Windpark Antwoordnota Wieringermeer zienswijzen
04.09.2015
Tabel Antwoordnota Overzicht van zienswijzen op de ontwerp-besluiten van het Windpark Wieringermeer & beantwoording ervan Inhoudsopgave (zie ook opzet nota van beantwoording) 1. Inleiding 1.1 Context en strekking van de antwoordnota 1.2 Verloop van de zienswijzeprocedure 1.3 Opzet van de antwoordnota 1.4 Overzicht unieke zienswijzen 2. Reactie 3. Ambtshalve wijzigingen Bijlage 1: Inspraak- en reactiebundel - zienswijzen en reacties op de ontwerp-besluiten Windpark Wieringermeer, tweede fase Bijlage 2: Memo Bureau Waardenburg
1
04.09.2015
1.
Inleiding
1.1
Context en strekking van de antwoordnota
Windpark Wieringermeer De Nederlandse regering heeft met het recent afgesloten Nationaal Energieakkoord de Europese taakstelling voor Nederland verhoogd van 14% in het jaar 2020 naar 16% in het jaar 2023. In 2023 moet dus 16% van het totale jaarlijkse energieverbruik afkomstig zijn uit duurzame energiebronnen. Voor de rijksoverheid is windenergie daarbij uit de totale energiemix een van de belangrijkste bronnen voor het opwekken van duurzame energie, aangezien Nederland rijk is aan wind en vanwege de klimatologische en geomorfologische kenmerken relatief minder dan andere landen gebruik kan maken van andere bronnen van duurzame energie zoals zonne-energie en waterkracht. Windenergie op land speelt ook een belangrijke rol bij het behalen van de doelstellingen op korte termijn, omdat deze wijze van opwekken van duurzame energie vergeleken met andere duurzame opties relatief kosteneffectief is. De geschikte gebieden voor grootschalige windenergie zijn door het Rijk vastgelegd in een structuurvisie (Structuurvisie Wind op Land). De Wieringermeerpolder is een van deze locaties. De rijksoverheid, de provincie Noord-Holland, de gemeente Hollands Kroon en Windkracht Wieringermeer werken samen aan de realisatie van de locatie Wieringermeer. Windkracht Wieringermeer is een samenwerkingsverband bestaande uit het Windcollectief Wieringermeer (WCW), waarin 34 eigenaren van solitaire windturbines zijn verenigd, Nuon Wind Development B.V. en haar vennoten en ECN Wind Energy Facilities B.V. Windkracht Wieringermeer heeft het initiatief genomen om een windpark met alle bijbehorende civiele en elektrische voorzieningen te realiseren in de Wieringermeer in de provincie Noord-Holland. Het windpark wordt aangeduid als ‘Windpark Wieringermeer’. Het project omvat meerdere onderdelen. • Het realiseren van een windpark bestaande uit in totaal 99 windturbines met een gezamenlijk opwekkingscapaciteit tussen de 300 en 350 MW. • Herstructureren van de 35 bestaande (solitaire) windturbines. • Uitbreiden van de testvoorziening van ECN. • Verplaatsen van het bestaande zweefvliegveld aan de Ulkeweg naar de locatie aan de Hippolytushoeverweg. • Het bouwen van een windturbine ten behoeve van het leveren van duurzame energie aan de gemeenschap, genaamd Poldermolen.
2
04.09.2015
Rijkscoördinatieregeling Om dit project mogelijk te maken wordt het bestemmingsplan aangepast. Dat gebeurt door middel van een inpassingsplan dat wordt vastgesteld door de Ministers van Economische Zaken (EZ) en Infrastructuur en Milieu (IenM). Daarnaast worden de besluiten die voor het project nodig zijn, in één procedure voorbereid, onder coördinatie van de Minister van EZ. Deze procedure heet de rijkscoördinatieregeling (hierna: RCR).
Besluiten behorende tot de eerste fase De besluitvorming voor het WP Wieringermeer vindt plaats in meerdere fases binnen de RCR. In de periode van 8 mei tot en met 19 juni hebben de gecoördineerde besluiten die binnen de RCR deel uitmaken van de eerste fase voor beroep ter inzage gelegen. Het gaat om de volgende besluiten. • Het inpassingsplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) waarin het planologische kader voor het windpark is vastgelegd en dat deel uitmaakt van de gemeentelijke bestemmingsplannen. Bij het inpassingsplan hoort een milieueffectrapportage (hierna: MER) waarin de milieueffecten van het windpark worden beschreven en de keuze voor de nu voorliggende windturbineopstelling wordt onderbouwd. De Commissie voor de m.e.r. heeft op 31 oktober 2014 positief advies uitgebracht onder nummer 2850–50 over het MER. • De vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet (hierna: NBwet). • De omgevingsvergunningen voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘milieu’ op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna; Wabo, voorheen de bouw- en milieuvergunning genaamd) voor de verschillende clusters aan windturbines die gezamenlijk het Windpark Wieringermeer vormen. • De omgevingsvergunning voor het bouwen van voorzieningen, het afwijken van het bestemmingsplan, het oprichten van een milieuhinderlijke inrichting en het dempen van een watergang ten behoeve van de nieuwe locatie voor het zweefvliegveld aan de Hipolytushoeverweg 15a te Slootdorp. Ook de hiervoor benodigde watervergunning en het besluit tot vaststelling van een Luchthavenregeling maakten deel uit van deze fase. Belanghebbenden konden binnen deze periode tegen deze besluiten beroep aantekenen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS). Bij de ABRvS zijn 41 beroepsschriften binnengekomen. Deze Nota van antwoord heeft geen betrekking op deze besluiten of beroepschriften.
3
04.09.2015
Besluiten behorende bij de tweede fase De initiatiefnemers hebben ervoor gekozen om de ontheffing krachtens de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) voor het windpark een afzonderlijke besluitvormingsprocedure te laten doorlopen. Dat deze ontheffing een afzonderlijke procedure zou doorlopen binnen de RCR was in de eerste fase reeds aangekondigd. Deze ontheffing maakt deel uit van de voorliggende tweede fase. Naar aanleiding van een aanpassing in het ontwerp van het windpark nabij de Amsteldijk, is de windturbine “NB01” binnen de beschermingszone van de waterkering geprojecteerd. Daarom zijn een vergunning nodig krachtens de Waterwet en een omgevingsvergunning. Beide besluiten maken ook deel uit van deze tweede fase. Het gaat in deze tweede fase om de volgende besluiten. • De ontheffing op grond van de Ffw voor het oprichten en in werking hebben van het windpark als geheel. • De vergunning krachtens de Waterwet voor het bouwen van windturbine “NB01” in een gedeelte van de beschermingszone van de Amsteldijk (waterkering). • De omgevingsvergunning voor het op milieuneutrale wijze veranderen van de milieuhinderlijke inrichting vanwege de verplaatsing van windturbine “UT01”.
Zienswijzen Het ontwerp van de besluiten die deel uitmaken van de tweede fase heeft van 22 mei tot en met 2 juli 2015 ter inzage gelegen. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen.
Antwoordnota In deze antwoordnota geven de bevoegde gezagen aan wat haar reactie is op de ingebrachte zienswijze op de ontwerp-besluiten die deel uitmaken van de tweede fase voor het Windpark Wieringermeer. Deze antwoordnota wordt ter inzage gelegd, tezamen met de definitieve besluiten. De besluiten zullen ter inzage gelegd worden op dezelfde plaatsen als waar de ontwerp-besluiten ter inzage lagen.
4
04.09.2015
Beroepsmogelijkheid Belanghebbenden die een zienswijze over een of meerdere van de ontwerp-besluiten waartegen het beroep zich richt, naar voren hebben gebracht, kunnen tegen de besluiten beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA, Den Haag. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd. Ook kan beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerp van het besluit waartegen zijn beroep is gericht naar voren heeft gebracht. Op de besluiten is de Crisisen herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbende in het beroepschrift moet aangeven welke beroepsgronden hij aanvoert tegen het desbetreffende besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Vermeld in het beroepschrift dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
1.2
Verloop van de zienswijzeprocedure
De Minister van EZ heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor Windpark Wieringermeer bevorderd. Het inpassingsplan en de besluiten zijn als volgt voorbereid: • Op 21 mei 2015 is een kennisgeving met betrekking tot de ontwerpen gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; • op 21 mei 2015 zijn door de Minister van EZ ontwerpen van de besluiten aan de initiatiefnemers toegezonden; • de ontwerpen van de besluiten hebben van 22 mei tot en met 2 juli 2015 ter inzage gelegen bij de gemeente Hollands Kroon. Naar aanleiding van de publicatie van de kennisgeving en de terinzagelegging voor het project Windpark Wieringermeer zijn in totaal 5 zienswijzen over alle ontwerp-besluiten, het MER en/of de onderliggende stukken naar voren gebracht. Alle ontvangen zienswijzen zijn geregistreerd en de insprekers is een ontvangstbevestiging toegezonden. Bureau Energieprojecten heeft de zienswijzen doorgezonden aan het bevoegd gezag en integraal opgenomen in de ‘Inspraak- en reactiebundel - zienswijzen en reacties op de ontwerp-besluiten Windpark Wieringermeer, tweede fase’.
1.3
Opzet van de antwoordnota
In het volgende hoofdstuk wordt per zienswijze een reactie gegeven. Hierbij wordt ook aangegeven of de zienswijze aanleiding heeft gegeven om het definitieve besluit aan te passen ten opzichte van het ontwerp van het besluit. De zienswijzen zijn gerangschikt op nummer. Deze corresponderen met de nummers in de ‘Inspraak- en reactiebundel - zienswijzen en reacties op de ontwerp-besluiten Windpark Wieringermeer, tweede fase’. 5
04.09.2015
1.4
Overzicht unieke zienswijzen
0001 Gezondheidscentrum Happy Feeling, MIDDENMEER 0002 Senioren Hollands Kroon bestuur en fractie en Natuurvereniging Wierhaven, MIDDENMEER 0003 Nuon Windpark Wieringermeer B.V. , AMSTERDAM, Nuon Wind Development B.V., RHENEN, Windcollectief Wieringermeer B.V., MIDDENMEER en ECN Wind Energy Facilities B.V., WIERINGERWERF 0004 St. Omwonenden Windturbines Wieringermeer c.s., MIDDENMEER 0005 St. Het Blauwe Hart, HEILOO
6
04.09.2015
2. Reactie Nummer Zienswijze
Antwoord
0001
Wij hebben ervaring door het leven tussen twee windmolenparken. Geluidshinder, slagschaduw, landschappelijke inpassing worden theoretisch berekend en subjectief beoordeeld en staan ver van onze praktische beleving en ervaring. Al onze bezwaren worden gebagatelliseerd om een heilloos plan door te laten gaan. De overheid heeft niets geleerd van andere debacles zoals ict, Hsl, Fyra en nu de problemen in Groningen. Onze enige Zuiderzeepolder wordt geofferd aan een buitenlands bedrijf die het monopolie krijgt om ons woon-, leef- en werkgebied te vervuilen en er ook nog subsidie voor krijgt. De vervuiler betaalt, maar in dit geval NIET. Het oorspronkelijke plan is zozeer veranderd dat het ONTWERPBESLUIT al onderuit word gehaald: De solitaire molens worden niet gesloopt maar ook opgeschaald, dus nog meer molens! Zogenaamd mogen zij 5 tot 7 jaar dubbel draaien.
De aangevoerde zienswijzen hebben betrekking op de nut- en noodzaak van windenergie in het algemeen en de locatiekeuze voor de Wieringermeer polder in het bijzonder. Ook de saneringstermijn voor de bestaande solitaire windturbines, de vermeende daling van de waarde van onroerend goed en een verminderd woon- en leefklimaat wordt in deze zienswijze aangehaald. De afweging over deze onderwerpen is aan de orde geweest bij de vaststelling van het inpassingsplan, de vergunning krachtens de Nbwet en de omgevingsvergunning. Dit zijn de besluiten die deel uitmaken van de eerste fase, zie de algemene inleiding van deze nota. De besluitvormingsprocedure voor deze besluiten is na de vaststelling ervan en de start van de beroeps termijn afgerond en deze onderwerpen liggen in deze tweede fase niet meer ter besluitvorming voor.
Maar wij voelen het al aankomen dat i.v.m. kapitaalvernietiging en zij staan er toch al, deze molens er hun economische levensduur zullen blijven staan! In het verleden hebben wij via deze weg al talloze argumenten, bezwaren en wetenschappelijke studies aangedragen die aantonen dat onze gezondheid, ons leefmilieu op het spel staan. Wanneer worden die nu eens serieus genomen en de toen aangedragen alternatieven om het beoogde doel te bereiken mee te nemen in de besluitvorming.
Uit het ecologisch onderzoek dat aan de ontheffing voor de Ffw ten grondslag ligt, blijkt verder dat, ondanks de aanwezigheid van windmolens, de grutto en kievit nog steeds in de Wieringermeerpolder aanwezig zijn, in tegenstelling tot hetgeen inspreker stelt.
Wij zagen altijd grutto’s en kievieten om ons huis en in het land. Nu niets meer. Door de windmolenparken verdwijnen trekvogels. Dit is de PRAKTIJK! Net als in Groningen zal de waarde van ons onroerend goed dalen. Maar een verlaging van de WOZ wordt afgewezen. De windmolen eigenaren worden schatrijk en de omwonenden worden met een schijntje afgescheept. Van dat geld kunnen wij nog niet eens de zorgverzekering of het eigen risico betalen.
7
Het middel van de parlementaire enquête kan enkel door de Staten-Generaal (Eerste Kamer, of Tweede Kamer, of beide kamers gezamenlijk) worden gelast. Een burger kan door middel van het aanbieden van een petitie zich tot de volksvertegenwoordigers wenden met dit verzoek. Een strafrechtelijk onderzoek is uitsluitend aan de orde wanneer strafbare feiten zijn gepleegd. Niet valt in te zien waarom dit hier het geval zou zijn.
04.09.2015
Na verloop van tijd zal blijken dat er meer leegloop, leegstand zal ontstaan omdat het wonen en werken in, op of nabij zo’n groot industrieel park c.q. terrein niet als aantrekkelijk wordt ervaren. De basis van ons bestaan: leefbaarheid, rust en ruimte worden onder onze voeten weggeslagen. De cumulatie met het windmolenpark in de Groetpolder, die ook opgeschaald zal worden, wordt niet meegenomen in onze situatie. Als gezondheidscentrum die patiënten met psychische problemen en met een burn-out behandelt vaak met mooi weer in onze tuin, door het irritante gebonk van de molens maar weer naar binnen met ramen en deuren dicht. Slecht kunnen slapen en vaak wakker worden. Hinderlijke slagschaduw. Met mooi weer buiten zitten en een gesprek voeren of lezen (bijlagen meegezonden). Wij verzoeken om een gerechtelijk of parlementair onderzoek naar de rechtmatigheid, doelmatigheid van dit rijks inpassingsplan.
0002
[wij] zijn het zeker niet eens met het verlenen van ontheffingen voor de windmolens in het Robbenoordbos. In de Flora- en Faunawet lezen wij: ‘over ontheffing onder artikel 8, 9 en artikel 11 voor het niet-opzettelijk doden en verwonden van 109 vogel- en 2 vleermuissoorten, het verstoren van vaste rust- of verblijfplaatsen van twee vleermuissoorten en het verplaatsen van groeiplaatsen van een tweetal beschermde plantensoorten, ten behoeve van de windparken in de Wieringermeer’. Onlangs is ook bevestigd dat de boommarter in het Robbenoord jongen heeft gekregen. In een haviksnest werden de jongen gevonden en gefotografeerd. Het plaatsen van windmolens in het Robbenoord betekent volgens ons dat het doden van planten en dieren toch opzettelijk gebeurt. Dan moet er geen vergunning afgegeven worden voor dit project.
