Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
De (zelf)redzame burger Onderzoek naar de samenwerking tussen (zelf)redzame burgers en professionele hulpverleners bij rampen en zware ongevallen.
Student: Afstudeerbegeleider: 2e scriptiebegeleider
Opdrachtgever: Collegejaar:
J.T. Lepelaar 20042359 J. Poldervaart J.E. van Niel Haagse Hoge School Opleiding Integrale Veiligheidskunde Johanna Westerdijkplein 75 2521 EN Den Haag Brandweer Amsterdam-Amstelland Van Leijenberghlaan 11 1082 GC Amsterdam 2007-2008
1
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
De (zelf)redzame burger Onderzoek naar de samenwerking tussen (zelf)redzame burgers en professionele hulpverleners bij rampen en zware ongevallen.
Student: Afstudeerbegeleider: 2e scriptiebegeleider
Opdrachtgever: Collegejaar:
J.T. Lepelaar 20042359 J. Poldervaart J.E. van Niel Haagse Hoge School Opleiding Integrale Veiligheidskunde Johanna Westerdijkplein 75 2521 EN Den Haag Brandweer Amsterdam-Amstelland Van Leijenberghlaan 11 1082 GC Amsterdam 2007-2008
2
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Zaterdag 10 mei 2008
Hulpdiensten spelen ongeval na in Amsterdam AMSTERDAM - De hulpdiensten hebben zaterdagmiddag bij Koninklijk Theater Carré in Amsterdam een ongeluk nagespeeld. Daarmee wilden ze omstanders laten zien dat zij in zo'n geval van waarde kunnen zijn door te helpen. Zelf wilden de hulpdiensten een beter beeld krijgen van hoe ze gebruik kunnen maken van de hulp van burgers, zei een woordvoerster van de Amsterdamse brandweer.
De oefening begon om 16.30 uur, toen een voorstelling in Carré net was afgelopen en de bezoekers naar buiten liepen. De bestuurder van een auto werd zogenaamd onwel en reed in op voorbijgangers. Daarbij vielen tien 'slachtoffers'. De Theatergangers waren vlak van tevoren op de hoogte gesteld van het experiment. De zegsvrouw liet weten dat het experiment goed verliep. Een behoorlijk aantal van de omstanders hielp mee, uit zichzelf of na een verzoek daartoe van de 'slachtoffers' of hulpverleners. De reacties op de oefening waren wisselend. Sommige mensen waren geïrriteerd, terwijl anderen het een goed initiatief vonden. Foto: ANP
Volgens de woordvoerster denken veel mensen dat burgers na ongevallen als een kip zonder kop rondrennen en de hulpverleners alleen maar in de weg lopen. Onderzoek wijst echter uit dat ze juist flink de mouwen uit de 1 handen kunnen steken en dat politie, brandweer en ambulancemedewerkers soms veel aan ze hebben.
1
http://www.telegraaf.nl/binnenland/3968470/_Hulpdiensten_spelen_ongeval_na__.html?p=10,1
3
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Voorwoord. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn studie Integrale Veiligheidskunde aan de Haagse Hoge School. Hiervoor dient in de laatste periode van mijn studie een onderzoek te worden gedaan binnen het gebied van Integrale veiligheid. De afgelopen twee jaar heb ik de nodige werkervaring opgedaan binnen de gefuseerde Brandweer Delft-Rijswijk op de afdeling rampenbestrijding. Hiervoor ben ik ook naar verschillende bijeenkomsten en symposia geweest. Eén van deze symposia had betrekking op (zelf)redzaamheid en burgerparticipatie. Hier werd gedoeld op burgers die in geval van een ramp of een calamiteit gewonden de helpende hand bieden. Deze (zelf)redzame burgers zijn nog eerder aanwezig op de plek des onheil dan de professionele hulpverlener aangezien deze burgers vaak ooggetuige zijn geweest van een ramp of een calamiteit. Na dit symposium heb ik contact gezocht met de regionale Brandweer Amsterdam-Amstelland om te praten over een eventueel vervolgonderzoek. Zij stonden hier positief tegenover. Deze scriptie is in eerste instantie bestemd voor de Brandweer Amsterdam-Amstelland en Brandweer Delft-Rijswijk, waarvoor ik de nodige werkzaamheden heb mogen verrichten. In de eerste plaats wil ik dan ook mijn directe collega’s en in het bijzonder Mirjam Kroes, Daniëlle Keukenmeester en Rob van Woudenberg, Ambtenaren Rampenbestrijding Delft-Rijswijk, bedanken voor hun begeleiding en input van de afgelopen twee jaar. Verder wil ik in het bijzonder nog mijn ouders bedanken die door zowel sociale als financiële steun mij het mogelijk hebben gemaakt te zijn wie ik nu ben. Ook mijn zus, zwager en last but not least mijn vriendin wil ik bedanken voor alle steun van de afgelopen periode. Ten slotte vermeld ik dat deze scriptie niet tot stand heeft kunnen komen zonder de hulp van Brandweer Amsterdam-Amstelland namens deze Barry van ’t Padje, Projectleider (zelf)redzaamheid, en Ira Helsloot, Hoogleraar Crisisbeheersing en Fysieke Veiligheid aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Leiden, juni 2008
4
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Inhoudsopgave. 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 7 1.1. Motivering.................................................................................................................................... 7 1.2. Afbakening................................................................................................................................... 7 1.3. Probleemomschrijving ................................................................................................................. 7 1.4. Probleemstelling........................................................................................................................... 8 1.5. Vraagstelling en deelvragen......................................................................................................... 8 1.6. Doelstelling en doelgroep ............................................................................................................ 8 1.7. Methodiek .................................................................................................................................... 8 1.8. Opbouw scriptie ........................................................................................................................... 9 2. Theoretisch kader (Zelf)redzaamheid................................................................................................ 10 2.1. (Zelf)redzaamheid...................................................................................................................... 10 2.2. (zelf)redzaamheid in het buitenland........................................................................................... 11 2.3. Mythen ....................................................................................................................................... 11 2.4. Tot slot ....................................................................................................................................... 12 3. Verhouding overheid versus burger…. ............................................................................................. 13 3.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 13 3.2. Het verleden ............................................................................................................................... 13 3.3. De overheid versus burger ......................................................................................................... 14 3.4. Betrekken van burgers bij rampen en zware ongevallen............................................................ 14 3.5. Handvaten .................................................................................................................................. 15 3.6. De praktijk ................................................................................................................................. 16 3.7. Conclusie.................................................................................................................................... 17 4. Hulpdiensten en (zelf)redzaamheid? ................................................................................................. 18 4.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 18 4.2. Brandweer .................................................................................................................................. 18 4.3. Politie ......................................................................................................................................... 19 4.4. GHOR ........................................................................................................................................ 20 4.5. De voorbereiding........................................................................................................................ 20 4.6. Conclusie.................................................................................................................................... 21 5. Gevaren (zelf)redzame burgers………….. ....................................................................................... 22 5.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 22 5.2. Stress .......................................................................................................................................... 22 5.3. Teveel aan hulp .......................................................................................................................... 23 5.4. Ongeorganiseerde burgerhulp .................................................................................................... 25 5.5. Botsen met professionele hulp ................................................................................................... 25 5.6. Verkeerde handeling .................................................................................................................. 25 5.7. Conclusie.................................................................................................................................... 26 6. Voordelen (zelf)redzame burgers…… ……………………………………………………………..27 6.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 27 6.2. Levensreddende handelingen ..................................................................................................... 27 6.3. Extra handen .............................................................................................................................. 27 6.4. Bekendheid met het gebied ........................................................................................................ 28 6.5. Bekendheid met de bewoners van het gebied ............................................................................ 28 6.6. Getuigen..................................................................................................................................... 29 6.7. Conclusie.................................................................................................................................... 29 7. Voorbereiding op samenwerking…………………...……………………………………………….30 7.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 30 7.2. Individuele hulp ......................................................................................................................... 30 7.3. Groepshulp ................................................................................................................................. 31 7.4. Opleiden..................................................................................................................................... 31 7.4.1. BHV.................................................................................................................................... 32
5
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 7.4.2. EHBO ................................................................................................................................. 32 7.5. Oefeningen ................................................................................................................................. 33 7.6. Opleiden en leren in de werksituatie voor professionele hulpverleners..................................... 34 7.6. Conclusie.................................................................................................................................... 35 8. Communicatie (Zelf)redzaamheid..................................................................................................... 36 8.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 36 8.2. Risicocommunicatie................................................................................................................... 36 8.3. Risicocommunicatie is maatwerk .............................................................................................. 36 8.4. Overheidscommunicatie............................................................................................................. 37 8.5. Burgerstijlen............................................................................................................................... 38 8.6. Communicatie bevordering (zelf)redzaamheid.......................................................................... 40 8.7. Communicatie voor kinderen..................................................................................................... 40 8.8. Wat te communiceren ................................................................................................................ 41 8.9. Conclusie.................................................................................................................................... 42 9. Conclusie........................................................................................................................................... 43 10. Aanbevelingen................................................................................................................................. 44 11. Bronnen. .......................................................................................................................................... 45 11.1. Literatuur.................................................................................................................................. 45 11.2. Internet. .................................................................................................................................... 46 Samenvatting……………………………………………………………………………………….….45 Bijlage Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Interviews Uitkomsten enquête burgerparticipatie Draaiboek oefenexperiment (zelf)redzaamheid Evaluatie oefenexperiment (zelf)redzaamheid Plan van aanpak scriptie
6
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
1. Inleiding. Op een stormachtige dag in maart fietst een oude man tegen de wind in. De man verliest zijn evenwicht en komt ten val. Direct komen er een aantal omstanders op hem afgelopen en helpen hem overeind. Zij hebben het ongeluk zien gebeuren en bieden direct de helpende hand. Toevallig was één van de getuigen een dokter en kon zodoende eerste hulp bieden. Een tweede ooggetuige belt direct 112 en een derde persoon loodst het overige verkeer langs de gewonde man heen. Wat in het bovenstaande is beschreven is een trend die zich steeds vaker voordoet. De burger treedt op als één van de drie, politie, brandweer of geneeskundige zorg, professionele hulpverleners. Deze vorm van interventie wordt ook wel (zelf)redzaamheid genoemd. In deze scriptie wordt voor (zelf)redzaamheid de volgende definitie gegeven: Alle handelingen die door burgers worden verricht ter voorbereiding op en tijdens rampen en zware ongevallen om zichzelf én anderen te helpen de gevolgen van de ramp of het zware ongeval te beperken.2 1.1. Motivering. In het afstudeerjaar van de studie Integrale Veiligheidskunde dient een keuze te worden gemaakt betreffende de afstudeerrichting. Mijn interesses liggen in het kader van veiligheid vooral bij het menselijk handelen. Vakken als psychologie en criminologie spraken mij zeer aan. 1.2. Afbakening. Het onderzoek zal zich beperken op de processen redden en evacueren van slachtoffers. Dit zijn processen waarvoor de brandweer verantwoordelijk is, echter de politie en de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen en Zware Ongevallen) spelen hier ook een rol in. Redden: iets of iemand uit een gevaarlijke of lastige situatie helpen.3 Evacueren: personen om veiligheidsredenen tijdelijk wegvoeren uit hun woonplaats.4 1.3. Probleemomschrijving. In het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing is (zelf)redzaamheid een steeds belangrijker onderwerp. In geval van een incident5 bemoeien burgers zich al snel en bijna altijd eerder dan de professionele hulpverleners met de zorg van gewonde personen. Indien de professionele hulpverleners arriveren, blijven burgers vaak helpen. Echter de samenwerking verloopt niet altijd vlekkeloos vanwege de rol waarin de behulpzame burger door de professionele hulpverleners wordt gezet. Regelmatig worden burgers buitenspel gezet door de professionele hulpverleners. De professionele hulpverleners houden niet altijd rekening met het feit dat er onder die burgers professionals aanwezig kunnen zijn zoals doktoren etc. die van grote waarde kunnen zijn. De
2
Ruitenberg, A.G.W. & Helsloot, I. (2004). (zelf)redzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen. Alphen aan den Rijn: Kluwer. 3 http://www.vandale.nl/vandale/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=redden 4 http://www.vandale.nl/vandale/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=evacueren 5 In deze scriptie wordt gesproken over ‘incidenten’ ‘rampen en zware ongevallen’ en ‘rampen’. Deze begrippen kunnen worden gezien als elkaars vervangers. Het gaat bij allen om ongewenste gebeurtenissen van fysieke aard, waarbij mensen getroffen (kunnen) worden door letsel of overlijden.
