WMO-raad gemeente Slochteren
Bestemd voor: College van B&W gemeente Slochteren Ter info: Fracties Gemeenteraad gemeente Slochteren
Odw: Advies omtrent “Bouwen op elkaar” concept Jaarplan sociaal domein 2015 en Verordeningen, decentralisaties Jeugdzorg, wmo en participatie dd: 22 september 2014.
Geacht College,
De WMO-raad, hierna verder aan te duiden met de “-raad”, heeft de stukken als hiervoor bij “Odw:” weergegeven, besproken in haar vergadering van 18 september 2014. Bij de bespreking heeft zij tevens de platforms Mantelzorgondersteuning, Mensen met een beperking en Ouderen betrokken. Wat door de platforms naar voren is gebracht, treft u deels aan in de bijlagen. Het maakt echter tevens onderdeel van dit advies uit en moet als daarin opgenomen worden beschouwd. Er wordt onderscheid gemaakt naar algemeen beschouwende opmerkingen en details die elementen betreffen. Daarbij worden u zowel vraagpunten als overwegingen aangereikt c.q. adviezen gegeven voor nadere standpuntbepaling . Dit Jaarplan c.s. bouwt voort op de eerder, zowel inhoudelijk als procedureel door deze –raad gegeven adviezen. In het bijzonder wordt gewezen op het advies dat de –raad u in dezen dit voorjaar heeft gezonden. Dit is onder meer in Commissie Welzijn toegelicht.
“Het geheel en de som der delen”: In algemene zin vraagt de -raad zich op voorhand af of het “geheel” in dezen meer zal zijn “dan de som der delen”. Het sociaal domein wordt enerzijds in haar volle breedte onder één en dezelfde paraplu van de decentralisaties gebracht, anderzijds betreft het slechts beperkt met elkaar verweven elementen van de leef- en belevingswereld van burgers. Niet redelijkerwijze met elkaar te vergelijken grootheden worden wetgevingstechnisch naar elkaar toe geschoven. Zij worden geacht een goed huwelijk te vormen waarbij de omvang van de huwelijkse voorwaarden een gelukkig samen 1
zijn bij voorbaat met vraagtekens overlaadt. De interne strijdigheid die dit in de uitwerking kan opleveren, ligt voor het oprapen. In dat licht wijst de – raad op de strijdigheid tussen geest van de wet en de uitvoering die het nu gaat krijgen. De beweging naar de burger toe door de zorgondersteuning bij gemeenten onder te brengen, gaat zich in tegenovergestelde richting uit werken. Alhoewel eerst enthousiast, zien gemeenten nu dat ze het niet alleen aan kunnen. Zij gaan samen beleid maken en een belangrijk deel van de decentralisaties en beleidsinvulling komt bij de provincie te liggen. Wellicht begrijpelijk als er naar de ontwikkeling van het dossier wordt gekeken. Echter de aanloop naar de invoering van de decentralisaties laat reeds zien dat “geest “en “uitvoering” zodanig uit elkaar lopen, dat een bron van verkeerde verwachtingspatronen kan ontstaan. Nu, naar verluidt, de langdurige zorg wellicht volledig onder de invloed van individueel te verzekeren kosten komt, kunnen ook hier verwachtingspatronen negatief worden beïnvloed. Een volledige privatisering van eerder gezamenlijk vanuit de rijksinkomsten te dragen verantwoordelijkheden, is een substantieel toegevoegd element. Dit beleidsvoornemen kwam naar voren tijdens de behandeling van de wet langdurige zorg. Echter wel op een moment dat het proces van decentraliseren redelijkerwijze geen weg meer terug kent. Dit zal doorwerken in het draagvlak onder de bevolking met betrekking tot onderhavige maatregelen en deze nog meer het predicaat van bezuiniging en commercialisering kunnen geven. In de politiek bestuurlijke vertaling van de plannen zal hier terdege rekening mee moeten worden gehouden, althans de –raad adviseert u dit door te laten werken in de besprekingen in o.m. de gemeenteraad. Een aanmerkelijk deel van de plannen krijgt pas concrete vormen als deze nader zijn uitgewerkt. De – raad leest in het Jaarplan beleidsvoornemens die in de uitwerking het verband met de voornemens kunnen verliezen. Het “zou kunnen” en “streven naar” gehalte is relatief groot. Tenzij er een helder verband aangehouden wordt in de uitwerking, is het gevaar aanwezig op nadere inkleuring of het zoeken van een passende kleur voor het beleid. Bij sommige elementen wordt uitdrukkelijk geduid op risicofactoren . Alhoewel het volledig terecht is deze –factoren te benoemen, kan het de plannen van weinig zand in het moeras voorzien. De – raad geeft u in overweging om in een managementsamenvatting aan het begin van het Jaarplan, tevens transparant te zijn over de in de bijlage vermelde risicofactoren. Op deze wijze wordt transparant hoe de zaken liggen en dit door kan werken in de verdere uitwerking. Dit alles om verwachtingen een reële inhoud te geven. En om niet bij voorbaat te hoeven verwijzen naar inzichten die later zullen ontstaan en dan reden zijn tot aanpassingen.
