Woonservice
Woonlastenonderzoek Brede blik op betaalbaarheidsrisico’s 20 november 2014
DATUM
20 november 2014
TITEL
Woonlastenonderzoek
ONDERTITEL
Brede blik op betaalbaarheidsrisico’s -CONCEPTRAPPORTAGE-
Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem OPDRACHTGEVER
Woonservice
[email protected] www.companen.nl (026) 351 25 32 @Companen BTW NL001826517B01 IBAN NL95RABO0146973909 KVK 09035291
AUTEUR(S)
Jeroen Wissink Bert van ‘t Land
PROJECTNUMMER
5218.102/g
Inhoud 1
Inleiding 1.1 Doel van het onderzoek 1.2 Definities
1 1 3
2
Typering en woonlasten huurders 2.1 Het begrip betaalbaarheidsrisico nader uitgewerkt 2.2 Huishoudenssamenstelling en inkomen 2.3 Hoogte van de huurlasten 2.4 Hoogte van de woonlasten 2.5 Energieverbruik en -lasten 2.6 Een breder perspectief: huurders een gezicht geven 2.7 Belangrijkste conclusies
5 5 6 10 10 13 14 16
3
Factsheets 3.1 Huurders Woonservice naar gemeente
17 17
1 Inleiding Recent verdiepend onderzoek op basis van het Woononderzoek Nederland (WoON2012) laat zien dat op landelijk niveau de zogenaamde huur-, koop- en woonquote ten opzichte van enkele jaren geleden is gestegen. Gemiddeld genomen zijn huishoudens een groter deel van hun netto besteedbaar inkomen kwijt aan het wonen. De belangrijkste oorzaak is een daling van het inkomen, onder andere door toegenomen werkloosheid. De verwachting is dat een aantal kosten van het wonen de komende jaren zullen (blijven) stijgen, denk aan de huur, mogelijk de energielasten, maar ook de heffingen. De combinatie van stijgende woonlasten en daling van de inkomens leidt tot een grote daling van de koopkracht. Hoe dit zich in de toekomst precies verder zal ontwikkelen, is onzeker. Dit is afhankelijk van vele factoren zowel landelijk als lokaal. Daarom is het zinvol de balans lokaal op te maken. Lefier heeft in haar werkgebied eind 2013 de balans opgemaakt via een woonlastenonderzoek onder haar huurders. Dit heeft tot interessante conclusies geleid over huur-, energie- en woonquoten. Op basis van de steekproef is berekend dat ruim 9.000 van de 25.000 hurende huishoudens bij Lefier onder de armoede grens (NVMT-grens, NIBUD) leeft. De overige Drentse corporaties (Actium, Domesta, De Volmacht, Woonborg, Woonconcept en Woonservice) hadden behoefte aan een vergelijkbaar inzicht in de woonlasten en de betaalbaarheid in hun eigen werkgebied. Daarom hebben zij in samenwerking met de huurdersvertegenwoordigingen een woonlastenonderzoek laten uitvoeren onder haar huurders. In deze rapportage komen de resultaten van Woonservice aan de orde. De resultaten van de Drentse corporaties samen en per gemeente zijn in de rapportage “Drenthe Totaal” beschreven.
1.1 Doel van het onderzoek De centrale vragen van dit onderzoek luiden als volgt: 1. Wat zijn de huurders kwijt aan wonen in relatie tot hun inkomen? 2. Bij welke doelgroepen leidt dit (mogelijk) tot knelpunten? In dit onderzoek geven we in ieder geval antwoord op de volgende subvragen: 1. Wat geven huurders uit aan woonlasten zoals huur, gas, water, elektra en gemeentelijke heffingen en hoe verhoudt zich dat ten opzichte van het inkomen (huur- en woonquote)? 2. Welk aandeel huurders ervaart moeilijkheden bij het betalen van de woonlasten? 3. Wat is de samenstelling van deze groep die moeilijkheden ondervindt bij het betalen van woonlasten? 4. Welke groep huurders is kwetsbaar bij een stijging van de woonlasten?
Brede oriëntatie op het begrip betaalbaarheid De Drentse corporaties hebben gekozen voor een brede onderzoeksoriëntatie op het begrip betaalbaarheid. Deze oriëntatie draagt bij aan toepasbaarheid van de resultaten van het woonlastenonderzoek. Welke interventies zijn effectief en wie kan wat daar aan bijdragen? Via onderstaand model wordt dit nader toegelicht:
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
1
Wat de figuur laat zien, is dat er naast harde kosten tal van meer zachte elementen een rol spelen in het woonlastenvraagstuk. Cultuur, persoonlijke kwaliteiten, opvoeding, opleiding hebben allemaal een rol in het loon en het bestedingspatroon. Een saldo in het huishoudensboekje wordt beïnvloed door drie belangrijke elementen: 1. De inkomsten (loon) 2. De woonlasten 3. Het bestedingspatroon
Als we ons enkel op de relatie woonlasten en inkomen richten, kan het zijn dat eventuele maatregelen niet effectief zijn. Door de juiste achtergronden toe te voegen aan de verzamelde data uit de enquêtes bieden wij meer houvast bij het benoemen van zinvolle interventies. De ene groep is meer gebaat bij een woonlastenverlaging, de andere kan beter wat aan het bestedingspatronen doen. In dit onderzoek wordt niet alleen in beeld gebracht welke groepen kampen met betaalbaarheidsrisico’s, maar wordt ook een relatie gelegd met een bestedingsprofiel en de zogenaamde kredietwaardigheidsscore. Hiermee biedt het onderzoek inzicht in welke interventies de groepen het meest baat hebben.
