleidingsdag 2 maart 2009), aangeduid met * en opgenomen in de formulering van de competenties.
Afhankelijk van de situatie waarin de student stage loopt en later als kleuteronderwijzer tewerkgesteld wordt, zal zijn/haar professionele identiteit zich verder ontwikkelen in vier verantwoordelijkheden. De ene verantwoordelijkheid kan daarbij zwaarder gaan wegen dan de andere.
1.2 vier verantwoordelijkheden Het beroep van kleuteronderwijzer krijgt gestalte verantwoordelijkheden2 die de leerkracht van morgen opneemt:
in
vier
1. Hij of zij werkt met groepen kinderen in een klascontext (functioneren in een (klas)groep). Deze verantwoordelijkheid is traditioneel binnen de lerarenopleiding de meest vertrouwde en wordt doorgaans als kerntaak van de leraar benoemd. De meeste competenties worden onder deze verantwoordelijkheid geplaatst. 2. Het creëren van een boeiende school gebeurt in voortdurende samenwerking met anderen: ouders, collega’s, hulpverleners …(samen school maken). Het wordt steeds duidelijker dat een leerkracht intens moet kunnen samenwerken; bijvoorbeeld co-teaching met zorgleerkrachten, overleg met en participatie van ouders, co-teaching, samenwerken met bewegingsleerkrachten … In bewegingen als “brede school” wordt expliciet gekozen om school en omgeving actiever bij elkaar te brengen. In de toekomst zal de relatie school-kinderopvang-naschoolse opvang meer aan belang winnen, omdat kinderen bijvoorbeeld langer van huis zijn. 2
Voor de keuze van de vier verantwoordelijkheden inspireerden we ons aan de competentiematrix van de opleiding Bachelor Onderwijzer KHLeuven. Op basis van onderzoek in kader van het project ‘Evenwaardig Volwaardig” kwam de onderwijzersopleiding tot gelijkaardige clusters van competenties. Er was op de werkdag van 2 maart 2009 discussie over het feit of er voldoende onderscheid was tussen de verantwoordelijkheid ‘kwaliteit bewaren’ en ‘onderwijs ontwikkelen’. Om de verantwoordelijkheid kwaliteit -die binnen basisonderwijs nog erg nieuw klinkt- voldoende te honoreren, hebben we het in deze matrix afzonderlijk willen houden.
5
Maar ook en vooral nieuw in de opleiding is het samenwerken met kinderen. Binnen de opleiding willen we meer en meer aandacht besteden aan een participatief model waarin ideeën als een open curriculum, emancipatie en empowerment van kinderen, inspraak, burgerzin en verbondenheid gerealiseerd kunnen worden. 3. De leerkracht draagt bij tot onderwijsvernieuwing (onderwijs ontwikkelen)3. Dit deel bevat competenties waarmee een toekomstige leerkracht aantoont dat hij/zij vernieuwend en onderzoeksmatig te werk kan gaan binnen de onderwijscontext4. Steeds meer wordt aan leerkrachten gevraagd om actief te participeren in het ontwikkelen en innoveren van onderwijs, in het assimileren van vernieuwingen en verwerken binnen het aanbod dat zij doen aan kinderen. Sommige leerkrachten krijgen zelfs een expliciete functie als onderwijsondersteuner, ICT-verantwoordelijke, verantwoordelijke in duurzaamheid enz. 4. De leerkracht investeert voortdurend in het bewaken en realiseren van onderwijskwaliteit (kwaliteit bewaren). Het is een competentie die sterk gerelateerd is aan het vermogen zichzelf te bevragen en actief de eigen professionele ontwikkeling in handen te nemen. Naarmate scholen zich onafhankelijker en zelfstandiger opstellen, worden zij ook geacht om voor eigen kwaliteitszorg in te staan. De kleuteronderwijzer moet in orde zijn met administratie en het eigen onderwijsaanbod kunnen verantwoorden naar ouders en beleidsmakers. Met de keuze voor deze vier verantwoordelijkheden willen we meer toekomstgericht kijken naar het leraarsberoep. We zien immers uitgesplitste taken, zelfs verschillende functieomschrijvingen voor leerkrachten in eenzelfde school. Toch kunnen we er niet omheen dat deze verantwoordelijkheden nauw met elkaar verbonden blijven. In de formulering van de competenties zullen daarom geregeld kleine overlappingen zichtbaar zijn.
1.3 tien rollen en 33 competenties
3
4
De competenties die onder deze verantwoordelijkheid geplaatst worden, situeren zich o.m. in het gebied van de bachelorproef, waarover momenteel naar een KHLeuven brede visie wordt gezocht. Op dit ogenblik wordt gesproken over het feit dat een bachelor een bijdrage moet kunnen doen tot ontwikkeling binnen de eigen professionele context (zie key note: Jan Elen studiedag 15/09/2009: een reus op lemen voeten / Associatie KULeuven (2003) – Banabaprofielen)
In de vier verantwoordelijkheden onderscheiden we 10 rollen/taken5 waarbinnen de student aan competenties (33) werkt. Competentie6 betekent “een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden en attitudes, vaak gekoppeld aan iemands persoonlijkheid, waardoor iemand in staat is om effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren gericht op een bepaalde functie, rol. Die prestaties zijn zichtbaar in concrete handelingen verbonden met een bepaalde context. “ Bij de formulering van de competenties baseren we ons op de decretaal voorgeschreven competenties die leerkrachten tijdens hun opleiding moeten verwerven. Daarnaast wil de opleiding eigen accenten leggen. Eigen beliefs, het opleidingsprofiel, gepercipieerde noden binnen het werkveld, de visie van de KHLeuven, internationale en maatschappelijke ontwikkelingen inspireren hierbij.
1.4 gedragsindicatoren Per competentie formuleren we gedragsindicatoren. Deze beschrijven concrete handelingen, vaardigheden en houdingen van iemand die de competentie beheerst. De gegeven opsomming van indicatoren bij elke competentie is niet exhaustief. Formulering en situering van de gedragsindicatoren Competentiebeheersing is een proces dat voor elke student anders loopt en afhankelijk is van persoonlijke talenten en ervaringen. Om een vlotte studiedoorstroming te garanderen, is een zekere beheersingsniveau noodzakelijk. In de KHLeuven situeren de meeste opleidingen de gedragsindicatoren per competentie onder vier beheersingsniveaus. Binnen de opleiding BAKO hebben we er voor gekozen dit gedeeltelijk anders te doen: De competentiematrix moet praktisch kunnen ingezet worden voor de evaluatie van stage. Daarom werd gezocht naar concrete gedragsindicatoren die observeerbaar en evalueerbaar zijn en een aanduiding bevatten om een cesuur te leggen na een bepaalde opleidingsperiode. Dit proces resulteerde in een matrix van vijf kolommen.
5
6
Het begrip ‘rol’ is nauwer verbonden aan identiteit is meer persoonlijk, vraagt meer engagement. Het begrip ‘taak’ is actiegerichter en wordt omschreven via een werkwoord. Deze definitie wordt gehanteerd binnen de KHLeuven en de associatie KULeuven (Raad van Bestuur, Associatie KULeuven, 2004)
6
decretale
in deze rol, maar krijgt nog tijd om tot competentiebeheersing te komen.
- De tweede kolom bevat gedragsindicatoren waarmee de student aantoont of hij/zij de competentie voldoende beheerst op het einde van het eerste opleidingsjaar (of na het doorlopen van de stageperiodes praktijkverkenning, spel en spelen en wereld verkennen).
Een noodzakelijke competentie wordt met oranje aangeduid. Binnen een kernrol zijn enkele competenties noodzakelijk om te kunnen slagen voor de rol. Daarnaast is de beheersing van de andere competenties eveneens belangrijk bij de besluitvorming.
- De eerste kolom verwijst competenties voor leraren.
naar
de
overeenstemmende
- De derde kolom bevat gedragsindicatoren waarmee de student zijn/haar competentiebeheersing aantoont op het einde van het tweede opleidingsjaar en bij de aanvang van het derde jaar (of na het doorlopen van de stageperiodes: een week in de kleuterklas, de jongste kleuters, de oudste kleuters en muzisch schoolproject). - De vierde kolom omvat gedragsindicatoren waarmee de student zijn/haar eindniveau aantoont. De competentiebeheersing op het einde van het derde opleidingsjaar wordt getoetst via de bachelorproef (eindtoets). - In de vijfde kolom tenslotte staan de gedragsindicatoren op uitstroomniveau zoals ze in 2010 werden geformuleerd. (In 2010 werd een eerste versie van de competentiematrix samengesteld met een formulering van gedragsindicatoren die een startende leerkracht zou moeten tonen. De formulering van de gedragsindicatoren is vrij ruim en breed toepasbaar.)
Een noodzakelijke voorwaarde wordt met geel aangeduid. Een competentie wordt beheerst als de student geregeld het gedrag dat beschreven wordt, toont. Binnen het geheel van gedragingen zijn er enkele gedragsindicatoren die zeker voldoende zichtbaar moeten zijn om te besluiten dat de student de competentie beheerst. We noemen deze gedragsindicatoren noodzakelijke voorwaarden.
2. INHOUDELIJKE UITGANGSPUNTEN BIJ DE KEUZE VAN DE COMPETENTIES Bij de formulering van competenties in de vier verantwoordelijkheden worden we geconfronteerd met diverse onderwijsvisies die momenteel het Vlaamse7 (kleuter)onderwijs beïnvloeden en hun sporen nalaten in de formulering van de decretale competenties en diverse overheidsinitiatieven ter ondersteuning van onderwijskwaliteit.
- Gedragsindicatoren die cursief gedrukt zijn, worden op de hogeschool beoordeeld en worden niet in het stagecijfer verrekend .
1.
In onze perceptie van een kleuterklas en basisschool vertrekken we vanuit het gegeven dat diversiteit en heterogeniteit in elke klas/school aanwezig zijn en een kans op zich zijn voor het onderwijs.
Kernrol, bonusrol, noodzakelijke competentie, noodzakelijke voorwaarde
2.
De opleiding krijgt gestalte binnen de Christelijke mensvisie. Omwille van de tewerkstellingskansen van de studenten én vanuit kritisch oogpunt willen wij studenten binnen de opleiding confronteren met kaders en documenten uit verschillende onderwijsnetten.
3.
Bij de formulering van de competenties baseren we ons op begrippenkaders8 die groeiden uit o.m. fundamenten van
Om tot een evenwichtige praktijkbeoordeling te komen werden de rollen, competenties en gedragsindicatoren als volgt verder ingedeeld: Een kernrol wordt met rood aangeduid. Onder kernrol verstaan we een rol die in die bepaalde fase van de opleiding cruciaal is en minimaal moet behaald worden (de student toont zeker voldoende competentiebeheersing) om te kunnen slagen voor stage. Het voldoende beheersen van de kernrollen is m.a.w. een criterium om te slagen voor stage in een opleidingsjaar (voor het blended traject: einde van stages wereld verkennen en de oudste kleuters) of om te kunnen afstuderen. Een bonusrol wordt met groen aangeduid. De student toont groei aan
7
8
Geregeld hebben we onze blik opengezet naar andere toegankelijke internationale bronnen: vooral uit Nederland (Ontwikkelingsgericht onderwijs) maar ook Misc (Israël), Thé Wariki (Nieuw Zeeland) / Reggio Emilia (Italië) / High Scope (US)/… Bovendien vinden er momenteel ontwikkelingen plaats binnen de kinderopvang di ehet kleuteronderwijs kunnen beïnvloeden. Binnen de opleiding werden o.a. volgende begrippenkaders ontwikkeld: kader voor wereldoriëntatie dat sterk steunt op het ontwikkelingsplan en het leerplan wereldoriëntatie van het Katholiek basisonderwijs en gebaseerd is op het interactiekader voor taalvaardigheidsonderwijs (Centrum voor Taal en Onderwijs KU Leuven).
7
ervaringsgericht onderwijs, ontwikkelingsgericht onderwijs en MISC (mediational intervention for sensitive caregivers ). Deze visies hebben in oorsprong meer gemeen dan dat ze van elkaar verschillen. De kern van de verschillen ligt wellicht in de vraag welke de ‘exclusieve impact is van de kleuteronderwijzer op de ontwikkeling van kinderen en wat men precies met deze ontwikkeling beoogt. Traditioneel wordt dit uitgedrukt in de meer ‘sturende’ of ‘volgende’ aanpak. Wij menen dat het ene kind meer gedijt bij de ene aanpak waar het andere meer profiteert van een andere aanpak. Daarnaast zullen ook de professionele identiteit, de aanleg van de kleuteronderwijzer en de context waarin men functioneert er voor zorgen dat een bepaalde aanpak meer of minder expliciet aanwezig is. Precies daarom vinden we het belangrijk dat een student zeer breed handelingsbekwaam is en tegelijkertijd een persoonlijke keuze kan maken in visie op kleuteronderwijs. 4.
We gaan ervan uit dat de sterkte van de begeleiding van ontwikkelingsprocessen van cruciaal belang is. Daarom willen we onze studenten zoveel mogelijk handvaten bieden om dit waar te maken. We expliciteren dit door dit thema afzonderlijk als rol 3 op te nemen. a. Omwille van de eigenheid van het jonge kind en het belang van expressie in de brede ontwikkeling vinden we het belangrijk dat studenten verschillende vormen van expressie kunnen inzetten en bij kinderen stimuleren9. b. Ook de competentie om spel als kern van ontwikkelingsdynamiek te ondersteunen willen we honoreren.
5.
Congruent met de KHLeuven visie willen we opleiden tot kleuteronderwijzers die kinderen maximale kansen geven tot zelfstandigheid, zelfsturing, creativiteit, ondernemen en vooral het ontplooien van hun talenten.
6.
Gelijke onderwijskansen realiseren is een voorwaarde om te kunnen spreken van goed kleuteronderwijs waar zorg bieden inherent in aanwezig is. Binnen de opleiding neemt het aspect zorg dan ook een cruciale plaats in. Naar aanleiding van recente beleidsontwikkelingen in het Vlaamse en Europese onderwijs willen we het deficitaire model tot de juiste proporties herleiden en daarnaast ruimte geven aan een talentgerichte benadering.
7.
9 10
Vanuit het beleid wordt geregeld beklemtoond dat taal een sluitsteen vormt om gelijke onderwijskansen te realiseren. Om die redenen wordt zorg voor taal doorheen de volledige opleiding meegenomen10 We verwijzen hierbij specifiek naar competentie 12 Omwille hiervan worden de expliciete vermeldingen tot een minimum beperkt
8.
