Troonstraat 125 - 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 - E-mail:
[email protected] – www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
december 2013
Woonbeleid in Vlaanderen Standpunt van de Gezinsbond
1. Het recht op goed en betaalbaar wonen voor iedereen in een veranderende context
p. 2
2. Eigendomsverwerving blijft een speerpunt van het woonbeleid
p. 3
3. Een stevig impulsbeleid voor de private huur
p. 4
4. De sociale woonsector als sluitstuk van een woonbeleid in Vlaamse regie
p. 6
5. Wonen kan kwaliteitsvoller
p. 7
6. Specifieke aandacht voor doelgroepen en nieuwe woonvormen
p. 8
7. Woonbeleid is meer dan het dak boven je hoofd
p. 9
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 1
1. Het recht op goed en betaalbaar wonen voor iedereen in een veranderende context De overdracht van bevoegdheden en middelen in het kader van de zesde staatshervorming stelt het Vlaamse woonbeleid voor grote uitdagingen. Daarbij moet een goede analyse gemaakt worden van de huidige woonsituatie, van de problemen die naar voor komen en van de evoluties die in de komende decennia op sociaaleconomisch vlak te verwachten zijn. Op die basis moet Vlaanderen beleidskeuzes maken en de middelen die daarvoor nodig zijn (her)bestemmen. De veranderende context rond wonen is de laatste jaren het voorwerp geweest van talloze studies en is omvattend beschreven in de voorstudie voor de opmaak van het nieuwe woonbeleidsplan Vlaanderen. Als belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen kunnen zeker aangehaald worden: •
• •
De bevolkingsgroei stijgt niet spectaculair maar is vooral gekenmerkt door gezinsverdunning (kleinere gezinnen, eenoudergezinnen, alleenstaanden), wat de nood aan woongelegenheden opdrijft. Toch mag dit niet leiden tot een loutere focus op kleinere wooneenheden. Ook de nood aan gezinswoningen blijft hoog, en door de vele hersamengestelde gezinnen stijgt ook de vraag naar ‘grotere’ gezinswoningen. De vergrijzing van de bevolking met haar specifieke woon- en zorgnoden is gekend, tegelijk zien we een recente vergroening naar voor komen. Die is minstens ten dele het gevolg van migraties, wat op zich zeker al tot een toenemende diversiteit leidt. De economische situatie blijft in Vlaanderen en wereldwijd bijzonder onduidelijk. Dat heeft een grote impact op de investeringsbereidheid van overheid en gezinnen, wat ook in de bouwsector duidelijk wordt. De klimaatsverandering duwt ons met de neus op de eindigheid van energiebronnen. Dat is een prijs die het slecht geïsoleerde woonpatrimonium nu cash betaalt. Ook het beslag op de ruimte als gevolg van decennialange verkavelingsdrift, lintbebouwing en uitdeining van de wooncentra is onhoudbaar.
Met deze evoluties in het achterhoofd is duidelijk dat het toekomstige woonbeleid zich veel sterker zal moeten enten op goed doordachte ruimtelijke keuzes en op beter georganiseerde mobiliteitsstromen, zo niet slibt Vlaanderen verder dicht. De nadruk op eigendomsverwerving en de verwaarlozing van de private huursector heeft er toe geleid dat deze laatste in belang verminderd is en een weinig kwalitatieve restmarkt dreigt te worden voor wie zich geen eigen woning kan veroorloven. De woonsituatie van ouderen met een eigen woning dient zich als problematisch aan omdat deze groep globaal gezien in de oudste en minst kwalitatieve woningen huist, en tegelijk het moeilijkst te motiveren blijkt voor investering in aanpassingen. De groeiende diversiteit aan samenlevingsvormen vraagt een flexibel aanbod en wellicht zal ook de bereid tot verhuizen van jongeren, van gezinnen en van ouderen mee evolueren. Tot slot tekent zich een bestuurlijk dilemma af: enerzijds verkrijgt Vlaanderen meer bevoegdheden en middelen, anderzijds eisen gemeenten meer autonomie op als regisseurs van het lokale woonbeleid. De integratie van verschillende aspecten rond wonen maakt dat samenhangende beslissingen binnen een ruimere regio onmisbaar zijn voor een toekomstgericht woonbeleid. Binnen dit alles blijft de kernvraag : hoe garanderen we ook naar de toekomst het recht op goed en betaalbaar wonen voor de verschillende gezinstypes?
