“Vogelliefhebbers Wieringermeer” “Vogelliefhebbers Wieringermeer” Vogelkrant 39e jaargang nr. 3 April 2010. In dit nummer: Uitnodiging vergadering. Verslag vorige vergadering. Uitgelicht: Twenty Eight Parkiet, Fluitekruid, de Grauwe Gors, Emblema Picta. Een stukje historie
©jmz
Aangesloten bij de N.B.v.V. te Bergen op Zoom.
Opgericht 24 oktober 1961
W17
Vogelliefhebbers “Wieringermeer
W17
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 Emblema picta De Emblema picta (voorheen Geschilderde Astrilde genoemd) wordt door velen de mooiste onder de Prachtvinken genoemd. De combinatie van zwart, bruin, rood en de witte stippen maakt hem met zijn 10 à 11 cm ook echt tot een plaatje. De pop heeft minder rood, de man heeft ook een rode keel en wangen. Ook heeft alleen de man een fraaie zang, die vooral tijdens de balts lang aangehouden wordt. Soms zijn de poppen pas tot paren bereid na het volledige zangrepertoire. In het wild komen ze voor in the Northern Territory en Queensland in Australië. Emblema picta's zijn zeer vreedzaam, ook tegenover andere soorten en bijzonder monogaam. Een eenmaal gevormd paartje blijft zo lang als mogelijk bij elkaar. Deze paarvorming vindt soms al plaats voor de vogels volwassen zijn. Opvallend is dat Emblema picta's vaak op de grond slapen, liefst in kuiltje zelfs. Beplanting mag eigenlijk niet ontbreken in hun verblijf, want als het een beetje meezit, bouwen ze zelf een zeer fraai nest van dunne takjes en grassprietjes met als binnenbekleding mos en veertjes. Het nestje wordt vaak vlak boven de grond gebouwd. Er worden meestal 4 eitjes gelegd die zowel door de man als de pop bebroed worden, meestal rond de 15 dagen. Zodra er jongen zijn eten ze graag en veel fijn levend voer. De jongen blijven vrij lang in het nest, ruim 3 weken en worden dan nog zo'n vier weken (bij)gevoerd door de ouders. Al vrij snel, binnen 3 maanden krijgen de mannetjes de rode kopveertjes.
Standaardeisen 2007 – 2009
Wildkleur
Klassenummer: 295.008
Kop, keel en nek: Voorhoofd, teugel en oogstreek, kin en keel (maskertekening): Diep scharlakenrood. De pop is hier bruin, gelijk de nek. Boven-, achterkop, nek en wangen: Egaal bruin.
Rug- en vleugeltekening: Mantel, rug en vleugeldekveren: Egaal bruin. De vleugeldekveren tonen een minimale hamertekening. Vleugelpennen: Egaal bruin, iets donkerder dan de rug. Borst en flanken: Intens zwart, voorzien van witte stiptekening. De pop heeft zwartbruine flanken. Buik, aars en onderstaartdekveren: Zwart. De pop is hier zwartbruin.
Buiktekening: Scharlakenrood. Bij de pop wat minder uitgebreid.
