JAARCONGRES
“W I L
D E B U R G E R W E L K I E Z E N ?”
over keuzevrijheid in de gezondheidszorg en de energiemarkt
Dit congres werd mede mogelijk gemaakt door:
VOORWOORD Onder invloed van de vernieuwing van het openbaar bestuur is zowel vanuit de politiek als het bestuur een lijn ingezet om de burger meer keuzevrijheid te bieden. Kiezen beperkt zich heden ten dage daarom niet alleen tot het kiezen van een Tweede Kamer, gemeenteraad of ander bestuurlijk orgaan. Keuzes maken is onder invloed van de bestuurlijke vernieuwing, maatschappelijke ontwikkelingen en politieke ambities haast een dagelijkse taak van de burger geworden. Keuzes kunnen worden gemaakt voor een ziektekostenverzekering, energieleverancier, routes voor het openbaar vervoer, aanleg van een weg, telecommunicatiediensten en de ontwikkeling van een binnenstad. Technologische ontwikkelingen maken het mogelijk om de keuzes eenvoudig te maken en snel te effectueren. Door liberalisering en het verbeteren van de concurrentiemogelijkheden
bestaat
de
mogelijkheid
om
te
kiezen
uit
veel
verschillende
aanbiedingen en kan steeds eenvoudiger worden overgestapt van de ene leverancier naar de andere. Technologische innovaties maken het ook mogelijk om sneller en transparant inzicht te verkrijgen in de diverse aanbiedingen en keuzemogelijkheden. Daarnaast biedt de technologie eenvoudige mogelijkheden aan consumenten of belangengroeperingen om elkaar te vinden en zich gezamenlijk te organiseren. In veel gevallen wordt van deze keuzemogelijkheid gebruik gemaakt. In andere gevallen ligt gebruik niet voor de hand, wordt niet gevraagd of is zelfs niet gewenst. Aan de hand van voorbeelden kan duidelijk worden gemaakt in welke gevallen hiervan
5
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
sprake is. Om dit te illustreren worden op het derde jaarcongres van het Center for Public Innovation een tweetal voorbeelden centraal gesteld, te weten: de keuzevrijheid in de zorg en de keuzevrijheid in de energiemarkt. Per thema worden twee standpunten nader toegelicht aan de hand van situaties die zich in de afgelopen periode in de praktijk hebben voor gedaan. Deze voorbeelden worden allereerst in een breder perspectief gesteld om duidelijk te maken dat het geen toeval is om hier extra aandacht aan te besteden. Als laatste wordt stil gestaan bij de meer fundamentele achtergronden die hierbij aan de orde zijn. Het Center for Public Innovation wil met het voeren van deze discussie ook dit jaar laten zien dat bestuurlijke vernieuwing en technologische innovatie twee kanten van een medaille zijn. Noodzakelijke samenhang van vernieuwing en innovatie is daarbij het uitgangspunt. Deze samenhang moet op een praktische manier worden gezocht en berusten op verkregen leerervaringen vastgelegd in erkende theorieën. Voor de waan van de dag is geen plaats bij de opbouw van een samenleving.
6
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD
5
KIEZEN IN DE NETWERKMAATSCHAPPIJ
9
KIEZEN IN DE GEZONDHEIDSZORG
11
Inleiding
11
Discussie met de zaal
13
KIEZEN IN DE ENERGIEMARKT
15
Inleiding
15
Discussie met de zaal
17
KEUZEDELIRIUM:
OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
19
Van keuzevrijheid naar keuzedwang
19
De ‘verkeuzing’ van de overheidsvoorzieningen
21
Negatieve en positieve keuzevrijheid
22
De paradox van de keuzevrijheid
23
Mogelijkheidszin
25
De beheersing van de keuzeoverlast
27
CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
29
Brug tussen wetenschap en praktijk
29
Innovatie in tweevoud
29
Public innovation als academie en atelier
30
7
KIEZEN IN DE NETWERKMAATSCHAPPIJ
Door prof.dr. Victor Bekkers Professor Victor Bekkers geeft een inleiding op het congres waarbij hij het onderwerp, ‘kiezen in de netwerkmaatschappij’ in relatie tot de modernisering in het openbaar bestuur beschouwd. Hij bekijkt dit vanuit een internationaal perspectief waarbij verschillende landen op zoek zijn naar het antwoord op de vraag hoe de legitimiteit en de effectiviteit van het openbaar bestuur gewaarborgd kunnen worden binnen deze modernisering. Binnen verschillende landen zijn hier parallellen in te ontdekken. In de eerste plaats zien we een verschuiving van government naar governance, de overheid is niet meer het politieke centrum en de primaire probleemoplosser, dit verschuift naar andere delen van de samenleving. We zien ook een verschuiving naar de verticale bestuurslagen, zowel naar lokale overheden als naar Europa. Daarbij is er ook een horizontale verschuiving te ontdekken, de burger wordt mede- probleemoplosser. Wanneer er gekeken wordt naar de beleidsprogramma’s van Nederland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland wordt duidelijk dat er een verschuiving plaatsvindt naar ‘self-governance’ er komt een grotere verantwoordelijkheid bij de burger te liggen, de informatiepositie van de burger neemt toe en de burger wordt coontwerper of coproducent van beleid. Kijkend naar politieke waarden is te zien dat de waardevrijheid een centrale rol speelt. Burgers kunnen zich als rationele actoren gedragen en die vrijheid betekent zelforganisatie. Deze vrijheid is dan ook een voorwaarde voor efficiency. De rol van ICT komt ook naar voren, via het gebruik van
9
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
ICT wordt de kwaliteit van dienstverlening verbeterd, stijgt de responsiviteit, verbeterd de interne en externe efficiency en wordt de toegankelijkheid vergroot. Hieruit moge duidelijk zijn dat de rol van ICT niet zo zeer in relatie tot vrijheid staat. Victor
Bekkers
spreekt
nu
van
een
mix
van
representatieve
democratie
en
consumenten democratie. De burger is zowel kiezer als klant. Hij doet dit als rationeel wezen, intelligent, en geëmancipeerd. Dit alles blijft dan wel binnen het primaat van de politiek, deze bepaalt de randvoorwaarden. De overheid wordt zo gezien als keten van dienstverleningsmachines.
Prof. Victor Bekkers opent de bijeenkomst
Toch moeten hier volgens Victor Bekkers een aantal kanttekeningen bij geplaatst worden. In de eerste plaats blijft de vraag of er wel echt keuzevrijheid bestaat of dat dit een quasi vrijheid blijft. Een tweede punt is transparantie, en wiens transparantie dit eigenlijk is: top down, waarbij de overheid de burger informatie geeft om te kunnen kiezen of bottom up waarbij burgers zelf deze transparantie organiseren. In de derde plaats zien we dat de mix van de representatieve en consumenten democratie ons voor een paradox stelt. Deze mix is gemaakt om het legitimiteitsverlies te herwinnen maar het weggooien van de politieke dimensie van de overheid zou net dit verlies kunnen bewerkstelligen. Verder is er nog steeds sprake van een digitale kloof, waarbij het moeilijk is informatie te ontsluiten en te koppelen. Tot slot moet nog de borging van het publiek belang in het kiesparadigma vermeld worden. De waardering van de overheid wordt afhankelijk van de manier van dienstverlening van de overheid.
