W E R K D O C U M E N T
WINDENERGIE EN BESTEMMINGSPLANNEN
door P.J.R. Heesterman
januari
1981-21 Ado
13935
7111
E R I E I E N S T
V A N V O O R
V E R K E E R D E
S M E D I N G H U I S
E N
W A T E R S T A A T
I J S S E L M E E R P O L D E R S
- L E L Y S T A D
INHOUD
1.
INLEIDING
2.
TECHNISCHE MOGELIJKHEDEN
3.
ONDERZOEK
4.
KLEINSCHALIGE WINDENERGIE EN BESTEMMINGSPLANNEN
5.
GROOTSCHALIGE WINDENERGIE EN BESTEMMINGSPLANNEN
6.
SAMENVATTING
I. INLEIDING De hier volgende verhandeling heeft betrekking op de beinvloeding van stedelijke bestemingsplannen als gevolg van mogelijkheden van het nuttig aanwenden van windenergie. Met andere woorden: hoe wordt een stedelijk bestemmingsplan beinvloed als men belist om de mogelijkheid van het nuttig aanwenden van windenergie open te laten? De directe aanleiding tot het samenstellen van dit rapport is het feit, dat de R.1J.P. binnen afzienbare tijd bestemmingsplannen moet maken voor Almere-Buiten; de in die rapport behandelde materie is echter niet strikt beperkt tot de locatie Almere-Buiten. De Nederlandse overheid voert een beleid, dat gericht is op het zoveel mogelijk besparen op het verbruik van fossiele brandstoffen. In zo'n beleid past, om zoveel mogelijk gebruik te maken van windenergie in omstandigheden, waar men "normaal gesproken" denkt aan verbrandingsmotoren of electromotoren. Dergelijke omstandigheden zijn er in een stedelijk gebied vele, zowel in woongebieden, als op bedrijventerreinen, als in stedelijke centra. Dit zou er voor pleiten, een stad zoveel mogelijk in te richten op windenergie. Echter windenergie heeft naast voordelen ook enkele nadelen: 1.
I
Windenergie is niet altijd beschikbaar. De toepassing is dus beperkt tot processen, die niet continu hoeven plaats te vinden. Een andere mogelijkheid is, om naast een door windenergie aangedreven apparaat overal ook een apparaat te installeren dat wordt aangedreven door een explosiemotor of een electromotor.
2. Windgeneratoren worden in het algemeen als "lelijk" beschouwd.
3. Windgeneratoren maken geluid als ze in werking zijn. 4. Vogels kunnen gedood worden door een draaiende windgenerator. 5. Bij ondoelmatig onderhoud kan een windgenerator een gevaar voor de omgeving zijn (kans op afbreken en rondvliegen van een wiek). Naast deze als "nadelen" van windenergie aan te merken punten is het een feit, dat een windgenerator het grootste vermogen levert als hij in een ongestoord windveld staat (als aan de windzijde van een wingenerator een hoog gebouw of een andere generator staat, is het geleverde vermogen geringer). Om a1 deze redenen zal het op den duur nodig zijn, dat de overheid regelend optreedt. Optreden zal waarschijnlijk alleen mogelijk zijn als een kader daarvoor aanwezig is in het bestemmingsplan. Het lijkt zinvol, dat R.1J.P. dit kader schept in de bestemingsplannen die in de IJsselmeerpolders in de jaren 80 worden gemaakt. We weten op die moment weliswaar nog niet alles van windenergie, maar we weten we1 w2t. Het lijkt zinvol, om te voorkGmen, dat er in de jaren 80 bestemmingsplannen worden gemaakt, die de toepassing van windenergie frustreren om redenen waarvan in 1980 a1 vaststond, dat die problemen op een bepaalde manier speelden. Voork6men moet worden, dat aan het adres van R.1J.P. later het verwijt kan worden gemaakt, dat men in 1980 onvoldoende rekening hield met de op dat moment voorzienbare ontwikkelingen. Dit rapport is bedoeld als een eerste aanzet tot een dergelijk bewustwordingsproces. Hopelijk leidt dit rapport tot verdere bestudering van het onderwerp en mogelijk tot meer rapporten.