Stuit en bovenstaartdekveren: Helder scharlakenrood. Staart: Zwartbruin, met een rode buitenvlag. Ogen: Donkerbruin, een lichtere kleur is toegestaan. Rondom de ogen is een wat lichtere ring van washuid aanwezig. Bovensnavel: Zwart, met midden op een rode lengtestreep, welke uitloopt in een rode snavelpunt. Ondersnavel: Rood, aan de snavelbasis kleurloos. Poten: Hoornkleurig, met oranje waas. Nagels: Hoornkleurig, met oranje waas.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 “Even een terugblik” Ja, onze vereniging bestaat straks al weer 50 jaar! Oktober 1961 – oktober 2011, dit moeten wij toch gezamenlijk kunnen halen, ik weet het zeker!! De afgelopen TT was alweer de 45e die we organiseerden, en hoe, 285 vogels, mooi materiaal, keurig opgesteld en prachtig opgebouwd. Tevens een prachtige tombola, heel goed zelfs. Wij hadden weer zo’n beetje de grootste show van de kop van Noord-Holland, dan maar een paar open klassetjes meer, maar je moet wel een show maken!!! Jullie (lees wij) hebben het gezamenlijk maar weer geflikt, heel goed, op naar de 300 vogeltjes! Zoals ik al had geschreven was dit onze 45e TT, maar onze 1e TT werd gehouden samen met de samen de postduiven, konijnen en kippenvereniging op 7 en 8 november 1964 ook in het café-restaurant “de Maaier”. Er waren toen 182 vogels, bijna allemaal open klasse. Er waren toen weinig leden die ringen bestelden. Maar goed, het begin was er, wij waren en groepje leden die nog helemaal geen ervaring hadden at betreft administratie en opbouw. Omdat we goed bevriend waren met de vogelvereniging uit Beverwijk, kregen wij van hun administratief onderricht!. Tevens hadden we ook nog geen showkooien en materiaal om de vogels te showen konden we kooien lenen van de vogelvereniging uit Wormerveer. Ook was er een groepje leden die op een zaterdag bij een bollenboer gingen werken om wat showkooien te kunnen kopen met dit verdiende geld. Maar nu de stellingen nog. Dit hebben we opgelost met groentekisten, hier hebben we trapsgewijs stellingen van gemaakt. Zo kan je zien dat een mens met beperkte middelen zich aardig kan redden. De katalogus werd in drievoud gemaakt: 1 vel voor de vereniging, 1 vel voor de Bond en 1 vel voor de drukker. Direct na de vogelkeuring naar Schagen om te katalogus te laten drukken, en een uur later deze weer op te halen. En dan de opening: we hebben er nog grijze haren van! Volgens mij krijgen ze dit nu niet meer (alles is computerwerk). Dit was dus onze 1e TT. Veel van geleerd. Het jaar hierop volgend waren er door diverse leden kooien, stellingen en een voliere gebouwd. Deze show werd gehouden in Middenmeer bij hotel Smid, samen met de konijnenclub. De postduivenvereniging had zich terug getrokken. Er werden 217 vogels ingezonden. In 1966 gingen we weer terug naar “de Maaier”, nu geheel zelfstandig omdat de konijnenclub zich ook had teruggetrokken. Er was een inzending van 257 vogels.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 Een kleine opsomming van de daarop volgende jaren: In 1967 een inzending van 310 vogels. In 1968 een inzending van 290 vogels. In 1969 een inzending van 281 vogels. In 1970 een inzending van 226 vogels. In 1971 een inzending van 254 vogels. Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar om het verhaal wat korter te maken, waren de inzendingen nog steeds stijgende van 304 vogels tot 430 vogels. De rest van all die jaren nog heel vaak boven de 300 ingezonden vogels! Wij hadden toen die jaren de grootste TT van de kop van Noord-Holland. Er kwamen heel veel bezoekers vanuit de gehele provincie. Tijdens de opening van de show was vaak de zaal te klein voor alle bezoekers. Ook hielden wij een grote verloting, er werden gezamenlijk 3000 loten verkocht, door een paar avonden te lopen op Wieringen en Medemblik. Dit om de onkosten te dekken, veel werk, maar je deed het in het belang van onze vereniging!! In 1986 organiseerden wij een District TT in Kreileroord er waren 1598 inzendingen. Wij organiseerden deze show in het teken van ons 25 jarig bestaan. We onze show in alle dorpen van de Wieringermeer gehouden. In Middenmeer bij hotel Smid en in het zaaltje Domi. In Slootdorp bij hotel Lely, in Wieringerwerf natuurlijk “de Maaier”, de Dukdalf en in de showroom van garage Cremers. Zoals U ziet een heel verhaal, en wat een inzendingen. Maar vergeet niet dat wij in 1977 106 leden hadden, dit schommelde een heel tijdje door. In 1995 begon het al behoorlijk af te zakken, maar goed de vereniging bestaat nog steeds!! En zoals ik kan bekijken is het nog steeds in prima handen, een pluim voor