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 2
2. Een rechtvaardige spreiding van de inzet van middelen De oefening waar de Vlaamse overheid in de komende jaren voor staat is dus niet min. De Gezinsbond wil er als belangenverdediger van de gezinnen in Vlaanderen en Brussel over waken dat het recht op een behoorlijke huisvesting, dat als zodanig ingeschreven staat in de Belgische Grondwet, op de meest kwalitatieve wijze waargemaakt wordt voor alle gezinnen. Deze ambitie is verder geconcretiseerd in de Vlaamse Wooncode. Het recht op menswaardig wonen vertaalt zich in het ter beschikking hebben van een aangepaste woning van goede kwaliteit, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid. Verder bepaalt deze wooncode dat het Vlaamse woonbeleid in het bijzonder aandacht heeft voor de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden. Hiermee worden centrale uitgangspunten vastgelegd die ook door de Gezinsbond in vroegere standpuntbepalingen onderschreven werden. Het woonbeleid moet goede woonkansen bieden aan iedereen en aan alle gezinnen, maar de specifieke situatie van bepaalde groepen maakt bijzondere maatregelen nodig. De Gezinsbond blijft deze inschakeling in de Vlaamse Wooncode onderschrijven. Wel willen wij wijzen op het risico dat, binnen een context van schaarse middelen, de nadruk zodanig op strikt deze groepen komt te liggen, en dat de onzekere inkomenssituatie van andere groepen of de situatie van gezinnen met specifieke zorgvragen, naar de zijlijn verdwijnt. De Gezinsbond wijst daarbij op een economie die gezinnen geen stabiel perspectief meer kan bieden. Wanneer gepleit wordt voor een verdere vermaatschappelijking van de zorg en het optimaler benutten van mantelzorg- en vrijwilligerswerk, dan kan dit maar wanneer minstens de huisvestingskosten voor een aangepaste woning binnen de perken blijven. Ook de noodzakelijke evolutie naar meer energiezuinigheid en duurzaamheid zal maar lukken wanneer gezinnen zich voldoende ondersteund weten om de nodige investeringen te doen. Uitspraken over onevenredige overheidssteun aan ‘de middenklasse’ vragen in die zin de nodige nuance. Bij de toekenning van een aantal premies kan de rechtvaardige inzet van middelen uitgaan van volgende criteria: • De inkomensgrens voor het toekennen van steun binnen een maatregel wordt aangevuld met een getrapt systeem in min. Concreet kan dit betekenen dat een overschrijding van het toegelaten inkomen aangevuld wordt met een graduele afbouw. Dat moet vermijden dat gezinnen met een alles-of-niets-situatie te maken krijgen. Om het totale volume aan ondersteuningsmiddelen niet te laten ontsporen stellen we enerzijds een verlaging voor van de geldende inkomensgrens, die recht geeft op een volledige toelage of steun. Dat speelt in op de zorg om de toelage maximaal te richten op de beoogde doelgroepen. Anderzijds wordt de toe te kennen steun gradueel afgebouwd, omgekeerd evenredig met de inkomensstijging. • Voor elke steunmaatregel wordt de inkomensgrens zo bepaald dat voldoende mensen/gezinnen uit de doelgroepen in aanmerking komen. Zo bereikt de inkomensgrens voor het verkrijgen van een renovatiepremie (op dit ogenblik de hoogste grens binnen de Vlaamse ondersteuningsmaatregelen) ongeveer 60 % van de eigenaars met hypotheeklast. Dat is redelijk, zeker wanneer het systeem nog gradueel verfijnd kan worden. Het betekent ook dat voor specifieke maatregelen en doelgroepen (huursubsidie, aanpassingswerken door ouderen) lagere inkomensgrenzen kunnen vooropgesteld worden, maar telkens wel op basis van de principes van een voldoende bereik, een graduele afbouw en gezinsgemoduleerd. De werking van elke steunmaatregel moet regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgestuurd worden. • Gezinsmodulering per kind of zorgbehoeven persoon die fiscaal ten laste is.