2. TECHNISCHE MOGELIJKHEDEN Er zijn windgeneratoren met horizontale as, lijkend op de molens die in veel landen worden gebruikt voor het oppompen van water. Daarnaast zijn er windgeneratoren met verticale as, zgn. Darrieus-molens. Voor de problematiek van de bestemmingsplannen is dit onderscheid niet zo belangrijk. We1 van belang is het onderscheid in kleinschalige en brootschalige toepassing. Bij kleinschalige toepassing wordt een generator op of naast een huis of gebouw verplaatst en wordt de geleverde energie in dat huis of dat gebouw gebruikt. it zou "rechtstreeks" kunnen (pompen, keukenmachines, stofzuigers, e.d.). Maar dan moet de mogelijkheid zijn ingebouwd om de nodige werkzaamheden ook d.m.v. elektriciteit te doen op momenten dat het niet waait. Koppeling aan het elektrisch net ligt daarom voor de hand. En dan lijkt het aantrekkelijk, zo'n kleine generator (als regel privC-eigendom) ook te gebruiken voor levering van elektriciteit aan het openbare net. Enkele jaren geleden wilden de Nederlandse elektriciteitsbedrijven daar niet van horen. De indruk bestaat, dat men in die kringen geleidelijk aan wat positiever tegenover dit idee begint aan te kijken. Technische gezien zijn de problemen waarschijnlijk we1 oplosbaar; de prijs die de elektriciteitsbedrijven moeten betalen voor door derden geleverde elektriciteit zou we1 eens het grootste probleem kunnen worden. Bij grootschalige toepassing van windenergie plaatst een elektriciteitsbedrijf zelf windgeneratoren op geschikte punten en wekt daarmee elektriciteit op. Voor de situering van deze generatoren kan men locaties kiezen, die windtechnisch zo gunstig mogelijk zijn. Bij het E.C.N. (Energie Onderzoek Centrum Nederland) denkt men aan plaatsing aan de Noordzeekust of in de Noordzee. 3. ONDERZOEK
In veel landen vindt onderzoek naar de mogelijkheden van windenergie plaats. De Verenigde Staten van Amerika en Denemarken zijn voorbeelden. In deze landen draaien ook windgeneratoren in proefbedrijf. In Denemarken wordt toepassing van windgeneratoren door particulieren aangemoedigd. De overheid, gesteund door de onderzoeksinstellingen stelt daarbij regels 0.a. in verband met de veiligheid van omwonenden. In Nederland wordt onderzoek verricht door de industrie (0.a. Fokker) en door de overheid (het E.C.N., Energie Onderzoek Centrum in Petten, de T.H. in Eindhoven). In Petten wordt binnenkort een experimentele windgenerator gebouwd, die elektriciteit zal leveren aan het openbare net. De onderzoeksactiviteiten van het E.C.N. waren enkele jaren terug duidelijk gericht op grootschalige toepassing van windenergie, maar de laatste jaren krijgt de kleinschalige toepassing daar steeds meer aandacht. Het E.C.N. (waar men de taakverdeling tussen R.1J.P. en 0.1. "Z.1J.P." niet kende) heeft het 0.1. "Z.1J.P." in 1969 benaderd met het verzoek, in de bestemmingsplannen van Almere rekening te houden met de mogelijkheid van toepassing van windenergie. Sinds enige tijd weet men nu bij het E.C.N. dat de bestemingsplannen voor Almere worden gemaakt door de R.1J.P. Steller van dit rapport heeft toegezegd, bij R.1J.P. na te gaan in hoeverre aan de wensen van het E.C.N. kan worden
tegemoet gekomen. In zijn algemeenheid lijkt het logisch, om te komen tot een vorm van samenwerking tussen de stedebouwkundigen bij de R.1J.P. en de onderzoekers in Nederland die zich bezighouden met windenergie ten einde de periode te overbruggen waarin bij R.1J.P. zelf nog onvoldoende kennis aanwezig is,van dit onderwerp.