dit bestuur!! Wij hebben in deze jaren heel wat leden en bestuursleden gehad, en zij hebben op een eigen manier een steentje bijgedragen, in het belang van de vereniging. Eigenlijk, laat ik het zo zeggen, wij hebben gezamenlijk onze vereniging op een goede fundering geplaatst. Ook financieel, zie maar wat er het afgelopen seizoen gebouwd en arbeid verricht is. Bij deze wil ik mijn verhaal afsluiten nadat er af en toe wee wat bij mij naar boven is gekomen. Ik hoop dat jullie dit verhaal interessant vonden. Zo ja, schrijf dan ook eens een stukje over je vogels en hoe je begonnen bent. Misschien iets voor onze voorzitter? Volgens mij heeft hij al heel veel meegemaakt al die jaren!! Bij deze groet ik U! (RB)
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 Grauwe Gors (Emberiza calandra)
Grootte: L 18cm
Biotoop: Grauwe gorzen zijn vogels van open, liefst licht heuvelachtige of door dijken doorsneden landelijke gebieden. Het grondnest bevindt zich in ruig grasland, struweel of op (graan)akkers.
Kenmerken: Onopvallende vogel. Mannetje vliegt, vaak zingend, met snelle vlakke vleugelslagen en hangende poten naar zangpost, dikwijls op palen, draden of struiktoppen. Groepen maken knetterende geluiden. In de broedtijd worden zowel kleine ongewervelden als granen en zaden van kruiden en grassen gegeten.
Trek:Van maart tot oktober-december, ook na sneeuwval. Een klein aantal overwintert. De winter wordt dan groepsgewijs doorgebracht nabij de broedplaatsen, liefst op zaadrijke plaatsen als stoppelvelden en kwelders.
Aantallen: De afname van de grauwe gors is een gevolg van een aantal veranderingen in het agrarisch gebied. Vooral het op grote schaal omschakelen van wintergraan op zomergraan is funest. Wintergraan staat reeds te hoog en te dicht opeengepakt op de velden als de vogels nestelen, wordt geoogst als er nog jongen in het nest zitten en levert in de wintermaanden geen stoppelvelden, voorheen een favoriete voedselplaats, op. Ook voor gerst, een ander gewas waarin nogal eens grauwe gorzen worden gevonden, geldt het probleem van die steeds vroegere oogstdata. Verder speelt het toegenomen gebruik van bestrijdingsmiddelen en de toename van de voor de soort weinig interessante maïscultuur een rol. In het rivierengebied heeft vooral het steeds intensievere graslandbeheer de soort de das omgedaan. Snelle actie voor het behoud van de grauwe gors is, gezien het tempo van de afname, geboden. In de uiterwaarden kan een extensiever beheer en een toename van de hoeveelheid hooilandpercelen de soort nieuwe kansen bieden. Op akkerland is uitbreiding van de oppervlakte aan stoppelvelden, bij voorbeeld in het kader van de braakleg regeling, wellicht een oplossing. Op termijn is omschakeling naar een ecologisch verantwoorde landbouw natuurlijk onontbeerli
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 Fluitekruid (Anthriscus sylvestris)
Fluitekruid behoort tot de familie van de schermbloemigen. Dit oor vele mensen bekende onkruid manifesteert zich vanaf april in de wegbermen. Als de wegbermen in het voorjaar tot leven komen, vertoont het fluitekruid zich als een van de eerste. Het fluitekruid bloeit als eerste van alle schermbloemigen. We zien het fluitekruid massaal verschijnen langs landbouwwegen en buitenwegen en we kunnen wel stellen dat het in het voorjaar beeldbepalend is voor vele buitengebieden. Fluitekruid wordt ook wel het feestkleed van de lente genoemd. De plant heeft een fijn verdeeld blad en kan bij de vroege bloei in dichte bogen hangen. Zodra de stengels doorschieten en de eerste bloemschermen verschijnen, verandert dit beeld. De plant bloeit in mei en juni en kan 60 -150 cm hoog worden. De naam fluitekruid heeft deze plant gekregen, omdat de mensen in vroeger tijden fluitjes sneden uit de zachte en holle stengel. De soort is kenmerkend voor overbemeste cultuurlandschappen. De zaden worden door het vee met het voedsel opgenomen en via de mest weer uitgescheiden. We plukken de zaden vanaf mei, als deze gaan rijpen. Oogsttijd: Mei t/m juli Vogels: Putter, goudvink, haakbek, huismus, ringmus, groenling, frater, kneu, Europese kanarie, vinken, kepen, gorzen, parkieten, duiven, kwartels en patrijzen. Vindplaats: Wegbermen, braakliggende gronden, stikstofrijke gronden.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 Het uit het nest werpen van jongen
Vaak komen we het tegen in de volières en in onze broedkooien. Het uit het nest gooien van de jonge vogels. Wat kan hiervan de reden zijn dat het ouderpaar dit doet. Volgens mij is dat beperkt tot vier hoofdzaken te weten; a. b. c. d.