7
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 effectiviteit van het proces redden en evacueren kan hoger uitvallen indien (zelf)redzame burgers en professionele hulpverleners beter samenwerken. 1.4. Probleemstelling. Professionele hulpverleners en burgers worden niet voldoende bewust gemaakt van de noodzaak om samen te werken binnen het proces redden en evacueren. 1.5. Vraagstelling en deelvragen. Centrale vraag: Wat zijn de succesfactoren/risicofactoren bij het benutten en versterken van (zelf)redzaamheid binnen het proces evacueren en redden? Deelvragen: 1) Wat is de verhouding tussen de overheid en de burger in het kader van het proces redden en evacueren? 2) Hoe staan de hulpdiensten tegenover (zelf)redzaamheid? 3) Wat zijn de gevaren van (zelf)redzame burgers bij het proces evacueren en redden? 4) Wat zijn de voordelen van (zelf)redzame burgers bij het proces evacueren en redden? 5) Hoe kunnen burgers en professionele hulpverleners het beste worden voorbereid op het gezamenlijk redden en evacueren van slachtoffers? 6) Hoe zou (zelf)redzaamheid moeten worden gecommuniceerd naar de burger? 1.6. Doelstelling en doelgroep. Tot op heden zijn er verschillende onderzoeken geweest naar burgerparticipatie. Echter bij geen van de onderzoeken is duidelijk naar voren gekomen hoe (zelf)redzaamheid het beste kan worden gewaarborgd. Met deze scriptie probeer ik een duidelijk antwoord te geven op de vraag wat de succesfactoren en de risicofactoren zijn van (zelf)redzame burgers. Hierbij wordt ook gekeken naar hoe deze (zelf)redzaamheid het beste kan worden gewaarborgd. De doelgroep van mijn scriptie is zeer divers. In eerste instantie betreft de doelgroep vooral de professionele hulpverleners, Ambtenaren Rampenbestrijding en communicatiemedewerkers. Verder zijn ook burgers gebaat bij deze scriptie. Hierin valt te lezen hoe burgers zich het beste kunnen voorbereiden op een rol als hulpverlener in geval van een ramp of een calamiteit. Deze scriptie is verder bestemd voor de heer Poldervaart, docent, leerkring- en scriptiebegeleider, de heer Van Niel, 2e scriptiebegeleider, de heer Van ’t Padje, Brandweer Amsterdam-Amstelland en allen die verder in dit onderwerp geïnteresseerd zijn. Tevens heb ik met deze scriptie tot doel om af te studeren in het kader van mijn opleiding Integrale Veiligheidskunde aan de Haagse Hoge School. 1.7. Methodiek. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van drie middelen. Ten eerste is er gebruik gemaakt van een literatuurstudie. Voor de gebruikte literatuur verwijs ik naar de bronnenlijst uitgewerkt in hoofdstuk 11. Ook is er gebruik gemaakt van interviews met diverse personen die vertegenwoordigd zijn in de diverse organisaties die van doen hebben met (zelf)redzame burgers. Daarnaast is er ook een oefenexperiment georganiseerd om waar te nemen hoe burgers specifiek reageren in geval van een calamiteit. Hiervoor is een ongeval in scène gezet waarbij een auto inrijdt op
8
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 een groep fietsers. Dit heeft plaats gevonden voor Theater Carré. In eerste instantie stonden de burgers hier alleen voor. In de loop van het oefenexperiment kwamen de verschillende hulpdiensten ten tonele en diende er te worden samengewerkt tussen de (zelf)redzame burgers en de professionele hulpdiensten.6 Gedurende het oefenexperiment is er ook een enquête afgenomen. Totaal hebben 131 persoenen een enquête afgenomen. Gezien de populatie, meer dan 1200 personen, kan deze enquête niet als representatief worden beschouwd. Toch zijn de enquêtes verwerkt en worden de uitkomsten benoemd in deze scriptie ter aanvulling van verschillende onderbouwingen. In deze scriptie wordt meerdere mailen geschreven over het oefenexperiment voor de praktische onderbouwing van de theorie. 1.8. Opbouw scriptie. In hoofdstuk twee wordt de term (zelf)redzaamheid verder beschreven. Om antwoord te kunnen geven op de vraag wat de succesfactoren zijn van (zelf)redzame burgers bij het proces redden en evacueren dienen eerst de zeven deelvragen te worden beantwoord. In hoofdstuk drie is de verhouding tussen de overheid en de burgers beschreven in het kader van de processen redden en evacueren. In hoofdstuk vier wordt beschreven hoe de verschillende hulpdiensten tegenover (zelf)redzame burgers staan. In hoofdstuk vijf wordt aangegeven wat de gevaren zijn van (zelf)redzame burgers bij het proces redden en evacueren. In hoofdstuk zes wordt beschreven wat de voordelen zijn van (zelf)redzame burgers bij het proces redden en evacueren. In hoofdstuk zeven wordt beschreven hoe burgers en professionele hulpverleners het beste kunnen worden voorbereid op het redden en evacueren van slachtoffers in samenwerking met de professionele hulpdiensten. In hoofdstuk acht wordt ingegaan op de manier waarop (zelf)redzaamheid het beste kan worden gecommuniceerd naar de burgers. In hoofdstuk negen wordt de conclusies getrokken en in hoofdstuk tien de aanbevelingen gegeven die dienen aan te geven wat de succesfactoren en de risicofactoren zijn van (zelf)redzame burgers. In hoofdstuk twaalf is een literatuurlijst weergegeven. In bijlage 1 staan de uitgewerkte interviews die met diverse personen zijn afgelegd. In bijlage 2 staat de uitkomst van een enquête die is gehouden onder professionals over burgerparticipatie. In bijlage 3 staat het draaiboek van het oefenexperiment die is georganiseerd in het kader van (zelf)redzame burgers in Amsterdam. In Bijlage 4 staat de evaluatie van het oefenexperiment Zelfredzaamheid en in bijlage 5 staat het plan van aanpak wat ter voorbereiding van deze scriptie is gemaakt.
6
Voor het draaiboek van de oefening zie bijlage 3.
9
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
2. Theoretisch kader (Zelf)redzaamheid. 2.1. (Zelf)redzaamheid. (zelf)redzaamheid wordt vaak op verschillende manieren geïnterpreteerd. Dit komt door de vele onderzoeken die er al zijn geweest en de daarbij behorende interpretaties die worden gegeven aan (zelf)redzaamheid. In dit onderzoek wordt (zelf)redzaamheid beschreven als alle handelingen die door burgers worden verricht ter voorbereiding op en tijdens rampen en zware ongevallen om zichzelf én anderen te helpen de gevolgen van de ramp of het zware ongeval te beperken. Voor (zelf)redzaamheid zijn verschillende definities te vinden. Uit deze verschillende definities komen de volgende gemeenschappelijke elementen naar voren7: • (vermogens en) handelingen; • verantwoordelijkheid; • van burgers; • in relatie tot de overheid(zorg); • ten behoeve van de (sociale of fysieke) veiligheid. (zelf)redzaamheid kan, vanuit het perspectief van de helpende burger (een persoon/bedrijf) omvatten8: • Het voorkómen dat medeburgers door eigen toedoen in een dreigende situatie terechtkomen: • Het zich voorbereiden op het geven van hulp aan medeburgers tijdens een incident zoals het volgen van cursussen EHBO, reanimatie of reddend zwemmen; • Het daadwerkelijk helpen van medeburgers tijdens incidenten zoals het bevrijden en begeleiden bij vluchten en evacueren, verrichten van medische handelingen (omstandershulp). Het handelen van burgers kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor het verloop van rampen en zware ongevallen. (zelf)redzame burgers kunnen gedurende rampen en zware ongevallen zowel een lust als een last zijn. Het is dus belangrijk dat de (zelf)redzame burgers weten wat zij moeten doen en ook handelen als een professionele hulpverlener. Voorbeelden van negatieve (zelf)redzaamheid is het toelopen op en blijven toekijken bij een brandende vuurwerkopslag (Enschede) of het verzet tegen een georganiseerde evacuatie bij hoog water (Betuwe). Voorbeelden van (zelf)redzaamheid met positieve gevolgen zijn er ook zoals de medische bijstand en vervoer van gewonden na de cafébrand in Volendam of het opvangen van vluchtende toeschouwers bij de vuurwerkramp in Enschede. Bij een incident in Groningen waar een kind bijna was verdronken werd de traumahelikopter ingeschakeld. Deze kon echter niet landen in de buurt van het ongeval, waarna een burger de arts vanaf de helikopter heeft vervoerd naar de plaats van het incident.9
7
Brand, R. van den. (zelf)redzaamheid en fysieke veiligheid van burgers. Arnhem: Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). 8 Brand, R. van den. (zelf)redzaamheid en fysieke veiligheid van burgers. Arnhem: Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). 9 Leukfeldt, E.R., Straten, van der K.W.C., Kruis, M.P., Stol W.Ph., (2007) Ter plaatse: Alledaagse samenwerking tussen de primaire hulpdiensten, Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
10
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 2.2. (zelf)redzaamheid in het buitenland. In Nederland is de zorg vanuit de overheid in het kader van rampen en zware ongevallen relatief goed geregeld. Dit komt o.a. door onze geografische kenmerken. Nederland is een klein dichtbevolkt land waar weinig plekken zijn waar je echt het gevoel hebt dat je alleen op de wereld bent. In andere landen zoals Canada en Amerika is dit geheel anders. Hier zijn veel dun bevolkte gebieden waar mensen wonen en waar de ambulance er soms meer dan een dag over kan doen om je te bereiken. In dit soort landen wordt dan ook een beroep gedaan op de (zelf)redzame burger zelf. Dit door middel van bijvoorbeeld het hebben van EHBO koffers in huis en het volgen van EHBO cursus. 2.3. Mythen. Binnen (zelf)redzaamheid wordt vaak gesproken over de drie mythen. Deze mythen zijn ontstaan na de beeldvorming die onder andere door de media zijn gecreëerd. De professionele hulpdiensten stemmen binnen preparatie en repressie hun werkwijze vaak af op deze mythes. De mythes waar vaak over wordt gesproken zijn dat mensen in paniek raken, mensen apathisch zijn en afhankelijk van de professionele georganiseerde hulpdiensten en dat mensen zullen plunderen in geval van een ramp of een zwaar ongeval.10 Mensen raken in paniek; Uit onderzoek is gebleken dat dit niet het geval is. Mensen zijn wel bang. Er zijn wel voorbeelden uit het verleden waaruit blijk dat mensen in paniek zijn geraakt. Dit is echter onder specifieke omstandigheden waarbij mensen echt moesten vluchten uit een situatie die levensgevaarlijk was voor de betrokkenen. Verder reageren mensen zelfs direct en gaan zij handelen zoals dat hoort. Een vader die na de cafébrand in Volendam op zoek was naar zijn zoon en dochter sprong onmiddellijk in de EHBO-rol. Hij hielp mee bepalen wie van de slachtoffers als eerste mee ging met de ambulances. Dat hij daarmee zijn eigen kinderen ‘vergat’ heeft hem nog lang achtervolgd.11 Mensen zijn apathisch en afhankelijk; Een tweede mythe die vaak heerst is dat burgers afhankelijk zijn van de hulp die dient te worden gegeven door de professionele hulpverleners. Afhankelijkheid komt vaker voor dan paniek maar zeker niet in de mate waarin dit wordt verondersteld. In geval van een ramp zijn burgers al zeer snel in staat om zich zelf en anderen in veiligheid te brengen. Uit onderzoek blijkt dat 90% van de bevolking zich zelf in geval van een ramp kan redden. De autoriteiten van New Orleans hadden er in hun planning rekening mee gehouden dat ongeveer 25 % van de bevolking met publieke transportmiddelen zou moeten worden vervoerd. Uiteindelijk bleek niet minder dan 5% gebruik te maken van deze mogelijkheden. Dit betekent dat het grootste deel van de evacués op eigen initiatief het gebied heeft verlaten. Deze constatering geldt ook voor de door de overheid geregelde opvangmogelijkheden. Er werden grootschalige opvangcentra opgezet, maar de meeste mensen vetrokken richting familie en/of kennissen en maakten derhalve geen gebruik van deze opvangmogelijkheden12
10
Regionale Brandweer Amsterdam-Amstelland (2006). (zelf)redzaamheid van burgers. Leiden: Drukkerij De Vink BV. 11 Klein, Beernink, M. (2006). Support in Volendam. De kracht van de gemeenschap na een ramp. Houten: Bohn Stafleu van Loghum 12 Leven met water & Instituut Voor Veiligheid en Crisismanagement, (mei 2007), Leidraad Voorlichting bij evacuaties in hoogwatersituaties en bij overstromingen., pag. 16, Den Haag.
11
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Duidelijk is te lezen dat de burger zichzelf kan redden en met eigen vervoer elders in het land opvang kan regelen. Mensen zullen plunderen: De derde mythe is de mythe van de plunderende burgers. Vooral de media zorgt voor een verkeerd beeld binnen een rampgebied. Uit recente verleden, o.a. Katrina, blijkt de media een verkeerde interpretatie te geven wanneer burgers met spullen onder hun armen lopen. De cijfers laten zien dat na een ramp de criminaliteit een stuk lager kan liggen dan normaal. De misdaad in New York is volgens de jongste cijfers gezakt tot het niveau van begin jaren zestig terwijl veel agenten wegens bezuinigingen minder mogen overwerken, en velen bezig waren met de nasleep van de aanslagen van 11 september. Tot 17 maart werden er 85 moorden gemeld, een daling van 40 procent tegenover dezelfde periode vorig jaar. Het totale aantal geweldsmisdaden zakte met 8 procent vergeleken met vorig jaar13. De mythe dat mensen plunderen na een ramp gaat niet altijd op. Net als bij de mythes dat mensen afhankelijk zijn of in paniek raken zijn er altijd mensen die gaan plunderen. Ook hier is dit niet in de mate waarop de professionele hulpverlener rekent. Op het punt van plundergedrag is er een onderzoek verricht. Hierbij is onderscheid gemaakt naar zogenaamde “consensus crises” en “dissensus crisis”.14 “Concensus crises”worden gekenmerkt door altruïstisch15 gedrag en altruïstische normen en ziet men normaal bij bijvoorbeeld natuurrampen. Conflicten en sociale fragmentatie zien we bij zogenaamde dissensus crises In Kenia zijn honderden doden gevallen bij gewelddadige protesten tegen de herverkiezing van president Kibaki. In o.a. de sloppenwijken van de hoofdstad Nairobi vechten ordetroepen met demonstranten. De reden voor deze rellen zijn de, volgens velen waaronder internationale waarnemers, oneerlijk verlopen verkiezingen. Aangezien de tegenstander van de huidige president Kibaki, Odinga, uit een andere bevolkingsgroep komt leidt dit tot onderlinge rellen16. Mensen gaan dus vrijwel meteen aan de slag om zichzelf en anderen te redden. Het beeld dat de mythen oproepen blijkt daar niet mee in overeenstemming te zijn. 2.4. Tot slot. Steeds wanneer overheidshulpdiensten reageren op een melding zullen zij te maken hebben met de handelingen van burgers: ofwel doordat dat handelen het incident mede heeft veroorzaakt of niet heeft kunnen voorkomen, ofwel doordat de reactie van burgers op het incident mede bepalend is voor de al dan niet goede afloop.17
13
http://archief.trouw.nl/artikel?REC=1e7208e01b9a1cad092e0787d4fbd9af Dynes en Quaranteli 1971, 1976. 15 Altruisme wordt in de Dikke van Dale omschreven als onbaatzuchting/onzelfzuchtig. Op Wikipedia wordt altruïsme omschreven als een handeling, een gewoonte of een ethische doctrine en is tegenovergesteld van het woord egoïsme. Binnen deze kader kan altruïsme worden gezien als anderen behulpzaam zijn met geen of nauwelijks eigen belang. 16 http://headlines.nos.nl/forum.php/list_messages/9132// 17 Brand, R. van den. (zelf)redzaamheid en fysieke veiligheid van burgers. Arnhem: Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) 14
12
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
