“Vogelliefhebbers Wieringermeer” “Vogelliefhebbers Wieringermeer” Vogelkrant 38e jaargang nr. 6 November 2009
In dit nummer: Uitnodiging vergadering Verslag vorige vergadering Uitgelicht: Pauw, Maskeramadine De wilde wortel, de tentoonstelling Uitnodiging TT
©jmz
Aangesloten bij de N.B.v.V. te Bergen op Zoom
W17
Vogelliefhebbers “Wieringermeer
Opgericht 24 oktober 1961
W
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009
PAUWEN De pauw is beroemd om zijn lange sleep, die hij als een waaier kan opzetten. De sleep bestaat uit zo’n 150 wonderbaarlijk mooie veren. Veel mensen vinden pauwen de mooiste vogels van de wereld. Vrouwtjespauwen hebben geen sleep en ze zien er niet zo opvallend uit als de mannetjes. En dat is maar goed ook, want het vrouwtje broedt. Als zij op het nest zit moet ze zo onzichtbaar mogelijk zijn voor vijanden.
Drie soorten Er bestaan drie soorten pauwen: de blauwe pauw, de groene pauw en de Kongopauw. De blauwe pauw komt uit India en Sri Lanka. Het vrouwtje is bruingrijs. De groene pauw leeft in Birma, China, Thailand, Maleisië en op Java. Groene pauwen zijn het grootst en ze staan hoog op de poten. Mannetjes en vrouwtjes zijn groen. Groene pauwen zie je niet vaak, want je kunt ze niet loslaten in parken of bij kinderboerderijen. Ze zijn nogal agressief en de haan wil steeds vechten met andere hanen. Bovendien kunnen groene pauwen absoluut niet tegen de kou. De Kongopauw. In de vorige eeuw werd er nog een pauw ontdekt, midden in Afrika: de Kongopauw. Deze vogel is diepzwart met donkerrood. Hij leeft verstopt in de regenwouden.
Wilde pauwen vind je in vochtige, hete tropische bosgebieden, in de buurt van water. Helaas worden hun leefgebieden steeds kleiner door het kappen van bomen. Pauwen leven in kleine families. Een haan heeft meestal één tot vijf hennen. Het zijn loopvogels, ze zoeken hun voedsel op de grond. ’s Morgens vroeg en ’s avonds scharrelen ze rond en eten zaden, granen, vruchten, bessen, insecten, wormen en veel groen. Soms pikken ze een vlieg uit de lucht, of vangen een muisje. Ze kunnen heel hard rennen, maar niet zo goed vliegen. Ze slapen in bomen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009 Voortplanting Aan het einde van de winter wil de pauwhaan gaan paren. Hij begint de aandacht van de hennen te trekken door te schreeuwen, ook midden in de nacht. Zijn roep klinkt als: Ekkoh-Ekkoh en Paaauw-paaauw- paaauw! De hennen geven zachtjes antwoord. De hanen gaan pronken met hun schitterende staart. Ze doen dat niet alleen voor de hennen, maar ook voor andere dieren of voor mensen. Eerst doen de hennen alsof ze het helemaal niet zien. Daarna draaien de vogels een poos om elkaar heen. Uiteindelijk paren de pauwen.
Het nest Mannetje en vrouwtje maken hun nest meestal in een kuiltje in de grond tussen de struiken. Maar soms ook in een dikke boom, in een leeg roofvogelnest, of zelfs op een gebouw. Het nest wordt bedekt met wat dorre bladeren of gras. Het vrouwtje legt gewoonlijk vier tot acht bijna-witte eieren. Ze worden niet allemaal tegelijk gelegd. Pas na het vierde ei begint de hen te broeden. Dat doet ze ongeveer 28 dagen. De haan blijft in de buurt. Jonge pauwtjes Jonge pauwtjes worden met veertjes geboren, niet met dons, zoals veel andere kuikens. Ze oefenen al heel jong om te pronken, ze trillen met hun vleugeltjes en zetten hun kleine staartveertjes op. De kuikens worden alleen door de moeder verzorgd. Ze vragen om eten door tegen haar snavel te tikken. Daarna worden ze gevoerd. Waarschuwen In India zijn pauwen al duizenden jaren geliefde ’huisdieren’, dat wil zeggen dat wilde pauwen mensen opzoeken. Ze eten voedselresten en vaak slapen ze in bomen midden in de dorpen. Pauwen komen voor in oeroude volksverhalen, daarin horen pauwen bij de liefde en bij de goden. En het brengt geluk als je een pauwenveer vindt! Nu nog hebben de dorpsbewoners graag pauwen in de buurt. Ze verdelgen slangen, ze eten vooral graag jonge cobra’s. En ze waarschuwen elkaar (en daardoor ook de mensen) met luid geschreeuw als er luipaarden en tijgers in de buurt zijn. Dat zijn hun grootste vijanden.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009 Verspreiding De blauwe pauw kwam vanuit India met handelaars mee naar de landen rond de Middellandse Zee. Ze werden geschonken aan de farao’s in Egypte. Rijke Romeinen gingen pauwen houden als siervogels, maar ook om hun vlees. Bij feestmaaltijden van Romeinse keizers werden enorme schalen vol met tongen en hersens van pauwen op tafel gezet. Later brachten de Romeinen de pauw naar onze streken.