het verstoren van de broedcyclus. het benodigde aangeleverde voer. afwijkingen bij de jonge. ongeluk.
Het verstoren van de broedcyclus. Bij de gemakkelijke broedende vogels levert dit weinig problemen op. Bij de moeilijk broedende vogels ondervindt je de meeste problemen. Doorgaans wordt er geschreven in artikelen dat je regelmatig nestcontrole dient uit te voeren. Op zich is dat niet verkeerd, maar te veel nestcontrole leidt ongetwijfeld tot het verlaten van het nest. Het ouderpaar heeft immers een nestplaats gekozen waarvan ze denken dat dit veilig is voor buitenstaanders. Als je nu te veel in het nest kijkt kan het gebeuren dat het ouderpaar hun nageslacht veilig probeert te stellen. Als afleidingsmanoeuvre proberen zij de jongen te verplaatsen en zodoende de indringer te misleiden. Het instinct van de vogel faalt hier. Hij kan de gevolgen niet overzien en het uitgeworpen jong sterft. Bij insecteneters geldt tevens dat een te eiwitrijk voedsel leidt tot het onderbreken van het voeren der jongen. Immers de driften van de vogels worden weer opgewekt en leidt tot het stichten van een nieuw nest met nieuwe kansen op een nageslacht.
Het benodigde aangeleverde voer. Het aanbieden van het juiste en de precieze hoeveelheid voer is van levensbelang voor de nakweek van onze vogels. Ook hier geldt weer dat de makkelijk broedende vogels minder problemen opleveren dan de moeilijk kweekbare vogels. Juist in die laatste groep is een uitgebalanceerde dosering noodzakelijk. Geef je te weinig voer, dan zal de sterkste het meeste voor zich opeisen. Het jong zal zorgen dat zijn broers en zusters net te weinig krijgen. Daardoor sterven de jongen in het nest en zullen de ouders de gestorven jongen uit het nest verwijderen. Ook kan het zijn dat er verkeerd voedsel wordt aangeboden. Dan krijg je het volgende probleem. Je voert normaal de vogels met het daarvoor bestemde voer. Omdat de vogels te weinig krijgen aangeboden gaan ze opzoek in de volière en vinden daar ongetwijfeld voer om hun jonge mee te voeren. Vanaf buiten de volière kan er door de rondvliegende vogels uitwerpselen vallen in de volière.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 Meestal zitten die uitwerpselen vol met schadelijke bacteriën. Door opname door de vogels in de volière en daarmee het voeren van de jonge vogels kan dodelijk aflopen. Een vogelpaar zal altijd jong gestorven vogels in het nest uit het nest verwijderen. Behalve bij parkietachtige, die laten de jongen verdwijnen onder de uitwerpselen in het blok.