We streven er naar te evolueren naar een opleiding die een participatief model van kleuteronderwijs belangrijk vindt. Hierbij gaan we uit van de waarde en rijkdom van werken in team, de voortdurende communicatie met ouders en van de brede schoolgedachte. In het participatief model neemt het kind een gelijkwaardige plaats in in het onderwijsproces. Hierdoor geef je van jongsaf kansen aan emancipatie, ontwikkeling van verantwoordelijkheidszin en burgerzin. We realiseren ons evenwel dat dit voor de opleiding een uitdaging voor de toekomst inhoudt.
9.
De plaats die in een participatief model aan verschillende betrokkenen (kind, ouders, schoolteam en de directe omgeving) wordt toegekend, impliceert dat kleuteronderwijzers sterke communicators zijn en goed kunnen samenwerken.
10. In de maatschappij van de toekomst zullen duurzaamheid, digitalisering en multimedia, techniek en wetenschap belangrijke gegevenheden worden. Wij gaan er vanuit dat de kansen die hierin liggen maximaal benut moeten worden in het kleuteronderwijs. Via onze studenten willen we een actieve rol spelen in de ontsluiting en facilitering van deze kansen in het werkveld. 11. De kennisexplosie die een toekomstgerichte maatschappij kenmerkt, vraagt van kleuteronderwijzers een attitude van levenslang leren en vereist competenties als zelfstandig leren en zelfreflectie. Daarnaast wil de opleiding een stevige inhoudelijke en methodisch-didactische basis garanderen. 12. Wetenschappelijk onderzoek wijst op de zeer grote impact van onderwijs en opvoeding op het jonge kind (OECD). Wij menen dat een kwalitatief hoogstaande opleiding de meeste garanties biedt om het ontwikkelingspotentieel van kinderen maximale kansen te bieden. Een hoogstaande opleiding veronderstelt dat men kritisch kan reflecteren en een substantiële bijdrage kan leveren binnen het professionele domein. Om die redenen willen we in de opleiding de onderzoekscompetenties valoriseren. Door integratie van onderzoek binnen de opleiding kunnen de ontwikkelde inzichten een meerwaarde voor het werkveld betekenen. 13. Tenslotte vraagt de toenemende mondialisering dat studenten hun internationale (mondiale) competenties ontwikkelen en er oog voor hebben in het werken met kleuters.
8
II. COMPETENTIEMATRIX BACHELOR IN KLEUTERONDERWIJS (2012) 1. PROFESSIONELE IDENTITEIT De toekomstige kleuteronderwijzer toont zijn functioneren in onderwijs via zijn professionele identiteit. Deze omvat een aantal professionele houdingen/attitudes die zijn competent handelen aansturen en die zijn professioneel zelfverstaan (waarden en normen met betrekking tot zijn onderwijstaak) en zijn subjectieve onderwijs-theorie (opvatting over hoe onderwijs moet gegeven worden) verenigen.
-
flexibiliteit is bereid zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures
-
bezieling voelt zich betrokken op de organisatie en neemt de rol die men daarin heeft ten aanzien van kinderen, collega’s, ouders… met hart en ziel op
-
initiatief nemen onderneemt uit eigen beweging acties
-
respect handelt vanuit een positieve basishouding tegenover zichzelf, anderen, het materiële, andere visies en waarden
-
erkennen van het recht van het kind op ontwikkeling heeft respect voor eigen kunnen, durven en willen van kinderen
-
creatieve gerichtheid is erop gericht om nieuwe en/of ongebruikelijke oplossingen te vinden voor bestaande situaties/problemen
-
open ingesteldheid benadert kinderen en de omgeving vanuit een onbevooroordeelde, ontvankelijke, betrouwbare en eerlijke houding
-
speelse ingesteldheid zoekt als volwassene aansluiting bij kinderen vanuit een kindgerichte speelse, fantasierijke, vrije, ongedwongen houding
Dit geeft ons onderstaande lijst -
beslissingsvermogen durft een standpunt innemen of tot handeling overgaan en er tevens de verantwoordelijkheid voor dragen
-
relationele gerichtheid en zin voor samenwerking/samenwerken toont in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect en is bereid om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken
-
kritische ingesteldheid is bereid zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen
-
leergierigheid/leren zoekt actief naar situaties om zijn/haar competentie te verbreden en te verdiepen in functie van de eigen professionele en persoonlijke ontwikkeling
-
organisatievermogen is erop gericht de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden
-
verantwoordelijkheidszin voelt zich verantwoordelijk voor de school als geheel en gaat het engagement aan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen
9
2. OVERZICHT ROLLEN EN COMPETENTIES verantwoordelijkheid 1. functioneren in een klasgroep
rollen / taken 1.
2.
3.
2. samen school maken
Een positief en veilig leefklimaat realiseren
Een ontwikkelingsstimulerende krachtige speelleeromgeving ontwerpen en realiseren
Leer- en ontwikkelingsprocessen begeleiden
decretaal BC 2.5 2.6 2.1
2.3
1.1 1.3 1.7 3.1 4.4
1.2 1.4 2.4 3.2
1.8
1.9
1.3 1.11 1.13
1.7 1.12
4.
Partner van het kind
2.2 2.4
2.3 1.7
5.
Partner in een team
7.1 7.5 3.1 7.3 7.3
7.2 1.4 3.3
competenties 1. 2. 3. 4.
Bouwt een warme positieve relatie met kinderen op. Bevordert het emotionele welbevinden van kinderen. Bevordert het fysieke welbevinden en stelt voorbeeldgedrag. Werkt aan een positieve klassfeer, stimuleert samenwerking en positieve interacties tussen kleuters en gaat bewust om met waarden en eigen houding. 5. Neemt op verantwoorde wijze leiding van de klasgroep. VOORBEREIDEND WERK / ONTWERPWERK 6. Werkt een stimulerend en samenhangend onderwijsaanbod uit. 7. Richt ruimtes in als krachtige speelleeromgeving. 8. Gebruikt gepaste leermiddelen en materialen. REALISATIE (management) 9. Realiseert een gestructureerd en flexibel activiteitenverloop (management van een activiteit). 10. Realiseert een gestructureerd en flexibel dagverloop. 11. Observeert breed om elk kind gepast te begeleiden. 12. Zet expressieve vaardigheden in om kleuters te boeien en in interactie te gaan. 13. Lokt actief kleutergedrag, een hoge betrokkenheid uit en stimuleert doelgericht ontwikkelingsprocessen. Speelt kwaliteitsvol in op kinderen en lokt actief kleutergedrag en ontwikkeling bij kleuters uit. 14. Gebruikt correcte inhoudelijke en methodische achtergrondkennis bij het begeleiden van kinderen. 15. Bevordert de emancipatie en participatie van kinderen.
16. Overlegt en werkt samen in team en communiceert in een gepast register. 17. Situeert op een kritische wijze het eigen onderwijsaanbod binnen de afspraken die op de stageschool leven. 18. Werkt mee in het schoolteam aan de realisatie van het opvoedingsproject en schoolwerkplan.
10
verantwoordelijkheid 2. samen school maken
3. onderwijs ontwikkelen
4. kwaliteit bewaken
rollen / taken 6.
Partner van ouders / opvoeders
7.
Lid van de brede school
8.
9.
Vernieuwer en onderzoeker
Eigen professionele groei en permanent leren sturen
10. Functioneren als lid van de onderwijsorganisatie
decretaal BC 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 1.8 1.10 8.1
1.9 2.5 8.2
1.12 2.7 10.1
2.4 3.1 5.1
5.2 9.2
9.1 10.1
5.1 5.1 1.6 7.1
5.2 5.2
9.1 10.1 7.3
9.2 5.3
5.1 5.3 4.3 7.4
5.2
7.3
9.2
competenties 19. Communiceert - in overleg met mentor - op respectvolle wijze met ouders/opvoeders, betrekt hen bij het klasgebeuren en participeert aan ouderinitiatieven op school. 20. Werkt multidisciplinair samen in kader van zorgverstrekking. 21. Werkt gelijkwaardig samen met partners in een breed netwerk met als doel een kwaliteitsvolle ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen. 22. Onderneemt concrete acties om kinderen te leren omgaan met diversiteit. 23. Profileert zich vanuit eigen talenten binnen de schoolcontext en doet van daaruit vernieuwende bijdragen. 24. Verkent interessante nieuwe opvoedings- en onderwijsideeën, leermiddelen en praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten en verzamelt hierover gegevens. 25. Werkt onderzoeksgericht aan onderwijsontwikkelingen. 26. Zet op verantwoorde manier creatieve oplossingen of nieuwe ideeën in de eigen onderwijspraktijk in. 27. Weet vanuit inzichten in veranderingsmanagement dat vernieuwingsprocessen complex kunnen verlopen. 28. Reflecteert over eigen onderwijsopvattingen en gaat er op positieve wijze over in gesprek. 29. Stelt zich open voor positieve en kritische feedback en reflecteert zelfstandig over het eigen functioneren. 30. Stuurt professioneel handelen bij met het oog op levenslang leren. 31. Voert administratieve taken uit volgens gehanteerde afspraken. 32. Kent wettelijke bepalingen, past ze correct toe en handelt deontologisch. 33. Verantwoordt het professioneel handelen in formele situaties en bewaakt de doelgerichtheid ervan.
11
3. VERANTWOORDELIJKHEDEN - ROLLEN - COMPETENTIES - GEDRAGSINDICATOREN
1. Functioneren in een klasgroep
ROL 1 - EEN POSITIEF EN VEILIG LEEFKLIMAAT REALISEREN nummer decretale basiscompetenties
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013.
C.1 Bouwt een warme positieve relatie met kinderen op.
C.1 Bouwt een warme positieve relatie met kinderen op.
C.1 Bouwt een warme positieve relatie met kinderen op.
C.1 Bouwt een warme positieve relatie met kinderen op
- Maakt spontaan warm contact. - Legt oogcontact. - Is responsief.
- Streeft naar een spontaan warm, contact met elk individueel kind (maakt oogcontact en gepast lichamelijk contact, toont speelsheid en kan een dialoogje opbouwen).
- Idem 2de jaar.
1.1
Legt spontaan een warm contact met kleuters. a. Legt intuïtief gepast lichamelijk (oog)contact en houdt rekening met contactsignalen die kinderen geven. b.Communiceert verbaal en non verbaal. c. Toont 'graag zien'. d.Toont speelsheid in het contact. e. Biedt gevoel van veiligheid. f. Toont empathie (sensitiviteit en responsiviteit). g.Gaat in dialoog met het kind.
- Toont begrip voor kleuterspecifiek gedrag.
- Accepteert kleuterspecifiek gedrag. - Is echt en toont empathie in communicatie met kinderen.
- Idem 2de jaar.
1.2
- Is respectvol in relatie met kleuters.
- Heeft geen vooroordelen over kinderen.
- Heeft geen vooroordelen over kinderen.
Accepteert en gaat respectvol om met het eigen 'zijn' en de inbreng van elke kleuter. a. Aanvaardt kleuterspecifiek gedrag. b.Gaat zonder vooroordelen om met kleuters.
- Stelt een grens t.a.v. één kind.
- Idem 1ste jaar.
- Idem 1ste jaar.
1.4
Stuurt eigen relaties met kinderen vanuit reflectie (z.o. 29.1).
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
12
2.5
2.6
C.2 Bevordert het emotionele welbevinden van kinderen.
C.2 Bevordert het emotionele welbevinden van kinderen.
C.2 Bevordert het emotionele welbevinden van kinderen.
C.2 Bevordert het emotionele welbevinden van kinderen en kan omgaan met kinderen in sociaal emotionele probleemsituaties of met gedragsmoeilijkheden.
- Heeft oog voor welbevinden en gevoelens van kinderen en gaat er op in.
- Herkent signalen van welbevinden bij een kleuter en gaat er op in.
-
Herkent signalen van emotionele problemen.
2.1
(H)erkent signalen van welbevinden /emotionele problemen van kinderen en zoekt (in overleg met de mentor) naar vormen om er constructief op in te gaan.
- Schat, in spontaan contact, gevoelens van kinderen juist in en gaat er op in. - Creëert ruimte waarin kinderen deze gevoelens kunnen uiten.
-
Idem 2de jaar.
2.2
(H)erkent bij kinderen basisgevoelens en basisnoden en maakt ruimte om ze te exploreren en te uiten.
-
Zoekt samen met de mentor mogelijkheden om constructief op signalen van emotionele problemen in te gaan.
2.3
Bevordert (in overleg met de mentor) de socio-emotionele ontwikkeling van kinderen door een ondersteunend aanbod van materialen/ activiteiten en een gepaste begeleidingsstijl.
Idem 2de jaar.
2.4
Ondersteunt de ontwikkeling van een positief zelfbeeld bij kinderen via positieve interacties (bevestigen, aanmoedigen, erkennen) van kwaliteiten.
- Bevestigt, erkent en moedigt kinderen aan.
- Werkt bewust aan een goed zelfbeeld van kinderen door te bevestigen, aan te moedigen, te erkennen en een gevoel van bekwaamheid te geven.
-
C.3 Bevordert het fysieke welbevinden van kinderen en stelt voorbeeldgedrag.
C.3 Bevordert het fysieke welbevinden van kinderen en stelt voorbeeldgedrag.
C.3 Bevordert het fysieke welbevinden van kinderen en stelt voorbeeldgedrag.
C.3 Bevordert het fysieke welbevinden van kinderen (en zichzelf).
- Grijpt in bij duidelijke onveiligheid.
- Neemt gepaste veiligheidsmaatregelen.
-
Ziet wanneer een situatie onveilig wordt en grijpt in. Laat kinderen verantwoord omgaan met risico.
3.1
Neemt preventieve veiligheidsmaatregelen bij de voorbereiding en tijdens het verloop van activiteiten en (h)erkent de eigen burgerlijke aansprakelijkheid daarin.
- Geeft gepaste hulp bij zorgsignalen met oog voor zelfredzaamheid van kleuters.
-
Idem 2de jaar.
3.2
(H)erkent fysieke zorg- en noodsignalen en biedt adequate hulpverlening.
- Zet kleuters aan tot een gezonde levensstijl (voeding, beweging, goede houding, veilig gedrag…).
-
Weet op een respectvolle manier om te gaan met een diversiteit aan visies op gezonde levensstijl.
- Helpt gepast bij fysieke zorgsignalen.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
-
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
a. Vindt (met de steun van de mentor) een goede balans tussen respect voor de keuzes van ouders en de gehanteerde opvoedingsvisie binnen de klascontext.