10
KIEZEN IN DE GEZONDHEIDSZORG
Door mevrouw drs. I. van Bennekom en de heer drs. M.H. Meijerink
INLEIDING Mevrouw Van Bennekom, directeur van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie, opent het debat over kiezen in de gezondheidszorg. In haar presentatie “Wil de burger wel kiezen? De patiënt centraal” wijst ze allereerst op het feit dat bij de patiënt van de toekomst twee aspecten centraal staan, namelijk vraagsturing en marktmacht (zelf spreekt ze bij voorkeur van marktkracht). Vervolgens worden een aantal ontwikkelingen in de zorg besproken. De eerste ontwikkeling is de verandering in de zorgvraag. Aandachtspunten hierbij zijn de demografie, de regie over het eigen leven, eigen verantwoordelijkheid, kosten en baten, behoud van solidariteit en renderende premies. De tweede ontwikkeling betreft de technologie, die mogelijkheden biedt voor het aanbieden van kostenondersteunende informatie, elektronische patiëntendossiers en telezorg. De derde ontwikkeling betreft veranderingen in de verhoudingen binnen de zorg. Hierbij gaat het om het versterken van de positie van de zorgvrager, de invulling van de regierol van de verzekeraar, innovatie in het zorgaanbod, toezicht op de zorgmarkt en de wet marktordening gezondheidszorg. De vierde ontwikkeling betreft de wet- en regelgeving, waaronder de zorgverzekeringswet, de modernisering van de AWBZ en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
11
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
Mevrouw Van Bennekom constateert dat er sprake is van keuzemogelijkheden ten aanzien van de zorgverzekering, maar ze betwijfelt of hiermee de keuzevrijheid van zorgvragers toeneemt. Daarnaast stelt ze vast dat ondanks alle veranderingen nog
Mevrouw Van Bennekom over vraagsturing en marktmacht
steeds sprake is van een top-down benadering binnen de zorg. De zorgvrager wordt volgens mevrouw Van Bennekom geconfronteerd met vele onzekerheden, bijvoorbeeld ten aanzien van de vraag hoe het gesteld is met de kwaliteit bij behandelingen. Om die reden pleit ze voor sterke organen die de zorgconsumenten vertegenwoordigen. Volgens haar kan de zorgmarkt alleen functioneren als patiënten een plaats aan de onderhandelingstafel hebben en aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. Deze randvoorwaarden zijn inzicht in vraag en aanbod, sterke organisaties, inzicht in leveringsvoorwaarden en het realiseren van een ‘zorgconsumentenwet’. Mevrouw Van Bennekom sluit haar presentatie af met een stellig pleidooi voor deze wet en de constatering dat er nog een lange weg te gaan is. De discussieleider van het debat, de heer drs. L. Smits, bedankt mevrouw Van Bennekom voor haar flitsende verhaal en geeft het woord vervolgens aan de heer drs. M.H. Meijerink, voorzitter van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ). De heer Meijerink geeft aan dat hij het in grote lijnen eens is met het betoog van mevrouw Van Bennekom. Wel verschilt hij op een aantal punten van mening met haar. De heer Meijerink geeft aan dat zijn presentatie gebaseerd is op een aantal adviezen van de RVZ. Vervolgens presenteert hij een zestal stellingen. De eerste stelling is dat de informatie om te kunnen kiezen de belangrijkste voorwaarde voor succesvolle marktwerking in de zorg vormt. De tweede stelling is dat marktpartijen deze informatie onvoldoende genereren. De derde stelling is dat het meevallende
12
KIEZEN IN DE GEZONDHEIDSZORG
keuzegedrag bij de zorgverzekering vooral over prijsverschillen ging. De vierde stelling is dat de keuze voor zorgaanbieders in het nieuwe stelsel getrapt geschiedt via de zorgverzekeraar. Het is de vraag of hier voor het gedrag van de zorgconsument voldoende marktprikkels vanuit gaan. De vijfde stelling is dat prijsinformatie van zorgaanbieders in een getrapt systeem niet erg relevant is. Het zou in zo’n systeem moeten gaan om kwaliteitsinformatie. De zesde stelling is dat de burger liever geen risico wil lopen op tekortschietende kwaliteit, maar in veel gevallen niet weet dat de kwaliteitsverschillen tussen zorgaanbieders groot zijn en dat hij dus eigenlijk wel moet kiezen. De heer Meijerink sluit zijn presentatie af met het pleidooi dat de overheid de plicht heeft om meer informatie over zorg te genereren en een basiskwaliteit van zorg moet omschrijven en garanderen. De discussieleider bedankt ook de heer Meijerink voor zijn presentatie en geeft vervolgens het woord aan de aanwezigen in de zaal.
DISCUSSIE MET DE ZAAL De eerste vraag vanuit de zaal is of basiskwaliteit van de zorg niet gegarandeerd wordt door de Inspectie Gezondheidszorg? De heer Meijerink antwoordt dat de Inspectie pas optreedt wanneer het mis gaat en dat kwaliteitsnormen op dit moment niet omschreven zijn. Volgens hem wil de overheid daar niet aan, omdat ze bang zijn voor financiële claims van ziekenhuizen. Mevrouw van Bennekom merkt op dat ze stelling 6 te kort door de bocht vindt, omdat er in de stelling vanuit wordt gegaan dat er één type zorgklant is en slechts twee typen van zorg (goed of slecht). Volgens haar zijn er vele variaties te onderscheiden. Verder geeft ze aan dat de afspraken over basiskwaliteit
wettelijk
moeten
worden
vastgelegd
in
de
door
haar
bepleite
zorgconsumentenwet. De andere deelnemer vraagt zich af de focus op verantwoording geen perverse effecten uitlokt. De vraagsteller neemt een low-trust society waar. De heer Meijerink antwoordt dat de overheid zich meer moet richten op de voorwaarden om een omslag te maken van low-trust naar high-trust. Een deelnemer merkt op dat motieven die aan keuzes ten grondslag liggen ondoorzichtig zijn en pleit voor het beschrijven van leveringsvoorwaarden (niet in de wet). Een andere aanwezige in de zaal deelt de mening dat er geen echte markt is niet. Hij wijst bijvoorbeeld op mensen in Nederland die zich laten behandelen in Duitsland of België. De vraag is of dit voorbeeld niet juist een indicatie is van een echte markt? De heer Meijerink antwoordt dat het percentage Nederlanders dat zich in het buitenland laat behandelen, bijzonder laag is. Mevrouw Van Bennekom vult aan dat een echte markt pas tot stand komt wanneer sprake is van gelegitimeerde onderhandelingspartners.
13
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
Een vraagsteller is het oneens met de analyse dat sprake is van low-trust binnen de zorg. Volgens hem is er in het algemeen juist een groot vertrouwen in zorgverleners en is er juist behoefte aan minder vertrouwen. De heer Meijerink beaamt dat het vertrouwen in huisartsen en specialisten erg hoog is in Nederland. Mevrouw van Bennekom vindt ook dat vertrouwen op niveau moet blijven, maar geeft wel aan dat het vertrouwen niet altijd terecht is. Ook is de vertrouwensrelatie in de zorg een afhankelijkheidsrelatie. Je kunt niet zomaar het vertrouwen opzeggen, omdat je vaak geen alternatief hebt. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor scholen. De discussieleider komt terug op dat het punt van de informatievoorziening. Hij constateert dat marktpartijen er niet in slagen om inzichtelijke informatie te generen. De heer Meijerink bepleit om die reden de oprichting van een expertise-centrum. Volgens mevrouw Van Bennekom is er echter geen behoefte aan een expertisecentrum met databases, maar aan handzame informatie. Daarna geeft de discussieleider het laatste woord aan de twee forumleden. Prof.dr. J. van den Hoven geeft aan dat een adequate informatievoorziening een publieke taak in ieders belang is. Om die reden sluit hij zich aan bij het pleidooi van de heer Meijerink om de informatievoorziening goed te organiseren en te regisseren. Prof.dr. H. van Duivenboden wijst op de perverse effecten van prestatiemeting. De kwaliteit van zorg wordt in zijn beleving erg financieel-economisch bepaald. Een nadruk op prijzen, kan ten koste gaan van aandacht voor kwaliteit. Als voorbeeld noemt hij een fysiotherapeut die bang is dat zorgverzekeraars hem zullen passeren als zijn behandelingen te lang duren.
