Winkelen in Amsterdam
De belangrijkste resultaten uit de consumentenenquête 2003-2004
Project: 4016
drs. Rik Lukey drs. Tanja Fedorova drs. Cathelijne Hermans drs. Jeroen Slot
Weesperstraat 79
Postbus 658
1018 VN Amsterdam
1000 AR Amsterdam
Telefoon 020 527 9433
Fax 020 527 9595
[email protected]
www.os.amsterdam.nl
Amsterdam, december 2004
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Inhoud
2
Samenvatting
3
1 Inleiding
5
2 Koopkrachtoriëntatie in Amsterdam 2.1 75% van de koopkracht wordt in het eigen stadsdeel besteed 2.2 Koopstromen binnen Amsterdam 2.3 Koopkrachtoriëntatie verandert weinig door de tijd
7 7 8 10
3 Bestedingen aan dagelijkse goederen en de rol van supermarkten 3.1 Amsterdam besteedt jaarlijks 2 miljard aan boodschappen 3.2 Albert Heijn belangrijkste supermarkt, Dirk op tweede plaats 3.3 Rol van supermarkten: gemeenten in de regio
13 13 15 20
4 Verzorgingsfunctie van winkels 4.1 Waar besteden Amsterdammers hun geld? 4.2 Tussen centrum en ring vooral lokale oriëntatie
23 23 28
5 Waardering van winkelgebieden
31
6 Warenmarkten in Amsterdam
35
7 Internet als aankoopkanaal
39
8 Bijlagen Bijlage 1: De vragenlijst van de consumentenenquête Bijlage 2: Begrippenlijst
43 43 48
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Samenvatting
Amsterdammers kopen bijna alles in de stad Van alle bestedingen die Amsterdammers aan dagelijkse goederen doen vindt 96% plaats in Amsterdam. De koopkrachtbinding aan het eigen stadsdeel varieert sterk en loopt uiteen van 64% in Westerpark tot 86% in Oud-West. De koopkrachtbinding aan een stadsdeel hangt vooral samen met het aanwezige winkelaanbod in dat stadsdeel. Ook verreweg het grootste deel van de niet-dagelijkse goederen die Amsterdammers aanschaffen wordt in Amsterdam gekocht (87%). Het aanbod van winkels voor nietdagelijkse goederen verschilt sterk per stadsdeel. In Amsterdam-Centrum, Zuidoost en Amsterdam-Noord, alle stadsdelen met een ruim aanbod, is de koopkrachtbinding voor niet-dagelijkse goederen hoog. De koopkrachtbinding in de Amsterdamse stadsdelen is de laatste acht jaar vrij stabiel. Dit geldt zowel voor dagelijkse als voor niet-dagelijkse goederen. Amsterdammers geven meer geld uit aan niet-dagelijkse goederen Jaarlijks geven de Amsterdammers ongeveer 2 miljard euro aan dagelijkse boodschappen uit. De bestedingen zijn ongeveer even groot als in het vorige consumentenonderzoek1. Aan niet-dagelijkse goederen besteden de Amsterdammers 2,6 miljard euro. Dat is 0,3 miljard euro per jaar meer dan in het vorige onderzoek. Albert Heijn belangrijkste supermarkt, Dirk is tweede Verreweg het grootste deel van de dagelijkse boodschappen wordt bij de supermarkten gedaan. De Amsterdammers doen driekwart van hun dagelijkse bestedingen bij supermarkten. Ruim een vijfde deel komt bij speciaalzaken, zoals de bakker en de slager, terecht. Het overige deel van het boodschappenbudget komt bijvoorbeeld op de markt terecht. Albert Heijn is voor de helft van de Amsterdammers de belangrijkste primaire supermarkt. Voor een op de vijf Amsterdammers is dat Dirk van den Broek. Deze verhoudingen waren in het onderzoek van 2001-2002 hetzelfde. Voor 43% van de Amsterdammers is Albert Heijn ook de belangrijkste secundaire supermarkt. Dirk van den Broek volgt met 19%. Winkels voor dagelijkse goederen hebben vaak buurtfunctie Voor alle stadsdelen geldt dat de bestedingen die aan dagelijkse goederen worden gedaan voor het grootste deel afkomstig zijn van de inwoners van dat stadsdeel. Winkels voor dagelijkse goederen hebben daarmee in de eerste plaats een functie voor de lokale bevolking. Bij winkels voor niet-dagelijkse goederen geldt dat ze soms naast de lokale bevolking ook consumenten uit de andere stadsdelen en de regio trekken, zoals de winkels in Amsterdam-Centrum, Zuidoost en Amsterdam-Noord. Deze winkels hebben dan ook een regionaal verzorgende functie. De winkels in stadsdelen als Bos en Lommer en Westerpark daarentegen verkopen hun producten bijna alleen aan de inwoners van het eigen stadsdeel. 1
R. Lukey, Winkelen en detailhandel. Uitkomsten consumentenenquête 2001-2002. O+S, 2002.
3
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Hoogste waardering voor perifere winkelgebieden De drie winkelgebieden die door de Amsterdammers het beste worden gewaardeerd zijn achtereenvolgens Amstelveen Centrum, Gelderlandplein en Buikslotermeerplein. Deze drie winkelcentra stonden in het onderzoek van 2001-2002, in iets andere volgorde, ook in de top drie. Vooral zaken als het uiterlijk en de aankleding van winkels en het winkelcentrum worden bij deze drie winkelcentra bovengemiddeld gewaardeerd, evenals de parkeergelegenheid. Auto wordt nauwelijks gebruikt voor winkelen binnen de ring De binnen de Amsterdamse ringweg gelegen winkelgebieden kennen over het algemeen een laag aandeel bezoekers dat met de auto komt (meestal minder dan 10%). De winkelgebieden Buikslotermeerplein en Gelderlandplein zijn voorbeelden van winkelgebieden die naar verhouding vaak met de auto worden bezocht. De winkelgebieden binnen de ring worden over het algemeen overigens ook frequenter bezocht. Meerderheid Amsterdammers doet aankopen wel eens op de markt Zeven van de tien Amsterdamse huishoudens bezoeken wel eens een markt. In 20012002 was dit percentage even hoog. Per marktbezoek geeft een huishouden gemiddeld ruim €19 uit. In 2001-2002 was dat nog €19,50. Net zoals in 2001-2002 is de Albert Cuyp de belangrijkste markt van Amsterdam. Bijna dertig procent van de Amsterdammers die een markt bezoeken gaat naar de Albert Cuyp. De Dappermarkt (15%) en de Ten Katemarkt (11%) volgen op afstand. De Albert Cuyp is de enige markt die bezoekers uit heel Amsterdam trekt. De Dappermarkt trekt publiek uit het oostelijk deel van de stad, de Ten Katemarkt uit het westelijk deel van de stad. Kopen via internet wordt steeds populairder In 2001-2002 deed ongeveer 18% van de huishoudens wel eens aankopen via internet, momenteel ligt dit percentage op 25%. De inwoners van Zeeburg en Amsterdam Oud Zuid kopen het meeste op internet (meer dan 30%). Internet wordt vooral gebruikt om boeken, CD’s en DVD’s te kopen.
4
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
1 Inleiding
Algemeen In het consumentenonderzoek van O+S worden gegevens over het winkelgedrag van de bevolking in kaart gebracht. Het consumentenonderzoek van 2003-2004 sluit aan bij eerdere onderzoeken van O+S die in de periode 1996-2002 hebben plaats gevonden. Op basis van het consumentenonderzoek wordt in de eerste plaats gerapporteerd over de kooporiëntatie van de Amsterdamse en de regiobevolking. Het gaat daarbij om de vraag wie waar zijn boodschappen doet. Tevens worden gegevens gepubliceerd over de herkomst van de bestedingen die in de stadsdelen worden gedaan. Duidelijk wordt daardoor in hoeverre de detailhandel in een stadsdeel een functie heeft voor de eigen inwoners en of de detailhandel die functie ook voor inwoners uit andere stadsdelen of de regio heeft. Daarnaast zijn gegevens over de omvang van de winkelbestedingen, de waardering van winkelgebieden en het bezoek aan warenmarkten in dit rapport opgenomen. In het rapport worden begrippen gehanteerd waarvan de betekenis wellicht niet direct helder is. Bijlage 2 bevat een begrippenlijst. Onderzoeksopzet In de periode januari 2003-september 2004 zijn in het kader van de consumentenenquête telefonische enquêtes in Amsterdam en een aantal regiogemeenten afgenomen. De vragenlijst die hiervoor is gebruikt is opgenomen in bijlage 1. De steekproeven die voor het onderzoek zijn gebruikt zijn in Amsterdam op stadsdeelniveau getrokken. Daarbij is rekening gehouden met de spreiding van de bevolking over het stadsdeel: de verschillende buurten in een stadsdeel zijn naar rato van de bevolkingsomvang in de respons vertegenwoordigd. Ook de verschillende gemeenten binnen de regiosteekproef zijn naar rato van de bevolkingsomvang in de respons opgenomen. Er is geënquêteerd in de gemeenten: Edam-Volendam, Landsmeer, Beemster, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zeevang, Oostzaan, Zaanstad, Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn en Almere. De betreffende gemeenten zijn weergegeven in figuur 1.1. In deze editie van de consumentenenquête is het aantal enquêtes dat per stadsdeel is afgenomen verhoogd naar minimaal 385. Hierdoor wordt het mogelijk om ook op stadsdeelniveau statistisch verantwoorde uitspraken te doen. In totaal bedraagt de respons in Amsterdam 5.791 enquêtes. In de regio zijn 2.953 enquêtes afgenomen. Waar mogelijk worden de onderzoeksuitkomsten voor 2003-2004 vergeleken met uitkomsten uit eerdere jaren.