“aanwending financiële middelen” Deze –raad heeft uit de stukken begrepen dat de decentralisaties uitgevoerd worden binnen de financiële ruimte van de door de rijksoverheid toegekende uitkeringen. In een eerder advies heeft de –raad u geadviseerd niet bij voorbaat uit te sluiten dat er op onderdelen wellicht sprake zal moeten zijn van het betrekken van overige algemene middelen bij de uitvoering van deze decentralisaties. Dit in lijn met het beleid ten aanzien van de Wsw. Tekorten daarop kunnen leiden tot een begrotingswijziging en bekostiging uit algemene middelen. 2
Aangezien de –raad niet heeft vernomen waarom van haar eerdere advies is afgeweken en zij het van belang vindt beleid als bij de Wsw, ook aan te houden voor andere elementen van de decentralisaties, wordt geadviseerd dit beleid ook daarop toepasbaar te maken. Immers zijn de uitkeringen door de centrale overheid “ontschot” aangereikt en komt de beleidsvrijheid van de gemeente vooral tot uitdrukking door eigen keuzes te maken in de aanwending van deze financiële middelen. Om helder te krijgen om welke middelen het gaat, zou het goed zijn dit nog inzichtelijker te maken. Uit een landelijk door het Ministerie van VWS verspreid overzicht zou de gemeente Slochteren aan budget voor nieuwe taken € 1.804.835,-- krijgen en voor bestaande integratie-uitkering (wmo,hv) € 1.046.594,--. Deze budgetten zijn moeilijk herkenbaar in het Jaarplan terug te vinden. Naar verluidt zal de overhead die voortvloeit uit de gedecentraliseerde werkwijze substantieel hoger uitvallen dan in de nu te verlaten werkwijze het geval is. Uit de financiële overzichten in het Jaarplan is onvoldoende te herleiden in hoeverre dit m.b.t. de voorliggende uitvoering het geval is. Althans uit zowel beschouwing van de inhoud als procesaansturing valt dit onvoldoende op te maken. De –raad adviseert u hier nader aandacht aan te besteden. Het kan immers niet de bedoeling zijn om taken die ook al tegen substantieel lagere kosten moet worden uitgevoerd, zo te organiseren dat deze bij voorbaat meer overhead-kosten met zich mee brengen.