Blauwe pauwen kunnen vrij tam worden. Als ze eenmaal gewend zijn aan een plek gaan ze er niet vandoor. Hoewel ze uit hete streken komen, hebben ze geen last van de kou. Ook al is er een warm verblijf, pauwen gaan rustig in een boom zitten slapen, al vriest het dat het kraakt.
Siervogels In de 17e eeuw waren pauwen algemene siervogels in parken en tuinen in Europa. Maar ook hier werden hun vlees en hun eieren als luxe lekkernij beschouwd. Door het fokken ontstonden er allerlei nieuwe kleuren. Er bestaan nu crèmekleurige, bonte, sneeuwwitte en zwartvleugel-pauwen. Een keer per jaar zijn pauwen in de rui. Ze verliezen dan hun veren. Pauwenveren werden door de eeuwen heen gebruikt als versiering: bijvoorbeeld op helmen van krijgers, op dameshoeden en in waaiers. Ze zijn afgebeeld op muntstukken en in familiewapens. En ze werden in vazen gezet.
Leefgebied Je kunt niet zomaar pauwen gaan houden. Je hebt om te beginnen een groot terrein nodig met bomen. Als pauwen een goed leven hebben, kunnen ze in gevangenschap 20 tot 30 jaar oud worden.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009
De tentoonstelling. Inleiding: 1. Het doel van een tentoonstelling is een wedstrijd spelen om te weten wie op deze TT in een bepaalde reeks de mooiste vogel(s) heeft. 2. Het doel kan ook zijn de schoonheid van je vogel te laten zien, de mooie vorm en/of mooie kleur(en). 3. Het doel van de kweek is geweest om een goede TT-vogel volgens de standaardeisen te kweken. Op een TT kun je zien en vergelijken en, met behulp van de keurmeester, zien hoe ver je bent met je vogels. 4. Een TT-vogel vogel zal ook rein en ongeschonden moeten zijn. Hier, en we komen daar nog regelmatig op terug, heeft de liefhebber dikwijls zelf schuld als er strafpunten vallen. 5. Je zult op een TT, dit gebeurt ook thuis in je vogelverblijf, steeds zien dat de elitevogels dikwijls terugkomen. Dit wordt ook bevestigd door verschillende keurmeesters. Ga zo’n vogel eens bezien. Je zult zien dat de vogel niet alleen mooi van kleur is, maar zeer zeker ook punten verdient door zijn vorm, houding en reinheid. 6. Is het je nooit opgevallen dat als je vogels bij je thuis uit het hok vangt, dat je diverse vogels vangt uit hetzelfde nest. 7. Op een TT speelt het licht een zeer belangrijke rol bij kleurkanaries. Zo zal een kleurkanarie er in de ene zaal heel anders uitzien dan in een andere. Soms merk je dat ook aan de punten. 8. Geef daarom niet altijd de keurmeester de schuld, ook hij is maar een mens. Ook hij wordt beïnvloed door de goede of slechte lichtbron. Daarom wil ik je ook steeds aanraden als je een kleurkanarie koopt, ga de vogel ook eens bekijken in zon- of daglicht. Dit sluit naderhand dikwijls veel teleurstelling uit. 9. Je zult zelf als liefhebber zeker 2 punten per vogel kunnen verdienen. We komen daar nog op terug. 10. ”Keuring van vogels geschiedt door een bevoegd en onpartijdig keurmeester.” – De keurmeester beoordeelt de vogel naar een algemeen vastgestelde beoordelingsmaatstaf, de zgn. ”Standaardeis” – Het keurbriefje is de neerslag in cijfers van deze standaardeisen. – De liefhebber kan op twee manieren reageren bij het behalen van slechte punten (bij goede punten volgt er meestal geen kritiek): 1. Schelden op de keurmeester. 2. Lering trekken uit de behaalde punten (min punten in dit geval). In het eerste geval zit de liefhebber fout, want de keurmeester kan niet anders geven dan de vogel zich getoond heeft. En dat zijn nu eenmaal fouten, naast ongetwijfeld ook de vele goede dingen. Meestal zijn het ook liefhebbers die geen lering trekken op wat de keurmeester heeft aan te merken, zelfs vlug vergeten wat die man noteerde, alleen de punten tellen. In het tweede geval is de liefhebber op de goede weg, want hij zal trachten de aangehaalde fouten te verbeteren in de kweek of tijdens de voorbereidingstijd van de TT.