5
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 1.1 Amsterdam en de regiogemeenten, 2003-2004
Zeevang Zeevang
Beemster Beemster Beemster
WATERLAND Wormerland Wormerland
Purmerend Purmerend Volendam Edam Volendam Volendam Edam
Zaanstad Zaanstad Zaanstad
ZAANSTREEK
Waterland Waterland
Oostzaan Oostzaan Landsmeer Landsmeer Landsmeer
AMSTERDAM
ALMERE Almere Almere
Amsterdam Amsterdam
Diemen Diemen
Haarlemmermeer Haarlemmermeer
AMSTEL-MEERLANDEN Aalsmeer Aalsmeer Aalsmeer
Ouder Amstel Ouder Amstel Ouder
Amstelveen Amstelveen
Uithoorn Uithoorn Uithoorn
bron: O+S
Wijze waarop kooporiëntatie is afgeleid De kooporiëntatie is in dit onderzoek op de volgende wijze afgeleid. De frequentieverdelingen van de aankoopplaatsen per artikelgroep zijn onderling gewogen met bestedingscijfers van EIM2. Zo ontstaat op stadsdeelniveau een goed beeld van de kooporiëntatie voor dagelijkse en niet-dagelijkse goederen. De oriëntatiecijfers voor de bewoners van de stadsdelen zijn onderling gewogen op het aantal huishoudens per stadsdeel en gemiddeld huishouden inkomen om tot Amsterdamse oriëntatiecijfers te komen. Om tot herkomstcijfers te komen zijn de oriëntatiecijfers van de regiobewoners eveneens gecombineerd met de Amsterdamse cijfers. Ook de regiocijfers zijn daarbij gewogen op aantal huishoudens en gemiddeld huishoudeninkomen. Opbouw van het rapport De kooporiëntatie van de Amsterdammers wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk twee. In dit hoofdstuk wordt tevens ingegaan op de ontwikkeling die de kooporiëntatie de laatste jaren heeft doorgemaakt. De bestedingen aan dagelijkse goederen en de verdeling van de bestedingen over speciaalzaken en supermarkten komen aan de orde in hoofdstuk drie. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de belangrijkste primaire en secundaire supermarkten. De verzorgingsfunctie van winkelvoorzieningen wordt toegelicht in het vierde hoofdstuk. Hoofdstuk vijf gaat in op de waardering van de verschillende winkelgebieden in Amsterdam. Het zesde hoofdstuk behandelt de warenmarkten in Amsterdam. Tevens wordt aandacht besteed aan de omvang van de bestedingen op de markt. Internet-aankopen komen in hoofdstuk zeven aan bod.
2
6
“Bestedingen en Marktaandelen 2002” van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf te Zoetermeer.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
2 Koopkrachtoriëntatie in Amsterdam
2.1 Driekwart van de koopkracht wordt in het eigen stadsdeel besteed De koopkrachtbinding is een maat die aangeeft welk deel van de koopkracht van de inwoners van een stad in de eigen stad wordt besteed. Wanneer bijvoorbeeld de koopkrachtbinding van de Amsterdammers op 75% ligt betekent dit dat driekwart van de koopkracht bij winkeliers in Amsterdam wordt besteed. Een kwart van de koopkracht vloeit in dat geval af naar winkels buiten Amsterdam. De koopkrachtbinding kan niet alleen worden bepaald voor alle Amsterdammers maar ook voor inwoners van een stadsdeel. Bij de bepaling van de koopkrachtbinding wordt onderscheid gemaakt in de binding voor dagelijkse en niet-dagelijkse goederen. Tabel 2.1 Koopkrachtbinding aan het eigen stadsdeel voor dagelijkse en niet-dagelijkse goederen (20032004)
Amsterdam-Centrum
dagelijkse goederen
niet-dagelijkse goederen
73,4
63,6
Westerpark
64,1
17,8
Oud-West
85,6
49,0
Zeeburg
73,7
23,7
Bos en Lommer
67,9
22,5
De Baarsjes
71,7
25,6
Noord
84,1
64,2
Geuzenveld Slotermeer
75,3
36,6
Osdorp
82,7
59,8
Slotervaart
73,1
22,2
Zuidoost
79,8
61,7
Oost-Watergraafsmeer
77,7
41,9
Amsterdam Oud Zuid
80,3
42,9
80,1
38,4
76,4
40,7
Zuideramstel stadsdelen gemiddeld Amsterdam totaal
4
3
96,2
87,0 bron: O+S
Dagelijkse goederen worden veelal in de buurt van het woonadres aangeschaft. De binding aan het eigen stadsdeel is dan ook zonder uitzondering hoger dan bij de nietdagelijkse goederen. De binding voor dagelijkse goederen loopt uiteen van 86% in OudWest tot 64% in Westerpark. De binding die in een stadsdeel gerealiseerd kan worden hangt vanzelfsprekend sterk samen met het aanwezige winkelaanbod maar ook met het aanbod in de naburige stadsdelen. De inwoners van Oud-West kunnen kiezen uit een reeks supermarkten in het stadsdeel. In Westerpark is het aanbod beperkter. Veel 3 4
Deze binding is berekend door het gemiddelde bindingspercentage van de stadsdelen te nemen. Het gaat hier om de binding van Amsterdammers aan de stad Amsterdam.
7
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
inwoners uit dit stadsdeel wijken voor de dagelijkse boodschappen uit naar bijvoorbeeld Oud-West. De gemiddelde binding voor een stadsdeel bedraagt 76%. De binding aan het eigen stadsdeel voor niet-dagelijkse goederen loopt sterk uiteen. De binding is hoog in Amsterdam-Centrum, Amsterdam-Noord en Zuidoost. Niet toevallig juist de stadsdelen met een ruim aanbod aan niet-dagelijkse goederen. In een aantal andere stadsdelen is weinig aanbod en een navenant lage binding: Westerpark, Zeeburg, Bos en Lommer, De Baarsjes en Slotervaart.
2.2 Koopstromen binnen Amsterdam Koopkrachtbinding voor dagelijkse goederen verschilt per stadsdeel De bestedingen aan dagelijkse goederen doen de inwoners van Amsterdam voor het grootste deel in het eigen stadsdeel. De koopkrachtbinding in Amsterdam-Noord, Osdorp, Oud-West en Amsterdam Oud Zuid is naar verhouding hoog. Een naar verhouding beperkt deel van de bestedingen wordt gedaan bij winkeliers in andere stadsdelen. De inwoners van Bos en Lommer, De Baarsjes en Westerpark besteden relatief weinig koopkracht (voor dagelijkse goederen) in het eigen stadsdeel en veel in andere stadsdelen. Figuur 2.2 geeft inzicht in de koopkrachtafvloeiing voor dagelijkse goederen. In de figuur zijn alleen koopstromen van minimaal 5% van de koopkracht opgenomen. Bovendien is de binding aan het eigen stadsdeel weergegeven. Figuur 2.2 Kooporiëntatie dagelijkse goederen, 2003-2004
16,3 16,3 17,2 17,2 9,8 9,8
7,2 7,2 66
5,1 5,1
6,5 6,5
13,9 13,9
7,2 7,2
12,7 12,7
77 10,8 10,8
8,6 8,6
5,1 5,1
Koopkrachtbinding aan eigen stadsdeel dagelijkse goederen, 2003-2004
Boven stedelijk gemiddelde Rond stedelijk gemiddelde Onder stedelijk gemiddelde
bron: O+S
8
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Vanuit de stadsdelen met een lage koopkrachtbinding vindt relatief veel koopkrachtafvloeiing naar de buurstadsdelen plaats. Inwoners van Westerpark bijvoorbeeld besteden 16% van hun koopkracht in Amsterdam-Centrum en 10% in OudWest. Vooral de supermarkten in Oud-West en het Centrum weten koopkracht uit Westerpark te trekken. Ook tussen Bos en Lommer en De Baarsjes is sprake van een forse koopkrachtafvloeiing (17%). Vooral de aan de Jan van Galenstraat gelegen Albert Heijn trekt veel koopkracht. De inwoners van De Baarsjes op hun beurt besteden 14% van hun koopkracht in Oud-West. Tussen de stadsdelen Osdorp en Slotervaart blijkt uitwisseling van koopkracht plaats te vinden. Het in Slotervaart gelegen winkelcentrum Belgiëplein is voor Osdorpers aantrekkelijk terwijl de mensen uit Slotervaart een deel van hun koopkracht aan het Osdorpplein en in winkelcentrum de Aker besteden. Een ander voorbeeld van koopkrachtuitwisseling wordt aangetroffen bij Amsterdam Oud Zuid en Zuideramstel. De inwoners van Zeeburg tenslotte besteden 13% van hun koopkracht in Oost/Watergraafsmeer. De Dapperstraat en omgeving blijkt een trekker van Zeeburgse koopkracht te zijn. Aanbod van niet-dagelijkse goederen vooral groot in Centrum en Noord In Osdorp, Oud-West, Amsterdam Noord, Amsterdam-Centrum en Zuidoost ligt de koopkrachtbinding voor niet-dagelijkse goederen boven het stedelijk gemiddelde. De mate van koopkrachtbinding hangt direct samen met het aanbod van winkelvoorzieningen in deze stadsdelen. Vooral in Amsterdam-Centrum en Zuidoost is het aanbod van winkelvoorzieningen voor niet-dagelijkse goederen bijzonder groot. Ook in AmsterdamNoord en Oud-West is het voorzieningenniveau heel behoorlijk. Het ruime winkelaanbod in het Centrum en in Zuidoost trekt veel koopkracht uit de andere stadsdelen. Op afbeelding 2.3 is de afvloeiing van koopkracht uit de hele stad naar deze twee stadsdelen duidelijk zichtbaar.
9
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 2.3 Kooporiëntatie niet-dagelijkse goederen, 2003-2004
11 11 40,5 40,5 9,7 9,7
11,8 11,8
19,8 19,8 11 11 23,8 23,8
18,1 18,1
21,4 21,4
25 25
29,1 29,1
21 21 13,4 13,4
24,5 24,5
22,5 22,5
17,1 17,1
15,3 15,3
13,3 13,3 9,1 9,1
9,2 9,2
11,6 11,6 10,9 10,9 10,6 10,6
9,3 9,3
Koopkrachtbinding aan het eigen stadsdeel niet-dagelijkse goederen, 2003-2004
Boven stedelijk gemiddelde Rond stedelijk gemiddelde Onder stedelijk gemiddelde
bron: O+S
Het kernwinkelapparaat in Amsterdam-Centrum voorziet in een zeer uitgebreid en gevarieerd aanbod van niet-dagelijkse goederen. In Zuidoost is dat anders: vooral de woninginrichtingbranche (denk bijvoorbeeld aan IKEA) is hier prominent aanwezig. De Amsterdamse koopkracht die in Zuidoost wordt besteed komt voor en belangrijk deel bij de woninginrichters terecht. De binding in Zeeburg, Bos en Lommer, Westerpark en Slotervaart blijft achter bij het stedelijk gemiddelde.
2.3 Koopkrachtoriëntatie verandert weinig door de tijd O+S voert het consumentenonderzoek al sinds 1996 uit. De gegevens uit de meting van 2003-2004 kunnen dan ook worden vergeleken met die uit eerdere metingen. In figuur 2.3 is de ontwikkeling van de koopkrachtbinding aan het eigen stadsdeel voor dagelijkse goederen weergegeven.