Uitvoering van het onderzoek In juli 2014 zijn ruim 34.938 huurders van de zes Drentse corporaties aangeschreven. Mensen waar het emailadres van bekend was hebben een email ontvangen met het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek. Optioneel hadden zij de mogelijkheid om een schriftelijke vragenlijst aan te vragen. Huurders waar het emailadres niet bekend van was hebben een schriftelijke vragenlijst ontvangen. Bijna iedereen heeft de kans gehad om, via een schriftelijke enquête of internet, deel te nemen aan het onderzoek. De onderzoeksresultaten zijn volledig geanonimiseerd.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
2
Voor Woonservice zijn 3.719 huishoudens aangeschreven. Dit heeft geleid tot een respons van 710 (19%). In onderstaande tabel wordt de respons weergegeven per gemeente waarin Woonservice werkzaam is. Tabel 1.1: Responsoverzicht woonlastenonderzoek
39
Aangeschreven 39
Respons internet 5
Respons schriftelijk 4
Respons totaal 9
Respons percentage 23%
1.016
1.016
81
117
198
19%
Coevorden
800
800
36
75
111
14%
Emmen
403
403
28
67
95
24%
81
81
1
9
10
12%
2.083
1.380
109
178
287
21%
Huurders Woonservice 4.422 Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
3.719
260
450
710
19%
Totaal huurders Assen Borger-Odoorn
Hoogeveen Midden-Drenthe
Deze respons is ruim voldoende om voor het totale werkgebied uitspraken te doen (betrouwbaarheid 95% en 5% nauwkeurigheidsmarge). Ook de respons voor de gemeenten Midden-Drenthe en BorgerOdoorn zijn voldoende voor het doen van betrouwbare uitspraken. De respons in Coevorden en Emmen zijn indicatief van aard. De respons in Assen en Hoogeveen is zeer indicatief.
1.2 Definities Dit onderzoek vraagt om een heldere afbakening van definities over huur-, woonlasten en inkomensgroepen. In dit onderzoek gaan we uit van de volgende definities: Netto huurlasten: Netto woonlasten:
Kale huur + servicekosten - huurtoeslag. Netto huurlasten + gas + elektra + water + gemeentelijke heffingen.
Netto huishoudinkomen: Gezamenlijk huishoudinkomen na aftrek belastingen en premies. Besteedbaar inkomen: Netto huishoudinkomen aangevuld met eventuele toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebondenbudget, kinderbijslag) en verminderd met een verplichte (basis)zorgverzekering. Bij het benaderen van het besteedbaar inkomen is geen rekening gehouden met eventuele aanvullende inkomsten als alimentatie of mogelijke uitgaven vanwege schulden of afbetalingsregelingen. Hierover zijn namelijk geen gegevens bekend. In het onderzoek hanteren we de volgende inkomensgrenzen: Primaire doelgroep: De oorspronkelijke BBSH-doelgroep van beleid. Hiervoor gelden de volgende inkomensgrenzen: éénpersoonshuishouden tot 65 jaar € 22.005; meerpersoonshuishouden tot 65 jaar € 29.900; éénpersoonshuishouden van 65 jaar e.o. € 20.675; meerpersoonshuishouden van 65 jaar e.o. € 28.225. Secundaire doelgroep: Huishoudens met een inkomen boven de BBSH-doelgroep tot en met € 34.000. € 34.000-€ 43.000: Huishoudens met een bruto belastbaar jaarinkomen tussen € 34.000 en € 43.000. Vanaf € 43.000: Huishoudens met een bruto belastbaar jaarinkomen van € 43.000 of hoger.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
3
Om te bepalen of een huishouden moeite heeft om rond te komen, maken we gebruik van de budgetten die het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Nibud hanteren in de Armoedemonitor. Het gaat om het Basisbehoeftebudget en het Niet-Veel-Maar-Toereikend-budget (NVMT-budget). Deze laatste grens wordt ook wel de armoedegrens genoemd. Basisbehoeftebudget:
NVMT-budget: (betaalbaarheidsrisico)
De minimale uitgaven van een huishouden aan voedsel, kleding, wonen, verzekeringen, niet-vergoede ziektekosten en persoonlijke verzorging. In dit onderzoek wordt gebruikt gemaakt van het: Het basisbudget aangevuld met een bescheiden budget voor ruimte voor ‘sociale participatie’. Het gaat hierom kosten voor bijvoorbeeld lidmaatschap vereniging of een korte vakantie. Een auto is overigens niet inbegrepen.
Bestedingsprofiel:
een typering van het bestedingspatroon op basis van de waardeoriëntatie, de manier waarop individuen in het leven staan. Zo is in het bestedingspatroon onderscheid gemaakt naar spaarzaam huishouden, huishouden met een budgetteringsprobleem en spenders.
KredietwaardigheidsScore:
De score geeft aan hoe de kredietwaardigheid van huishoudens binnen een postcodegebied is. Hij neemt de vorm aan van een getal, waarbij een hoger getal een betere kredietwaardigheid aangeeft.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
4
2 Typering en woonlasten huurders In dit hoofdstuk worden de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek gepresenteerd. Hierbij wordt telkens onderscheid gemaakt tussen de totale groep huurders van Woonservice en de huurders van Woonservice met een betaalbaarheidsrisico. Op deze manier leggen we de focus op de groep huurders die in de knel zit.
2.1 Het begrip betaalbaarheidsrisico nader uitgewerkt Woonservice wil het inzicht in de betaalbaarheid van het wonen verdiepen en zicht krijgen op de huishoudens die in de problemen komen. Dit vraagstuk wordt in Nederland traditioneel weergegeven in de vorm van een quote die aangeeft welk deel van het besteedbaar inkomen van een huishouden opgaat aan wonen. Men spreekt dan over huurquote of woonquote. Een dergelijke quote alleen is een onvoldoende maat voor betaalbaarheid, omdat onbekend is welk bedrag een huishouden te besteden heeft na aftrek van de woonuitgaven. Voor het beantwoorden van de vraag wat betaalbaar wonen is, heeft men dus meer nodig dan alleen een relatie tussen inkomen en woonuitgaven en een ‘willekeurige’ 1 norm voor betaalbaarheid. Dit wordt niet alleen in wetenschappelijke kring , maar in toenemende mate ook in de praktijk ervaren. Huurquotes of woonlastenquotes zeggen onvoldoende: voor een bijstandsgerechtigde is een woonlastenquote van 30% een groot probleem, terwijl een miljonair misschien een woonlastenquote van meer dan 80% zonder problemen aan kan. Daarom is de woonlastenproblematiek en het begrip betaalbaarheid van het wonen vooral benaderd vanuit het gezichtspunt van de consument. Simpel gezegd komt dit erop neer dat hij / zij moet eten, leven, wonen, verzekeren, gemeentelijke heffingen en energiekosten betalen. Als we deze kosten afzetten tegen de inkomsten, dan blijkt of mensen in de problemen komen of niet. Schematisch komt dit op het volgende neer.