8
De keuze om ook in het Robbenoordbos (EHS-gebied) windturbines te bouwen is gemaakt in de gemeentelijke structuurvisie ‘Windplan Wieringermeer’. Deze keuze is uitgewerkt in het inpassingsplan, de vergunning krachtens de Nbwet en de omgevingsvergunning. Zoals in het algemene deel van deze nota is toegelicht, maken deze besluiten geen deel uit van de besluiten die in deze tweede fase voorliggen. Uit het ecologisch onderzoek dat aan de ontheffing voor de Ffw ten grondslag ligt, blijkt vaste rust-en verblijfplaatsen van boommarter, eekhoorn of andere grondgebonden zoogdieren niet in het plangebied zijn aangetroffen. Geschikte boomholtes die gebruikt kunnen worden als nestboom door boommarter, zijn niet aanwezig (bijlage 7 “Notitie FF-wet Robbenoordbos” van de aanvraag, pagina 4). De bomen die vanwege de komst van het windpark in het Robbenoordbos moeten worden gerooid, zijn daarom niet cruciaal voor de gunstige staat van instandhouding van deze
04.09.2015
In hoofdstuk 6 lezen wij: ‘Vogel- en vleermuissoorten kunnen in aanvaring komen met de windturbines en dit kan leiden tot aanvaringsslachtoffers of gewonde dieren onder deze soorten. Voor de realisatie van het windpark zullen ook bomen gekapt moeten worden. Hiermee worden vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen vernietigd. Tot slot zal voor de aanleg van de windturbines in het Robbenoordbos verplaatsing van beschermde plantensoorten nodig zijn, omdat de werkzaamheden kunnen leiden tot vernietiging van individuen van deze soorten. Deze bijlage bevat de informatie die vereist is voor het verzoek om ontheffing.’ Het is dus duidelijk dat er ingeschat wordt dat er slachtoffers kunnen vallen. Dan toch bouwen betekent dat dit risico opzettelijk wordt genomen. Dat dit gebied tevens ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur, die van groot belang is om de kwetsbare biodiversiteit te behouden, maakt het besluiten van het bouwen van windmolens in het Robbenoord nog meer onbegrijpelijk.
soort. Het aanvragen van een ontheffing op grond van de Ffw was daarom niet noodzakelijk. Op basis van het ecologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat het haviksnest dat op ruim 100 meter afstand van de geplande windturbines in het Robbenoordbos aanwezig is, zal worden verlaten zodra de bouw en exploitatie van het windpark zijn begonnen. Evenmin is sprake van een verlies aan geschikt jachtgebied voor haviken. Het aanvragen van een ontheffing op grond van de Ffw was daarom niet noodzakelijk.
De systematiek van de Ffw maakt dat wanneer een kans bestaat dat beschermde soorten slachtoffer kunnen worden van de betreffende menselijke activiteit, dan een ontheffing gevraagd moet worden. Hiervoor geldt het strafrechtelijke criterium van “voorwaardelijke opzet”. Dit houdt in dat ook niet-opzettelijk handelen aan een toets onderworpen wordt. Het toetsingscriterium is daarbij de gunstige staat van instandhouding van Wij lezen dat: ‘Het doel van de activiteit is om windturbines te exploiteren ten de betreffende dier- en plantensoorten. De ORNIS-norm (1%-norm aan einde elektriciteit op te wekken uit wind, een hernieuwbare bron van energie. additionele sterfte) is daarbij een alom geaccepteerde maatstaf waaraan De realisatie en exploitatie van de windturbines is een ruimtelijke ingreep en wordt getoetst of de gunstige staat van instandhouding niet in het geding een ruimtelijke ontwikkeling’. Er is dus geen sprake van het versterken van de kan komen. Het bevoegd gezag heeft dat voor de door indiener genoemde biodiversiteit of het zorgen voor een goed ecologisch systeem in dit gebied. soorten getoetst en geconcludeerd dat ontheffing verleend kan worden. Het verminderen van CO2-uitstoot staat haaks op de opname van CO2 waar de planten en bomen in dit gebied voor zorgen voor de fotosynthese. Juist Een ontheffing kan uitsluitend worden verleend wanneer een groot hier met de A7 in de nabijheid komt er nu al er zuurstof terug voor de CO2maatschappelijk belang in het geding is. Het treffen van maatregelen om emissie. de reductie van de uitstoot van CO2 te kunnen behalen is aangemerkt als een dergelijk belang. Ook de hoogste bestuursrechter (de ABRvS) heeft dit Het is merkwaardig dat de richtlijnen van de Europese Unie erbij gehaald inmiddels onderschreven, zie ABRvS 18 8 februari 2015, no. 201402971/1/ worden: A3, r.o. 9.4. De reductie van de uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2 volgt In de EU-biodiversiteitstrategie voor 2020, van de Europese Commissie onder andere uit internationale verplichtingen, zoals de genoemde richtlijn (2011), wordt dan ook geconcludeerd: van de Europese Commissie.
9
04.09.2015
„Hoewel biodiversiteit een belangrijke bijdrage levert aan de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, is het behalen van de CO2doelstelling samen met voldoende aanpassingsmaatregelen om de impact van onvermijdelijke effecten van de klimaatverandering terug te dringen, eveneens essentieel om biodiversiteitsverlies af te wenden.‟ Dit staat sterk in contrast met het vernielen van de biodiversiteit in het Robbenoordbos door het plaatsen van windmolens. Eerst vernielen en dan iets opbouwen opdat het vernielde zich weer gaat herstellen. Er zijn talloze voorbeelden van vogelsoorten die verdwenen zijn door activiteiten van de mens en die niet meer terugkomen. In ons gebied: veldleeuwerik, grutto, zomertaling en zomertortel om er een paar te noemen.
In tegenstelling tot wat indieners aangeven, zit geen tegenstrijdigheid in enerzijds het rooien van bomen en begroeiing en anderzijds het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen door middel van windturbines. Immers, planten en bomen nemen uitsluitend CO2 uit de atmosfeer op, maar voorkomen daarmee niet de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van onder meer de elektriciteitsproductie zoals windturbines dat wel doen.
In bijlage 1 van de ontheffing wordt al aangegeven dat de kans op slachtoffers er is. De verwachting dat dit minder dan 1% is en dat dit een grond voor ontheffing kan zijn, kunnen wij niet onderschrijven voor de windmolens in het Robbenoordbos. Kortom: wij verzoeken de verantwoordelijke bestuurders geen ontheffingen voor het plaatsen van windmolens in het Robbenoordbos toe te staan.
0003
Op pagina 1 van de ontheffing is, voor wat betreft de duur van de ontheffing het volgende bepaald: “Vanaf de publicatie van het definitieve besluit tot 25 jaar na de aanvang van de operationele periode.” Opname van deze bepaling in de definitieve ontheffing zal voor de toekomst leiden tot onduidelijkheden, maar naar verwachting ook tot een onwerkbare situatie. […] Ten eerste is van belang dat het Windpark Wieringermeer (“Windpark”), zoals bekend, door drie initiatiefnemers wordt gerealiseerd. De ontheffing is weliswaar door de initiatiefnemers gezamenlijk aangevraagd om zo de - cumulatieve - gevolgen van het totale Windpark inzichtelijk te maken en ook om zo aan voorwaarden te kunnen voldoen die voor het Windpark zouden behoren te gelden, maar iedere initiatiefnemer ontwikkelt, afzonderlijk, een eigen deel van het windpark, waardoor in totaal 6 verschillende clusters worden gerealiseerd. [..]
10
De suggestie voor de bepaling van de 25-jaarstermijn voor de geldigheidsduur van de ontheffing wordt overgenomen. Voor wat betreft de beantwoording van de zienswijze aangaande de trekvogels wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 005.
04.09.2015
De drie initiatiefnemers zullen daardoor dus ook op een door henzelf gekozen moment starten met de bouw en vervolgens met de exploitatie van hun deel van het Windpark. Er is hierdoor dus, met andere woorden, niet één moment waarop de “operationele periode” zal aanvangen. De consequentie van de hiervoor geciteerde voorwaarde zoals opgenomen in de ontwerp-ontheffing is echter dat zodra één van de initiatiefnemers start met de “operationele periode”, de duur van de ontheffing voor de andere initiatiefnemers ook wordt beperkt - zonder dat hun gedeelte van het Windpark al in gebruik wordt genomen en dus op een moment waarop effecten op de soorten waarvoor de Ffw-ontheffing wordt verleend voor dat gedeelte van het Windpark nog niet op kunnen treden. Gelet hierop verzoek ik u namens cliënten de voorwaarde als voornoemd zodanig te formuleren, dat ieder cluster van het windpark door iedere initiatiefnemer afzonderlijk 25 jaar geëxploiteerd kan worden. Dat kan door in de voorwaarde, onder verwijzing naar een kaart van het Windpark waarop de turbines per initiatiefnemer zijn ingetekend, te bepalen dat per cluster afzonderlijk een “operationele periode” van 25 jaar geldt. In dit verband wijs ik echter, ten tweede, op het volgende. In de ontheffing ontbreekt een definitie van “operationele periode”. Daardoor is niet duidelijk wanneer de periode van 25 jaar aanvangt en eindigt. Mede omwille van de financierbaarheid van het Windpark, maar ook omwille van de (rechts) zekerheid in het algemeen, is het wenselijk dat de voorwaarde in de ontheffing op dit punt wordt verduidelijkt. Dat kan bijvoorbeeld door het opnemen van een verplichting voor iedere initiatiefnemer afzonderlijk om te melden wanneer de operationele periode aanvangt, in aanvulling met de bepaling dat de operationele periode in ieder geval aanvangt op het moment dat subsidie op grond van het Besluit Stimulering Duurzame Energieproductie voor het desbetreffende deel van het Windpark kan worden ontvangen. Met deze formulering zal voor een ieder duidelijk zijn wanneer de operationele periode start, en zodoende ook wanneer deze periode eindigt.
11
04.09.2015
Cliënten hebben ten slotte kennis genomen van de zienswijze die door het Samenwerkingsverband Het Blauwe Hart tegen de ontwerp-ontheffing is ingediend en vragen in dat verband in het bijzonder uw aandacht voor de zienswijze tegen de weigering van de ontheffing voor trekvogels. Cliënten delen de zorgen van het Blauwe Hart ten aanzien van de (on)toereikendheid van de motivering op dit punt in het ontwerpbesluit in het licht van recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en verzoeken u ten behoeve van het definitieve besluit deze motivering nog eens nader te bezien.
0004
Nummer 1 – watervergunning turbine NB01, het bouwen van een turbine in de beschermingszone primaire waterkering. StOWW vindt het geen goed plan om turbines te bouwen in de beschermingszone van een primaire waterkering. Primaire waterkeringen bieden bescherming tegen overstromingen. Is het mogelijk deze turbine te verplaatsen buiten de beschermingszone of niet te bouwen? Nummer 2 – Aanvraag om ontheffing ex. Art. 75 van de flora en faunawet Het Robbenoordbos is een bijzonder bos dat vele soorten Rode lijstsoorten flora en fauna herbergt zoals dubbelloof, knikkend nagelkruid, grote keverorchis en zachte naaldvaren. Door de omvang en ouderdom heeft het Robbenoordbos een belangrijke functie voor flora inclusief mossen en varens, paddenstoelen (meer dan 600 soorten waaronder zeer zeldzame) en fauna (bosvogels zoogdieren als boommarters en vleermuizen). Het gebied ligt binnen de Ecologische Hoofd Structuur die tot doel heeft de kwetsbare biodiversiteit te beschermen. Het kappen van 60 jaar oud bos voor windturbines die, gezien de huidige (subsidie)structuren, niet langer dan een jaar of tien blijven staan is onverantwoord. Er diverse voorbeelden bekend waarbij door activiteiten van de mens soorten flora en fauna niet terugkeerden.
12
De keuze om de Amstelmeerdijk, binnen de beschermingszone, een windturbine te bouwen is gemaakt in de gemeentelijke structuurvisie ‘Windplan Wieringermeer’. Deze keuze is uitgewerkt in het inpassingsplan. Zoals in het algemene deel van deze nota is toegelicht, maakt dit besluit geen deel uit van de besluiten die in deze tweede fase voorliggen. In de nu voorliggende watervergunning en de aanvraag die daaraan ten grondslag ligt, wordt enkel onderbouwd dat op een verantwoorde wijze een windturbine gebouwd kan worden binnen een klein deel van de beschermingszone van de Amstelmeerdijk. Uit de toetsing blijkt dat de waterkerende functie van de dijk door de bouw van de windturbine niet in het geding komt en kan de gevraagde vergunning worden verleend. Dit is verwoord in het bij de watervergunning behorende rapport van de Fugro nummer 1214-0090-000. Voor wat betreft het bouwen van de windturbines in het Robbenoordbos wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 002. De verschuiving van windturbine UT01 past binnen de marges die in het inpassingsplan en de daarbij behorende vergunning op grond van de NBwet zijn geboden. In deze besluiten zijn de effecten van deze marges op de EHSgebieden, zoals het Amstelmeer, betrokken. Deze verschuiving is voorts van ondergeschikte aard waarvoor het ontwerp van een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging voorligt. Van een onevenredige keuze die
04.09.2015
Als EHS natuur al volstrekt ondergeschikt wordt gemaakt aan grootschalige energieproductie, is geen enkel natuurgebied veilig. Wellicht ook niet voor energievormen die niet als “duurzaam” worden aangemerkt. StOWW verzoekt dan ook de verantwoordelijke bestuurders geen ontheffingen toe te staan voor het plaatsen van windturbines in het Robbenoordbos. Nummer 3 – verschuiving turbine UT-01 met 38 mtr. Deze turbine schuift nog eens 8 meter verder op richting het Amstelmeer. Wederom een verdere aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur. De motivatie is zoals de meeste overwegingen bij Windpark Wieringermeer bedrijfseconomisch. StOWW ziet graag meer aandacht voor people & planet in de Wieringermeer ten opzichte van profit. In het zuidoosten van de Wieringermeer ligt een belangrijke vliegroute tussen fourageergebied en slaapplaats van de kleine zwaan en de toendra rietgans. Er wordt gesproken van een corridor van stilstaande turbines in het winterhalfjaar om het risico op aanvaringsslachtoffers te verkleinen. StOWW vindt dit op zich geen verkeerd idee maar vraagt zich a) af welke turbines dit betreft en b) hoe de stilstand van turbines in het winterhalfjaar zich verhoudt tot de jaarnormering voor geluid. Is het mogelijk dat de betreffende iniatiefnemer(s) de winterstilstand aangrijpen om in de rest van het jaar meer geluid te produceren. Inmiddels heeft fase 3 zich ook aangediend. Wij vragen verantwoordelijke bestuurders te motiveren waarom de vergunningverlening in fases geschiedt en aan te geven hoeveel fases er nog volgen.
13
louter door bedrijfseconomische belangen wordt ingegeven, is dan ook geen sprake. De initiatiefnemers maken gebruik van de in het inpassingsplan aan hen geboden flexibiliteit. Voor wat betreft de vliegroute en de corridor wordt verwezen naar de vergunning krachtens de NBwet die te vinden zijn op de website van RVO. In deze vergunning (en de daarbij behorende aanvraag) zijn de windturbines te vinden die deel uitmaken van de corridor. Los van het feit dat de initiatiefnemers zich moeten houden aan de rechtstreeks werkende geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit, zijn effecten van het windpark – en daarmee ook van de corridor, voor zover relevant – meegenomen in het akoestisch onderzoek dat aan het inpassingsplan en de omgevingsvergunning voor het windpark ten grondslag liggen. Ook die besluiten en de daarbij behorende documenten zijn op de website van RVO terug te vinden. Het betreft overigens allen besluiten en documenten die in deze fase niet ter besluitvorming voorliggen. Zoals is verwoord in de algemene toelichting van deze nota, is het binnen de rijkscoördinatieregeling mogelijk dat de besluitvorming voor een project in meerdere fasen plaatsvindt. Hoeveel fasen in dit besluitvormingsproces nog volgen, is momenteel nog niet duidelijk.
04.09.2015
0005
Ondanks de eis in de Wro, dat de samenhangende besluiten tegelijkertijd in procedure worden gebracht is dat ten aanzien van de ontheffing Ffw niet gebeurd. Dat brengt bezwaarden in een nadelige positie. Ten eerste worden daardoor niet alle besluiten in hun samenhang bezien. Ten tweede zal dat bezwaarden te zijner tijd dwingen om - als niet aan de bezwaren wordt tegemoetgekomen - om een zelfstandige procedure bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te beginnen met alle extra moeite en kosten van dien. Af te wijzen ontheffing rivierprik De aanvraag voor de rivierprik is afgewezen omdat volgens het ontwerpbesluit de rivierprik niet beschermd is op grond van de Ffw maar de bescherming plaatsvindt op grond van de Visserijwet. De rivierprik is een van de soorten die is opgenomen in bijlage II en bijlage V van de Habitatrichtlijn. De Visserijwet biedt geen afdoende bescherming van deze vissoort overeenkomstig de eisen van de Habitatrichtlijn. De regeling dat de rivierprik slechts beschermd is door de Visserijwet is dus in strijd met de Habitatrichtlijn. De aanwijzing van deze soort als soort onder de Visserijwet is dus onverbindend en de rivierprik dient wel de strengere bescherming te genieten op grond van de Ffw. De voorgestelde afwijzing is in strijd met de Habitatrichtlijn. Te weigeren ontheffing voor trekvogels SBH maakt bezwaar tegen de weigering van de ontheffing voor een groot aantal soorten trekvogels. Dat een relatief (ten opzichte van de gehele populatie) klein aantal vogels het slachtoffer dreigt te worden van het Windpark Wieringermeer betekent niet, dat er geen overtreding plaatsvindt van artikel 9 van de Ffw. Immers, iedere vorm van opzettelijk doden (ook in de zin van voorwaardelijke opzet: het willens en wetens het risico nemen, dat vogels gedood worden) is een overtreding van artikel 9.