10
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 2.4 Ontwikkeling koopkrachtbinding aan het eigen stadsdeel (dagelijkse goederen) 1996-2004
120
%
100 80
1996-1997 1997-1998 1999-2000 2001-2002 2003-2004
60 40 20
Amsterdam
Zuideramstel
Amsterdam Oud Zuid
Oost/Watergaafsmeer
Zuidoost
Slotervaart
Osdorp
Geuzenveld/Slotermeer
Amsterdam-Noord
De Baarsjes
Bos & Lommer
Zeeburg
Oud-West
Westerpark
Amsterdam-Centrum
0
bron: O+S
De verhouding in koopkrachtbinding tussen de stadsdelen blijft in de loop der jaren ongeveer gelijk. De binding aan Oud-West is bijvoorbeeld structureel hoog, die aan Westerpark is laag. Wel is in de binding aan een aantal stadsdelen een ontwikkeling herkenbaar. In een aantal stadsdelen staat de koopkrachtbinding enigszins onder druk: Bos en Lommer, Noord, Slotervaart. De verschillen tussen de jaren zijn overigens dermate klein dat het slechts om indicaties gaat. In het geval van Zeeburg wordt zichtbaar dat zich rond 1999 veel nieuwe bewoners op het KNSM eiland hebben gevestigd terwijl het winkelaanbod daar nog niet op was voorbereid. Inmiddels heeft de binding zich kunnen herstellen, wat samenhangt met de ontwikkeling van winkelcentrum Brazilië. Ook voor de niet-dagelijkse goederen geldt dat de verhouding in koopkrachtbinding tussen de stadsdelen de laatste jaren ongeveer gelijk is gebleven. Tegelijkertijd zijn, zoals al eerder duidelijk werd, de verschillen tussen stadsdelen veel uitgesprokener dan bij de dagelijkse goederen.
11
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 2.5 Kooporiëntatie niet-dagelijkse goederen, 2003-2004
%
Amsterdam
Zuideramstel
Amsterdam Oud Zuid
Oost/Watergaafsmeer
Zuidoost
Slotervaart
Osdorp
Geuzenveld/Slotermeer
Amsterdam-Noord
De Baarsjes
Bos & Lommer
Zeeburg
Oud-West
Westerpark
1996-1997 1997-1998 1999-2000 2001-2002 2003-2004
Amsterdam-Centrum
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
bron: O+S
Veel stadsdelen kennen een dalende koopkrachtbinding. Zeeburg, Bos en Lommer, De Baarsjes, Geuzenveld/Slotermeer en Amsterdam Oud Zuid zijn duidelijke voorbeelden. De dalende koopkrachtbinding kan zijn veroorzaakt door een verschralend winkelaanbod. De binding aan Amsterdam als geheel daalt ook enigszins maar deze daling is beperkt. Amsterdammers kopen hun niet-dagelijkse producten weliswaar minder vaak in het eigen stadsdeel maar wel in Amsterdam. Wanneer alleen de ontwikkeling van de koopkrachtbinding in de periode 2001-2004 wordt bekeken blijkt dat de koopkrachtbinding niet in alle stadsdelen daalt. In Oud-West, Amsterdam-Noord, Slotervaart en Oost/Watergraafsmeer is de binding (licht) gestegen.
12
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
3 Bestedingen aan dagelijkse goederen en de rol van supermarkten
3.1 Amsterdammers besteden jaarlijks 2 miljard aan boodschappen In het consumentenonderzoek wordt gevraagd hoeveel geld huishoudens wekelijks aan dagelijkse boodschappen uitgeven. Het gaat hierbij om bestedingen bij supermarkten en speciaalzaken. In tabel 3.1 is een overzicht van de wekelijkse bestedingen aan dagelijkse goederen opgenomen, waarbij onderscheid naar stadsdeel is gemaakt. Tabel 3.1 Bestedingen aan dagelijkse goederen per week naar stadsdeel (2001-2002; 2003-2004) 2001-2002
2003-2004
Amsterdam-Centrum
€ 87
€ 104
Westerpark
€ 82
€ 83
Oud-West
€ 87
€ 82
Zeeburg
€ 87
€ 92
Bos en Lommer
€ 80
€ 88
De Baarsjes
€ 77
€ 99
Amsterdam-Noord
€ 85
€ 93
Geuzenveld/Slotermeer
€ 86
€ 95
Osdorp
€ 87
€ 96
Slotervaart
€ 84
€ 116
Oost/Watergraafsmeer
€ 80
€ 89
Amsterdam Oud Zuid
€ 83
€ 94
Zuideramstel
€ 83
€ 88
Zuidoost
€ 94
€ 88
Amsterdam totaal regio
€ 85
€ 94
€ 115
€ 106 Bron: O+S
Een Amsterdams huishouden geeft gemiddeld €94 per week uit aan dagelijkse goederen. Huishoudens in de regio, die over het algemeen wat groter zijn dan de Amsterdamse huishoudens, geven gemiddeld meer uit (€ 106). De bestedingen van Amsterdammers zijn ten opzichte van de periode 2001-2002 enigszins gestegen. De invoering van de euro en de prijsstijgingen die ermee gepaard zijn gegaan zijn hier mogelijk debet aan. Het is niet duidelijk waarom de bestedingen van de regiobewoners minder groot zijn geworden. Tussen de stadsdelen treden verschillen op in de hoogte van de uitgaven aan dagelijkse boodschappen.
13
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
De Amsterdammers geven gezamenlijk circa 2 miljard euro per jaar aan dagelijkse boodschappen uit. Het omzetpotentieel voor niet-dagelijkse boodschappen bedraagt ongeveer 2,6 miljard euro. Deze bedragen hebben alleen betrekking op de artikelgroepen die in het onderzoek zijn meegenomen. Uitgaven aan auto’s, uitgaan en dergelijke blijven daarom buiten beschouwing. In vergelijking met het vorige onderzoek is het omzetpotentieel voor dagelijkse goederen ongeveer gelijk gebleven. Wel wordt er ongeveer 0,3 miljard euro per jaar meer aan niet-dagelijkse goederen uitgegeven. De dagelijkse boodschappen kunnen worden gedaan via een aantal aankoopkanalen. De meeste mensen doen hun boodschappen bij de supermarkt en een deel bij speciaalzaken (bijvoorbeeld de bakker en de groenteboer). Daarnaast doet een deel van de consumenten boodschappen op de markt of bij een boer. Deze twee aankoopkanalen vallen onder de noemer “niet-winkels”. In tabel 3.2 is aangegeven welk deel van de bestedingen aan dagelijkse goederen via welk aankoopkanaal wordt gedaan. Tabel 3.2 Aandeel supermarkten, andere winkels en niet-winkels in de bestedingen aan dagelijkse goederen (2003-2004)(%) andere
niet in
supermarkt
winkels
winkels
totaal
Amsterdam-Centrum
69,5
24,0
6,6
100
Westerpark
73,1
22,3
4,6
100
Oud-West
71,1
22,3
6,6
100
Zeeburg
75,0
20,9
4,1
100
Bos en Lommer
78,6
18,6
2,8
100
De Baarsjes
72,7
22,1
5,2
100
Amsterdam-Noord
76,9
19,7
3,4
100
Geuzenveld Slotermeer
76,7
19,5
3,8
100
Osdorp
76,3
21,3
2,4
100
Slotervaart
80,8
17,0
2,2
100
Oost/Watergraafsmeer
75,0
20,4
4,6
100
Amsterdam Oud Zuid
73,0
22,0
5,0
100
Zuideramstel
75,0
21,6
3,4
100
Zuidoost
80,1
15,9
4,0
100
Amsterdam
74,9
20,7
4,4
100
regio
81,1
16,3
2,6
100 bron: O+S
Ongeveer driekwart van de bestedingen aan dagelijkse goederen wordt in de supermarkt gedaan. In 2001-2002 lag dit percentage op een vergelijkbaar niveau. Een vijfde deel van het budget wordt bij speciaalzaken (bakker, slager, delicatessenwinkel, toko’s e.d.) uitgegeven, de laatste vier procent gaat naar zogenaamde “niet-winkels”. In de regio besteden consumenten over het algemeen een groter deel van hun budget bij supermarkten. Dit bestedingspatroon kan waarschijnlijk worden verklaard uit het beperktere aanbod van speciaalzaken in de regio.
14
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Binnen Amsterdam treedt enige differentiatie in het bestedingspatroon van de inwoners van de verschillende stadsdelen op. In Amsterdam-Centrum, Westerpark, Oud-West, De Baarsjes en Amsterdam Oud Zuid wordt een naar verhouding groot deel van het budget bij speciaalzaken besteed. Deze stadsdelen kennen dan ook een naar verhouding ruim aanbod van speciaalzaken. In Zuidoost en Slotervaart, stadsdelen met een naar verhouding beperkt aanbod van speciaalzaken, wordt relatief weinig geld bij speciaalzaken besteed.
3.2 Albert Heijn belangrijkste supermarkt, Dirk op tweede plaats Verreweg het grootste deel van de bestedingen aan dagelijkse producten wordt gedaan bij de supermarkt. De supermarkten vormen daarmee een uitermate belangrijk aankoopkanaal. Supermarkten worden wel onderscheiden in primaire supermarkten en secundaire supermarkten. De primaire supermarkt is die supermarkt waar de consument het grootste deel van de supermarktbestedingen doet. In de secundaire supermarkt doet men “ook nog” boodschappen. De primaire en secundaire supermarkt kunnen overigens allebei tot dezelfde winkelketen behoren, dit hoeft echter niet het geval te zijn. Tabel 3.3 Primaire en secundaire supermarkten voor Amsterdammers, percentages (2003-2004) primaire supermarkt
secundaire supermarkt
Albert Heijn
50,1
42,8
Dirk van den Broek
21,3
19,3
C-1000
10,7
10,0
Vomar
4,1
3,7
Edah
1,8
2,2
Aldi
1,7
6,0
Dekamarkt
1,6
1,2
Lidl
1,3
4,2
Super De Boer
1,2
1,8
Deen
1,1
0,8
De Natuurwinkel
1,0
1,4
Komart
0,8
1,5
Konmar
0,4
1,0
anders totaal
2,7
4,1
100,0
100,0 bron: O+S
De belangrijkste supermarkt voor de Amsterdammers is de Albert Heijn. De helft van de mensen besteedt hier het meeste geld. De Dirk van den Broek supermarkten volgen met ruim twintig procent. Op de derde plaats komt de C-1000 met ruim tien procent. Ook in het onderzoek van 2000-2001 waren Albert Heijn, Dirk van den Broek en C-1000 de belangrijkste primaire supers. De verhoudingen tussen de supermarkten zijn in grote lijnen gelijk gebleven. Wel is de groep klanten die Albert Heijn als eerste super noemt met 1% gedaald. Het aandeel van C-1000 is ruim 4% gestegen.