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 3
• De Gezinsbond vraagt in elk geval dat de financiële impact van maatregelen goed berekend wordt, zodat het beleid structureel kan aangehouden worden, zonder abrupte breuken. Wanneer een uitdoofscenario onvermijdelijk is, moet dit voor gezinnen op een transparante en faire manier uitgewerkt worden. • De te verwachten demografische evoluties (ouderen, alleenstaanden, wisselende gezinssituaties) vragen een flexibele en aangepaste regelgeving. Dat geldt in het bijzonder voor die gezinnen waar kinderen niet voortdurend verblijven (plaatsing, handicap, co-ouderschap). Ook vanuit een niet-permanent verblijf in de woning moeten deze gezinnen een beroep kunnen doen op diverse steunmaatregelen. • Ondersteuning via premies heeft het voordeel dat de steun sneller in de investeringen kan verrekend worden. De Gezinsbond waarschuwt wel voor een realistische inschatting van het aantal potentiële begunstigden, zodat de voorziene fondsen niet veel te vroeg uitgeput zijn met alle onzekerheid van dien. • Wanneer de investering in aanpassingen aan de woning voor bepaalde groepen te hoog uitvalt kan, binnen een sociale context, ook met aanbesteding van de werken via het OCMW gewerkt worden. De te verwachten premies kunnen dan als een aanbetaling van de factuur verrekend worden.
3. Eigendomsverwerving blijft een speerpunt van het woonbeleid De Gezinsbond is in de voorbije decennia een groot voorvechter geweest van de eigendomsverwerving door gezinnen. Zonder blind te zijn voor het grote financiële engagement dat dit meebrengt en voor de onderhoudskosten die na verloop van tijd kunnen oplopen, zijn daar nog steeds bijzonder goede redenen voor: • • • •
de mogelijkheid om door aanpassing aan de specifieke gezinsnoden van het huis een echte thuis te maken de emotionele betrokkenheid die de zorg voor de woning bevordert de lagere woonkost die de stijgende zorgkosten op latere leeftijd deels kan opvangen het eigen huis als garantie op woonzekerheid
Los van de nieuwe context waarbinnen het wonen zich in elk geval zal ontwikkelen, vraagt de Gezinsbond dat het verwerven en inrichten van de (eerste) gezinswoning een centrale zorg van het Vlaamse woonbeleid blijft. De Gezinsbond dringt wel aan op de nodige sensibilisering van toekomstige eigenaars om het geheel van de investeringen en kosten realistisch en haalbaar in te schatten. Om te beginnen swingen de grondprijzen de pan uit, wat de nieuwbouwmogelijkheden van jongeren stevig beperkt. Schaarste (beperking van de woonuitbreidingsgebieden) en speculatie (door private maatschappijen en bezitters van verschillende percelen) spelen daar een grote rol in. De Gezinsbond is daarom voorstander van de activeringsheffing op bouwgronden en leegstand die in het decreet grond- en pandenbeleid voorzien zijn.. De Gezinsbond vraagt dat de vrijstelling van de heffing op bouwgronden bewaard blijft, indien deze gronden voor de bouwplannen van eigen kinderen tot 30 jaar bestemd worden. Tegelijk kan de Vlaamse overheid een kader creëren om gronden van openbare besturen ter beschikking te stellen van woningbouwprojecten. Dit kan via een aangepaste formule van erfpacht of via de idee van een community land trust, zodat bouwers enkel nog de woningbouw zelf dienen te financieren. Naast de eigendomsverwerving op individuele basis is de tijd aangebroken om groepsbouwinitiatieven, naar het model van samen aankopen, juridisch en bancair beter te omkaderen. Ook dit kan een goed model zijn om zowel de betaalbaarheid als de kwaliteit van een eigen woonst te verhogen.
