8
MCA: september 2008, nummer 6
Taco Anema/Wolters Kluwer: beeld
Interview:
BOUDEWIJN BEERKENS, CFO WOLTERS KLUWER: VERANDEREN VAN PRODUCT- NAAR CUSTOMERFOCUSED ORGANISATIE
Wolters Kluwer is een van ‘s werelds grootste uitgeverijen van vakliteratuur voor juristen, accountants, fiscalisten en de gezondheidszorg, met vestigingen in meer dan dertig landen. De vier divisies Health, Corporate & Financial Services, Tax,
Accounting & Legal en Legal, Tax & Regulatory Europe bieden een breed scala aan informatiebronnen, software en services aan de klanten in bedrijfsleven en bij (semi-)overheden. Tezamen met ruim 19 500 medewerkers genereerden zij in 2007 € 3,4 miljard omzet, met een operating profit van € 546 miljoen. Redacteur Michael Corbey (hoogleraar TiasNimbas Business School) vroeg CFO en lid van de Raad van Bestuur Boudewijn Beerkens naar strategische ontwikkelingen binnen de professionele informatieleverancier en uitgeverij, de essentie van waardecreatie in het Wolters Kluwer business domein, risicomanagement, performance management en het carrièreperspectief van financiële professionals binnen Wolters Kluwer. Om met de deur in huis te vallen: wat zijn de belangrijkste strategische ontwikkelingen voor Wolters Kluwer? Binnen de strategie van Wolters Kluwer hebben we vier pijlers geformuleerd: 1. versterken van onze leidende posities; 2. uitbreiden naar belangrijke verwante markten; 3. benutten van mondiale schaal en reikwijdte; 4. institutionalisering van operationele uitmuntendheid. Eén is natuurlijk behoud en uitbouw van onze globale marktposities. Met uitbreiding in verwante markten bedoelen we niet van plan te zijn om heel erg buiten de kernmarkten, de zogenoemde verticals, te stappen, maar we bouwen onze marktposities wel uit. De derde pijler is dat we steeds meer proberen om succesvolle producten of diensten in andere landen te introduceren. We denken er bovendien
over om een aantal financiële functies, bijvoorbeeld heel eenvoudige Accounts Payable, of een General Ledger te centraliseren. Dat hangt natuurlijk nauw samen met pijler vier, het verbeteren van onze operational excellence. Een zeer belangrijke onderliggende ontwikkeling in onze bedrijfstak, en daarmee in ons bedrijf, is de migratie van wat wij noemen print naar electronic. We hebben, en daar zijn we trots op, net in ons halfjaarbericht kunnen aankondigen dat nu 50 procent van de omzet elektronisch is. Ongeveer 16 procent bestaat uit wat wij services noemen (dienstverlening aan bedrijven) en wat dan overblijft is print. Met andere woorden, nog maar een derde van de omzet komt uit traditionele ‘papieren’ printproducten. Waar het onze klant vroeger relatief veel tijd en moeite kostte om bij te houden hoe wet- en regelgeving zich ontwikkelden, op tax-, legal- of accoun-
MCA: september 2008, nummer 6
9
tinggebied, proberen wij nu met workflowsoftware alle routinematige aspecten daarvan te ondersteunen – waardoor de klant beter en sneller tot een beslissing kan komen en effectiever kan werken. We leveren bijvoorbeeld calculators ter ondersteuning van ingewikkelde berekeningen in belastingaangiftes en bouwen zo rondom onze content allerlei functionaliteiten. De primaire content, bijvoorbeeld nieuwe wet- en regelgeving, verzamelen en beheren wij, vervolgens verrijken, interpreteren en vertalen wij die softwarematig. Een belangrijke verandering voor Wolters Kluwer is dat we de onderneming de afgelopen jaren van een financiële holding hebben getransformeerd tot operationeel bedrijf. Vroeger werden vanuit Amsterdam vaak financiële targets uitgezet; daarentegen zorgen wij er nu voor dat targets bottom-up tot stand komen. Het hoofdkantoor draagt daar wel aan bij, maar er ligt een primaire verantwoordelijkheid bij de divisies om hun businessplannen en budgetten te presenteren en daar ook verantwoordelijkheid voor te dragen. Vandaag de dag werkt dat oude target-settingmodel niet meer – je moet zelf in de vuurlinie staan, anders verliezen mensen respect voor je. We zijn ook veel sterker gecentraliseerd dan vroeger. Op een aantal vlakken hebben we verantwoordelijkheden weggehaald bij de businessunits en naar divisieniveau getild. Aandachtsgebieden rond regionale strategie, ICT, backoffice, organisatie en marketing worden allemaal strakker vanuit de divisies aangestuurd. Dat deed soms pijn – professionals houden die verantwoordelijkheden graag lokaal onder zich – maar het was wel nodig om de slagvaardigheid van het bedrijf te vergroten en te verbeteren.