15
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Bij de secundaire supermarkten bestaat de top drie eveneens uit de Albert Heijn, Dirk van den Broek en C-1000. Deze supermarktketens vervullen dus én als primaire én als secundaire supermarkt een rol. Dit geldt niet voor alle supermarktketens. De Aldi en Lidl zijn voorbeelden van ketens die vooral een functie als secundaire supermarkt hebben. De Amsterdamse verhoudingen zijn helder: net als in 2000-2001 overheerst Albert Heijn en is Dirk van den Broek de runner-up. In de stadsdelen is de situatie in veel gevallen vergelijkbaar. Tabel 3.4 Primaire en secundaire supers in de stadsdelen (2003-2004) eerste secundaire
tweede secundaire
supermarkt
supermarkt
eerste primaire supermarkt
tweede primaire supermarkt
Amsterdam-Centrum
Albert Heijn (74%)
Dirk van den Broek (14%)
Albert Heijn (53%)
Dirk van den Broek (19%)
Westerpark
Albert Heijn (56%)
Dirk van den Broek (28%)
Albert Heijn (47%)
Dirk van den Broek (23%)
Oud-West
Albert Heijn (50%)
Dirk van den Broek (24%)
Albert Heijn (47%)
Dirk van den Broek (19%)
Zeeburg
Albert Heijn (53%)
C-1000 (33%)
Albert Heijn (43%)
C-1000 (35%)
Bos en Lommer
Albert Heijn (51%)
Dirk van den Broek (28%)
Albert Heijn (38%)
Dirk van den Broek (38%)
De Baarsjes
Albert Heijn (48%)
Dirk van den Broek (46%)
Albert Heijn (49%)
Dirk van den Broek (32%)
Noord
Albert Heijn (30%)
Dirk van den Broek (29%)
Albert Heijn (35%)
C-1000 (17%)
Geuzenveld-Slotermeer
Albert Heijn (56%)
Dirk van den Broek (16%)
Albert Heijn (40%)
Lidl (21%) Dirk van den Broek (30%)
Osdorp
Albert Heijn (37%)
Dirk van den Broek (33%)
Albert Heijn (39%)
Slotervaart
Albert Heijn (55%)
Dirk van den Broek (38%)
Albert Heijn (47%)
Dirk van den Broek (35%)
Oost/Watergraafsmeer
Albert Heijn (42%)
Vomar (17%)
Albert Heijn (42%)
Vomar (15%) Dirk van den Broek (25%)
Amsterdam Oud Zuid
Albert Heijn (56%)
Dirk van den Broek (27%)
Albert Heijn (46%)
Zuideramstel
Albert Heijn (54%)
Dirk van den Broek (23%)
Albert Heijn (45%)
Dirk van den Broek (17%)
Zuidoost
C-1000 (35,1%)
Albert Heijn (35,0%)
Albert Heijn (30%)
C-1000 (27%)
Amsterdam
Albert Heijn (50%)
Dirk van den Broek (21%)
Albert Heijn (43%)
Dirk van den Broek (19%) bron: O+S
Nagenoeg overal is Albert Heijn de belangrijkste primaire supermarkt en volgt Dirk van den Broek op de tweede positie. De situatie is anders in Zuidoost. Hier blijft C-1000 Albert Heijn net voor als belangrijkste primaire super. Opvallend is de prominente rol, als tweede primaire supermarkt, van C-1000 in Zeeburg en van Vomar in Oost-Watergraafsmeer. De mate waarin de eerste primaire super de tweede overheerst kan sterk verschillend zijn. In het Centrum bijvoorbeeld heeft Albert Heijn een zeer grote voorsprong op Dirk van den Broek. Driekwart van de inwoners van het centrum noemt Albert Heijn als primaire supermarkt tegen 14% voor Dirk van den Broek. In Amsterdam-Noord en De Baarsjes daarentegen zijn de verschillen tussen Albert Hein en Dirk van den Broek minimaal. In alle stadsdelen is Albert Heijn de belangrijkste secundaire supermarkt. In de meeste stadsdelen volgt Dirk van den Broek op de tweede plaats. C-1000 weet als secundaire super veel klanten aan zich te binden in Zeeburg, Amsterdam-Noord en Zuidoost. Lidl speelt een rol in Geuzenveld-Slotermeer, Vomar in Oost-Watergraafsmeer. Vanzelfsprekend is het aantal winkels van de diverse ketens en de plaats waar de winkels zijn gevestigd van grote invloed op de marktverhoudingen. Albert Heijn is de enige supermarktketen die in heel Amsterdam winkels heeft. In totaal gaat het om meer dan
16
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
vijftig winkelvestigingen. Ter vergelijking: een keten als Vomar moet het met ongeveer acht vestigingen doen. Om een idee te geven van het bereik van de verschillende supermarktketens in Amsterdam is in figuur 3.5 aangegeven welke supermarkt het dichtstbijzijnd is. In de rode gebieden is dat een supermarkt van Albert Heijn. Dirk van de Broek is dichtbij in de donkergroene gebieden, C 1000 in de lichtgroene gebieden. Gebieden waar een supermarkt van een andere keten dichtbij is, zijn in geel afgebeeld. Figuur 3.5 Verzorgingsgebied supermarktketens in Amsterdam (2003-2004)
rood: Albert Heijn, donkergroen: Dirk van den Broek lichtgroen: C 1000 geel: andere ketens
bron: O+S
De nabijheid van een bepaalde supermarkt wil natuurlijk niet zeggen dat die super automatisch alle klanten uit een bepaald gebied trekt. Bij een groot verschil in afstand tussen supermarkten zal de consument echter vaak voor de dichtstbijzijnde winkel kiezen. Voor veel Amsterdammers die binnen de ring wonen is de dichtstbijzijnde supermarkt een Albert Heijn. Dirk van den Broek en C-1000 zijn alleen in delen van De Baarsjes, Bos en Lommer, Zeeburg en Noord duidelijk aanwezig. Voor de overige supermarkten blijven kleine gebieden over. Supermarktketens trekken een verschillend publiek Uit het onderzoek is per inkomensgroep bekend welk deel van de huishoudens de Albert Heijn en de Dirk van de Broek als primaire en secundaire supermarkt heeft. Albert Heijn blijkt als primaire en als secundaire super belangrijker te worden naarmate het inkomen stijgt. Dit is natuurlijk niet verrassend: Albert Heijn is immers een weliswaar ruim gesorteerde maar ook duurdere supermarktketen die in een hoger marktsegment opereert.
17
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 3.6 Primaire en secundaire supermarkt en inkomen (2003-2004)
70
%
Primair Albert Heijn
60
Secundair Albert Heijn
50
Primair Dirk van den Broek
40
Secundair Dirk van den Broek
30 20 10 0 netto 700 netto 700netto netto netto euro of 1000 euro 1000-1350 1350-2050 boven minder euro euro 2050 euro
totaal
bron: O+S
De situatie bij Dirk van den Broek, de supermarktketen die zich graag als bijzonder goedkoop afficheert, is precies omgekeerd. Dirk van den Broek wordt als primaire en als secundaire supermarkt minder bezocht naarmate het inkomen stijgt. De populariteit van de supermarktketens hangt niet alleen samen met het inkomen maar ook met de gezinssamenstelling. Daarbij moet opgemerkt worden dat de hoogte van het gezinsinkomen samenhangt van de gezinssamenstelling.
18
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 3.7 Primaire supermarkt en huishoudenvorm (2003-2004)
60
%
Primair Albert Heijn
50
Primair Dirk van den Broek Primair C1000
40 30
Primair Vomar
20 10 0 alleenstaand
twee volwassen zonder kinderen
paar met kind(eren)
een ouder met kind(eren)
totaal
bron: O+S
Albert Heijn fungeert bij alle groepen het vaakst als primaire supermarkt. Albert Heijn doet het vooral goed onder huishoudens met twee volwassenen en onder alleenstaanden. Paren met kinderen en eenoudergezinnen noemen Albert Heijn minder vaak als primaire supermarkt. Een relatie met een minder hoog gezinsinkomen ligt hier voor de hand. De goedkopere Dirk van den Broek doet het naar verhouding goed bij huishoudens met kinderen. Dirk is vooral bij eenoudergezinnen populair. De verschillen tussen de groepen zijn voor de C-1000 en Vomar beperkt.
19
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
3.3 Rol van supermarkten: gemeenten in de regio In de Amsterdamse regio is Albert Heijn de belangrijkste primaire supermarkt, gevolgd door C-1000 en Dirk van den Broek. Ruim een kwart van de regiobewoners noemt Albert Heijn als eerste. Het verschil tussen Albert Heijn en C-1000 en Dirk van den Broek is groot: Albert Heijn komt uit op 26%, C-1000 en Dirk van den Broek volgen op 15% en 14%. In vergelijking met het onderzoek van 2001-2002 is de top drie van primaire supermarkten in de regio ongewijzigd. Wel is het aandeel van Albert Heijn gedaald van 31% naar 26%. Het aandeel van C-1000 en Dirk van den Broek is licht gestegen. Figuur 3.8 Primaire en secundaire supermarkt voor regiobewoners (2003-2004) primaire supermarkt
secundaire supermarkt
Albert Heijn
26,4
29,0
C1000
14,7
14,4
Dirk van den Broek
13,5
9,6
Deen
9,9
5,2
Dekamarkt
6,6
4,9
Vomar
6,2
5,3
Konmar
3,0
3,7
Super-De Boer
3,0
3,9
Coöperatie-Coop
3,0
3,1
Jumbo
2,8
2,8
Aldi
2,5
7,4
Plusmarkt
2,4
2,2
Lidl
2,3
5,7
Komart-De Wit
1,5
0,8
anders
2,2
1,9
totaal
100
100 bron: O+S
De volgorde van de belangrijkste drie secundaire supermarkten is gelijk aan de volgorde van de belangrijkste drie primaire supermarkten. Opmerkelijk is dat Albert Heijn in de regio een sterkere rol heeft als secundaire supermarkt dan als primaire supermarkt. De positie van de supermarktketens Deen, Dekamarkt en Vomar is in de regio duidelijk beter dan in Amsterdam. In Amsterdam worden deze ketens overvleugeld door Albert Heijn en Dirk van den Broek. In de regio is de overheersing minder sterk. Hoewel Albert Heijn in de regio de belangrijkste primaire en secundaire supermarkt is, is de situatie op gemeentelijk niveau vaak anders. Naast Amsterdam is Albert Heijn alleen in de gemeenten Amstelveen, Diemen en Almere de primaire super.
20
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 3.9 De belangrijkste primaire supermarktketen in Amsterdam en de regiogemeenten Belangrijkste primaire supermarktketen 2003-2004 Albert Heijn C1000 Deen Dekamarkt Dirk van den Broek Plusmarkt Super de Boer Vomar
Beemster Beemster
Edam Volendam Volendam Edam
Wormerland Wormerland
Zaanstad Zaanstad
Zeevang Zeevang
Purmerend Purmerend
Landsmeer Landsmeer Oostzaan Oostzaan
Waterland Waterland
Amsterdam Amsterdam
Almere Almere
Diemen Diemen
Haarlemmermeer Haarlemmermeer Ouder Ouder Amstel Amstel Amstelveen Amstelveen
Aalsmeer Aalsmeer
Uithoorn Uithoorn
bron: O+S
C-1000 is in Aalsmeer en Uithoorn de belangrijkste primaire super, terwijl in de Haarlemmermeer en Oostzaan Dirk van den Broek de grootste is. Opmerkelijk is de sterke positie van de West-Friese supermarktketen Deen in Waterland. In Zaanstad, de bakermat van Ahold, het moederconcern van Albert Heijn, is Albert Heijn niet langer de belangrijkste primaire supermarkt. Deze positie is overgenomen door Dekamarkt. Albert Heijn heeft in tegenstelling tot de concurrenten supermarktvestigingen in heel de regio. Door deze sterke spreiding over het gebied is het bedrijf op regionaal niveau wel de belangrijkste primaire supermarkt.