Netto inkomen per maand
Persoon B
Uitgaven lager dan inkomsten: geen betaalbaarheidsrisico:
Uitgaven hoger dan inkomsten: betaalbaarheidsrisico
Uitgaven Uitgaven levensonderhoud volgens NIBUD en SCP OPL-heffingen Water
Huurtoeslag
1
Persoon A
Bruto huur
Zie artikel “Wat is betaalbaar wonen?” van onder meer Mariette Haffner (TU Delft) in het Tijdschrift voor de Volkshuisvesting.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
5
Dit schema kan als volgt worden toegelicht. Aan de linkerkant (groen) staan de inkomsten, bestaande uit het besteedbaar inkomen per maand. In het besteedbaar inkomen is rekening gehouden met zorgtoeslag, kinderbijslag, kindgebondenbudget en huurtoeslag. Aan de rechterkant (rood) staan de uitgaven die de volgende componenten omvatten: 1. Allereerst betreft dat de uitgaven voor levensonderhoud. Het NIBUD hanteert hiervoor uitgavennormen per doelgroep. Dit betreft het basisniveau en dit is het minimaal noodzakelijke niveau van uitgaven voor levensonderhoud. Tevens wordt gebruik gemaakt van het Niet-Veel-Maar-Toereikend-budget dat het Sociaal Cultureel Planbureau hanteert bij het bepalen van de armoedegrens. In dit budget wordt naast de uitgaven voor levensonderhoud ook rekening gehouden met een budget van ongeveer € 90 per persoon dat ingezet kan worden voor participatie in de samenleving (lidmaatschap verenigingen, etc.). 2. Zorgpremie. Deze premie voor de zorgverzekering wordt betaald per persoon vanaf 18 jaar en ouder. 3. OPL-heffingen. Dit zijn de heffingen van Openbaar Publiekrechtelijke Lichamen, zoals reinigingsrecht en afvalstoffenheffing, rioolrecht, etc. Aan deze component zijn ook de kosten voor water toegerekend. 4. Energielasten. Dit betreft de werkelijke kosten voor gas en elektra. 5. Servicelasten. Een deel van de huurders, met name van meergezinswoningen, betaalt servicelasten voor schoonmaken galerijen, verlichting, etc. 6. Huur. Dit is de werkelijke bruto huur die wordt betaald, exclusief huurtoeslag (de huurtoeslag is verwerkt in het besteedbaar inkomen). Huishoudens hebben een betaalbaarheidsrisico als de genormeerde uitgaven voor levensonderhoud en de overige, werkelijke uitgaven hoger zijn dan de inkomsten. Dat betaalbaarheidsrisico is niet aanwezig als de uitgaven lager zijn dan de inkomsten.
2.2 Huishoudenssamenstelling en inkomen Tabel 2.1: Woonservice. Samenstelling huurders naar huishoudenstype2 Huishoudens totaal Aantal
% t.o.v. totaal
Aantal
1 persoonshuishouden tot 65 jaar
23%
1.000
39%
390
2 persoonshuishouden tot 65 jaar
14%
610
18%
110
1-ouder gezin
7%
290
66%
190
2-ouder gezin
8%
360
43%
150
1 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
22%
970
13%
120
2 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
27%
1.180
10%
120
100%
4.420
24%
1.080
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
2
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
%
Bijna de helft van de huurders van Woonservice is 65 jaar of ouder. Dat is beduidend hoger dan gemiddeld bij de Drentse corporaties (40%). Het aandeel gezinnen is juist wat kleiner dan gemiddeld in Drenthe. Alle aantallen in de tabellen zijn afgerond op tientallen.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
6
Ongeveer een kwart van de huurders van Woonservice heeft een zogenaamd betaalbaarheidsrisico (zo’n 1.080 huurders). Dat aandeel is lager dan gemiddeld in Drenthe (32%). Vooral de éénouder gezinnen zitten in de knel, gevolgd door de tweeouder gezinnen (43%) en éénpersoonshuishoudens tot 65 jaar (39%). In absolute aantallen is dit wel de grootste groep huurders met een betaalbaarheidsrisico.
Tabel 2.2: Woonservice. Samenstelling huurders naar inkomensklasse Huishoudens totaal Aantal
%
Aantal
Primaire doelgroep
64%
2.850
37%
1.060
Secundaire doelgroep
13%
580
1%
10
€34.000 tot €43.000
14%
620
1%
10
9%
380
0%
0
100%
4.420
24%
1.080
€43.000 en hoger Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
%
Ruim driekwart van de huurders (77%) heeft een bruto jaar inkomen lager dan €34.000, en ongeveer twee derde van de huurders heeft een inkomen tot de huurtoeslaggrens (primaire doelgroep). Het is vooral de primaire doelgroep waar de huishoudens met een betaalbaarheidsrisico terug te vinden zijn (37% van de primaire doelgroep behoort tot de risicogroep). Het aandeel met een betaalbaarheidsrisico is wel beduidend lager dan gemiddeld in Drenthe (op provincie niveau heeft 47% van de primaire doelgroep een betaalbaarheidsrisico).