“PGB versus Zorg in Natura” Eén van de uitgangspunten is dat de burger zich meer op zijn/ haar directe omgeving moet focusssen en zich zelfredzaam moet opstellen waar het (zorg-)ondersteuning betreft. Indien van toepassing moet echter maatwerk worden geboden vanuit de vangnet-functie die de gemeente heeft. Ondanks deze concentratie op de persoon van de zorgvrager en de fases die zorgontwikkeling bij deze zal hebben doorgemaakt, reageert het vangnet in eerste instantie met het aanbieden van Zorg in Natura. De zorgvrager zal niet alleen moeten motiveren waarom zorg noodzakelijk is, maar tevens extra moeten motiveren dat er sprake moet zijn van maatwerk in de vorm van een PGB. In het Jaarplan kiest de gemeente voor het primair uitgaan van Zorg in Natura en subsidiair een PGB. De vraag is of dit tegen de achtergrond van de geest van de decentralisaties i.c. wet-en regelgeving, gestand gehouden kan worden. De –raad adviseert u aan te sluiten bij het meer centraal stellen van de insteek van de zorgvrager en bij deze neergelegde regie. Vóór deze een beroep doet op de gemeente, is er hoogstwaarschijnlijk al geruime tijd sprake van een situatie waarbij deze zelf of diens directe omgeving, de zorg heeft ingevuld. De benadering die nu wordt voorgesteld , houdt onvoldoende rekening met de aanloop naar het doen van een beroep op overheidssteun. De –raad geeft u in overweging dit element meer te laten doorwerken in de aanpak. Daarbij overigens ook aansluitend bij de discussie in de Tweede kamer die de waarde van de “eigen regie” elementair vindt aan de overgang van de zorgtaken naar onder meer gemeenten.
3
“2015 overgangsjaar?” De -raad leest uit de stukken dat 2015 een overgangsjaar zal zijn en in 2016 organisatie en inhoud er moeten staan. Op zich verstandig nu het zeer de vraag is of besluitvorming op alle elementen van de decentralisaties vóór 1 januari 2015 rond zullen zijn. De –raad vraagt zich echter daarnaast af of hiermee voldoende rekening wordt gehouden in de aanpak. Immers moeten afspraken worden gemaakt met bijv. zorgaanbieders die deze in concreto zullen moeten vertalen naar zorgverlening. Zij zullen dat slechts beperkt in hun bedrijfsvoering kunnen vertalen. Zij staan immers voor kwalitatieve hoogwaardig dienstverlening en moeten daar dito kosten voor maken, deze echter tegen verminderde vergoedingen uitvoeren . Het onder- en erkennen of hiermee continuïteit gegarandeerd kan worden, klinkt onvoldoende door in de beleidsoverwegingen. Dit zeker nu de tarieven voor zorgverlening onder druk staan. 2015 zal ook omtrent dit aspect een periode moeten zijn die een reëel beeld geeft omtrent de haalbaarheid van uitvoering tegen thans uitgezette budgetten en aangegane verplichtingen. De –raad adviseert hieromtrent evaluatieve informatie te verzamelen en vóór de zomer van 2015 een doorkijk naar volgende jaren te presenteren.
“het aansturingsconcept “ De aansturing, het aansturingsconcept, onder meer tot uitdrukking komend in rollen en functies van in het Jaarplan genoemde functionarissen, het is waar de –raad grote vraagtekens bij zet. Gaat dit wel werken en is dit voldoende door dacht? Lopen hier verantwoordelijk- en bevoegdheden niet te zeer door elkaar? Ontstaan er, zeker als er sprake zal zijn van opschaling van problematiek c.q. escalatie van ondersteuning, geen problemen rond communicatie en bevoegdheid?. Is bureaucratisering niet bij voorbaat inherent aan het concept?. Bijvoorbeeld, daar waar een functionaris een onafhankelijke positie in neemt, deze echter wel verbondenheid moet tonen met de wijze waarop Interne controle moet plaatsvinden, maar toch zelf, in het geval van de “procesregisseur”, bevoegdheid heeft maatregelen en aanwijzingen te geven en hiervoor zelfs de “doorzettingsmacht” namens de gemeente heeft, het is de –raad niet helder hoe dit inhoud en vorm gaat krijgen. De kans van toenemende overhead en bureaucratie ligt daarmee op de loer waar het de organisatie betreft. Ten aanzien van de inhoud zal de case-load van medewerkers/-sters wellicht onvoldoende