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 4
De Vlaamse overheid zoekt naar de ontwikkeling van een ‘huiskorting’, als alternatief voor de verminderde registratierechten op basis van het kadastraal inkomen. Deze laatste is verouderd en er zal een mix van verschillende parameters komen (aankoopprijs, ligging enz.). De Gezinsbond vraagt dat ook de gezinssamenstelling één van de criteria wordt om het niveau van de huiskorting te bepalen en wil nauw betrokken worden bij de uitwerking van deze nieuwe regeling. De woonbonus is op dit ogenblik een federale maatregel om de hypothecaire last via de fiscaliteit haalbaarder te maken. De bevoegdheid daarover en de middelen daartoe worden in het kader van de zesde staatshervorming overgedragen naar Vlaanderen. Het Groenboek van de Vlaamse administratie geeft hierbij als aandachtspunt dat het risico bestaat dat de overgedragen middelen niet zullen volstaan om het huidige beleid te bestendigen. De Gezinsbond pleit er in elk geval voor om het effect van verschillende maatregelen op de kostprijs van eigendomsverwerving goed te becijferen, zodat zij geen prijsopdrijving genereren. Voor de Gezinsbond moet een voldoende ondersteuning van eigendomsverwerving in elk geval bewaard blijven. Omwille van de aangegane financiële engagementen door de gezinnen en omwille van het risico op marktverstoring, kan voor de nog lopende hypothecaire leningen geen fundamentele verandering aan de woonbonus vooropgezet worden. De Gezinsbond beseft dat het integrale behoud van de huidige woonbonusformule nog jarenlang bijkomende middelen zal opslorpen en zo alternatieve beleidsvoering blokkeert. Beperkte aanpassingsmechanismen die de financiële haalbaarheid in stand houden kunnen wel onderzocht worden: • •
het fixeren van de belastingvermindering op een vast percentage (wat in het voordeel speelt van de lagere inkomens) het bevriezen van de woonbonuskorf (het maximumbedrag wordt nu jaarlijks aangepast)
Binnen de Vlaamse realiteit en vanuit de prioritaire keuze voor ondersteuning voor eigendomsverwerving vraagt de Gezinsbond om in de toekomst voor het geheel van de Vlaamse middelen voor woonbeleid een gegarandeerde toewijzing voor de eigendomssector te behouden. Dat vraagt een correcte monitoring van de geldstromen: tegemoetkomingen aan particulieren voor investeringen in huurwoningen zijn immers niet zomaar als eigenaarsondersteuning te categoriseren. Hierbij kan een 70/30 verhouding als uitgangspunt genomen worden, mits dit door verder onderzoek als realistisch bevestigd wordt. Naar de toekomst kan de woonbonus beter gedifferentieerd worden om wenselijke beleidskeuzes te ondersteunen. Dit kan door beter rekening te houden met: • • • •
het gezinsinkomen: het vastklikken van de aftrek werkt in het voordeel van beperkte inkomens; de inplanting van de woning: nadruk op verdichting en vrijwaring van de open ruimte; de gezinssamenstelling of specifieke noden: zorgsituaties of intergenerationeel wonen; energetische kwaliteiten.