21
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 3.10 De belangrijkste secundaire supermarktketen in Amsterdam en de regiogemeenten Belangrijkste secundaire supermarktketen 2003-2004 Albert Heijn C1000 Deen Dirk van den Broek Plusmarkt Super de Boer
Beemster Beemster
Edam Volendam Volendam Edam
Wormerland Wormerland
Zaanstad Zaanstad
Zeevang Zeevang
Purmerend Purmerend
Landsmeer Landsmeer Oostzaan Oostzaan
Waterland Waterland
Amsterdam Amsterdam
Almere Almere
Diemen Diemen
Haarlemmermeer Haarlemmermeer Ouder Ouder Amstel Amstel Amstelveen Amstelveen
Aalsmeer Aalsmeer
Uithoorn Uithoorn
bron: O+S
Als secundaire supermarkt is de positie van Albert Heijn in een groot deel van de regio sterk. In Amsterdam, de meeste gemeenten ten zuiden van Amsterdam, Almere en een groot deel van de Zaanstreek is Albert Heijn de belangrijkste secundaire supermarkt. In de overige gemeenten wordt de eerste positie door andere supermarkten ingenomen. In Purmerend en Waterland is dat bijvoorbeeld Deen.
22
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
4 Verzorgingsfunctie van winkels
4.1 Waar besteden Amsterdammers hun geld? Op basis van het consumentenonderzoek kunnen kooporiëntatiecijfers worden berekend. Daarnaast is het mogelijk om voor elk stadsdeel de herkomstcijfers van de bestedingen af te leiden. Deze cijfers geven aan welk deel van de bestedingen in een stadsdeel afkomstig is uit het eigen stadsdeel, welk deel uit de rest van Amsterdam en welk deel uit de regio. In de herkomstcijfers blijven bestedingen die afkomstig zijn uit overig Nederland en het buitenland buiten beschouwing omdat deze in het onderzoek niet konden worden meegenomen. Ook bestedingen van toeristen blijven dus buiten beeld. Het totaal aantal klanten van een aankoopplaats, of van de winkels in een stadsdeel, bepaalt de grootte van het draagvlak. Het draagvlak bestaat uit klanten die in het eigen stadsdeel wonen en uit klanten van buiten. In het eerste geval gaat het dus om koopkrachtbinding, in het tweede om koopkrachttoevloeiing. Het aantal klanten wordt uitgedrukt in standaardconsumenten. Een standaardconsument geeft 100% van het besteedbare budget uit in een bepaald winkelgebied. Omdat de onderzoekseenheid in het consumentenonderzoek bestaat uit huishoudens wordt het aantal standaardconsumenten uitgedrukt in huishoudens en niet in personen. Tabel 4.1 Herkomst van bestedingen per stadsdeel, dagelijkse goederen (2003-2004)(%) herkomst eigen stadsdeel herkomst ov. Amsterdam herkomst regio
totaal
draagvlak
5
huishoudens
Amsterdam-Centrum
73,6
21,8
4,7
100,0
54034
50888
Westerpark
82,8
15,6
1,7
100,0
13454
20684
Oud-West
64,1
34,2
1,7
100,0
25041
20442
Zeeburg
82,7
16,1
1,1
100,0
18024
20858
Bos en Lommer
84,6
14,7
0,7
100,0
10982
15701
De Baarsjes
70,1
29,0
1,0
100,0
18232
19925
Amsterdam-Noord
86,1
7,5
6,4
100,0
40665
42549
Geuzenveld Slotermeer
84,2
15,7
0,1
100,0
16122
19126
Osdorp
80,9
17,1
2,1
100,0
21948
20602
Slotervaart
78,2
19,4
2,3
100,0
20955
19970
Zuidoost
88,6
4,6
6,9
100,0
35404
41274
Oost-Watergraafsmeer
73,4
20,9
5,7
100,0
32465
32338
Amsterdam Oud Zuid
73,9
21,0
5,1
100,0
58795
49989
Zuideramstel
68,5
24,0
7,5
100,0
37750
27622
Amsterdam totaal
95,7
0,0
4,3
100,0
404068
401968
regio totaal
96,2
3,8
0,0
100,0
403845
320547
totaal
96,0
1,9
2,1
100,0
807913
722515 bron: O+S
5
Het draagvlak wordt uitgedrukt in huishoudens.
23
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Bestedingen aan dagelijkse goederen vaak afkomstig uit eigen stadsdeel In alle stadsdelen is het grootste deel van de bestedingen (minimaal 60%) aan dagelijkse goederen afkomstig van de bewoners van het eigen stadsdeel. In stadsdelen met een naar verhouding uitgebreid winkelapparaat is een aanzienlijk deel van de bestedingen afkomstig uit de rest van Amsterdam en de regio. Dit is bijvoorbeeld het geval in Amsterdam-Centrum, Oud-West, Oost-Watergraafsmeer, Oud Zuid en Zuideramstel. In Zuideramstel is ruim zeven procent van de bestedingen afkomstig uit de regio. Dit hoge percentage kan worden verklaard uit het grote aantal forensen dat in Zuideramstel werkzaam is. Deze forensen kunnen hun dagelijkse boodschappen eenvoudig in Amsterdam doen. Zuidoost en Amsterdam-Noord zijn andere voorbeelden van stadsdelen waar een aanzienlijk deel van de bestedingen door regiobewoners (en forensen) wordt gedaan. Tabel 4.2 Herkomst van bestedingen per stadsdeel, niet-dagelijkse goederen (2003-2004)(%) herkomst eigen
herkomst ov.
herkomst
stadsdeel
Amsterdam
regio
totaal draagvlak huishoudens
Amsterdam-Centrum
28,7
55,3
16,0
100,0
120045
50888
Westerpark
70,0
29,2
0,8
100,0
4425
20684
Oud-West
40,1
55,8
4,1
100,0
22927
20442
Zeeburg
73,5
26,4
0,1
100,0
6512
20858
Bos en Lommer
77,1
20,9
2,0
100,0
3996
15701
De Baarsjes
61,3
35,1
3,5
100,0
7446
19925
Noord
68,8
12,0
19,2
100,0
38871
42549
Geuzenveld/Slotermeer
61,8
34,2
4,0
100,0
10689
19126
Osdorp
51,4
42,9
5,7
100,0
24984
20602
Slotervaart
75,7
21,5
2,8
100,0
6577
19970
Zuidoost
35,1
43,4
21,5
100,0
69106
41274
Oost-Watergraafsmeer
54,7
37,4
7,9
100,0
23483
32338
Amsterdam Oud Zuid
57,8
34,9
7,2
100,0
40130
49989
Zuideramstel
58,3
30,7
11,0
100,0
21264
27622
Amsterdam totaal
87,0
0,0
13,0
100,0
401813
401968
regio totaal
87,1
12,9
0,0
100,0
406100
320547
totaal
87,0
6,5
6,5
100,0
807913
722515 bron: O+S
Regionale functie Zuidoost, Noord en Centrum voor niet-dagelijkse goederen Het grootste deel van de bestedingen aan niet-dagelijkse goederen in de stad Amsterdam wordt gedaan door Amsterdammers (87%). Het restant van de bestedingen (13%) is afkomstig uit de regio. De aandelen uit het eigen stadsdeel afkomstige bestedingen verschillen sterk. In stadsdelen met een ruim winkelaanbod vloeit veel koopkracht van elders toe. Dit geldt vanzelfsprekend in de eerste plaats voor Amsterdam-Centrum waar het kernwinkelapparaat van Amsterdam is gelokaliseerd. In de hoge herkomstcijfers voor overig Amsterdam (55%) en de regio (16%) komt de regionaal verzorgende functie van het kernwinkelapparaat tot uiting6.
6
24
Bestedingen die toeristen en Nederlanders die niet in de regio, of Amsterdam, wonen in Amsterdam doen blijven in dit onderzoek buiten beschouwing.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
De winkels in Noord trekken weinig koopkracht uit de rest van Amsterdam. Daar staat echter tegenover dat veel koopkracht uit de regio in Amsterdam-Noord wordt besteed. Ook in Zuidoost wordt veel regionale koopkracht besteed. In zowel Amsterdam Noord als in Zuidoost zijn dan ook winkelcentra met een regionaal verzorgende functie gevestigd: winkelcentrum Boven ’t IJ en de Amsterdamse Poort. In een aantal stadsdelen is het grootste deel van de bestedingen afkomstig uit het eigen stadsdeel. De winkels hebben een lokaal verzorgende functie en weten weinig koopkracht van buiten te trekken. Bos en Lommer en Slotervaart zijn voorbeelden van dergelijke stadsdelen. Vaak regionale functie voor winkelcentra aan de rand van de stad Een benadering op stadsdeelniveau geeft een globaal idee van de herkomst van de bestedingen. Binnen stadsdelen kunnen echter winkelcentra worden onderscheiden die ieder verschillende functies en een verschillend publiek kunnen hebben. De winkelgebieden die in het consumentenonderzoek zijn onderscheiden hebben ieder hun eigen verzorgingsgebied. Op basis van de herkomstcijfers van de bestedingen aan nietdagelijkse goederen kan een inschatting van de omvang van het verzorgingsgebied van verschillende winkelgebieden worden gemaakt. Afhankelijk van de omvang van het verzorgingsgebied is bepaald of een winkelgebied een wijkverzorgende functie, een stadsdeel verzorgende, een stadsdeel overschrijdende functie of een regionaal verzorgende functie heeft.
25
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 4.3 Classificatie winkelgebieden op basis van herkomst bestedingen niet-dagelijkse goederen (2003-2004)
Classificering winkelgebieden 2003-2004 o.b.v. herkomst bestedingen niet-dagelijkse goederen
regionaal verzorgend stadsdeel overschrijdend stadsdeel verzorgend wijk verzorgend
bron: O+S
Het aantal winkelgebieden met een regionaal verzorgende functie blijft beperkt. In Amsterdam-Centrum gaat het om de omgeving van de Dam, het Damrak en het Rokin. In de praktijk trekken deze winkelgebieden overigens niet alleen consumenten uit de regio maar ook uit de rest van Nederland. Ook de winkelcentra Boven ’t IJ, Amsterdamse Poort, Villa Arena en de omgeving van de Ikea in Zuidoost hebben een regionaal verzorgende functie. Opmerkelijk genoeg zijn de overige winkelgebieden in Amsterdam-Noord en Zuidoost slechts op wijkniveau verzorgend. Winkelcentrum Gelderlandplein is eveneens een voorbeeld van een winkelgebied met een regionaal verzorgend functie.