in balans zijn met de kwaliteit van dienstverlening. Dat hier een levensgroot spanningsveld ligt, vermeldt het Jaarplan dan ook terecht bovenaan pag. 60. “De medewerkers van het basisteam krijgen in 2015 te maken met een grote –nog onbekend – nieuwe doelgroep”. Punt van stevige aandacht meent de –raad. Met betrekking tot aansturing en uitvoering, heeft de –raad al eerder naar uitleg van “doorzettingsmacht” en de bestuurlijke inbedding hiervan gevraagd. Het is tot nu toe niet verkregen. De –raad denkt dat definiëring van dit begrip des te noodzakelijker is nu onvoldoende rekening wordt gehouden met iets fundamenteels als ouderlijke macht. (zie bijv. pagina 48 laatste alinea van het Jaarplan). De wijze waarop dit fundament onder onze samenleving ter zijde zou kunnen worden geschoven door overwegingen van een casemanager en diens omgeving, het getuigt van weinig
4
kennis van zaken rond personen- en familierecht. Uitwerking van “doorzettingsmacht” zou ook ten fundamente in kunnen gaan tegen grondbeginselen. Dit soort “fouten” in het jaarplan bevestigen de grote zorg van de -raad of zowel processen als aanpak voldoende zijn doordacht en niet alsnog heel kritisch naar de uitvoering moet worden gekeken. De –raad heeft hier eerder op geduid, maar ziet dat haar advies onvoldoende wordt her- en erkend. Zij betreurt dat zeer en wijst daarom nogmaals met klem op het zorgvuldig inrichten van de uitvoering.
“kwaliteitscriteria” De kwaliteit van de uitvoering wordt in belangrijke mate neer gelegd bij zorgaanbieders . Criteria waar de kwaliteit aan moet voldoen zijn echter nog niet vastgesteld. Een onafhankelijke regisseur moet de kwaliteit van de uitvoering bewaken. Met de inhoud van de uitvoering houdt deze functionaris zich echter niet bezig. De backoffice van de gemeente voert ook controle op de kwaliteit van uitvoering uit door interne controle en daaromtrent te rapporteren aan concerncontrol en accountant. Dit gevoegd bij het feit dat functies gecombineerd uitgevoerd kunnen worden en verschillende niveaus van aansturing in één functie, bijv. teamleider, bij elkaar kunnen komen, maakt dat hiervoor ook gemaakte opmerkingen over het door elkaar heen kunnen lopen van rollen en functies, nadere aandacht vergt. Niet alleen dat de kwaliteit van dienstverlening aan bepaalde standaarden moet voldoen, het moet vorm en vooral inhoud krijgen tussen zorgvrager en –verlener. Inzicht hoe dit feitelijk verloopt kan slechts deels worden verkregen door klanttevredenheidsonderzoeken. Door hier tevens vormen van intervisie en ad-hoc toepasbare toetsingen toe te passen, zal een reëel beeld van de kwaliteit kunnen onstaan. De –raad adviseert deze vorm van toetsing in de plannen uit te werken.
“informatie- gegevensvoorziening” Er is veel maatschappelijke onrust over het vastleggen van data in –banken. Het is niet helder wie deze gegevens aanlevert, manipuleert, inziet, beheert enz. . Ten aanzien van de gegevensvoorziening die inherent is aan de invulling van zorgvragen, is door de –raad niet te overzien hoe er op zorgvuldige wijze wordt aangesloten bij wet- en regelgeving vanuit het bewaken van het private domein. De –raad ziet in de plannen onvoldoende transparantie door klinken waar besluitvorming op kan worden gebaseerd en ook de wijze waarop er bij de risicofactoren op wordt geduid, overtuigt de –raad allerminst. Zeker nu ook bij een nog verdere verschuiving van uitvoering naar zorgverzekeraars een aanwending voor andere dan maatschappelijke doeleinden niet ondenkbaar is, bevestigt dit de – raad in haar aarzeling of de privacy van individuele gegevens voldoende wordt gewaarborgd. Het adagium dat iemand eigenaar is van z’n eigen gegevens, is al lang niet meer dagelijkse praktijk. Immers onverlet wet- en regelgeving , zijn de uitzonderingen op de regel deze voor een belangrijk deel aan het bepalen. Het advies blijft om hier uiterst behoedzaam mee om te gaan en dit uit meerdere invalshoeken te laten controleren, althans niet te aarzelen juist hieromtrent nader onderzoek naar te laten verrichten.