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 5
Een beperkte aanpassing van de huidige woonbonus en een hervorming van een toekomstige woonbonus maakt daarenboven ruimte vrij voor nieuwe pistes van eigendomsondersteuning die inspelen op behoeften van gezinnen: •
• • •
uitbreiding van de sociale leningen die vooral mikken op de eerste drie inkomensquintielen. De Gezinsbond verwijst hiervoor naar de unieke positie en expertise van het Vlaams Woningfonds; die positie moet zich vertalen naar de toekomstige organisatie van de sector verlaagd Btw-tarief op een eerste schijf van 100.000 euro bij nieuwbouw van een eerste gezinswoning uitbreiding sociale koopwoningen voor jonge starters; dit kan zowel door aangepaste sociale leningsvoorwaarden als binnen de sociale huisvestingssector zelf rentelastvermindering voor 'groene leningen' in functie van structurele renovaties, energiebesparende ingrepen, aangepast en intergenerationeel wonen
4. Een stevig impulsbeleid voor de private huur 4.1. Algemeen wordt erkend dat de private huursector in omvang vermindert. Vooral het onderste segment kampt met onredelijke huurprijzen voor een ondermaatse kwaliteit. In de voorbije jaren is Vlaanderen gestart met verschillende Impuls initiatieven, maar voorlopig is de omvang daarvan vrij beperkt. Langs de ene kant is er een uitdrukkelijker ondersteuningsbeleid naar verhuurders nodig om te garanderen dat het aanbod bewaard blijft of zelfs toeneemt. Belangrijk is dan wel dat deze ondersteuning geen aanleiding geeft tot huurprijsverhogingen. Huurders hebben in dat geval baat bij betere huurwoningen, minder energie-uitgaven of minder gezondheidsproblemen. Daarnaast is er de uitbouw van de sociale verhuurkantoren: zij betekenen een soort private huur met sociale correcties en garanties. 4.2. Mogelijkheden om de private huurmarkt te stimuleren zijn: • aantrekkelijke voorwaarden wanneer een conforme woning sociaal verhuurd wordt (op lange termijn aan een betaalbare prijs via een SVK, OCMW of een sociale verhuurorganisatie) • extra ondersteuning voor investeringen naar conformiteit en energiezuinigheid bij sociale verhuring. Daarbij het ondersteuningsarsenaal uitbreiden van particuliere personen naar vzw’s en sociale verhuurorganisaties • snellere toekenning van de huursubsidie voor wie op de wachtlijst van een sociale huisvestingsmaatschappij staat (mits garantie van bewaking van de huurprijs en zonder dat dit de aangroei van het sociaal huurpatrimonium mag afremmen) • snelle inwerkingstelling van het fonds ter bestrijding van uithuiszettingen en een centraal huurwaarborgfonds als tegengewicht voor de vraag naar uitbreiding van de huurwaarborg • het conformiteitsattest verder uitbreiden met elementen van energiezuinigheid en duurzaamheid tot een volwaardige woonfiche, die een samenvattende beschrijving van de elementaire woningeigenschappen geeft (elektriciteit, EPC, kadastraal inkomen…) • actieve strijd tegen misbruiken als huisjesmelkerij, met aandacht voor opvang en herhuisvesting van wie een afgekeurde woning moet verlaten
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 6
4.3. Een aparte plaats is weggelegd voor de sociale verhuurkantoren die private woningen aan sociale criteria en voorwaarden ter beschikking stellen. Eigenaars die aan een sociaal verhuurkantoor verhuren genieten van een gegarandeerde huurinkomst gedurende 9 jaar en de ganse administratie en opvolging gebeurt via het sociaal verhuurkantoor. De huurders genieten van een goede woonzekerheid en een automatische huursubsidie, vermits de woning moet beantwoorden aan de Vlaamse conformiteitseisen. De sector van de sociale verhuurkantoren is op dit ogenblik bezig aan een schaalvergroting; de Gezinsbond is vragende partij voor verdere uitbreidingsmogelijkheden naar aanbod, renovatiemogelijkheden en begeleidingscapaciteit naar de huurders. 4.4. Vlaanderen verwerft ten slotte de bevoegdheid over de huurwetgeving. Voor de Gezinsbond is dit een gelegenheid die moet aangegrepen worden om werk te maken van: • het definitief vastleggen van de huurwaarborg op twee maanden, bij voorkeur via de instelling van een centraal huurwaarborgfonds • de opstart van het fonds ter bestrijding van uithuiszettingen en de geleidelijke uitbreiding van het toepassingsgebied. Uithuiszettingen van gezinnen met kinderen moeten steeds aanleiding geven tot een sociaal alternatief. Thuisloosheid van gezinnen met kinderen is absoluut te vermijden • het verfijnen van de rechten en plichten van huurders en verhuurders; dit kan gepaard gaan met een meer systematische uitbouw van huurdersbegeleiding, zowel op praktisch-administratief vlak als bij problemen; hiertoe is een uitbreiding van de rol en van de middelen voor CAW's en OCMW's nodig • het beter beveiligen van de woonzekerheid van huurders door het tegengaan van diverse vormen van discriminatie of onterechte opschorting van het huurcontract.