Hoe snel is dat gegaan, die omzetting naar electronic?En was dat snel genoeg, vanuit de rol als doelstellingenbewaker? Toen wij in 2003 met dit team begonnen was de elektronische omzet iets minder dan 30 procent. En de overige 70 procent kwam toen nog voornamelijk uit printproducten – en in veel mindere mate uit services. Wat dat betreft is de omzetverdeling dus in 5 jaar helemaal gedraaid. Print is gehalveerd. We hadden een plan gemaakt om die ommezwaai te bewerkstelligen. Bovenaan dat lijstje stond en staat natuurlijk: customer demand. Dat is ‘Key’! Alle soorten klanten, zoals accountants, juristen, gezondheidszorgspecialisten hebben allemaal een eigen dynamiek – en die verschilt natuurlijk
10
MCA: september 2008, nummer 6
ook nog eens per land. Hoe dat ook zij: de klant moet het natuurlijk willen en kunnen overgaan van papieren informatiedragers op digitale diensten. In weinig gevallen kun je die overgang afdwingen. Geforceerd migreren lukt niet. Een tweede factor van belang bij de migratie is de beheersbaarheid. Je moet excellente producten zonder complicaties op de markt brengen. Tevens moeten elektronische producten goed ondersteund worden, door middel van adequate IT-systemen, disaster recovery planning, training, call centers en 24x7 customer assistentie. Dat zijn allemaal aspecten die nooit speelden bij een printproduct als een losbladige, boek of tijdschrift! Die overgang had voor ons organisatorisch dus ook ontzettend veel voeten in de aarde. Wij hebben veel geïnvesteerd om dit te realiseren.
Als we het over ‘business domain definition’ hebben, wat is dan nu de essentie van waardecreatie voor een concern als Wolters Kluwer? In essentie zou je kunnen zeggen dat Wolters Kluwer de afgelopen vijf jaar veranderd is van een productgerichte naar een sterk cliëntgerichte organisatie. Dat moest ook – want op het moment dat je meer elektronische producten levert, wordt die customer intimacy steeds belangrijker. Dat betekent bijvoorbeeld dat wij veel tijd stoppen in wat wij ‘contextual inquiry’ noemen. Stel dat een klant zegt dat hij compliancewerk verricht op health- & safetygebied. Hij zegt dat hij daar dit soort formulieren bij gebruikt, in dat soort processen en daarvoor die databases raadpleegt. Wij investeren veel tijd om het werkproces van onze klanten te analyseren en om te begrijpen wat de gebruiker
‘De onderneming is getransformeerd van financiële holding tot operationeel bedrijf’
‘Geacquireerde ondernemingen moeten binnen 6 tot 12 maanden rapporteren op de door ons gebruikelijke manier’ écht doet. En dan blijkt overigens niet zelden dat het werkproces feitelijk anders is dan eerder door de klant werd aangegeven. De opgedane kennis wordt dan gebruikt om onze producten zodanig te ontwikkelen, dat deze optimaal aansluiten bij de behoeften van de klant in het uitoefenen van zijn of haar werk. Het product is niet meer een boek op de plank, maar een softwareproduct dat direct wordt gebruikt door de professional; die door middel van dat product de op dat moment relevante informatie krijgt aangereikt om zijn of haar werk optimaal en efficiënt uit te voeren. Om onze content goed voor de klant te verrijken en workflow technisch te vertalen, moeten we daar dus heel diep induiken en onze klant goed begrijpen. Alleen zo creëren wij een goede customer intimacy. Als je dus kijkt naar de unieke toegevoegde waarde van Wolters Kluwer, zit die juist in de combinatie van expertkennis en -informatie in specifieke verticale markten en onze capaciteit die kennis aan te bieden aan onze klanten op eenvoudig te gebruiken manieren, die de klant efficiënter en preciezer laten werken.