5
“klachten- bezwarensystematiek” Op de uitvoering van ondersteuning / zorg zullen meerdere vormen van klachtenregelingen van toepassing kunnen zijn. Die van zorgaanbieders, gespecialiseerde hulpverlening, medische circuits en de overheid waar de formele lijn in de zin van bezwarenprocedures betreft. In het Jaarplan krijgt dit niet afzonderlijke aandacht. Hiertoe is echter voldoende reden om te voorkomen dat iemand door de bomen het bos niet meer ziet en van het kastje naar de muur gestuurd wordt. Het gevolg kan mede zijn dat er een bureaucratiserend effect uit gaat van de verschillende vormen die moeten worden aan gehouden. Dit zal slechts deels kunnen worden ondervangen in de contracten met zorgaanbieders. Immers zal de wijze waarop er van overheidswege formeel moet worden gereageerd niet gedelegeerd kunnen worden aan een private partij. Om te voorkomen dat de wijze waarop iemand kan klagen c.q. dit formeel wil aan kaarten niet duidelijk is, zal het Jaarplan vorm en inhoud aan deze problematiek moeten geven.
“passend onderwijs” Ten aanzien van de lokale invulling in samenhang met Passend Onderwijs, is het van groot belang dat er nauw wordt samen gewerkt tussen de intern-begeleiders (IB-ers) en het basisteam i.p.v. alleen met de schoolbesturen. De laatsten staan in de regel erg ver van het veld af. De IB-er kent de problematiek vanuit de dagelijkse praktijk. Een praktijk waarin met de invoering van Passend Onderwijs het aantal leerlingen dat extra aandacht op school nodig zal hebben, zal toe nemen. Het is zeer de vraag of de school hierop voldoende is ingericht, dit zowel qua personele invulling als ook de infrastructuur. Voor een vorm van Thuiszorg, Kinderthuiszorg, zou hier een taak weggelegd zijn. Daartoe ingeschakeld middels een PGB-vorm die de ouders van een gehandicapt kind dat het reguliere basisonderwijs volgt, ter beschikking zouden moeten hebben. Een school is immers geen zorginstelling en onderwijskrachten zijn niet opgeleid voor zorgtaken, laat staan dat zij dit kunnen combineren met het les geven. Het zal bijzonder moeilijk worden om Passend Onderwijs vorm te geven. Zoals eerder tijdens de inspraakreactie begin dit jaar is aan gegeven, moet er voorkomen worden dat er straks nog meer kinderen tussen wal en schip terecht komen. In ieder geval zou elke school een vast contactpersoon moeten hebben richting het basisteam en casemanager. De –raad adviseert dit nader in het Jaarplan te verwerken. Ook zal hier in het bijzonder een volgsysteem op gezet moeten worden om spanningsvelden tussen theorie en praktijk in een vroeg stadium aan het licht te brengen.
“gelijkheidsbeginsel” Er zijn een diverse voorbeelden te geven waar het gelijkheidsbeginsel op gespannen voet staat met de redelijke kans die bijv. chronisch zieken en/of gehandicapten moet worden geboden om op een gelijkwaardig wijze aan de samenleving mee te kunnen doen.