13
2.1 2.3
Idem 2de jaar.
3.3
Herkent binnen diverse praktijkcontexten mogelijkheden waar kinderen gestimuleerd kunnen worden tot veilig gedrag, verantwoord omgaan met risico, een gezonde levensstijl en ergonomisch bewustzijn.
3.4
Stelt voorbeeldgedrag en toont zelfzorg i.v.m. een gezonde en fitte levensstijl en ergonomisch bewustzijn.
- Spaart de eigen rug en draagt zorg voor de stem.
- Spaart eigen rug en draagt zorg voor de stem - Toont zelf een gezonde levensstijl.
-
C.4 Werkt aan een positieve klassfeer, stimuleert samenwerking en positieve interacties tussen kleuters en gaat bewust om met waarden en eigen houding.
C.4 Werkt aan een positieve klassfeer, stimuleert samenwerking en positieve interacties tussen kleuters en gaat bewust om met waarden en eigen houding.
C.4 Werkt aan een positieve klassfeer, stimuleert samenwerking en positieve interacties tussen kleuters en gaat bewust om met waarden en eigen houding.
C.4 Creëert een positieve klassfeer en werkt aan positieve interacties tussen kleuters. C.5 Gaat bewust om met eigen houding en waarden in een pedagogische context.
- Heeft oog voor sfeerschepping in de klasgroep.
- Zorgt voor een aangename sfeer.
- Idem 2de jaar.
4.1
- Zet in gesprekjes kinderen aan tot luisteren naar elkaar.
-
Hanteert gesprekstechnieken waarbij kinderen luisteren naar en inpikken op elkaar.
4.2
- Doet aanzetten tot samenwerken. - Geeft kinderen verantwoordelijkheid.
-
Stimuleert kinderen tot samenwerken en verantwoordelijkheid.
- Pikt bemiddelend in op conflicten tussen kleuters.
-
Brengt conflicten in de klas ter sprake en komt tot afspraken.
-
Heeft oog voor groepsprocessen in de klas (pesten, uitsluiting, vriendschappen…).
-
Praat, met oog voor diversiteit in de klas, verhelderend over waarden en normen.
- Heeft oog voor conflicten en probeert hierover met kleuters te praten.
- Praat verhelderend over waarden en normen.
Gebruikt concrete en constructieve mogelijkheden die bijdragen tot een positief leefklimaat en positieve relaties tussen kinderen. a. Stimuleert tot respectvol omgaan met elkaar. b.Benut mogelijkheden om sociale vaardigheden te oefenen. c. Benut mogelijkheden als positieve bekrachtiging, autonomie en verantwoordelijkheid geven, diverse vormen van samenwerken tussen kinderen, ruimte maken voor inbreng van kinderen… 4.3 Zet persoonlijke omgangsstijl en expressieve mogelijkheden constructief in om een positief leefklimaat te bevorderen. 5.1
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
Maakt belangrijke signalen van een positief leefklimaat in de klas bespreekbaar.
Is zich in de pedagogische omgang bewust van de impact van het eigen normen- en waardenkader.
14 C.5 Geeft op verantwoorde wijze leiding aan de klasgroep.
C.5 Geeft op verantwoorde wijze leiding aan de klasgroep.
C.5 Geeft op verantwoorde wijze leiding aan de klasgroep.
- Durft de klasgroep aanspreken.
- Idem 1ste jaar.
-
Idem 1ste jaar.
- Brengt rust in een groep.
-
Idem 2de jaar.
-
Vangt de kleutergroep in moeilijke situaties vlot op.
- Ziet wat er in de klas gebeurt en pikt hier op in.
- Treedt sturend op bij storend gedrag.
-
Idem 2de jaar.
- Maakt een afspraak of stelt een grens.
- Stelt regels en grenzen en hanteert deze consequent.
-
Idem 2de jaar.
-
Overlegt met kinderen over afspraken en regels (na afspraak met de mentor). Past in functie van de situatie de eigen stijl van leiding geven aan.
- Combineert individuele aandacht met oog voor wat er met andere kinderen gebeurt.
kernrol: moet behaald worden
- Weegt aandacht voor het individuele kind af ten opzichte van aandacht voor de groep.
bonusrol: groei is een bonus
- Idem 2de jaar.
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
1.3
Stelt en hanteert grenzen t.a.v. kinderen. a. Stelt regels en hanteert die consequent. b.Gaat - na instemming van de mentor - met kinderen in overleg over afspraken en regels.
15
ROL 2 - EEN ONTWIKKELINGSSTIMULERENDE EN KRACHTIGE SPEELLEEROMGEVING ONTWERPEN EN REALISEREN nummer decretale basiscompetenties
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013.
VOORBEREIDEND WERK / ONTWERPWERK C.8
1.1 1.3 1.7 3.1
-
1.2 1.4 2.4 3.2
C.6
Werkt een stimulerend en samenhangend onderwijsaanbod uit.
C.6
Werkt een stimulerend en samenhangend onderwijsaanbod uit.
C.6
Werkt een stimulerend en samenhangend onderwijsaanbod uit.
C.9
C.7
- Brengt de echte wereld in de klas via boeiende activiteiten.
- Verkent met de kleuters een stukje wereld via een betekenisvol en motiverend aanbod van activiteiten.
-
Verkent met de kleuters een stukje wereld via inhoudelijk creatieve en uitgediepte activiteiten. Verwerkt maatschappelijke, culturele en mondiale thema’s in het aanbod.
8.3
Selecteert een authentiek, reëel en betekenisvol aanbod voor kleuters waardoor de echte wereld in de klas wordt binnengehaald.
8.4
Weet interesse te wekken voor mondiale, culturele of wetenschappelijke thema’s door ze op een kindvriendelijke manier in het aanbod te verwerken.
8.8
Zorgt voor een samenhangend en evenwichtig dag-, week-, meerwekenaanbod.
- Zorgt voor een inhoudelijk correct aanbod.
- Zorgt voor een weekaanbod dat evenwichtig gespreid is over verschillende ontwikkelingsgebieden. - Zorgt voor een aanbod dat zinvol opgebouwd is vanuit een thema. - Zorgt voor een inhoudelijk rijk en correct aanbod.
-
Zorgt voor een breed en samenhangend meer-wekenaanbod waarbij de verschillende ontwikkelingsaspecten evenwichtig aanbod komen.
- Stelt een boeiende en verantwoorde dagplanning samen.
- Zorgt voor een doordachte dagplanning die voldoende ruimte laat voor autonomie en initiatiefname van kinderen.
-
Idem 2de jaar.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
Werkt aansluitend bij interesses en noden van een kleutergroep, een breed ontwikkelings-stimulerend en samenhangend onderwijsaanbod uit dat kansen geeft aan talenten van kinderen. Zet gepaste werkvormen, leermiddelen en materialen in, met maximale kansen tot actief leren, zelfsturing en initiatiefname van kinderen. Realiseert een gestructureerd en flexibel dagverloop en activiteitenverloop met maximale kansen tot initiatiefname en partipatie van kinderen.
noodzakelijke voorwaarde
16 - Werkt de activiteiten uit i.f.v. de vooropgestelde doelen.
- Werkt meer complexe activiteiten uit i.f.v. vooropgestelde doelen. - Formuleert zinvolle doelen en stemt ze af op de kleutergroep.
-
Werkt doelgericht activiteiten uit. Kiest kritisch een methodischdidactische aanpak die aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften of –mogelijkheden van de groep (diversiteit/differentiatie).
8.5
- Zorgt voor speelse activiteiten die stapsgewijs opgebouwd zijn. - Houdt rekening met specifieke methodisch-didactische aanwijzingen.
- Werkt de activiteiten kindgericht en methodisch-didactisch correct uit.
-
Idem 2de jaar.
8.7
- Verwijst naar leerplannen en ontwikkelingsplan bij het formuleren van doelen.
- Maakt bij het formuleren van doelen correct gebruik van leerplannen en ontwikkelingsplan.
- Gebruikt bij het formuleren van doelen de juiste documenten (bv leerplannen…) van het net waarin men tewerkgesteld is.
8.6
Raadpleegt bij de doelenformulering de nodige documenten.
- Past de uitgewerkte activiteiten aan aan het geobserveerd ontwikkelingsniveau en de behoeften van de kleuters.
- Houdt bij de samenstelling van het aanbod rekening met de talenten van de kinderen.
8.1
Kiest thema’s en activiteiten vanuit observatie van en in samenspraak met kinderen (zie rol 4).
8.2
Heeft bij de samenstelling van het aanbod oog voor talenten, interesses, ontwikkelingsnoden en de mogelijkheden van verschillende kinderen in de groep.
9.5
Kiest gepaste werkvormen en groeperingsvormen die aansluiten bij de ontwikkelingsbehoeften/ mogelijkheden van de groep en de doelen die men vooropstelt.
7.2
Overdenkt het scenario om gelijktijdige en opeenvolgende activiteiten te organiseren (via mentale, materiële en/of schriftelijke voorbereiding)
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
Formuleert doelen die ruimte laten voor de eigenheid en diversiteit van de kleutergroep (gedifferentieerde doelen).
Ontwerpt specifieke ontwikkelingsondersteunende activiteiten die zijn a. doelgericht b.speels / aangepast / gedifferentieerd c. stapsgewijs opgebouwd, rekening houdend met specifieke methodische aanwijzingen.
17
4.4
C.7
Richt ruimtes in als krachtige speelleeromgevingen.
- Werkt hoeken / tafels uit tot krachtige speelleeromgevingen en houdt daarbij rekening met: * het belangstellingscentrum. * de interesses en noden van de kleuters. * veiligheid.
kernrol: moet behaald worden
C.7
Richt ruimtes in als krachtige speelleeromgevingen.
C.7
Richt ruimtes in als krachtige speelleeromgevingen.
C.6
Richt ruimtes (hoeken, klas, speelplaats…) in en rust ze uit tot leerkrachtige speelleeromgevingen.
- Richt de klas in als krachtige speelleeromgeving en houdt daarbij rekening met: * het zelfstandig functioneren van de groep. * de diversiteit van de klasgroep. * voldoende differentiatiemogelijkheden. * de inbreng van kleuters.
- Richt de speelleerruimtes binnen en buiten de klas in als krachtige leeromgevingen en houdt daarbij rekening met: * de diversiteit van de klasgroep. * voldoende differentiatiemogelijkheden.
6.1
- Zorgt voor ruimtelijke orde en overzicht in de klas.
- Idem 2de jaar.
6.3
Realiseert materiële orde en overzicht.
- Stuurt de klasinrichting flexibel bij en geeft de kleuters hierbij inspraak.
6.5
Stuurt, op basis van observatie en in overleg met de mentor de klasinrichting flexibel bij en geeft kleuters hierbij inspraak.
- Benut de ruimte optimaal om het aanbod tot zijn recht te laten komen en overziet het geheel.
- Benut de ruimte buiten de klas optimaal.
6.2
Maakt optimaal gebruik van buitenspel en lokale mogelijkheden in en buiten de klas, de school….
- Kan met materialen en objecten de gepaste sfeer scheppen in de klas.
- Idem 2de jaar.
6.4
Gebruikt duurzame, kindvriendelijke en esthetisch verantwoorde sfeerelementen.
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
Doet in overleg met de mentor functionele en aangename ruimtelijk en materiële ingrepen in diverse speelleerruimtes rekening houdend met: a. het zelfstandig functioneren van een groep kinderen. b.een evenwicht tussen veiligheidsvoorschriften, werkbaarheid en optimale stimulering (uitdaging). c. geobserveerde noden en interesses van kinderen. d.de diversiteit van de klasgroep. e. differentiatiemogelijkheden.
18
C.8
Gebruikt gepaste leermiddelen en materialen.
- Heeft oog voor originele, esthetisch verantwoorde, duurzame en levensechte materialen.
- Gebruikt tijdens activiteiten schriftelijke communicatiemiddelen (foto’s, symbolen, stappenplannen...).
kernrol: moet behaald worden
C.8
-
Gebruikt gepaste leermiddelen en materialen.
Gebruikt originele, duurzame, esthetisch verantwoorde en levensechte materialen.
- Gebruikt schriftelijke communicatiemiddelen (picto’s, foto’s, symbolen, stappenplannen...) die aanzetten tot zelfsturing en initiatiefname. - Gebruikt zinvolle ICT-toepassingen
bonusrol: groei is een bonus
C.8
-
Gebruikt gepaste leermiddelen en materialen.
Idem 2de jaar.
-
Idem 2de jaar.
-
Idem 2de jaar.
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
C.9 Zet gepaste werkvormen, Leermiddelen en materialen in, met maximale kansen tot actief leren, zelfsturing en initiatiefname van kinderen. 9.1
Richt een ruimte (klas, hoek, speelruimte, speelplaats, …) met materialen en leermiddelen in, waardoor brede, diepe en gedifferentieerde ontwikkeling mogelijk is.
9.2
Gebruikt gepaste authentieke (levensechte)/ conventionele en niet conventionele materialen ter ondersteuning van ontwikkelingsprocessen.
9.3
Gebruikt materialen op een duurzame manier en vraagt dit ook van de kinderen.
9.4
Gebruikt ‘schriftelijke ‘communicatiemiddelen (picto’s, foto’s symbolen, …) om tijdsstructuren en de klasorganisatie bevattelijk te maken voor kinderen.
9.5
Kiest gepaste werkvormen en groeperingsvormen die aansluiten bij de ontwikkelingsbehoeften/mogelijkh eden van de groepen de doelen die men vooropstelt.
19
REALISATIE (MANAGEMENT)
4.1 4.2
C.9
Realiseert een gestructureerd en flexibel activiteitenverloop (management van een activiteit).
- Houdt tijdens de activiteit de timing in het oog. - Begeleidt een activiteit speels en in een vlot tempo. - Werkt stapsgewijs en houdt het boeiend voor de kinderen. - Realiseert in de begeleiding van een activiteit een goede organisatie (beurtrol, plaatsing materiaal, handige opstelling kleuters…).
4.1 4.2
C.10 Realiseert een gestructureerd en flexibel dagverloop (klasmanagement).
C.9
Realiseert een gestructureerd en flexibel activiteitenverloop (management van een activiteit).
C.9
-
Idem 1ste jaar.
- Idem 1ste jaar.
-
Realiseert de activiteit zorgvuldig en stelt zich tijdens de realisatie flexibel op.
- Idem 2de jaar.
C.10 Realiseert een gestructureerd en flexibel dagverloop (klasmanagement).