Op de tentoonstelling: 1. Ga naar je vogels kijken. Neem eventueel een snoepbakje mee met krachtvoer. Vergewis er u van of de vogel nog eten en drinken heeft, of hij nog in goede conditie is. 2. Bekijk het keurbriefje en zie of je de fouten, die de keurmeester heeft genoteerd, kunt zien bij je vogel. 3. Ga ook eens naar de andere vogels in de reeks kijken en vergelijk je eigen vogel met de kampioen of andere vogels. Probeer de goede eigenschappen van deze vogels te ontdekken, zo zie je dikwijls de tekortkomingen bij je eigen vogels beter. 4. Leg contacten met andere kwekers. Vraag hoe zij kweken, welk voer, opfokvoer ze gebruiken, of hoe zij hun vogels zo rustig of zo glanzend krijgen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009
Na de tentoonstelling: 1. Bij het uitkooien van de vogels na een TT, een hoes over de kooien doen. 2. Als je met je vogels thuis komt, deze, al is het misschien al heel laat, drinkwater geven met vitamine (bv. Alvityl) en een snoepbakje met eivoer. Een half uur na het eivoer kan men de vogel op zijn rustplaats zetten. 3. Doet men dat niet, dan zal de vogel al vlug vermageren en uit conditie zijn. 4. Alvityl 2, 3 druppels op 20 cl is voldoende, dit 3 x per week gedurende het hele TTseizoen. Geef een goede zaadmengeling en een beetje groenvoer. 5. Loop je keurbriefjes eens goed na en kijk aandachtig of je de aangehaalde fouten ook ziet. 6. Vooral de conditiefouten van je vogels zijn dikwijls liefhebbersfouten. Kijk wat er aan mankeert en probeer de aangehaalde fouten weg te werken. 7. Vooral een of meer vogels die regelmatig 90 punten halen maar niet hoger kunnen komen. Deze vragen nog meer aandacht. Zo’n vogel kan men dan het best in broedconditie brengen, dan zal hij het mooiste lijken (met ook alle gevolgen in het oog te houden). Wil men dit bereiken, moet men de vogel meer lichturen geven en warmer zetten. De andere vogels liefst kouder en met minder lichturen laten staan. 8. Ziet men na enkele T.T.’s dat de vogels wat ruwe of zwakke bevedering krijgen, dan vitamine B 15 verstrekken. 9. Het is van groot belang om je vogels na een TT goed op te vangen, zeker als je meerdere TT’s speelt. Vele liefhebbers laten hun vogels na een T.T. dan ook los in een kleine vlucht voor 1 of 2 dagen. Daar kunnen de vogels zich eens goed uitleven en zich in een badje wassen. Na een paar dagen gaan ze terug de TT-kooi in. 10. Zeer belangrijk is de vogels niet meer licht te verstrekken als nodig is. Door het meer licht krijgen op de tentoonstelling zijn veel vogels in broedconditie gekomen. Eigenlijk zouden we nu met deze vogels moeten gaan kweken want ze zijn broedrijp. Reeds vele liefhebbers doen dit. 11. Blijf doorgaan met de punten genoemd en besproken bij het opkooien van de TT vogels. 12. Mocht er dan toch nog een vogel, ondanks de goede zorgen, in de rui vallen dan is hij nog niet verloren als kweekvogel. Zet de vogel in een kweekkooi. Verduister deze kooi zo dat de vogel alleen nog zijn drinken en eten kan zien. Geef de vogel ook dagelijks opfokvoer en na 6 á 8 weken is de vogel uit de rui en kan hij ingezet worden als kweekvogel. Deze methode lukt niet altijd bij alle vogels.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009
WILDE PEEN (Daucus Carota) De peen is een lid uit de familie der schermbloemige (Apiaceae Umbelliferae), gewoon in het Nederlands wortel. De tegenwoordig geteelde rassen van de peen zijn ontwikkeld uit de wilde vormen, die oorspronkelijk in het Middellandse zeegebied en Azië voorkwamen. De wortel van de wilde peen is niet vlezig verdikt en gekleurd, maar dun spoelvormig en witachtig en is een der wijdst verspreide wilde planten in de oude wereld. De eetbare ondersoort met vlezig zoet smakende wortel wordt al 2.000 jaar in Europa gekweekt en is zo in Centraal Azië door selectie ontstaan. In de kruidengeneeskunde