5. De sociale woonsector als sluitstuk van een woonbeleid in Vlaamse regie De sociale woonsector is in een stroomversnelling gekomen vanuit het decreet gronden pandenbeleid en het kaderdecreet sociale huur. De Gezinsbond pleit er alvast voor dat het vooropgestelde sociaal objectief de nodige middelen krijgt om als richtkader voor de inhaalbeweging van de sociale woningbouw te blijven fungeren. Naast de inspanningen op het vlak van nieuwbouw (koop- en huurwoningen) vraagt ook de renovatie van het bestaande patrimonium de nodige aandacht en middelen. Het kaderbesluit sociale huur heeft de transparantie wat betreft procedures en huurprijsbepaling vergroot. Toch blijven er voor de Gezinsbond nog actiepunten om aan te werken: •
• • •
de Gezinsbond vraagt realistische inkomensgrenzen die een maatschappelijk verantwoorde instroom mogelijk maken en een gezonde sociale mix bevorderen. Als daardoor de vraag verder stijgt boven het beschikbare aanbod, is een aanscherpen van de streefcijfers voor nieuwbouw noodzakelijk de volwaardige gezinskorting voor kinderen die niet gedomicilieerd zijn in de sociale huurwoning , is niet ten volle gerealiseerd de sociale huisvesting kampt steeds meer met probleemsituaties en mogelijke uithuiszettingen. De Gezinsbond wil nagaan of het binnen de sector haalbaar is uithuiszettingen zeker voor de maanden november tot maart op te schorten na een basishuurperiode van 9 jaar en wanneer het gestegen inkomen van de huurder 5 jaar na mekaar tot de maximale huurprijs (= marktwaarde) leidt, kan een traject van herhuisvesting op de private huurmarkt of op de eigenaarsmarkt ingezet worden. Zo bestaat er reeds een kooprecht voor de eigen Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 7
sociale woning. Evengoed kan gedacht worden aan een aanbod actieve begeleiding naar een aangepaste of kleinere woning.