C.7
Realiseert een gestructureerd en flexibel dagverloop en activiteitenverloop met maximale kansen tot initiatiefname en participatie van kinderen (klasmanagement)
C.7
Realiseert een gestructureerd en flexibel dagverloop en activiteitenverloop met maximale kansen tot initiatiefname en participatie van kinderen (klasmanagement).
Realiseert een gestructureerd en flexibel activiteitenverloop (management van een activiteit).
C.10 Realiseert een gestructureerd en flexibel dagverloop (klasmanagement).
C.10 Handelt kwaliteitsvol, efficiënt, planmatig en flexibel. - Heeft het dagverloop voldoende in het hoofd en weet wat gelijktijdig en opeenvolgend gebeurt.
kernrol: moet behaald worden
- Stuurt een gepland dagverloop flexibel bij. - Houdt de timing binnen de dagdelen in het oog.
bonusrol: groei is een bonus
- Zorgt voor een doordachte dagplanning (agenda) en hanteert deze flexibel, inspelend op de inbreng en noden van kinderen en hun culturele achtergrond - (inleven in de persoonlijke situatie van waaruit de kleuter handelt en speelt).
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
7.1
Bouwt een dagverloop op a. dat aansluit bij het ritme, de behoefte aan regelmaat en voorspelbaarheid van jonge kinderen (naar C.8). b.dat voldoende flexibel gehanteerd wordt. c. dat het spel in kleine groepen, autonomie en initiatiefname ondersteunt (naar C.8). d.dat optimale kansen geeft om gericht in te spelen op individuele kinderen en kleine groepen.
20
- Past het aanbod aan om in te spelen op individuele noden of onverwachte gebeurtenissen en maakt ze tot leerervaring.
- Toont initiatief en neemt actief deel aan alle overgangsmomenten (o.a. keuzeproces, opruimmoment, toiletbezoek, koek- en drankmoment…).
- Organiseert en begeleidt zelfstandig alle overgangsmomenten en wisselmomenten (o.a. opruimmoment, toiletbezoek, koeken drankmoment…).
- Idem 2de jaar.
- Stelt een keuzeaanbod boeiend en overzichtelijk voor.
- Ondersteunt kleuters bij het keuzeproces. - Start de verschillende activiteiten vlot op.
- Ondersteunt kleuters met specifieke behoeften / talenten met aangepast keuzeaanbod.
- Voelt zich verantwoordelijk voor de klas / groep en zet alles tijdig klaar.
- Heeft materialen tijdig klaar en betrekt de kleuters bij het klaarzetten.
- Idem 2de jaar.
- Stelt zich zo op dat hij / zij alle kleuters ziet. - Combineert de begeleiding van begeleide en zelfstandige activiteiten.
- Houdt overzicht over de hele klas. - Biedt een evenwichtig gespreide begeleiding en legt bewust klemtonen bij bepaalde groepsactiviteiten (combineert begeleide en zelfstandige activiteiten).
- Idem 2de jaar.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
7.4
Anticipeert, speelt in tijdens het organiseren en stuurt de organisatie flexibel bij (timing, inspelen op onverwachte moeilijkheden).
10.4 Realiseert een verantwoord dagverloop dat past in een korte en langere termijnplanning a gaat flexibel om met diverse situaties die zich in een schoolcontext aandienen b.beslist i.f.v. uitgesproken prioriteiten over de aanpassingen in een dag of weekplanning
7.3
Gebruikt klasmanagementstechnieken die aansluiten bij de mogelijkheden van de kleuters (o.a. kiezen, groeperingsvormen, afspraken maken).
21
ROL 3 – LEER- EN ONTWIKKELINGSPROCESSEN BEGELEIDEN nummer decretale basiscompetenties
1.8 1.9
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
C.11 Observeert breed om elk kind gepast te begeleiden.
C.11 Observeert breed om elk kind gepast te begeleiden.
C.11 Observeert breed om elk kind gepast te begeleiden.
- Merkt wanneer een kleuter niet betrokken is en doet er iets mee.
- Ziet wanneer betrokkenheid daalt kleuters afhaken, iets moeilijk vinden en pikt er op in.
- Idem 2de jaar.
- Bouwt observatietijd in binnen de dagplanning / weekplanning en neemt er effectief tijd voor.
- Bouwt observatietijd in binnen de klaswerking.
- Trekt onderbouwde conclusies voor het aanbod en het eigen handelen in de klas.
- Wisselt geobserveerde informatie uit met de mentor. - Neemt initiatieven in de klaswerking waardoor brede zorg getoond wordt.
- Schat welbevinden en betrokkenheid in.
- Idem 1ste jaar
- Bevraagt de mentor over de wijze waarop hij/zij groei en ontwikkeling in kaart brengt.
- Observeert en maakt het onderscheid met interpreteren.
- Gebruikt observatieinstrumenten.
- Gebruikt een kindvolgsysteem (=KVS) en brengt ontwikkeling en leerwinst systematisch in kaart.
- Herkent en situeert kleutergedrag vanuit de achtergrond over de ontwikkeling van kleutergedrag.
- Trekt op basis van het KVS onderbouwde conclusies en stuurt het eigen handelen bij. - Gebruikt kinddossiers respectvol en discreet.
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013. C.11 Observeert breed met het oog op mediëren en differentiëren in de begeleiding van ontwikkelingsprocessen bij elk kind. 11.1 Observeert en interpreteert in overleg met de mentor het gedrag van kinderen. a. Schat het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen in en kan zich empathisch verplaatsen (affectief, conatief, cognitief) in hun beleving. b.Herkent in kleutergedrag de ontwikkelingsvraag en het niveau van functioneren van kinderen. c. Gebruikt een referentiekader van ontwikkelingssignalen voor verschillende ontwikkelingsgebieden (in het bijzonder taalontwikkeling en taaldiversiteit). d.Toont daarbij inzicht in de dynamiek van denk-, leer- en ontwikkelingsprocessen bij kinderen. e. Gebruikt een breed referentiekader i.v.m. diversiteit (multiculturaliteit, observeren vanuit socio-cultureel perspectief…) 11.2 Observeert permanent en systematisch. a. Kiest geschikte observatiemomenten tijdens het klasdagverloop. b.Brengt systematisch ontwikkeling en leerwinst in kaart. 11.3 Verzamelt en gebruikt de geobserveerde gegevens om het eigen handelen systematisch bij te sturen.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
22
11.4 Verzamelt informatie over persoonlijke gegevens en achtergrondgegevens uit diverse bronnen en het kinddossier en behandelt deze respectvol en discreet. 11.5 Gebruikt afgesproken observatieinstrumenten / leerlingvolgsystemen op correcte wijze.
C.12 Zet expressieve vaardigheden in om kleuters te boeien en in interactie te gaan.
C.12 Zet expressieve vaardigheden in om kleuters te boeien en in interactie te gaan.
C.12 Zet expressieve vaardigheden in om kleuters te boeien en in interactie te gaan.
- Maakt contact met de klasgroep d.m.v. mimiek en lichaamstaal.
- Speelt met eigen expressieve vaardigheden (taal, beeld, beweging, muziek, audiovisuele, rolneming…) soepel in op de behoeften van de kleuters en de aard van de kleutergroep.
- Idem 2de jaar.
- Gebruikt objecten, beeldende elementen, muziekinstrumenten, nieuwe media… ter ondersteuning van de eigen expressie.
- Idem 1ste jaar.
- Idem 1ste jaar.
- Is speels in zijn optreden.
- Is speels in zijn optreden en gebruikt gepast fantasie.
- Idem 2de jaar.
- Toont bewegingen voor een groep en improviseert hiermee. - Leeft zich in in een rol. - Spreekt gevarieerd, correct, met voldoende volume en boeiend. - Neemt initiatief om te zingen en streeft naar juist zingen.
- Durft voor een grote groep / meerdere klassen expressief zijn.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
C.12 Speelt kwaliteitsvol in op kinderen en lokt actief kleutergedrag en ontwikkeling bij kleuters uit tussenkomsten kiezen, ansluiten bij de eigenheid van kinderen, interactiemogelijkheden benutten, talen-sensibiliseren,…) 12.2 Zet de eigen multimediale (talige, muzikale, motorische, dramatische, beeldende, audiovisuele) optimaal in bij de ondersteuning van ontwikkelingsprocessen.
23
1.3 1.7 1.11 1.12 1.13
C.12 Speelt kwaliteitsvol in op kinderen en lokt actief kleutergedrag en ontwikkeling bij kleuters uit (tussenkomsten kiezen, aansluiten bij de eigenheid van kinderen, interactiemogelijkheden benutten, talensensibiliseren).
C.13 Lokt actief kleutergedrag, een hoge betrokkenheid uit en stimuleert doelgericht ontwikkelingsprocessen.
C.13 Lokt actief kleutergedrag, een hoge betrokkenheid uit en stimuleert doelgericht ontwikkelingsprocessen.
C.13 Lokt actief kleutergedrag, een hoge betrokkenheid uit en stimuleert doelgericht ontwikkelingsprocessen.
- Lokt bij kleuters actief gedrag uit o.a. exploreren, experimenteren, spelen, probleemoplossend denken, creatief denken, expressief handelen, communicatie, reflecteren….
- Probeert kleuters verder te brengen in hun ontwikkeling via actief kleutergedrag o.a. exploreren, experimenteren, spelen, probleemoplossend denken, creatief denken, expressief handelen, communicatie, reflecteren….
- Idem 2de jaar.
12.1 Herkent gevarieerd en actief kleutergedrag en kan het uitlokken. a. Brengt bij de kleuter diverse vormen van experimenteren, spel, expressie… op gang. b.Lokt bij de kleuter communicatie, denkprocessen, reflecteren, probleemoplossend denken, handelen… uit.
- Past de juiste methodisch-didactische principes en vaardigheden toe zoals: goede vraagstelling, probleemstelling, focussen, betekenis geven, principes van taalvaardigheidsonderwijs, meespelen, demonstreren, instructie…
- Streeft een hoge betrokkenheid, ontwikkeling en bekwaamheidsgevoel na door: * Methodisch-didactische principes en vaardigheden goed in te zetten (vraagstelling, probleemstelling, focussen, betekenis geven, principes van taalvaardigheidsonderwijs, meespelen, demonstreren, instructie…. ). * Expressieve vaardigheden goed in te zetten. * In te spelen op wat de kleuter zelf boeit, inbrengt. * In te spelen op het niveau van functioneren.
- Idem 2de jaar.
12.2 Hanteert een breed repertorium aan mogelijkheden om ontwikkelingsprocessen bij kinderen uit te lokken en te mediëren. a. Kent vormen van probleemstelling, vraagstelling, kindgerichte instructie, MISC, vormen van meespelen / demonstreren… b.Weet hoe kinderen geboeid kunnen worden, hoe aandacht kan gevraagd worden, hoe bepaalde ontwikkelingsgebieden aangesproken worden, hoe creatieve processen en denkprocessen op gang kunnen gebracht worden…. 12.3 Kiest oordeelkundig zijn tussenkomsten, in functie van het verhogen van betrokkenheid en succesbeleving (zie ook rol 4). a. Herkent in kleutergedrag de ontwikkelingsvraag en het niveau van functioneren en kan van daaruit inspelen. b.Kiest tussenkomsten vanuit een breed intercultureel referentiekader en sluit aan bij de eigenheid van de kleuters.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
24
c. Kan daarin het kind zowel autonomie verlenen om initiatief te nemen en de dingen op een eigen wijze aan te pakken, als stimulerend tussenkomen.
3.1 3.2
- Probeert te stimuleren vanuit vooropgestelde doelen.
- Begeleidt en stimuleert een activiteit doelgericht.
- Begeleidt kinderen doelgericht in diverse activiteiten. * Sluit aan bij het ontwikkelingsniveau en probeert het kind verder te brengen of verlegt het doel. * Differentieert binnen een groep i.f.v. het ontwikkelingsniveau en de noden van de kleuter.
- Gebruikt een rijke taal.
- Gebruikt een rijke taal en past deze aan aan de eigenheid van de groep
- Communiceert met kinderen met diverse taal- (en culturele ) achtergrond. - Gebruikt de aanwezige taaldiversiteit in de klas.
C.14 Gebruikt correcte inhoudelijke en methodische achtergrondkennis bij het begeleiden van kinderen.
kernrol: moet behaald worden
C.14 Gebruikt correcte inhoudelijke en methodische achtergrondkennis bij het begeleiden van kinderen.
bonusrol: groei is een bonus
C.14 Gebruikt correcte inhoudelijke en methodische achtergrondkennis bij het begeleiden van kinderen.
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
d.Communiceert met kinderen met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties 12.5 Doet aan talensensibilisering en gebruikt daarbij de aanwezige taaldiversiteit in de klas en/of brengt actief en speels vreemde talen in.
C.12 Speelt kwaliteitsvol in op kinderen en lokt actief kleutergedrag en ontwikkeling bij kleuters uit (tussenkomsten kiezen, aansluiten bij de eigenheid van kinderen, interactiemogelijkheden benutten, talensensibiliseren). C.13 Zet inhoudelijke achtergrondkennis en vaardigheden correct en geïntegreerd in bij het begeleiden van ontwikkelingsprocessen.
25
- Heeft de inhoud van een activiteit zelf onder de knie.
- Gaat in op inhoudelijke vragen van kleuters en geeft correcte, verrijkende impulsen.
- Realiseert wat methodisch werd voorbereid.
- Realiseert activiteiten volgens een gepaste methodiek.
- Toont doorheen het spontaan inspelen op kinderen parate kennis op vlak van * inhoud. * communicatie / expressie / multimedia. * methodisch handelen (methodiek).
12.4 Ziet en benut in diverse klassituaties het ontwikkelingspotentieel. a. Speelt flexibel in op diverse situaties die zich tijdens de dag voordoen en zet ze om in een leerervaring. b.Houdt rekening met de betekenis die kinderen aan de situatie geven (wat willen de kinderen, welke betekenis geven zij aan de gebeurtenis, welk spel lokt het bij hun uit (zie ook rol 4). 13.1 Put uit mediumspecifieke en culturele achtergrond (taal, beeld, beweging, muziek, drama, audiovisuele communicatie) om kinderen verder te brengen in hun interesses en expressie. 13.2 Gebruikt wetenschapsspecifieke basiskaders (psychologie, pedagogie, wiskunde, taal, motoriek, humane en natuurwetenschappen, en gezondheid techniek, WO …) in om de wereldverkennende interesses van kinderen inhoudelijk correct en uitdagend te ondersteunen. 13.3 Verruimt inhoudelijke basiskennis over leer- en ontwikkelingsgebieden voor het jonge kind om activiteiten diepgaand te begeleiden. 13.4 Versterkt multimediale communicatieve competenties i.f.v. het werken met kinderen. (Multimediaal betekent talige, muzikale, beeldende, motorische, dramatische en audiovisuele competenties).