Afwijkingen bij de jonge. We denken als vogelliefhebbers doorgaans dat in de natuur geen afwijkingen voorkomen omdat alles puur natuur is. Dit is echter een misvatting. Uit ervaring en veel observatie (wat veel leidde tot boetes) in de natuur controleerde ik veel nesten van eksters, merels, lijsters, eenden, fazanten, kwartels, kneuen, groenlingen, vinken, putters, goudvinken, heggenmus etc. In veel gevallen constateerde ik dat niet alle eieren uitkwamen (ook bij ons in gevangenschap gebeurt dit) en als er jonge in het nest lagen bleek na een paar dagen één of meerdere jongen waren verdwenen. Waardoor is mij niet bekend. Het kan roof zijn, maar ook een natuurlijke afwijking waardoor het ouderpaar de jonge verwijdert. In de kweek kom ik dit probleem ook tegen. Een jong met een waterkopje zal het nooit redden omdat de ouders het verwijderen. Waarom, omdat de natuur geen ziekenhuizen of instanties kennen die dit op een onnatuurlijke wijze kunnen verhelpen. Wij als mensen kunnen dit gelukkig wel, maar geeft ook een hoop zorg. De natuur is “de sterkste blijft in leven de zwakste moeten gaan”. Vindt je in je volière een jonge vogel die ver van het nest is neergelegd, leg het dan niet terug omdat je zeker aan kan nemen dat de ouders dit hebben gedaan. Er mankeerde iets aan de vogel en mocht niet verder leven. Hard, maar zeer natuurlijk en natuurlijke selectie.
Ongeluk. Er kunnen veel momenten zijn dat er iets tijdens de kweek fout gaat. Het nestmateriaal is niet in orde. Te veel vogels in dezelfde ruimte die inbreuk doen in het territorium. Als je ontdekt dat een jonge vogel vlak onder de broedplaats ligt kan je ervan uitgaan dat de vogel uit het nest is gevallen. Dit kan zijn door zijn broers of zusters in een vol nest, of is blijven kleven aan de moeder of vader en daardoor ongewild uit het nest is gevallen. Deze vogels kan je met een gerust hart terugleggen in het nest.
Conclusie. Als vogelliefhebber moet je accepteren dat niet ieder ei een jong wordt en dat niet ieder jong een volwassen vogel wordt. Dat is nu juist de drive van onze hobby. Geef veel zorg aan je vogels en verwerk teleurstellingen op een natuurlijke manier dan haal je het meeste profijt uit deze fascinerende hobby.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 TWENTY-EIGHT PARKIET Van deze grootste van de Australische platstaartparkieten luidt de wetenschappelijke benaming Barnardius zonarius semitorquatus. De twenty-eight is een ondersoort van de port-lincoln-parkiet Barnardius zonarius en van laatstgenoemde te onderscheiden door de groene buikkleur en de rode veertjes boven de snavel.
Herkomst: Zuidwest-Australië.
Beschrijving: Formaat ongeveer 40 cm. Man: Het voorhoofd toont een scherp afgelijnde voorhoofdsband. Boven- en achterschedel zijn matzwart, in de nek afgebakend door een gele sikkelvormige nekkraag. Wangen en kin zijn violetblauw, evenals de vleugelrand. Mantel, rug, stuit, bovenstaartdekveren en het centrale vleugeldek glanzend donkergroen, de middelste vleugeldekveertjes voorzien van smalle, iets lichtere groene veerzoompjes wat ietwat gehamerd aandoet; de kleine vleugeldekveertjes aan de vleugelbocht lichtgroen; grote vleugelpennen zwart met groene buitenvlag; keelstreek en bovenborst donkergroen, de afzonderlijke veertjes voorzien van een ragfijne zwarte omzoming wat een geschubd aanzien geeft; onderborst en buik middengroen, de kleurscheiding is vrij strak en loopt van vleugelbocht naar vleugelbocht; dijen, anaalstreek en onderstaartdekveren geelgroen; bovenzijde grote staartveren donkergroen uitlopend in donkerblauw; onderzijde grote staartveren bleekblauw met nagenoeg witte uiteinden. De oogiris is bruin, de snavel heeft een lichtgrijze hoornkleur. Potengrijs; nagels zwart. De pop lijkt sterk op de man, maar is iets minder briljant van kleur. Het rood op het voorhoofd is veel minder nadrukkelijk aanwezig en beperkt zich meestal tot slechts enkele rode veertjes. De kopvorm is minder fors dan die van de pop en op de schedel meer rond van vorm. De snavel is duidelijk kleiner.
