Map of Women in Politics (2010) by the Interparliamentary Union (IPU) The situation of women in parliament and politics Presentation to the American Congress, Washington DC Thursday March 4, 2010 Women in politics: The Belgian case study By senator Sabine de Bethune Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Geachte Collega's, Dames en Heren, 1. Inleiding Eerst en vooral zou ik u willen danken voor de uitnodiging die ik ontving om namens de Interparlementaire Unie aan deze sessie deel te nemen in het kader van de presentatie van hun ‘Map of Women in politics’. In die context zal ik de case study van België toelichten. Mogen spreken over democratie en specifiek over gelijke participatie in het democratisch besluitvormingsproces voor U, leden van het Amerikaans Congres beschouw ik als een hele eer. De onafhankelijkheidsverklaring van de 4th of July 1776 heeft internationaal namelijk een grotere symbolische waarde dan enkel de betekenis voor de V.S. (Het staat voor een mijlpaal in de geschiedenis waarbij voor de eerste keer een overheid op zo’n omvattende manier gebonden was aan geschreven grondrechten.) Toen ik 15 jaar geleden voor het eerst de eed aflegde als senator, was dit voor mij een belangrijke levensstap na jaren engagement als politiek adviseur op het Belgische en Europese niveau, als advocate en genderexperte. Levendig herinner ik me de gelukwensen van één van de tenoren van de Belgische politiek die mij de vaderlijke raad gaf om me voortaan te wijden aan ernstige politieke thema's. Deze uitspraak zette me juist aan om me als vrouw nog meer in te zetten voor de vrouwenrechten en het verschil te maken in de politiek. Vrouwenrechten zijn de rode draad geworden in mijn politieke werk. 2. België institutioneel België is een constitutionele parlementaire monarchie. Als stichtend lid van de Europese Unie huisvest het in haar hoofdstad Brussel de instellingen van deze unie. Het land telt 10 miljoen inwoners en bevindt zich op de grens van de Latijnse en Germaanse cultuur in Europa. Om aan de gevoeligheden tegemoet te komen van de verschillende zienswijzen die dit met zich meebrengt werd het land van de historische unitaire staat omgevormd tot een federale staat, een work still in progress. Dit resulteerde in de vorming van 3 gemeenschappen die samenvallen met de drie officiële talen. (de Vlaamse Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap en de Duitstalige gemeenschap) Deze beschikken over wetgevende bevoegdheid in materies die men kan
1
omschrijven als ‘persoonsgebonden’. Dit betreft o.a. cultuur, onderwijs en onderdelen van het gezondheidsbeleid. Daarnaast bestaan 3 gewesten, (het Vlaams gewest, het Waals gewest en het Brussels Hoofdstedelijk gewest) die autonoom wetgevend optreden in onderdelen van het socio – economisch beleid, zoals huisvesting, werk en ruimtelijke ordening. De federale staat behoudt ondermeer bevoegdheden inzake nationale defensie, justitie, financiën en sociale zekerheid. Wellicht zijn we de enige federale staat waarbij tussen de normen van deze verschillende entiteiten geen formele hiërarchie bestaat; elke entiteit vormt de hoogste norm binnen de eigen bevoegdheden. Belangrijk voor het vandaag besproken onderwerp is dat het beleid inzake de gelijkheid tussen mannen en vrouwen geen afgezonderd toegewezen materie vormt maar een transversaal karakter heeft. Aan dit beleid wordt dus vorm gegeven binnen elk domein in functie van de relevante bevoegdheden van elk van de bestuursniveaus in België. 3. Grondwettelijk kader Voor een inzicht in de materie van politieke participatie en positieve actie vormt de Grondwet de eerste referentienorm. Daarbij vormt het gelijkheidsbeginsel, als fundament in een democratische rechtstaat, het uitgangspunt. Artikel 10 van onze Grondwet stelt dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet. Dit wordt verder geëxpliciteerd in artikel 11, dat het non – discriminatiebeginsel bevat. Deze formele gelijkheid kon echter niet garanderen dat mannen en vrouwen ook in de praktijk over dezelfde kansen beschikken. Daarom werd bij de grondwetsherziening van 21 februari 2002 dit algemene principe verfijnd door expliciet aan artikel 10 toe te voegen dat “de gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd. Omdat in die periode volop het debat woedde over de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politieke besluitvorming werd dit onmiddellijk geconcretiseerd door op het zelfde moment een nieuw artikel 11bis in te voeren. Dit voorziet specifiek is een grondwettelijke basis om de kieswetgeving te versterken met het oog op het bevorderen van de gelijke toegang voor mannen en vrouwen tot de verkiezingen en openbare mandaten binnen de uitvoerende macht. Op basis hiervan werden de concrete bepalingen van positieve actie voor vrouwen in de federale kieswet opgenomen. België maakt echter, zoals eerder vermeld, deel uit van de Europese Unie. In dit verband stemt het ons tot vreugde dat het meest recente basisverdrag; het Verdrag van Lissabon dat in werking trad op 1 december 2009 een versterking inhoudt van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Dit Verdrag voorziet namelijk in het algemeen bindend verklaren van het ‘Handvest van de grondrechten van de Europese Unie’ (European Charter of Fundamental rights). Het gevolg hiervan is dat dit Charter voortaan gebracht wordt onder de scope van het Europees Hof van Justitie. Dit Handvest bevat niet enkel de bepaling dat de gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd, maar ook uitdrukkelijk dat dit beginsel niet verhindert dat er ‘maatregelen gehandhaafd of genomen worden waarbij
2
specifieke voordelen worden ingesteld ten voordele van het ondervertegenwoordigde geslacht.’ De juridische argumenten die tegenstanders in het verleden tegen positieve actie inbrachten als zouden deze zelf een schending van het gelijkheidsbeginsel inhouden, worden bijgevolg zonder voorwerp. In het kader van het lidmaatschap van de Verenigde Naties heeft België eveneens het VN ‐ Vrouwenrechtenverdrag ‘Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women’ onderschreven zodat het zichzelf onderwerpt aan het periodiek onderzoek van het ‘Committee on the Elimination of Discrimination against Women’ als hulpmiddel om continu aandachtig te blijven voor eventuele tekortkomingen in de regelgeving en open te staan voor mogelijke verbeteringen op basis van ‘best practices’. De V.S. ondertekenden dit Verdrag op 17 juli 1980 maar heeft het tot op heden nog niet geratificeerd. 4. De Belgische paritaire democratie België staat volgens de IPU‐ranking op de 11° plaats met 39,4% vrouwen in het federale Parlement. We scoren daarmee beduidend beter dan het wereldgemiddelde van 18%. Aan deze goede cijfers gaat echter een lange en moeizame geschiedenis vooraf. In vergelijking met andere Europese landen verleende België laat stemrecht aan vrouwen. Bijna dertig jaar na mannen krijgen de Belgische vrouwen in 1948 volwaardige politieke rechten en wordt het algemeen vrouwenstemrecht ingevoerd. Ook wat het aantal vrouwelijke verkozenen betreft blijft ons land lang achterop. Het aantal vrouwelijke parlementsleden kwam tot aan de wetgevende verkiezingen van 1974 – meer dan 25 jaar na de invoering van het vrouwenstemrecht – nooit boven de 5%. Hoewel na de Tweede Wereldoorlog de participatie van vrouwen aan het onderwijs en aan de arbeidsmarkt voortdurend stijgt, blijft de politiek een mannenbastion. Onder invloed van de groeiende feministische bewustwording in de jaren zeventig wordt dat niet langer geduld. De stem‐vrouwcampagne voor de parlementsverkiezingen van 1974 betekent een keerpunt. Het aantal vrouwen in het Parlement verdubbelt en schommelt vanaf dan rond de 10%. En dat zal ruim twee decennia ongewijzigd blijven tot wanneer de quotawet in 1994 een doorbraak forceert. Het is in dit historisch en maatschappelijk perspectief dat de eis voor dwingende maatregelen in mijn land begrepen moet worden. In 1994 werd in België een eerste wet inzake quota voor vrouwen aangenomen. Die bepaalde dat kieslijsten niet meer dan twee derde kandidaten van hetzelfde geslacht mogen bevatten. Indien toch, dan wordt de lijst verworpen. Na de aanpassing van de Grondwet, in 2002, werd deze quotawet versterkt. Sindsdien verplicht de kieswet politieke partijen om een gelijk aantal mannelijke en vrouwelijke kandidaten voor te dragen. Meer zelfs, op de twee eerste plaatsen van de lijst moeten kandidaten van verschillend geslacht staan. Opnieuw: indien niet aan deze regel wordt voldaan, wordt de lijst verworpen. Met dergelijke regelgeving staat België vandaag niet meer alleen. Ongeveer de helft van de landen wereldwijd zouden quota ingevoerd hebben. Sinds ’94 hebben ook vijf EU‐landen in