4. KLEINSCHALIGE WINDENERGIE EN BESTEMMINGSPLANNEN De maker van een bestemmingsplan moet er rekening mee houden, dat rondom ieder hoog gebouw een gebied ontstaat waarin windgeneratoren last van het hoge gebouw ondervinden. Deze storingszone strekt zich uit tot enige malen de hoogte van het gebouw aan de van de wind afgekeerde zijde van het gebouw. De heersende windrichting in Nederland is westelijk; de meeste last van hoge gebouwen heeft men dus aan de Oostzijde. ~enwindtechnischgoede oplossing is: hoge gebouwen concentreren aan de Oostzijde van de stad en voor de rest van het stedelijk gebied een uniforme, vrij lage bebouwingshoogte voorschrijven waarboven windgeneratoren'mogen uitsteken. Ten einde deze generatoren niet a1 te veel in het stadsbeeld te laten domineren, zal het verstandig zijn, de grootte en de hoogte te limiteren. Voor een kleinschalige generator is nodig een rotordialijkt 200 5 500 kW een redelijke maat:Hiervoor meter van 2 B 4 meter op een hoogte van 6 Z 10 meter boven de omringende bebouwing uit. Ten einde het windveld voor iedere windgenerator zo ongestoord mogelijk te houden, zal het nodig zijn, bepalingen te maken omtrent de minimale afstand .tussen twee windgeneratoren. Zolang daaromtrent nog geen meer exacte regels zijn ontwikkeld valt te denken aan eenminimum afstand van ca. 10 keer de rotordiameter, dus 20 2 40 meter. Het gevaar van afbreken van wieken vraagt om bepalingen waarin de minimale afstand wordt vastgesteld tussen een windgenerator en een voor openbaar gebruik bestemde ruimte (straat, plein, openbaar groen). Voorshands lijkt een afstand tot 2 2 3 keer de generatorhoogte een redelijke maat. Bij een generatorhoogte van 6 5 10 meter boven de bebou-wing uit en een bebouwingshoogte van 10 meter leidt dit tot een minimum afstand'van 30 B 60 meter. Hoewel formeel gesproken geen bestemmingsplan-aangelegenheid, is het wellicht nuttig er even op te wijzen dat bij het toepassen van windenergie op kleine schaal overleg met het elektriciteitsbedrijf nuttig is vanwege de kans dat particulieren elektriciteit aan het openbare net zullen willen leveren.
5. GROOTSCHALIGE WINDENERGIE EN BESTEMMINGSPLANNEN Deze toepassing vergt de beschikbaarheid van een areaal waar een groot aantal grote windgeneratoren geplaatst kan worden. Men moet denken aan generatoren van meerdere MW per stuk, die een rotordiameter van enige tientallen meters hebben en 50 5 100 m hoog zijn. Zo'n areaal zal men in het algemeen alleen op enige afstand van urbane gebieden kunnen vinden. Men kan denken aan een landelijk gebied van de IJsselmeerpolders. Windtechnisch zijn de landelijke gebieden aan de westzijde het beste omdat daar de meeste wind is. De grootschalige windgeneratoren leveren elektriciteit aan het openbare elektriciteitsnet. Er is geen enkele invloed op de eisen van bestemingsplannen van urbane gebieden.
6. SAMENVATTING Deze verhandeling gaat ervan uit, dat besparing van fossiele brandstoffen een onderdeel van het regeringsbeleid is. Verder wordt ervan,mitgegaan, dat toepassing van windenergie leidt tot besparing van fossiele brandstoffen. Enkele negatieve consequenties van het toepassen van windenergie worden belicht: het visuele aspect, de kans op lawaai-overlast, kans op het doden van vogels, gevaar voor mensen in de omgeving bij afbreken van een wiek 0.d. De "last" die windgeneratoren ondervinden van storing van het windveld (hoge gebouwen, andere generatoren) wordt behandeld. Onderscheid wordt gemaakt in kleinschalige en grootschalige toepassing van windenergie. Gewezen wordt op het feit, dat windenergie een techniek is, die zich nog volop in het stadium van onderzoek en proefbedrijven bevindt. Er wordt daarom gepleit voor nauwe samenwerking tussen stedebouwkundigen en instellingen die op dit onderzoeksterrein werkzaam zijn. Hoge gebouwen in een stad zijn een ernstige belemmering voor het toepassen van kleinschalige windenergie. Als men de kleinschalige windenergie mogelijk wil maken is een vsr doorgevoerde ordening van de gebouwenhoogte in de stad noodzakelijk. Mogelijkheden hiertoe worden aangegeven. Om visuele redenen zal het wenselijk zijn, de hoogte van windgeneratoren aan grenzen te binden. Er zullen minimale afstanden tussen windgeneratoren moeten worden voorgeschreven ter beperking van windstoring bij een verder naar achter gesitueerde generator. Vanwege het gevaar van een afbrekende en rondvliegende wiek zullen minimale afstanden tussen een windgenerator en openbare gebieden moeten worden vastgesteld. Bij grootschalige toepassing van windenergie zullen de generatoren in het algemeen op grote afstand van urbane gebieden worden gesitueerd en elektriciteit leveren aan het openbare net. Deze techniek stelt g66n specifieke eisen op het gebied van het bestemingsplan van een stad.