3. Verhouding overheid versus burgers. 3.1. Inleiding. De overheid is al vanaf het verre verleden afstandelijk geweest als het gaat om rampenbestrijding. Tot het begin van de 20ste eeuw heeft de overheid een groot beroep gedaan op de burgers als het gaat om rampenbestrijding. De laatste decennia is de overheid bezig om een professionele en slagvaardige hulpverleningsorganisatie op poten te krijgen. De rol van de burger is door de denkwijze van de overheid ook de afgelopen jaren erg verschillend geweest. De burger heeft gedurende de nachtwakerstaat een zeer actieve rol gekregen binnen de hulpverlening. Echter met de komst van de verzorgingsstaat is deze rol van de burger minder geworden en heeft de overheid de rol op zich genomen. 3.2. Het verleden. In het verleden heeft de overheid al vaker een beroep gedaan op de burgers. Tot de jaren twintig van de 20ste eeuw was (zelf)redzaamheid een logisch begrip. De organisatie van de rampenbestrijding zoals wij die tegenwoordig kennen was in het verleden geheel anders. De overheid had een nachtwakerstaak waarbij de burgers weinig konden verwachten van de overheid. Zo waren de brandweermannen van toen gewone burgers met een baan als bakker of schoenmaker en die, als er brand uitbrak, hun burgerplicht vervulden.18 Met de komst van de verzorgingsstaat verandert dit langzaam en legt de overheid zichzelf verplichtingen op om voor de burgers te zorgen. Echter nog steeds blijven er veel taken bij de burger liggen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de Bescherming Bevolking (B.B.) die in 1952 werd opgericht. De Bescherming Bevolking bestond uit burgers die als taak hadden hun eigen bevolking te beschermen tegen bombardementen uit het communistische oosten. Ook in rampsituaties konden zij de helpende hand bieden aan de burgers. De dagelijkse organisatie werd uitgevoerd door circa 1200 personen die werkzaam waren binnen de verschillende overheidsinstellingen. Het gros bestond op het hoogtepunt uit 160.000 vrijwilligers die in geval van een noodsituatie het uitvoerende werk moesten verrichten.19 Uiteindelijk is de Bescherming Bevolking opgeheven in 1986. Burgers maakten zich steeds minder zorgen om de oorlogsdreiging. Tevens was de politiek er ook niet van overtuigd dat civiele verdediging de toegevoegde waarde kan brengen waarvoor zij als doel werden opgericht. Met het verdwijnen van de Bescherming Bevolking valt ook de aandacht weg voor de (zelf)redzaamheid. Dit had geen aandacht meer van de politiek. Er werd echter meer door de overheid zelf gedaan, onder meer door het invoeren van het verplichte rampenplan en het aanstellen van de brandweer als operationeel leider. Burgers kregen een passieve rol. De burgers konden volgens de overheid rustig gaan slapen. De overheid waakt. Er ontstaat echter een kanteling na een aantal incidenten. Onder andere de wateroverlast in 1993 zorgt ervoor dat de burger minder vertrouwen heeft in de overheid. Ook de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam en de Schipholbrand zorgden ervoor dat burgers steeds (zelf)redzamer zijn geworden. 18 19
http://www.brandweer.nl/organisatie/over_de_brandweer/geschiedenis/ http://nl.wikipedia.org/wiki/Bescherming_Bevolking
13
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Ook de overheid ging steeds meer inzien dat zij niet alleen voor de veiligheid van haar burgers kon zorgen.20 Verantwoordelijkheden kwamen steeds meer bij burgers en organisaties zelf te liggen. 3.3. De overheid versus burger. Tegenwoordig kijkt de overheid op een heel andere manier naar de burger dan in het verleden. Was in het verleden de burger zelf nog medeverantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van incidenten. Tegenwoordig heeft de overheid zichzelf de verantwoordelijkheid opgelegd om te zorgen voor een veilige leefomgeving. Echter hierbij blijft de burger een groot belang houden op het gebied van preventie en preparatie. Burgers willen graag het vertrouwen hebben in de overheid en dat dezelfde burgers ’s nachts rustig kunnen slapen. In het recente verleden is echter gebleken dat de overheid deze verwachtingen niet waar kon maken. Zo waren de vergunningen van café Het Hemeltje niet in orde en ook in Enschede bleek de overheid grove fouten te hebben gemaakt bij de handhaving van de situatie waarvoor een gebruiksvergunning was afgegeven. Uit meerdere incidenten blijkt dat de rampenbestrijding niet in orde is: Ten tijde van de Schipholbrand stonden de hulpdiensten voor de verkeerde ingang, waarna er een file ontstond. Alle voertuigen moesten één voor één achteruit rijden en omrijden naar de juiste ingang. Intussen waren er vier minuten verstreken voordat de voertuigen bij het juiste hek arriveerden.21 De overheid erkent ook openbaar dat zij haar beperkingen heeft in het bestrijden van rampen en zware ongevallen. Hiermee nodigt de overheid de burger dan ook tot een bepaald niveau uit ter assistentie bij ongevallen en rampen. In hoever deze assistentie gaat zal per situatie en per actor verschillen. Anno maart 2007 blijkt echter de rampenbestrijding nog niet op het gewenste niveau te zijn. Zeven jaar na de vuurwerkramp in Enschede zijn, politie, brandweer en ambulancedienst nog onvoldoende voorbereid op grote rampen. Ze hebben te weinig materiaal en personeel. Bovendien ontbreekt het aan coördinatie bij de hulpdiensten. Dat blijkt uit de ‘Bestuurlijke Rapportages Rampenbestrijding’ die binnenkort naar de Tweede Kamer worden gestuurd. De meeste zogeheten veiligheidsregio’s zijn alleen voorbereid op een groot verkeersongeluk, maar niet op enorme rampen zoals een neerstortend vliegtuig of een dijkdoorbraak.22 De overheid probeert op dit moment de rampenbestrijding op een hoger niveau te brengen onder andere door middel van grote rampenoefeningen zoals Bonfire en Voyager. In 2008 heeft de overheid het onderwerp grootschalig wateroverlast als centraal thema op de agenda staan. Hiervoor wordt op regionaal en landelijk niveau plannen geschreven en in november zal er een grote oefening worden gehouden23. 3.4. Betrekken van burgers bij rampen en zware ongevallen. In het Integrale Veiligheidsrapportage 2002 worden burgers op een duidelijke manier betrokken bij het integrale veiligheidsbeleid, net als publieke en private organisaties. In dit rapport stelt de overheid dat zij meer beroep wil doen op burgers en particuliere en private organisaties waarbij de overheid zelf niet haar eigen verantwoordelijkheden uit de weg wil gaan. 20
Lezing van Premier Balkenende voor de Bilderbergconferentie van Stichting NCW, 22 januari 2005. Onderzoeksraad voor de veiligheid. Eindrapport Brand cellencomplex Schiphol Oost. 2006, Den Haag. 22 http://www.destentor.nl/algemeen/binnenland/article1220953.ece 23 http://www.platformoverstromingen.nl/documenten-planvorming 21
14
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Deze manier van denken van de overheid is nader toegelicht in de Nota Bewust Veiliger uit 2002 van de Directie Brandweer en Rampenbestrijding. Hierin wordt specifiek gesproken over het veiligheidsbewustzijn van burgers bij rampen en zware ongevallen. Er dient een gedragsverandering te komen van de burgers in het kader van de veiligheid. Burgers zullen overtuigd moeten worden van het feit dat elke burger apart zijn steentje dient bij te dragen aan een veiligere leefomgeving. “Hoe zou de overheid ooit de pretentie kunnen waarmaken dat ze in staat is elk café veilig te maken? Dat is een illusie. Misschien hebben we die illusie wel te veel gewekt, waardoor we de verantwoordelijkheid van mensen hebben afgenomen.” 24 Door de toegenomen kans op terroristische dreigingen is er in een toenemende mate controle van de overheid waarbij de burger soms teveel wordt buitengesloten. Burgers voelen zich hierbij beperkt in hun vrijheid. Burgers hebben er geen behoefte aan dat de overheid over de schouder mee staat te kijken en het doen en laten van de burger in de gaten houdt en eventueel aan banden legt. Tevens gaat door de centralisatie van veiligheidstaken, lees veiligheidsregio, geen stimulans uit voor de burgers om eigen verantwoordelijkheid te nemen of zelf initiatieven te ontplooien.25 Burgers willen graag het vertrouwen hebben in de oplossingen die de overheid aanbiedt, echter elke keer wordt hetzelfde beleid uitgevonden. Meer blauw op straat of meer controle waarbij de cirkel weer rond is. Burgers willen steeds betere veiligheidsmaatregelen. De overheid en haar partners binnen de veiligheid slagen er niet in hier aan te voldoen en remt soms zelfs initiatieven van de burger af.. Op het symposium (zelf)redzaamheid in november 2007 sprak een agent die dicht bij een opvangtehuis voor dak- en thuislozen woont. Na meerdere incidenten besloten de burgers om een burgerwacht op te richten. Deze burgerwacht had voornamelijk een preventief doel maar ook deels een repressief doel. Het doel was eventuele incidenten op tijd te ontdekken en de daders van deze incidenten over te dragen aan de politie. Dit initiatief werd niet goed opgevangen door de plaatselijke politie. Zij wilden dit initiatief niet steunen.26 3.5. Handvaten. Op dit moment worden er veel initiatieven genomen op het gebied van (zelf)redzaamheid. Echter concrete acties om burgers te stimuleren zijn niet te vinden. Burgers zijn vaak op zichzelf aangewezen als het gaat om (zelf)redzaamheid. De overheid geeft wel enige handvaten voor de (zelf)redzame burger. Voorbeelden hiervan zijn ‘De Denk Vooruit’ campagnes waarin burgers wordt geadviseerd de nodige maatregelen te nemen ter voorbereiding van een ramp. Dit is dan vooral de preparatieve kant waarop gespeeld wordt binnen (zelf)redzaamheid. Op 8 april 2008 was Minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken bij het TV programma ‘De Wereld Draait Door’. Hierin vertelde zij dat alle ambtenaren van haar departement met kerst een overlevingspakket zouden krijgen en burgers ook in huis dienen te hebben. De minister sprak als volgt: Wat merk je in Nederland, dat mensen de neiging hebben om, als er een ramp gebeurt, om dan naar de overheid te kijken. Dit hebben we zelf in de hand gewerkt. Belangrijk is dat iedereen weet wat de overheid kan doen als er een ramp is, wat organisaties kunnen doen maar ook wat mensen zelf kunnen doen27. 24
VVD-fractievoorzitter Hans Dijkstal, de Volkskrant, 19 januari 2001. Rosenthal, U. Prof. Dr. en Staal, B. Mr. & Storm, K.J., Drs., (2002), Als je leven je lief is. Max Geldens Stichting. 26 Peter van Os presentatie Participerende burgers, Symposium (zelf)redzaamheid, november 2007. 27 VARA, De wereld draait door, 8 april 2008 25
15
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Op het gebied van repressie vindt er weinig communicatie plaats. De communicatie vanuit de overheid in de repressieve fase ligt o.a. bij sociale veiligheid, zoals de geweldcampagnes waar burgers worden geadviseerd om 112 te bellen en samen met andere omstanders in te grijpen. Op het gebied van rampen en zware ongevallen wordt weinig tot niets gecommuniceerd naar de burger. Een uitzondering hierop is in Amsterdam. Hier wordt door de brandweer op grote schaal gecommuniceerd over (zelf)redzaamheid. Men probeert hulpverleners en burgers te wijzen op de mogelijkheden van elkaar. Dit doen zij onder andere door het voorlichten van burgers en het houden van gezamenlijke oefeningen. Middels de media communiceren is een zeer goede handeling om burgers op de hoogte te houden van (zelf)redzaamheid. Oefenexperiment: De Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft een oefenexperiment gehouden in het kader van (zelf)redzaamheid. Dit oefenexperiment is gehouden voor Theater Carré waarbij een automobilist onwel werd en op een groep fietsers inreed. Het gevolg was dat er 10 gewonden waren. Burgers die uit Theater Carré kwamen werd gevraagd om te helpen. Er werd gekeken naar de verschillende handelingen die de burgers alleen en gezamenlijk met de professionele hulpverleners kan uitvoeren28. Hiervoor werd ook de media ingeschakeld om de burger bewust te maken van zijn of haar rol ten tijde van een incident of een ramp. 3.6. De praktijk. Hoewel de overheid de burger ruimte wil geven om te helpen blijkt dit in de praktijk niet te gebeuren. In de voorbereiding op rampen en zware ongevallen maken de verschillende disciplines binnen de hulpdiensten, Brandweer, GHOR en politie samen met overheidsorganisaties rampenplannen en rampenbestrijdingsplannen. In deze plannen staan de verschillende processen beschreven van de verschillende actoren. Op enkele organisaties na die een rol kunnen spelen binnen de rampenbestrijding, zoals het rode kruis, wordt er niets geschreven over de (zelf)redzame burgers. Binnen de planvorming worden de burgers nog te vaak in een slachtofferrol geplaatst en niet in de hulpverlenende rol.29 Hierbij komt ook steeds de angst weer naar voren dat de burgers niet te sturen zijn en dat zij zich zullen gedragen zoals beschreven is binnen de drie mythes. Burgers zullen in paniek raken, zij zullen plunderen en burgers zullen afhankelijk zijn. Ook in de praktijk worden burgers nog regelmatig weggestuurd. Hulpverleners doen het liever zelf en zien niet altijd in welke waarde burgers kunnen hebben. Er wordt regelmatig geoefend waarbij ook de mogelijkheid bestaat om burgers te betrekken. Uit interviews blijkt dat slechts een enkele hulpverlener in de gaten heeft dat de hulp van burgers een meerwaarde heeft. De rest van de hulpverleners doet deze klus liever tezamen met collega’s. Oefenexperiment: Ook tijdens het oefenexperiment bleken de hulpverleners niet altijd gebruik te maken van de (zelf)redzame burgers. Vooral de politie gaf aan dat zij de voorkeur hebben om de capaciteiten van andere hulpdiensten te gebruiken dan die van de (zelf)redzame burger. Ook vanuit de burger wordt niet altijd het gewenste verdrag getoond. Burgers bereiden zich voor op die dingen waarvan zij denken dat dit relevant zal zijn. Iemand die langs een rivier of vlak aan zee woont zal overstromingen een groter risico vinden dan iemand die in het midden van het land woont. 28 29
Voor de gehele uitwerking van de oefening zie bijlage 3. Onderzoek van Clemon Tonnaer, van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, naar de ervaring van professionals met burgerparticipatie
16
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Dit wordt ook wel de risicoperceptie genoemd. Echter veel burgers hebben over het algemeen al een laag risicoperceptie en zijn moeilijk over te halen om zich te voorbereiden. Burgers bereiden zich eerder voor op incidenten die al eens zijn geweest en bereiden zich nauwelijks voor op rampen met een kleine kans maar wel met een groot effect. (Onderzoek door Ruitenberg) 3.7. Conclusie. Vanuit Den Haag (de overheid) wordt ingestoken op meer hulp van burgers bij rampen en zware ongevallen. Echter binnen de planvorming wordt (zelf)redzaamheid van burgers niet meegenomen en gedurende een ramp komt het nog regelmatig voor dat de burger zo snel mogelijk van de plek verwijderd wordt aangezien er snel gedacht wordt dat de (zelf)redzame burger geen toegevoegde waarde zou hebben. De overheid heeft nog vaak de angst dat de burger in paniek raakt, gaat plunderen, hopeloos en afhankelijk wordt. Hierdoor neemt de overheid zelf de rol van hulpverlener op zich en laat de burger als slachtoffer meespelen. Er wordt hier duidelijk in hokjes gedacht, terwijl de overheid weldegelijk bewust is van het feit dat zij niet alleen voor veiligheid kan zorgen. Anderzijds probeert de overheid wel de burger te bewegen zich voor te bereiden op een ramp waardoor de burger meerdere handvaten heeft om zelfstandig te kunnen handelen. Tot nu toe neemt de burger weinig initiatief. Dit heeft vooral te maken met het jarenlange standpunt van de overheid dat de burger rustig kan slapen en dat de overheid over de veiligheid van haar burgers waakt. Ook de risicoperceptie bij de burger is zo laag dat de burger zelf niet de noodzaak ziet om zich voor te bereiden op grote ongevallen en rampen.