14
Uit de totstandkomingsgeschiedenis en de redactie van de wettelijke bepalingen omtrent de coördinatieregeling, volgt niet dat toepassing van de rijkscoördinatieregeling ertoe verplicht dat alle besluiten die benodigd zijn ter uitvoering van een rijksinpassingsplan gelijktijdig dienen te worden voorbereid en bekend gemaakt. De omstandigheid dat het besluit op de aanvraag om een ontheffing van de Ffw niet gelijktijdig met het inpassingsplan maar in een volgende fase wordt voorbereid en bekend gemaakt, betekent dan ook niet dat de rijkscoördinatieregeling onjuist is toegepast. Vergelijk de uitspraak van de ABRvS 8 februari 2012, nr. 201100875/1/R2 (Windpark Noordoostpolder), rov. 2.11.3. De rivierprik (Lampetra fluviatilis) is beschermd middels de Habitatrichtlijn (Hrl, bijlage II en bijlage V). De rivierprik is een soort die sinds 2012 is aangewezen op grond van art. 1.2 Visserijwet. Tot 2012 was deze soort beschermd onder de Ffw, maar omdat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de Nederlandse populatie van deze soort sterk is gestegen, is ervoor gekozen om de bescherming voortaan via de voorschriften van de Visserijwet plaats te laten vinden. Voor soorten van bijlage II Hrl die geregeld in ons land voorkomen, moet Nederland beschermde gebieden aanwijzen. De aanwijzing van beschermde gebieden voor soorten uit bijlage II Hrl vindt in Nederland plaats middels de NBwet en niet via de Ffw. Van een onjuiste implementatie van Hrl op dit punt in de Ffw is dan ook geen sprake. Wat betreft de door inspreker gestelde overtreding van verbodsbepalingen zij opgemerkt dat een overtreding aan de orde is op het moment dat deze plaats vindt, met dien verstande dat ook sprake is van een overtreding als vast staat dat deze daadwerkelijk wordt begaan. Dus moet absolute zekerheid bestaan dat slachtoffers gaan vallen. Aan de basis van de beoordeling van de aanvraag ligt hetgeen in de uitspraak van de Raad van State in het kader van windpark Noordoostpolder van 8 februari 2012 verwoord is ten grondslag. “Indien sprake is van “een
04.09.2015
Bovendien is de veronderstelling dat trekvogels in vrijwel alle gevallen te hoog vliegen om getroffen te kunnen worden onvoldoende op feiten gebaseerd. Pas als tot ontheffing wordt overgegaan komt het criterium ‘voortbestaan van de soort’ aan de orde. Door dit criterium te gebruiken als criterium voor al dan niet verlenen van een ontheffing handelt de minister in strijd met de VHR. Te verlenen ontheffingen Het voorstel om ontheffing te verlenen voor onder meer de keverorchis, tongvaren dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en in het gebied broedende, rustende of foeragerende vogels is niet terecht. Niet voor alle vogelsoorten is afdoende aangetoond dat de 1%-mortaliteit niet zal worden overschreden. Voor het berekenen van die mortaliteit is in alle gevallen gekeken naar de gehele Nederlandse populatie. Niet is onderzocht per in de omgeving van de Wieringenneer geen sprake is van deelpopulaties. In het geval van deelpopulaties zal voor de 1%-mortaliteit met de deelpopulatie vergeleken moeten worden. De gronden voor de ontheffing voldoen niet aan de eisen van de VHR Door het tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering te schuiven onder bescherming van flora en fauna’ en ‘openbare veiligheid’ worden deze ontheffingscriteria extreem opgerekt. Klimaatverandering speelt op zeer lange termijn, terwijl de slachtoffers van het windpark Wieringermeer er op zeer korte termijn zullen zijn. Daarmee wordt teven voorbij gegaan aan de mogelijkheid van alternatieve oplossingen. Voor de ontheffingsgronden op grond van de Habitatrichtlijn is eveneens onvoldoende aangetoond dat hier sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Ook zonder groot windmolenpark op deze plaats zijn de klimaatdoelstellingen te halen. Voorschriften Voor zover wel ontheffing kan worden verleend, dient de definitieve ontheffing een veel strikter voorschrift ten aanzien van het broedseizoen te bevatten: een verbod op het werken in dat broedseizoen.
15
uitzonderlijk kleine sterftekans” behoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. (…) Daarvan kan sprake zijn als aannemelijk is dat de betreffende soort “uiterst incidenteel” in de omgeving van het windpark aanwezig zal zijn.” Op basis van voornoemde uitspraak is een schifting gemaakt in soorten met een uitzonderlijk kleine sterftekans waarvan het aannemelijk is dat ze uiterst incidenteel in het windpark aanwezig zijn en soorten waarvoor dit niet geldt. Voor soorten waarvoor geldt dat: a. sprake is van een uitzonderlijk kleine sterftekans; en b. waarvan het aannemelijk is dat ze uiterst incidenteel in het windpark aanwezig zijn; en c. dat het op voorhand niet voorzienbaar is dat slachtoffers zullen vallen, is dan ook geconcludeerd dat de aangevraagde ontheffing niet nodig is. Het gaat hoofdzakelijk om trekvogels. Voor wat betreft de stelling van indiener dat niet voor alle soorten voldoende is aangetoond dat wordt voldaan aan de norm van 1%-mortaliteit, wordt verwezen naar de memo in bijlage 2 bij deze antwoordnota. Voor alle 27 betreffende soorten is getoetst aan de lokaal in de Wieringermeerpolder voorkomende deelpopulaties. Tot slot wordt gevraagd om een voorschrift te verbinden aan de ontheffing om het werken in het broedseizoen te verbieden. Dit is een verbod dat rechtstreeks volgt uit de artikel 11 van de wet. Op basis van de door de initiatiefnemers ingediende aanvraag is geen ontheffing verkregen van deze bepaling voor het verstoren van vogels in het broedseizoen. Het door indiener gevraagde voorschrift is zodoende niet nodig. Zou in het broedseizoen worden gewerkt, dan kan het bevoegd gezag hiertegen direct handhavend optreden.
04.09.2015
3.
Ambtshalve wijzigingen
Na publicatie van het ontwerp inpassingsplan en de ontwerp-besluiten hebben enkele bevoegde gezagen besloten om in het definitieve besluit wijzigingen door te voeren ten opzichte van het ontwerp-besluit. Deze ambtshalve wijzigingen worden onderstaand toegelicht. Ontheffing Ffw In de ontheffing op grond van de Ffw worden de volgende aanpassingen doorgevoerd in het definitieve besluit ten opzichte van het ontwerp-besluit. • Op pagina 5 van het ontwerpbesluit is een opsomming van 77 vogelsoorten opgenomen waarvoor ontheffing gevraagd zou zijn. Deze lijst van 77 vogelsoorten bevat echter ook 13 soorten waarvoor geen ontheffing is aangevraagd (deze soorten zijn ook niet genoemd in de opsomming op pagina 3). De opsomming op p. 5 wordt daarom aangepast. • Op pagina 19 staat “Nuon Windpark Wieringermeer BV” vermeld als aanvrager, dit moet echter Windkracht Wieringermeer zijn.
16
04.09.2015
BIJLAGE 1: Inspraak- en reactiebundel - zienswijzen en reacties op de ontwerp-besluiten Windpark Wieringermeer
Inspraakbundel
Zienswijzen op Ontwerpbesluiten ‘WINDPARK WIERINGERMEER FASE 2’
Inspraakpunt Bureau Energieprojecten Postbus 248 2250 AE VOORSCHOTEN www.bureau-energieprojecten.nl
INHOUDSOPGAVE
WOORD VOORAF………………………………………………………………………………………………………… 1 KENNISGEVING…………………………………………………………………………………………………………….. 2 MONDELINGE, SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE ZIENSWIJZEN: OPZOEKTABEL REGISTRATIENUMMER VERSUS ZIENSWIJZENUMMER…….……………………………………. 3 ALFABETISCH OVERZICHT ORGANISATIES.……………………………………………………………………. 4 ZIENSWIJZENUMMERS 0001 TOT EN MET 0005……………………………………………………………. 5
Juli 2015
WOORD VOORAF Algemeen Van vrijdag 22 mei 2015 tot en met donderdag 2 juli 2015 lagen de ontwerpbesluiten ter inzage voor ‘WINDPARK WIERINGERMEER FASE 2’. Een ieder kon naar aanleiding van deze ontwerpbesluiten een zienswijze inbrengen. Overheden konden een reactie geven. Het project Windkracht Wieringermeer heeft het initiatief genomen om een windpark te realiseren in de Wieringermeer in de provincie Noord-Holland. Met het initiatief wil Windkracht Wieringermeer bijdragen aan het opwekken van duurzame energie in Noord-Holland. Om dit project mogelijk te maken moeten bestemmingsplannen worden aangepast. Dat is gebeurd door middel van een (rijks)inpassingsplan, dat is vastgesteld door de ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu. Daarnaast is een aantal overige besluiten nodig. Deze besluiten worden gelijktijdig met dezelfde procedure (rijkscoördinatieregeling), maar in meerdere fasen, voorbereid, onder coördinatie van de minister van Economische Zaken. In de eerste fase zijn naast het inpassingsplan, 10 andere besluiten genomen. Het gaat in fase 2 om de volgende drie besluiten: Flora- en faunawet ontheffing, omgevingsvergunning en een watervergunning. Zienswijzen en reacties Op de ontwerpbesluiten zijn binnen de inspraaktermijn in totaal 5 zienswijzen binnengekomen waarvan 5 uniek. De zienswijzen zijn integraal opgenomen in deze bundel. U kunt deze inspraakbundel downloaden van www.bureau-energieprojecten.nl. Registratie en verwerking De ontvangen zienswijzen zijn geregistreerd. Aan de insprekers is een ontvangstbevestiging gezonden met daarin een registratienummer. Met de opzoektabel op pagina 3 kan bij het ontvangen registratienummer het bijbehorende reactie- of zienswijzenummer worden opgezocht. Verdere procedure Bij de besluiten wordt aangegeven of en hoe met de zienswijzen rekening is gehouden. Het moment waarop de terinzagelegging van de besluiten plaatsvindt wordt te zijner tijd aangekondigd in onder andere lokale huis-aan-huis bladen en op www.bureau-energieprojecten.nl. Een belanghebbende die op het ontwerp van een besluit een zienswijze heeft ingebracht, kan later tegen dat besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1
Kennisgeving Windpark Wieringermeer Fase 2 Van 22 mei 2015 tot en met 2 juli 2015 liggen de ontwerpbesluiten ter inzage voor Windpark Wieringermeer Fase 2. Iedereen kan reageren op de ontwerpbesluiten met een zienswijze. Om dit project mogelijk te maken moeten bestemmingsplannen worden aangepast. Dat is gebeurd door middel van een (rijks)inpassingsplan, dat is vastgesteld door de ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu. Daarnaast is een aantal overige besluiten nodig. Deze besluiten worden gelijktijdig met dezelfde procedure (rijkscoördinatieregeling), maar in meerdere fasen, voorbereid, onder coördinatie van de minister van Economische Zaken. In de eerste fase zijn naast het inpassingsplan, 10 andere besluiten genomen. Het gaat in fase 2 om de volgende drie besluiten: Flora- en faunawet ontheffing, omgevingsvergunning en een watervergunning. U kunt nu reageren op de eerdergenoemde ontwerpbesluiten en de onderliggende stukken. Waar kunt u de stukken inzien? U kunt van 22 mei 2015 tot en met 2 juli 2015 de ontwerp besluiten van deze fase, en de andere onderliggende stukken inzien op www.bureau-energieprojecten.nl en tijdens reguliere openingstijden (op papier) op de volgende locaties: - g emeente Hollands Kroon, de Verwachting 1, Anna Paulowna, T (088) 321 50 00; rovincie Noord-Holland, Kleine Houtstraat 18, Haarlem, -p T (023) 514 40 38.
Windkracht Wieringermeer heeft het initiatief genomen om een windpark te realiseren in de Wieringermeer in de provincie Noord-Holland. Met het initiatief wil Windkracht Wieringer meer bijdragen aan het opwekken van duurzame energie in Noord-Holland.
U kunt uw mening geven We stellen het op prijs als u aangeeft op welk deel van de ontwerpbesluiten of de onderliggende stukken u reageert en u uw zienswijze onderbouwt met argumenten. Het is goed om te weten dat alleen een belanghebbende die op het ontwerp van een besluit een zienswijze heeft ingebracht,
later tegen dat besluit beroep kan instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hoe kunt u reageren? U kunt van vrijdag 22 mei 2015 tot en met donderdag 2 juli 2015 reageren. Wij ontvangen uw zienswijzen bij voorkeur digitaal. Dat kan via www.bureau-energieprojecten.nl onder ‘Windpark Wieringermeer Fase 2’. U kunt niet reageren via e-mail. Per post kan ook: Bureau Energieprojecten, Inspraakpunt Windpark Wieringermeer Fase 2, Postbus 248, 2250 AE Voorschoten. Uw brief kan alleen als zienswijze in behandeling genomen worden als u ondertekent met uw naam en adres. Dit geldt ook voor eventuele medeondertekenaars. Wilt u uw zienswijze mondeling geven? Dat kan via Bureau Energieprojecten op werkdagen van 9.00 uur tot 12.00 uur, T (070) 379 89 79. Wat gebeurt hierna? Bureau Energieprojecten bundelt alle zienswijzen en reacties. Zo snel mogelijk na afloop van de inspraaktermijn kunt u deze downloaden via www.bureau-energieprojecten.nl. De zienswijzen en reacties worden betrokken bij de definitieve besluiten. In een Nota van Antwoord wordt opgenomen of en op welke wijze de zienswijzen en reacties in de definitieve besluiten zijn verwerkt. De besluiten zullen ter inzage worden gelegd. Hierop staat beroep open. Dit wordt te zijner tijd aangekondigd in onder andere de Staatscourant, huis-aan-huisbladen en op www.bureau-energieprojecten.nl. Meer informatie Uitgebreide informatie vindt u op www.bureau-energie projecten.nl.
2
Opzoektabel mondelinge, schriftelijke en digitale zienswijzen In onderstaande tabel kunt u met het registratienummer het nummer van de zienswijze opzoeken. De zienswijzen vindt u vanaf pagina 5.
Zienswijzen op ontwerpbesluiten ‘WINDPARK WIERINGERMEER FASE 2’ Registratienummer 4K-OB-0001 4K-OB-0002 4K-OB-0003 4K-OB-0004 4K-OB-0005
Zienswijzenummer 0001 0002 0003 0004 0005
3
Alfabetisch overzicht organisaties / zienswijzen Zienswijzen op ontwerpbesluiten ‘WINDPARK WIERINGERMEER FASE 2’
0003 0001 0005 0002 0004
ENVIR Advocaten, namens Nuon Windpark Wieringermeer B.V. ; ECN Wind Energy Facilities B.V.; Windcollectief Wieringermeer B.V.; Nuon Wind Development B.V. Gezondheidscentrum Happy Feeling Samenwerkingsverband Het Blauwe Hart Seniorenpartij en fractie Hollands Kroon Stichting Omwonenden Windturbines Wieringermeer
4
Zienswijzen 0001 tot en met 0005
5
0001
Verzonden: Vrijdag 12 juni 2015 12:33 Onderwerp: Zienswijzeformulier Windpark Wieringermeer: ontwerpbesluiten fase 2 Aanspreekvorm: Aanspreektitel: Achternaam: Voorvoegsel(s): Voorletters: Straat: Huisnummer: Postcode: Woonplaats: Telefoonnummer: E-mailadres: Als: Organisatie Organisatie: Gezondheidscentrum Happy Feeling Staan er naar uw mening onjuistheden in de ontwerpbesluiten? Wij hebben ervaring door het leven tussen twee windmolenparken. Geluidshinder, slagschaduw, landschappelijke inpasssing worden theoretisch berekend en subjectief beoordeeld en staan ver van onze praktische beleving en ervaring. Al onze bezwaren worden gebagitaliseerd om een heilloos plan door te laten gaan. De overheid heeft niets geleerd van andere debacles zoals ict, Hsl, Fyra en nu de problemen in Groningen. Onze enige Zuiderzee polder wordt geofferd aan een buitenlands bedrijf die het monopolie krijgt om ons woonleef- en werkgebied te vervuilen en er ook nog subsidie voor krijgt. De vervuiler betaalt, maar in dit geval NIET. Het oorspronkelijke plan is zozeer veranderd dat het ONTWERPBESLUIT al onderuit word gehaald: De solitaire molens worden niet gesloopt maar ook opgeschaald, dus nog meer molens! Zogenaamd mogen zij 5 tot 7 jaar dubbel draaien. Maar wij voelen het al aankomen dat i.v.m kapitaalvernietiging en zij staan er toch al, deze molens er hun economische levensduur zullen blijven staan! In het verleden hebben wij via deze weg al talloze argumenten, bezwaren en wetenschappelijke studie's aangedragen die aantonen dat onze gezondheid, ons leefmilieu op het spel staan. Wanneer worden die nu eens serieus genomen en de toen aangedragen alternatieven om het beoogde doel te bereiken mee te nemen in de besluitvorming. Zijn er zaken en/of belangen over het hoofd gezien? Wij zagen altijd grutto's en kievieten om ons huis en in het land. Nu niets meer. Door de windmolenparken verdwijnen trekvogels. Dit is de PRAKTIJK! Net als in Groningen zal de waarde van ons onroerend goed dalen. Maar een verlaging van de WOZ wordt afgewezen. De windmolen eigenaren worden schatrijk en de omwonenden worden met een schijntje afgescheept. Van dat geld kunnen wij nog niet eens de zorgverzekering of het eigen risico betalen. Na verloop van tijd zal blijken dat er meer leegloop, leegstand zal ontstaan omdat het wonen en werken in, op of nabij zo'n groot industrieel park cq terrein niet als aantrekkelijk wordt ervaren. De basis van ons bestaan: leefbaarheid, rust en ruimte worden onder onze voeten weggeslagen. De cumulatie met het windmolenpark in de Groetpolder, die ook opgeschaald zal worden, wordt niet meegenomen in onze situatie. Wordt u geraakt in uw belang? Zo ja, kunt u dat toelichten?