gebruikt men de verse wortel van de geweekte vormen. Zijn oranje kleur heeft deze plant aan een hoog caroteengehalte te danken. Een stof dat door het lichaam in vitamine A wordt omgezet. Ook bevat de wilde peenwortel tevens vitamine van de B-groep en vitamine E, talrijke sporenelementen, eiwitten en kleine hoeveelheden vetten. Het eerste jaar wordt de wortel gevormd met een rozet van fijn vertakte bladeren, het wortelloof. Het tweede jaar wordt besteed aan de bloemen en vruchten. De bladeren worden naar boven kleiner en de bovenste zitten als een omwindsel om het groenachtig wit scherm. En zelfs de kleine schermpjes hebben een dergelijk omwindsel. Midden in het scherm zit meestal een donkerrode enkele bloem op de plaats van het middelste schermpje, waar omheen het scherm zich na het uitbloeien samentrekt. De andere bloemen van het scherm zijn ongelijk. De buitenste kroonbladeren zijn groter. Tijdens de bloei is het scherm plat of naar boven gewelfd. Tegen de bevruchttijd trekt het zich samen en is dan in het midden vogelnestachtig verdiept. In de 16e eeuw werd een brouwsel van de rode middelste bloemen als een goed middel tegen epilepsie beschouwd. En eeuwen later werden ze aanbevolen als middel tegen allerlei kwalen, zoals steken in de zijde, nierstenen, waterzucht; de etherische olie in de wortel is een middel tegen wormen.
De standplaats Oorspronkelijk groeide de wilde peen alleen in het Middellandse zeegebied. Thans komt hij overal in Europa, Azië en Amerika als een wilde plant voor. In Nederland en België vinden we hem op half droge graslanden, weiden, wegbermen, dijken, spoordijken en puinhopen. Bij voorkeur op losse zandige of steenachtige, vaak weinig begroeide grond. Het is een zeer algemene plant.
De hoogte De wilde peen krijgt een hoogte van 30 tot 90 cm. De stengel is rechtopstaand, gegroefd en borstelig behaard met sterk gedeelde bladeren.
De bloeitijd De bloeitijd van de wilde peen is erg uiteenlopend en duurt van juni tot oktober/november. In juli of augustus is er al volop half rijp zaad voorhanden.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009
Wat te voeren? Aan onze vogels kunnen wij in de allereerste plaats de geraspte wortel, zowel van de wilde als van de gekweekte soort voeren, hoewel de wilde soort erg taai is. Maar de winterwortel is buitengewoon geschikt om door het eivoer te mengen. De uiteenlopende bestanddelen en vooral het caroteen maken de peen tot een gezonde groente voor onze vogels. Ook de zaden worden goed opgenomen.
Werkzame bestanddelen In de wilde peen zitten zeer veel goede stoffen zoals 6 - 12% suiker, pectine, inositol, etherische olie, lecithine, glutamine, fosfatiden, vitamine B en C, kiezelzuur, ijzer, sporen arsenicum, kobalt, koper en nikkel. Tevens carotine dat in de planten gewoonlijk alleen in de bovengrondse delen zit en dat nodig is voor het opvangen van de lichtenergie. In het menselijke organisme ontstaat uit carotine vitamine A, dat belangrijk is voor het gezichtsvermogen.
Welke vogels eten deze zaden? In de natuur zijn het de kneu en sijs en ik denk ook de vinken. In de volière kan men de halfrijpe zaden aan alle vogels voeren. Geef een paar uitgebloeide schermen en kijk hoe zij ervan genieten. De wortel, zeker van de geweekte rode soort, is het beste wat uw vogels kan overkomen. U kunt het eivoer er heerlijk rul mee maken, maar een stuk wortel op een spijker gestoken brengt al uw vogels in verrukking; nóóit geven als het vriest.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009 Maskeramadine (Poephila personata)
Grootte: 12,5 tot 14 centimeter Herkomst: Australië Ringmaat: 2,3
Oorspronkelijk woongebied: Met gras begroeide vlakten met struikgewas; bij waterlopen. Door het voordurend op zoek zijn naar water ook in parken en tuinen; soms in grote troepen die uit paartjes zijn samengesteld.