26
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 4.4 Classificatie winkelgebieden op basis van herkomst bestedingen niet-dagelijkse goederen (2003-2004), detailkaart
Classificering winkelgebieden 2003-2004 o.b.v. herkomst bestedingen niet-dagelijkse goederen
regionaal verzorgend stadsdeel overschrijdend stadsdeel verzorgend wijk verzorgend
bron: O+S
Een groot deel van de winkelgebieden binnen de ringweg heeft een stadsdeeloverschrijdende functie. Zeker de winkels aan de uitvalswegen van het centrum richting de ringweg trekken niet alleen koopkracht uit het eigen stadsdeel maar ook uit de rest van Amsterdam. De omgeving van het Bos en Lommerplein, de Jan Pieter Heije straat en de Tweede Nassaustraat zijn voorbeelden van binnen de ring gelegen winkelgebieden die slechts een wijk- of stadsdeelverzorgende functie hebben.
27
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
4.2 Tussen centrum en ring vooral lokale oriëntatie De zogenaamde oriëntatie-index kan worden gebruikt als maat voor de mate waarin winkelvoorzieningen in een stadsdeel verzorgend zijn voor consumenten van buiten het stadsdeel. In de oriëntatie-index wordt het draagvlak voor voorzieningen (zie ook paragraaf 4.1) gerelateerd aan het aantal inwoners van het stadsdeel. Wanneer de oriëntatie-index een waarde boven honderd aanneemt betekent dit dat de detailhandel een verzorgende functie voor inwoners van buiten het stadsdeel heeft. Blijft de index onder honderd dan is de detailhandel alleen lokaal verzorgend van aard en vloeit er koopkracht uit het stadsdeel naar buiten af. Figuur 4.5 Ontwikkeling oriëntatie-index 2001-2002, 2003-2004 oriëntatie-index 300
250
200 dagelijkse goederen 2001-2002 dagelijkse goederen 2003-2004
150
niet-dagelijkse goederen 2001-2002 niet-dagelijkse goederen 2003-2004
100
50
Amsterdam totaal
Westerpark
Bos en Lommer
Zeeburg
Slotervaart
De Baarsjes
Geuzenveld/Slotermeer
Oost-Watergraafsmeer
Zuideramstel
Amsterdam Oud Zuid
Amsterdam-Noord
Oud-West
Osdorp
Zuidoost
Amsterdam-Centrum
0
bron: O+S
Dagelijkse goederen: toevloeiing in Zuideramstel, Oud-West en Amsterdam Oud Zuid In de stadsdelen Amsterdam-Centrum, Osdorp, Oud-West, Amsterdam Oud Zuid, Zuideramstel en Slotervaart is de oriëntatie-index voor dagelijkse goederen hoger dan honderd. De detailhandel heeft daarmee dus ook een verzorgende functie voor inwoners van buiten het stadsdeel. De toevloeiing van koopkracht overtreft de afvloeiing van koopkracht. In een aantal stadsdelen daalt de oriëntatie-index ver onder de honderd: er is sprake van een zeer aanzienlijke koopkrachtafvloeiing. De detailhandel heeft er alleen een lokaal verzorgende functie. Het gaat om bijvoorbeeld Zeeburg, Bos en Lommer en Westerpark. De ontwikkeling in de oriëntatie-index voor 2001-2002 en 2003-2004 is over het algemeen gering. Wezenlijke veranderingen hebben zich niet voorgedaan. Wel is de index in het Centrum duidelijk gedaald. De oorzaak hiervan is vooralsnog onduidelijk.
28
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Niet-dagelijkse goederen: Centrum en Zuidoost hebben de grootste toevloeiing De oriëntatie-index voor niet-dagelijkse goederen komt in een viertal stadsdelen boven de honderd uit. Vooral in Amsterdam-Centrum is de index hoog. De winkels in het centrum hebben dan ook een verzorgende functie voor Amsterdam, de regio en deels ook voor overig Nederland. Ook in Zuidoost, Osdorp en Oud-West is de oriëntatie-index hoger dan honderd. De winkels in deze stadsdelen hebben een verzorgende functie voor Amsterdammers en regio-bewoners. Ook de index voor niet-dagelijkse goederen ligt in 2003-2004 in de meeste stadsdelen op een vergelijkbaar niveau als in 2001-2002. Wel is de index voor het centrum gedaald. De detailhandel in Zuidoost realiseert een stijging van de oriëntatie-index.
29
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
30
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
5 Waardering van winkelgebieden
Perifere winkelgebieden krijgen de hoogste waardering Het functioneren van winkelgebieden wordt niet alleen bepaald door het winkelaanbod maar ook door de waardering die de consument heeft voor een aantal aspecten van een winkelgebied. In het consumentenonderzoek is de waardering voor de volgende aspecten gemeten: het uiterlijk van winkels, de aankleding en inrichting van het winkelgebied, de sfeer en gezelligheid, service en bediening, keuzemogelijkheden in de food en non-food sector, het prijsniveau, de activiteiten van winkeliers en de parkeervoorzieningen. Voor elk winkelgebied is een totale waardering berekend door het gemiddelde van de scores op de verschillende aspecten te nemen. In onderstaande tabel zijn alleen de vijftien best gewaardeerde winkelgebieden te zien. De gemiddelden uit de onderste rij zijn berekend over alle winkelgebieden die de respondenten noemden. Tabel 5.1 De best gewaardeerde vijftien winkelgebieden in Amsterdam en omgeving (2003-2004) aankleding uiterlijk
en
service sfeer
keuze
gemiddeld gemiddeld parkeer-
2003-
2001-
winkels inrichting gezelligheid bediening food food niveau winkeliers voorzieningen
en keuze non- prijs- activiteiten
2004
2002
Amstelveen Centrum
7,7
7,7
7,5
7,4
6,8
7,7
6,6
7,0
7,7
7,3
7,2
Gelderlandplein
7,7
7,5
7,0
7,7
7,1
7,1
6,1
6,7
8,4
7,3
7,2
Buikslotermeerplein (Boven 't IJ)
7,0
7,0
6,9
7,2
7,1
7,1
6,5
6,9
8,3
7,1
7,0
Jordaan, Westelijke grachtengordel eo
7,4
7,5
7,8
7,5
7,3
7,4
6,3
7,1
5,2
7,0
6,8
Haarlemmerstraat, Haarlemmerdijk eo
7,5
7,7
7,8
7,3
7,2
7,4
6,4
6,6
5,3
7,0
7,0
Osdorperplein, Tussenmeer
7,1
7,0
6,9
7,0
7,3
7,0
6,6
6,9
6,8
7,0
6,9
Sierplein
7,1
7,1
6,9
7,3
7,2
6,2
6,8
6,8
7,2
7,0
7,0
Reigersbos
7,2
7,0
6,6
7,3
7,2
6,1
6,8
6,6
7,4
6,9
6,4
Beethovenstraat
7,6
7,4
7,3
7,6
7,4
7,1
5,5
6,5
5,7
6,9
6,9
Plein 40-45
7,1
7,1
6,6
7,0
6,5
6,7
6,4
6,5
7,8
6,9
6,9
Nieuw Sloten, Belgiëplein eo
7,0
6,8
6,9
7,4
7,1
6,0
6,7
6,8
6,9
6,8
6,6
Utrechtse straat
7,7
7,0
8,1
7,8
6,9
7,4
6,4
6,3
3,4
6,8
6,8
Amsterdamse Poort
6,8
6,6
6,4
7,0
7,2
6,7
6,4
6,6
7,1
6,8
6,9
Albert Cuypstraat, Albert Cuyp-markt
6,8
6,8
7,5
7,3
7,7
7,1
7,0
6,6
3,9
6,8
6,5
Zeilstraat, Hoofddorpplein
7,2
6,4
6,9
7,3
7,2
6,7
7,0
6,3
5,5
6,7
6,7
alle winkelgebieden gemiddeld
6,8
6,6
6,7
7,1
6,8
6,5
6,4
6,4
6,3
6,6
6,6 bron: O+S
Het door Amsterdammers als beste beoordeelde winkelgebied ligt buiten de stadsgrenzen: Amstelveen-Centrum. De consumenten zijn vooral te spreken over het uiterlijk van de winkels en de aankleding van het winkelgebied. Ook over de ruime keuzemogelijkheden in de non-foodsector is men bijzonder positief. In vergelijking met het onderzoek van 2001-2002 is de waardering voor Amstelveen-Centrum met een tiende punt toegenomen. Amstelveen-Centrum stond in het eerder onderzoek nog op de tweede plaats.
31
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Winkelcentrum Gelderland plein neemt in het huidige onderzoek de tweede positie in met een waardering die praktisch even hoog is als die voor Amstelveen-Centrum. In het eerdere onderzoek stond Gelderlandplein bovenaan. Met name de parkeermogelijkheden van Gelderlandplein worden hoog gewaardeerd. Het sterkste punt van de verschillende winkelgebieden verschilt vaak. Buiten de ring gelegen winkelcentra zoals Plein 40-45, Gelderlandplein en Boven ‘t IJ doen het op het punt van de parkeervoorzieningen vaak goed. De in de binnenstad gelegen Jordaan, Haarlemmerstraat en Utrechtsestraat worden gewaardeerd om de sfeer en gezelligheid terwijl de Amsterdamse poort en de Albert Cuypstraat (en markt) het moeten hebben van het ruime aanbod in de food-sector. De Utrechtse straat en de Albert Cuypstraat weten gemiddeld een goede score te behalen ondanks een zware onvoldoende op de parkeermogelijkheden. Wie winkelt in het centrum laat de auto thuis Winkelgebieden waarvan de parkeervoorzieningen goed worden beoordeeld liggen veelal buiten de ringweg of in Amsterdam-Noord. Een naar verhouding groot deel van de bezoekers in deze winkelgebieden komt met de auto (of motor). Bij de grote winkelcentra Boven ’t IJ en Gelderlandplein komt zelfs meer dan 40% van de bezoekers met de auto. Figuur 5.2 Deel van bezoekers dat met de auto of motor het winkelgebied bezoekt (2003-2004)
Modal split winkelgebieden (2003-2004) aandeel auto en motor in modal split Amsterdamse bezoekers
meer dan 39% 20%-39% 10%-19% minder dan 10% bron: O+S
32
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
De winkelgebieden binnen de ring kennen over het algemeen een laag aandeel bezoekers dat met de auto komt. In veel gevallen is het aandeel Amsterdamse bezoekers dat met de auto komt kleiner dan 10%. In een aantal doorgaande winkelstraten (Van Baerlestraat, Maasstraat) is het aandeel bezoekers dat met de auto komt overigens wel opvallend veel hoger. Ook winkelcentrum Brazilië trekt veel autobezoekers. De frequentie waarmee consumenten winkelgebieden bezoeken verschilt sterk. Over het algemeen worden de winkelgebieden binnen de ring frequenter bezocht dan de gebieden buiten de ring. Tabel 5.3 Bezoekfrequentie winkelgebieden in Amsterdam, deel Amsterdamse bezoekers dat meer dan drie bezoeken per week aflegt (%)
Bezoekfrequentie winkelgebieden (2003-2004) Deel Amsterdamse bezoekers dat drie en meer bezoeken per week aflegt
meer dan 74% 60%-74% 50%-59% 20%-49% bron: O+S
Voorbeelden van winkelgebieden met een hoge bezoekfrequentie zijn de Rozengracht, Nieuwendijk/Damrak, Nieuwmarktbuurt. Ook legt meer dan driekwart van de bezoekers van winkelcentrum De Aker minimaal drie bezoeken per week aan het winkelcentrum af. De bezoekers van bijvoorbeeld de Amsterdamse Poort en Gelderlandplein komen daar over het algemeen niet frequent. Hetzelfde geldt voor de Johan Huizingalaan en het August Allebé plein.