Tabel 2.3: Woonservice. Woonsituatie naar type woning huurders Huishoudens totaal Aantal
% t.o.v. totaal
Aantal
Rijwoning
44%
1910
26%
500
(Half)vrijstaand
36%
1580
27%
420
Seniorenwoning laag
9%
380
25%
90
Appartement m. lift
9%
390
14%
50
Appartement z. lift
1%
50
17%
10
Beneden-/bovenwoning
2%
70
11%
10
100%
4.420
24%
1.080
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
%
Huurders met een betaalbaarheidsrisico wonen relatief vaak in een (half)vrijstaande woning, rijwoning of seniorenwoning (laag).
Tabel 2.4: Woonservice. Woonsituatie naar huurprijs huurders Huishoudens totaal Aantal
% t.o.v. totaal
Aantal
Tot € 389
15%
670
22%
150
€ 389 tot € 556
73%
3.220
23%
720
€ 556 tot € 596
7%
310
34%
110
€ 596 tot € 699
4%
180
42%
80
€ 699 of meer
1%
40
40%
20
100%
4.420
24%
1.080
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
%
Huishoudens in een woning met een hoge(re) huurprijs hebben duidelijk een hoger betaalbaarheidsrisico dan huishoudens in een woning met een lage huur. Bij huurders met een huurprijs tot
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
7
€556 betreft het ongeveer 23%, terwijl bij huurders met een huur boven de €596 het om ongeveer 40% gaat. Tabel 2.5: Woonservice. Woonsituatie naar woonduur huurders Huishoudens totaal Korter dan 1 jaar
Aantal
% t.o.v. totaal
Aantal
5%
200
46%
90
1 tot 3 jaar
18%
810
30%
250
3 tot 5 jaar
12%
510
32%
160
5 tot 10 jaar
26%
1.160
21%
240
10 jaar of langer
39%
1.740
19%
340
100%
4.420
24%
1.080
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
%
Met name bij huurders die korter dan 1 jaar in de huidige woning wonen, is het aandeel huurders met een betaalbaarheidsrisico groot (46%). Hierin speelt enerzijds het effect van de huurharmonisatie mee en anderzijds het gegeven dat huurders die relatief kort in hun huurwoning wonen, vaak een lager inkomen hebben. Vergeleken met de rest van Drenthe is het aandeel huurders met een betaalbaarheidsrisico dat langer dan 5 jaar in hun woning woont, relatief laag (Drenthe 5-10 jaar woonduur: 32% heeft een betaalbaarheidsrisico, meer dan 10 jaar: 25%).
Tabel 2.6: Woonservice. Dagelijkse bezigheid huurders Huishoudens totaal 27%
20%
Werkloos
8%
66%
Arbeidsongeschikt
11%
54%
Gepensioneerd
50%
11%
Overig Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
Werkzaam
4%
50%
100%
24%
Het aandeel gepensioneerden is onder huurders van Woonservice iets hoger dan gemiddeld in Drenthe (41%). Werkloze of arbeidsongeschikte huurders hebben relatief vaak een betaalbaarheidsrisico. Wel is het aandeel werkloze huurders bij met een betaalbaarheidsrisico bij Woonservice wat lager dan gemiddeld in Drenthe (74%).
Waarop bezuinigen huurders? Aan alle huurders is (via voor gecodeerde antwoorden) gevraagd waar zij nu al op bezuinigen om hun vaste lasten te kunnen betalen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen alle huurders en de huurders met een betaalbaarheidsrisico.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
8
Figuur 2.1: Woonservice. Zaken waarop huishoudens bezuinigen
Kleding Vakantie Uitgaan Abonnement krant / tijdschrift Dagelijkse boodschappen Lidmaatschap verenigingen Autorijden Cadeaus (klein)kinderen Vervanging elektr. apparatuur Medische zorg Verzekeringen 0%
10%
20%
Huishoudens totaal
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Van alle huurders geeft 79% aan dat ze ergens op bezuinigen om hun vaste lasten te kunnen betalen. Bij huishoudens met een betaalbaarheidsrisico gaat het om 90% van de huurders. Dit is ongeveer gelijk aan het Drents gemiddelde. Huurders besparen vooral op het kopen van kleding, op vakantie gaan, uitgaan, de dagelijkse boodschappen en via het stopzetten van abonnementen of tijdschriften. Dit beeld komt redelijk overeen met het Drents gemiddelde. Besparing van uitgaven voor medische zorg en verzekeringen komen op de laatste plaats. Toch bezuinigt nog 30% van de huishoudens met een betalingsrisico op medische zorg.
Zorgen over de toekomst Ongeveer 49% van alle huurders maakt zich wel eens zorgen dat ze hun huur niet kunnen opbrengen. Van de huurders met een betaalbaarheidsrisico maakt ongeveer 72% zich wel eens zorgen over het kunnen betalen van de maandelijkse huur. Figuur 2.2: Woonservice. Onderdelen waarover huurders zich zorgen maken
Nee Ja, stijging huurprijs Ja, stijging gemeentelijke heffingen Ja, stijging energielasten Ja, stijging servicekosten 0%
10%
Huishoudens totaal
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
9
De stijging van de huurprijs is de belangrijkste punt van zorg, gevolgd door stijging van gemeentelijke heffingen of energielasten. Dit beeld is nagenoeg gelijk aan het beeld voor heel Drenthe.
2.3 Hoogte van de huurlasten In deze paragraaf gaan we verder in op de hoogte van de huurlasten van de totale groep huurders en specifiek voor de groep met een betaalbaarheidsrisico. Hierbij worden de netto huurlasten in beeld gebracht. Deze bestaan uit een optelsom van de kale huur en eventuele servicekosten minus het eventuele bedrag dat een huishouden aan huurtoeslag krijgt. Tabel 2.7: Woonservice. Huurlasten huishouden totaal en onder armoedegrens Kale huur
Huishoudens totaal € 460
Servicekosten
€ 20
€ 10
Huurtoeslag
€ 75
€ 115
€ 405
€ 375
Netto huurlasten Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014
Huishoudens betaalbaarheidsrisico € 480
Huurders van Woonservice zijn gemiddeld €405 per maand kwijt aan netto huurlasten. Dat is iets lager dan gemiddeld in Drenthe (€420). Deze lasten bestaan uit een kale huurprijs van €460 per maand en €20 aan servicekosten. Gemiddeld ontvangen huurders €75 per maand huurtoeslag. Huurders met een betaalbaarheidsrisico zijn gemiddeld iets minder kwijt aan netto huurlasten (€375). Dat is ongeveer een tientje minder dan de gemiddelde huurlasten van huurders met een betaalbaarheidsrisico in Drenthe. Huurders met een betaalbaarheidsrisico zijn wel wat meer kwijt aan kale huur (€480), maar ontvangen een hogere huurtoeslag dan de huurders zonder betaalbaarheidsrisico.