14
KIEZEN IN DE ENERGIEMARKT
door de heer drs. M. Frequin en de heer F. Munnichs
INLEIDING De heer Frequin, directeur-generaal van het DG voor Energie en Telecom van het ministerie van Economische Zaken, verzorgt de eerste presentatie onder de titel “Consument en keuze in de energiemarkt”. De heer Frequin constateert dat sprake is van beperkte keuzemogelijkheden voor consumenten in de energiemarkt. Op de Nederlandse markt zijn namelijk niet veel spelers actief. Daarnaast zijn de spelers op de
markt
internationaal
georiënteerd,
in
plaats
van
op
lokale
of
regionale
ontwikkelingen. Bovendien merkt hij op dat het marktproces in de energiesector gefaseerd verloopt. De consument bevindt zich daarmee in een markt die niet is georiënteerd op zijn keuzemogelijkheden, zo concludeert Frequin. Daarna poneert de heer Frequin drie stellingen. Vaak wordt een gebrek aan oriëntatie op de consument gelegitimeerd door te stellen dat: a) de consument niet wil kiezen, b) de consument niet kan kiezen, en c)
kiezen geen zin heeft.
Sinds juli 2004 liberaliseert de energiemarkt. Het gevolg daarvan is dat consumenten kunnen kiezen voor een andere energieleverancier. Wat betreft elektriciteit zijn 14 procent van de mensen overgestapt op een andere energieleverancier, bij gas is dat 11,3 procent. Bij de liberalisering van de energiemarkt verdienen drie aspecten
15
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
aandacht. Dat zijn vertrouwen, transparantie en keuzemogelijkheden. De heer Frequin geeft aan dat het vertrouwen in leveranciers snel aangetast kan worden, maar dat dit niet noodzakelijk alleen van doen heeft met liberalisering, terwijl die koppeling wel vaak wordt gelegd. Bij transparantie moet gedacht worden aan prijsopbouw, prijsvergelijking en klachtenafhandeling. Van transparantie is op dit moment nog geen sprake. Wat betreft de keuzemogelijkheden tenslotte merkt de heer Frequin op dat deze
mogelijkheden
onvoldoende
onderscheidend
zijn.
Zo
is
bijvoorbeeld
het
onderscheid tussen grijze en groene stroom voor consumenten niet erg duidelijk en zijn de prijsverschillen tussen energieleveranciers klein. Uit de cijfers die de heer Frequin presenteert blijkt ook dat energieleveranciers weinig mogelijkheden hebben om prijzen te wijzigen, omdat slecht een gering deel van de energiekosten variabel is. Vervolgens geeft de discussieleider het woord aan de tweede spreker, de heer Munnichs, directeur Federatiezaken van EnergieNed, de brancheorganisatie van energiebedrijven in Nederland. De heer Munnichs geeft aan dat hij het voorgaande betoog deels wel en deels niet onderschrijft. In zijn presentatie met de titel “Wil de burger wel kiezen?” poneert hij drie stellingen. De eerste stelling is dat klanten kunnen kiezen en dat ook doen. De tweede stelling is dat burgers niet alles aan de overheid willen overlaten. De derde stelling is dat marktwerking in de energiemarkt blijvend is en dat er geen weg terug is. De eerste vraag die de heer Munnichs in zijn presentatie aan de orde stelt, is waarom er sprake is van keuzevrijheid in de energiemarkt. De belangrijkste reden is het uitgangpunt dat keuzevrijheid en concurrentie efficiëntie bevordert en op termijn resulteert in lage prijzen. Processen als globalisering en individualisering stimuleren deze ontwikkeling in belangrijke mate. Keuzevrijheid is dus niet het primaire doel van liberalisering van de markt geweest, maar veeleer was het maken van een efficiencyslag de belangrijkste drijfveer. De volgende vraag is of er voor consumenten wat te kiezen valt. De heer Munnichs beantwoordt deze vraag bevestigend. Zo wijst hij op het feit dat er in Nederland 25 vergunninghouders actief zijn, dat er sprake is van effectieve concurrentie op landelijk en regionaal niveau, dat de keuzemogelijkheden voor producten en diensten toegenomen
zijn
(bijvoorbeeld
tussen
grijs
en
groen,
tussen
verschillende
contractvormen en omtrent additionele diensten) en het feit dat op jaarbasis gemiddeld acht procent van de klanten kiest voor een andere energieleverancier. Keuzemogelijkheden zijn er dus zeker volgens de spreker. Dit betekent echter niet dat alle keuzemogelijkheden voor klanten inmiddels uitgeput
zijn.
Ondanks
de
mogelijkheden
om
te
kiezen
voor
een
andere
energieleverancier, constateert de heer Munnichs dat een deel van de klanten bewust niet wisselt van energieleverancier. Redenen hiervoor zijn tevredenheid met de huidige leverancier, een vrees voor rompslomp, geen keuze kunnen maken als gevolg van een gebrek aan transparantie en te kleine prijsverschillen. De heer Munnichs erkent dat de prijsverschillen
16
klein
zijn.
Daarnaast
geeft
hij
aan
dat
verbeteringen
in
de
KIEZEN IN DE ENERGIEMARKT
marktwerking en afhandeling mogelijk zijn, bijvoorbeeld door middel van een versimpeling van de organisatie van het gekozen marktmodel. De presentatie wordt afgesloten met drie constateringen. De eerste constatering is dat de energiemarkt niet perfect is. De tweede constatering is dat de inrichting van de markt geld kost en regelgeving vergt.
De heer Munnichs over marktwerking en keuzevrijheid in de energiesector
De derde constatering is dat de bescherming van de collectieve belangen, zoals bijvoorbeeld zekerheid, veiligheid en betaalbaarheid, aandacht vraagt. Desondanks is de marktwerking in de energiesector een blijvend fenomeen, en moet er aandacht blijven voor de rolverdeling tussen markt en overheid. De dagvoorzitter geeft het woord aan de mensen in de zaal.