Verspreidingsgebied: Noordelijk deel van Australië
Kleur en tekening: Kastanje bruin; donkerder op de vleugels. Roze-bruine wangen, hals en onderzijde. Boven- en onderstaartdekveren wit. Zwarte band over het achterdeel van de flanken. Ogen donkerbruin; snavel bleekgeel; poten licht bruin-roze. Een vrouwtje heeft een kleiner, zwart masker.
Geslachtsonderscheid: Het is moeilijk het verschil tussen beide geslachten te zien. Vaak hebben de vrouwtjes een wat kleiner masker. De mannetjes 'zingen', de vrouwtjes niet.
Sociale eigenschappen: Normaliter geven deze vogels weinig problemen in de omgang met andere vogels en soortgenoten. Wanneer u graag nageslacht van uw vogels wilt, is het zelfs aan te bevelen om te beginnen met een groepje jonge vogels; de partners kunnen elkaar dan zelf uitkiezen en dat vergroot de kans op een succesvolle kweek.
Geschikte behuizing: In een ruime buiten- of kamervolière komen maskeramadines het beste tot hun recht. Beplanting wordt door de vogels erg op prijs gesteld. Een tijdelijke huisvesting in een broedkooi hoeft geen onoverkoombaar euvel te zijn, maar worden de vogels te lang in een krappe behuizing gehouden, dan krijgen ze gezondheidsproblemen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer November 2009
Omgevingstemperatuur: Hoewel de maskeramadine doorgaans een warmtebehoeftige vogel is, is het vaak niet onmogelijk de dieren te laten overwinteren in een goed geïsoleerd nachthok. Merkt u echter dat de vogels niet goed reageren op een lage omgevingstemperatuur, dan moet er wel ingegrepen worden.
Voedsel: U kunt maskeramadinen als basisvoer een zaadmengsel geven voor tropische vogels. Daarnaast lusten ze ook graag gekiemde en halfrijpe zaden, die zeker in de broedperiode dagelijkse op het menu moeten staan. Hetzelfde geldt ook voor eivoer en levend voer, bijvoorbeeld buffalowormpjes. scherpe maagkiezel en grit moet altijd in voldoende mate aanwezig zijn, zodat de vogels hiervan naar behoefte kunnen opnemen.
Activiteiten: Maskeramadinen zijn bewegelijke vogels die zich in alle lagen van de volière ophouden en ook veel op de bodem te vinden zijn. Soms zijn ze wat schuw en teruggetrokken, maar een dicht randbeplanting en een rustige benadering kunnen dit voor een groot deel verhelpen. De 'zang' van de mannetjes moet u niet al te letterlijk nemen, want dit is meer een soort gekwetter. De nacht brengen deze dieren dor in een slaapnestje, waarvan er verschillende (voornamelijk in het nachthok bij kou) aanwezig moeten zijn.
Kweek: Het nest wordt bij voorkeur gebouwd in een dicht, beschutting biedende struik, bijvoorbeeld een conifeer. In een ruime broedkooi wordt eventueel gebruik gemaakt van een klein formaat nestkastje. Als nestmateriaal komen onder meer uitgeplozen sisaltouw, grashalmen en veertjes in aanmerking. De eitjes, 4 tot 5 in totaal, worden afwisselend door beide ouders bebroed. Na ongeveer 11 tot 12 dagen komen de eitjes uit. De jongen krijgen naast gekiemde zaden veel kleine levende insecten te eten. Na ongeveer drie weken vliegen de jongen uit, maar ze kunnen dan nog niet voor zichzelf zorgen. Vaak helpen beide ouders ze een aantal weken op weg. Na een week of vijf zijn ze doorgaans als zelfstandig te beschouwen, maar soms duurt het wat langer. De jongen lijken sprekend op hun ouders, maar hebben nog een zwarte snavel en hun verenkleed is over het algemeen wat matter van kleur. Een goed kweekkoppel kan in een broedseizoen meerdere broedsels grootbrengen. Voor ieder legsel wordt doorgaans weer een nieuw nest gemaakt.