Tabel 2.8: Woonservice. Gebruik huurtoeslag % huurtoeslag
Huishoudens totaal 47%
Huishoudens betaalbaarheidsrisico 68%
€ 155
€ 165
Huurtoeslag per ontvanger Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Iets minder dan de helft van de huurders geeft aan huurtoeslag te ontvangen. Het gemiddelde bedrag per huurtoeslagontvanger bedraagt ongeveer €155 per maand; dat is lager dan gemiddeld in Drenthe (€175). Van alle huishoudens met een betaalbaarheidsrisico ontvangt ruim twee derde huurtoeslag. Het gemiddelde bedrag per ontvanger bedraagt circa €165 per maand; ook dat ligt iets onder het Drents gemiddelde (€190).
2.4 Hoogte van de woonlasten De totale (netto) woonlasten bestaan uit de netto huurlasten aangevuld met de kosten voor energie (gas, elektra en water) en de kosten voor gemeentelijke lasten. Onder gemeentelijke lasten vallen waterverontreinigingsheffing, afvalstoffenheffing en rioolrechten.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
10
Tabel 2.9: Woonservice. Woonlasten huishouden totaal en onder armoedegrens Netto huurlasten
Huishoudens totaal € 405
Huishoudens betaalbaarheidsrisico € 375
Energielasten
€ 140
€ 150
Water
€ 10
€ 10
Gemeentelijke lasten
€ 40
€ 35
€ 595
€ 570
Netto woonlasten Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Netto zijn alle huurders gemiddeld ongeveer €595 per maand kwijt aan woonlasten. Dit is gelijk aan het Drents gemiddelde. Deze lasten bestaan uit de netto huurlasten (€405) aangevuld met kosten voor energie (€140), water (€10) en gemeentelijke lasten (€40). Huishoudens met een betaalbaarheidsrisico zijn gemiddeld €25 per maand minder kwijt aan hun netto woonlasten, namelijk ongeveer €570 per maand. Daarmee is het verschil in netto woonlasten tussen huurders met en zonder betaalbaarheidsrisico iets kleiner dan gemiddeld in Drenthe (€35 verschil).
Netto huishoudinkomen en netto besteedbaar inkomen Het netto huishoudinkomen is het inkomen dat mensen na aftrek van belastingen en premies ontvangen. Dit is gebaseerd op het inkomen dat men heeft ingevuld in de vragenlijst. Het netto besteedbaar inkomen is het netto huishoudinkomen aangevuld met toeslagen waarvoor men in aanmerking komt. Het gaat hierbij om de huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderbijslag en kindgebondenbudget. In de vragenlijst is gevraagd naar de hoogte van de huurtoeslag. De hoogte van de zorgtoeslag en het kindgebondenbudget is gebaseerd op een schatting (naar inkomen en aantal kinderen onder de 18 jaar) volgens de rekenhulp van de belastingdienst. De hoogte van de kinderbijslag is gebaseerd op het aantal thuiswonende kinderen jonger dan 18 jaar. Tabel 2.10: Woonservice. Gemiddeld netto huishoudinkomen en netto besteedbaar huishoudinkomen
1 persoonshuishouden tot 65 jaar
Netto huishoudinkomen € 1.210
Netto besteedbaar huishoudinkomen € 1.450
2 persoonshuishouden tot 65 jaar
€ 1.910
€ 2.160
1-ouder gezin
€ 1.200
€ 1.660
2-ouder gezin
€ 1.830
€ 2.210
1 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
€ 1.290
€ 1.550
2 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
€ 1.870
€ 2.180
Totaal
€ 1.550
€ 1.830
Het gemiddelde netto huishoudinkomen van alle huurders bedraagt ongeveer €1.550 per maand. Dat is hoger dan het gemiddelde huishoudinkomen van huurders in Drenthe (€1.480). Tweepersoonshuishoudens tot 65 jaar (€1.910), tweepersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder € 1.870) en tweeoudergezinnen (€1.830) hebben gemiddeld het hoogste inkomen. Eénouder gezinnen verdienen gemiddeld €1.200 netto per maand.