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
26
2. Samen school maken
ROL 4 - PARTNER VAN HET KIND nummer decretale basiscompetenties
2.2 - 2.3 2.4 - 1.7
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
C.15 Bevordert emancipatie en participatie van kinderen.
C.15 Bevordert emancipatie en participatie van kinderen.
C.15 Bevordert emancipatie en participatie van kinderen.
- Geeft ruimte en stimuleert kleuters om een eigen inbreng te doen en ideeën aan te brengen tijdens het verloop van een activiteit.
- Hanteert werkvormen die kleuters de mogelijkheid geven om zelfstandig hun werk/opdrachten te plannen (cf. contractwerk). - Stimuleert de zelfstandigheid van kinderen (laat kleuters zoveel mogelijk zelf doen).
-
Geeft de kleuters de ruimte om een situatie/opdracht/activiteit op een eigen manier aan te pakken en vorm te geven.
- Ondersteunt kleuters in het zelfstandig kiezen en het nemen van initiatief.
- Overlegt met kleuters om te plannen en afspraken te maken.
-
Idem 2de jaar.
- Heeft oog voor (vrij) spel dat kleuters zelf opzetten en speelt er op in.
- Probeert in te spelen op onverwachte situaties en in te gaan op ideeën van kinderen en ze te volgen.
-
Speelt flexibel in op diverse situaties die zich tijdens de dag voordoen en zet ze om in een leerervaring. Vertrekt van wat kinderen belangrijk of interessant vinden in deze situaties.
- Stimuleert kinderen tot overleg (bij conflicten) en betrekt hen bij het maken van (nieuwe) afspraken tijdens een praatronde of kringgesprek (democratischcoöperatief overleg).
- Laat een groep groeien tot een coöperatieve klas: geeft kinderen inspraak en deelt met hen de verantwoordelijkheid op vlak van: * inrichting van de klas. * invulling / uitwerking van een thema. * organisatie (afspraken, taakverdeling).
-
-
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
Kan een klasraad (of schoolraad) organiseren en begeleiden (facultatief).
noodzakelijke voorwaarde
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013. C.15 Bevordert de emancipatie en participatie van kinderen. C.10 Handelt kwaliteitsvol, efficiënt, planmatig en flexibel. 15.1 Stimuleert kinderen tot het zelf vormgeven aan hun ontwikkeling, tot medeverantwoordelijkheid en actieve participatie voor klas- en schoolgebeuren en geeft hen daartoe de nodige ruimte en tijd. (zie ook 12.3 en 12.4). a. Geeft kleuters inspraak en verantwoordelijkheid bij planning en organisatie van het aanbod (kleuters kunnen mee beslissen over doelen, inhouden, werkvormen, thema’s…). b.Bouwt voldoende kansen en momenten in (structuren creëren, werkvormen en strategieën kunnen hanteren) die kinderen stimuleren tot mondigheid / eigen initiatief / medeverantwoordelijkheid/ participatie / inspraak en waarin kinderen eigen keuzes kunnen uitwerken volgens eigen interesse en mogelijkheden (vb. contractwerk opzetten…). 10.2 Kan samen met kinderen plannen en kan kinderen stimuleren in planmatige handelen. 15.2 Verkent en helpt mogelijkheden uitbouwen om kleuters inspraak -en participatiemogelijkheden op schoolniveau te geven.
27
ROL 5 - PARTNER VAN HET TEAM nummer decretale basiscompetenties
7.1 7.2 7.5
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013.
C.16 Overlegt en werkt samen in team en communiceert in een gepast register.
C.16 Overlegt en werkt samen in team en communiceert in een gepast register.
C.16 Overlegt en werkt samen in team en communiceert in een gepast register.
C.16 Overlegt en werkt samen binnen het team.
- Communiceert helder, doelgericht en in gepast register (stijl) met de mentor
- Idem 1ste jaar.
-
Communiceert mondeling en schriftelijk helder, doelgericht en in gepast register.
16.3 Treedt adequaat in Standaardnederlands in interactie met alle leden van het schoolteam. a. Voert doelgericht verschillende soorten gesprekken afhankelijk van de klas- en schoolcontext. b.Geeft een korte, heldere uiteenzetting en maakt daarbij flexibel gebruik van ondersteuning in schrift en beeld. c. Schrijft doelgericht verschillende soorten korte teksten afhankelijk van klas- en schoolcontext.
- Stelt zich voor aan een mentor.
- Stelt zich voor aan de mentor en aan andere schoolteamleden.
-
Voelt zich thuis in de school: integreert zich in het schoolteam en schoolleven.
16.1 Neemt initiatief tot samenwerken en overleg in het (school)team.
- Neemt initiatief om met de mentor te communiceren over de stageopdrachten (afspraken maken en nakomen).
- Idem 1ste jaar.
-
Idem 1ste jaar.
- Informeert en overlegt met de mentor over de stage-opdrachten: * keuze en uitwerking belangstellingscentra / thema’s. * gebruik van observatieinstrumenten. * momenten van observeren.
-
Idem 2de jaar
- Werkt in team door zich te informeren bij leermeesters (LO, godsdienst), GOK- en zorgleerkrachten…
-
Neemt initiatieven om in team samen een onderwijsaanbod uit te werken. Neemt klasoverstijgende initiatieven.
- Weet dat een onderwijsaanbod voor kinderen gerealiseerd wordt door een team van leerkrachten.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
-
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
16.2 Werkt op een constructieve manier in groep samen aan een gemeenschappelijk doel met respect voor de vergader- en werkcultuur en op basis van gelijkwaardigheid en wederkerigheid. a. Kan binnen een klas/schoolsituatie (taakgericht en groepsgericht) samenwerken en vergaderen met medestudenten / mentoren/ klasmentor / GOK-leerkracht / leermeester…. b.Realiseert de eigen opdracht in samenwerking met de leden van het schoolteam en rekening houdend met de schoolcultuur.
28
- Ziet relevante klas- en schooltaken en is bereid die op te nemen (klasassistentschap).
- Neemt het klasassistentschap ter harte. - Is bereid om relevante schooltaken op te nemen.
-
Idem 2de jaar.
-
Toont op vergaderingen en overlegmomenten: * engagement en beschikbaarheid. * respect voor diversiteit in het team (verschillen in visie, waarden, culturen…). * respectvol een eigen mening. * Werkt actief mee in de organisatie van schoolactiviteiten.
- Toont zich medeverantwoordelijk voor het klaslokaal.
- Neemt de verantwoordelijkheid voor het klaslokaal op.
-
Idem 2de jaar.
- Toont respect voor de diversiteit in de groep medestudenten (verschillen in visie, waarden, culturen...) en geeft respectvol de eigen mening.
- Gaat respectvol om met verschillen in opvattingen, overtuigingen en andere culturele achtergronden bij studenten en stagementoren. - Maakt eigen mening en visie bespreekbaar.
-
Idem 2de jaar.
- Werkt taakgericht en heeft daarbij oog voor het groepsproces.
- Gaat in conflictsituaties bij taakgericht groepswerk constructief in gesprek.
-
Neemt in het kader van stageopdrachten initiatief tot overleg en samenwerking, organiseert / leidt een vergaderingen, werkt taakgericht en heeft daarbij oog voor het groepsproces.
- Neemt verantwoordelijkheid op en komt afspraken na in taakgericht groepswerk.
- Vindt evenwicht tussen zelfstandig functioneren en groepsbelang.
- Idem 2de jaar.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
c. Kan omgaan met de diversiteit binnen een team: toont respect voor de culturele achtergrond, waardenbeleving en onderwijsvisie van teamleden en heeft tegelijk aandacht voor / houdt rekening met eigen grenzen. d.Kan meewerken aan / bijdragen tot het creëren van een ontwikkelingsgerichte schoolcultuur (= school waar men gericht is op samenwerken, professionalisering en vernieuwing). e. Vindt een balans tussen enerzijds authentiek / zelfstandig functioneren en anderzijds het groepsbelang.
29 1.4 3.1 3.3 7.3
C.17 Situeert op een kritische wijze het eigen onderwijsaanbod binnen de afspraken die op de stageschool leven.
C.17 Situeert op een kritische wijze het eigen onderwijsaanbod binnen de afspraken die op de stageschool leven.
C.17 Situeert op een kritische wijze het eigen onderwijsaanbod binnen de afspraken die op de stageschool leven.
C.17 Werkt mee in het schoolteam aan een horizontale en verticale samenhang in het programma-aanbod.
- Zoekt bij de samenstelling van het aanbod naar afstemming tussen afspraken binnen de stageschool en verwachtingen van de opleiding. - Overlegt hierover op een correcte manier. - Verantwoordt zijn keuzes.
-
17.1 In overleg met collega’s het eigen onderwijsaanbod kunnen situeren in het geheel van het onderwijsaanbod. a. Heeft kennis van ontwikkeling- en leerlijnen en verwantschappen tussen leergebieden (horizontale en verticale verbanden). b.Overlegt met collega’s om de verticale groeilijnen in ontwikkelingsdoelen en aanbod vorm te geven en te bewaken. c. Overlegt met collega’s om een horizontale samenhang tussen verschillende ontwikkelingsgebieden vorm te geven.
-
-
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
Toont kennis van ontwikkelingslijnen en verwantschappen tussen leer / ontwikkelingsgebieden. Informeert zich bij de mentor / collega's over de keuzes van de school. Integreert dit (op kritische wijze) in het eigen aanbod. Verantwoordt zijn keuzes.
Is geïnformeerd over en neemt deel aan initiatieven m.b.t. overgang (naar 1ste leerjaar, instappers, BUO…).
noodzakelijke voorwaarde
d.Overlegt met collega’s om de overgang van thuis / kinderopvang naar kleuteronderwijs en van kleuteronderwijs naar lager onderwijs of buitengewoon onderwijs vlotter te laten verlopen door concrete maatregelen te nemen en afspraken te maken (doorgaande lijn en doorstroming realiseren).
30
7.3
C.18 Werkt mee aan het opvoedingsproject en het schoolwerkplan van de stageschool.
C.18 Werkt mee aan het opvoedingsproject en het schoolwerkplan van de stageschool.
C.18 Werkt mee aan het opvoedingsproject en het schoolwerkplan van de stageschool.
C.18 Werkt mee in het schoolteam aan de realisatie van het opvoedingsproject / schoolwerkplan
- Informeert naar de leefregels van een school en respecteert ze.
- Informeert naar de leefregels van de school en integreert ze op passende wijze in het eigen handelen.
-
Informeert zich over het opvoedingsproject / schoolwerkplan van de school en laat de eigen stage en handelen hierbij aansluiten.
18.1 Neemt initiatief en participeert aan allerlei klasoverstijgende, schoolondersteunende evenementen (schoolfeesten, projecten…).
- Weet dat een school een opvoedingsprojectschoolwerkplan realiseert.
- Neemt kennis van het opvoedingsproject / schoolwerkplan van een school.
-
Reflecteert respectvol op een schoolcultuur.
18.2 Engageert zich actief voor de realisatie en actualisering van het opvoedingsproject en het schoolwerkplan a. door het in de klaspraktijk te concretiseren / integreren. b.door het eigen pedagogisch en didactisch handelen bespreekbaar te maken in team (erover reflecteren en feedback integreren in eigen handelen). c. door zich te engageren in allerlei overleg / participatieorganen / werkgroepen in de scholengemeenschap die bijdragen tot de realisatie van het opvoedingsproject en schoolwerkplan. 18.3 Functioneert op authentieke wijze binnen het pedagogisch en levensbeschouwelijk concept van een school. a. Kijkt respectvol naar het waardenkader van een school en houdt er in zijn gedrag rekening mee. b.Kan vormgeven aan de levensbeschouwelijke dimensie van het eigen Christelijke leraarschap: participeert op constructieve wijze aan de implementatie van het Christelijk opvoedingsproject in het eigen professionele handelen. c. Heeft kennis van en kan een eigen standpunt innemen rond de verschillende levensbeschouwelijke visies (kaders & documenten) die in diverse Vlaamse onderwijsnetten worden gebruikt vanuit een open grondhouding en met de nodige kritische zin.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
31
ROL 6 - PARTNER VAN OUDERS / OPVOEDERS nummer decretale basiscompetenties
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013.
C.19 Communiceert - in overleg met mentor - op respectvolle wijze met ouders / opvoeders, betrekt hen bij het klasgebeuren en participeert aan ouderinitiatieven op school.
C.19 Communiceert - in overleg met mentor - op respectvolle wijze met ouders / opvoeders, betrekt hen bij het klasgebeuren en participeert aan ouderinitiatieven op school.
C.19 Communiceert - in overleg met mentor - op respectvolle wijze met ouders / opvoeders, betrekt hen bij het klasgebeuren en participeert aan ouderinitiatieven op school.
C.19 Bevordert de participatie van ouders door in dialoog te gaan, betrokkenheid te realiseren, inspraak en medeverantwoordelijkheid te verlenen (ouders zijn volwaardige partners).
- Heeft respect voor de thuissituatie van het kind.
- Aanvaardt de diversiteit aan waarden en opvoedingsnormen bij ouders.
-
Heeft oog voor de invloed van de thuissituatie op de ontwikkeling van kleuters.
19.1 Toont in zijn omgang / handelen dat hij ouders als belangrijke, volwaardige partners beschouwt, erkent hen als eerste opvoedingsverantwoordelijken en benut hun ervaringsdeskundigheid.
- Legt tijdens informele momenten (poort / klasdeur) respectvol contact met ouders.
- Zoekt, in overleg met de mentor, naar mogelijkheden om ouders op gepast bij het klasgebeuren te betrekken.
-
Neemt initiatieven om contact te leggen met ouders. Informeert ouders over het eigen aanbod. Bouwt in de klaswerking kansen in voor ouders om te participeren. Voert een eenvoudig gesprek met een ouder en interpreteert de informatie respectvol.