0001
Als gezondheidscentrum die patienten met psychische problemen en met een burn out behandelt vaak met mooi weer in onze tuin, door het irritante gebonk van de molens maar weer naar binnen met ramen en deuren dicht. Slecht kunnen slapen en vaak wakker worden. Hinderlijke slagschaduw.Met mooi weer buiten zitten en een gesprek voeren of lezen. Zie bijgevoegde bestanden. Zijn er andere zaken die u naar voren wilt brengen? Wij verzoeken om een gerechtelijk of parlementair onderzoek naar de rechtmatigheid, doelmatigheid van dit rijks inpassingsplan. Reactie
0001
0001
0001
W. Svbenca Groetwea U Mlddenmttr lpertW In elJe~J
0002
Verzonden: Vrijdag 19 juni 2015 09:16 Onderwerp: Zienswijzeformulier Windpark Wieringermeer: ontwerpbesluiten fase 2 Aanspreekvorm: Aanspreektitel: Achternaam: Voorvoegsel(s): Voorletters: Straat: Huisnummer: Postcode: Woonplaats: Telefoonnummer: E-mailadres: Als: Organisatie Organisatie: Seniorenpartij en fractie Hollands Kroon Mede namens: Senioren Hollands Kroon bestuur en fractie en Natuurvereniging Wierhaven als erelid. Staan er naar uw mening onjuistheden in de ontwerpbesluiten? Zie: zienswijze Zijn er zaken en/of belangen over het hoofd gezien? Zie zienswijze Wordt u geraakt in uw belang? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zeer zeker. Afbraak van biodiversiteit in het enige bos boven het Noordzeekanaal. Zijn er andere zaken die u naar voren wilt brengen? Zie zienswijze Reactie
0002 Fractie Senioren Hollands Kroon
Bureau Energieprojecten Digitaal
(tevens erelid Natuurvereniging Wierhaven)
Middenmeer, 18 juni 2015 Betreft: Windpark Wieringermeer Fase 2.
De fractie heeft ten aanzien van de te plaatsen windmolens in het Robbenoordbos een zienswijze ingediend: 14 december, 2014 - 11:45. In de brief van het Ministerie van Economische Zaken, 12 mei 2015, wordt aangegeven dat de besluiten definitief zijn vastgesteld. Het is natuurlijk teleurstellend dat er op geen enkele manier rekening is gehouden met de organismen uit het ecosysteem die niet in de gelegenheid zijn kennis te nemen van de besluiten. De mensen die de belangen voor hen behartigen, zoals de fractie Senioren Partij Hollands Kroon en het erelid van Natuurvereniging Wierhaven, , zijn nog steeds van mening dat het Robbenoordbos geen plek is om windmolens te plaatsen. De argumenten staan verwoord in onze zienswijze van december 2015. Aanvullend aan de zienswijze van 14 december 2015 is het ons als volksvertegenwoordigers duidelijk geworden dat inwoners in de voormalige gemeente Wieringermeer gehoord willen worden of er wel voldoende draagvlak is voor het plaatsen van de windmolens, ook die van het Robbenoordbos. ‘Wij willen er geen Molenbos van maken’ was een uitspraak tijdens een overleg dat de fractie op 10 juni j.l. had in Wieringerwerf. De fractie en het erelid zijn het zeker niet eens met het verlenen van ontheffingen voor de windmolens in het Robbenoordbos. In de Flora- en Faunawet lezen wij: ‘over ontheffing onder artikel 8, 9 en artikel 11 voor het niet-opzettelijk doden en verwonden van 109 vogel- en 2 vleermuissoorten, het verstoren van vaste rust- of verblijfplaatsen van twee vleermuissoorten en het verplaatsen van groeiplaatsen van een tweetal beschermde plantensoorten, ten behoeve van de windparken in de Wieringermeer’. Onlangs is ook bevestigd dat de boommarter in het Robbenoord jongen heeft gekregen. In een haviksnest werden de jongen gevonden en gefotografeerd. Het plaatsen van windmolens in het Robbenoord betekent volgens ons dat het doden van planten en dieren toch opzettelijk gebeurt. Dan moet er geen vergunning afgegeven worden voor dit project.
0002 In hoofdstuk 6 lezen wij: ‘Vogel- en vleermuissoorten kunnen in aanvaring komen met de windturbines en dit kan leiden tot aanvaringsslachtoffers of gewonde dieren onder deze soorten. Voor de realisatie van het windpark zullen ook bomen gekapt moeten worden. Hiermee worden vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen vernietigd. Tot slot zal voor de aanleg van de windturbines in het Robbenoordbos verplaatsing van beschermde plantensoorten nodig zijn, omdat de werkzaamheden kunnen leiden tot vernietiging van individuen van deze soorten. Deze bijlage bevat de informatie die vereist is voor het verzoek om ontheffing.’ Het is dus duidelijk dat er ingeschat wordt dat er slachtoffers kunnen vallen. Dan toch bouwen betekent dat dit risico opzettelijk wordt genomen. Dat dit gebied tevens ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur, die van groot belang is om de kwetsbare biodiversiteit te behouden, maakt het besluiten van het bouwen van windmolens in het Robbenoord nog meer onbegrijpelijk. Wij lezen dat: ‘Het doel van de activiteit is om windturbines te exploiteren ten einde elektriciteit op te wekken uit wind, een hernieuwbare bron van energie. De realisatie en exploitatie van de windturbines is een ruimtelijke ingreep en een ruimtelijke ontwikkeling’. Er is dus geen sprake van het versterken van de biodiversiteit of het zorgen voor een goed ecologisch systeem in dit gebied. Het verminderen van CO2 uitstoot staat haaks op de opname van CO2 waar de planten en bomen in dit gebied voor zorgen voor de fotosynthese. Juist hier met de A7 in de nabijheid komt er nu al er zuurstof terug voor de CO2 emissie. Het is merkwaardig dat de richtlijnen van de Europese Unie erbij gehaald worden: In de EU-biodiversiteitstrategie voor 2020, van de Europese Commissie (2011), wordt dan ook geconcludeerd: „Hoewel biodiversiteit een belangrijke bijdrage levert aan de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, is het behalen van de CO2-doelstelling samen met voldoende aanpassingsmaatregelen om de impact van onvermijdelijke effecten van de klimaatverandering terug te dringen, eveneens essentieel om biodiversiteitsverlies af te wenden.‟ Dit staat sterk in contrast met het vernielen van de biodiversiteit in het Robbenoordbos door het plaatsen van windmolens. Eerst vernielen en dan iets opbouwen opdat het vernielde zich weer gaat herstellen. Er zijn talloze voorbeelden van vogelsoorten die verdwenen zijn door activiteiten van de mens en die niet meer terugkomen. In ons gebied: veldleeuwerik, grutto, zomertaling en zomertortel om er een paar te noemen. In bijlage 1 van de ontheffing wordt al aangegeven dat de kans op slachtoffers er is. De verwachting dat dit minder dan 1% is en dat dit een grond voor ontheffing kan zijn, kunnen wij niet onderschrijven voor de windmolens in het Robbenoordbos. Kortom: wij verzoeken de verantwoordelijke bestuurders geen ontheffingen voor het plaatsen van windmolens in het Robbenoordbos toe te staan.
0003
•
ENVI~
OJ
//11 lfl7~
A D V 0 C A T E N
1/1
Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Windpark Wieringermeer Fase 2 Postbus 248 2250 AE VOORSCHOTEN Aangetekend
Amsterdam, 1 juli 2015
Onderwerp: PRO FORMA ZIENSWIJZE inzake Wieringermeer" {FF/75C/2014/0286).
het
Ontwerpbesluit
inzake
"Windpark
Geachte heer/mevrouw, Namens (i) Nuon Windpark Wieringermeer B.V. (gevestigd te Hoekenrode 8, 1009 DC Amsterdam), (ii) Nuon Wind Development B.V. (statutaire zetel: Rhenen), ( iii) Windcollectief Wieringermeer B.V.( gevestigd te: Kokkel 10, 1775 JJ Middenmeer) en (iv) ECN Wind Energy Facil ities B.V. (gevestigd te Schervenweg 35A, 1771 RT Wieringerwerf) (hierna te noemen: "cliënten") voor wie ik in dezen als advocaat en gemachtigde optreed, dien ik hierbij een pro forma -zienswijze in tegen het ontwerpbeslu it tot verlening van de Ffw-ontheffing, welk besluit met ingang van 22 mei 2015 tot en met 2 juli 2015 ter inzage ligt. Een kopie van de kennisgeving van terinzagelegging is als bijlage 1 aan deze pro forma zienswijze toegevoegd. Bijlage 2 betreft het ontwerpbesluit. Cliënten kunnen zich niet verenigen met dit het ontwerp- besluit. Gelet hierop verzoek ik u mij een termijn van ten minste vier weken te verlenen om de gronden van deze pro forma zienswijze aan te vullen .
Hoogachtend
Advocaat
Bijlagen
Keizersgracht 451 l V, 1017 DK Amsterdam
T +31 6 504 310 52
I
Postbus 10012, 1001 EA Amsterdam
F +31 20 796 92 22
E
www.envir-advocaten.co m
De p raktijk wordt gevoerd doo r ENVIR Advocaten B.V. (ingeschreve n in het Handelsregister va n de Kam er van Koophandel onder nu m mer 60582146) De algemene voorwaarden van ENVI R
Advocaten B.V. zijn van toepassing en bevatten een aa nsprakelijkheidsbeperking. De algemene voorwaa rden worden op verzoek kosteloos verstrekt.
e. EN Vil
0003
ADVOCATEN
Bijlage 1
Keizersgracht 451 1V, 1017 DK Amsterdam T +31 6 504 310 52
I www.envir-advocaten.com
Postbus 10012, 1001 EA Amsterdam
E
F +31 20 796 92 22
De praktijk wordt gevoerd door ENVIR Advocaten B.V. (ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 60582146) De algemene voorwaarden van ENVIR Advocaten B.V. zijn van toepassing en bevatten een aansprakelijkheldsbeperking. De algemene voorwaarden worden op verzoek kosteloos verstrekt.
~ IAAI ~(;UUKAN 1
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
21 mei 2015
0003
Kennisgeving Windpark Wieringermeer Fase 2, Ministerie van Economische Zaken Van 22 mei 2015 tot en met 2 juli 2015 liggen de ontwerpbesluiten ter inzage voor Windpark Wieringermeer Fase 2. iedereen kan reageren op de ontwerpbesluiten met een zienswijze.
Windkracht Wieringermeer heeft het initiatief genomen om een windpark te realiseren in de Wieringermeer in de provincie Noord-Holland. Met het initiatief wil Windkracht Wieringermeer bijdragen aan het opwekken van duurzame energie in Noord-Holland. Om dit project mogelijk te maken moeten bestemmingsplannen worden aangepast. Dat is gebeurd door middel van een (rijks)inpassingsplan, dat is vastgesteld door de ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu. Daarnaast is een aantal overige besluiten nodig. Deze besluiten worden gelijktijdig met dezelfde procedure (rijkscoördinatieregeling). maar in meerdere fasen, voorbereid, onder coördinatie van de Minister van Economische Zaken. In de eerste fase zijn naast het inpassingsplan, 10 andere besluiten genomen. Het gaat in fase 2 om de volgende drie besluiten: Flora- en faunawet ontheffing, omgevingsvergunning en een watervergunning. U kunt nu reageren op de eerdergenoemde ontwerpbesluiten en de onderliggende stukken.
Waar kunt u de stukken inzien? U kunt van 22 mei 2015 tot en met 2 juli 2015 de ontwerpbesluiten van deze fase, en de andere onderliggende stukken inzien op www.bureau-energieprojecten.nl en tijdens reguliere openingstijden (op papier) op de volgende locaties: gemeente Hollands Kroon, de Verwachting 1, Anna Paulowna, T (088) 321 50 00; provincie Noord-Holland, Kleine Houtstraat 18, Haarlem, T (023) 514 40 38.
Staatscourant 2015 nr. 13571
21 mei 2015
0003 U kunt uw mening geven We stellen het op prijs als u aangeeft op welk deel van de ontwerpbesluiten of de onderliggende stukken u reageert en u uw zienswijze onderbouwt met argumenten. Het is goed om te weten dat alleen een belanghebbende die op het ontwerp van een besluit een zienswijze heeft ingebracht, later tegen dat besluit beroep kan instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoe kunt u reageren? U kunt van vrijdag 22 mei 2015 tot en met donderdag 2 juli 2015 reageren. Wij ontvangen uw zienswijzen bij voorkeur digitaal. Dat kan via www.bureau-energieprojecten.nl onder 'Windpark Wieringermeer Fase 2'. U kunt niet reageren via e-mail. Per post kan ook: Bureau Energieprojecten, lnspraakpunt Windpark Wieringermeer Fase 2, Postbus 248, 2250 AE Voorschoten. Uw brief kan alleen als zienswijze in behandeling genomen worden als u ondertekent met uw naam en adres. Dit geldt ook voor eventuele medeondertekenaars. Wilt u uw zienswijze mondeling geven? Dat kan via Bureau Energieprojecten op werkdagen van 9.00 uur tot 12.00 uur, T (070) 379 89 79.
Wat gebeurt hierna? Bureau Energieprojecten bundelt alle zienswijzen en reacties. Zo snel mogelijk na afloop van de inspraaktermijn kunt u deze downloaden via www.bureau-energieprojecten.nl. De zienswijzen en reacties worden betrokken bij de definitieve besluiten. In een Nota van Antwoord wordt opgenomen of en op welke wijze de zienswijzen en reacties in de definitieve besluiten zijn verwerkt. De besluiten zullen ter inzage worden gelegd. Hierop staat beroep open. Dit wordt te zijner tijd aangekondigd in onder andere de Staatscourant, huis-aan-huisbladen en op www.bureauenergieprojecten.nl.
Meer informatie Uitgebreide informatie vindt u op www.bureau-energieprojecten.nl.
Staatscourant 2015 nr. 13571
21 mei 2015
0003
ENVÎl ADVOCATEN
Bijlage 2
Keizersgracht 451 1V, 1017 DK Amsterdam
T +31 6 504 310 52
I www.envir-advocaten.com
Postbus 10012, 1001 EA Amsterdam
F +31 20 796 92 22
E
De praktijk wordt gevoerd door ENVIR Advocaten B.V. (ingeschreven In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 60582146) De algemene voorwaarden van ENVIR Advocaten B.V. zijn van toepassing en bevatten een aansprakelijkheidsbeperking. De algemene voorwaarden worden op verzoek kosteloos verstrekt.
0003 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
> Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Bureau Energieprojecten
Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl
Postbus 93144 2509 AC Den Haag
T 088 042 42 42 F 070 378 61 39
[email protected]
Onze referentie Aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Uw referentie:
Datum 11 mei 2015 Betreft Ontwerpbesluit inzake "Windpark Wieringermeer" (FF/75C/2014/0286)
Bijlagen
1
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u in het kader van de Flora- en faunawet ten behoeve van "Windpark Wieringermeer" (FF/75C/2014/0286) •
Kopie dossier inzake "Windpark Wieringermeer" (FF/75C/2014/0286)
Pagina 1 van 1
0003 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
> Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42
[email protected]
ONTWERPBESLUIT Onze referentie Aanvraagnummer FF/75C/2014/0286 Kenmerk FF/75C/2014/0286.toek.jw
Datum 11 mei 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen
Bijlagen 2
Geachte mevrouw Naar aanleiding van uw verzoek van 23 juli 2014 en de aanvullingen hierop van 18 september 2014, 16 december 2014 en 13 april 2015, geregistreerd onder aanvraagnummer FF/75C/2014/0286, om een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet te krijgen, deel ik u het volgende mee. Hierbij ontvangt u de ontheffing die u heeft aangevraagd, van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen van de grote keverorchis en de tongvaren, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9 en 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden en verwonden; het verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 9 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden en verwonden van de aalscholver, bergeend, blauwe reiger, bruine kiekendief, buizerd, goudplevier, grauwe gans, grote Canadese gans, houtduif, houtsnip, kauw, kievit, kleine zwaan, knobbelzwaan, kokmeeuw, koperwiek, kramsvogel, kuifeend, meerkoet, merel, scholekster, smient, spreeuw, stormmeeuw, tafeleend, toendrarietgans, torenvalk, wilde eend, wilde zwaan, wintertaling, zanglijster en de zwarte kraai, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen en verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn, kleine modderkruiper, rivierdonderpad en de rugstreeppad.