DISCUSSIE MET DE ZAAL De eerste vraag is van Daniel Tijink, ministerie van EZ, naar of de energieleveranciers een efficiencyslag hebben gemaakt. De heer Munnichs antwoordt dat er een aanzienlijke verbetering van de efficiëntie is gerealiseerd, met name in Europees verband, bijvoorbeeld door het uitwisselen van klantenbestanden. Het is niet gerealiseerd in termen van internationale ontwikkelingen, die een belangrijk stempel drukken op de prijs. Voorbeelden zijn de oorlog in Irak die de olieprijzen en daaraan gekoppeld de energieprijzen doen stijgen en de gestegen energievraag op de wereldmarkt vanuit met name China en India die ook leidt tot hogere energieprijzen. De heer van de Kamp vraagt zich af of het misschien niet denkbaar is om marktwerking uitsluitend bij grootgebruikers (bedrijven) te introduceren en voor de
17
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
consumentenmarkt door slechts één leverancier te laten bedienen, daar men gericht was op concurrentieposities, en daar 85% van de consumenten niet is overgestapt. De heer Frequin antwoordt dat als uitgangspunt altijd geldt dat de burger de maatstaf is. Daarnaast hebben ook consumenten er belang bij om te kunnen kiezen. De discussieleider vraagt zich hardop af of er op de energiemarkt voldoende informatie beschikbaar is voor de klanten. De heer Frequin merkt op dat de rekening onduidelijk is. Stap voor stap probeert de overheid wel om de energiemarkt inzichtelijker te maken. De heer Munnichs bekritiseert het feit dat de overheid verschillen in facturering weg wil masseren. Daarvoor is het voor energieleveranciers lastiger om zich te positioneren in de markt. De heer Frequin is het hier niet mee eens en constateert dat de energieleveranciers de consument nog amper ontdekt hebben. Tenslotte geeft Matt Poelmans van
[email protected] aan zich bekocht te voelen. De consument wil het anders, maar is nu niet meer dan een pion in het spel. Hij pleit er dan ook voor dat energieleveranciers duidelijker maken wat de keuzemogelijkheden zijn, omdat bij onduidelijke keuzes de klant niet zal kiezen. De heer Frequin antwoordt dat er nog een lange weg is te gaan, maar dat op termijn de keuzemogelijkheden wel duidelijk zullen zijn voor de klanten. Ter afsluiting van de discussie geeft de discussieleider het woord aan prof.dr. M. Thaens. De heer Thaens geeft aan dat de liberalisering een specifieke invulling is van het concept self-governance dat eerder door prof. Bekkers uiteen is gezet. Daarnaast constateert de heer Thaens dat de kwaliteit van het product geen issue is. Aangezien uit de presentatie van de heer Frequin blijkt dat er bij energieleveranciers weinig ruimte is om te concurreren op prijs, blijft service over als belangrijk aspect. Wel is het lastig om deze service inzichtelijk te maken. De heer Thaens pleit dan ook om de service- en dienstverlening inzichtelijk te maken voor de klant. Wellicht kan hier worden geleerd van de zorg?
18
KEUZEDELIRIUM: OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
Door prof.dr. J. de Mul Zo’n twee- à driemaal per week, bij voorkeur rond etenstijd, word ik opgebeld door een persoon die mij mededeelt dat ik naar alle waarschijnlijkheid teveel betaal voor mijn telefoon, internetaansluiting, gas, elektriciteit, hypotheek, pensioenpremie of zorgverzekering. Gelukkig blijkt daar altijd wat aan te doen. Ik hoef slechts gebruik te maken van mijn keuzevrijheid en van aanbieder te veranderen. De eerste jaren waren die telefoontjes mij, op het tijdstip waarop ze plaatsvonden na, niet onwelkom. Zo bleek het dat ik bijvoorbeeld inderdaad fiks kon besparen op mijn telefoonkosten door carrier preselect te gaan bellen. Inmiddels is de keuzevrijheid met betrekking tot de aanschaf van producten en diensten overweldigend. Maar helaas vaak ook nogal frustrerend. En dat is niet alleen mijn ervaring. Als ik mijn oor te luisteren leg tijdens in mijn omgeving of een willekeurige krant of tijdschrift open sla, dan beluister ik een massaal ongenoegen. Er wordt diep gezucht over de overvloed aan keuzen. Overvloed én onbehagen. De keuzestress neemt toe en mondt langzamerhand uit in een beknellende keuzedwang. Goede raad is niet langer duur, maar vind maar eens de tijd om hem tussen de overvloed van slechte raad te vinden.
Van keuzevrijheid naar keuzedwang Enige tijd geleden vond ik in Clive Crook, adjunct-hoofdredacteur van het Britse weekblad The Economist, een onverwachte lotgenoot. In een van zijn artikelen gaf hij
19
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
lucht aan de verbijstering die hem overviel toen hij bij Amerikaanse Wal-Mart een middeltje tegen de griep wilde kopen en geconfronteerd werd met veertig meter antigriepmiddelen op de schap. Dat was zelfs voor deze spreekbuis van de neoliberale ideologie een tikkeltje teveel van het goede. Toch stelde hij in zijn artikel dat hij in weerwil van de evidente nadelen toch de voorkeur aan een dergelijk keuzedelirium te geven boven de situatie waar er voor hem gekozen wordt. En wie zou hem op dit punt niet naspreken? Keuzevrijheid is een groot goed en daar doen we als moderne, vrijheidslievende mensen niet graag afstand van. Maar dat neemt niet weg dat we inmiddels zuchten onder een enorme keuzeoverlast. Wie tegenwoordig zoiets simpels als een telefoonaansluiting wil, dient niet alleen te kiezen tussen verschillende systemen, die ieder zo hun eigen voor- en nadelen hebben (vast, mobiel, analoog, ISDN of kabel) en tientallen soorten abonnementstypen, maar ook nog eens uit vele honderden verschillende typen telefoontoestellen. Zeker, het is prettig dat de tijd voorbij is dat KPN alleenheerser was op het gebied van de telefonie, je als gevolg daarvan zes weken moest wachten op je aansluiting en je telefoons kon krijgen ‘in any colour, as long as it was grey’. Maar toch bekruipt mij steeds vaker het gevoel dat er ergens in deze ontwikkeling iets fout is gegaan. Een overmaat aan keuzevrijheid leidt onvermijdelijk tot keuzestress. Natuurlijk kunnen we proberen ons te wapenen tegen keuzestress. Wanneer we overweldigd worden door het enorme aanbod van auto’s, stofzuigers of tuners (in een beetje goed gesorteerde winkel met geluidsapparatuur kun je met de aanwezige componenten
al
gauw
honderdduizenden
verschillende
muzieksystemen
samenstellen), kunnen we bijvoorbeeld een test van de consumentenbond raadplegen. Het probleem is echter dat de meeste geteste modellen op het moment van de aankoop alweer vervangen zijn door nieuwere modellen. Vervelend is vooral wanneer keuzestress optreedt in situaties waarin we ons niet kunnen onttrekken aan het maken van de keuze. Wie moe wordt van de keuze tussen tientallen vakantiebestemmingen, kan vanzelfsprekend ook besluiten maar eens een jaartje thuis te blijven en bij uitzondering eens echt uit te rusten. Maar steeds meer keuzen worden ons door de economische liberalisering en flexibilisering dwingend opgelegd. Wie door de drukte een verlofdagenstuwmeer heeft opgebouwd, wordt gedwongen na te denken over de vraag of hij wel of niet in actie moet komen. Niets doen is niet aantrekkelijk, omdat je dan je dagen kwijt bent. Maar moet je die opgespaarde dagen dan laten uitkeren in geld, laten omzetten in extra pensioen, in vroeger pensioen, deeltijdverlof, een sabbatical of een ouderschapsverlof wellicht. Dat laatste vormt weer al een probleem op zich. De vraag of we al of niet kinderen willen, is sinds de beschikbaarheid van betrouwbare voorbehoedsmiddelen ook al weer enkele decennia onttrokken aan het toeval en onderwerp geworden van een bewuste keuze. En
tijdens
de
zwangerschap
worden
aanstaande
ouders,
wanneer
prenatale
diagnostiek ernstige defecten of ziekten aan het licht brengt, verplicht te kiezen of ze de zwangerschap wel of niet willen laten afbreken. En ook aan het eind van de rit worden steeds meer ouderen, die worden getroffen door een ondragelijke of uitzichtloze ziekte, voor de keuze geplaatst of ze nog willen verder leven of opteren voor een passieve of actieve vorm van levensbeëindiging. Gelukkig zijn niet alle keuzen die we moeten maken kwesties van leven of dood, maar het aantal dilemma’s in ons leven neemt zienderogen toe.