3
hun grond‐ en kieswet quota voor vrouwen ingeschreven in het kader van verkiezingen (naast België, ook Frankrijk, Portugal, Slovenië en Spanje). In tal van andere lidstaten hebben politieke partijen vrijwillige quota ingevoerd die ze bij de lijstvorming hanteren. Toch wil ik onderstrepen dat de modaliteiten van de Belgische quotawet bijzonder zijn en determinerend voor de positieve impact ervan. Eerst dient benadrukt dat niet enkel een 50/50 quotum voor kandidaten op elke kieslijst werd opgelegd, maar ook een rankorder regeling van kracht werd bovenaan de kieslijst, waarbij de twee eerste effectieve en plaatsvervangende kandidaten niet van hetzelfde geslacht mogen zijn. Een ander opmerkelijk aspect van de Belgische wet inzake quota voor vrouwen is het sanctionerend en dwingend karakter ervan. Anders dan elders, is het ook niet mogelijk om de wet niet toe te passen door het betalen van een boete. De kieslijst is simpelweg in strijd met de wet en wordt bijgevolg verworpen indien ze niet voldoet aan de opgelegde quotavoorwaarden. Belangrijk is tevens te onderstrepen dat deze quotarules goed aansluiten bij ons kiesstelsel dat proportioneel is. En de beslissing om de kiesdistricten geografisch te verruimen die eveneens in die periode genomen werd, heeft een versterkend effect gehad op de toepassing van de genoemde quotaregels. Feit dat we geen gesloten kieslijsten hebben, maar dat kiezers de keuze hebben om zowel een lijststem als een voorkeurstem uit te brengen heeft de positieve actiemaatregel niet ondergraven. En in tegenstelling tot andere landen zijn de Belgische quota van toepassing voor alle politieke verkiezingen, op alle niveaus. Een van de ‘lessons learned’ van de Belgische ervaring is dat quota niet zomaar moeten worden voorzien, maar dat quota een effectieve hefboom zijn om de vrouwelijke vertegenwoordiging in politieke organen te bevorderen, op voorwaarde evenwel dat ze adequaat zijn geconcipieerd. De Belgische quotawetten hebben een dramatische impact gehad. Rekening houdend met de evaluatie van de vier laatste federale verkiezingen (1995, 1999, 2003 en 2007) is het aandeel vrouwen dat effectief zetelt in het federale Parlement in nauwelijks één decennium meer dan verdubbeld. En dezelfde trend zet zich door op regionaal en lokaal bestuursniveau. Zelfs indien de quotawet niet de enige factor vormt, staat het vast dat de pariteitswetten hebben gewerkt. Gezien het korte tijdsperspectief is het voorbarig om een finale evaluatie te maken maar men kan stellen dat deze vooruitgang ook een mentaliteitsverandering heeft teweeg gebracht bij de kiezers en de politieke partijen met als gevolg dat het opnemen van hoge politieke mandaten door vrouwen in ons land ‘quasi‐genormaliseerd’ werd. Los van het vandaag behaalde resultaat lijkt het me zinvol even te reflecteren waarom België in de negentiger jaar die weg is ingeslagen. Cruciaal was mijns inziens het besef dat we toen niet meer dan 10% vrouwen in politieke besluitvorming telden, en dit al vele decennia lang. In de ruime vrouwenbeweging groeide weerstand tegen het inzicht dat we nog decennia zouden moeten wachten op een evenwichtige vertegenwoordiging M/V als we moesten rekenen op een zogenaamde natuurlijke en stapsgewijze evolutie. In de naam van rechtvaardigheid en democratie werd gepleit voor regels die de doorgroei van vrouwen in politieke besluitvorming effectief zou versnellen. Niet de vrouwen of
4