17
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
4. Hulpdiensten en (zelf)redzaamheid. 4.1. Inleiding. Er kan door de beleidsmakers nog zoveel geschreven worden over (zelf)redzame burgers, de uiteindelijke actoren die er ook daadwerkelijk mee te maken krijgen zijn de professionele hulpdiensten. Zij moeten, al dan niet samen met de (zelf)redzame burgers, een ongewenste situatie zo spoedig mogelijk herstellen naar een gewenste situatie. Ten tijde van deze werkzaamheden kunnen de professionele hulpverleners onder zware druk komen te staan. Zij moeten soms in secondes een beslissing nemen waar levens mee kunnen worden gered of verloren. Voor deze deelvraag zijn verschillende personen vanuit de verschillende hulpdiensten geïnterviewd met als doel het standpunt van de verschillende disciplines te vinden. De uitgewerkte interviews zijn in bijlage 1 bijgevoegd. 4.2. Brandweer. Uit een gehouden interview en literatuurstudie blijkt dat voor de brandweer (zelf)redzame personen een uitkomst kunnen zijn. Dit hangt echter af van het gedrag van deze personen. Als de brandweer arriveert, kan zij een schat aan informatie krijgen van de burger. Deze informatie kan de brandweer verder helpen bij het bestrijden van een incident. Voorbeelden zijn het aangeven van het aantal personen die nog in een brandend huis zijn, of het aantal personen die zich in een auto bevindt welke te water is geraakt. Vooral bij rampen en zware ongevallen is de brandweer blij met de (zelf)redzame burgers. Op dat moment heeft de brandweer niet genoeg manschappen en personeel om het incident aan te kunnen. Burgers kunnen op zo een moment van onschatbare waarde zijn. Bij de kleinere incidenten heeft de brandweer minder vaak de hulp nodig van (zelf)redzame burgers. Als de brandweer wordt ingeschakeld komen zij met een autospuit waarin zich al 6 personen bevinden. Er is dan voldoende personeel om het incident aan te kunnen. Op Texel wordt bij bosbrandbestrijding gebruik gemaakt van burgers. De professionele hulpverleners pakken het centrum van de brandhaard aan en burgers blussen de flanken van de brand.30 Het is afhankelijk van de situatie en de (zelf)redzame burger als persoon of de brandweer tevreden is of niet. Burgers kunnen er soms voor zorgen dat de brandweer extra handen vrij heeft voor de specialistische dienstverlening. Een goede taak voor de burger is bijvoorbeeld het aanspreken van gewonden. Als er geen burger aanwezig is moet een van de brandweermensen deze taak volbrengen. Als er nu een burger is die deze taak kan overnemen kan de brandweerman zich bezig gaan houden met andere taken die de burger niet kan uitvoeren. Een actie van (zelf)redzame burgers waar de brandweer niet blij mee is, zijn burgers die een brandend huis betreden om iemand te redden. In geval van een brandend huis raadt de brandweer te allen tijde af om het huis in te gaan. In het verleden zijn er mensen overleden die een brandend huis binnen zijn gegaan om iemand te redden maar er zelf niet meer uitkwamen. De rook is dik en verstikkend. Men raakt al snel gedesoriënteerd waardoor een (zelf)redzame burger de uitgang niet meer kan vinden en stikt, zelfs als dit zijn of haar eigen huis is.
30
Dhr. Jongeneel Commandant Brandweer Texel, presentatie Texel eiland van (zelf)redzaamheid, Symposium (zelf)redzaamheid, november 2007.
18
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Een (zelf)redzame burger moet voor de goede samenwerking aan een aantal eisen voldoen. Zo moet hij of zij stressbestendig zijn en dient hij of zij te kunnen schakelen in verschillende situaties. Voordat de brandweer arriveert, hebben de (zelf)redzame burgers ‘alle vrijheid’ om te handelen. Op het moment dat de brandweer arriveert, moet hij of zij inschikken en luisteren naar het bevoegde gezag. In het verleden zijn hier conflicten over geweest met burgers die zelfstandig en niet onder het gezag van de professionele hulpverlener wilden werken. 4.3. Politie. Ook de politie is zeer positief over (zelf)redzame burgers (interview Hans de Graaff, politie Haaglanden). Echter voor de politie is de (zelf)redzame burger vooral op het gebied van sociale veiligheid erg handig. Een voorbeeld van (zelf)redzame burgers, wat de politie toejuicht, zijn de burgerwachten die in sommige wijken in Nederland worden opgericht. Hierbij worden burgers ingezet bij het surveilleren in hun wijk. Hierbij kan worden gedacht aan het in de gaten houden van de wijk in het kader van criminaliteit. Maar ook overlast van de jeugd uit de buurt is een voorbeeld hiervan. Ook kunnen (zelf)redzame burgers worden gebruikt voor burenruzies. Zo heeft de politie zijn handen vrij voor andere specialistische zaken waar de politie voor nodig is. De politie kijkt echter anders tegen burgers aan bij het proces redden en evacueren. Burgers dienen in eerste instantie op hun eigen veiligheid te letten. Hier wil het nog wel aan schorten bij burgers. Tevens zijn er veel specialistische taken die de politie liever zelf doet zoals het afzetten van wegen. Mocht de politie zien dat zij met specialisten te maken hebben laten zij deze mensen, zoals artsen hun werk doen. Ook als (zelf)redzame burgers op zich een waardevolle inbreng hebben laten zij deze burger doorgaan met de werkzaamheden. De politie kan bij de uitoefening van haar taak de hulp inroepen van de burger, voor zover dat in alle redelijkheid verwacht mag worden. Verzoeken tot vervoer van patiënten behoren op dat moment tot de mogelijkheden. Deze bevoegdheden staan vermeld in de toelichting van de politiewet. Oefenexperiment: Gedurende het oefenexperiment (zelf)redzaamheid voor Theater Carré maakte de politie weinig gebruik van burgers voor wat betreft de processen van de politie. Het noteren van NAW gegevens deed de politie zelf. Ook het afzetten van het gebied deed de politie zelf door middel van het plaatsen van de dienstfietsen op de weg. Tijdens de evaluatie gaf de politie ook aan dat zij het vaak ook zonder de burgers af kan en graag gebruik maakt van elkaars capaciteiten (professionele hulpverleners). Mocht men het niet aankunnen dan wordt alsnog gebruik gemaakt van de capaciteiten van de burger. Ook voor de politie is de (zelf)redzame burger niet altijd een uitkomst. Dat is vooral het geval als een burger voor eigen rechter gaat spelen. Dit gebeurt regelmatig als een burger bijvoorbeeld een winkeldief aanhoudt. De emoties kunnen dan zo hoog oplopen dat de (zelf)redzame burger ‘te zelfredzaam’ wordt en zelf de straf bepaald door middel van mishandeling. Een ander verhaal wordt het echter zodra er een misdrijf is gepleegd. Op de plaats delict is het van belang dat de sporen, zoals voetsporen of kogelhulzen, worden veiliggesteld. Op dat moment worden alle burgers achter het lint gezet, tenzij er nog levensreddende handelingen door burgers worden uitgevoerd.
19
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Voor de politie is tijdens ongevallen en rampen vooral de hulp aan slachtoffers de belangrijkste en meest relevante werkzaamheid die (zelf)redzame burgers kunnen uitvoeren. Voor wat betreft de politietaken zijn er weinig acties die burgers kunnen overnemen. Dit houdt de politie liever in eigen hand. 4.4. GHOR. Voor de GHOR is het standpunt van (zelf)redzame burgers zeer eenvoudig. In een interview met de heer Van Putten en de heer Scheffer geven zij aan dat zij open staan voor alle hulp die burgers geven aan de slachtoffers zowel direct als indirect aan de ambulancebroeders. Vooral bij reanimatie is elke burger welkom. Hiervoor hoeft de (zelf)redzame burger niet een achtergrond te hebben in de reanimatie aangezien bij een reanimatie de burger alleen maar positieve handelingen kan verrichten. Het slachtoffer is al klinisch dood en theoretisch dan ook op het nulpunt. Een slachtoffer zal er theoretisch gezien enkel op vooruit gaan. Wel zal de kwaliteit en dus ook de overlevingskansen stijgen wanneer iemand een cursus reanimeren heeft gevolgd. Binnen de geneeskundige tak merken ze vaak dat de burger erg enthousiast reageert bij een ongeval of een ramp en het slachtoffer graag wil helpen. Dit kan soms echter verkeerd uitpakken. Het is dus belangrijk dat de burger zijn plaats kent en vooral de rust bewaart. Zoals in paragraaf 4.3 is aangegeven lijkt het dat emoties regelmatig de boventoon voeren. Wat ook vanuit de GHOR wordt aangegeven is dat de burger tegenwoordig erg mondig is en geregeld tegen het advies of commando van de professionele hulpdiensten ingaat. Dit kan erg gevaarlijk zijn voor zowel het slachtoffer als de professionele hulpverleners. Oefenexperiment: Gedurende het oefenexperiment (zelf)redzaamheid reageerden de burgers zeer verschillend. Sommige burgers kwamen direct helpen terwijl andere burgers juist moesten worden overgehaald. Dit kwam ook mede doordat deze burgers van te voren wisten dat er een oefenexperiment plaats vond. De burgers die reageerden boden allemaal in eerste instantie eerste hulp aan. Dit varieerde van reanimeren tot het blussen van een brand. Ook werden slachtoffers door middel van jassen beschermd tegen de zon. Burgers hielpen vooral op het gebied van gezondheidszorg. Zaken als de weg afzetten en om getuigen vragen werd niet door de (zelf)redzame burgers opgepakt. 4.5. De voorbereiding. Bij het interviewen van de diverse actoren is er gesproken over (zelf)redzaamheid bij zowel grote rampen als kleinere incidenten. (Zelf)redzaamheid komt bijna altijd spontaan opzetten en zal zelden van tevoren worden georganiseerd. Alle gemeenten in Nederland zijn verplicht om zich voor te bereiden volgens de Wet Rampen en Zware ongevallen (WRZO). Artikel 3 lid 1 van de WRZO zegt: Het college van burgemeester en wethouders stelt ten minste één maal per vier jaren een rampenplan vast, waarin risico’s worden geïnventariseerd, de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding worden beschreven en het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampenbestrijdingsplannen wordt vastgelegd.31 De gemeente is verantwoordelijk voor dit rampenplan waarin ook de politie, brandweer en GHOR zijn procesplannen invoegt. 31
Wet Rampen en Zware ongevallen, artikel 3 lid 1. (wet geldend op 3 mei 2008), wet van 30 januari 1985.
20
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Binnen het rampenplan wordt echter niets geschreven over mogelijke burgerhulp. Ook in rampbestrijdingsplannen wordt geen aandacht gegeven aan burgers die een bepaalde inbreng kunnen hebben. De reden hiervoor is dat het erg lastig is om dit spontane aanbod te regiseren. Als gemeente zou je rekening kunnen houden met mogelijke (zelf)redzame burgers. De professionele hulpverleners passen echter hun hulpaanbod aan op het aantal slachtoffers. Het is erg lastig om te schatten hoeveel burgers er bijvoorbeeld zelfstandig naar een ziekenhuis zullen gaan al dan niet door een derde persoon gebracht. Wanneer binnen de planvorming rekening wordt gehouden met zelfstandige burgers zal er een kans bestaan dat bij een incident geen (zelf)redzame burgers aanwezig zullen zijn en het hulpaanbod vanuit de professionele hulpverleners te laag is. Op dat moment zullen verschillende instanties hun onderzoek doen en concluderen dat de professionele hulpverleners te laks hebben gereageerd. Professionele hulpverleners zullen zich dan ook indekken door voldoende hulpaanbod, door middel van wagens en mankracht, naar de plaats van het incident te sturen. Clemon Tonnaer, onderzoeker bij het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) heeft een enquête gehouden over burgerparticipatie / (zelf)redzaamheid.32 In deze landelijke enquête is aan professionals gevraagd hoe zij aankijken tegen burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen en wat hun eventuele verwachtingen zijn of hun eerdere ervaringen. Uit dit onderzoek bleek dat de meeste respondenten positief tegenover burgerparticipatie stonden, ruim 87%. Echter meer dan de helft 56% geeft aan dat geen rekening wordt gehouden met burgerparticipatie binnen de planvorming. Verder blijkt dat veel hulpverleners verwachten dat zij georganiseerde burgers kunnen betrekken binnen de hulpverleners. 22% van de respondenten geeft aan dat hij of zij eerdere ervaringen hebben gehad met burgerparticipatie zonder dat hier afstemming plaatsvond tussen professionele hulpverleners en participerende burgers. 4.6. Conclusie. Zowel de politie, brandweer als de GHOR staan positief tegenover (zelf)redzame burgers. Ten tijde van een incident kunnen burgers kleine handelingen (het aanpraten tegen slachtoffers of het vast houden van een infuuszak) snel overnemen van de professionele hulpverlener. Hierdoor heeft deze professionele hulpverlener meer tijd en handen vrij voor de meer ingewikkelde en specialistische handelingen. Vanuit de GHOR is men over het algemeen snel tevreden met de (zelf)redzame burger. Deze burgers kunnen zelden iets fout doen. Vooral bij slachtoffers die dienen te worden gereanimeerd is een (zelf)redzame burger zeer welkom. Een aandachtspunt vanuit de hulpdiensten voor de (zelf)redzame burger is het gevaar die de burger kan lopen. Soms hebben (zelf)redzame burgers niet goed in de gaten wat er om zich heen gebeurt. Hierdoor kunnen burgers zichzelf en anderen in gevaar brengen. Binnen de planvorming wordt weinig aandacht geschonken aan de (zelf)redzame burgers. De reden hiervoor is dat er een kans bestaat dat er op een bepaald moment geen (zelf)redzame burgers aanwezig zijn. De hulpdiensten zullen hun hulpaanbod aanpassen op het aantal mensen wat hulp nodig heeft. Er bestaat dan een kans dat er te weinig hulp zal komen waardoor bij evaluaties harde oordelen zullen vallen.
32
Voor alle uitkomsten van het onderzoek naar burgerparticipatie/(zelf)redzaamheid zie bijlage 2.