20
KEUZEDELIRIUM:
OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
Wat de massale toename van de keuzedwang extra vervelend maakt, is dat nogal wat keuzen in werkelijkheid schijnkeuzen blijken te zijn. Wat heb je eraan, zo vraagt Barry Schwartz zich in zijn in 2004 verschenen boek The Paradox of Choice af, als je in een Amerikaanse supermarkt kunt kiezen tussen zestig soorten sponzig brood, als er geen vers brood verkrijgbaar is? En wat heb je aan de keuze tussen honderdvijftig verschillende soorten jus d’orange als je, als het erop aan komt, slechts kunt kiezen tussen twee grotendeels inwisselbare presidentskandidaten? Schwarz spreekt in zijn boek voornamelijk over de Verenigde Staten, maar ook in Europa gaan we in sneltreinvaart dezelfde richting uit. En op het continent is Nederland daarbij weer het braafste jongetje van de klas als het gaat om het volgen van het voorbeeld van onze neoliberale Grote Broer.
De ‘verkeuzing’ van de overheidsvoorzieningen De
afgelopen
decennia
overheidsvoorzieningen
heeft
een
er
ook
omvangrijke
ten
aanzien
liberalisering
van en
de
klassieke
verzelfstandiging
plaatsgevonden. Wat ooit een neoliberaal stokpaardje was, wordt nu ook breed - zij het
meestal
wat
minder
triomfantelijk
sociaaldemocraten. Het gevolg is dat
–
gedragen
door
christen-
we tegenwoordig ook op dit terrein
en
worden
overspoeld door een ‘tsunami van keuzen’. Het uitzoeken van de juiste school of een vervolgopleiding voor de kinderen op basis van onderwijskeuzegidsen, rapporten van de onderwijsinspectie en slaagpercentages van de leerlingen, is tegenwoordig meer dan ooit een crime. Het aanbod aan opleidingen in het vervolgonderwijs is zo overweldigend dat KNAW-president Frits van Oostrom het onlangs vergeleek met de menukaart van een slechte Chinees. En leerlingen met een handicap of leerprobleem zuchten ondertussen, in geval er zich problemen voordoen, ook nog eens onder hun ‘rugzakje’ met naar eigen keuze te besteden extra onderwijs-zorgmiddelen. Ook met betrekking tot de zorg en de energiesector is de keuzedwang groot. Inmiddels kunnen we in Nederland kiezen uit meer dan zeshonderd verschillende particuliere zorgpolissen. Zelfs de meest toegewijde keuze-aficionado raakt hier in een staat van paniek. Menige zorgconsument zet zijn hoop op een website waarin de overmaat aan zorgverzekeringen met elkaar kunnen worden vergeleken. Het probleem is echter dat er daarvan nu ook al weer meer dan twintig zijn, waartussen dan natuurlijk eerst nog weer gekozen moet worden. Er zijn momenten dat ik wel eens dagdroom van een nieuw soort TomTom, die mij door de keuzejungle van mijn leven leidt. De vraag is waarom we ons vrijwillig overgeven aan het keuzedelirium, terwijl we er toch vaak onder lijden? Het standaardantwoord van de neoliberalen luidt dat er daarvoor goede, economische redenen zijn, zoals kostenbesparing en het feit dat met de keuzevrijheid ook de kans groter wordt dat iedereen uiteindelijk krijgt wat hij of zij wil. Keuzevrijheid, zo luidt het credo, kost wat, maar dan krijg je ook wat! Daar valt echter het nodige tegen in te brengen. Zelfs wanneer we ons beperken tot economische overwegingen kun je je afvragen of de toename van de keuzevrijheid wel in alle gevallen zo voordelig is. Zo zien we bijvoorbeeld dat de liberalisering en de daarmee gepaard gaande concurrentie in de gezondheidszorg onder meer leidt tot vele miljoenen euro’s verslindende reclamecampagnes en
21
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
exorbitante salarissen van het topmanagement. En ook in het geval van schijnkeuzen wegen de economische baten niet op tegen de kosten. Zo maakt het wat de elektriciteitsvoorziening betreft weinig uit welke aanbieder je kiest. Mogelijk kun je een paar Euro’s per maand uitsparen door van leverancier te wisselen, maar omdat er maar één netwerk is, is iedereen de dupe als dat uitvalt. En in Californië hebben we gezien dat liberalisering de stabiliteit van het netwerk allerminst ten goede komt. Daarnaast heeft de liberalisering ook een sociaal prijskaartje. Kees Schuyt wees er in 2005 in zijn G-lezing op dat een toename van keuzevrijheid de solidariteit onder de verschillende bevolkingsgroepen uitholt. Op het gebied van de zorg is er het schrikbeeld van een ‘genocratie’, waarin genetisch superieuren zich niet alleen als klasse, maar mogelijk ook als biologische soort onderscheiden van een genetisch inferieure onderklasse. Dat worden drukke tijden voor de postindustriële opvolgers van Marx. Misklonen aller landen, verenigt u! Maar nog los van de genoemde negatieve consequenties van de toename van de keuzevrijheid, kent keuzevrijheid ook inherente troebelen. Psychologische en antropologische
overwegingen
maken
duidelijk
waarom
een
toename
van
de
keuzevrijheid niet alleen een zegen, maar tevens een vloek betekent. Laten we deze paradox van de keuzevrijheid eens wat nader beschouwen.
Negatieve en positieve keuzevrijheid Wie doorvraagt naar de zin van de keuzevrijheid, stuit vroeg of laat op de stelling dat mensen beter af zijn naarmate er meer te kiezen valt. Keuzevrijheid hangt nauw samen met het veelgeprezen beginsel van de menselijke autonomie ofwel zelfbestuur. En zelfbestuur is slechts mogelijk als we wat te kiezen hebben. Om onze autonomie ten volle te kunnen realiseren dienen we – ik refereer hier aan het beroemde onderscheid dat Isaiah Berlin maakt in Two Concepts of Liberty (1958) – niet alleen negatieve vrijheid te hebben in de zin dat we niet worden gehinderd om te doen wat we willen, maar ook positieve vrijheid, die erin bestaat dat we in staat zijn om te kiezen tussen verschillende levensvervullingen. Een persoon die zich onbelemmerd kan overgeven aan een verslaving is vrij in negatieve zin; pas wie in staat is te kiezen tussen een leven als verslaafde of een leven zonder verslaving kent positieve vrijheid. Alleen in het laatste geval is er sprake van autonome zelfbepaling. Zo ook kunnen we zeggen dat de consument die niet wordt belemmerd om die ene grijze telefoon van KPN aan te schaffen, enkel negatieve vrijheid kent. Op het moment dat hij kan kiezen tussen een donkergrijze en een lichtgrijze telefoon betreedt hij het paradijs van de positieve keuzevrijheid. Hoe meer keuzen er zijn, des te beter. De kans dat het product of de dienst wordt aangeboden die de consument wenst, wordt immers groter naarmate er meer te kiezen valt. En daarmee worden ook welzijn en geluk gemaximaliseerd. Hoewel Berlin beide vormen van vrijheid van belang acht, merkt hij wel op dat de notie van positieve vrijheid ook het gevaar in zich draagt totalitaire trekjes te krijgen. In het verleden zijn er op paradoxale wijze juist uit naam van de positieve vrijheid bepaalde idealen – bijvoorbeeld de communistische heilstaat - dwingend opgelegd. Je zou je kunnen afvragen of dat gevaar ook niet bestaat met betrekking tot het ideaal van keuzevrijheid zelf, los van de specifieke invulling. Wat je kiest mag je
22
KEUZEDELIRIUM:
OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
zelf weten, maar kiezen zul je! De wat ongemakkelijke vraag of keuzevrijheid in alle omstandigheden nastrevenswaardig is, wordt zelden gesteld.