Pagina 1 van 16
0003
Procedure
In artikel 91:>, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998 Is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bèdoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit gev~I zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor windpark Wieringermeer gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken (EZ). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de.. WIQ, de.~nifQrOOEt9,PE!nb~rE! YQQrbe~idilJ.g!iprg~E!c!Yre als bE!dQelfl in,~fc!E!ling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro.
Rijksdienst voor
ónctememend Nederland Datum 11 mei 2015
Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor windpark Wieringermeer. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EZ heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor windpark Wieringermeer bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in enkele huis-aanhuisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EZ een ontwerp van het besluit aan initiatiefnemer gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij de gemeente Hollands Kroon en de .provincie Noord Holland; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden monqeling zienswijze na~r voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35, vierder lid, van de Wet ruimtelijke ordening worden dit bèslult en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EZ bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EZ daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd. De aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de realisatie en exploitatie van het project "Windpark Wieringermeer", gelegen in de gemeente Hollands Kroon. Het project betreft het realiseren en exploiteren van de volgende windparken in de Wieringermeerpolder: • Cluster NUON-1, bestaande uit 16 windturbines van Nuon Windpark Wieringermeer B.V.; • Cluster NUON-2, bestaande uit 5 windturbines van Nuon Windpark Wieringèl'meer B.V.; • Cluster NUON-3, bestaande uit 29 windturbines van Nuon Windpark Wieringermeer B.V.; • Cluster wcw, bestaande. uit.3~.wiadturbjnes.)!ïULWindcollectief Wieringermeer B.V.; • De Poldermolen, bestaande uit 1 windturbine van Windcollectlef Wieringermeer B.V.; • Cluster ECN, bestaande uit 17 windturbines van ECN Wind Energy Facilities B.V.
Pagina 2 van 16
0003
De werkzaamheden bestaan uit: • Het verplaatsen van het bestaande zweefvliegveld; • Het bouwen/aanleggen van windturbines en windmeetmasten met bijbehorende infrastructuur; • Het exploiteren van de windturbines; • Het verwijderen van de windturbines aan het einde van de levensduur.•
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11mei2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/7SC/2014/0286
Ontheffing wordt gevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de grote keverorchis (Listera ovata) en de tongvaren (Asp/enium scolopendrium), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9 en 11 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de gewone dwergvleermuis (Pipistre//us pipistrel/us) en de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 9 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de aalscholver (Phalacrocorax carbo), bergeend (Tadorna tadorna), blauwborst (Luscinia svecica), blauwe reiger (Ardea cinerea), boerenzwaluw (Hirundo rustica), bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca), boompieper (Anthus hodgsoni), bosrietzanger (Acrocepha/us palustris), braamsluiper (Sylvia curruca), bruine kiekendief (Circus aeruginosus), buizerd (Buteo buteo), fitis (Phylloscopus trochilus), gaai (Garrulus glandarius), gekraagde roodstaart (Phoenicurus phoenlcurus), gele kwikstaart (Motacilla flava), gierzwaluw (Apus apus), goudhaan (Regulus regulus), goudplevier (Pluvialls apricaria), grasmus (Sylvia communis), graspieper (Anthus pratensis), grauwe gans (Anser anser), grauwe vliegenvanger (Muscicapa striata), groenling (Carduelis chloris), grote Canadese gans (Branta canadensis), grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea), heggenmus (Prune/la modularis), holenduif (Columba oenas), houtduif (Columba palumbus), houtsnip (Scolopax rusticola), huiszwaluw (Delichon urbica), ijsgors (Ca/carius lapponicus), kauw (Corvus monedula), keep (Fringilla montifringilla), kievit (Vanellus vanellus), kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus), kleine mantelmeeuw (Larus fuscus), kleine zwaan (Cygnus co/umbianus), kneu (Carduelis cannablna), klJObbelzwaan (Cygnus o/or), koekoek (Cuculus canorus), kokmeeuw (Larus ridlbundus), koolmees (Parus major), koperwiek (Turdus iliacus), krakeend (Anas strepera), kramsvogel (Turdus pilaris), kuifeend (Aythya fuligu/a), kwartel (Coturnix coturnix), meerkoet (Fu/ica atra), merel (Turdus merula), nachtegaal (Luscinia megarhynchos), noordse kwikstaart (Motacilla flava), oeverloper (Tringa hypo/eucos), oeverzwaluw (Riparia riparia), paapje (Saxicola rubetra), pimpelmees (Parus caeruleus), putter (Carduelis carduelis), rietgors (Emberiza schoeniclus), rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus), ringmus (Passer montanus), roodborst (Erithacus rubecu/a), roodborsttapuit (Saxicola torguata), scholekster (Haematopus ostralegus), sijs (Carduelis spinus), slobeend (Anas clypeata), smient (Anas penelope), sperwer (Accipiter nlsus), spotvogel (Hippo/ais icterina), spreeuw (Sturnus vulgaris), sprinkhaanzanger (Locustella naevia), stormmeeuw (Larus canus), tafeleend (Aythya ferina), tapuit (Oenanthe oenanthe), tjiftjaf (Phylloscopus col/ybita), toendrarietgans (Anser fabalis), torenvalk (Fa/co tinnunculus), tuinfluiter (Sylvia borin), tureluur (Tringa totanus), veldleeuwerik (Alauda arvensis), vink (Fringilla coelebs), visdief (Sterna hirundo), waterhoen (Gallinula chloropus), waterral (Ra/Jus aquaticus), watersnip
Pagina 3
van 16
0003
(Gallinago gallinago), wilde eend (Anas platyhynchos), wilde zwaan (Cygnus cygnus), winterkoning (Trog/odytes trog/odytes), wintertaling (Anas crecca), witgat (Tringa ochropus), witte kwikstaart (Motacil/a alba), wulp (Numenius arquata), zanglijster (Turdus philomelos), zilvermeeuw (Larus argentatus), zwarte kraai (Corvus corone), zwarte mees (Parus ater), zwarte roodstaart (Phoenicurus ochruros) en de zwartkop (Sylvia atricapilla), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de bittervoorn (Rhodeus amarus), kleine modderkruiper (Cobitis taenia), rivierdonderpad (Cottus perifretum), rivierprik (Lampetra f/uviatilis) en de rugstreeppad (Bufo calamita).
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015
Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Overwegingen Wettelijk kader Beschermde soorten De grote keverorchis en de tongvaren zijn beschermde inheemse plantensoorten als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Flora- en faunawet. De gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, van de Flora- en faunawet en zijn tevens opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. De aalscholver, bergeend, blauwborst, blauwe reiger, boerenzwaluw, bonte vliegenvanger, boompieper, bosrietzanger, braamsluiper, bruine kiekendief, buizerd, fitis, gaai, gekraagde roodstaart, gele kwikstaart, gierzwaluw, goudhaan, goudplevier, grasmus, graspieper, grauwe gans, grauwe vliegenvanger, groenling, grote Canadese gans, grote gele kwikstaart, heggenmus, holenduif, houtduif, houtsnip, huiszwaluw, ijsgors, kauw, keep, kievit, kleine karekiet, kleine mantelmeeuw, kleine zwaan, kneu, knobbelzwaan, koekoek, kokmeeuw, koolmees, koperwiek, krakeend, kramsvogel, kuifeend, kwartel, meerkoet, merel, nachtegaal, noordse kwikstaart, oeverloper, oeverzwaluw, paapje, pimpelmees, putter, rietgors, rietzanger, ringmus, roodborst, roodborsttapuit, scholekster, sijs, slobeend, smient, sperwer, spotvogel, spreeuw, sprinkhaanzanger, stormmeeuw, tafeleend, tapuit, tjiftjaf, toendrarietgans, torenvalk, tuinfluiter, tureluur, veldleeuwerik, vink, visdief, waterhoen, waterral, watersnip, wilde eend, wilde zwaan, winterkoning, wintertaling, witgat, witte kwikstaart, wulp, zanglijster, zilvermeeuw, zwarte kraai, zwarte mees, zwarte roodstaart en de zwartkop zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de Flora- en faunawet. De rugstreeppad is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c, van de Flora- en faunawet en is opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. De bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d, van de Flora- en faunawet. De bittervoorn is tevens opgenomen in bijlage 1, behorende bij het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. De rivierprik valt niet onder de bescherming van de Flora- en faunawet, maar onder de Visserijwet.
Pagina 4
van 16
0003
Verbodsbepalingen Op grond van artikel 8 van de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde inheemse plantensoorten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Op grond van de artikelen 9 en 11 van de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse diersoorten te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen Tot voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen als bedoeld in artikel 11 van de Flora- en faunawet worden locaties gerekend waarin zich kraamkolonies, paarverblijven, overwinteringsplaatsen en verblijven van groepen mannetjes bevinden, afhankelijk van de soort. Essentiële migratie- en vliegroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van een voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaats van de soort op populatieniveau, vallen hier ook onder. Daarnaast vallen ook tijdelijke, seizoensgebonden, verblijfplaatsen (bijvoorbeeld holen) of standplaatsen die van belang zijn voor de gunstige staat van instandhouding van een soort op populatieniveau of per exemplaar hieronder. Afwijzing rivierprik Uit de aanvraag blijkt dat ontheffing is aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet, voor wat betreft exemplaren van de rivierprik. De rivierprik valt niet onder de bescherming van de Flora- en faunawet, maar onder de Visserijwet. Een ontheffing van de Flora- en faunawet voor wat betreft de rivierprik is dan ook niet aan de orde. Echter, artikel 2 van de Flora- en faunawet blijft van toepassing op de rivierprik. Afwijzing artikel 9 van de Flora- en faunawet met betrekking tot vogels U heeft ontheffing aangevraagd voor de volgende vogelsoorten: appelvink, blauwborst, boerenzwaluw, bonte vliegenvanger, boomkruiper, boompieper, bosrietzanger, braamsluiper, brandgans, ekster, fitis, gaai, gekraagde roodstaart, gele kwikstaart, gierzwaluw, goudhaan, goudvink, grasmus, graspieper, grauwe vliegenvanger, groenling, grote barmsijs, grote gele kwikstaart, grutto, heggenmus, holenduif, huiszwaluw, ijsgors, keep, kleine karekiet, kleine mantelmeeuw, kneu, koekoek, kolgans, koolmees, krakeend, kwartel, lepelaar, nachtegaal, noordse kwikstaart, oeverloper, oeverzwaluw, paapje, pimpelmees, putter, rietgors, rietzanger, ringmus, roodborst, roodborsttapuit, sijs, slobeend, sperwer, sprinkhaanzanger, spotvogel, tapuit, tjiftjaf, tuinfluiter, tureluur, turkse tortel, veldleeuwerik, vink, visdief, waterhoen, waterpieper, waterral, watersnip, winterkoning, witgat, witte kwikstaart, wulp, zomertortel, zilvermeeuw, zwarte mees, zwarte roodstaart, zwartkop en de zwartkopmeeuw. ·
Pagina
5 van 16
0003
U heeft echter voor deze vogelsoorten geen ontheffing nodig. De trek van grote populaties vogels, vaak meer dan een miljoen exemplaren per soort, vindt plaats in een zeer brede strook die over Noord-West Europa loopt, de zogenaamde Flyway. De populaties binnen de Flyway worden flywaypopulaties genoemd. Het grootste aantal exemplaren van deze flywaypopulaties doet Nederland dan ook niet aan. Hoewel Nederland onderdeel uitmaakt van deze Flyway en soorten uit de flywaypopulatie over Nederland vliegen is het aandeel exemplaren van de soorten beperkt. Windpark Wieringermeer op zijn beurt beslaat een relatief klein oppervlak van het Nederlandse grondgebied.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015
Onze referentie aanvraagnummer FF/7SC/2014/0286
Bij het voorspellen van het aantal potentiële slachtoffers per soort is gebruik gemaakt van klassen die een ordegrootte presenteren omdat een exact aantal slachtoffers niet te voorspellen valt, waarover later meer. Hierbij zijn klassen gebruikt van 1-2, 3-10, 11-50, 51-100 en 101-300 slachtoffers per jaar. Als voorbeeld worden bij de zilvermeeuw 3-10 slachtoffers per jaar verwacht. Ten gunste van de berekening is aangenomen dat de flywaypopulatie 2.200.000 dieren groot is. Hierbij is gebruik gemaakt van de ORNIS norm om te bepalen of de gunstige staat van instandhouding van de flywaypopulatie in het geding komt. Deze norm, de 1%-mortaliteitsnorm, stelt dat 1% van de natuurlijke sterfte van de betreffende populatie, als gevolg van het project, de gunstige staat van instandhouding van de betreffende populatie niet in het geding zal brengen. In het geval van de zilvermeeuw wordt deze norm bij 2.640 slachtoffers gehaald. Windpark Wieringermeer kent potentieel 3-10 slachtoffers per jaar en zit hier dan ook een factor 100 of meer onder. Nemen we hierbij in aanmerking dat het grootste gedeelte van de populatie Nederland niet aandoet en het feit dat windpark Wieringermeer ver onder de 1% mortaliteitsnorm zit wordt geconcludeerd dat de gunstige staat van instandhouding van de zilvermeeuw niet in het geding komt. Voor de overige soorten geldt eenzelfde redenering, van geen van de betreffende soorten wordt de 1%-mortaliteitsnorm overschreden, van geen van de genoemde soorten komt de gunstige staat van instandhouding in het geding. In bovenstaande beoordeling ontbreken de omstandigheden waaronder slachtoffers kunnen vallen. De vogeltrek vindt immers op een dusdanige hoogte plaats dat de turbines geen probleem vormen, de vogels vliegen hier ruim overheen. Bovendien vindt de vogeltrek hoofdzakelijk 's nachts plaats. Slechts onder bijzondere klimatologische omstandigheden zoals mist, regen of tegenwind gaan de vogels lager vliegen en komen ze binnen het bereik van de rotor bladen en turbines. Slechts onder die omstandigheden kunnen vogels slachtoffer worden als gevolg van een aanvaring. Deze omstandigheden doen zich ongeveer 10 nachten per jaar voor. Daarnaast is de kans dat een enkel exemplaar, meer dan één keer windpark Wieringermeer zal passeren, gegeven het feit dat de soorten over geheel Noordwest Europa trekken, klein. Windpark Wieringermeer beslaat slechts een klein gedeelte van het Nederlandse deel van de Noordwest Europese flyway. De soorten vliegen daarnaast twee maal per jaar over, en onder bijzondere omstandigheden door het plangebied heen en komen daarmee uiterst incidenteel voor in de omgeving van het plangebied. De sterftekans van voornoemde soorten is dan ook uitzonderlijk klein. Het is dan ook niet aannemelijk dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat er slachtoffers vallen. Pagina 6
van 16
0003
Ontheffing Op grond van artikel 75, lid 5, van de Flora- en faunawet worden ontheffingen slechts verleend wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Op grond van artikel 75, lid 6, aanhef en onder c, wordt voor soorten genoemd op bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten ontheffing slechts verleend wanneer er, naast de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, geen andere bevredigende oplossing bestaat en met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. De belangen waarnaar verwezen wordt, zijn genoemd in artikel 2, lid 3 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Instandhouding van de soorten
Grote keverorchis en tongvaren De grote keverorchis en de tongvaren zijn in de omgeving van het plangebied aangetroffen. Beide soorten komen voor in het oostelijk deel van het Robbenoordbos. Er zijn groeiplaatsen van de grote keverorchis vastgesteld in het bosperceel dat ingeklemd ligt tussen de A7, de Hoge Kwelvaart en de Sluitgatweg. In totaal zijn tien groeiplaatsen van de grote keverorchis vastgesteld. Iedere groeiplaats is gekenmerkt door meerdere exemplaren van de soort. De tongvaren komt voor in bosgreppels en de oeverzone van sloten. Er zijn drie groeiplaatsen met meerdere exemplaren van de tongvaren vastgesteld. Door de werkzaamheden kunnen groeiplaatsen van de grote keverorchis en de tongvaren worden beschadigd en vernield. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soorten tot een minimum te beperken, stelt u maatregelen voor zoals beschreven op pagina 67 van het bij de aanvraag gevoegde rapport "Bijlage 1 aanvraag ontheffing Flora- en faunawet windpark Wieringermeer" van 16 juli 2014. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. De groeiplaatsen van de grote keverorchis en de tongvaren liggen buiten het ingreepgebied en voor het uitvoeren van de werkzaamheden worden geen groeiplaatsen aangetast. Het is echter niet uit te sluiten dat de grote keverorchis en de tongvaren zich zullen uitbreiden naar het plangebied. In dat geval is het mogelijk dat groeiplaatsen van de soorten moeten wijken om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. Tevens kunnen groeiplaatsen van de grote keverorchis en de tongvaren worden aangetast bij betreding van het plangebied en de plaatsing van materieel. Om aantasting van groeiplaatsen van de grote keverorchis en de tongvaren te voorkomen, stelt u voor voorafgaand aan de werkzaamheden groeiplaatsen van de grote keverorchis en de tongvaren te verplaatsen als blijkt dat ze betreden moet worden ten behoeve van uitvoering van de werkzaamheden. Het verplaatsen zal plaatsvinden onder ecologische begeleiding. Hierbij wordt geanticipeerd op de hervestiging van de soorten op locaties binnen het plangebied waar de soorten tot op heden nog niet voorkomen. De gunstige staat van instandhouding van de grote keverorchis en de tongvaren komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen.