21
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
5. Gevaren van (zelf)redzaamheid. 5.1. Inleiding. (Zelf)redzame burgers kunnen van grote waarde zijn voor de professionele hulpverleners. Dit geldt zeker voor handelingen zoals het aanspreken van slachtoffers en andere kleine niet gevaarlijke handelingen. Echter de burger is vaak als eerste aanwezig en heeft op dat moment bijna alle vrijheid om te handelen zoals hij of zij denkt dat goed is. Dit kan echter een gevaar opleveren voor het slachtoffer. Met enige regelmaat worden burgers overmoedig en doen zij meer dan dat zij kunnen. Er zijn echter ook andere gevaren die op de loer liggen bij het verlenen van eerste hulp door burgers. In dit hoofdstuk zal worden gekeken naar de gevaren die er zijn bij (zelf)redzame burgers. Deze gevaren hebben betrekking op zowel het slachtoffer, de hulpverlening, de omstanders en de (zelf)redzame burger zelf. De informatie die in dit hoofdstuk is gegeven is niet alleen afkomstig van literatuur maar ook uit diverse gehouden interviews. Voor de volledige uitwerking van de interviews zie bijlage 1. 5.2. Stress. Een van de gevaren van (zelf)redzame burgers is stress. Burgers worden geconfronteerd met een niet alledaagse situatie waar zij vaak ook niet eens voor zijn opgeleid. Stress heeft invloed op het menselijk functioneren en kan dus ook de (zelf)redzaamheid bij een ramp of een ongeval beïnvloeden. De professionele hulpdiensten worden geselecteerd op onder andere stressbestendigheid. Zij moeten in geval van een noodsituatie rationeel kunnen handelen en van hen wordt dan ook verwacht dat zij de situatie de baas zijn. Voor burgers geldt dit niet. Zij worden ter plekke geconfronteerd met een situatie die zij in hun dagelijkse werkzaamheden niet meemaken. Zij zijn echter wel als eerste ter plaatse en dienen als het even kan in te grijpen. Dit vergt veel energie en inspanning van deze burgers. Hierbij komt ook nog eens dat er veel omstanders zijn waarvan er een aantal zullen blijven kijken. Hierdoor kunnen burgers het gevoel krijgen dat er op hen gelet wordt wat de factor stress alleen maar zal doen toenemen. Stress is een vorm van spanning die in het lichaam van mensen optreedt als reactie op externe prikkels en die gevolgd wordt door een bepaald patroon van fysiologische reacties.33 Geestelijke en lichamelijke functies en processen zijn zeer met elkaar verbonden. Psychische spanning kan lichamelijke gevolgen hebben. Andersom kan het echter ook. Wanneer iemand lichamelijk onder grote druk staat, kan dat invloed hebben op zijn geestelijke toestand. Stress kan zich uiten in bijvoorbeeld: rusteloosheid, bezorgdheid, ongerustheid, irritatie, angst, gevoelens van onzekerheid, onveiligheid, spanning, tekort schieten, tweestrijd, frustratie, niet meer helder kunnen nadenken en concentratieverlies, vermoeidheid, slapeloosheid, spanningshoofdpijn, vroegtijdige veroudering impotentie, leerproblemen, alcoholisme, drugsgebruik, neuroses, fobieën, angstaanvallen etc.34 Bij rampen en zware ongevallen speelt stress en daarbij in het bijzonder angst een grote rol. Het is echter niet altijd zo dat burgers worden overvallen door deze stress. Er zijn vele voorbeelden te geven van mensen die rationeel handelden en daarbij de overlevingskansen van slachtoffers juist hebben
33
http://nl.wikipedia.org/wiki/Stress Brand, R. van den. (zelf)redzaamheid en fysieke veiligheid van burgers. Arnhem: Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA).
34
22
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 verhoogd. Het is echter belangrijk om de mensen die niet stressbestendig zijn te weren van de rampplek om een vermeerdering van het aantal slachtoffers te voorkomen.35 5.3. Teveel aan hulp. Direct na een ramp of een zwaar ongeval reageren burgers. Dit kan op verschillende manieren. Sommigen vluchten naar een veiligere plek terwijl anderen juist op een incident afkomen en gaan helpen. Wat je echter vaak ziet is dat er meer burgers zijn die willen helpen dan slachtoffers. Dit kan de professionele hulpverlening in de weg staan. Oefenexperiment: Tijdens het gehele oefenexperiment zijn er 27 burgers geweest die slachtoffers hebben geholpen. Gedurende het oefenexperiment zijn (zelf)redzame burgers gekomen en ook weer gegaan nog voor het slachtoffer in goede handen was. Dit kwam mede door dat dit een oefenexperiment was. In geval van een echt incident zouden er voldoende burgers zijn. In het kader van redden en evacueren zijn burgers vooral in het begin aanwezig. Nadat de professionele hulpdiensten zijn gearriveerd worden burgers zo snel mogelijk achter de afzetlinten geplaatst. In de ogen van de professionele hulpverleners is er een duidelijk onderscheid in de diverse actoren. De professionele hulpdiensten voeren de “gevaarlijke” taken uit, de burger blijft braaf thuis voor de tv de rampenzender volgen waarbij de pers achter het afzetlint eventueel verslag kan doen. In feite lopen deze actoren door elkaars werkterrein. De burger kan zowel de taken van een professionele hulpverlener uitoefenen maar kan net zo goed als burgerjournalist te werk gaan. Op 8 januari 1962 vindt er een treinramp plaats in Harmelen waarbij in totaal 93 mensen om het leven kwamen en 54 personen gewond raakten. Direct na de botsing van de twee treinen kwam de hulpverlening op gang door overlevenden en omwonenden. Na een uur was het aanbod van vrijwilligers echter zo groot geworden dat het problemen veroorzaakte in de communicatie en coördinatie.36 Het kan voorkomen dat er meer helpers zijn dan mensen die hulp nodig hebben. Hierdoor kan het voor slachtoffers juist langer duren dan normaal. De professionele hulpdiensten hebben namelijk hun handen vol met het coördineren van alle burgerhulp en bemoeilijkt daardoor de taken die de professionele hulpverleners primair dienen uit te voeren. Tijdens de terroristische aanslagen op 11 september kwamen vele burgers naar de plek des onheil toe en probeerden te helpen. Omdat het rampgebied ook een plaats delict was voor het zoeken naar sporen die tot de daders konden leiden, werd het gebied zo snel mogelijk afgesloten voor hen die daar niets te zoeken hadden. Veel mensen kwamen daardoor, zeker vlak na de ramp, niet verder dan proberen te helpen. Het aanbod van hulp, ook vanuit het buitenland, was zo groot dat toenmalig burgemeester de heer Guiliani al snel opriep om niet naar het gebied toe te komen en geen goederen of geld meer te sturen. Door alle giften van zowel Amerikaanse burgers als buitenlandse burgers en organisaties kregen de hulpverleningsdiensten in Amerika er een nieuw probleem bij.
35
Brand, R. van den. (zelf)redzaamheid en fysieke veiligheid van burgers. Arnhem: Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). 36 Rosenthal, U. Prof. Dr., (1984) Rampen Rellen Gijzelingen: Crisisbesluitvorming in Nederland. Amsterdam/Dieren: De Bataafsche Leeuw.
23
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 De reden dat burgers komen helpen bij een ramp ligt in een aantal oorzaken37: Altruïstische motieven; Dit houdt in dat de burger zijn burgerplicht wil uitvoeren zonder dat hier iets tegenover hoeft te staan. De burger voelt het als zijn plicht om te helpen. In het vorige hoofdstuk is al uitgebreid stil gestaan bij de betekenis van altruïstische motieven. Kosten-baten afweging; Hierbij kijkt de burger naar wat voor een inspanning hij of zij moet leveren en of hij of zij zelf fysiek risico loopt. Onder baten worden verstaan wat de opbrengsten zijn van de actie die de burger zal doen. Krijgt hij of zij complimenten van de hulpbehoevenden en burgers. Deze kosten-baten afweging kan worden gemaakt voor het helpen van de slachtoffers maar kan ook worden gemaakt als de (zelf)redzame burger de intentie heeft om door te lopen.38 Een kosten batenafweging gaat ook over het eigen gevoel wat iemand krijgt als hij of zij een ander helpt. Steve gaf aan wat zijn reden was om te helpen na 11 september: I think, psychologically, volunteering is a very good thing to do because you’re able to work through a lot of the problems in a very constructive way and in an way you help affect the recovery, even if it’ s just making beds. I’ve unloaded trucks, we’ve scrubbed floors, we’ve vacuumed, I vacuumed for 5 hours one day. It’s not that glamorous or glorious or anything but it’s healthy, it’s very healthy.39 Hiermee gaf Steve te kennen dat hij niet alleen anderen hielp maar ook zich zelf. Burgers kunnen achteraf met een schuldgevoel zitten wat zij liever niet hebben. Omstandergedrag; Er zijn verschillende onderzoeken geweest naar omstandergedrag bij rampen en zware ongevallen. Uit een van deze onderzoeken door Pelinka is gebleken dat hoe meer burgers aanwezig zijn bij een incident hoe langzamer er wordt gereageerd door deze burgers. Dit zou te maken kunnen hebben met de anonimiteit die iemand heeft binnen een groep. Zodra een burger er alleen voor staat zal hij of zij sneller reageren dan in een groep. Oefenexperiment: Bij de start van het oefenexperiment (zelf)redzaamheid kwamen vele burgers tegelijk naar buiten toe. De meeste van deze burgers bleven kijken zonder actie te ondernemen. Nadat enkele burgers waren overgehaald om te komen helpen volgden vanzelf meerdere burgers. Er was uiteindelijk een lans gebroken en burgers durfden naar voren te stappen om te komen helpen. Binnen de groep was er een grote mate van anonimiteit welke de individuele burgers graag wilde houden tot het moment zij wel moesten helpen. Uit een ander onderzoek van Thierbach40 is gebleken dat burgers bepaalde handelingen eerder uitvoert dan de handelingen die echt noodzakelijk zijn. Bij het onderzoek werd gekeken naar ernstig gewonden en naar zeer ernstig gewonden. Op vijf handelingen is onderzoek gedaan en blijkt dat men vaker handelingen verricht om de plek zichtbaar te maken voor ander verkeer, het bevrijden van het slachtoffer en het in de juiste houding leggen van het slachtoffer. Er wordt echter niet gekeken naar levensreddende handelingen zoals het stelpen van de bloedingen en het tegengaan van onderkoeling. 37
Starmans, I. en Oberije, N. Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen. NIBRA, Arnhem.
38
Onderzoek van Piliavin et. Al, naar burgers die wel of niet ingrijpen bij een burger in nood in de metro van New York. 39 Lowe, S. Fothergill, A. A Need to Help: Emergent Volunteer Behavior after September 11th. 40 Starmans, I. en Oberije, N. Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen. NIBRA, Arnhem
24
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 5.4. Ongeorganiseerde burgerhulp. Het grootste probleem voor de professionele hulpverleners is de ongeorganiseerde burgerhulpverlening. Binnen de professionele hulpverleners heb je te maken met een duidelijke bevelstructuur wat als doel heeft de organisatie van de hulpverlening te vereenvoudigen. Als er vervolgens, soms tientallen, burgers aanwezig zijn om te helpen heb je daar als hulpverlener je handen vol aan. Het is zaak om deze “losse”burgers aan elkaar te koppelen waarbij één burger de leiding krijgt en het aanspreekpunt is. Oefenexperiment: Op het moment dat Theater Carré uitliep en burgers werden geconfronteerd met het incident schoot ook een pas afgestudeerde huisarts te hulp. Deze man keek in eerste instantie naar alle gewonden en bekommerde zich daarna om de meest zwaar gewonde. Vanaf dat punt coördineerde hij ook de hulpverlening aan de andere gewonden zover hij kon. Aangezien de weg niet was afgezet en er veel mensen rond liepen ging dit niet altijd even goed. De slachtoffers die dicht in de buurt lagen van de zwaarst gewonden kon hij coördineren. 5.5. Botsen met professionele hulp. Uit verschillende gehouden interviews komt naar voren dat burgers en professionele hulpverleners kunnen botsen met elkaar. Burgers zijn bijna altijd als eerste ter plaatse. Zij voeren dan de eerste handelingen onder eigen “bevelvoering” uit. Zij hebben op dat moment zelf de autonomie om te handelen op de manier waarvan zij denken dat het goed gaat. Op het moment dat de eerste professionele hulpverleners ter plaatse zijn, verandert het gezag waarbij de burger moet luisteren naar de professionele hulpverlener. Dit kan soms botsen. Burgers willen zich niet snel laten sturen en houden graag hun eigen beslissingen aan. 5.6. Verkeerde handeling. Burgers die ingrijpen bij een ramp of een zwaar ongeval zijn niet altijd bekend met de te verrichten handelingen. Binnen Nederland zijn er 300.000 burgers met een EHBO diploma. Dit zijn er veel maar bij lange na niet genoeg. De kans is redelijk groot dat een onbekwame burger ter plaatse komt bij een ramp of een zwaar ongeval. Dat hij of zij ook daadwerkelijk foute handelingen zal verrichten is zeer klein aangezien burgers eerder niets doen dan de verkeerde handelingen zullen verrichten. Oefenexperiment: Van de burgers die kwamen helpen hadden een aantal een opleiding genoten tot EHBO-er of Bedrijfshulpverlener. Zij konden dan ook de meer complexere handelingen uitvoeren zoals het reanimeren of de stabiele zijligging. Burgers die geen opleiding of ervaring hadden met betrekking tot medische handelingen hielden zich vooral bezig met het aanpraten tegen de burger of het beschermen van de burger tegen externe factoren zoals de zon. Andere mogelijkheden voor foutief handelen hebben te maken met gevaarlijke situaties. Bij sommige situaties ziet de burger niet direct het gevaar in. Een voorbeeld hiervan zijn gevaarlijke stoffen die ontsnappen. Burgers kunnen dit niet met het blote oog zien. Hiervoor dienen metingen te worden verricht door de brandweer. Aangezien burgers eerder aanwezig zijn dan de professionele hulpverlener is niet meteen duidelijk of het ook daadwerkelijk gevaarlijk is. Nu is het niet zo dat burgers snel gevaar zullen lopen in de openbare ruimtes aangezien voor burgers snel duidelijk is of er een gevaarlijke situatie is. Een voorbeeld hiervan is een tankwagen die is gekanteld of in brand staat. Burgers leggen hierbij meteen de link met gevaar. Een voorbeeld waar dit niet zo is, is bij
25
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 koolmonoxide. Koolmonoxide is een kleurloos, geurloos en geruisloos gas. Burgers kunnen dit dus niet waarnemen. Door dit gas zijn al vele burgers gestorven41. 5.7. Conclusie. Burgers hebben ondanks hun grote waarde ook een aantal valkuilen. Deze valkuilen hebben vooral te maken met de persoonlijke kenmerken van deze burgers. Professionele hulpverleners worden geselecteerd op een aantal eigenschappen die van groot belang zijn voor de uitoefening van de taken in het kader van rampen en zware ongevallen. Burgers komen echter toevallig op een plek waar iets is gebeurd en waarvan iedereen verwacht dat hij of zij daar actie op onderneemt. Helaas is niet elke burger de perfecte hulpverlener en kan dit de hulp aan de slachtoffers stagneren. Dit komt door zaken zoals stress, onbekwaamheid en eigenwijsheid. Binnen de professionele hulpverlening zijn alleen teamplayers welkom. Het is belangrijk om met elkaar samen te werken en niet elkaar tegen te werken. Dit stagneert de hulpverlening.