Ik proef hier iets van Tracey en Wiersema1, die stellen dat een bedrijf moet kiezen tussen customer intimacy, operational excellence of product leadership – maar na die keuze de andere twee niet mag verwaarlozen. Dat is absoluut waar. U vindt alle drie aspecten terug in onze strategie. Maar als je de content niet hebt, onderscheid je je niet van een softwarebedrijf. Door de combinatie van hoogwaardige content en een goede brand-name herkent de klant ons als expert en is bereid te zeggen: Ik ga ervan uit dat u de beste bent die mijn expertisegebied kan bedienen – ik durf ervan uit te gaan dat een product van
Noot 1 The Discipline of Marketleaders (1997).
Wolters Kluwer, een boek, software of dienst, ook state-of-the-art is. Wij streven ernaar om die assumptie elke keer weer waar te maken. Daardoor is het contact met de klant ook veel intenser geworden. Vroeger hadden we misschien gemiddeld twee of drie keer per jaar contact met de klant. Nu is er sprake van constante interactie door middel van elektronische producten en een directere relatie met de gebruiker. En dat leidt, even sprekend over de financiële kant van de zaak, tot twee fundamenteel positieve aspecten: met de digitale producten ben je in staat dieper in de workflow van de klant te bewegen; en als gevolg daarvan zie je de retention rates omhoog gaan. Bij een printproduct als een tijdschrift is de retentie tussen de 80 tot 85 procent; bij een elektronisch product is de retentie tussen de 85 en de 90 procent en soms hoger. Een tweede belangrijk punt is dat de share-of-wallet bij die klant ook groter wordt. Vanuit een kernproduct is het eerder mogelijk om allerlei extra functionaliteiten te verkopen en meer waarde toe te voegen – uiteraard zolang de klant daar behoefte aan heeft. En zo kun je het portfolio van diensten en producten steeds uitbreiden – terwijl je vroeger alleen een losbladige of een tijdschrift toezond, kunnen we nu de workflow voor de cliënt steeds verder uitbouwen. En daarmee stijgt, zo blijkt, ook weer die retention rate.
Daar zit natuurlijk ook een risico in, dat je zo wederzijds afhankelijk van elkaar wordt. Als je hen op de tenen gaat staan, kunnen diezelfde klanten ook heel hard weglopen. Je hebt natuurlijk vandaag de dag steeds meer alternatieven. Dat kunnen concurrenten zijn die met vergelijkbare producten komen, of mensen zeggen ‘ik ga wel googelen’, of ‘ik zoek het liever in algemene overheidsinformatie’. Dat is niet alleen in Nederland, dat gebeurt wereldwijd. Maar dat is dus juist de reden waarom die verrijking van content die wij realiseren en de customer intimacy zo belangrijk zijn. Je wilt natuurlijk niet dat mensen zeggen ‘Ik vind het onderscheid tussen wat u biedt en wat ik zo van het web pluk niet groot genoeg!’ Dat zou betekenen dat onvoldoende toegevoegde waarde wordt geleverd, wat niet het geval is bij Wolters Kluwer. Wij zien het dus niet als een probleem dat er ‘gratis’ informatie beschikbaar is op het internet, maar geloven dat deze de werkelijke behoefte van onze klanten slechts zeer ten dele kan
MCA: september 2008, nummer 6
11
vervullen. Uiteindelijk is voor de gebruikers van onze professionele informatie en diensten de betrouwbaarheid, tijdigheid, volledigheid en juistheid van informatie, en ook de wijze waarop die informatie ter beschikking wordt gesteld, van cruciaal belang in zijn of haar dagelijks werk. Onze klanten zijn bereid voor deze informatie en dienstverlening te betalen omdat zij de waarde ervan zien in hun eigen werk.