Biotoop Het leefgebied van de twenty-eight beperkt zich tot het uiterste zuidwesten van Australië. Het is een tamelijk vochtig gebied ongeveer zo groot als ons land met deels hoge boomgroei, voornamelijk eucalyptusbossen. Klimatologisch is de streek vergelijkbaar met het Middellandse Zee gebied. Behalve in de dichte eucalyptusbossen langs de kust treft men deze vogels ook aan in landbouwgebieden en zelfs wel in tuinen en parken. Ze zijn meestal paarsgewijs, maar worden ook wel in kleine groepen gesignaleerd. In de vrije natuur voeden twenty-eight parkieten zich op de eerste plaats met noten, zaden en boomvruchten, daarnaast met grassen. Verder schijnen ze zich ook tegoed te doen aan nectar, die ze uit de bloesems halen, die ze afbijten en in hun snavel uitpersen. De vogels hebben een duidelijke voorkeurvoor halfrijpe, nog zachte zaden en noten. Voorts zijn deze vogels verzot op de granen en vruchten die de gecultiveerde landbouwgebieden voortbrengen. Vandaar dat ze bij de farmers niet erg geliefd zijn en vaak fel bejaagd worden. De natuurlijke broedperiode strekt zich uit van augustus tot februari. Alleen als de natuurlijke omstandigheden gunstig zijn, worden twee legsels grootgebracht. Als broedplaats zoeken de vogels een holle tak of boomholte uit, doorgaans op zeer grote hoogte.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 Met hun sterke snavel maken ze de nestruimte verder geschikt. Het hout dat ze aan de binnenzijde wegknagen valt op de bodem van de nestruimte en dient als ondergrond voor de eieren. Het legsel bestaat uit vier tot zeven, doorgaans echter vier eieren.
Huisvesting en verzorging Ofschoon de twenty-eight in 1862 al in de dierentuin van Londen te zien was, is hij in de volière van de liefhebber nooit een algemene verschijning geworden. Stellig heeft dat voor een deel gelegen aan het uitvoerverbod dat aan het begin van de zestigerjaren door de Australische regering werd afgekondigd. Men moest het doen met de op dat moment in Europa aanwezige exemplaren en dat waren er niet zo erg veel; bijgevolg zeer hoge prijzen. Gelukkig zijn de broedresultaten steeds vrij goed geweest waardoor de prijs de laatste jaren vrij constant is gebleven en de vogels ook binnen het bereik van de gewone liefhebber zijn gekomen. De twenty-eight parkiet heeft vrij veel ruimte nodig. Een vlucht van 4 à 5 m, inclusief nachtverblijf moet dan ook wel als minimum eis gesteld worden. Verder dient men aan weerszijden van hun vlucht geen andere Barnardius-soorten te huisvesten, want ze zijn nogal vechtlustig van aard, zeker tijdens de broedtijd. De beste broedblokken voor dit soort vogels zijn natuurstammen van 75 à 90 cm hoogte met een inwendige diameter van ca. 25 cm; doorsnede invlieggat 8 cm. Als bodembedekking brengen we een laagje vermolmd hout of grof zaagsel aan. Hang het blok in het aan de voorzijde open nachtverblijf op. Als basisvoer krijgen deze vogels een goed zaadmengsel voor grote parkieten. Naast het zaadmenu dient men de vogels regelmatig eivoer, groenvoer en een stukje wortel of appel aan te bieden. Ook rozenbottels en lijsterbessen worden graag gegeten en kunnen van tijd tot tijd in bescheiden mate worden aangeboden. Een bakje met maagkiezel en een met grit en dagelijks vers drink- en badwater zijn natuurlijk steeds aanwezig. Zorg verder regelmatig voor wat verse knaagtakken. Als er jongen zijn dient elke dag vers eivoer gegeven te worden.