De paradox van de keuzevrijheid Het is nu echter precies de vooronderstelling dat meer keuze altijd beter is die door de Amerikaanse psycholoog Barry Schwartz in zijn eerder genoemde The Paradox of Choice ter discussie wordt gesteld. Zijn stelling luidt dat meer keuze slechts tot een bepaald punt beter is. Nadat dat punt wordt gepasseerd, is er sprake van een snel afnemende meeropbrengst. Twee soorten jam bij het ontbijt is veel beter dan één, maar als je al vijf soorten jam op tafel hebt staan, dan zal de winst van nog een extra smaak niet bijzonder groot zijn. Daar komt nog bij dat de met de keuzevrijheid vaak ook de nadelen toenemen en niet sneller in een sterkere mate dan de voordelen van de toegenomen vrijheid. Schwartz’ theorie is geïnspireerd door onderzoek van de psychologen Sheena Lyengar en Mark Lepper. In een delicatessenzaak zagen zij een tafel waarop vierentwintig soorten jam stonden uitgestald. De klanten mochten gratis proeven en als ze dat deden kregen ze een bon die recht gaf op een één dollar korting bij de aanschaf van een pot jam. De belangstelling om te proeven was groot, maar tot verbazing van de winkeleigenaar kochten maar weinig klanten na het proeven een pot jam. Om die reden besloot hij de opstelling te veranderen en plaatste hij nog maar zes verschillende smaken op de tafel. Het aantal proevers nam weliswaar af, maar het aantal van hen dat na het proeven een pot jam kocht groeide spectaculair: tienmaal zoveel mensen besloten tot een aanschaf. Hoe komt dat? Daarvoor zijn verschillende redenen. In de eerste plaats neemt de tijdsinvestering toe naarmate er tussen meer opties moet worden gekozen. Zeker als het gaat om complexe producten als zorgverzekeringen, die op veel punten met elkaar vergeleken moeten worden, neemt de benodigde tijdsinvestering exponentieel toe. Wie zeshonderd zorgverzekeringen op alle relevante punten met elkaar wil vergelijken, zal – zelfs bij gebruikmaking van een vergelijkingssite - serieus moeten denken aan een sabbatical leave. Daar komt, in de tweede plaats, bij dat met de toename van de keuzemogelijkheid ook de verwachtingen groeien. Als er maar één type telefoon of verzekering te krijgen is, weet je al van tevoren dat die niet op alle punten zal voldoen aan je wensen. Als dat na een tijdrovende keuze tussen honderden mogelijkheden nog steeds niet het geval is, zal de teleurstelling en frustratie des te groter zijn. In de derde plaats neemt, naarmate het keuzeaanbod toeneemt, ook de kans toe dat een verkeerde keuze wordt gemaakt én dat men daarvan achteraf spijt heeft. Dat geldt zelfs als je weigert te kiezen. Het vaakgehoorde argument dat de consument helemaal niet gedwongen wordt om te kiezen, maar desgewenst vrij is bij zijn huidige energieleverancier te blijven, is maar ten dele waar. Als de consument ervoor kiest bij zijn huidige energieleverancier te blijven, bijvoorbeeld omdat hij het zich informeren over alle mogelijkheden te tijdrovend vindt, dat zal hij zich in veel gevallen toch ongelukkig voelen door het vermoeden daarmee een dief van zijn eigen portemonnee te zijn.
23
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
Bovenstaande argumenten gelden in nog sterkere mate wanneer het gaat om keuzes die omkeerbaar zijn. Vroeger was een huwelijk in veel gevallen een keuze voor het leven. Ook wanneer de keuze minder gelukkig bleek te zijn, maakten religieuze en/of financiële redenen vaak onmogelijk te scheiden. Er zat dan weinig anders op je neer te leggen bij de situatie. Tegenwoordig is het een stuk gemakkelijker om te scheiden en in een aanzienlijk deel van de huwelijken gebeurt dat dan ook. Dat betekent echter niet vanzelfsprekend dat het levensgeluk van de scheidende echtlieden en hun mogelijke kroost daardoor toeneemt. Bovendien voelt degene die ondanks een slechts huwelijk besluit toch niet te scheiden - bijvoorbeeld vanwege de kinderen - zich ongelukkiger dan vroeger omdat hij of zij steeds wordt gekweld door de gedachte dat hij of zij anders had kunnen kiezen.
prof.dr. Jos de Mul
Daarbij komt nog dat de mens nu niet bepaald goed is in het kiezen. De economische wetenschap gaat ervan uit dat de mens een homo economicus is, een rationeel wezen dat op basis van volledige informatie zijn behoeftebevrediging maximaliseert. Dat is zonder twijfel een vruchtbaar model om de economische wetenschap op te baseren, maar stemt niet erg overeen met de alledaagse praktijk van keuzeovervloed. Mensen worden, zoals door de econoom Herbert Simon is onderstreept, gekenmerkt door een ‘bounded rationality’. Het ontbreekt de meeste mensen nu eenmaal aan tijd, de middelen en/of de intellectuele capaciteiten om goed geïnformeerd te kiezen op al die terreinen waarop we dat geacht worden te doen. Als het er werkelijk toe doet, beseffen we dat overigens ook vaak wel. Barry Schwarz wees onlangs in een interview op een onderzoek waaruit bleek dat 70% van de ondervraagden te kennen gaf dat zij, indien zij kanker zouden krijgen, zelf de regie met betrekking tot het behandelingstraject zouden willen voeren. De belangrijkste uitzondering werd echter gevormd door de mensen die reeds kanker hadden. Van hen stelde slechts 12% er prijs op daarbij het laatste woord te hebben. Mensen zijn bovendien niet alleen
beperkt in hun rationaliteit, maar ze kiezen
vaak ook op irrationele gronden. Wie geneigd is een duurdere auto te kopen dan hij zich eigenlijk kan veroorloven, omdat de buurman er ook zo één heeft, is feitelijk niet gebaat bij een verruiming van de mogelijkheid om daarvoor een forse lening af te
24
KEUZEDELIRIUM:
OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
sluiten. Onderzoek laat bovendien zien, dat mensen zich juist bij grote beslissingen – zoals het kiezen van een partner of het
kopen van een huis – eerder door hun
gevoelens dan door hun verstand laten leiden. Daarbij blijken mensen ook nog tamelijk gemakkelijk te misleiden. Aan dat manco danken wij de reclamebranche. En dan heb ik het nog niet eens over de neuropsychologen die beweren dat het idee dat we keuzevrijheid hebben hoe dan ook een illusie is. Onderzoek op dit terrein geeft aan dat onze hersenen vaak de beslissing al hebben genomen voordat die we de bewuste keuze maken. Al met al lijkt een toename van de keuzevrijheid voorbij een bepaald punt ons eerder ongelukkiger dan gelukkiger te maken. Nu dient daar wel bij te worden aangetekend dat niet iedereen in dezelfde mate gebukt gaat onder de keuzevrijheid. Mensen kunnen, zoals de eerder genoemde Herbert Simon stelt, worden opgedeeld in satisficers en maximizers. Satisficers stellen voor zichzelf bij een keuze bepaalde criteria vast waaraan datgene wat gekozen moet worden minimaal moet voldoen. Zodra ze een stofzuiger, verzekering, baan of partner vinden die daaraan voldoet, zijn ze tevreden en zoeken ze niet verder. Maximizers daarentegen willen het onderste uit de kan. Waar de satisficer al toe is aan zijn zilveren bruiloft, daar is de maximizer nog steeds op zoek naar de ideale partner. Maximizers lopen daardoor een grotere kans ongelukkig te worden dan satisficers. Dat neemt niet weg dat de kans ongelukkig te worden voor beide groepen toeneemt wanneer de groei van de keuzevrijheid het omslagpunt passeert. En dat punt ligt inmiddels ruimschoots achter ons.