In hoeverre zijn die tools die jullie maken ‘verhuisbaar’ over de wereld? Kunnen jullie in Amerika ontwikkelde tools ook hier verkopen? Steeds meer. De content is niet verhuisbaar, maar er zijn wel tools die an sich wereldwijd ingezet kunnen worden. Een voorbeeld is een scanningmodule die we in de VS hebben ontwikkeld. Veel Amerikanen komen nog met een schoenendoos met rekeningen en bonnetjes en declaraties naar de belastingadviseur. Voorheen moest die adviseur die dingen eerst allemaal overtikken en invoeren. Wij leveren een systeem dat die bonnetjes scant en grotendeels op basis van de inhoud ook al ordent, waardoor op een veel gestructureerder manier en sneller belastingaangiftes kunnen worden afgehandeld. Dat systeem is ook heel goed in Nederland, Canada of Azië te gebruiken.
Meer over control-issues dan over strategische kwesties: hoe gaan jullie om met fusies en overnames? Vanuit onze adjacency-strategy kun je stellen dat Wolters Kluwer een constante melting pot is van fusies en overnames. In Europa worden bedrijven in de afzonderlijke landen geïntegreerd. In de VS worden acquisities geïntegreerd binnen de divisies of afzonderlijke businessunits. Alle acquisities wereldwijd moeten voldoen aan dezelfde strategische, operationele en financiële criteria. Wat dit laatste betreft moeten bedrijven vanaf jaar 1 bijdragen aan de winst en binnen 3 tot 5 jaar onze gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet van 8% na belasting halen. Dit wordt nauwgezet door zowel het hoofdkantoor als de divisie in de gaten gehouden, evenals de processen die de geacquireerde bedrijven moeten integreren binnen de Wolters Kluwer familie. De geacquireerde ondernemingen moeten binnen 6 tot 12 maanden rapporteren op de door ons gebruikelijke manier. Internal-controldoelstellingen worden afgedwongen 12 maanden na acquisitiedatum.
12
MCA: september 2008, nummer 6
Wat is jullie ervaring met IFRS, SOx etcetera? Wij zijn niet SOx-, maar Tabaksblat-compliant. De inrichting van ons internal-controlframework is gebaseerd op COSO, waardoor wij wel veel elementen in ons framework hebben die ook bij Sarbanes-Oxleyplichtige bedrijven terug te vinden zijn. Een vraag die ik mij altijd stel: Wat gebeurt er als er een framework wordt neergezet, wat doen mensen daar dan mee? Is het voldoende ingebed in hun eigen workflow? Dit is een strak langeretermijnproces en daar moet je het verwachtingspatroon op instellen. Dat is wat bij Wolters Kluwer gedaan is met behulp van een internal-controlorganisatie, met dashboards, uitgebreide documentatie en testschema’s. Als de eerste integraties succesvol zijn verlopen, draag je de internal control over aan de business process owners, die dit vervolgens oppakken. Bij ons werkt het heel goed, waarbij we onder IFRS rapporteren.
Hoe is de rapportagestructuur? In hoeveel landen zijn jullie actief? Wij hebben op het hoofdkantoor een erg operationele benadering. We communiceren primair met het divisieniveau, maar zijn ook erg betrokken bij wat er op businessunitniveau gebeurt. Onze vier divisies beslaan voornamelijk marktsegmenten, maar Europa kent een landenorganisatie. We zijn in meer dan 30 landen actief en we hebben het over ongeveer 100 rapporterende eenheden. Om je een idee te geven van hoe wij rapporteren: op dag 5 komen de voorlopige cijfers binnen. Op dag 12 of 13 krijgen we de volledige rapportages. Daarnaast hebben CEO Nancy McKinstry en ik elke maand een bijeenkomst met ieder divisiemanagement, tijdens welke wij vele onderwerpen doorlopen die zowel van financiële, strategische als operationele aard kunnen zijn. Tijdens die analyse komen ook steeds alle businessunits aan de orde. Daarnaast hebben we de Budget-ronde aan het einde van het derde kwartaal en onze Business Development Plan-cyclus aan het begin van het jaar. Tussentijds maken we nog minimaal vier Latest Estimates. Ons inzicht in ontwikkelingen op de korte termijn (6 tot 12 maanden) is van hoge kwaliteit: 80 procent van onze omzet is niet-cyclisch. Van die 80 procent is op dit moment rond de 66 procent op abonnementsgebonden contractvorm. We hebben dus een redelijk voortschrijdend inzicht in de om-
Vanaf 1 november 2002 is Boudewijn L.J.M. Beerkens (1963) Chief Financial Officer en sinds 1 mei 2003 Lid van de Raad van Bestuur van Wolters Kluwer (onder meer uitgever van dit tijdschrift). In die hoedanigheid is hij verantwoordelijk voor Accounting, Business Analysis & Control, Internal Audit and Internal Controls, Investor Relations, Mergers & Acquisitions, Risk Management, Taxation,en Treasury. Boudewijn Beerkens studeerde notarieel recht (Vrije Universiteit, Amsterdam) en haalde zijn MBA aan de Rotterdam School of Management en was eerder Managing Partner bij PricewaterhouseCoopers N.V. Daarvoor werkte hij voor een dochteronderneming van Vendex International in Brazilië en Citicorp Investment Bank in London. Onder zijn bestuurlijke functies noemen we commissaris bij Goedland nv, lid dagelijks bestuur van Amsterdam Partners, adviseur van CFO Europe magazine, adviseur bij Bencis Capital Partners en Regent van het Roomsch Catholijk Oude Armen Kantoor. Hij is tevens lid van de Founding partners van United World Colleges Nederland, een brede internationale educatieve beweging voor vrede en duurzaamheid met een wereldwijde keten van middelbare scholen met leerlingen uit meer dan 120 landen. In 2009 opent UWC een school in Maastricht.