6. Wonen kan kwaliteitsvoller 6.1. De ruimtelijke problematiek dwingt ons om stappen te zetten in de richting van compacter en ruimtebesparend wonen. De Gezinsbond ondersteunt daarom de roep naar inbreiding, renovatie en stadsvernieuwing als elementen van duurzaamheid. Inspanningen en investeringen van gezinnen op dat vlak moeten gehonoreerd worden: • beperking van het KI na renovaties die ruimtelijk geconcentreerd wonen bevorderen • rekening houden met duurzaamheidsaspecten actieve opsporing en aanpak van leegstand en verkrotting, met aandacht voor herhuisvesting 6.2. Een belangrijk aspect van duurzaamheid is de energiezuinigheid van onze woningen. Op dat vlak merken we een progressieve normstelling wat betreft energiezuinigheid en isolatie van onze woningen die sterk meebepaald wordt vanuit Europa. Dat vertaalt zich in isolatienormen voor nieuwbouw en verhuring of in technische kwaliteit van verwarmingsinstallaties. De Gezinsbond ondersteunt de evolutie van een progressieve normstelling naar 2020 toe. De doelstellingen zullen maar gehaald worden mits een aantrekkelijke ondersteuning. Voor gezinnen is het belangrijk dat de termijn van ondersteuning en een eventuele geleidelijke afbouw ervan helder en betrouwbaar gecommuniceerd worden. Wat betreft de instrumenten van ondersteuning pleit de Gezinsbond voor: • voorkeur voor directe premies om de investeringslast op het ogenblik zelf te beperken • een tool voor onderbouwde en geactualiseerde berekening van terugverdieneffecten van energiebesparende investeringen, om meer mensen te kunnen overtuigen die investering te maken • beveiliging van een kwaliteitsgarantie van de uitgevoerde werken • een toegankelijk en door de overheid ondersteund aanbod van groene leningen voor specifieke energetische of duurzaamheidsinvesteringen • verdere objectivering van de EPC’s en concretisering van interessante ingrepen • promotie van de energie-audits bij gezinnen • uitbreiding van de ondersteuningsmaatregelen naar vzw’s en sociale verhuurorganisaties • aangepaste ondersteuning voor collectieve initiatieven zodat zij een lagere instapdrempel krijgen en een hogere positieve impact op het milieu realiseren. 6.3. De demografische evoluties wijzen duidelijk in de richting van gezinsverdunning (ouderen, alleenstaanden) en meer flexibele samenlevingsvormen. Dat staat haaks op het woonpatrimonium dat in de voorbije decennia opgebouwd werd. Zowel voor dat bestaande patrimonium als voor nieuwbouwprojecten zullen de flexibele aanpasbaarheid en levensloopbestendigheid aandachtspunten worden. De Gezinsbond stelt daarom voor: • bij structurele aanpassingen aan een woning en bij nieuwbouw worden basisaspecten van toegankelijkheid/aanpasbaarheid mee in de bouwvoorschriften opgenomen (deurbreedte, sanitaire voorziening, verplaatsbare tussenmuren…). Voor deze aanpassingen is per onderdeel een Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 8
toelage voorzien en de aanpasbaarheid wordt opgenomen in het conformiteitsattest/woonfiche • permanente sensibilisering en informatieverspreiding • het valoriseren en bestendigen van de kennis die rond aanpasbaarheid opgebouwd is • integratie van aanpasbaar wonen ook in de sociale huisvestingssector 6.4. Ten slotte is voor de Gezinsbond de woonomgeving een essentieel onderdeel van kwalitatief wonen. Daarbij staat aandacht voor kind- en gezinsvriendelijkheid voorop. De Gezinsbond vraagt dan ook dat bij de (her)inrichting van buurten en openbare ruimte voldoende geïnvesteerd wordt in: • verkeersveiligheid met snelheidsbeperkingen, aanleg van goede fiets- en voetpaden, gebruik van trage wegen en kindlinten • groenzones die voor verschillende leeftijdsgroepen functioneel zijn als speelmogelijkheid, ontmoetingsruimte, wandel- en rustzone • een waaier aan nabije diensten en voorzieningen zodat de buurt echt het hart van de woonomgeving wordt • inspraak van de gezinnen bij de vormgeving van hun woonomgeving