Spreiding van de inkomens In de onderstaande figuur is de spreiding van het netto huishoudinkomen van alle huurders weergegeven in inkomensklassen. Ter illustratie: een netto huishoudinkomen van circa €1.850 komt overeen met een bruto huishoudinkomen van €34.000 en een netto huishoudinkomen van circa €2.350 met een inkomen van €43.000.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
11
Figuur 2.3: Woonservice. Spreiding netto huishoudinkomen in inkomensklassen
tot 800 euro 800 tot 1000 euro 1000 tot 1200 euro 1200 tot 1400 euro 1400 tot 1600 euro 1600 tot 1800 euro 1800 tot 2000 euro 2000 tot 2200 euro 2200 tot 2400 euro 2400 tot 2600 euro 2600 euro of meer 0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
20%
Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Huur- en woonquotes De huurquote is het aandeel van het netto besteedbaar inkomen dat men besteedt aan de huur. Hierbij gaan we dus uit van het netto inkomen dat men ontvangt aangevuld met toeslagen. Bij de woonquote zijn de totale uitgaven voor woonlasten afgezet tegen het netto besteedbaar inkomen. Tabel 2.11: Woonservice. Huur- en woonquote huishoudens totaal Huurquote Gemiddelde kale huur
Woonquote
Betaalbaarheidsrisico
Totaal huurders
BetaalbaarheidsRisico
1 persoonshuishouden tot 65 jaar
€445
30%
29%
43%
44%
2 persoonshuishouden tot 65 jaar
€460
22%
25%
32%
41%
1-ouder gezin
€500
28%
27%
45%
44%
2-ouder gezin
€470
21%
24%
32%
37%
1 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
€455
27%
37%
38%
52%
2 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
€470
21%
33%
31%
48%
€460
25%
29%
37%
44%
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Totaal huurders
Huurders zijn ongeveer 25% van hun netto besteedbaar inkomen kwijt aan huurlasten. Huurders met een betaalbaarheidsrisico zijn een iets groter aandeel kwijt, namelijk 29%. Van de verschillende huishoudenstypen geven éénpersoonshuishoudens het grootste aandeel van hun inkomen uit aan huurlasten. Alleenstaande 65-plussers met een betaalbaarheidsrisico kennen gemiddeld genomen de hoogste huurquote (37%) De woonquote van huurders bedraagt ongeveer 37% van het netto besteedbaar inkomen en bij huurders met een betaalbaarheidsrisico is dit ongeveer 44%. Onder huurders met een betaalbaarheidsrisico kennen 65-plussers (één, maar ook tweepersoonshuishoudens) de hoogste woonquote.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
12
Tabel 2.12: Woonservice. Huur- en woonquote huishoudens naar inkomensklasse Huurquote 27%
Woonquote 40%
Secundaire doelgroep
24%
34%
€34.000 tot €43.000
21%
29%
€43.000 en hoger
18%
25%
25%
37%
Primaire doelgroep
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Bovenstaande tabel geeft duidelijk weer dat naar mate het inkomen hoger is, de huur- en woonquotes lager zijn.
Beleving van hoogte woonlasten in relatie tot inkomen Aan alle huurders is gevraagd hoe zij de hoogte van hun woonlasten ervaren in relatie tot hun inkomen. Figuur 2.4: Woonservice. Beleving hoogte woonlasten in relatie tot inkomen
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Hoog Huishoudens totaal
Passend
Laag
Huishoudens betaalbaarheidsrisico
Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Ongeveer driekwart van de huurders vindt dat hun woonlasten hoog zijn in verhouding tot hun inkomen. Bij huishoudens met een betaalbaarheidsrisico is dit zelfs ruim 90%. Ongeveer een kwart van de huurders is van mening dat de hoogte van de woonlasten passend is. Dit geldt voor circa één op de twaalf huurders met een betaalbaarheidsrisico. Deze uitkomsten komen redelijk overeen met het gemiddelde beeld van de Drentse corporaties.
2.5 Energieverbruik en -lasten De maandelijkse energielasten vormen een belangrijke component van de totale woonlasten. Per huishoudenstype is in beeld gebracht wat het maandelijkse verbruik is en welk voorschot men maandelijks kwijt is.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
13
Tabel 2.13: Woonservice. Gemiddeld gas- en elektraverbruik naar huishoudenstype 1 persoonshuishouden tot 65 jaar
Gas (m3) 1.330 m3
Elektra (kWh) 1.730 kWh
Maandelijks voorschot € 125
2 persoonshuishouden tot 65 jaar
1.580 m3
2.580 kWh
€ 150
1-ouder gezin
1.640 m3
2.210 kWh
€ 165
2-ouder gezin
1.620 m3
3.440 kWh
€ 180
1 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
1.440 m3
1.850 kWh
€ 125
2 persoonshuishouden vanaf 65 jaar
1.570 m3
2.440 kWh
€ 140
1.500 m3
2.240 kWh
€ 140
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
3
Huurders verbruiken gemiddeld 1.495 m aan gas en 2.243 kWh aan elektriciteit. Dit is duidelijk 3 hoger dan gemiddeld in Drenthe (1.280 m gas en 2.110 kWh elektriciteit). Dit komt onder andere doordat Woonservice over relatief veel (half)vrijstaande woningen beschikt waarbij het energieverbruik wat hoger is dan bij kleinere woningtypen. De hoogte van het gas- en elektraverbruik hangt tevens sterk samen met het aantal personen in het huishouden. Zo verbruiken één- en tweeoudergezinnen de meeste energie en zijn deze huishoudens gemiddeld genomen dan ook het meeste kwijt aan energielasten.
Tabel 2.14: Woonservice. Gemiddeld gas- en elektraverbruik naar inkomensklasse Primaire doelgroep
Gas (m3) 1.500 m3
Elektra (kWh) 2.120 kWh
Maandelijks voorschot € 140
Secundaire doelgroep
1.420 m3
2.030 kWh
€ 130
€34.000 tot €43.000
1.470 m3
2.450 kWh
€ 140
€43.000 en hoger
1.620 m3
3.130 kWh
€ 155
1.500 m3
2.240 kWh
€ 140
Totaal Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
In grote lijnen geldt dat naar mate het inkomen hoger is, het energieverbruik ook hoger is. Uitzondering daarop is de primaire doelgroep. Hun energieverbruik ligt gemiddeld hoger dan het verbruik van de secundaire doelgroep.
2.6 Een breder perspectief: huurders een gezicht geven In de inleiding is uitgebreid toegelicht dat Woonservice vanuit een breed perspectief het onderzoek heeft ingestoken. De enquêteresultaten zijn verrijkt met data over het bestedingsprofiel en de kredietwaardigheidsscores.