41
http://nl.wikipedia.org/wiki/Koolmonoxide
26
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
6. Voordelen (zelf)redzame burgers. 6.1. Inleiding. Gedurende de eerste minuten van een ramp kunnen de handelingen die moeten worden verricht van levensbelang zijn. Het is dan zeer belangrijk dat er burgers in de buurt zijn die adequaat en vakbekwaam reageren. Het eerste uur na een ramp of een groot incident wordt dan ook wel het gouden uur genoemd. In dit uur kan het lot van een slachtoffer worden bepaald. In de literatuur is weinig te lezen over in hoeverre de hulpverleningsdiensten (zelf)redzaamheid bij rampen en zware ongevallen als een positief gegeven zien. Middels interviews en de weinige literatuur is de informatie verkregen. 6.2. Levensreddende handelingen. In de voorgaande hoofdstukken is al uitgebreid stilgestaan bij de levensreddende handelingen die burgers kunnen uitvoeren in het gouden uur. Burgers die een EHBO diploma hebben kunnen taken oppakken die de professionele hulpverlener ook kan zoals het reanimeren. Hoe eerder dit wordt opgepakt des te groter de overlevingskans voor het slachtoffer. Hulpmiddelen zoals de AED (Automatische Externe Defibrillator) die door de overheid worden aangeboden helpen hier ook zeker bij. Oefenexperiment: Gedurende de eerste minuut van het oefenexperiment werd er al gereanimeerd op de reanimatiepop. Dit gebeurde door twee burgers die Theater Carré uitliepen. Deze reanimatie werd handmatig en dus zonder AED uitgevoerd. In het verleden is er een onderzoek gedaan naar reanimatie door burgers en professionele hulpverleners. Uit onderzoek bleek dat de kans op overleven bij reanimatie door een professionele hulpverlener hoger is dan bij een reanimatie door een burger. Dit komt door de snellere reactie van professionele hulpverleners. Echter de kans op overlijden door helemaal niet in te grijpen ligt nog hoger. Alle hulp is op zo’n moment dus welkom. Of de kans van overleven door het gebruik van de AED door de burger even hoog wordt als bij het gebruik door de professionele hulpverlener is niet bekend.42 6.3. Extra handen. Als groot voordeel van participatie van burgers bij een ramp of een calamiteit zijn de extra handen die dit oplevert. De slachtoffers en getuigen van een ramp of calamiteit zijn altijd als eerste ter plaatse en hebben dus ook geen last van opkomsttijden, of versperde wegen en dergelijke. Zij bevinden zich al op de locatie zelf en kunnen direct aan de slag gaan met het bieden van eerste hulp aan gewonden. Vanuit de brandweer en de GHOR zijn (zelf)redzame personen vooral handig voor het aanspreken van een slachtoffer. Hierdoor hebben de professionele hulpdiensten meer capaciteit voor de noodzakelijke ingrepen die zij moeten verrichten. Bij de watersnoodramp in 1953 waren sommige boerderijen niet meer te bereiken vanwege het steeds hoger opkomende water. De burgemeester van Battenoord de bewoners van alleenstaande boerderijen en andere woningen de “ buitenboeren”
42
Starmans, I. en Oberije, N. Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen. NIBRA, Arnhem.
27
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 waarschuwen. Dat lukte maar gedeeltelijk waarna een taxichauffeur al claxonerend de boerderijen probeerde te waarschuwen die niet meer bereikbaar waren.43 Vooral bij rampen zijn extra handen een must. Bij rampen worden de professionele hulpdiensten al snel geconfronteerd met te weinig mankracht. Hulp van andere regio’s laat vaak nog een tijdje op zich wachten. Vooral in het eerste uur kan de hulp van burgers zeer nuttig zijn. Als hulpverlener moeten deze mensen dan ook niet worden weggestuurd. Het blijft als hulpverlener echter vaak lastig om de juiste burgers op de juiste plek te hebben. Burgers waar je niets aan hebt wil je zo spoedig mogelijk achter het rode afzetlint hebben. Oefenexperiment: Gedurende het oefenexperiment kreeg elk slachtoffer snel hulp. Voor het oefenexperiment heerste nog een beetje de angst dat er teveel aanbod van hulp zou komen. Dit bleek echter mee te vallen. Per slachtoffer waren er één tot twee burgers die eerste hulp boden. 6.4. Bekendheid met het gebied. Bij een ramp of een zwaar ongeval komen vaak hulpdiensten uit andere regio’s assistentie verlenen. Deze professionele hulpverleners zijn vaak niet bekend met de omgeving en weten zodoende ook niet waar relevante objecten zijn. Burgers kunnen dan prima optreden als gidsen en de professionele hulpverleners de juiste weg wijzen.44 Een andere mogelijkheid is dat burgers precies weten welke bedrijven er aanwezig zijn binnen het gebied en waar de professionele hulpverlener eventueel gebruik van kan maken, zoals sloopbedrijven etc. 6.5. Bekendheid met de bewoners van het gebied. Een ander voordeel is dat bewoners binnen een gebied elkaar kennen. Men kan zodoende aangeven waar personen zich bevinden die hulp nodig hebben bij een eventuele evacuatie. Deze verminderd (zelf)redzame personen zijn slecht ter been en kunnen niet alleen hun huis uit. Deze (zelf)redzame burgers kunnen zodoende ook meteen de verminderd (zelf)redzame personen meenemen naar een veiligere locatie. Het gaat hierbij slechts om verminderd (zelf)redzamen die zelfstandig wonen. Van verminderd (zelf)redzamen die in een instelling verblijven wordt verwacht dat de hulpdiensten hiermee bekend zijn onder meer door het gebruik van de professionele risicokaart. Na de vuurwerkramp in Enschede zijn politie en brandweer samen met burgers terug het rampgebied in gegaan om te kijken of er nog burgers aanwezig waren. “ We hebben in allerlei straten in de Vogelbuurt mensen uit woningen gehaald. Hierbij werden we geholpen door vijf a zes burgers. Op een gegeven moment hadden wij door dat de wijk leeg was en gingen wij ons bezig houden met het afzetten van de wijk.45 Binnen de verschillende gemeenten wordt er nog te weinig aandacht besteed aan verminderd (zelf)redzame mensen. In de planvorming wordt nauwelijks gesproken over verminderd (zelf)redzame personen. Uit een onderzoek van de Inspectie Openbare Orde & Veiligheid46 kwam naar voren dat van 43
Kuijvenhoven, A. (2005) Vrouwen en kinderen eerst? (zelf)redzaamheid tijdens rampen. Den Haag: SDU Uitgevers. 44 Starmans, I. en Oberije, N. Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen. NIBRA, Arnhem. 45 Milieupolitieambtenaar Kruse in Edentiteit Extra, mei 2002, pag. 6. 46 Inspectie openbare orde en Veiligheid (2006). Verminderde (zelf)redzaamheid en rampenplannen: Onderzoek naar de aandacht in gemeentelijke rampenplannen voor verminderd (zelf)redzamen bij evacuatie. Den Haag:
28
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 de 28 onderzochte gemeentes er slechts 7 zijn die het achterhalen van de verblijfplaats van verminderd (zelf)redzame personen benoemd. Hierbij wordt slechts aangegeven in welke bronnen je kunt vinden waar deze personen wonen. Er ligt geen kant en klaar boekwerk waar alle adressen in staan. Tevens wordt er in sommige gemeentelijke rampenplannen de optie van witte lakens uit de ramen hangen als voorbeeld genoemd om aan te duiden waar burgers zitten die hulp nodig hebben. De draaiboeken in het kader van evacuatie van verminderd (zelf)redzame personen zijn er dus niet. Het zijn op dit moment dan vooral de burgers die deze mensen zullen moeten helpen. 6.6. Getuigen. Een ander belangrijk voordeel voor de politie, blijkt uit het gehouden interview met de heer De Graaff, zijn de getuigenverklaringen van (zelf)redzame burgers. Hierbij gaat het voornamelijk om de burgers die het incident hebben zien gebeuren. Voor de politie zijn deze burgers van wezenlijk belang aangezien dit het onderzoek kan versnellen. Op dit moment gebeurt het nog vaak, en zeker door de politie, dat mensen van het terrein worden gedirigeerd. Hierbij verlaten mensen al snel de plek van het ongeval om vervolgens hun dagelijkse werkzaamheden weer voort te zetten. Hierbij gaan er veel getuigen verloren die later ook geen zin meer hebben om contact op te nemen met de politie. De reden dat de politie zo snel mogelijk burgers weg wil hebben is omdat de plek waar een incident is gebeurd een plaats delict kan zijn. Op de plek kunnen stille getuige aanwezig zijn die voor het onderzoek naar de oorzaak van wezenlijk belang is. In dit kader is de beslissing van de agenten dan ook de juiste om burgers zo spoedig mogelijk weg te halen van de plek des onheil. Het is wel belangrijk dat er vervolgens meteen ook aandacht wordt besteedt aan de “levende getuigen”. Zij kunnen net zoveel informatie verschaffen als de stille getuigen. Tevens kunnen zij nog altijd gebeld worden om aanvullende informatie te vragen. 6.7. Conclusie. (zelf)redzame burgers zijn een groot voordeel op verschillende fronten. Vooral de levensreddende handelingen die burgers verrichten is een groot voordeel voor de hulpdiensten. Burgers zijn bijna altijd direct ter plaatse bij een incident. Zij kunnen meteen handelen wat de overlevingskans van slachtoffers kan vergroten. De overheid probeert hier ook handvaten te bieden onder andere door het plaatsen van AED’s in winkelcentra of luchthavens. Ook bekendheid met de omgeving is voor hulpverleners een groot voordeel. Burgers weten goed wie waar woont en wie hulp nodig heeft bij bijvoorbeeld een evacuatie. Voor wijkagenten zijn burgers dan ook een belangrijk contact. Zij kunnen je als hulpverlener goed helpen. Burgers hebben vaak het incident zelf zien gebeuren. Deze burgers kunnen de politie een schat aan informatie geven wat kan helpen naar de oorzaak van het incident en eventueel de opsporing en vervolging van daders. De burgers kunnen dus op verschillende gebieden de professionele hulpverlener goed van dienst zijn.
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
29
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
7. Voorbereiding op samenwerking. 7.1. Inleiding. Dat burgers te hulp schieten zodra zij iets zien is niet nieuws. Dit is ook een ontkrachtiging van één van de mythes die er heerst binnen bestuurlijk Nederland. Men raakt niet in paniek maar men gaat juist de helpende hand bieden. De overheid wil, gezien de risicomaatschappij waarin we op dit moment leven, een beroep doen op de (zelf)redzame burger. Het is echter belangrijk om deze burgers goed voor te bereiden in geval van een ramp of een calamiteit. Deze voorbereiding is al terug te zien in de denk vooruit campagnes. Hierbij wordt echter de nadruk gelegd op handelingen die de burger moet doen om zich goed voor te bereiden op een ramp of een calamiteit. Er wordt echter geen informatie gegeven omtrent de handelingen die een burger moet doen als een ramp of een calamiteit zich heeft voorgedaan waarbij slachtoffers zijn gevallen. Tijdens de verschillende gehouden interviews werd aangegeven dat de professionele hulpdiensten een zeer uitgebreid opleidingstraject kennen waarbij er vooral wordt gekeken naar de competenties die men dient te verwerven. Binnen alle opleidingen wordt er stil gestaan bij de rol als teamplayer die zeer belangrijk is binnen het werkveld van de professionele hulpverlener. Als professioneel hulpverlener sta je er zelden alleen. Je hebt te maken met meerdere disciplines waarmee je dient samen te werken. Over het algemeen staan deze verschillende professionele hulpverleners vaak op een lijn. 7.2. Individuele hulp. Gedurende een ramp of een calamiteit schieten burgers vanuit verschillende achtergronden te hulp. Deze helpende burgers hebben vaak geen band met elkaar en kennen elkaar dus ook verder niet. Er is hier sprake van ongeorganiseerde hulpverlening. Oefenexperiment: Gedurende het oefenexperiment boden burgers individueel hulp aan. Men wist niet van elkaar wat men aan het doen was en er werd ook meerdere keren gevraagd of 112 al was gebeld. Op het moment dat er een medisch ervaren burger aanwezig was (huisarts) ontstond er een lichte afstemming. Dit was vooral in het gebied waar de slachtoffers dicht bij elkaar lagen en waar de zwaarst gewonde slachtoffer lag. Burgers die aan de overkant van de straat hulp boden waren echter niet op de hoogte van de handelingen die werden verricht aan de slachtoffers en de status van de slachtoffers aan de andere zijde van de weg,. Uit eerder onderzoek blijkt dat er nog te weinig bekend is over persoonlijke kenmerken van (zelf)redzame burgers. Voor zover er onderzoek is gedaan blijkt het vooral om jongere mannen te gaan die in de repressieve fase optreden. Vrouwen zijn meer in de preparatiefase vertegenwoordigd. Zij houden zich meer bezig met de voorbereiding op rampen en calamiteiten. Tevens zijn burgers die in hun leefomgeving een grotere kans hebben om geconfronteerd te worden met een ramp, zoals aardbevingen of overstromingen beter voorbereid op een ramp. Oefenexperiment: Gedurende het oefenexperiment is er een enquête afgenomen. Uit deze enquête bleek dat er meer vrouwen dan mannen hebben geholpen met het verlenen van eerste hulp. Van de 131 personen die de enquête hadden ingevuld is 30% man en 70% vrouw. Van de 27 burgers die hebben geholpen toen zij werden geconfronteerd met het ongeluk waren 17 vrouwen en 10 mannen die reageerden.
30
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 38% van de ondervraagden heeft raakvlakken met hulpverlening. Dit kan zijn als BHV’er of EHBO’er , maar ook een maatschappelijk werker of iemand uit een van de drie hulpverleningskolommen die als burger aanwezig is. 7.3. Groepshulp. Wat steeds vaker naar voren komt is de georganiseerde hulp van groepen (zelf)redzame burgers die als een professionele organisatie als vijfde kolom naast de brandweer, politie, GHOR en gemeente kan worden geplaatst. Er zijn diverse voorbeelden van georganiseerde hulp door burgers na een ramp of een calamiteit. Een van deze voorbeelden is Katrina: Een groep van 11 vrienden uit een arbeidersbuurt die zich de Robin Hood Looters noemen hebben na de orkaan Katrina en de daaropvolgende dijkdoorbraak in eerste instantie hun familie in veiligheid gebracht. Daarna hebben zij zich tijdelijk teruggetrokken naar hoger gelegen gronden. Met in beslag genomen boten hebben zij vervolgens twee weken lang de buurt afgezocht naar buren en buurtgenoten die om wat voor reden dan ook zijn achtergebleven. Men heeft zich in leven gehouden met water en voedsel dat is aangetroffen in verlaten woningen, vandaar ook de naam die men zichzelf heeft gegeven. Binnen deze groep zijn een aantal regels afgesproken, namelijk dat men alleen overlevenden en geen overledenen oppikt. Verder werden er geen wapens gedragen. Deze groep is gaan samenwerken met de politie en de National Guard”. Zij voorzien de groep(zelf)redzame burgers van water voedsel en nemen de overlevenden van hen over.47 In het bovenstaande voorbeeld komt naar voren dat voor georganiseerde hulp vaak geen lange voorbereiding nodig is. In dit geval verdient het wel de aanbeveling dat deze mensen elkaar al kennen en zodoende makkelijker afspraken kunnen maken. Meerdere geïnterviewden gaven aan dat voor de hulpdiensten groeperende vrijwilligers beter te managen zijn dan losse vrijwilligers die ieder voor zich opereren. Bij groepen kan één persoon uit de groep het aanspreekpunt zijn voor de hulpdiensten. Hij of zij kan vervolgens de achterban informeren over de te verrichten handelingen.48 Wel wordt aangegeven dat georganiseerde burgerparticipatie soms als concurrent gezien kan worden van de professionele hulpverleners. Professionele hulpverleners zien het als hun taak om burgers te redden en dat zouden zij beter kunnen dan vrijwilligers. 7.4. Opleiden. Burgers kunnen al snel van grote waarde zijn voor hulpverleners. Als voorbeeld kan worden genoemd het aanspreken van de slachtoffers of voor de ambulancemedewerkers een zak voor het infuus omhoog houden. Echter de burger is ook bijna altijd als eerste ter plaatse bij een ongeval. Hij of zij kan het verschil maken tussen leven en dood van een slachtoffer. Om te kunnen weten wat je moet doen is het belangrijk dat deze (zelf)redzame burger goed is opgeleid. In Nederland worden een aantal cursussen/opleidingen gericht op hulpverlening gegeven om zodoende burgers op te leiden hoe te handelen.