De fok Het eerste broedresultaat met de twenty-eight parkiet dateert van 1881 en staat op naam van de Belgische graaf Celle de Sprimont. In hetzelfde jaar broedde de Franse markies de Brisay eveneens met deze soort. Tot de zestiger jaren zijn de fokresultaten met de twenty-eight echter zeer bescheiden gebleven. Vanaf 1965 is er vooral in België regelmatig mee gefokt. De broedstemming kondigt zich aan als man en pop beide met de staart beginnen te schudden, zoals we dat van de platstaartparkieten kennen en de man de pop begint te voeren. Dit kan al vroeg in het voorjaar het geval zijn. Na deze gedragingen worden meestal na enige tijd de eerste paringen waargenomen, maar dit kan soms ook nog een hele tijd op zich laten wachten. Na de paring volgt vrij spoedig het eerste ei. De eieren worden om de andere dag gelegd. Na het leggen van het derde ei gaat de pop gewoonlijk zitten; broedduur 21 dagen. Tijdens de broedperiode wordt de pop door de man gevoerd. De man houdt zich daartoe bijna de gehele dag in de buurt van het blok op. Soms houdt hij de pop in het blok gezelschap. De pop broedt echter alleen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer April 2010 De jongen groeien vrij snel. Rond de tiende dag kunnen ze geringd worden; ringmaat 6 mm. De nestduur van de jonge vogels is ongeveer vijf weken. De eerste dagen worden de jongen alleen door de pop gevoerd, later door beide oudervogels. Naarmate de jongen ouder worden, neemt het voeren af. Zodra de jongen zelfstandig zijn dienen ze uitgevangen te worden. Soms volgt er dan nog een tweede legsel. Pas uitgevlogen vogels lijken op de pop. Ze komen pas het tweede jaar volledig op kleur en zijn dan ook geslachtsrijp.
Mutatie Van de twenty-eight parkiet is een blauwe mutant bekend. Deze mutatie trad in 1980 op in TsjechoSlowakije. Uit een nest van vier, afkomstig van uiterlijk groene oudervogels, kwamen twee groene en twee blauwe jongen tevoorschijn. Waar de wildvorm donkergroen is, is de mutant donkerblauw, waar de wildvorm lichtgroen toont, is de mutant hemelsblauw; voorhoofd en nekkraag zijn zuiver wit. Uit de verdere nakweek is inmiddels komen vast te staan dat de blauwe mutant recessief is ten opzichte van de groene wildkleur. Overigens is de blauwe twenty-eight nog uiterst zeldzaam.
Ten slotte "En de gele twenty-eight dan”, hoor ik sommigen al roepen, "hoe staat het dan daarmee?” Welnu, hierover kan ik kort zijn. De gele twenty-eight bestaat niet. De verschijningsvorm die hiermee wordt bedoeld is niets anders dan een kruising tussen een twenty-eight en een Port-Lincoln en dus een bastaardvorm. De Port-Lincoln leeft in zijn geboorteland Australië noordelijk van de twenty-eight. In het raakgebied komen door bastaarderingovergangsvormen voor die onderling ook nogal van elkaar verschillen. In het zuiden is de invloed van de twenty-eight sterker, in het noorden die van de Port-Lincoln. Naast de verschillen in kleur zijn de twenty-eight en de Port-Lincoln ook duidelijk van elkaar te onderscheiden door hun roep. Bij de Port-Lincoln is de roep tweelettergrepig, bij de twenty-eight bestaat de lokroep uit drie lettergrepen, die zich met wat fantasie laat aanhoren als 'twen-ty-eight', vandaar ook de benaming. De lokroep van de bastaardvormen is steeds tweelettergrepig en komt overeen met die van de Port-Lincoln. Dus nogmaals voor alle duidelijkheid: de raszuivere twenty-eight heeft een groene buik, een rode voorhoofdsband en een drielettergrepige roep.