Bestedingsprofielen: Huurders met een betaalbaarheidsrisico kunnen op verschillende manieren geholpen of ondersteund 3 worden. De hulp die het meest effectief is, is sterk afhankelijk van het bestedingsprofiel en het bijbehorende bestedingspatroon van de verschillende huurders. Door betaalbaarheidsrisico (uitgaven versus inkomen) te combineren met het bestedingspatroon (op basis van sociaal/culturele kenmerken) zijn drie dominantie bestedingsprofielen te herkennen. Deze worden getypeerd als ‘spaarzaam huishouden ’, ‘huishouden met budgetteringsproblemen’ en de ‘spender’. Een spaarzaam huishouden (risicomijder) is een huishouden dat gewend is om van zeer weinig geld rond te komen. Deze huishoudens denken lang na voordat ze hun geld uitgeven. Zij geven niet meer 3
Bron: Motivaction.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
14
uit dan kan, leven zuinig en sober, zijn spaarzaam en kopen niet op krediet. Als deze huishoudens in de knel komen dan is verder bezuinigen vaak geen optie. De huishoudens met budgetteringsproblemen (nonchalante betaler) zijn huishoudens die vaak (onbewust) geen goed zicht hebben op hun financiële situatie. Zij zijn of lijken nonchalant en slordig in betalingen, zij zijn gul, zij staan vaak rood door slordigheid of ondoordachte uitgaven. De groep spenders is consumptie gericht. De spender geeft gemakkelijk geld uit en staat vaak rood.
De gegevens uit de woonlastenenquête zijn aangevuld met de bestedingsprofielen op basis van een aantal persoonskenmerken. Figuur 2.5: Woonservice. Verdeling huurders naar bestedingsprofiel
Woonservice
33% 45%
22% risicomijder
spender
nonchalante betaler
Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014 en Motivaction.
Categoriseren we de huidige huurders in bestedingsprofielen dan bestaat deze grofweg uit 45% spaarzame huishoudens, 33% huishoudens met budgetteringsproblemen en 22% spenders. De verdeling over deze profielen wijkt voor huurders in de verschillende gemeenten nauwelijks af van het gemiddelde.
Daadwerkelijk betalingsgedrag per gemeente In de onderstaande figuur is de gemiddelde kredietscore weergegeven voor de gemeenten waar Woonservice actief is. Deze kredietscore geeft aan wat het betaalgedrag is van mensen in een bepaald gebied. Hoe hoger de score, hoe beter het betaalgedrag en hoe kleiner het risico is op betalingsachterstanden. Figuur 2.6: Woonservice. Gemiddelde kredietscore per gemeente
Borger-Odoorn Coevorden Emmen Midden-Drenthe Woonservice 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Kredietscore gemiddeld Bron: Directpay 2014.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
15
In de gemeente Borger-Odoorn en Coevorden is het betaalgedrag over het algemeen iets beter dan in Emmen en Midden-Drenthe. Het risico op een daadwerkelijk betalingsachterstand is in Emmen en Midden-Drenthe hoger.
2.7 Belangrijkste conclusies Spagaat van woningcorporaties Corporaties zijn de afgelopen jaren geconfronteerd met extra financiële uitgaven en teruglopende inkomsten. Het gaat om extra uitgaven als de verhuurdersheffing en onder andere lagere inkomsten uit de verkoop van woningen. Ter compensatie van de verhuurdersheffing hebben corporaties de mogelijkheid gekregen om de huur voor verschillende inkomensgroepen boven de inflatie te verhogen. Het doorvoeren van deze huurverhogingen zijn belangrijk voor een financieel gezonde bedrijfsvoering, maar betekenen ook een stijging van de woonlasten voor haar huurders.
Harmonisatie van de huren Uit de resultaten blijkt duidelijk dat de opwaartse druk door harmonisatie, effect heeft op de betaalbaarheidsrisico’s. Huurders die in de afgelopen jaren een huurwoning hebben betrokken, hebben een hoger betaalbaarheidsrisico dan de huurders die al langer wonen. Deels is dat het gevolg van de selectieve instroom van mensen met een laag inkomen (bijvoorbeeld starters, scheidingen en de € 34.000-grens), deels is dit het gevolg van de huurverhoging bij mutatie (harmonisatie).
Doelgroepen in de knel De betaalbaarheidsrisico’s concentreren zich vooral bij huishoudens met een inkomen onder de huurtoeslaggrens (primaire doelgroep). Meer specifiek zien we dat huishoudens met kinderen en huishoudens zonder betaald werk het hoogste aandeel huishoudens met betaalbaarheidsrisico’s hebben.
Huur en overige woonlasten De netto woonlasten bestaan voor 70% uit huurlasten en 30% uit overige lasten. Gemiddeld zijn de netto huurlasten €405 en de overige woonlasten (energie, water en gemeentelijk heffingen) €190. In totaal betalen de Drentse huurders gemiddeld €595 aan netto woonlasten.