7. Specifieke aandacht voor doelgroepen en nieuwe woonvormen Naast de grote algemene beleidskeuzes is aanvullende aandacht nodig voor doelgroepen die uit de contextanalyse naar voor komen. Deze aandacht kan ingebed zijn in de algemenere keuzes, maar we kiezen ervoor om ze apart naar voor te schuiven als bijzonder belangrijk. Hiertoe behoren zeker: 7.1. Jonge starters en alleenstaanden (met of zonder kinderen) voor wie de betaalbaarheid vaak een drempel betekent naar eigendom of huur. Hier denkt de Gezinsbond vooral aan starterswoningen vanuit de sociale huisvesting. Afhankelijk van hun gezinssituatie, inkomen of werkplaats kunnen de bewoners na verloop van tijd een definitiever woonkeuze maken. 7.2. Ouderen met een stijgende zorgvraag. Het goed wonen van ouderen die zo lang mogelijk in de vertrouwde omgeving willen blijven, wordt al te vaak gehypothekeerd door niet aangepaste en zelfs onveilige woningen. Bovendien roepen ook de verouderde toestand van de woning, met meerdere niet meer gebruikte ruimtes of een perceel grond dat veel onderhoud vraagt, vragen op. De Gezinsbond wil vooral inzetten op de vele nieuwe mogelijkheden die een combinatie van wonen en zorg toelaten: • de Gezinsbond pleit voor het bespreekbaar maken van aangepaste woonkeuzes en het voorzien van de nodige begeleiding om die keuzes waar te maken • een versnelde aanpassing van woningen in functie van de behoeften van ouderen met daartoe de nodige financiële stimulansen • een flexibeler regelgeving die aanpassingen en nieuwe woonvormen mogelijk maakt, zonder dat bouwvoorschriften, sociale en fiscale regels of de organisatie van de zorgverstrekking die keuzes oninteressant of onmogelijk maken
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 9
7.3. De Gezinsbond wil een actieve ondersteuning van initiatieven rond groeps-, kangoeroewonen of cohousing. Ook aan de residentiële zorgsector moeten mogelijkheden geboden worden om hun aanbod binnen de leefomgeving van ouderen te brengen. De kwaliteit van deze nieuwe woonvormen is de beste motivatie voor ouderen om een verhuis uit de oude woning te overwegen. 7.4. De toenemende armoede in de samenleving brengt nieuwe problemen mee: betalingsachterstand, moeilijkheden met onderhoud van de woning, spanningen met de omgeving. De Gezinsbond wil vooral een preventieve aanpak, waarbij de overheid diverse mogelijkheden van buurtbemiddeling of woonbegeleiding mogelijk maakt. Dit moet op een afdoende manier voorzien worden in de personeelsomkadering van sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren en in de taken van CAW en OCMW. Zowel aspecten van vroegtijdige detectie (nabijheid en netwerking) als van praktische ondersteuning (klusjesdiensten) zijn hier van belang.
8. Woonbeleid is meer dan het dak boven je hoofd Het is intussen duidelijk dat het ontwikkelen van een toekomstgericht woonbeleid in Vlaanderen breder zal moeten kijken dan de specifieke eigen bevoegdheden. In de stappen die gezet worden in de ontwikkeling van het nieuwe woonbeleidsplan Vlaanderen zijn talrijke linken te vinden naar de beleidsontwikkelingen op het vlak van mobiliteit (wooncapaciteitsuitbreiding langs mobiliteitsassen), zorg (uitrol van het woonzorgdecreet), ruimtelijke ordening (waterrijke gebieden en bufferingszones), stedenbeleid, energiebeleid, milieu (bv. watergebruik)… Deze benadering is ook voor de Gezinsbond belangrijk en terug te vinden in de voorgaande aanbevelingen en vragen. De Gezinsbond dringt er op aan dat het Vlaamse beleid deze integrale benadering ten volle overneemt. Dat betekent enerzijds een horizontale integratie tussen de eigen regionale bevoegdheden. Anderzijds gaat het over verticale integratie en afstemming. Daarbij blijven goede afspraken met het federale niveau belangrijk (bv. fiscaliteit, juridische aspecten). Ook het verfijnen van de opdrachten van gemeentelijke overheden als lokale regisseurs en de nodige ondersteuning daarbij, horen bij die verticale integratie ____________________
Woonbeleid in Vlaanderen - Gezinsbond, december 2013 - 10