19.2 Communiceert op adequate wijze met ouders / verzorgers over het kind in de school (op basis van overleg met stagementoren / medestudenten / externen). a. Informeert over het ontwikkelingsverloop van het kind (ouders helpen zicht krijgen op relevante kenmerken van hun kind en op basis hiervan weloverwogen kunnen kiezen). b.Voert doelgericht verschillende soorten gesprekken: dialogeren over opvoeding en onderwijs, een gesprek over ondersteuning thuis,… c. Kent de beschikbare hulpverleningsinstanties en brengt ouders hiermee in contact. d.Communiceert in Standaardnederlands of in een passend register met ouders / opvoeders met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties (een korte, heldere uiteenzetting geven en daarbij flexibel gebruikmaken van ondersteuning in schrift en beeld;
-
-
kernrol: moet behaald worden
Communiceert in een passend register met ouders en opvoeders (o.a. briefje voor ouders, heen-enweer-schriftje).
bonusrol: groei is een bonus
-
Gaat samen met mentor (of in supervisie van mentor) in gesprek met ouders of opvoedingsverantwoordelijken over de vorderingen of het welbevinden van het kind en doet dit op een aangename en deontologisch verantwoorde wijze.
-
Communiceert in een passend register met ouders, in het bijzonder met anderstalige ouders.
-
Rapporteert op een gepaste manier schriftelijk over het kind (naar ouders).
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
32
doelgericht verschillende soorten korte teksten schrijven afhankelijk van de klas- en schoolcontext; aangepaste strategieën inzetten om te communiceren met anderstalige ouders…). 19.3 Betrekt ouders bij het klas- en schoolgebeuren, met respect voor de diversiteit van ouders (respect voor en rekening houdend met hun culturele achtergrond, waardenbeleving en verwachtingen i.v.m. onderwijs). 19.4 Gaat discreet om met achtergrondinformatie van kind en ouders.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
33
ROL 7 - LID VAN EEN BREDE SCHOOL EN CULTUURPARTICIPANT nummer decretale basiscompetenties
1.8 1.9 1.10 2.5
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
C.20 Werkt multidiciplinair samen in het kader van zorgverstrekking.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
C.20 Werkt multidiciplinair samen in het kader van zorgverstrekking.
C.20 Werkt multidiciplinair samen in het kader van zorgverstrekking.
-
Informeert naar het zorg- en gelijke kansen beleid en werkwijze van de school.
- Toont een feeling voor kleuters die extra zorg vragen.
-
Stelt in overleg met CLB en zorg coördinator eigen beeldvorming over een kind bij.
- Gaat in overleg met de mentor over kinderen met een zorgvraag en vraagt discreet informatie.
-
Informeert naar zorginitiatieven die voor een welbepaalde kleuter geboden worden.
- Volgt de aanwijzingen van de mentor bij het begeleiden van kinderen met een zorgvraag.
-
Gaat in overleg over eigen bijdrage die kan geboden worden. Stuurt het aanbod in de klas bij of voorziet extra’s voor bepaalde zorgvragen.
- Gebruikt een observatie-instrument in de stageklas.
kernrol: moet behaald worden
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
bonusrol: groei is een bonus
-
-
Woont multidisciplinaire vergaderingen bij.
-
Zet een bijkomend observatieinstrument in.
-
Zoekt gericht naar informatie i.v.m. ontwikkelingsproblemen of -vragen van kinderen.
-
Stelt een handelingsplan op voor een zorgkleuter.
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013. C.20 Werkt multidisciplinair samen in het kader van zorgverstrekking met verschillende participanten (kind, ouders, collega’s, externe instanties) C.14 Neemt, in overleg met de mentor en aansluitend bij de zorgwerking van een school, zorginitiatieven voor kinderen met specifieke zorgvragen. 20.1 Participeert aan het zorg- en gelijke-onderwijs-kansen beleid van de school. a. Kan de zorgvraag van een kleuter hierin situeren. b.Kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school. 20.2 Werkt samen en overlegt met team (medestudenten, stagementoren), externen en ouders op vlak van preventie, remediëring, doorstroming, oriëntering en op sociaal / emotioneel vlak. a. Bepaalt samen met collega’s (stagementoren) en externen observatiecriteria, -technieken en -instrumenten om risicokleuters te detecteren, probleemgedrag te herkennen, hulpvragen te expliciteren. b.Bevraagt en overlegt met collega’s (stagementoren / GOKleerkracht,…) externen en ouders omtrent diagnostische gegevens, schoolloopbaan en andere relevante informatie betreffende de kinderen (systematische gegevensverzameling,
34
interpretatie van gedragingen, interventies bespreken). c. Beluistert het beeld dat CLB, collega’s en ouders geven van kinderen met speciale opvoedingsvragen. d.Formuleert in overleg met collega’s (stagementoren / GOKleerkracht) en externen adviezen over de voortgang van kleuters in hun schoolloopbaan. e. Informeert zich breed over de rol van paramedici, vakcollega’s, ondersteuners en andere professionelen in de begeleiding van kinderen met speciale noden, relevante keuzemogelijkheden inzake doorstroming en oriëntering… f. In samenwerking met medestudenten, mentoren en externen (CLB) op een planmatige wijze hulp bieden bij diagnose, remediëring, problemen op sociaal-emotioneel gebied en ouders actief betrekken bij de probleemanalyse en de ondersteuning van kinderen. 14.1 Herkent via aangeboden kaders specifieke zorg- en ondersteuningsvragen van kinderen en gaat op zoek naar mogelijkheden om deze aan te pakken (o.a. leerzorgkader, leerlingvolgsystemen). 14.2 Maakt, in overleg met de mentor, binnen de klaswerking expliciet ruimte om zorginitiatieven systematisch te realiseren via handelingsplannen (aanreiken van gepaste hulpmiddelen, stellen van realistische doelen, systematisch observeren en opvolgen, reflecteren over effectiviteit …). 14.4 Verkent vanuit praktijkervaring een bepaald ontwikkelings- en leerprobleem, bv. kinderen met dyslexie, dyspraxie, dyscalculie, faalangst, ADHD, hoogbegaafdheid.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
35
8.1 8.2
C.21 Werkt gelijkwaardig samen met partners in een breed netwerk met als doel een kwaliteitsvolle ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen.
- De student verkent de schoolomgeving voor hij aan de stage begint.
C.21 Werkt gelijkwaardig samen met partners in een breed netwerk met als doel een kwaliteitsvolle ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen.
C.21 Werkt gelijkwaardig samen met partners in een breed netwerk met als doel een kwaliteitsvolle ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen.
C.21 Werkt gelijkwaardig samen met partners in een breed netwerk met als gemeenschappelijk doel een kwaliteitsvolle ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen (brede school).
- Heeft notie van initiatieven die in een schoolcontext aanwezig zijn (vb. naschoolse opvang, samenwerking met bib…).
-
Heeft interesse voor diensten die nauw aan de school verbonden zijn (naschoolse opvang, kinderwerking, ouderwerking…), informeert zich hierover en integreert waar mogelijk.
21.1 Benut opportuniteiten (onderwijsbetrokken initiatieven) die zich aanbieden en die gericht zijn op kinderen en jongeren of leerkracht / teamondersteuning.
- Zoekt naar externe initiatieven, kansen uit de buurt om eigen aanbod te verrijken.
-
Verrijkt het eigen klasaanbod met externe onderwijsbetrokken initiatieven en opportuniteiten uit de buurt en pakt dit zelfstandig aan.
- Communiceert met externen in Standaard Nederlands / gepast register.
-
Idem 2de jaar.
-
Participeert aan schoolinitiatieven die naar buiten gericht zijn (uitstappen, extra murosactiviteiten…).
21.2 Wil zich samen met partners uit verschillende organisaties en sectoren engageren en actief op zoek gaan naar gemeenschappelijke doelen, gedeelde zorgen en gezamenlijke acties met als doel te komen tot een brede en kwaliteitsvolle ondersteuning van kinderen en jongeren. 21.3 Treedt adequaat in Standaardnederlands in interactie met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven.
C.5 1.12 2.4 2.7
C.22 Onderneemt concrete acties om kinderen te leren omgaan met diversiteit.
C.22 Onderneemt concrete acties om kinderen te leren omgaan met diversiteit.
C.22 Onderneemt concrete acties om kinderen te leren omgaan met diversiteit.
- Heeft oog voor de diversiteit aan culturen in de klas- en in de schoolomgeving en gaat er respectvol mee om.
- Idem 1ste jaar.
-
- Onderschrijft het belang van 'omgaan met diversiteit' om kinderen gelijke onderwijskansen te bieden.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
Gebruikt de sociale en culturele diversiteit binnen de klasgroep in de eigen onderwijspraktijk. Onderneemt concrete acties om kinderen te leren omgaan met diversiteit.
noodzakelijke voorwaarde
Gaat bewust om met eigen houding en waarden in een pedagogische context. C14 Neemt in overleg met de mentor een aansluitend bij de zorgwerking van een school, zorginitiatieven voor kinderen met specifieke zorgvragen 14.3 Zoekt in overleg met de mentor naar mogelijkheden om de uiteenlopende diversiteit binnen de kleutergroep als bijkomende leerkans te gebruiken voor alle kinderen (kinderen met handicap, beperktheid, specifieke eigenheid…). 5.4 Gaat op een interculturele wijze om met de diversiteit aan waarden binnen de klasgroep.
36
3.1 10.1 5.1
C.23 Profileert zich vanuit eigen talenten binnen de schoolcontext en doet van daaruit vernieuwende bijdragen.
C.23 Profileert zich vanuit eigen talenten binnen de schoolcontext en doet van daaruit vernieuwende bijdragen.
C.23 Profileert zich vanuit eigen talenten binnen de schoolcontext en doet van daaruit vernieuwende bijdragen.
C.27 Profileert zichzelf vanuit eigen talenten binnen de schoolcontext en doet van daaruit vernieuwende bijdragen.
- Kan eigen talenten of interesse verwoorden.
- Probeert eigen talenten of interesses in te brengen in de klascontext.
-
27.1 Geeft eigen talenten en interesses aan.
Zet eigen talenten en interesses doelbewust in, (in de klascontext en schoolcontext).
27.2 Neemt gericht initiatieven om ze te versterken. 27.3 Neemt een leidende rol in samenwerkingssituaties waarin deze talenten en interesses specifiek worden aangesproken. Neemt grensverleggende initiatieven wanneer deze talenten en interesses in de onderwijspraktijk worden aangesproken.
C.28 Engageert zichzelf sociaal cultureel-mondiaal. 28.1 Neemt een kritisch en persoonlijk standpunt over eigen identiteit in (op sociaal, cultureel, religieus / levensbeschouwelijk vlak). 28.2 Heeft kritische en brede belangstelling voor actuele gebeurtenissen en ontwikkelingen (op sociaal, economisch, politiek, mondiaal, levensbeschouwelijk, cultureel, wetenschappelijk vlak. 28.3 Engageert zich vanuit eigen talent en interesse actief in het sociaal, cultureel en mondiaal leven in de lokale gemeenschap.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
37
3. Onderwijs ontwikkelen
ROL 8 - VERNIEUWER EN ONDERZOEKER nummer decretale basiscompetenties
5.2 9.1 9.2 10.1
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
C.24 Verkent interessante nieuwe opvoedings- en onderwijsideeën, leermiddelen en praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten en verzamelt hierover gegevens.
C.24 Verkent interessante nieuwe opvoedings- en onderwijsideeën, leermiddelen en praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten en verzamelt hierover gegevens.
C.24 Verkent interessante nieuwe opvoedings- en onderwijsideeën, leermiddelen en praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten en verzamelt hierover gegevens.
- Documenteert zich breed voor de stage of voor opdrachten tijdens de opleiding.
- Documenteert zich breed, kwaliteitsvol en gestructureerd in voorbereiding op de stage en opdrachten op de opleiding.
-
Is vertrouwd met een variatie aan kwaliteitsvolle informatiebronnen (vnl. i.v.m. ontwikkeling van en onderwijs aan jonge kinderen).
- Heeft relevant cursusmateriaal doorgenomen bij het voorbereiden van de stage.
- Is gedocumenteerd alvorens een nieuwe vorm van onderwijsactiviteit aan te vatten.
-
Bepaalt gericht waarvoor bijkomende informatie nodig is.
- Zoekt naar interessante en gevarieerde bronnen. - Weet een kwaliteitsvolle bron van een andere te onderscheiden.
- Zoekt efficiënt naar informatie (zoekfunctionaliteit, trefwoord…).
-
Zoekt efficiënt nieuwe bronnen in de eigen moedertaal en één andere Europese taal op en benadert ze met kritische zin.
- Geeft zijn bronnen op een correcte wijze weer.
- Verzamelt op een gestructureerde manier informatie.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013. C.23 Verkent nieuwe opvoedingsen onderwijsideeën en praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten in onderwijs en opvoeding voor het jonge kind en integreert (in overleg met de mentor) elementen in de eigen onderwijspraktijk. C.24 Verkent nieuwe leermiddelen en implementeert ze in overleg met de mentor in de eigen onderwijspraktijk. C.8 Werkt aansluitend bij interesses en noden van een kleutergroep een breed ontwikkelingsstimulerend en samenhangend onderwijsaanbod uit. 23.1 Neemt kennis van opvoeding- en onderwijsrelevante ideeën in onderzoek dat focust op ontwikkeling van jonge kinderen. 23.2 Zoekt actief naar kanalen met nieuwe bruikbare onderwijs- en opvoedingsideeën voor de eigen praktijk. a. Raadpleegt op een efficiënte manier uiteenlopende bronnen in eigen moedertaal en in minimaal één andere Europese taal. 8.9
Raadpleegt kwaliteitsvolle bronnen bij de samenstelling van het aanbod.
38 5.1 5.2
C.25 Werkt onderzoeksgericht aan onderwijsontwikkeling.
C.25 Werkt onderzoeksgericht aan onderwijsontwikkeling.
C.25 Werkt onderzoeksgericht aan onderwijsontwikkeling.
C.25 Werkt onderzoeksgericht aan onderwijsontwikkeling.
- Verbindt ervaringen uit de praktijk met de theorie die op de opleiding gegeven wordt.
- Idem 1ste jaar.
-
25.1 Toont een onderzoekende en probleemoplossende houding waarbij gestreefd wordt naar een verbetering.
Analyseert een onderwijsprobleem, plaatst het in een brede context en leidt er onderzoeksvragen en deelvragen uit af. - Selecteert de belangrijkste vragen en formuleert hypothesen.
- Formuleert een onderzoeksvraag voor de eigen praktijk. - Denkt genuanceerd na over deze onderzoeksvraag en plaatst ze in een bredere context. - Kent een aantal onderzoeksmethodes en probeert deze toe te passen.
-
Kan met begeleiding geschikte onderzoeksmethoden selecteren en toepassen om bijkomende informatie te verzamelen
- Denkt na over acties om de eigen praktijk te verbeteren.