Mogelijkheidszin In het licht van de bovenstaande overwegingen zou de gedachte kunnen postvatten dat we er beter aan zouden doen het aantal keuzen te verminderen. We merkten echter al op dat dit niet zo eenvoudig is. Dat heeft te maken met het feit dat mensen niet zozeer keuzen hebben, maar veeleer keuze zijn. En mensen zijn dat bovendien in de afgelopen eeuwen in veel grotere mate geworden dan dat zij dat in het verleden waren. De volgende antropologische overwegingen maken duidelijk waarom dat zo is. Levenloze
dingen
hebben
eigenschappen.
Mensen
daarentegen
worden
gekenmerkt door mogelijkheden. Of zoals de filosoof Heidegger het uitdrukt in Sein und Zeit (1927), mens zijn betekent letterlijk mogelijk-zijn. Wat we morgen doen, ligt niet vast, maar wordt bepaald door onze keuzen. Mensen zijn bovendien nooit af, ze moeten zich altijd nog realiseren. Ze zijn ontwerp. Ook dat impliceert een fundamentele keuzevrijheid. In het licht van het voorafgaande betekent dat niet altijd een pretje. Sartre zal, Heideggers weg verder denkend, zelfs stellen dat de mens gedoemd is vrij te zijn. De menselijke vrijheid mag fundamenteel zijn, dat betekent niet – zoals we in het voorafgaande reeds zagen – dat zij onbegrensd zou zijn. Ook Heidegger wijst op de grenzen die aan de menselijke vrijheid zijn gesteld en hij onderstreept dat die niet minder fundamenteel zijn. Zo beginnen we ons leven niet vanaf een nulpunt, maar komen we ter wereld als een concrete persoon met specifieke biologische, etnische, geslachtelijke en economische kenmerken. We zijn altijd al op een bepaalde wijze ‘in de wereld geworpen’. Daarom noemt Heidegger de mens een ‘geworpen ontwerp’. Ook tijdens ons leven overkomt ons veel dat zich onttrekt aan onze keuzevrijheid.
25
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
Bovendien zijn we allemaal sterfelijk, zodat het kiezen vroeg of laat geheel ten einde komt. Daar komt nog bij dat mensen in weerwil van hun vrijheid de neiging hebben te kiezen wat ‘men’ kiest. Zoals recentelijk in het door Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp geredigeerde boek Kiezen voor de Kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid (2004) is beargumenteerd maken individuen, als het gaat om het stichten van een gezin, het kopen van een huis of auto of het kiezen van een school, massaal dezelfde keuzen. Bovendien sluiten eenmaal gemaakte keuzen veel andere mogelijkheden uit. We identificeren ons vaak met de keuzen die we eenmaal hebben gemaakt. Wie als boekhouder is geschoold, blijft meestal heel zijn leven boekhouder. Wat een keuze was, wordt een vaste eigenschap, een ‘tweede natuur’. We ‘verdinglijken’. Voor zover we onze eigen keuzen maken, leven we volgens Heidegger ‘eigenlijk’ ofwel authentiek. Als we ons door anderen laten leiden of ons al dan niet gemakzuchtig identificeren met onze eerdere keuzen, dan leven we oneigenlijk ofwel inauthentiek. Heidegger onderstreept daarbij dat dit geen kwestie van alles of niets is. Mensen leven altijd zowel eigenlijk als oneigenlijk, waarbij de verhouding natuurlijk van persoon tot persoon kan verschillen. De ene persoon is van nature authentieker dan de ander. Nu gaat Heidegger er in Sein und Zeit van uit dat het menselijke ‘Dasein’ altijd en overal dezelfde structurele kenmerken heeft. We kunnen ons echter afvragen of die structuur in de loop van de tijd geen veranderingen ondergaat. We zijn nog steeds een ‘geworpen ontwerp’, maar in vergelijking met pakweg tweehonderd jaar geleden is de nadruk gaandeweg verschoven van het geworpen-zijn naar het ontwerp. Van een ‘geworpen ontwerp’ zijn we een ‘geworpen ontwerp’ geworden. Voor de meeste mensen was er vroeger niet zoveel te kiezen. Je bleef wonen in het dorp waar je ouders woonden, trouwde een meisje uit het dorp en werd, als je vader bakker was, zelf ook bakker. Tegenwoordig lijken we in veel grotere mate de ontwerpers van ons eigen leven te zijn. We leggen ons niet meer vast voor het leven. We zijn nu veel mobieler en flexibeler, niet alleen geografisch, maar ook sociaal en in het persoonlijke leven. We veranderen vaker van woonplaats, baan en partner. Ook
de
wereld
waarin
we
leven
wordt
steeds
meer
vanuit
onze
‘mogelijkheidszin’ begrepen. Met de opkomst van de moderne technologie is de wereld steeds maakbaarder geworden. Niet alleen weten we de natuurkrachten steeds beter voor ons karretje te spannen, maar waar nodig ontwerpen wij ook nieuwe natuur. Alles wordt deel van een mondiale database, waarvan de elementen zich eindeloos en in telkens nieuwe gestalten laten recombineren.
Zo is het leven voor de moleculair
bioloog niet langer iets dat zich in een langdurige evolutie ontwikkeld, maar een genenpool die ons in staat stelt de meest wonderbaarlijke transgene organismen te ontwerpen. En ook de sociale wereld wordt een manipuleerbare database. Een organisatie
is
tegenwoordig
een
los
conglomeraat
van
bedrijfsonderdelen
die
voortdurend herschikt dienen te worden. En in de populaire cultuur is iedere nieuwe mode een door nijver knip- en plakwerk verkregen recombinatie van de modes uit het verleden. Met de verdere ontwikkeling van de biotechnologie lijken wij zelf het ultieme object van onze recombinatiedrift te worden. Prenatale screening en genetische manipulatie openen het uitzicht op de Homo sapiens 2.0. En wie niet tevreden is met
26
KEUZEDELIRIUM:
OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
het geworpen of ontworpen resultaat, kan altijd nog kiezen voor een ‘extreme makeover’.