6
Zie bijv. de Studieregeling: de individuele studietoelage Wajong-er. Om studenten met een arbeidshandicap niet te bevoordelen ten opzichte van studenten zonder arbeidshandicap, wordt er voor gekozen de individuele studietoeslag te stellen op een lager bedrag. Deze vergelijking gaat mank aan weinig besef van het gehandicapt zijn op zich, een situatie waar men niet voor gekozen heeft, en het feit dat studenten met een chronische ziekte of handicap het altijd al lastiger hebben. Ze zijn nu een maal niet gelijk aan andere, in hun keuzevrijheid en mogelijkheden minder ingeperkte medestudenten. In die zin wordt het gelijkheidsbeginsel hier dan ook aangevoerd in een situatie die door fundamentele ongelijkheden wordt beheerst. Zie ook de Wet tegemoetkoming Chronisch zieken: in het verleden konden alle chronisch zieken via aftrekposten hun gemaakte kosten opvoeren. De drempel hiervoor hing af van wat men verdiende. De Wtcg uitkering werd inkomensafhankelijk, de korting bleef voor alle chronisch zieken gelijk, 33% van de kosten die door het CAK geïnd worden. Het is ook het CAK dat moest bekijken of iemand door bijv. het stapeleffect, niet te zwaar financieel werd belast. Het is nu aan de gemeenten die de verdeling van de Wtcg regeling moet behartigen, de keuze om deze mensen evenredig te belasten. Immers bedoelde 33% regeling, die de aftrekbaarheid van kosten verving, is niet bedoeld inkomensafhankelijk te worden uitgevoerd. Ook de keuzes ten aanzien van de vaststelling van de “eigen bijdrage” kunnen op gespannen voet komen te staan met het stimuleren van elke burger om te participeren in de samenleving. Een concreet voorbeeld: iemand die gebruik maakt van een regiotaxi, betaalt hiervoor een eigen bijdrage die vergelijkbaar is met de kosten die een ritje in het openbaar vervoer kost. Daarmee kan deze persoon zelfstandig deelnemen aan de samenleving. Nu is de gemeente voornemens op deze eigen bijdrage nogmaals een eigen bijdrage te heffen. Dit lijkt de –raad toch niet de bedoeling te zijn om het “mee doen” te bevorderen. Middels deze voorbeelden vestigt de –raad de aandacht op de ongelijkheid die het chronisch ziek zijn ten fundamente met zich mee kan brengen. Deze zullen met evenzo vele uit te breiden zijn. Met name bij deze kwetsbare groepen medeburgers kan de stapeling van regelgeving tot zeer ongewenste effecten voor hun welzijn leiden. Zeker als daar de gevolgen in de sfeer van eigen risico van ziektekosten , hogere premie van ziektekostenverkering, minder keuzemogelijkheden in verzekeringsvormen, vermindering toelagen en wellicht nog niet te overziene gevolgen van wet- en regelgeving die anders op elkaar inwerken, kortom een stapeling van effecten die gehandicaptmakend over kan komen. Ook een opstapeling van financiële effecten die we voordien met elkaar verzekerden onder de noemer van verantwoordelijkheid dragen voor hetgeen door ieder persoonlijk niet te dragen valt. Het is een bijzonder aandachtspunt dat niet alleen de gemeente onder haar aandachtsveld krijgt. Wel een element van de decentralisaties die door zal werken in de mogelijkheden van mensen om in en vanuit hun eigen leefomgeving aan de samenleving te kunnen blijven deelnemen. Wat betreft het gelijkheidsbeginsel tenslotte, de verwachting is dat in ons land in 2015 het VNverdrag inzake de rechten van personen met een handicap officieel van kracht wordt. Nederland heeft in 2007 het verdrag al ondertekend. Wetten worden aangepast om het verdrag in onze wet- en regelgeving te verankeren, zodat de uitgangspunten voldoende aansluiten op het verdrag. Zodat het geratificeerd kan worden. Het is van belang om ook deze ontwikkeling te betrekken bij de positie die gehandicapten en chronisch zieken. 7
“Tenslotte:” De –raad is van oordeel dat de problematiek waar de gemeente voor staat de fundamenten van de samenleving raakt en de impact moet niet worden onderschat. Vanuit het besef hieromtrent vooral in een adviespositie te verkeren maar ook zeer verbonden is met de inhoud, hecht de –raad veel waarde aan de wijze waar op er met hetgeen hiervoor is aangereikt wordt om gegaan. In dat licht wijst zij nogmaals op eerder door haar gegeven adviezen en het afwijken hiervan niet heeft geleid tot terugkoppeling alvorens beleidsvoornemens in –voorstellen te verwerken. De –raad gaat er vanuit dat deze werkwijze niet zal worden gehanteerd waar het het thans voorliggende advies betreft.