47
Starmans, I. & Oberije, N. Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen. NIBRA, Arnhem. Quarantelli, E.L., (1997) How individuals and groups react during disasters: planning and managing implications for EHS delivery. University of Delaware Disaster Research Center.
48
31
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 7.4.1. Bedrijfshulpverlening (BHV). Op de eerste plaats is er de Bedrijfshulpverlening cursus (BHV)49. De BHV cursus is in eerste instantie bedoeld voor werknemers die werkzaam zijn in een bedrijfspand waar meer dan 50 personen aanwezig zijn. Per 50 personen moet er één BHV’er aanwezig zijn. Dit is sinds 1994 verplicht. Een BHV’er krijgt verkorte EHBO, brandbestrijding, en alarmering en ontruiming. De geleerde zaken kunnen zij uiteraard ook in de praktijk brengen. 7.4.2. Eerste Hulp Bij ongevallen (EHBO). Een uitgebreide vorm van BHV is de EHBO cursus50. Tegenwoordig is EHBO, Eerste Hulp Bij Ongelukken, beter bekend onder de naam Eerste Hulp Verlening en onder de naam Spoedeisende Hulpverlening bij Slachtoffers. EHBO is hulp die door leken geboden kunnen worden in afwachting van meer gespecialiseerde medische hulp. EHBO is toepasbaar in elke situatie die onmiddellijk medisch ingrijpen vereist, maar ook kleine letsels kan door EHBO’ers worden behandeld. Opgeleide EHBO’ers kunnen adequate hulp verlenen bij stoornissen in het bewustzijn, de ademhaling en ze weten wat te doen bij een shock. Daarnaast kunnen ze plaatselijk letsel, zoals wonden, warmteen koudeletsel, vergiftigingen en elektriciteitsletsels bij slachtoffers behandelen. Op steeds meer scholen in Nederland wordt ook jeugd EHBO gegeven. Het doel van de jeugd EHBO cursus is51: • Het bewustzijn vergroten bij de kinderen om ongelukken te voorkomen; • Het stimuleren van de kinderen om belangstelling te krijgen voor de Eerste Hulp; • Het aanleren bij de kinderen van een aantal vaardigheden van de Eerste Hulp, waardoor zij in noodgevallen Eerste Hulp kunnen verlenen aan anderen en zich zelf; • Het motiveren van de kinderen om hulp te verlenen waar deze nodig of gewenst is. Na de laatste les volgt het examen waarna een diploma wordt uitgereikt. Dit diploma is twee jaar geldig. Door het geven van dit soort cursussen worden kinderen aangezet tot het volgen van de daadwerkelijke EHBO cursus als ze ouder zijn. In de bovenzaal van de Kastanjeschool werden vorige week woensdag tal van ongelukken in scene gezet. Deze kastanjelaan is een van de vier basisscholen in Leiderdorp waar leerlingen van groep acht vanaf begin januari tot nu wekelijks EHBO lessen hebben gehad. De EHBO-vereniging Leiderdorp zet zich in om ook aan jonge mensen een aantal vaardigheden te leren waardoor zij in noodgevallen eerste hulp kunnen verlenen aan anderen en aan zichzelf.52 Het belangrijkste onderdeel van de EHBO cursus is de reanimatie. Ongeveer 35% van de Nederlanders kan reanimeren. Zij zorgen ervoor dat ongeveer 150 tot 200 van de 300 personen die een hartstilstand krijgen worden gereanimeerd. Bij een hartstilstand zijn de eerste minuten van levensbelang. Dit zijn minuten dat de ambulance nog onderweg is. Het is dan de (zelf)redzame burger die dit moet doen. Ook binnen het oefenexperiment (zelf)redzaamheid is er in de eerste minuten gereanimeerd door burgers die Theater Carré uit kwamen. Deze handelingen was van levensbelang. De overheid probeert inmiddels zijn steentje bij te dragen door het plaatsen van AED’s (Automatische Externe Defibrillator)53. Dit draagbaar toestel hangt tegenwoordig in openbare gelegenheden en heeft 49
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bedrijfshulpverlening http://nl.wikipedia.org/wiki/EHBO 51 http://www.pcsvleiderdorp.nl/kastanjelaan/cgi-oic/pagedb.exe/show?no=297&fromno=1 52 Vroonhof, M. (24 april 2008) Groep acht Leiderdorp doet EHBO-examen. Leidsch Nieuwsblad, pagina 1. 53 http://nl.wikipedia.org/wiki/AED 50
32
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 tot doel bij een persoon met een circulatiestilstand, door middel van elektrische schokken, het hart weer in een normaal ritme te krijgen. In Nederland is het iedereen toegestaan om in geval van een noodsituatie of een levensbedreigende situatie een AED te gebruiken. Gelet op het feit dat de Wet BIG (Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) niet uitsluit dat in noodsituaties door niet-bevoegden voorbehouden handelingen worden verricht en toepassing van de AED slechts in noodsituaties plaatsvindt, ontbreekt de noodzaak om defibrillatie in de vorm van de AED te schrappen als voorbehouden handeling. Uiteraard blijft defibrillatie als zodanig (te weten door middel van andere apparaten dan de AED) als voorbehouden handeling in artikel 36 van de Wet BIG gehandhaafd. 7.5. Oefeningen. Een onderdeel van het opleiden is ook het oefenen van en met burgers. Het mag in theorie allemaal wel in orde zijn. In de praktijk zal duidelijk naar voren komen hoe (zelf)redzame burgers het er echt van af brengen. Burgers kunnen zeer veel inzicht krijgen in de werkwijze van hulpverleners als zij participeren in diverse rampenoefeningen. Door het mee oefenen van burgers met de professionele hulpverleners zou het risicobewustzijn van de burgers vergroot kunnen worden, waardoor mensen beter in staat zijn zelfredzaam gedrag te vertonen.54 Oefenexperiment: De burgers die reageerden op het oefenexperiment en te hulp schoten deden in eerste instantie slechts de handelingen die zij zelfstandig konden verrichten. Na aankomst van de professionele hulpverleners kregen de burgers uitleg over extra handelingen die zij alleen nog konden uitvoeren zoals het plaatsen van een drukverband .Deze handelingen konden zij dan zelf uitvoeren. In het verleden zijn er al oefeningen gehouden waar de burger aan kon deelnemen. Voor de oefeningen worden door verschillende organisaties slachtoffers of andere rollen ingevuld door vrijwilligers. Deze vrijwilligers zijn onder te verdelen in drie categorieën: -Vrijwilligers uit het veiligheidsveld; -Vrijwilligers die als hobby veiligheid/hulpdiensten hebben; -Vrijwilligers die graag participeren. Deze vrijwilligers hebben zich aangemeld bij een van de organisaties en kunnen zo regelmatig meedoen aan oefeningen. Deze vrijwilligers hebben zich allemaal actief moeten aanmelden bij een van de organisaties. De burgers die weinig actie ondernemen worden niet bereikt. Belangrijk is de rol die burgers in een oefening krijgen toebedeeld. Zij moeten plaats nemen in een ontspoorde trein of een stadion waar een bom af gaat en wachten wat de hulpverleners gaan doen. De rol die de burger heeft is zeer minimaal en ook totaal niet realistisch. In werkelijkheid zouden burgers de slachtoffers gaan helpen en niet blijven kijken en wachten totdat de professionele hulpverleners aanwezig zijn. Gedurende de oefening Bonfire in april 2005 was de Arena gevuld met publiek die veelal bestond uit leerlingen, studenten en mensen uit het werkveld van veiligheid. Na een miniconcert van Ali B. volgde er een explosie waarna de hulpdiensten konden beginnen. Het heeft uiteindelijk drie uur geduurd voordat de hulpdiensten gearriveerd waren. In de tussentijd was er geen rol weggelegd voor de burgers die nog in het stadion stonden te wachten. Ook na de aankomst van de professionele hulpverleners was er geen rol weggelegd voor de burger. Zij werden zo spoedig 54
Kuijvenhoven, A. (2005) Vrouwen en kinderen eerst? (zelf)redzaamheid tijdens rampen. Den Haag: SDU Uitgevers.
33
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 mogelijk het stadion uit gedelegeerd. Het was dan ook vanuit de burger gezien een weinig leerzame ervaring. Dat dit voor de burger een weinig leerzame ervaring was hoeft niet te betekenen dat deze oefening niet leerzaam was voor de professionele hulpverleners. Het doel van deze oefening was om een landelijke grootschalige oefening te houden. Veel burgers deden mee aan de oefening met het idee meer te zien van de professionele hulpverlening. Bij veel oefeningen wordt er echter weinig gebruik gemaakt van de burgers als hulpverleners. Organisaties als het Rode Kruis en de Reddingsbrigade worden soms betrokken bij een operationele oefening. Verder wordt er weinig gebruik gemaakt van burgers en blijft het vaak een ‘besloten feestje’. Tevens zijn er maar weinig hulpverleners die de toegevoegde waarde van burgers inzien bij rampen of grote incidenten. Oefenexperiment: Er waren een groot aantal licht gewonden die in eerste instantie zijn blijven liggen en wachten op hulp van burgers. Nadat burgers handelingen hadden verricht, zoals het verbinden van een wond of het geruststellen van een slachtoffer, werden deze slachtoffer in een auto geplaatst en naar het ziekenhuis vervoerd. De eerste auto vertrok al voordat de ambulance aanwezig was. Binnen de rampenoefeningen wordt vaak gebruik gemaakt van lotusslachtoffers. Deze slachtoffers laten niet altijd een realistisch beeld zien van de werkelijkheid. Lotusslachtoffers zijn vaak in paniek, hulpeloos en afhankelijk van anderen. Vaak is het juist zo dat slachtoffers die lichtgewond zijn al zelf naar een ziekenhuis lopen of worden gebracht. Op deze manier worden de professionele hulpverleners al aangeleerd dat burgers niets zouden doen. De reden dat er een kleine rol is weggelegd voor de burgers komt door de doelen die worden gesteld door de organisator van een rampenoefening. Meestal worden bij deze oefeningen vooral gehouden met als doel de samenwerking te verbeteren tussen de professionele hulpverleners onderling. Oefenexperiment: Gedurende het oefenexperiment was er maar een ambulance beschikbaar. De meeste gewonden dienden op een andere manier naar het ziekenhuis te worden gebracht. Tot twee keer toe kwam er een automobilist die aanbood om de slachtoffers naar het ziekenhuis te brengen. Twee lichtgewonden gingen op eigen gelegenheid naar het ziekenhuis toe. Op één slachtoffer na zijn van alle slachtoffers de persoonsgegevens geregistreerd door de politie. Dit in samenwerking met burgers die hielpen. 7.6. Opleiden en leren in de werksituatie voor professionele hulpverleners. Voor alle drie de hulpdiensten worden nieuwe medewerkers deels in de banken en deels op de werkvloer opgeleid. Opleiden en leren op de werkplek is een goed voorbeeld van de toepassing van situationeel opleiden en leren. De werksituatie is de meest realistische omgeving om leerprocessen direct te laten aansluiten bij de functie- en taakuitvoering en het geleerde direct toe te passen in concrete gedragingen en handelingen. Het werkplekleren kent vier varianten waarmee kan worden gewerkt55: • participatiegericht werkplekleren; o De handelwijze en houding van collega’s overnemen. • Instructiegericht werkplekleren; o Instructies vanuit de begeleider die dienen te worden overgenomen. • Feedbackgericht werkplekleren; 55
Bergenhenegouwen, G. Dr., (2007) Situationeel opleiden en leren: Het potentieel van individuele competenties voor organisaties. Alphen aan den Rijn: Kluwer
34
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Door reflectie op het eigen handelen en door coaching of supervisie van leidinggevenden of feedback en consultatie van ervaren collega’s. Exploratiegericht werkplek leren: o Verkennend onderzoek op de werkplek naar nieuwe inzichten en mogelijkheden. o
•
Helaas in de praktijk ziet men dat nieuwe medewerkers in de professionele hulpverlening de werkwijze vaak van de ervaren collega overnemen.. Er is een strakke regie waar aan wordt gehouden. Dit geldt vooral voor de brandweer en de GHOR. Hierbij is het niet zo dat er geen ruimte wordt gegeven voor nieuwe ideeën. De oude ideeën worden echter vanzelfsprekend overgenomen. Bij oefeningen is er soms een enkele hulpverlener die het ijs weet te doorbreken en het nut en noodzaak van samenwerking met burgers weet te erkennen en te gebruiken. 7.6. Conclusie. Om de (zelf)redzame burger beter voor te bereiden op rampen en grootschalige ongevallen is het belangrijk dat de burger wordt betrokken bij oefeningen. Hierbij moet de burger de rol krijgen van hulpverlener en niet van slachtoffer of andere rol waarbij de hulpverlener deze mensen juist zo spoedig mogelijk van het rampterrein af wil hebben. Verder is het belangrijk om burgers diverse opleidingen aan te bieden zoals EHBO cursussen. Dit verbeterd de kwaliteit van de hulpverlening wat zeker cruciaal is in de eerste minuten na een incident. Ook zou de kwaliteit worden verhoogd als burgers zich gaan groeperen waarbij één iemand duidelijk de leider is van de groep vrijwilligers en ook in die hoedanigheid het aanspreekpunt is van de professionele hulpverlener. De professionele hulpverlener houdt zich vaak aan de werkwijze van de “oude garde”. Binnen de professionele hulpverlening wordt gewerkt aan nieuwe technieken etc, maar de manier waarop wordt gewerkt zowel met materialen als met burgers blijft vaak hetzelfde. Het is slechts een enkele hulpverlener die een lans weet te breken en burgers betrekt bij de hulpverlening. De aankomende professionele hulpverlener dient bewust gemaakt te worden van het nut en noodzaak van het inzetten van burgers.