zetontwikkeling voor circa tweederde van de omzet. Van de 20 procent van de omzet die wij als meer cyclisch beschouwen, bestaat circa 4 procent uit advertentieopbrengsten en de rest uit services en een stuk training en opleiding die we leveren. Deze omzet is moeilijker in te schatten omdat bij een neergaande economie er minder geadverteerd en getraind wordt.
Er zijn bedrijven die zeggen: wat moeten we nog met dat budget? Weg ermee! Beyond budgeting! Uiteindelijk hebben die processen natuurlijk meerdere functies. In de eerste plaats: ze creëren accountability. Twee: het is altijd een nulmeting. Drie: het is toch een benchmark waar de performance en de remuneratie aan vast hangen. Dus zo blijft het budget als sturingsmechanisme een heel essentieel element. Het hangt natuurlijk ook af van de business waarin je zit. In de commodities is het heel lastig allerlei prijsbewegingen te voorzien. Maar in een omgeving als de onze heeft het zeker zin om binnen een marge van twee, drie procent goed te prognosticeren en te budgetteren.
Dus jullie realiseren ook een fast close?
Business
ag e ge
ffe
cti an
ur
Ch
se
ne
& influence
pre
Communication
tre
Hoe gaan jullie om met prestatiegebonden beloningen?
Ma
na ge
En
nt
ve
ly
partner
Als we onszelf vergelijken met andere uitgevers, denk ik dat wij allemaal binnen twee weken van elkaar publiceren. We hebben de periode de laatste jaren wel enorm terug weten te brengen. Vroeger kwamen wij eind mei uit met onze jaarcijfers – nu is dat vaak al in april. De hele reporting cycle is enorm versneld. In oktober doen we met de accountants al een hard close – dan liggen feitelijk dus al alle accountancy issues op tafel. Meestal weet ik op 1 januari vanuit accountantsperspectief al hoe de zaak gelopen is.
Operational excellence & results Business
Financial
analysis & support
expertise
Figuur 1. Competency pyramid
We hebben een aantal performance metrics. De belangrijkste voor het senior managementteam is wat we noemen STIP, een Short Term Incentive Plan, en LTIP, een Long Term Incentive Plan. Die STIP bestaat uit een cash bonus naar aanleiding van prestaties op een aantal financiële kernindicatoren zoals omzet en cashflow. De LTIP is een RTSR, een Relative Total Shareholder Return incentive plan. Daarvoor nemen we een peer group van 15 redelijk vergelijkbare spelers in onze markt en naarmate onze
MCA: september 2008, nummer 6
13
‘Alles moet uiteindelijk zoveel mogelijk bottom-up gebeuren’ koersontwikkeling over drie jaar die van de andere outperformt, krijg je meer aandelen toegekend. Het gaat tenslotte om een evenwicht tussen korte- en langetermijndoelstellingen Daarnaast hebben wij op het hoofdkantoor voor iedereen werkzaam onder wat wij noemen het senior-vicepresidentniveau de SOP, de Standards of Performance. Deze doelen zijn vastgelegd in een persoonlijke overeenkomst en worden beloond met een percentage van het salaris al naargelang meer onderdelen van de SOP gerealiseerd zijn.