Voor het overige wenst de –raad u in dezen veel wijsheid toe.
Hoogachtend, De WMO-raad , Platform mensen met een Beperking, Platform Ouderen en Platform Mantelzorgondersteuning
Namens deze H. Biemold, Voorzitter Wmo-raad
8
Bijlage met opmerkingen van het platform mensen met een beperking
Nadere regels Jeugdhulp. Art. 5 lid h: Hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid / levensovertuiging/ culturele achtergrond enz. Het is geen vraag maar door het rijk vastgesteld beleid dat men hier rekening mee dient te houden, als men dat wenst. Voorstel : Er zal rekening enz. en afsluitend met : voor zover men dat wenst. Art.10 lid 1c: PGB bedraagt ten hoogste de goedkoopste adequate individuele voorziening in natura. De kosten begrenzing wettelijk vastgesteld . Maar wat wordt verstaan/welke criteria’s voor adequate hulpverlening? Mbo/hbo of academisch niveau ? Hoe gaan we hiermee om? Los van de overige criteria’s waar men aan moet voldoen om ingeschakeld te kunnen worden. --------------------------------------------------------------------Integratie verordening Participatiewet 2015 Art. 13 Loonkostensubs. voor personen met een arbeidsbeperking. Termijn van 12 maanden en dient ieder jaar opnieuw te worden vastgesteld. . Bij ongewijzigde situatie en tevredenheid over en weer , is er dan een automatische verlenging loonsubsidie ? Voor de persoon in kwestie en zijn werkgever een belangrijk gegeven. Is er ook een maximum van het aantal termijnen?
9
Jaarplan bldz. 20 Dagbesteding vernieuwde vormen op grond van de WMO. Koppeling met beschut werk en buurtgericht. Hoe en op welke wijze? Toegang via de basisteams. PGB blijft maar niet meer dan de goedkoopste oplossing, bij meer kosten dient men bij te betalen. Wat zijn de criteria’s voor adequate voorziening? Vervoerskosten verminderen. (bezuinigingstaakstelling) Wat zijn de uitgangspunten ? Nadere regels PGB in 2015 ! Graag nadere toelichting.
Bldz. 31 Flexibele ondersteuning (werkbevorderende voorzieningen) Budget Slocht. 305000.00 MW 514.500 afgerond. Wordt dit voor onze gemeente gezien de taakstelling als voldoende beschouwd?
Bldz. 41 Meldpunt klachten. Een goede zaak om dit op deze manier te regelen. Rapportage in algemene zin naar de WMO raad / Platforms is volgens ons een goede gedachte. Op deze manier kunnen het beleid volgen. Bldz. 48 Het doorverwijzen van de huisarts via het expertteam voor jeugdzorg. Zijn hiervoor al afspraken binnen onze gemeente gemaakt met de huisartsen en kunnen zij op deze wijze zich voldoende kwijten voor hun beroepsmatige verantwoordelijkheden? Inzet provinciale expertpools wie neemt daartoe het besluit? 10
Bldz. 52 Verwevenheid van Mee binnen de eigen organisatie wordt hier nog eens weer duidelijk aangegeven. (mogelijke inzetbaarheid binnen de organisatie) Dit jaar is een overgangsjaar maar voor de komende jaren willen we graag de onafhankelijkheid van het adviesorgaan goed regelen.
In algemene zin:
Het beleid moet binnen de beschikbare middelen worden gerealiseerd. Men voorziet financiële overschrijdingen. Wat betekent dit voor het voorgenomen beleid, wordt dit dan bijgesteld om de uitgaven te beperken? Gaat dit niet ten koste van de kwaliteit van de dienstverlening? Mocht het zo zijn dan het geheel met een positieve jaarsaldo kan worden afgesloten blijven deze dan beschikbaar voor de opvolgende jaren en niet in de algemene middelen zoals nu het geval is.
J.E.Fokkens. Platform mensen met een beperking.
11