- Zoekt naar acties om aan een onderzoeksvraag / de eigen praktijk te werken. - Weet welk resultaat hij beoogt met zijn acties.
-
Selecteert onderzoeks vragen, methodes en acties en zet ze om in een concreet plan.
- Brengt informatie uit bronnen tot een geheel samen.
- Weet wat betrouwbaarheid en validiteit is en checkt dit bij informatie. - Kan informatie analyseren en samenbrengen tot een geheel.
-
Schat zelf gegenereerde informatie in op vlak van * bruikbaarheid voor het eigen onderzoek. * betrouwbaarheid en validiteit. Analyseert onderzoeksgegevens. Trekt uit zijn onderzoek conclusies, rekening houdend met de context. Formuleert aanbevelingen. Neemt op basis van eigen onderzoek een beredeneerd standpunt in.
-
- Presenteert informatie op een boeiende en gepaste manier.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
-
noodzakelijke competentie
Presenteert een onderzoeksrapport aan het werkveld en op de opleiding.
noodzakelijke voorwaarde
25.2 Toont een elementair niveau van praktijkgerichte onderzoeksvaardigheden. a. Handelt methodologisch: specifieke kennisverwerving; een onderzoeksvraag formuleren; een onderzoeksplan uitdenken; verzamelen, selecteren en organiseren van informatie, gegevens en bronnenmateriaal; bepalen van de kwaliteit van het verzamelde materiaal; verwerven van gegevens; conclusies trekken, verklaringen zoeken, kritisch reflecteren over het gevoerde onderzoek; bepalen en beargumenteren van eigen standpunt, systematisch en talig voldoende. b.Presenteert een onderbouwd afgewerkt product (het eindproduct kan variëren in verschijningsvorm: een verslag, presentatie, een werkend prototype).
39
5.1 5.2 1.6
C.26 Zet op verantwoorde manier creatieve oplossingen of nieuwe ideeën in de eigen onderwijspraktijk in.
C.26 Zet op verantwoorde manier creatieve oplossingen of nieuwe ideeën in de eigen onderwijspraktijk in.
C.26 Zet op verantwoorde manier creatieve oplossingen of nieuwe ideeën in de eigen onderwijspraktijk in.
C.23 Verkent nieuwe opvoedingsen onderwijsideeën en praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten in onderwijs en opvoeding voor het jonge kind en integreert (in overleg met de mentor) elementen in de eigen onderwijspraktijk. C.24 Verkent nieuwe leermiddelen en implementeert ze in overleg met de mentor in de eigen onderwijspraktijk. 23.3 Implementeert (in overleg met de mentor) elementen van nieuwe onderwijs- en opvoedingsideeën of inzichten in de klas- of schoolwerking. a. Reflecteert samen met de mentor kritisch over kwaliteit van nieuwe onderwijs- en opvoedingsideeën en inzichten. b.Tracht op een originele en creatieve manier nieuwe onderwijs- en opvoedingsideeën te implementeren.
- Toont interesse voor bepaalde oplossingen, ideeën. - Probeert creatief te zijn bij het zoeken naar materialen en ideeën. - Overlegt met de mentor over nieuwe initiatieven die hij wil nemen.
- Toont creativiteit bij het vertalen of aanpassen van nieuwe materialen / inzichten naar de praktijk. - Probeert in overleg met de mentor nieuwe dingen uit, verlegt eigen grenzen.
-
-
-
Implementeert (in overleg met de mentor) elementen van praktijkgericht onderzoek in de klasof schoolwerking. Gaat creatief te werk bij het uitwerken van nieuwe materialen of een aanpak (is vindingrijk in bedenken van alternatieve benaderingen). Levert een bijdrage aan vernieuwingen in het werkveld waarin men tewerkgesteld is.
24.1 Zoekt actief naar kanalen om nieuwe leermiddelen te leren kennen en zet ze in overleg met de mentor doelmatig in. Reflecteert samen met de mentor kritisch op de mogelijkheden voor de eigen onderwijspraktijk. 24.2 Bestudeert nieuwe methoden en handleidingen en zet ze doelmatig in. a. Weegt ze kritisch af t.a.v. visie op kleuteronderwijs en beoogde leeren ontwikkelingsprocessen. b.Raadpleegt efficiënt uiteenlopende bronnen in eigen moedertaal en in minimaal één andere Europese taal. 24.3 Gaat creatief te werk bij het ontwikkelen van nieuwe materialen.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
40
7.1
C.27 Weet vanuit inzichten in veranderingsmanagement dat vernieuwingsprocessen complex kunnen verlopen.
C.27 Weet vanuit inzichten in veranderingsmanagement dat vernieuwingsprocessen complex kunnen verlopen.
- Kan eigen ambitie en het werken in een studententeam met elkaar verenigen.
C.27 Weet vanuit inzichten in veranderingsmanagement dat vernieuwingsprocessen complex kunnen verlopen.
C.26 Weet vanuit inzichten in veranderingsmanagement dat vernieuwingsprocessen complex kunnen verlopen.
-
Weet wat weerstand bij vernieuwing is en herkent signalen bij zichzelf (en bij anderen).
26.1 Kent stappen om een verandering succesvol te doorlopen.
-
Weegt de haalbaarheid van vernieuwende ideeën af binnen een team. Ziet eigen positie als stagiair (in vernieuwingsrol) t.a.v. een team. Geeft eigen ambitie een plaats in de werk / stagecontext….
-
26.4 Herkent signalen van weerstand bij zichzelf, anderen. 26.2 Weegt haalbaarheid van vernieuwende ideeën af binnen een team. 26.3 Ziet de eigen positie als stagiair (in vernieuwingsrol) t.a.v. een team. 26.5 Geeft eigen ambitie een plaats binnen een specifieke groep.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
41
4. Kwaliteit bewaken
ROL 9 - EIGEN PROFESSIONELE GROEI EN PERMANENT LEREN STUREN (ZELF- EN BIJSTURING) nummer decretale basiscompetenties
9.1 9.2 10.1
5.3 7.3
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013.
C.28 Reflecteert over eigen onderwijsopvattingen en gaat er op positieve wijze over in gesprek.
C.28 Reflecteert over eigen onderwijsopvattingen en gaat er op positieve wijze over in gesprek.
C.28 Reflecteert over eigen onderwijsopvattingen en gaat er op positieve wijze over in gesprek.
C.22 Gaat op constructief kritische wijze in gesprek over onderwijsopvattingen en -ontwikkelingen.
- Vraagt uitleg, informeert zich bij leerkrachten over bepaalde keuzes in het lesgeven, aanbod.
- Gaat bij ervaren leerkrachten / mentoren in dialoog over onderwijsaanpak.
-
Beargumenteert de eigen keuzes in onderwijsaanpak (opvatting) en stemt ze kritisch af op de visie / aanpak van opvoeding en onderwijs op de werkplek.
- Verkent verschillende onderwijs- en opvoedingsvisies.
- Staat open voor vernieuwingstendensen en onderwijsontwikkelingen die in de actualiteit staan.
-
Idem 2de jaar.
22.1 Wordt zich bewust van de eigen subjectieve onderwijsvisie door: a. Op de eigen onderwijspraktijk te reflecteren. b.Verschillende onderwijs en opvoedingsvisies te verkennen. c. Vlaamse en internationale maatschappelijke ontwikkelingen m.b.t. onderwijskundige thema’s en beleidsvoering te verkennen.
- Geeft elementen aan van de eigen subjectieve onderwijsvisie.
- Toont in gesprekken een groeiende bewustwording van eigen vooronderstellingen die de subjectieve onderwijsvisie en handelen bepalen.
-
Is zich bewust van de eigen professionele identiteit. Brengt dit denken over onderwijs genuanceerd onder woorden.
C.29 Stelt zich open voor positieve en kritische feedback en reflecteert zelfstandig over het eigen functioneren.
C.29 Stelt zich open voor positieve en kritische feedback en reflecteert zelfstandig over het eigen functioneren.
C.29 Stelt zich open voor positieve en kritische feedback en reflecteert zelfstandig over het eigen functioneren.
- Heeft kennis van de basiscompetenties van de leraar kleuteronderwijs en de competenties die de opleiding vooropstelt.
- Kan zichzelf met hulp van een lector, mentor realistisch situeren in de beheersing van vooropgestelde competenties.
-
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
Kan zich realistisch situeren in de beheersing van de vooropgestelde competenties.
noodzakelijke voorwaarde
22.2 Expliciteert een eigen onderwijsvisie, kan ze beargumenteren en erover communiceren met collega’s en externen.
C.29 Reflecteert over het eigen professionele handelen (kunnen en durven bevragen van de efficiëntie en effectiviteit van het eigen handelen) en staat open voor feedback.
42
- Kan aangeven wat goed ging en wat niet. - Kan aangeven wat het eigen aandeel is.
- Is zelfkritisch ingesteld en leert uit ervaring. - Is zich bewust van zijn zwakke en sterke kanten in het professioneel functioneren.
-
Neemt het initiatief om eigen functioneren in alle aspecten ter discussie te stellen.
- Stelt zich open en gebruikt feedback en informatie van anderen om zicht te krijgen op het eigen functioneren. - Gelooft in de eigen veranderbaarheid.
- Integreert daarbij informatie uit feedback van anderen, theoretische inzichten en de eigen subjectieve onderwijsvisie. - Gebruikt feedback of een mislukking als een leerkans.
-
Maakt reflectie tot professionele gewoonte.
- Reflecteert schriftelijk en mondeling over de praktijk (probleemsituaties en leerkansen die zich voordoen).
-
Idem 2de jaar.
- Formuleert, op basis van feedback en eigen inzichten, aandachtspunten en leerpunten. - Leidt hieruit acties af waarbij sterke kanten optimaal benut worden of zwakke kanten verbeteren.
-
Idem 2de jaar.
-
Maakt zelfstandig een systematisch actieplan om bij te sturen en te versterken. (POP).
- Formuleert met hulp van de mentor / lector nieuwe leerpunten en acties.
29.1 Kan kritisch reflecteren over het eigen handelen. a. Gelooft in eigen veranderbaarheid en de rol van reflectie hierin (= voorwaarde om tot reflectie te komen). b.Het eigen professionele functioneren en de professionele omgeving in vraag durven willen stellen. Een zelfbeoordelingsvermogen ontwikkelen afgestemd op externe beoordeling. c. Stuurt de eigen relaties met kinderen bij vanuit reflectie en verwijst daarbij naar eigen grenzen en het persoonlijk aanvoelen van de pedagogische relatie. d.Beseft de impact van eigen waarden en normen in de omgang met kinderen en kan deze eventueel bijsturen (cfr 5.1). e. Doet aan reflectief ervaringsleren: door te reflecteren op de ervaringen van elke dag, door stil te staan bij reacties van omstaanders… ontwikkelt de student een breder handelingsrepertoire (cfr 26.3). f. Kan nagaan / bewaken: verifiëren met behulp van documenten (ontwikkelingsplan, leerplannen…) of het onderwijs(aanbod) bijdraagt tot de realisatie van (voor) opgestelde (ontwikkelings)doelen. (= nagaan of men doelgericht werkt). g.Kennis hebben van kwaliteitscriteria van een goede leerkracht (met ondersteuning van externen) en zichzelf realistisch kunnen situeren in de beheersing ervan. 29.2 Staat open voor en gaat actief op zoek naar feedback / advies (van anderen) over eigen handelen. Neemt initiatief tot en staat open voor advies / suggesties / feedback uit super / intervisiegesprekken en evaluatiegesprekken.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
43
5.1 5.2 5.3
C.30 Stuurt professionele handelen bij met het oog op levenslang leren.
- Neemt initiatief om te werken aan de eigen werkpunten.
kernrol: moet behaald worden
C.30 Stuurt het professionele handelen bij. C.31 Werkt aan loopbaanontwikkeling en levenslang leren.
C.30 Stuurt professionele handelen bij met het oog op levenslang leren.
C.30 Stuurt professionele handelen bij met het oog op levenslang leren.
- Gaat op eigen initiatief op zoek naar mogelijkheden om kennis en vaardigheden bij te sturen of te verdiepen.
-
Gaat op zoek naar mogelijkheden om het eigen handelen op een onderbouwde manier te optimaliseren.
30.2 Gaat actief op zoek naar mogelijkheden om het eigen handelen te optimaliseren.
- Neemt initiatief om te werken aan de eigen werkpunten en de eigen professionaliteit te ontwikkelen.
-
Neemt initiatief om planmatig te werken aan de ontwikkeling van zijn bekwaamheid op basis van een goede analyse van zijn competenties.
30.1 Vertaalt feedback, falen of tegenslagen naar concrete leer- en verbeterpunten (= assertiefconstructief omgaan met (negatieve) feedback) en gebruikt feedback van anderen (mentor, directies, lectoren…) om eigen functioneren bij te sturen, rekening houdend met werkpunten die in overleg met de begeleiders zijn afgebakend.
-
Stemt de ontwikkeling van zijn bekwaamheden af op de noden / het beleid van de school.
31.2 Toont initiatief om de eigen deskundigheid te verruimen. a. Gaat actief op zoek naar mogelijkheden om de eigen competenties en de uitvoering van zijn opdracht te verbreden en te verdiepen. b.Gebruikt efficiënte strategieën om eigen professionele beperkingen te compenseren of aan te vullen (reflecteert open-kritisch op werkpunten en zet oplossingsgerichte strategieën in om ermee om te gaan. c. Kan dit verder uitwerken tot concrete voorstellen.
-
Formuleert (persoonlijke) dilemma’s en perspectieven m.b.t. zijn professionele loopbaan.
31.1 Gaat, vanuit een bewustzijn van de eigen professionaliteit en wens tot profilering, gericht solliciteren en benut hierbij kennis van verschillende schoolkenmerken en -culturen.
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
44
ROL 10 - FUNCTIONEREN ALS LID VAN DE ONDERWIJSORGANISATIE nummer decretale basiscompetenties
4.3
Op het einde van het eerste jaar (opleidingsfase 1) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van het tweede jaar (opleidingsfase 2) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
Op het einde van de opleiding (opleidingsfase 3) moet de student het onderstaande geregeld laten zien.
C.31 Voert administratieve taken uit volgens gehanteerde afspraken.
C.31 Voert administratieve taken uit volgens gehanteerde afspraken.
C.31 Voert administratieve taken uit volgens gehanteerde afspraken.
- Is in orde met opleidings- en stageadministratie.
- Idem 1ste jaar.
-
Idem 1ste jaar.
- Schrijft lesvoorbereidingen uit die administratief beantwoorden aan de verwachtingen van de opleiding.
- Idem 1ste jaar.