33
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
De gebieden die minder frequent worden bezocht kennen vaak een hoog aandeel bezoekers dat met de auto komt. Bij de winkelgebieden die vaak worden bezocht is het aandeel autorijders meestal lager.
34
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
6 Warenmarkten in Amsterdam
Meerderheid van de Amsterdammers komt wel eens op de markt Amsterdam kent van oudsher veel warenmarkten. De Albert Cuypmarkt, de Dappermarkt en de Ten Katemarkt zijn de bekendste. De Albert Cuypmarkt trekt niet alleen publiek uit Amsterdam maar uit grote delen van het land. In het consumentenonderzoek wordt aandacht besteed aan het marktbezoek van de Amsterdammers. Het onderzoek maakt duidelijk hoeveel Amsterdammers de markt bezoeken, welke markten worden bezocht en hoeveel geld op de markt wordt uitgegeven. Figuur 6.1 Warenmarkten in Amsterdam Buikslotermeerplein Buikslotermeerplein
Mosveld Mosveld
Lambertus Lambertus Zijlplein Zijlplein Noordermarkt Noordermarkt Plein 40-45 40-45 Plein
Gulden Gulden Winckelplantsoen Winckelplantsoen Lindengracht Lindengracht Nieuwmarkt Nieuwmarkt Vespuccimarkt Vespuccimarkt Ten Katemarkt Katemarkt Ten Dapperstraat Dapperstraat Sumatrastraat Sumatrastraat
Tussenmeer Tussenmeer Albert Albert Cuijpstraat Cuijpstraat
Stadionplein Stadionplein
Ganzenhoef Ganzenhoef
Kraaiennest Kraaiennest Fazantenhof/Amsterdamse Poort Poort Fazantenhof/Amsterdamse
Reigersbos Reigersbos
bron: O+S
In de meeste stadsdelen is een warenmarkt aanwezig. Alleen in Westerpark, Slotervaart en Zuideramstel is geen markt. De inwoners van deze stadsdelen wijken vaak makkelijk uit naar een markt in een naburig stadsdeel. Zeven van de tien Amsterdamse huishoudens bezoeken wel eens een markt. In 20012002 was dit percentage nagenoeg even hoog. In figuur 6.2 is het marktbezoek per stadsdeel weergegeven.
35
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 6.2 Deel van huishoudens dat de markt wel eens bezoekt (2001-2002, 2003-2004)
90
%
80 70 60 50 40
2001-2002 2003-2004
30 20 10 Amsterdam totaal
Slotervaart
Osdorp
Zuideramstel
Bos en Lommer
Zuidoost
De Baarsjes
Zeeburg
Geuzenveld/Slotermeer
Amsterdam Oud Zuid
Oost/Watergraafsmeer
Oud-West
Westerpark
Amsterdam-Noord
Amsterdam-Centrum
0
bron: O+S
Marktbezoek vooral populair bij inwoners Amsterdam-Centrum De inwoners van de stadsdelen Centrum, Noord, Westerpark, Oud-West en OostWatergraafsmeer bezoeken de markt vaker dan de gemiddelde Amsterdammer. Opmerkelijk is het voorkomen van Westerpark in dit rijtje omdat de inwoners van dit stadsdeel geen markt in het eigen stadsdeel ter beschikking hebben. Het marktbezoek is naar verhouding beperkt in Zuideramstel, Osdorp en Slotervaart. In het geval van Zuideramstel en Slotervaart kan het lage marktbezoek worden verklaard uit het feit dat deze stadsdelen geen eigen markt hebben. In de overige stadsdelen schommelt het marktbezoek rond het gemiddelde voor de hele stad. Het gemiddelde bedrag dat een Amsterdammer op de markt uitgeeft bedraagt € 21,20. Dat is iets meer dan de € 19,50 die in 2001 en 2002 werd uitgegeven. De marktbestedingen verschillen sterk tussen de stadsdelen. De inwoners van AmsterdamCentrum en Zuidoost besteden het meest op de markt (respectievelijk ruim €24 en €25). De marktbestedingen van de inwoners van Oud-West en Geuzenveld-Slotermeer blijven beperkt tot €17 en €16 per bezoek.
36
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 6.3 geeft aan hoe groot het marktaandeel van de verschillende Amsterdamse markten in Amsterdam is. De Albert Cuypmarkt blijkt de andere Amsterdamse markten te overheersen. Figuur 6.3 Marktaandeel Amsterdamse warenmarkten (2003-2004) Buikslotermeerplein
Mosveld
Lambertus Zijlplein Gulden Winckelplantsoen Plein 40-45
Noordermarkt Lindengracht Nieuwmarkt
Vespuccimarkt Ten Katemarkt
Waterlooplein Dapperstraat
Tussenmeer
Albert Cuijpstraat
Sumatrastraat
Osdorpplein
Stadionplein
Ganzenhoef
Kraaiennest Fazantenhof/Amsterdamse Poort
Marktaandelen warenmarkten in 2003-2004 percentage van het totaal aantal Amsterdammers dat een markt bezoekt
30% 15% 3% Reigersbos
bron: O+S
Albert Cuyp verreweg het beste bezocht Bijna dertig procent van de Amsterdammers (die een markt bezoeken) gaat naar de Albert Cuyp. De tweede markt in Amsterdam is de Dappermarkt. Deze markt trekt ongeveer half zo veel publiek als de Albert Cuyp. De Ten Katemarkt volgt op de derde positie. Ruim één op de tien marktbezoekers gaat naar deze markt. De belangrijkste drie markten van Amsterdam trekken samen meer dan de helft van de marktbezoekers. De overige markten in de stad hebben een relatief beperkt marktaandeel. In figuur 6.4 is per stadsdeel aangeven welke markten de bewoners van het stadsdeel bezoeken. De Albert Cuypmarkt trekt, dat is geen verrassing, bezoekers uit alle stadsdelen. De Ten Kate Markt is populair bij inwoners uit het westelijk deel van Amsterdam. De markt trekt niet alleen bezoekers uit Oud-West maar ook uit bijvoorbeeld De Baarsjes, Bos en Lommer en Slotervaart. De Dappermarkt heeft een soortgelijke positie als de Ten Katemarkt maar dan voor het oostelijk deel van Amsterdam. Naast bezoekers uit Oost/Watergraafsmeer trekt de markt bezoekers uit Zeeburg.
37
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 6.4 Marktaandeel markten per stadsdeel, 2003-2004 %
100 90 80 70
andere markt Osdorpplein
60
Vespuccistraat
50
Fazantenhof Amsterdamse Poort Amstelveen
40
Kraaiennest Gulden Winckelplantsoen
30
Ganzenhoef Tussenmeer
20
Reigersbos Noordermarkt
10
Mosveld Amsterdam
Zuidoost
Zuideramstel
Amsterdam Oud Zuid
Oost/Watergraafsmeer
Slotervaart
Osdorp
Geuzenveld/Slotermeer
Amsterdam-Noord
De Baarsjes
Bos en Lommer
Zeeburg
Oud-West
Westerpark
Amsterdam-Centrum
0
bron: O+S
De andere markten in Amsterdam hebben vooral een lokaal verzorgende functie. De markt op het Tussenmeer in Osdorp trekt bijvoorbeeld vooral publiek uit Osdorp. Hetzelfde geldt voor de Vespuccimarkt in de Baarsjes. Deze markt trekt alleen publiek uit de Baarsjes.
38
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
7 Internet als aankoopkanaal
Steeds meer aankopen via internet In 2001-2002 deed ongeveer 18% van de huishoudens aankopen via internet. Dit percentage is inmiddels opgelopen naar 25%. Het lijkt er op dat mensen die eerst huiverig waren om betalingen te doen via internet door betere beveiligingstechnieken nu toch over de streep worden getrokken. Daarnaast is ook het aandeel mensen dat over internet beschikt sinds het vorige onderzoek toegenomen. Zeeburg en Amsterdam Oud Zuid kopen het vaakst via internet De mate waarin de Amsterdammers internet aankopen doen verschilt sterk van stadsdeel tot stadsdeel. Figuur 7.1 Deel van de huishoudens met een internet aansluiting en deel van de huishoudens dat wel eens internetaankopen doet, 2003-2004
80
%
70 60 50 40
internet-aankopen internet-aansluiting
30 20
Amsterdam
Amsterdam-Noord
Osdorp
Geuzenveld/Slotermeer
Zuidoost
Slotervaart
Bos en Lommer
Zuideramstel
Oost/Watergraafsmeer
Oud-West
Amsterdam-Centrum
Westerpark
De Baarsjes
Amsterdam Oud Zuid
0
Zeeburg
10
bron: O+S
Inwoners van Zeeburg en Amsterdam Oud Zuid kopen het vaakst producten via internet (meer dan 30% van de huishoudens). In Osdorp en Amsterdam-Noord doet 16% tot 17% van de inwoners boodschappen via het net. De lage belangstelling voor het doen van internetaankopen in Geuzenveld/Slotermeer, Osdorp en Amsterdam Noord kan worden verklaard uit het naar verhouding lage percentage bewoners dat over een internetaansluiting beschikt.
39
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Men koopt vooral boeken via internet Bijna 40% van de Amsterdammers die via internet aankopen doet, koopt er boeken. Daarmee vormen de boeken het belangrijkste product dat via internet wordt aangeschaft. Dit was ook in 2001-2002 het geval. Figuur 7.2 Artikelen die Amsterdammers via internet aanschaffen, 2003-2004
anders
bloemen en planten
tijdschriften
goud, uurwerken, optiek, foto s
hardware
rijwielen en bromfietsen
drogisterijartikelen
woninginrichting
kaarten voorstellingen en bioscoop
software
huishoudelijke artikelen
dagelijkse boodschappen
vrije tijdsartikelen
kleding, mode, overig textiel
vliegtickets, reizen, hotels
electronische artikelen
CD's, DVD's, video's e.d.