Tot slot: hoe kijken jullie aan tegen financiële professionals? Wat zoeken jullie, wat zijn de carrièreperspectieven, ontplooiingsmogelijkheden? Na vele discussies met collega’s is er een schets gemaakt, van wat ik nou belangrijk vind in het type mens dat ik voor mijn staf zoek. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om dat ‘business partnership’. Wellicht enigszins een modewoord – maar waar gaat het om? De mensen die hier binnenkomen zijn vaak vaktechnisch en inhoudelijk sterk. Die nieuwe medewerkers weten dus alles van business analysis, operational excellence en ze hebben financial expertise. Dat zijn de functionele criteria waaraan iemand zou moeten voldoen. Vervolgens moeten ze ook in staat zijn de rol van change agent op te pakken, goed te communiceren en ondernemende spirit in te brengen. Ze worden uitgedaagd uit te leggen waarom dit werkt zoals het werkt en waarom het niet anders kan. Als ik altijd maar nadenk hoe het sneller en beter kan voor mijn klanten, is het een gotspe dat ik het niet zou doen voor mijn eigen organisatie en processen! Alleen mensen die dat kunnen, kunnen op het hoogste niveau – vaak divisieniveau – acteren. Daar hebben ze ook de breedste visie, vanuit een professionele expertachtergrond. Ze moeten in staat zijn het bos te zien, niet alleen de bomen! Dit duidelijk maken aan het team, dat ze bij elkaar houden en inspireren en motiveren, daarbij is kwaliteit op de lange termijn leidend.
Daar hoort ook een opleidingstraject bij? Ja, we hebben een Talent Management Pool en Programma, met twee maal per jaar een review. Een keer om de targets te zetten en een keer om te evalueren hoe er gepresteerd is. Daarnaast maakt iedereen in mijn team een persoonlijk businessplan. Dat gaat over zaken als waar zie je jezelf staan over drie
14
MCA: september 2008, nummer 6
tot vijf jaar, hoe denk je daar te komen, wat zijn specifieke aandachtspunten voor het komende jaar. Dan doen de mensen een review van zichzelf en krijgen er een van hun seniors en dat wordt besproken. Op basis daarvan wordt besloten op welk level men acteert. En zo kan men doorgroeien in de organisatie, waarbij uitzending naar andere landen en continenten ook tot de mogelijkheden behoort. Ten slotte hebben we ook nog talent meetings, waarbij de talenten uit de hele wereld elkaar bijvoorbeeld in Spanje of Portugal ontmoeten om trainingen, coaching en allerlei seminars bij te wonen. Al met al hebben we dus een redelijk gestructureerd programma.
Hoe omschrijven jullie je idealen? De doelstelling van onze financiële discipline hebben we als volgt geformuleerd: ‘Wij willen erkend worden als een best-in-class team, dat volwaardig partner is van de onderneming en al haar stakeholders, bijdraagt aan de best mogelijke zakelijke beslissingen, in een omgeving die risico’s beheersbaar houdt en “under control” is.’ De customer intimacy, de content, de uitvoerende kern van onze business zijn natuurlijk de uitgevers en hoofdredacteuren en de softwareontwikkelaars – de kleine ondernemers die hun eigen product-marktcombinatie exploiteren en uitbouwen. De financiële afdeling is de schil die het aanstuurt, coördineert en optimaliseert. Wij proberen de ondersteuning van die kernfuncties te verbeteren en uniformeren, bijvoorbeeld door de redactieen andere productontwikkelingsprocessen procesmatig in te richten en te ondersteunen met adviezen, uniforme procedures en technische hulpmiddelen. Uiteindelijk vind ik wel dat alles zoveel mogelijk bottom-up moet gebeuren. We willen niet dat een divisiemanager zo maar zonder onderbouwing roept: ‘We zullen volgend jaar met 8 procent groeien…’ Ik wil dat eerst bijvoorbeeld elke productmanager diens manager vertelt: ‘Dit is wat ik ga omzetten en dit zijn de redenen waarom.’ Wij willen hen daarbij helpen, door de beste informatie en bruikbare hulpmiddelen te geven om realistische en verstandige, maar ambitieuze doelstellingen te formuleren. En daar werken we ook naartoe.