-
Idem 1ste jaar.
- Kan in overleg met de mentor het aanwezigheidsregister invullen.
-
Informeert naar de verwachte klasen schooladministratie en voert deze efficiënt en correct uit.
- Idem 1ste jaar.
-
Idem 1ste jaar.
-
Gebruikt correct de gehanteerde ICT- toepassingen. Weet welke administratieve basisverplichtingen een leraar heeft.
- Gebruikt een correcte schriftelijke taal.
-
7.4 9.2
C.32 Kent wettelijke bepalingen, past ze correct toe en handelt deontologisch.
C.32 Kent wettelijke bepalingen, past ze correct toe en handelt deontologisch.
C.32 Kent wettelijke bepalingen, past ze correct toe en handelt deontologisch.
- Gaat discreet om met vertrouwelijke informatie (over kinderen, personeel…).
- Idem 1ste jaar.
-
Idem 1ste jaar.
- Respecteert het recht op privacy (o.a. van kinderen, medestudenten, stagementoren en lectoren).
- Idem 1ste jaar.
-
Idem 1ste jaar.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
Competentie zoals oorspronkelijk geformuleerd in de competentiematrix 2010 (met behoud van nummers) en opgenomen in de studiewijzers van 2012-2013. C.32 Kan en wil administratieve taken correct uitvoeren.
32.1 Administratieve taken efficiënt, correct en consistent aanpakken onder supervisie van een mentor (in overleg met de stagementor de klasadministratie voor zijn rekening kunnen nemen).
32.2 ICT-toepassingen beheersen om op efficiënte manier administratieve taken uit te voeren.
C.33 Kent wettelijke bepalingen, past ze correct toe en handelt deontologisch. 33.3 Handelt deontologisch: a. Kennen en naleven van wetgeving: o.a. auteursrechten, privacy. b.De privacy van leerlingen, ouders, collega’s respecteren, discreet mee omgaan en bewaken.
45
-
Informeert zich over de personeelsafspraken en houdt rekening met de deontologische code binnen een school.
33.1 Kan zich gericht en adequaat informeren over de stage en opleidingscontext.
-
Weet waaruit een onderwijsopdracht (school- en klastaken) bestaat en kan de verschillende taken onder supervisie combineren. Heeft weet van eigen rechten en plichten als leraar, rechtspositie van kleuters, regelgeving zoals maximale schoolfactuur, verzekering… Heeft inzicht in participatiestructuren en overlegorganen binnen de schoolgemeenschap Heeft weet van aspecten van personeelsbeleid en kwaliteitszorg (o.a. FG /evaluatie / doorlichting / overlegorganen / inspectie en begeleidingsdiensten…. Weet waar wettelijke informatie bevraagd of verkregen kan worden.
33.2 Kent de wettelijke bepalingen en kan ze correct toepassen: functioneel aanwenden van kennis i.v.m. organisatie en bestuursvormen, schoolsystemen i.f.v. de eigen professionele loopbaan en onderwijsinnovatie. a. Weten hoe het onderwijs; eigen schoolsysteem georganiseerd is in Vlaanderen en waar men de nodige informatie kan vinden i.f.v. eigen professioneel functioneren. b.Kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de kleuters (relevante en actuele informatie over juridische en administratieve aspecten van het leraarschap raadplegen, zich informeren over de rechten van het kind en daaruit conclusies kunnen trekken voor de valuatie en advisering); c. Zich op de hoogte houden van recente tendensen en beleidsvoering in het Vlaamse basisonderwijs en de impact op de eigen taakinvulling (met bijzondere aandacht voor gelijke onderwijskansen, leerzorgkader, participatie…). d. Kennis hebben van regelgeving inzake personeelsbeleid / participatiestructuren / overlegorganen rechten en plichten van de leraar / kleuters / vakbonden / site departement onderwijs / doorlichtingen (kent ondersteunende organisaties en kan ze raadplegen in het kader van begeleiding / participatieregelgeving / wettelijke bepalingen / rechten en plichten / gezondheidspreventie).
-
-
-
-
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
46
7.3
C.33 Verantwoordt het professionele handelen in formele situaties en bewaakt de doelgerichtheid en het resultaat ervan.
C.33 Verantwoordt het professionele handelen in formele situaties en bewaakt de doelgerichtheid en het resultaat ervan.
C.33 Verantwoordt het professionele handelen in formele situaties en bewaakt de doelgerichtheid en het resultaat ervan.
- Weet tot welk net de stageschool behoort.
- Is zich bewust van verschillende netten en het feit dat hier andere documenten gehanteerd worden.
-
Informeert zichzelf over de stagecontext (onderwijsnet, scholengemeenschap… en de te hanteren documenten.
- Weet welke documenten (ontwikkelingsplan, leerplan) in het katholiek onderwijs gebruikt worden door de kleuteronderwijzer om het aanbod te verantwoorden.
- Weet wat decretale ontwikkelingsdoelen zijn.
-
Situeert met kritische zin het eigen aanbod binnen de afspraken die op de stageschool gehanteerd worden.
-
Hanteert documenten (agenda, weekschema…) als sturingsinstrumenten van de klaspraktijk.
-
Verantwoordt zijn pedagogisch en didactische aanpak op een onderbouwde manier (o.b.v. achtergrondkennis en met officiële documenten...)
- Verantwoordt zijn pedagogische en didactische aanpak.
kernrol: moet behaald worden
bonusrol: groei is een bonus
noodzakelijke competentie
noodzakelijke voorwaarde
C.34 Verantwoordt in formele situaties het eigen professioneel handelen. C.35 Bewaakt het eigen doelgerichte en resultaatsgerichte handelen.
35.1 Voelt zich verantwoordelijk voor, bewaakt en verifieert (aan de hand van eindtermen / ontwikkelingsplan…) of het onderwijsaanbod en didactisch handelen bijdragen aan de realisatie van de ontwikkelingsdoelen die de kleuters op het einde van de kleuterschool dienen te bereiken.
34.1 Rapporteert over en verantwoordt het eigen professioneel handelen a. Bij doorlichting / visitatie / inspectie. b.In een gevraagd format (IKZ). c. Beheerst de nodige mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden.
47
III. BRONNEN -
Associatie KULeuven (2003), Eindverslag van de werkgroep Banamaprofielen van de associatie KULeuven
-
Competentiematrix Bachelor in het onderwijs, kleuteronderwijs (2002-2003), Leuven, KHLeuven Departement lerarenopleiding.
-
Competentiematrix Bachelor in het onderwijs, kleuteronderwijs (2005-2006), Leuven, KHLeuven Departement lerarenopleiding (resultaat BOSAO project).
-
Carnel K. en Bogaerts I. (2008) Competentiematrix bachelor in het onderwijs: lager onderwijs, KHLeuven, Leuven, Acco.
-
Claeys, T., Maes, W., Mondelaers, M. en Parquin, G. (2006-2007) Studieopdracht Muzische Vorming in de Opleiding BOKO, KHLeuven, DLO BAKO. (met inbegrip van visietekst maart 2007).
-
Hogeschool Zuyd: evaluatieprocedure.
-
Huyse, M en Truyers, D (2006-2007) (2007-2008) Studieopdracht professionalisering Gelijke onderwijskansen in de opleiding BOKO, KHLeuven, DLO BAKO.
-
Huyse, M en Truyers, D (2008-2009) Leerlijn GOK in de opleiding, KHLeuven, DLO BAKO.
-
Intern document (14-01-2003) praktijkeindtermen Initiële Lerarenopleiding Kleuteronderwijs KHLeuven, doorlichting door lectoren.
-
Janssens, A. (2004) M.I.S.C voor kleuters, interne werktekst.
-
Kerkhofs, G. en Van Eyen, C (2008-2009) Leerlijn, Taal in BAKO, KHLeuven, DLO BAKO.
-
Laeremans, M., (2009) Actieonderzoek, Syllabus module leraar worden III, intern document KHLeuven, DLO.
-
Laevers, F., e.a. (n.d.). Checklist Klasklimaat. (intern document) Leuven,CEGO
-
Studiedag (15-09-2009) Integratie van onderzoek in onderwijs (IOO): een reus op lemen voeten Associatie KULeuven.
-
Cnudde, K., Delmotte, E., Nouwen, J., en Theunis, J. (2005) Basiskaders didactisch materiaal, basishoeken, spel en spelen, Intern document, KHLeuven DLO.
-
Competentiewoordenboek, interne nota KHLeuven versie 5.
-
Coussement, K. en Van Eyen, C.(2006-2007) Studieopdracht GOK-taal 2006-2007 KHLeuven, DLO, BaKO.
-
Suijs, S. (1999), ‘De magie van (interorganisationele) netwerken’ in Gids sociaal-cultureel en educatief werk, 24, (119): 119-141.
-
Coussement, K. en Van Eyen, C.(2007-2008) Studieopdracht GOK-taal 2007-2008 (verdere implementatie en bijsturing van het professionaliseringsplan) KHLeuven, DLO, BAKO.
-
Van Bogaert, M. (red) (2004) Oprechte deelneming. Werkmap Leerlingenparticipatie voor de basisschool, Brussel, Kinderrechtencommissariaat & Steunpunt Leerlingenparticipatie.
-
De Boeck, M., Huyse, M., Mazarese, C., en Viaene, S. (2005) Basiskader wereldverkenning, Intern document, KHLeuven DLO.
-
Van Esch, W. en Beets Kessens, A. (2009) Wat heb je nodig om te werken met jonge kinderen. In: HJK 27 (dec.) 4-6.
-
Decin, G. en Robijns, T. (2006-2007) Studieopdracht ICT in de opleiding BOKO KHLeuven, DLO, BaKO.
-
-
Departement onderwijs (25/02/1997) Decreet basisonderwijs; artikel 47 schoolwerkplan
-
Departement onderwijs, (2008), Een nieuw profiel voor de leraar kleuteronderwijs en lager onderwijs, Hoe worden leraren daartoe gevormd ?, Brussel, Departement Onderwijs en vorming.
Vanhoren, I. en Lambrechts, W. (4 mei 2009) Integratie Onderzoek- Onderwijs (IOO) Voorbereiding focusgroep – Departement lerarenopleiding (m.i.v. tabel 8 Informatie- en onderzoekscompetenties) KHLeuven, Centrale Diensten, Dienst Onderzoek en Dienstverlening.
-
Verslagen van de vergaderingen: 29-05-2008, 05-09-2009, 23-09-2009, 02-04-2009, 05-062009, 25-09-2009, 02-10-2009, 12-11-2009, 11-02-2010.
-
Goethals, A., Stroobants, H. en Verheyden, L. (2005) Basiskaders communicatie, studiewerk BAKO, KHLeuven DLO (intern document)
-
Verhelst, M. e.a. (n.d) KOBI TV kleuterobservatie-instrument taalvaardigheid, Leuven, Centrum voor Taal en onderwijs.
-
Goossens, H. en Verrue, J (2003), ondernemingszin screeningsinstrument voor studenten van het hoger onderwijs, Hogent. Te raadplegen via website www.ondernemendeschool.be/hogent_test.jsp.
-
-
Hermans, I. (2007) Competentiegericht onderwijs als strategische doelstelling. Visie en ervaringen van de KHLeuven, In Ethische Perspectieven 17 (4), 372-390.
-
Heylen, L (CVO-studiedag april 09) “waar leerkrachten goed in zijn” (verslag van de voordracht).
Websites * www.gemeenschapsonderwijs.be (i.v.m. methodescholen, leefscholen) * www.academie-psychotherapie.nl (i.v.m. de pedagogiek van J. Korczak, door Theo Cappon) * www.flandersdc.be/view/nl/25938585-Teamscan.html (i.v.m. functioneren in team) * www.ond.vlaanderen.be (bredeschool/visie/visietekst-brede-school.pdf) * www.steunpuntgok.be (downloads/artikel_talenten.pdf: i.v.m. heeft elk kind talenten? Gelijke kansen, door Ilse Aerden) * www.twynstragudde.nl/tg.htm?id=1314 i.vm “model succesfactoren
48
IV. BIJLAGE: timing en overzicht van het valideringsonderzoek – competentiematrix BaKO april / mei 2008
vergelijkende studie (cfr punt 1) voorbereiden van interview met het werkveld: - opstellen voorbereidende vragenlijst - uitnodiging werkveld en verzenden vragenlijst - verwerking vragenlijst en voorbereiding interview
december / januari 2009
- verwerken van de resultaten van het overleg met werkveld en studenten - finalisering competentiematrix
11 februari 2010
- presentatie eindversie competentiematrix BaKO – versie 2010 aan het team - afspraken tot implementatie van de competenties in studiewijzers van opleidingsonderdelen.
april / mei 2010
eindredactie competentiematrix 2010
september 2011 tot en met januari 2012
herwerking competentiematrix door opleidingscommissie en projectmedewerkers stage
24 februari 2011
bespreking van diverse rollen en competenties met het werkveld en onderzoek naar haalbaarheid van verwachtingen i.f.v. stage (validering)
29 mei 2008
interview met het werkveld
juli / augustus 2008
- verwerking interview werkveld - voorbereiden werkmoment 1 met lectoren
5 september 2008
werkdag 1 met lectoren
oktober 2008
- verwerking resultaten werkmoment 1 - voorbereiden werkmoment 2
23 november 2008
werkmoment 2 met lectoren
januari / september 2009
verwerken van resultaten werkmoment 2 + ontwikkelwerk nieuwe competentiematrix door opleidingshoofden Het OC fungeert als eerste resonanspartner: 02-04-2009 / 05-06-2009 / 20-08-2009 / 25-09-2009
19 mei 2011
bespreking van diverse rollen en competenties met het werkveld en onderzoek naar haalbaarheid van verwachtingen i.f.v. stage (validering)
27 februari 2012
bespreking competenties (validering) met het team
2 oktober 2009
werkdag 3 met lectoren
29 maart 2012
bespreking competenties (validering) met het team
oktober 2009
verwerken van de resultaten van het werkmoment 3
3 mei 2012
12 november 2009
validering competentiematrix door werkveld en studenten
bespreking van diverse rollen en competenties met het werkveld en onderzoek naar haalbaarheid van verwachtingen i.f.v. stage (validering)
mei / september 2012
eindredactie competentiematrix 2012
oktober 2013
errata
col of on UCL euv en,l er ar enopl ei di ng Bac hel ori nonder wi j s :k l eut er onder wi j s( 2012c )Hev er l ee-Di es t I l l us t r at i es :Wi m Maes Ei ndr edac t i e:El sBer t r andsenMar i eRos ePol l i ng