De beheersing van de keuzeoverlast Als we, Heideggers analyse indachtig, vaststellen dat we vanwege specifieke politieke, economische en technologische ontwikkelingen tegenwoordig niet zozeer meer keuzen hebben, maar meer keuzen zijn, dan wordt het duidelijk waarom we ondanks de nadelen die we daarvan ondervinden, er toch moeilijk afstand van kunnen doen. We zouden daarmee immers afstand doen van onszelf, van wie we in de loop van onze evolutie en cultuurgeschiedenis zijn geworden. Dat maakt het des te dringender om strategieën te ontwikkelen om dan in ieder geval de overlast die met de toegenomen mogelijkheidszin gepaard gaat terug te dringen of op zijn minst beter leefbaar te maken. Een cruciale eerste stap is daarbij te bedenken ten aanzien van welke zaken we keuzen willen maken en ten aanzien van welke
niet.
Authentiek
zijn
door
keuzen
te
maken
in
het
leven
is
een
nastrevenswaardig ideaal, maar het is minstens zo belangrijk te weten wanneer het beter is inauthentiek te leven. Zeker wanneer het gaat om schijnkeuzen is het beter je te laten leven dan veel tijd en energie te stoppen in zaken die er als puntje bij paaltje komt toch weinig toe doen. Soms is niet-kiezen verre te verkiezen boven wel-kiezen! Dat we lang tobben over de keuze of we een bepaalde genetische ingreep wel of niet willen toepassen, welke studie we zullen kiezen, of met wie we ons leven willen delen, is een goede tijdsinvestering, maar om vele uren te besteden aan de vraag of we van elektriciteitsleverancier moeten wisselen is weggegooide tijd. Daarbij is het tevens belangrijk te proberen steeds de kosten van de keuzevrijheid in het achterhoofd te houden. Wanneer de toename van individuele keuzevrijheid in de zorg de solidariteit ondermijnt, dan getuigt het van wijsheid grenzen aan die vrijheid te stellen. Omdat de nadelen van een toename van de keuzevrijheid voorbij een bepaald omslagpunt onvermijdelijk groter worden dan de voordelen, is het verstandig een toename van keuzevrijheid niet zonder meer als iets nastrevenswaardigs te beschouwen. In heel veel gevallen is genoeg meer dan overvloed. Aan deze gedachte kunnen we een goed argument ontlenen om te komen tot een rechtvaardiger verdeling van de welvaart in de wereld. We helpen daarmee niet alleen de armen, die immers veel voordeel hebben bij een toename van hun te geringe keuzevrijheid, maar we doen dit dan ook uit mededogen met de rijken, die zuchten onder hun keuzelast. De belangrijkste les die we uit het voorafgaande kunnen trekken is misschien wel dat we tegenwoordig meer lijden aan een ‘menselijk teveel’ dan aan een ‘menselijk tekort’! Vanzelfsprekend is het niet eenvoudig er achter te komen waar precies het punt ligt waarbij ons lijden aan het tekort overgaat in een lijden aan het teveel. Maar alleen al het feit dat er – al was het maar in theorie - zo’n punt van pijnloos evenwicht bestaat, is een troostrijke gedachte. Jos de Mul is hoogleraar wijsgerige antropologie aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit. Met dank aan Bibi van den Berg, Esther Keymolen en Liesbeth NoordegraafEelens voor hun waardevolle commentaar op de conceptversie van deze tekst.
27
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
28
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
CENTER FOR PUBLIC INNOVATION Brug tussen wetenschap en praktijk Het Center for Public Innovation is een samenwerkingsverband van de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Delft, de Universiteit van Tilburg, kennisinstituut TNO alsmede enkele private organisaties. Het centrum richt zich op complexe informatiseringsvraagstukken binnen het openbaar bestuur of breder gezegd in het publieke domein. Het gaat hierbij om verschillende fasen in beleidsontwikkeling, sturingsprocessen, E-democratie en (inter)organisatie-vraagstukken. Centraal staat de wisselwerking tussen het innovatiepotentieel van ICT en ontwikkelingen en innovaties ten behoeve van bestuurlijke vernieuwing. De werkwijze kenmerkt zich door het samenbrengen
van
praktisch,
toegepast-
en
wetenschappelijk,
fundamenteel
onderzoek teneinde te komen tot een hoogwaardige kennisontwikkeling. Het centrum functioneert hierbij als een kennisplatform en initiator van maatschappelijk debat.
Innovatie in tweevoud De kernactiviteiten van het centrum bevinden zich op het snijvlak tussen universiteiten en reguliere ICT-organisaties. In deze ontmoeting van wetenschap en praktijk draait het om de vraag: hoe kunnen bestuurlijke innovaties en ICT innovaties elkaar versterken, waardoor een dubbele innovatieslag tot stand kan worden gebracht? Met andere woorden: Hoe kunnen ICT innovaties een impuls geven aan bestuurlijke innovaties en hoe kunnen bestuurlijke innovaties een impuls geven aan benodigde ICT innovaties? Met name deze complexe interactie tussen de betekenis en waarde van
29
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
ICT voor bestuurlijke vernieuwing vervuld een centrale positie. Het Center for Public Innovation kent daarom de volgende doelstellingen: het stimuleren van kennisontwikkeling over een zinvolle toepassing van ICT in het openbaar bestuur en het publieke domein; door middel van interactief beleidsgericht en organisatiegericht onderzoek en advies, interactieve kennisoverdracht en communicatie; op het terrein van beleid en beleidsontwikkeling, dienstverlening, sturing, bedrijfsvoering, en organisatorische en interorganisatorische inrichtingsvraagstukken; waardoor bestuurlijke innovaties hand in hand gaan met ICT-innovaties.
Public innovation als academie en atelier De werkzaamheden van het centrum worden uitgevoerd in nauwe wisselwerking met de praktijk. Hiervoor is, en zal in de toekomst verder, een eigen werkvorm worden ontwikkeld. Deze werkvorm wordt aangeduid als Atelier. Overigens is dit niet de enige werkvorm die het Center gebruikt maar zij kan wel gezien worden als haar vlaggenschip. Het Atelier is een aanpak waarbij een menging ontstaat tussen deskundigheid en ervaring, probleem en oplossing, inhoud en proces, technologie en wetenschap, strategie en uitvoering, ontwerp en visie. Basis voor de uitvoering van de werkvorm wordt gevonden in het werken met het zogenaamde ‘garbage can’ model, waarin de lineaire koppeling tussen problemen en oplossingen wordt losgelaten. Problemen en oplossingen zijn willekeurige stromen die door bepaalde partijen naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen, wanneer het ‘policy window’ openstaat aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Aan het Center for Public Innovation zijn de volgende personen en organisaties verbonden: PARTNERS
DIRECTIE
DEELNEMENDE ORGANISATIES
prof.dr. H.P.M. van Duivenboden
prof.dr. V.J.J.M. Bekkers
Capgemini
prof.dr. V.A.J. Frissen
dr.ir. J.P. van Wamelen
Erasmus Universiteit Rotterdam
prof.dr. M.J. van den Hoven
ICTU
prof.dr. J. de Mul
PROMOVENDI
LogicaCMG
prof.dr. M. Thaens
drs. B. van den Berg
Ordina
dr. J.M.J. Baaijens
drs. E.H. Korteland
GetronicsPinkRoccade
dr. A. van Venrooy
drs. T. Oosterbaan
TU Delft
drs. R.F.I. Moody
TNO
drs. D. de Kool
Universiteit van Tilburg
ONDERZOEKSCOÖRDINATIE dr. M.E. Simons
Verdonck, Klooster & Associates
dr. G. Straten
Het Expertise Centrum
P.A. Siep
30
31