Pagina 7
van 16
0003
Gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn in het plangebied aangetroffen. Op basis van bestaande kennis van het voorkomen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, terreinkenmerken en de kennis van het gedrag van de soorten zijn op voorhand kansrijke locaties geselecteerd. Deze locaties zijn middels batdetectoren onderzocht. De onderzochte locaties betreffen het buitengebied van het Robbenoordbos, Dijkgatbos, Amstelmeer, Den Oeversche Vaart en de IJsselmeerdijk. Daarnaast zijn de geplande locaties van de windturbines bezocht. Hierbij is gekeken naar de aanwezige vleermuisactiviteit. Voor de niet onderzochte delen van de Wieringermeer is, op basis van de gegevens van de wel onderzochte gebieden en gebruik makend van de kennis van het gedrag van de soorten, een inschatting gemaakt van de vleermuisactiviteit. De gewone dwergvleermuis komt veelvuldig en wijdverbreid voor in het plangebied, maar niet zo talrijk als elders in Nederland. De soort is vastgesteld langs de lange wegen met erven en opgaande begroeiing, zoals de Noorder- en Zuiderkwelweg. In het westelijk deel van de Wieringermeer zijn enkele baltsende exemplaren van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. Waarschijnlijk bevinden zich paarverblijfplaatsen van de soort in de aanwezige boerderijen. De ruige dwergvleermuis trekt in grote getalen, mogelijk tienduizenden exemplaren, door de Wieringermeer. De soort is tevens veelvuldig in paargroepen in vleermuiskasten vastgesteld. Het Robbenoordbos is hierbij van groot belang. Tevens komt de ruige dwergvleermuis veelvuldig baltsend voor in de buurt van het Amstelmeer en langs het Waardkanaal. De ruige dwergvleermuis komt in de Wieringermeer aan na de trek over de Afsluitdijk en foerageert veelvuldig boven de boomkronen en langs bosranden en paden in het bos. Aantasting van foerageergebieden is enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang zijn voor de functionaliteit van de vaste rust- of verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis worden beschadigd, vernield en verstoord. Tevens kunnen exemplaren van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis door de ingebruikname van de windturbines worden gedood en verwond.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11mei2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken, stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de pagina's 66 en 67 van het bij de aanvraag gevoegde rapport "Bijlage 1 aanvraag ontheffing Flora- en faunawet windpark Wieringermeer" van 16 juli 2014 en zoals beschreven in de als aanvulling opgestuurde notitie "Inventarisatie bomen Robbenoordbos op vleermuizen" van 12 september 2014. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen.
Pagina 8
van 16
0003
Als gevolg van de voorgenomen bomenkap in het Robbenoordbos te behoeve van de plaatsing van de turbinelocatie RB-03 met bijbehorende infrastructuur, gaan twee paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en één paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis verloren. Vooraf zorgt u voor voldoende alternatief dat in kwantiteit en kwaliteit overeenkomt met de huidige functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen voor de aanwezige populatie van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. U stelt voor per aan te tasten verblijfplaats vier vleermuiskasten op te hangen in de omgeving van de huidige verblijfplaatsen van de soorten. Deze kasten kunnen dienen als paarverblijfplaats voor de gewone dwergvleermuis en als zomer-, paaren winterverblijfplaats voor de ruige dwergvleermuis. Bij het ophangen van de vleermuiskasten wordt rekening gehouden met een gewenningsperiode van één maand voorafgaand aan de werkzaamheden om de aanwezige exemplaren van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis te laten wennen aan de alternatieve verblijfplaatsen alvorens de huidige verblijfplaatsen aan te tasten. In het Robbenoordbos zijn al meerdere vleermuiskasten aanwezig. Door de aanwezigheid van voldoende alternatieven in de directe omgeving is de gewenningstijd van één maand voldoende voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis om de alternatieven te verkennen en in gebruik te nemen. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis blijft hiermee behouden.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Echter, ondanks deze maatregelen worden door het realiseren van de werkzaamheden voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis verstoord. Immers, de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis worden gedwongen om de huidige verblijfplaats te verlaten en een alternatief te gaan zoeken. Door de werkzaamheden wordt het in artikel 11 van de Flora- en faunawet neergelegde verbod op het verstoren van de vaste rust- of verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis overtreden, zodat voor die werkzaamheden een ontheffing is vereist. De aanwezige exemplaren van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis verliezen een aantal vaste rust- en verblijfplaatsen, er blijven echter voldoende alternatieve verblijfplaatsen en leefgebied voor de soorten in de omgeving aanwezig. Door de ingebruikname van de windturbines worden exemplaren van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis gedood en verwond. Zonder mitigerende maatregelen gaat u uit van 55 slachtoffers onder de gewone dwergvleermuis en 165 slachtoffers onder de ruige dwergvleermuis per jaar. De bestaande solitaire windturbines veroorzaken vijftien slachtoffers per jaar. Het maximaal aantal verwachte aanvaringsslachtoffers komt hiermee op 59 exemplaren van de gewone dwergvleermuis en 176 exemplaren van de ruige dwergvleermuis per jaar. U stelt voor om een stilstandvoorziening aan te brengen bij een windsnelheid tot 6 m/s. Hierdoor wordt het aantal slachtoffers aanzienlijk gereduceerd. Gezien de talrijkheid van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis in en nabij het Robbenoordbos en nabij het Amstelmeer zullen echter nog steeds slachtoffers vallen onder de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis.
Pagina 9
van 16
0003
Om te bepalen of de gunstige staat van instandhouding in het geding komt is het, door het Europese Hof van Justitie aangedragen en door het ORNIS-comité geformuleerde, 1% mortaliteitsnorm gehanteerd. De 1% mortaliteitsnorm gaat uit van 1% additionele sterfte als gevolg van het project, bovenop de natuurlijke sterfte. Als de 1% mortaliteitsnorm wordt overschreden, kan dit invloed hebben op de gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soort. Ten aanzien van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis komt uit de beoordeling dat de verwachte sterfte als gevolg van windpark Wieringermeer de 1% mortaliteitsnorm niet overschrijdt.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
De gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgenomen maatregelen. Vogels De aalscholver, bergeend, blauwe reiger, bruine kiekendief, buizerd, goudplevier, grauwe gans, grote Canadese gans, houtduif, houtsnip, kauw, kievit, kleine zwaan, knobbelzwaan, kokmeeuw, koperwiek, kramsvogel, kuifeend, meerkoet, merel, scholekster, smient, stormmeeuw, spreeuw, tafeleend, toendrarietgans, torenvalk, wilde eend, wilde zwaan, wintertaling, zanglijster en de zwarte kraai zijn in het plangebied aangetroffen. De sterftekans onder deze soorten is niet uitzonderlijk klein.
Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soorten tot een minimum te beperken, stelt u maatregelen voor zoals beschreven op pagina 11 van het als aanvulling bij de aanvraag gevoegde notitie "Aanvulling onderbouwing aanvraag ontheffing art. 9 Ffwet - vogelsterfte" van 13 april 2015. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. In het zuidoosten van de Wieringermeer zijn de kleine zwaan en de toendrarietgans foeragerend vastgesteld. Hier ligt tevens een belangrijke vliegroute tussen foerageergebieden en slaapplaatsen van de soorten. U stelt voor een corridor van stilstaande turbines te realiseren in het winterhalfjaar, zodat een veilige vliegbaan door het windpark ontstaat. Hierdoor wordt het risico op aanvaringsslachtoffers onder de kleine zwaan en de toendrarietgans verkleind. De laagste tip van de windturbines in het Robbenoordbos zal niet lager dan 35 meter boven de grond komen. Bij een lagere tiphoogte kan de ruimte tussen de boomtoppen en het rotoroppervlak te klein zijn, waardoor grotere aantallen aanvaringsslachtoffers van de houtsnip zijn te verwachten. De 1% mortaliteitsnorm gaat uit van 1% additionele sterfte als gevolg van het project, bovenop de natuurlijke sterfte. Als de 1% mortaliteitsnorm wordt overschreden, kan dit invloed hebben op de gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soort. Uit de analyse blijkt dat ten aanzien van de genoemde soorten de gunstige staat van instandhouding kan worden behouden blijft (< 1% mortaliteit).
Pagina 10 van 16
0003
De gunstige staat van instandhouding van de aalscholver, bergeend, blauwe reiger, bruine kiekendief, buizerd, goudplevier, grauwe gans, grote Canadese gans, houtduif, houtsnip, kauw, kievit, kleine zwaan, knobbelzwaan, kokmeeuw, koperwiek, kramsvogel, kuifeend, meerkoet, merel, scholekster, smient, stormmeeuw, spreeuw, tafeleend, toendrarietgans, torenvalk, wilde eend, wilde zwaan, wintertaling, zanglijster en de zwarte kraai komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Rugstreeppad De rugstreeppad is in het plangebied aangetroffen. Er zijn populaties van de rugstreeppad vastgesteld in het noordelijk deel van het Wieringermeer en ten zuidoosten van de Wieringerwerf. Daarnaast komt de rugstreeppad verspreid in de Wieringermeerpolder voor. De soort ontbreekt echter in de intensief agrarisch beheerde delen. De exacte locatie van de terrestische vaste rust- en verblijfplaatsen en de exacte bijbehorende functionele leefomgeving van de rugstreeppad zijn niet redelijkerwijs in beeld te brengen als gevolg van de dynamische levenswijze van de soort. De hoger gelegen delen binnen het plangebied zijn geschikte overwinteringslocaties voor de rugstreeppad. Het is bekend dat de soort zich binnen het plangebied voortplant. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de rugstreeppad worden beschadigd, vernield en verstoord. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken, stelt u maatregelen voor zoals beschreven op pagina 57 van het bij de aanvraag gevoegde rapport "Natuurtoets Windpark Wieringermeer" van 30 juni 2014. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen. De rugstreeppad ontbreekt in de agrarisch beheerde delen. Echter, door de mobiliteit van de rugstreeppad is niet op voorhand uit te sluiten dat de soort zich uitbreidt naar deze locaties. Door het uitvoeren van werkzaamheden in het agrarisch gebied kan potentieel landhabitat van de rugstreeppad worden aangetast. Er zullen ook werkzaamheden aan watergangen plaatsvinden, zoals het verleggen van een watergang en het plaatsen van enkele duikers en dammen. Hierbij kan potentieel voortplantingsgebied van de rugstreeppad verloren gaan. Er zal dan ook minder functioneel leefgebied beschikbaar zijn voor de soort. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de rugstreeppad blijft hierdoor niet behouden. De werkzaamheden in potentieel voortplantingswater van de rugstreeppad zijn zeer lokaal en relatief kleinschalig van aard. Het bestaande areaal aan voortplantingshabitat van de soort blijft vrijwel gelijk. Voor wat betreft het landhabitat blijven er voldoende alternatieven in het plangebied beschikbaar voor de rugstreeppad. De gunstige staat van instandhouding van de rugstreeppad komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften.