Brede blik, bestedingsprofiel Bijna de helft van de huishoudens kan worden gekenschetst als “Spaarzaam huishouden”. De “Huishoudens met budgetteringsproblemen” en “Spenders” omvatten dus meer dan 50%. Deze huishoudens hebben hun uitgavepatroon (onbewust of bewust) minder goed onder controle.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
16
3 Factsheets 3.1 Huurders Woonservice naar gemeente Samenstelling huishoudens Tabel 3.1: Woonservice. Samenstelling huurders totaal naar gemeente
Alleenstaand
BorgerOdoorn 43%
Coevorden
Emmen
46%
Paar zonder kinderen
Woonservice
Provincie
32%
MiddenDrenthe 48%
45%
50%
39%
37%
46%
42%
41%
30%
1-ouder gezin
8%
6%
11%
5%
7%
10%
2-ouder gezin
10%
11%
11%
5%
8%
10%
100%
100%
100%
100%
100%
Woonservice
Provincie
Totaal 100% Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Tabel 3.2: Woonservice. Samenstelling huurders totaal naar inkomensklasse Borger-Odoorn
Coevorden
Emmen
Primaire doelgroep
64%
63%
68%
MiddenDrenthe 65%
64%
67%
Secundaire doelgroep
11%
12%
8%
15%
13%
14%
€34.000 tot €43.000
13%
19%
15%
14%
14%
11%
€43.000 en hoger
13%
6%
8%
7%
9%
8%
100% Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
100%
100%
100%
100%
100%
Woonservice
Provincie
Totaal
Tabel 3.3: Woonservice. Dagelijkse bezigheid huurders BorgerOdoorn 26%
Coevorden
Emmen
29%
29%
MiddenDrenthe 25%
27%
31%
Werkloos
12%
8%
12%
4%
8%
10%
Arbeidsongeschikt
13%
6%
9%
13%
11%
12%
Gepensioneerd
44%
57%
48%
52%
50%
40%
4%
0%
3%
6%
4%
7%
100%
100%
100%
100%
100%
Werkzaam
Overig
Totaal 100% Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Figuur 3.1: Woonservice. Aandeel huishoudens betaalbaarheidsrisico
Borger-Odoorn
26%
74%
Coevorden
28%
72%
Emmen
26%
74%
Midden-Drenthe
22%
Woonservice
78%
24% 0%
10%
76% 20%
30%
Betaalbaarheidsrisico
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Geen betaalbaarheidsrisico
17
Woonlasten huishoudens - totaal Tabel 3.4: Woonservice. Huurlasten huishoudens totaal BorgerOdoorn
Coevorden
Emmen
MiddenDrenthe
Woonservice
Provincie
€450
€460
€460
€470
€ 460
€495
Servicekosten
€10
€15
€15
€30
€ 20
€15
Huurtoeslag
€70
€70
€95
€75
€ 75
€90
€390 Netto huurlasten Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014
€405
€380
€425
€ 405
€420
Emmen
MiddenDrenthe
Woonservice
Provincie
Kale huur
Tabel 3.5: Woonservice. Gebruik huurtoeslag BorgerOdoorn
Coevorden
% huurtoeslag
46%
44%
59%
46%
47%
50%
Huurtoeslag per ontvanger
€140
€165
€155
€155
€ 155
€175
Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014. Tabel 3.6: Woonservice. Woonlasten huishoudens totaal BorgerOdoorn
Coevorden
Emmen
MiddenDrenthe
Woonservice
Provincie
Netto huurlasten
€390
€405
€380
€425
€ 405
€420
Energielasten
€145
€145
€150
€150
€ 140
€125
Water
€10
€15
€10
€10
€ 10
€10
Gemeentelijke lasten
€35
€40
€35
€50
€ 40
€40
€580
€600
€575
€615
€ 595
€595
Netto woonlasten
Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
Woonlasten huishoudens - betaalbaarheidsrisico Tabel 3.7: Woonservice. Huurlasten huishoudens met betaalbaarheidsrisico
Kale huur Servicekosten
BorgerOdoorn
Coevorden*
Emmen*
MiddenDrenthe
Woonservice
Provincie
€480
€455
€475
€495
€ 480
€510
€5
€5
€5
€15
€ 10
€15
Huurtoeslag
€120
€75
€160
€110
€ 115
€140
Netto huurlasten
€365
€385
€320
€400
€ 375
€385
Emmen*
MiddenDrenthe
Woonservice
Provincie
* Zeer indicatief vanwege beperkte respons Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014 Tabel 3.8: Woonservice. Gebruik huurtoeslag BorgerOdoorn % huurtoeslag
Coevorden*
70%
48%
84%
72%
68%
71%
Huurtoeslag per ontvanger €160 * Zeer indicatief vanwege beperkte respons Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
€150
€190
€155
€ 165
€190
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
18
Tabel 3.9: Woonservice. Woonlasten huishoudens met betaalbaarheidsrisico BorgerCoevorden* Emmen* Odoorn
MiddenDrenthe
Woonservice
Provincie
Netto huurlasten
€365
€385
€320
€400
€ 375
€385
Energielasten
€155
€145
€150
€150
€ 150
€135
Water
€10
€15
€10
€10
€ 10
€10
Gemeentelijke lasten
€30
€30
€30
€40
€ 35
€30
€575
€510
€600
€ 570
€560
Netto woonlasten €560 * Zeer indicatief vanwege beperkte respons Bron: Woonlastenonderzoek Companen 2014.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
19
Kredietwaardigheidsscores gemeente Borger-Odoorn Legenda kaarten: De achtergrondkleur geeft een indicatie van het % huishoudens met een betaalbaarheidsrisico weer. Donker Groen = relatief veel betaalbaarheidsrisico Licht groen = gemiddeld Bijna wit = relatief weinig betaalbaarheidsrisico De bollen geven de kredietwaardigheidsscore weer: Geel = relatief kredietwaardig, dus weinig betalingsachterstanden en schulden Oranje = gemiddeld Rood = relatief minder kredietwaardig, dus meer betalingsachterstanden en schulden Cijfers geven de gebieden weer die de door corporaties als eenheid voor steekproef is opgegeven.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
20
Kredietwaardigheidsscore gemeente Coevorden Cijfers geven de gebieden weer die de door corporaties als eenheid voor steekproef is opgegeven
De gemeente Coevorden is verdeeld in een aantal gebieden in het onderzoek: 9 Coevorden - Ballast, De Loo, Lootuinen, Poppenhare 10 Coevorden - Binnenvree, Buitenvree, Pikveld, Centrum, De Heege, Steenwij 11 Coevorden - Dorpen Per gebied is met een kleur aangegeven hoe hoog het betaalbaarheidsrisico is. Per postcodegebied (gele en oranje bollen) wordt de kredietwaardigheidsscore weergegeven.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
21
Kredietwaardigheidsscore gemeente Emmen Cijfers geven de gebieden weer die de door corporaties als eenheid voor steekproef is opgegeven.
De gemeente Emmen is verdeeld in een aantal gebieden in het onderzoek: 13 Emmen - Dorpen 14 Emmen - kern 15 Emmen - overig
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
22
Kredietwaardigheidsscore gemeente Midden-Drenthe Cijfers geven de gebieden weer die de door corporaties als eenheid voor steekproef is opgegeven.
De gemeente Midden-Drenthe is als één gebied beschouwd in het onderzoek. Daarom omvat de gehele gemeente slechts één kleur. Gemiddeld is het betaalbaarheidsrisico in Midden-Drenthe lager dan 30%.
5218.102/g | Woonlastenonderzoek
23