potentiële vrouwelijke kandidaten kon een gebrek aan kennis, ervaring, ambitie of talent verweten worden, meenden we. Maar de politieke wereld en de politieke partijen zelf waren het probleem omdat ze vrouwen de facto uitsloten van de macht. Bijgevolg moesten ze gedwongen worden om hun houding en cultuur aan te passen, in naam van de democratie. De vrouwenbeweging heeft toen de rangen gesloten. Vrouwen uit diverse politieke partijen hebben over partijgrenzen heen de handen in elkaar geslagen en samengewerkt met vrouwen uit de civiele maatschappij. Er werd heel wat energie gestoken in wetenschappelijk onderzoek en informatie en sensibiliseringscampagnes. Op basis van dit ruime en pluralistische platform en met de wind van de Beijingdynamiek in de zeilen hebben de toenmalige ministers van gelijke kansen en binnenlandse zaken de so‐ called ‘Wet Smet‐Tobback’ in 1994 door de ministerraad en het Parlement geloodst. Het ging niet zonder slag of stoot. Maar de nieuwe wet kon rekenen op een stevig maatschappelijk draagvlak en werd nadien ook feilloos toegepast. 5. Slot Terwijl vrouwen in mijn land een doorbraak hebben gemaakt in politieke besluitvorming, moeten we vaststellen dat het glazen plafond op andere maatschappelijke domeinen nog steeds bestaat. In de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven bijvoorbeeld zetelen amper 7% vrouwen. Ook de academische wereld is een mannenbastion. In de raden van bestuur van de Belgische universiteiten zetelen maar 16,5 % vrouwen. In ons Grondwettelijk hof zetelt slechts één vrouwelijke rechter op 12. Het is noodzakelijk dat men de strategie die aansloeg bij de bevordering van de politieke deelname van vrouwen transponeert naar andere domeinen. Momenteel ligt een wetsontwerp, gebaseerd op een wetsvoorstel dat ikzelf met enkele collega’s in het Parlement heb ingediend, op de regeringstafel om een wettelijk quotum van maximum 2/3 van hetzelfde geslacht op te leggen voor de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven. Met de weg die reeds is afgelegd, blijven de prioriteiten voor mijn land : de versterking van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt, gelijk loon, een sterker beleid tegen partnergeweld en voor de gezondheid van vrouwen en een bijzondere aandacht voor zwakkere vrouwengroepen. Ook de aandacht voor de derde millenniumdoelstelling, die voor gelijke kansen voor vrouwen ijvert, en de vijfde doelstelling, die de strijd aanbindt tegen moedersterfte, blijft noodzakelijk. Mijn ervaring leert dat een sterkere aanwezigheid van vrouwen in de politiek deze punten hoger op de politieke agenda zet. Bijlage Grondwet Art. 10. Er is in de Staat geen onderscheid van standen. De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen
5
benoembaar, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld. De gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd. Art. 11. Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder discriminatie verzekerd worden. Te dien einde waarborgen de wet en het decreet inzonderheid de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden. Art. 11bis. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen voor vrouwen en mannen de gelijke uitoefening van hun rechten en vrijheden, en bevorderen meer bepaald hun gelijke toegang tot de door verkiezing verkregen mandaten en de openbare mandaten. De Ministerraad en de Gemeenschaps‐ en Gewestregeringen tellen personen van verschillend geslacht. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel organiseren de aanwezigheid van personen van verschillend geslacht binnen de bestendige deputaties van de provincieraden, de colleges van burgemeester en schepenen, de raden voor maatschappelijk welzijn, de vaste bureaus van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en in de uitvoerende organen van elk ander interprovinciaal, intercommunaal of binnengemeentelijk territoriaal orgaan. Het voorgaande lid is niet van toepassing wanneer de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel de rechtstreekse verkiezing organiseren van de bestendig afgevaardigden van de provincieraden, van de schepenen, van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, van de leden van het vast bureau van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de leden van de uitvoerende organen van elk ander interprovinciaal, intercommunaal of binnengemeentelijk territoriaal orgaan. European Charter of Fundamental rights Artikel 23 Gelijkheid van mannen en vrouwen De gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning. Het beginsel van gelijkheid belet niet dat maatregelen gehandhaafd of genomen worden waarbij specifieke voordelen worden ingesteld ten voordele van het ondervertegenwoordigde geslacht.
6