Pagina 11 van 16
0003
Bittervoorn, kleine modderkruiper en rivierdonderpad De bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad zijn in het plangebied aangetroffen. De bittervoorn en de kleine modderkruiper ontbreken in de intensieve landbouwgebieden in het zuidelijk deel van de Wieringermeer. Hier is een zeer eenvormig slotenstelsel aanwezig, het watertype is hier overwegend brak. De rivierdonderpad komt verspreid in het plangebied voor, met name in de grote wateren met stenig bodemsubstraat. Door de werkzaamheden kunnen voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad worden beschadigd, vernield of verstoord.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015
Onze referentie aanvraagnummer FF/?SC/2014/0286
Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soorten tot een minimum te beperken, stelt u maatregelen voor zoals beschreven op pagina 7 van de aanvulling van 16 december 2014. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende maatregelen opgenomen. Bij het uitvoeren van werkzaamheden aan watergangen gaat potentieel leefgebied van de bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad verloren. Mogelijk worden plaatselijk enkele duikers en dammen geplaatst en er zullen kleinschalige graafwerkzaamheden aan wateren plaatsvinden. Hierdoor is dan ook minder leefgebied beschikbaar voor de bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad blijft dan ook niet gegarandeerd. Gezien de kleinschaligheid van de werkzaamheden in watergangen zal slechts een klein deel van het potentiele leefgebied van de bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad worden aangetast. Er blijft voldoende geschikt leefgebied voor de soorten beschikbaar. De gunstige staat van instandhouding van de bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad komt niet in het geding, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. De zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet blijft van toepassing. In de ontheffing zijn dan ook aanvullende voorschriften opgenomen. Belang van de ingreep U heeft ontheffing van verbodsbepalingen aangevraagd op grond van de belangen: 'de bescherming van flora en fauna', 'de volksgezondheid of openbare veiligheid', 'dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten' en 'de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling'. Voor soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn kan alleen ontheffing verleend worden ten behoeve van belangen genoemd in de Habitatrichtlijn. Het door u aangevraagde belang 'de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling' is niet genoemd in de Habitatrichtlijn. Pagina 12 van 16
0003
De aanvraag is daarom uitsluitend beoordeeld op grond van de belangen 'de bescherming van flora en fauna', 'de volksgezondheid of openbare veiligheid', 'dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten'. Voor vogels kan alleen ontheffing verleend worden ten behoeve van belangen genoemd in de Vogelrichtlijn. Het door u aangedragen belang 'dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten' en 'de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling' zijn niet genoemd in de Vogelrichtlijn. De aanvraag is daarom uitsluitend beoordeeld op grond van het belang 'de bescherming van flora en fauna' en 'de volksgezondheid of openbare veiligheid'. ·
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11mei2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Het doel van het project is het exploiteren van windturbines ten einde elektriciteit op te wekken uit wind, een hernieuwbare bron van energie. Europa heeft als doelstelling vastgesteld om 20% van het energieverbruik in 2020 te leveren uit hernieuwbare bronnen. Voor Nederland geldt de bindende doelstelling van 14% als streefcijfer voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het brutoeindverbruik van energie in 2020. Voor windenergie is daarbij een doelstelling gesteld welke neerkomt op de realisatie van 6.000 Megawatt op land. Flora en fauna Klimaatverandering heeft een grote invloed op flora en fauna doordat directe veranderingen optreden in de leefomgeving van flora en fauna. Er treedt een verandering in de klimatologische omstandigheden op, maar ook in de voedselketen. Voor koudeminnende soorten worden de leefomstandigheden in Nederland ongunstiger, waardoor ze in aantal achteruitgaan. Voor warmteminnende soorten wordt Nederland daarentegen gunstiger. Deze soorten zullen in aantal toenemen. Verwachte effecten en waargenomen ontwikkelingen betreffen niet alleen een verschuiving in de aanwezigheid van sQorten, maar ook verlies aan biodiversiteit onder soorten die zich niet tijdig kunnen aanpassen aan de verandering in de leefomgeving, de optredende extremen of de verandering in het ecosysteem. Openbare veiligheid Klimaatverandering beïnvloedt het watersysteem. Dit leidt tot diverse bedreigingen voor de openbare veiligheid. De potentiele gevolgen zijn van invloed op veiligheid tegen overstromen, zoetwatervoorziening en de elektriciteitsvoorziening. Ten gevolge van klimaatverandering is sprake van zeespiegelstijging. Enerzijds door een opwarming van de gemiddelde temperatuur van de oceanen en anderzijds door het afsmelten van grote ijsmassa's. Aangezien bijna 60% van Nederland gevoelig is voor overstromingen vanuit zee of rivieren, leidt klimaatverandering tot een verhoogd risico op overstroming. Optreden weersextremen/luchtkwaliteit Ten gevolge van klimaatverandering zullen naar verwachting meer weersextremen optreden. Specifiek voor Nederland neemt daarbij het aantal en extremiteit van hittegolven toe en is er sprake van meer zware neerslag en droogte. Pagina 13 van 16
0003
Dit heeft gevolgen voor kwetsbare groepen in de samenleving. Tevens neemt de omvang en het optreden van zomersmog toe als gevolg van weersextremen. Volksgezondheid Klimaatverandering is van invloed op de volksgezondheid. Deze invloed is overwegend negatief, met uitzondering van een afname van wintersterfte. Deze negatieve invloed is het gevolg van frequente optreden van weersextremen, de toename van het risico op overstroming en de toename van vestiging van nieuwe vectoren, virussen en bacteriën ten gevolge van verandering van het regionale klimaat. Een toename en vestiging van nieuwe vectoren, virussen en bacterien en hiermee verbonden infecties en ziekte- en sterftegevallen ten gevolge van de gewijzigde regionale klimatologische omstandigheden treedt naar verwachting op. Ook zullen het aantal allergiedagen toenemen en verspreidt de eikenprocessierups zich over heel Nederland. De effecten hiervan vormen een bedreiging voor de volksgezondheid.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Klimaatverandering De uitstoot van broeikasgassen die onder meer vrij komen bij de productie van energie uit fossiele brandstoffen, leidt tot klimaatverandering. De gevolgen hiervan hebben een belangrijk negatieve invloed op de openbare veiligheid, flora en fauna, volksgezondheid en de economie. De gevolgen van klimaatverandering zijn reeds waarneembaar zoals in de gemiddelde temperatuursverandering op aarde en de zeespiegelstijging. Verwacht wordt dat de ontwikkeling zich doorzet omdat ook de uitstoot van broeikaseffecten blijft toenemen. Zoetwatervoorziening Klimaatverandering vormt een bedreiging voor de zoetwatervoorziening in Nederland en daarmee de voedselproductie. De beschikbaarheid van voldoende zoet water en voedsel zijn van belang voor de openbare veiligheid en de volksgezondheid gezien het grote belang voor het functioneren van de samenleving. De bedreiging van de zoetwatervoorziening in Nederland volgt uit zeespiegelstijging en droogte. Deze combinatie kan leiden tot verzilting en problemen met de zoetwatervoorziening. Daar komt bij dat de flexibiliteit in de huidige zoetwatervoorziening beperkt is en bij een toenemende temperatuurstijging en groeiende neerslagtekorten op de termijn van 2050 tot problemen kan leiden. Elektriciteitsvoorziening Een belangrijk deel van de huidige elektriciteitsvoorziening wordt geleverd door elektriciteitscentrales die voor hun productie afhankelijk zijn van koeling door middel van koelwater uit de grote rivieren. Ten gevolge van klimaatverandering zal de beschikbaarheid van koelwater en daarmee de elektriciteitsproductie en derhalve de energievoorzieningszekerheid in bepaalde perioden sterk afnemen. Dit wordt nu reeds waargenomen. De oorzaken hiervoor zijn gelegen in hogere watertemperaturen in zijn algemeenheid waardoor minder koelwater mag worden geloosd vanwege waterkwaliteit en ecologische effecten, maar specifiek gedurende hittegolven welke meer frequent worden verwacht. Door koelwaterbeperkingen neemt de beschikbare capaciteit van de elektriciteitsvoorziening af. Pagina 14 van 16
0003
De bestendigheid van elektriciteitsvoorziening is in het belang van de openbare veiligheid vanwege de vitale rol in het maatschappelijk functioneren van allerlei maatschappelijke voorzieningen en instellingen. Daarnaast is het belang van hernieuwbare energie gelegen in het versterken van de energievoorziening aangezien deze productietechnologie niet afhankelijk is van de beschikbaarheid van koelwater en de mogelijkheid dit te lozen.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum
11 mei 2015 Onze referentie
aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Gewasteelt Klimaatverandering beïnvloedt de klimatologische omstandigheden en het watersysteem. De effecten van weersextremen en drogere zomers en langere droge periodes veroorzaken schade aan gewassen door afname van beschikbaarheid van zoetwater. De landbouw is één van de grootste verbruikers van zoetwater. Daarnaast is er een toenemend risico op ziekten en plagen en is er sprake van verzilting ten gevolge van een hogere zeespiegel. Visserij De stijging van de watertemperatuur en de kwaliteitsverandering ten gevolge hiervan kunnen ene negatief effect hebben op de visstand en daarmee schade veroorzaken aan de visserij. Het gevolg van een dalende visstand kan zijn dat de visserij stilgelegd moet worden. Gelet op het voorgaande en de onverminderde actualiteit van de naar voren gebrachte omstandigheden ben ik van oordeel dat de belangen 'de bescherming van flora en fauna', 'de volksgezondheid of openbare veiligheid' en 'dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten' voldoende onderbouwd zijn om de negatieve effecten op de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, vogels, rugstreeppad en de bittervoorn, die als gevolg van de uitvoering van het project zullen optreden, rechtvaardigen. Andere bevredigende oplossing Rijk en provincies zorgen voor het ruimtelijk mogelijk maken van de doorgroei van windenergie op land tot minimaal 6.000 Megawatt in 2020. Niet alle delen van Nederland zijn geschikt voor grootschalige winning van windenergie. Het Rijk heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gebieden op land aangegeven die kansrijk zijn op basis van de combinatie van landschappelijke en natuurlijke kenmerken, evenals de gemiddelde windsnelheid. Binnen deze gebieden gaat het Rijk in samenwerking met provincies locaties voor grootschalige windenergie aanwijzen. Het project is dan ook locatiegebonden. De gekozen locatie van het project windpark Wieringermeer leidt niet tot grotere effecten op de natuur dan locaties elders. Door de gekozen inrichting, werkwijze en de planning (buiten de kwetsbare periode) wordt schade aan de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, vogels, bittervoorn, rivierprik en de rugstreeppad zoveel mogelijk voorkomen. Hiermee is het voldoende aangetoond dat geen andere bevredigende oplossing voorhanden is.
Pagina 15 van 16
0003
Zorgplicht Voor de soorten waarvoor ik u ontheffing verleen, bent u gehouden aan de in de ontheffing opgenomen voorschriften. Voor alle soorten echter, geldt de zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet, die van toepassing is op zowel beschermde als onbeschermde dier- en plantensoorten, ongeacht vrijstelling of ontheffing. Op grond hiervan dient u zoveel als redelijkerwijs mogelijk is schade aan deze soorten te voorkomen.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 11 mei 2015 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2014/0286
Vogels U dient gedurende de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Ik wijs u erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Conclusie Gelet op het voorgaande verleen ik u ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Aan deze ontheffing zijn voorschriften verbonden.
De ontheffing en de voorschriften treft u hierbij aan. Zienswijzen Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Windpark Wieringermeer Postbus 248 2250 AE Voorschoten Meer informatie Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: 088 042 42 42 (lokaal tarief).
Met vriendelijke groet,
De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze:
De teammanager Vergunningen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Pagina 16 van 16
0003 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
ONTWERP-ONTHEFFING Naar aanleiding van het verzoek van op 23 juli 2014, namens het Nuon Windpark Wieringermeer B.V. en de aanvullingen hierop van 18 september 2014, 16 december 2014 en 13 april 2015
gelet op artikel 75, lid 3, van de Flora- en faunawet Verleent de Staatssecretaris 1 van Economische Zaken hierbij aan: Naam: Nuon Windpark Wieringermeer B.V. (hierna: ontheffinghouder) Adres: Hoekenrode 8 Postcode en woonplaats: 1009 DC AMSTERDAM Verleent de Staatssecretaris van Economische Zaken hierbij aan: Naam: Windcollectief Wieringermeer B.V. (hierna: ontheffinghouder) Adres: Kokkel 10 Postcode en woonplaats: 1775 JJ Middenmeer Verleent de Staatssecretaris van Economische Zaken hierbij aan: Naam: ECN Wind Energy Facilities B.V. (hierna: ontheffinghouder) Adres: Schervenweg 35A Postcode en woonplaats: 1771 RT Wieringerwerf Ontheffing voor het tijdvak van: Vanaf de publicatie van het definitieve besluit tot 25 jaar na de aan".::'"':: van de operationele periode
Van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen van de grote keverorchis (Listera ovata) en de tongvaren (Asp/enium sco/opendrium), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9 en 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden en verwonden; het verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrel/us pipistrel/us) en de ruige dwergvleermuis (Pipistrel/us nathusii), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 9 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden en verwonden van de aalscholver (Pha/acrocorax carbo), bergeend (Tadorna tadorna}, blauwe reiger (Ardea cinerea), bruine kiekendief (Circus aeruginosus), buizerd (Buteo buteo), goudplevier (Pluvialis apricaria), grauwe gans (Anser anser), grote Canadese gans (Branta canadensis), houtduif (Columba palumbus), houtsnip (Sco/opax rustico/a), kauw (Corvus monedula}, kievit (Vanel/us vanellus), kleine zwaan (Cygnus columbianus), knobbelzwaan (Cygnus olor), kokmeeuw (Larus ridibundus), koperwiek (Turdus iliacus), kramsvogel (Turdus pilaris), kuifeend (Aythya fuligula), meerkoet (Fulica atra), merel (Turdus merula), scholekster (Haematopus ostralegus), smient (Anas penelope), spreeuw (Sturnus vulgaris), stormmeeuw (Larus canus), tafeleend (Aythya ferina), toendrarietgans (Anser fabalis), torenvalk (Fa/co tinnunculus}, wilde eend (Anas p/atyhynchos), wilde zwaan (Cygnus cygnus), wintertaling (Anas crecca), zanglijster (Turdus phi/omelos) en de zwarte kraai (Corvus corone), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover
' Krachtens de wettekst is de Minister bevoegd tot het afgeven van een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Op basis van de portefeuilleverdeling tussen de Minister van EZ en de Staatssecretaris van EZ is deze bevoegdheid belegd bij de staatssecretaris.
1 van 5
0003
dit betreft het beschadigen, vernielen en verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn (Rhodeus amar,t1s) 1 kleine moclder:kruiper (Cobitls taenia), rivlerdonderpad (Cottus perlfretum) en de rugstreeppad {Bufo calamita). Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied voor de realisatie van het project "Windpark Wieringermeer", gelegen In het Wieringermeer in de provincie NoordHolland, één en ander zoals is weergegeven in figuur 2.3 van het bij de aanvraag gevoegde rapport "Bljlage 1 aanvraag ontheffing flora en faunawet Windpark Wieringermeer" van 16 juli
2014. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorschriften 1. De ontheffing wordt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verleend. 2. Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. 3. De ontheffing houder dient onverwijld contact op te nemen met Rijksdienst voor Ondernemend Nederland indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift 1 noodzakelijk zijn. 4. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De onthefflnghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste msleving van deze ontheffing. 5. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. Specifieke voorschriften 6. U dient bij de kapwerkzaamheden in het Robbenoordbos rekening te houden met de kwetsbare treken paarperiode van de ruige dwergvleermuis. Deze periode loopt globaal van augustus tot en met midden oktober. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wet korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige2 op het gebied van de ruige dwergvleermuis. 7. Het merk en type windturbine dient nog nader te worden bepaëlld. De ashoogte en rotordiameter dienen zich binnen een range te bevinden van respectievelijk 90-120 meter en 100-117 meter voor WÇW en Nuon en tussen respectievelijk 85-150 meter en 100-175 voor ECN.
2 Het Ministerie van Economische zaken verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraàgd Is te adviseren en/of te begelelden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dient te zijn opgedaan doordat de deskundige: HBO·, dan wel universitair nivèau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ècologle; en/of op MBO niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de Flora- en fàünawet, soortenherkenning eli zorgvuldig handelen ten op~,c;!Jt~v,ïlt'I ~l~,i;oorten; en/of . . . als ecoloog werkzaam Is voor een ecologisch adviesbureau, zoals bijvoorbeeld een bureau welke Is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bèstaande organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, N.JN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelljk gebied) en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming.
oP
2 van ·5
0003
8.
Er dient voor de aanleg van het windpark zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van bestaande infrastructuur. Tevens dient de benodigde werkruimte zo klein als mogelijk te blijven. 9. Per aan te tasten paarverblijfplaats dient u minimaal één maand voorafgaand aan de werkzaamheden en binnen de actieve periode van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, vier vleermuiskasten op te hangen. In zijn totaliteit dienen minimaal twaalf kasten geplaatst te worden. Plaatsing van de kasten dient binnen 100 à 200 meter van de huidige verblijfplaats plaats te vinden, waarbij voldoende afstand tot de windturbine RB-03 in acht wordt genomen. De kasten dienen verschillende microklimaten te bieden door een clustering met verschillende richtingen. De kasten dienen verder een locatie te bieden die gelijk of beter van kwaliteit is aan de oorspronkelijke situatie wat betreft hoogte, aanvliegroute, vrije vliegruimte en licht en vrij zijn van verstoring en buiten het bereik van predatoren. 10. Gedurende de realisatiefase van de windturbines dient u rekening te houden met het toepassen van verlichting om verstoring van vleermuizen te voorkomen. Indien verlichting toegepast wordt, dient dit amberkleurige, vleermuisvriendelijke verlichting te zijn. 11. U dient een zevental turbines bij het Robbenoordbos en het Amstelmeer, zijnde de turbines RB-02 tot en met RB-06, NB-01 en UT-01, uit te rusten met een stilstandvoorziening die ook direct na ingebruikname van de betreffende turbines in werking treedt. Deze stilstandvoorziening dient: • Te bestaan uit een zogenaamde 'cut-in speed' bij windsnelheden vanaf 6 m/s; • Vrijloop van de rotorbladen beneden de 6 m/s te voorkomen, waarbij een maximale grenswaarde (vrijloop) van 1 rpm (ca. 20km/h) wordt toegestaan; • Vooralsnog van kracht te zijn binnen de actieve periode van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Deze periode loopt globaal van mei tot en met oktober; • Van kracht te zijn bij droog weer en voldoende hoge temperaturen boven de 10°C. 12. Teneinde voorgenoemde stilstandvoorziening verder te 'fine-tunen', dient u het effect van de stilstandvoorziening van de turbines RB-02 tot en met RB-06 en NB-01 en UT-01 te monitoren. Hierbij geldt dat: • WCW dient de monitoring uit te voeren bij de turbines NB-01 en UT-01 gedurende de periode dat de eerste windturbine in bedrijf wordt genomen tot drie jaar na ingebruikname van de laatste windturbine; • Nuon dient de monitoring uit te voeren bij de turbines RB-02 tot en met RB-06 gedurende de periode dat de eerste windturbine in bedrijf wordt genomen tot drie jaar na ingebruikname van de laatste windturbine; • De monitoring dient toe te zien op het bepalen van het daadwerkelijk aantal slachtoffers; • De monitoring dient voorts toe te zien op de omstandigheden (tijd, weer en wind) waaronder zowel de gewone dwergvleermuis als de ruige dwergvleermuis actief zijn; • De toe te passen monitoringsmethodiek dient aan te sluiten bij de systematiek als gebruikt bij het in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken in 2013 uitgevoerde onderzoek, teneinde nauwkeuriger stilzetalgoritmen te ontwikkelen in relatie tot de softwarematige aansturing van windturbines; • Het monitoringsonderzoek dient te resulteren in een aangepast, locatiespecifiek en duurzaam toe te passen stilstandsplan. 13. In aanvulling op het voorgaande geldt dat u hiertoe een concreet monitoringsvoorstel dient uit te werken. Dit voorstel dient u uiterlijk zes maanden voorafgaand aan ingebruikname van de eerste turbines (RB-02 tot en met RB-06, NB-01 en UT-01) ter goedkeuring aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aan te bieden.
14. U dient in verband met de voortplantingsperiode van vogels in de periode maart tot en met juli geen verstorende werkzaamheden uit te voeren die het broedsucces nadelig kunnen beïnvloeden. Ik wijs u 3 van 5
0003
15. 16.
17. 18.
19.
erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. De geschiktheid van de periode voor de uitvoering van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van vogels. Ter minimalisering van aanvaringsslachtoffers onder vogels dient u bij de windturbines in het Robbenoordbos een zogenaamde 'tiplaagte' in te stellen van minimaal 35 meter. Indien werkzaamheden in (potentieel) voortplantingswater van de rugstreeppad plaats gaan vinden, dient u rekening te houden met de voortplantingsperiode van de soort. Deze periode loopt globaal van april tot en met juli. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de rugstreeppad. U dient het ontstaan van potentieel voortplantingswater in de vorm van plassen en/of poelen in het werkterrein te voorkomen. U dient bij de planning van werkzaamheden in (potentieel) leefgebied van de bittervoorn, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad rekening te houden met de voortplantingsperiode van de soorten. Deze periode loopt globaal van april tot en met augustus. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van vissen. U dient te voorkomen dat door de aanleg van een dam een barrièrewerking voor vissen optreedt door toepassing van een duiker.