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
boeken
%
bron: O+S
Verder worden de aankoopmogelijkheden van internet vooral gebruikt voor de aanschaf van CD’s, DVD’s (ruim 25%), elektronische artikelen (22%) en tickets, reizen en hotelboekingen (21%). De top vier van de belangrijkste producten die worden aangeschaft is daarmee hetzelfde als in 2001-2002. Creditcard is het populairste betaalmiddel Consumenten kunnen hun internet aankopen vaak op verschillende manieren betalen. De creditcard, overschrijving en cashbetaling zijn betaalwijzen die weliswaar al redelijk lang bestaan maar ook voor het betalen van virtuele aankopen voldoen. Daarnaast kent internet een aantal betaalwijzen die eigen aan het medium zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan i-pay, digicash, paypal, en trusted third parties.
40
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Figuur 7.3 Betaalwijze van internetaankopen, Amsterdam, 2003-2004
70
%
60 50 40 30 20
anders
trusted third parties
i-pay
digicash
pin
onder rembours
telebankieren
cash
incasso
overschrijving
creditcard
0
eenmalige machtiging
10
bron: O+S
De creditcard blijkt, net als in 2001-2002, het populairste betaalmiddel op internet te zijn. Bijna 65% van de huishoudens die op internet aankopen doen maakt ervan gebruik. Ook de overschrijvingskaart en de eenmalige machtiging blijken nog goed te voldoen. De op het medium internet toegespitste betaalmiddelen zoals digicash en i-pay worden sporadisch gebruikt.
41
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
42
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
8 Bijlagen
Bijlage 1: De vragenlijst van de consumentenenquête
1. Waar koopt u meestal uw [dagelijkse artikelen]? ………………………………………….. 2. Waar doet u ook nog dagelijkse boodschappen? …………………………………………… 3. Hoeveel heeft u de laatste week voor uw huishouden aan dagelijkse boodschappen uitgegeven? ……………….. euro 4. Welk deel daarvan heeft u besteed in: de supermarkt: …. euro anders winkels: …. euro niet in winkels: …. euro 5. Kunt u aangeven in welke supermarkt u doorgaans het meeste besteedt? …………………………………. 6. En in welke supermarkt doet u daarnaast ook nog boodschappen? …………………………………. 7. Hoe vaak bezoekt u het winkelgebied waar u meestal u dagelijkse boodschappen doet? 5 a 6 keer per week of vaker 3 a 4 keer per week 2 keer per week 1 keer per week of minder nooit, geen antwoord, weet niet 8. Hoe gaat u daar meestal naar toe? te voet (brom)fiets auto, motor tram bus metro trein weet niet/geen antwoord
43
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
9. Wij willen graag weten hoe u (de/het) ……[MEEST GENOEMDE WINKELCENTRUM VRAAG 1 INDIEN SUPER DAN BETREFFENDE WINKELCENTRUM] waardeert. Kunt u aan de volgende aspecten een beoordeling geven, waarbij U een rapportcijfer geeft tussen de 1 en 10, waarbij 1 een zeer slechte score is en 10 een uitstekende score: het uiterlijk van de winkels .... de aankleding en inrichting van het centrum/winkelgebied …. de sfeer en de gezelligheid van winkels .... service en bediening .... de keuze-mogelijkheden van food-winkels .... de keuze-mogelijkheden van non-food-winkels .... het (algemeen) prijsniveau .... de activiteiten van de winkeliers .... aanwezigheid parkeervoorzieningen … 10. Waar heeft u de laatste keer uw [niet-dagelijkse goederen] gekocht? 11. Koopt u ook min of meer regelmatig op de markt? Albert Cuypstraat Buikslotermeerplein Dapperstraat Fazantenhof Ganzenhoef Gulden Winckelplantsoen Ten Katestraat Kraaiennest Lindengracht/Westerstraat Mosveld Nieuwmarkt Noordermarkt Plein 40-45 Reigersbos Stadionplein Vespuccistraat Waterlooplein Themamarkten Amsterdam-Centrum (bv. Boekenmarkt Spui) 12. Hoe vaak bezoekt u deze markt? 1 keer per week of vaker 2 tot 3 maal per maand 1 maal per maand 1 tot 2 maal per kwartaal 1 tot 3 keer per jaar nooit, geen antwoord, weet niet 13. Hoeveel besteedt u gemiddeld per keer op de markt? En welk deel besteed u aan dagelijkse en aan niet-dagelijkse boodschappen? ………… euro totaal waarvan ……..….. euro aan dagelijkse boodschappen
44
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
………… euro aan niet-dagelijkse boodschappen 14. De openingstijden van de winkels zijn de laatste jaren sterk verruimd. Doet u wel eens boodschappen op tijdstippen dat de winkels vroeger niet open waren (dus door de week ’s avonds na zessen en op zondag). (Meerdere antwoorden mogelijk) En hoe vaak komt dat voor? (vaak, soms of nooit) ja, door de week na zessen o vaak o soms o nooit ja, ik doe wel eens boodschappen op zondag o vaak o soms o nooit 15. Heeft uw huishouden een internetaansluiting? ja nee 16. Koopt u wel eens artikelen via internet (teleshopping)? ja, indien ja, wat koopt u via internet? (meerdere antwoorden mogelijk) (ARTIKELGROEPLIJST alle dg groepen worden dagelijkse boodschappen, cd’s apart en boeken apart, rest NDG groepen ook opnemen) nee 17. Hoe betaalt u de artikelen die u via Internet koopt? creditcard i-pay digicash telebankieren incasso overschrijving eenmalige machtiging trusted third parties niet van toepassing anders, namelijk: ………………. 18. Kunt u zeggen hoe uw eigen financiële situatie zich de afgelopen 12 maanden heeft ontwikkeld? duidelijk verbeterd iets verbeterd niet gewijzigd iets verslechterd duidelijk verslechterd weet niet, geen antwoord
45
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
19. Hoe denkt u dat uw eigen financiële situatie zich de komende 12 maanden zal ontwikkelen? duidelijk verbeteren iets verbeteren niet wijzigen iets verslechteren duidelijk verslechteren weet niet, geen antwoord 20. Kunt u zeggen hoe de algemene economische situatie zich de afgelopen 12 maanden heeft ontwikkeld? duidelijk verbeterd iets verbeterd niet gewijzigd iets verslechterd duidelijk verslechterd weet niet, geen antwoord 21. Hoe denkt u dat de algemene economische situatie zich de komende 12 maanden zal ontwikkelen? duidelijk verbeteren iets verbeteren niet wijzigen iets verslechteren duidelijk verslechteren weet niet, geen antwoord 22. Vindt u dit een gunstige of ongunstige tijd om grote aankopen te doen? gunstige tijd niet gunstig, niet ongunstig ongunstige tijd weet niet, geen antwoord 23. Uit hoeveel personen bestaat dit huishouden (inclusief uzelf)? …………………….. personen 24. Wat is uw geboortejaar? …………………….. 25. Hoe is dit huishouden samengesteld? twee volwassenen, geen kinderen (echt)paar met kind(eren) (thuis) een-ouder met kind(eren) (thuis) anders, met kind(eren) (thuis) anders zonder kind(eren) (thuis) geen antwoord, weigering, weet niet 26. Hoeveel personen dragen aan het gezins-inkomen bij? ………………….. personen
46
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
27. Wat is het netto inkomen per maand waarover het hele huishouden beschikt? Netto fl 1500 p-mnd of minder Netto tussen fl 1500 en fl 2100 p-mnd Netto tussen fl 2100 en fl 3000 p-mnd Netto tussen fl 3000 en fl 4500 p-mnd Netto boven fl 4500 p-mnd Weet niet, geen antwoord 28. Wat is uw hoogst voltooide opleiding? geen opleiding, lagere school, basisschool niet afgemaakt lagere school, basisschool LBO, VBO, MBO kort (huishoudschool, ambachtschool, technische school of een interne bedrijfsopleiding) MAVO, MULO MBO lang (middelbaar beroepsonderwijs) of interne bedrijfsopleiding op MBOniveau HAVO, VWO, HBS, MMS Universiteit, WO Geen antwoord Volgens de PTT is uw postcode [postcode], klopt dat? Indien onjuist, wat is uw postcode?
47
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Winkelen en detailhandel
Bijlage 2: Begrippenlijst Artikelgroepen: Er wordt onderscheid gemaakt naar dagelijkse artikelen en niet-dagelijkse artikelen. De dagelijkse artikelen bestaan in dit onderzoek uit: brood en banket, vlees en vleeswaren, AGF (aardappelen, groente, fruit), kruidenierswaren, sigaretten e.d. en alcohol. De niet dagelijkse artikelen bestaan uit: drogisterijartikelen, schoeisel en lederwaren, kleding, woninginrichting, electronische artikelen, huishoudelijke artikelen, vrije tijdsartikelen, goud en uurwerken, dhz artikelen, rijwielen en bromfietsen, boeken en tijdschriften en tenslotte bloemen en planten. Kooporiëntatie: de verzameling koopstromen vanuit een gemeente of stadsdeel. Koopkrachtbinding: mate waarin de bevolking in de eigen gemeente (dan wel buiten het eigen stadsdeel) boodschappen doet. De koopkrachtbinding wordt uitgedrukt als percentage van de totale koopkracht. Koopkrachtafvloeiing: mate waarin de bevolking buiten de eigen gemeente (dan wel in het eigen stadsdeel) boodschappen doet. De koopkrachtafvloeiing wordt uitgedrukt als percentage van de totale koopkracht. Koopkrachttoevloeiing: Mate waarin een aankoopplaats koopkracht uit andere plaatsen trekt. De koopkrachttoevloeiing, onderscheiden naar herkomstgebied, wordt uitgedrukt als percentage van de totale koopkracht die naar een aankoopplaats toevloeit. Draagvlak: Het totaal aantal klanten van een aankoopplaats. De klanten kunnen zowel uit de aankoopplaats zelf als uit andere plaatsen afkomstig zijn. Standaardconsument: Betreft een denkbeeldig Amsterdams consumentenhuishouden dat zijn inkopen voor 100% in een bepaalde aankoopplaats doet. De standaardconsument is slechts een rekeneenheid die als synoniem voor klanten wordt gebruikt. Oriëntatie-index: De verhouding tussen draagvlak en het aantal inwoners van een plaats. Primaire supermarkt: De supermarkt waar men het meeste besteed. Secundaire supermarkt: De supermarkt waar men “ook nog” boodschappen doet.
48