Zorgplicht Ik wijs u er op dat u op grond van artikel 2 van de Flora- en faunawet de volgende maatregelen in acht dient te nemen: 20. De te kappen bomen voor de realisatie van windturbine RB-03 dienen ongeschikt gemaakt te worden voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis voordat de paar- en overwinteringsperiode begint. 21. U dient voorafgaand aan de werkzaamheden op de werklocaties van de windturbines, windmeetmasten en infrastructurele voorzieningen, maatregelen te treffen om te voorkomen dat de rugstreeppad de gebieden gaat (her)koloniseren. 22. U dient binnen het actieve seizoen van de rugstreeppad de op de betreffende werklocaties van de windturbines, windmeetmasten en bijbehorende infrastructurele voorzieningen, aanwezige exemplaren van de soort weg te vangen en direct te verplaatsen naar geschikt alternatief leefgebied buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Dit verplaatsen dient onder begeleiding van een deskundige te worden uitgevoerd. De betrokken deskundige dient het plangebied vrij te geven als er geen exemplaren van de rugstreeppad meer in het gebied aanwezig zijn. Dit dient in een logboek te worden vastgelegd. 23. U dient voorafgaand aan werkzaamheden in watergangen aanwezige exemplaren van de bittervoorn, zoetwatermossel, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad weg te vangen en direct uit te zetten in geschikt habitat in de omgeving, buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Het water dient ijsvrij te zijn en de luchttemperatuur dient boven het vriespunt te liggen. Overige voorschriften 24. De werkzaamheden en bovengenoemde voorschriften dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend. 25. U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin bovengenoemde voorschriften. Alle betrokken partijen, met name ook de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte gesteld te worden.
4 van 5
0003
26. Deze ontheffing kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de ontheffinghouder zich niet houdt aan de voorschriften. 27. Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, zeker vier maanden voor het verstrijken van deze termijn een nieuwe aanvraag indienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. 28. Aanspreekpunt in het kader van deze ontheffing en de daaruit voortvloeiende voorschriften is Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Postbus 40225, 8004 DE Zwolle.
Den Haag, 11 mei 2015
De staatssecretaris van Economische Zaken, Namens deze
De teammanager Vergunningen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
5 van 5
Ontvangen 18 juli 2015
•
ENVI~ A D V 0 C A T E N
0003 1/2
Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Windpark Wieringermeer Fase 2 Postbus 248 2250 AE VOORSCHOTEN Aangetekend Amsterdam, 17 juli 2015
Onderwerp: AANVULLENDE ZIENSWIJZE inzake het Ontwerpbesluit inzake Wieringermeer" (FF/75C/2014/0286), registratienr. 4K-OB-0003
"Windpark
Geachte heer/mevrouw,
Namens cliënten heb ik bij brief van 1 juli jl. een pro-forma zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit tot verlening van de Ffw-ontheffing. Bij brief van 13 juli jl. heeft u mij de ontvangst van deze pro-forma zienswijze bevestigd . In deze brief is tevens een termijn van twee weken na dagteken ing gegund om de gronden van de pro-forma zienswijze aan te vullen, hetgeen met dit schrijven, tijd ig geschiedt. Namens cliënten verzoek ik u graag het volgende bij het definitieve besluit te betrekken. Op pagina 1 van de ontheffing is, voor wat betreft de duur van de ontheffing het volgende bepaald: "Vanaf de publicatie van het definitieve besluit tot 25 jaar na de aanvang van de operationele periode. " Opname van deze bepaling in de definitieve ontheffing zal voor de toekomst leiden tot onduidelijkheden, maar naar verwachting ook tot een onwerkbare situatie. Ik licht dat toe als volgt. Ten eerste is van belang dat het Windpark Wieringermeer ("Windpark"), zoals bekend, door drie initiatiefnemers wordt gerealiseerd . De ontheffing is weliswaar door de initiatiefnemers gezamenlijk aangevraagd om zo de - cumulatieve - gevolgen van het totale Windpark inzichtelijk te maken en ook om zo aan voorwaarden te kunnen voldoen die voor het Windpark zouden behoren te gelden, maar iedere initiatiefnemer ontwikkelt, afzonderlijk, een eigen deel van het windpark, waardoor in totaal 6 verschillende clusters worden gerealiseerd. Ik verwijs volledigheidshalve naar de kaart die als bijlage bij deze zienswijze is gevoegd. De drie initiatiefnemers zullen daardoor dus ook op een door henzelf gekozen moment starten met de bouw en vervolgens met de exploitatie van hun deel van het Windpark. Er is hierdoor dus, met andere woorden, niet één moment waarop de "operationele periode " zal aanvangen . De consequentie van de hiervoor geciteerde voorwaarde zoals opgenomen in de ontwerp-ontheffing is echter dat zodra één van de initiatiefnemers start met de "operationele periode", de duur van de ontheffing voor de andere initiatiefnemers ook wordt beperkt - zonder dat hun gedeelte van het Windpark al in gebruik wordt genomen en dus op een moment waarop effecten op de soorten waarvoor de Ffw-ontheffing wordt verleend voor dat gedeelte van het Windpark nog niet op kunnen treden. Gelet hierop verzoek ik u namens cliënten de voorwaarde als voornoemd zodanig te formuleren, dat ieder cluster van het windpark door iedere initiatiefnemer afzonderlijk 25 jaar geëxploitee rd kan worden. Dat
Keizersgracht 451 lV, 1017 DK Amsterdam T +31 6 504 310 52
I www.envir-advocaten.com
Postbus 10012, 1001 EA Amsterdam
E
F +31 20 796 92 22
De prakt11k wordt gevoerd door ENVIR Advocaten B.V. (ingesch reven In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 60582146) De algemene voorwaarden van ENVIR Advocaten B.V. zijn van toepassing en bevatten een aansprakelijkheidsbeperking . De algemene voorwaarden worden op verzoek kosteloos verstrekt.
0003
•
ENVI~
2/2
A D V 0 C A T E N
kan door in de voorwaarde, onder verwijzing naar een kaart van het Windpark waarop de turbines per initiatiefnemer zijn ingetekend, te bepalen dat per cluster afzonderlijk een "operationele periode" van 25 jaar geldt. In dit verband wijs ik echter, ten tweede, op het volgende. In de ontheffing ontbreekt een definitie van "operationele periode". Daardoor is niet duidelijk wanneer de periode van 25 jaar aanvangt en eindigt. Mede omwille van de financierbaarheid van het Windpark, maar ook omwille van de (rechts)zekerhe id in het algemeen, is het wenselijk dat de voorwaarde in de ontheffing op dit punt wordt verduidelijkt. Dat kan bijvoorbeeld door het opnemen van een verplichting voor iedere initiatiefnemer afzonderlijk om te melden wanneer de operationele periode aanvangt, in aanvulling met de bepaling dat de operationele periode in ieder geval aanvangt op het moment dat subsidie op grond van het Besluit Stimulering Duurzame Energieproductie voor het desbetreffende deel van het Windpark kan worden ontvangen. Met deze formulering zal voor een ieder duidelijk zijn wanneer de operationele periode start, en zodoende ook wanneer deze periode eindigt. Cliënten hebben ten slotte kennis genomen van de zienswijze die door het Samenwerkingsverband Het Blauwe Hart tegen de ontwerp-ontheffing is ingediend en vragen in dat verband in het bijzonder uw aandacht voor de zienswijze tegen de weigering van de ontheffing voor trekvogels. Cliënten delen de zorgen van het Blauwe Hart ten aanzien van de (on)toereikendheid van de motivering op dit punt in het ontwerpbesluit in het licht van recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en verzoeken u ten behoeve van het definitieve besluit deze motivering nog eens nader te bezien. Graag verzoek ik u het voorgaande te betrekken bij de definitieve ontheffing en de ontheffing op de hiervoor genoemde punten aan te passen c.q . te wijzigen . Namens cliënten dank ik u bij voorbaat or de aan deze zienswijze te besteden tijd en moeite .
Bijlage
0003
•• ••••
::::::::~
............. ..," ""'"""'"' """"'' '"~'
" ............ ,<( •
-···""'"'
::::::::;::_ "' ...."."
0004
Verzonden: Donderdag 2 juli 2015 23:24 Onderwerp: Zienswijzeformulier Windpark Wieringermeer: ontwerpbesluiten fase 2 Aanspreekvorm: Aanspreektitel: Achternaam: Voorvoegsel(s): Voorletters: Straat: Huisnummer: Postcode: Woonplaats: Telefoonnummer: E-mailadres: Als: Organisatie Organisatie: St. Omwonenden Windturbines Wieringermeer Mede namens: Han Lammers Wordt u geraakt in uw belang? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zie bijlage Zijn er andere zaken die u naar voren wilt brengen? Zie bijlage Reactie
0004
Stichting Omwonenden Windturbines Wieringermeer Ontvangen 2 juli 2015
Datum Onderwerp
: 02-07-2015 : zienswijze Windpark Wieringermeer Fase 2
Bureau Energieprojecten Digitaal ingediend
Nummer 1 – watervergunning turbine NB01, het bouwen van een turbine in de beschermingszone primaire waterkering. StOWW vindt het geen goed plan om turbines te bouwen in de beschermingszone van een primaire waterkering. Primaire waterkeringen bieden bescherming tegen overstromingen. Is het mogelijk deze turbine te verplaatsen buiten de beschermingszone of niet te bouwen? Nummer 2 – Aanvraag om ontheffing ex. Art. 75 van de flora en faunawet *Het Robbenoordbos is een bijzonder bos dat vele soorten Rode lijstsoorten flora en fauna herbergt zoals dubbelloof, knikkend nagelkruid, grote keverorchis en zachte naaldvaren. Door de omvang en ouderdom heeft het Robbenoordbos een belangrijke functie voor flora inclusief mossen en varens, paddenstoelen (meer dan 600 soorten waaronder zeer zeldzame) en fauna (bosvogels zoogdieren als boommarters en vleermuizen). Het gebied ligt binnen de Ecologische Hoofd Structuur die tot doel heeft de kwetsbare biodiversiteit te beschermen. Het kappen van 60 jaar oud bos voor windturbines die, gezien de huidige (subsidie)structuren, niet langer dan een jaar of tien blijven staan is onverantwoord. Er diverse voorbeelden bekend waarbij door activiteiten van de mens soorten flora en fauna niet terugkeerden. Als EHS natuur al volstrekt ondergeschikt wordt gemaakt aan grootschalige energieproductie, is geen enkel natuurgebied veilig. Wellicht ook niet voor energievormen die niet als “duurzaam” worden aangemerkt. StOWW verzoekt dan ook de verantwoordelijke bestuurders geen ontheffingen toe te staan voor het plaatsen van windturbines in het Robbenoordbos. Nummer 3 – verschuiving turbine UT-01 met 38 mtr. Deze turbine schuift nog eens 8 meter verder op richting het Amstelmeer. Wederom een verdere aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur. De motivatie is zoals de meeste overwegingen bij Windpark Wieringermeer bedrijfseconomisch. StOWW ziet graag meer aandacht voor people & planet in de Wieringermeer ten opzichte van profit. *In het zuidoosten van de Wieringermeer ligt een belangrijke vliegroute tussen fourageergebied en slaapplaats van de kleine zwaan en de toendra rietgans. Er wordt gesproken van een corridor van stilstaande turbines in het winterhalfjaar om het risico op aanvaringsslachtoffers te verkleinen. StOWW vindt dit op zich geen verkeerd idee maar vraagt zich a) af welke turbines dit betreft en b) hoe de stilstand van turbines in het winterhalfjaar zich verhoudt tot de jaarnormering voor geluid. Is Stichting Omwonenden Windturbines Wieringermeerǀ
KvK-nummer 61902101
0004
het mogelijk dat de betreffende iniatiefnemer(s) de winterstilstand aangrijpen om in de rest van het jaar meer geluid te produceren. Inmiddels heeft fase 3 zich ook aangediend. Wij vragen verantwoordelijke bestuurders te motiveren waarom de vergunningverlening in fases geschiedt en aan te geven hoeveel fases er nog volgen.
Stichting Omwonenden Windturbines Wieringermeerǀ
KvK-nummer 61902101
0005
Ministerie van Economische Zaken Bureau energieprojecten Inspraakpunt Windpark Wieringermeer fase 2 Postbus 248 2250 AE VOORSCHOTEN
1 juli 2015
Geachte heer, mevrouw, Het Samenwerkingsverband Het Blauwe Hart (SBH) 1 doet u hierbij een zienswijze toekomen op het ontwerp voor een ontheffing Flora- en faunawet (Ffwet) voor het Windpark Wieringermeer. Ondanks de eis in de Wro, dat de sAmenhangende besluiten tegelijkertijd in procedure worden gebracht is dat ten aanzien van de ontheffing Ffwet niet gebeurd. Dat brengt bezwaarden in een nadelige positie. Ten eerste worden daardoor niet alle besluiten in hun samenhang bezien. Ten tweede zal dat bezwaarden te zijner tijd dwingen om - als niet aan de bezwaren wordt tegemoet gekomen - om een zelfstandige procedure bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te beginnen met alle extra moeite en kosten van dien. De inhoudelijke bezwaren zijn als volgt. 1.
Af te wijzen ontheffing rivierprik De aanvraag voor de rivierprik is afgewezen omdat volgens het ontwerpbesluit d erivierprik niet beschermd is op grond van de Ffwet maar de bescherming plaatsvindt op grond van de Visserijwet. De rivierprik is een van de soorten die is opgenomen in bijlage II en bijlage V van de Habitatrichtlijn. De Visserijwet biedt geen afdoende bescherming van deze vissoort overeenkomstig de eisen van de Habitatrichtijn. De regeling, dat de rivierprik slechts beschermd is door de Visserijwet is dus in strijd met de Habitatrichtlijn. De aanwijzing van deze soort als soort onder de visserijwet is dus onverbindend en de rivierprik dient wel de sterngere bescherming te genieten op grond van de Ffwet. De voorgestelde afwijzing is in strijd met de Habitatrichtlijn.
2.
Te weigeren ontheffing voor trekvogels SBH maakt bezwaar tegen de weigering van de ontheffing voor een grooot aantal soorten trekvogels.
In het Samenwerkingsverband Het Blauwe Hart werken het Landschap NoordHolland, Landchap Flevoland, It Fryske Gea, Sportvissers Nederland, Natuurmonumenten, Waddenvereniging en IJsselmeervereniging samen.
1
0005 Dat een relatief (ten opzichte van de gehele populatie) klein aantal vogels het slachtoffer dreigt te worden van het Windpark Wieringermeer betekent niet, dat er geen overtreding plaatvindt van artikel 9 van de Ffwet. Immers, iedere vorm van opzettelijk doden (ook in de zin van vomwaardelijke opzet, het willens en wetens het risico nemen, dat vogels gedood worden) is een overtreding van artikel 9. Bovendien is de veronderstelling, dat trekvogels in vrijwel alle gevallen te hog vliegen om getroffen te kunnen worden onvoldoende op feiten gebaseerd. Pas als tot ontheffing wordt overgegaan komt het criterium 'voortbestaan van de soort' aan de orde. Door dit criterium te gebruiken als criterium voor al dan niet verlenen van een ontheffing handelt de minister in strijd met de VHR. 3.
Te verlenen ontheffingen Het voorstel om ontheffing te verlenen voor ondermeer de keverorchis, tongvaren, dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en in het gebied broedende, rustende of foeragerende vogels is niet terecht. Neit voor alle vogelsoorten is afdoende aangetoond, dat de 1% mortaliteit niet zal worden overschreden. Voor het berekenen van die mortaliteit is in alle gevallen gekeken naar de gehele Nederlandse populatie. Niet is onderzocht of er in (de omgeving van) de Wieringermeer geen sprake is van deelpopulaties. In het geval van deelpopulaties zal voor de 1% mortaliteit met de deelpopulatie veergeleken moeten worden. De gronden voor de ontheffing voldoen niet aan de eisen van de VHR. Door het tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering te schuiven onder 'bescherming van flora en fauna' en 'openbare veiligheid' worden deze ontheffingsciteria extreem opgerekt. Klimaatverandering speelt op zeer lange termijn, terwijl de slachtoffers van het windpark Wieeringermeer er op zeer korte termijn zullen zijn. Daarmee wordt teven voorbij gegaan aan de mogelijkheid van alternatieve oplossingen. Voor de ontheffingsgronden op grond van de Habitatrichtlijn is eveneens onvoldoende angetoond dat hier sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. ~-~-oolc zonder-dit win-dpa-rk~o-p-d~ez-e-p~l-aa_ts_zijn klimaatdoe1stelfingen tehalen.
de
4.
Voorschriften Voor zover wel ontheffing kan worden verleend, dient de definitieve ontheffing een veel strikter voorschrift ten aanzien van het boredseizoen te bevatten: een verbod op het werken in dat broedseizoen.
M~t ~endelijke
groet,
Directeur Samenwerkingsverband Het Blauwe Hart
04.09.2015
BIJLAGE 2: Memo Bureau Waardenburg