35
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
8. Communicatie (Zelf)redzaamheid. 8.1. Inleiding. In het verleden heeft de overheid veel gedaan aan communicatie. Zo is er de campagne geweest, ‘weet wat je te doen staat als de sirene gaat’. Deze is intussen vervangen door “de denk vooruit” campagne. Werd bij de eerder genoemde campagne slechts gekeken naar het moment dat de sirene gaat en wat de burger op dat moment moet doen, met “de denk” vooruit campagne wordt preparatief gecommuniceerd naar de burger. Hierbij wordt de burger uitgelegd dat hij of zij zich moet voorbereiden op een ramp door middel van een transistor radio, knijpkat, voldoende water etc. Deze campagne slaat volgens actoren uit het werkveld echter niet aan bij burgers. Burgers bereiden zich niet voor op zaken waarvan zij verwachten dat deze niet gaat gebeuren aldus hoogleraar Ira Helsloot. Qua risicocommunicatie kennen we tegenwoordig ook nog de risicokaart die wordt ingevuld door de gemeenten en waarop elke burger kan zien waar eventueel gevaarlijke bedrijven zijn. Het wel of niet voorbereid zijn van een samenleving op een ramp kan mede beïnvloed worden door de overheid. Als de burgers worden opgeroepen maatregelen te nemen tegen bedreigingen die waarschijnlijk zijn, binnen redelijk korte termijn en waar men zich dus iets bij voor kan stellen, door autoriteiten die geloofwaardig worden geacht, zal de meerderheid van de huishoudens gehoor geven aan die oproep. Dit heeft te maken met de risicoperceptie van de burger. Om burgers te betrekken bij het onderwerp (zelf)redzaamheid dient er een gedegen communicatieplan te worden gemaakt. 8.2. Risicocommunicatie. Risicocommunicatie vindt plaats aan de voorkant van een ramp waarbij er nog niets is gebeurd. De communicatie tijdens een ramp wordt de crisiscommunicatie genoemd en heeft als doel de rampenbestrijding zo goed mogelijk te laten verlopen. Risicocommunicatie heeft de volgende doelen:56 • Het bewust maken van burgers over de risico’s en effecten in hun omgeving; • Het informeren van burgers over de maatregelen van overheden en bedrijven om risico’s te verminderen; • Het overtuigen en bewust worden van burgers dat de overheid niet alle risico’s kan wegnemen; • Het bewust worden van burgers van hun eigen verantwoordelijkheid; • Het vergroten van het veiligheidsgevoel bij burgers; • Het vergroten van de (zelf)redzaamheid van burgers, aangezien dit kan leiden tot minder slachtoffers; • Het vergroten van het vertrouwen van burgers in overheden. 8.3. Risicocommunicatie is maatwerk. In de studiewijzer risicocommunicatie van de Saxion Hogeschool57 wordt gesproken over de drie bouwstenen van risicocommunicatie. Deze drie bouwstenen zien er als volgt uit:
56 57
Hulpverleningsregio Haaglanden, (2008) Regionaal Model Rampbestrijdingsplan LPG-tankstations. Bagerman, E. Saxion Hogescholen, AcUtHas, Cursusprogramma Externe Veiligheid, Module 11 Risicocommunicatie, Enschede.
36
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Informatieen risico communicatie context Kennis
Risico perceptie en -beleving Houding
RisicoGedrag Gedrag
Figuur 1: de 3 bouwstenen van risicocommunicatie
Informatie en risicocommunicatiecontext (kennis): Bij risicocommunicatiecontext gaat het om het overbrengen van de boodschap. Hierbij dient er te worden gekeken naar een aantal zaken zoals wat er in het verleden gebeurd is aan incidenten en wat het uiteindelijke doel is van de boodschap. Hierop kan een campagne worden gemaakt om de beleving onder burgers te vergroten. In de buurt van grote rivieren kan bijvoorbeeld meer aandacht worden besteed aan wateroverlast, terwijl in de grote steden juist weer meer aandacht kan worden besteed aan verkeersongelukken. Hierbij moet ook worden gekeken naar de relatie tussen de overheid en de burger. Is de overheid wel de beste partij om te communiceren naar de burger? Is er in het verleden niet al een vertrouwensbreuk geweest? Risico perceptie en beleving (Houding): Door het overbrengen van de boodschap zal de burger een bepaalde houding aannemen. Bij risicoperceptie gaat het om een combinatie van beoordelingen van risico’s en de wijze waarop burgers met risico’s omgaan. (Hoe beleeft men beoordeelde risico’s en hoe (on)aanvaardbaar vindt men risico’s?) Burgers zullen gaan kijken naar hoe vaak zij in aanraking gekomen zijn met incidenten en of het voor hen noodzakelijk is om zich voor te bereiden op rampen en grote ongevallen om zodoende te kunnen helpen indien dit nodig is. Risicogedrag (gedrag): Door het aannemen van een bepaalde houding zal ook het gedrag van de burger veranderen in een positieve wending. Bij risicogedrag gaat het om het aanpassen van de burger waarbij hij of zij zelfstandig zal en kan reageren op incidenten. Hierbij kan een tweedeling worden gemaakt: • Probleemgericht: informatie zoeken over risico’s (kennis moet risico hanteerbaar maken). • Emotiegericht: verandering in aandacht voor risico (welke risico’s vind ik belangrijk) o Self-efficacy (dit risico kan ik beheersen). Bij goede communicatie zal de burger openstaan voor bepaalde cursussen zoals EHBO cursus etc., waardoor zijn gedrag veranderd naar een (zelf)redzame burger. 8.4. Overheidscommunicatie. Het is voor de overheid erg lastig om de gehele bevolking te kunnen betrekken bij communicatie. Al zijn er zoveel communicatiemethoden, niet elke burger is gediend van de boodschap en zal dit dan ook snel naast zich neerleggen. De laatste jaren is op het gebied van overheidscommunicatie volop
37
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 onderzoek geweest. Er is op dit moment sprake van een veranderende maatschappij waar de rol van de overheid, het bedrijfsleven en de burgers aan het veranderen is. Burgers lijken een steeds minder hechtere band te hebben met de overheid. Hierdoor nemen burgers minder snel iets van de overheid aan. De communicatie vanuit de overheid wordt slecht verstaan. Uit eerdere ervaring is echter gebleken dat communicatie vanuit de hulpdiensten wel goed aanslaat bij de burgers. Een goed voorbeeld is de rookmelderscampagne van de Brandweer was een groot succes: Het aantal huishoudens met rookmelders is door de campagne met 4% gestegen, naar 68%. Dit is een resultaat van de vele verschillende en creatieve acties van alle korpsen, wat naast het zeer effectieve persoonlijke contact en ook maar liefst 577 artikelen in kranten en weekbladen opleverde (oplage: meer dan 20.000.000). Daarnaast heeft bijvoorbeeld ook 71% van de Nederlandse bevolking aangegeven de tv-spot te hebben gezien. Ook heeft de campagne tot gedragsverandering geleidt door middel van het checken of herplaatsen van de rookmelders door burgers die deze rookmelders al hadden.58 Veel burgers hebben de ervaring dat met een telefoontje één van de professionele hulpdiensten zeer snel voor de deur staat. Dit is bij de overheid zelf wel anders. De overheid wordt vaak geassocieerd met bureaucratie. Een boodschap vanuit de professionele hulpdiensten zal dan ook eerder worden aangenomen dan vanuit de overheid. Uit eerdere onderzoeken is tevens gebleken dat er over het algemeen weinig belangstelling is om preventief informatie te verzamelen. In ramponderzoek is aangetoond dat waarschuwingen geen enkel effect hebben, zolang zij niet geïntegreerd worden in het totale kader van waarden, normen en vooral verwachtingen, die in de bedreigde gemeenschap bestaan. In gebieden die frequent door rampen worden getroffen, ontwikkeld zich doorgaans een rampsubcultuur. Deze subcultuur zorgt ervoor dat de gemeenschap alert is op tekenen van naderend onheil en derhalve waarschuwingssignalen incorporeert in haar gedragspatroon.59 De overheid zal dus een doelgerichte communicatiestrategie moeten uitzetten om de juiste doelgroep te bereiken voor overheidscommunicatie ter bevordering van (zelf)redzaamheid tijdens rampen. 8.5. Burgerstijlen. Onderzoeksbureau Motivaction heeft in het verleden in opdracht van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie onderzoek gedaan naar de verschillende burgerstijlen en heeft dit in een schema verwerkt. De Commissie Toekomst Overheidscommunicatie is opgericht, om te onderzoeken hoe de overheidscommunicatie kan worden bevorderd.60
58
http://www.brandpreventieweek.nl/cms/show/id=694603 Rosenthal, U. Prof. Dr., (1984) Rampen Rellen Gijzelingen: Crisisbesluitvorming in Nederland. Amsterdam/Dieren: De Bataafsche Leeuw. 60 http://www.epn.net/uploaded/De%20Digitale%20Ambtenaar%202punt0.pdf 59
38
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Buitenstaanders
Plichtsgetrouw Overheid
Pragmatisch
Gezagsgetrouwen
Pragmatici Figuur 2: de vijf burgerschapstijlen die gevonden zijn door onderzoeksbureau Motivaction in opdracht van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie
Plichtsgetrouwe burger; De plichtsgetrouwe burgers zijn naar verwachting overwegend positief over dienstverlening, om welke dienst of welk probleem het dan ook gaat. Echter mogelijkheden om te participeren zullen voor hen niet nodig zijn. De buitenstaanders; De buitenstaanders hebben weinig vertrouwen in de motieven van de overheid en de effectiviteit van hun eigen optreden. Hun negatieve verwachtingen zullen zich ook uiten in de waardering voor overheidsdienstverlening. Mogelijkheden voor participatie zullen ze afwijzen: of het nu gaat om gemeentelijke dienstverlening of politiek/bestuurlijk. De Gezagsgetrouwen; De gezagsgetrouwen waarderen overheidsdienstverlening positief, maar zien weinig heil in mogelijkheden om te participeren; noch bij gemeentelijke dienstverlening, noch bij politiek/bestuurlijk. De verantwoordelijken; De verantwoordelijken voelen zich betrokken bij de overheid. Ze zullen waardering hebben voor gemeentelijke dienstverlening en vanuit hun gevoel van verantwoordelijkheid behoefte hebben aan manieren om te participeren. Middelen om zich te informeren, te debatteren en te agenderen zullen ze graag aangrijpen of het nu in gemeentelijke dienstverlening is of in het politieke domein. De Pragmatici: De pragmatici hebben vertrouwen in het effect van hun eigen optreden. Of ze de dienstverlening van de overheid waarderen zal sterk verschillen per individu. In ieder geval zullen ze de middelen om te participeren aangrijpen, vooral wanneer het eigen belang helder is. De bovenstaande beschreven stijlen zijn slechts van toepassing in het kader van communicatie. In geval dat iemand met een van deze stijlen wordt geconfronteerd met een incident zal hij of zij anders reageren dan binnen de communicatie.
39
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Er bestaat een verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft de manier waarop zij communiceren over risico’s en hoe zij risico-informatie ontvangen. Onderzoek naar de verschillen in risicocommunicatie tussen man en vrouw geeft het volgende aan: • Vrouwen communiceren frequenter met leden van hun sociale netwerk dan mannen; • Vrouwen zijn eerder op de hoogte van waarschuwingen over rampen dan mannen. Dit komt door hun sterkere en meer complexe sociale netwerk. Het sociale netwerk functioneert als informeel waarschuwingssysteem; • Nieuwsmedia vervullen een kritieke rol bij het verspreiden van informatie. Mannen maken meer gebruik van het nieuwsaanbod van de media dan vrouwen.61 8.6. Communicatie bevordering (zelf)redzaamheid. De hierboven beschreven stijlen geven een goed inzicht in de verschillende groeperingen die er in Nederland zijn in het kader van overheidscommunicatie. Het is echter lastig om de communicatie specifiek op één groep te richten. Gezien de huidige relatie tussen de overheid en de burger en de samenleving zo als die nu is, zal een campagne gericht op de gehele bevolking niet effectief zijn. De kosten zullen ten opzichte van de baten vele malen hoger liggen. Uit het verleden is echter al duidelijk geworden dat oefeningen van rampsituaties en kennis over handelingsalternatieven tijdens een rampsituatie bij zal dragen aan een grotere effectiviteit van de processen redden en evacueren. Er mag aangenomen worden dat getrainde en geïnformeerde burgers tijdens een ramp doelgerichter, effectiever en efficiënter te werk zullen gaan in het kader van hun (zelf)redzame gedrag. In de voorgaande hoofdstukken is al gesproken over groepsgeorganiseerde (zelf)redzaamheid. Binnen de communicatie zou er ook moeten worden begonnen met communicatie richting de buurt- en wijkverenigingen. Binnen deze verenigingen zijn mensen die zich actief inzetten voor zowel hun vereniging als hun buurt. Hier zou de eerste winst kunnen worden behaald. Verder wordt er in het kader van rampenoefeningen vaak gebruik gemaakt van professionals die als burgers/slachtoffers mogen spelen. Dit is altijd erg leerzaam voor hen. Echter de rol die zij moeten spelen is zo klein dat dit ook voor burgers zeer leerzaam is. Om hen te kunnen houden moeten deze oefeningen ook zo georganiseerd worden dat burgers ook daadwerkelijk een rol krijgen binnen de oefening. Op dat moment kun je als overheid een goede slag slaan en heb je hun aandacht. De Overheid zou hierop direct kunnen anticiperen door tijdens oefeningen door middel van informatiestands van bijvoorbeeld het rode kruis waar burgers zich kunnen aanmelden voor een cursus. Tevens kunnen mensen daar hun contactgegevens achter laten. Op deze manier heb je de aandacht van de juiste personen en kan via de mail of de post verder worden gecommuniceerd in het kader van (zelf)redzaamheid;. 8.7. Communicatie voor kinderen. Een aparte en zeer belangrijke doelgroep zijn de kinderen. (zelf)redzaamheid kan al in een vroeg stadium van het leven worden gecommuniceerd. Een klein voorbeeld van communicatie door de overheid zijn de zwemlessen die op school worden gegeven. Hier wordt ook stil gestaan bij reddend 61
Ruitenberg, A.G.W. en Helsloot, I. (2004). (zelf)redzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen. Alphen aan den Rijn: Kluwer.
40
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 zwemmen. Hoewel dit ook beschouwd kan worden als het opleiden van burgers zie ik dat in dit kader als communicatie. Op kosten van de overheid geeft dezelfde overheid, door middel van zweminstructeurs, aan wat kinderen moeten doen als er iemand in het water ligt. In november 2007 is er in Arnhem het symposium (zelf)redzaamheid gehouden. Gedurende dit symposium was er een paneldiscussie over (zelf)redzaamheid. In dit panel zaten vertegenwoordigers van de GHOR, het Rode Kruis en ook een Belgische survivalspecialist. Gedurende de discussie kwam al snel naar voren dat het zeer belangrijk is dat kinderen op jonge leeftijd via school, een EHBO cursus krijgen. Dit zou de (zelf)redzaamheid ten goede komen. Velen vonden dat jong geleerd oud gedaan is. Een EHBO cursus voor jonge kinderen zou dan ook zeker mogelijk moeten zijn. De EHBO-cursus voor kinderen is eerder al besproken in hoofdstuk 7.4.2. 8.8. Wat te communiceren. Voor dit onderzoek is aan verschillende actoren, waaronder ook de GHOR, Brandweer en Politie, gevraagd hoe (zelf)redzaamheid het beste kan worden gecommuniceerd naar de burger toe. Allen geven aan dat er vooral eenvoud moet worden uitgestraald. Tevens is men van mening dat de boodschap moet worden uitgesproken vanuit de hulpdiensten en niet vanuit de overheid. Dit vanwege de beperkte bereikbaarheid die boodschappen vanuit de overheid hebben. De belangrijkste punten die in de boodschap moeten zitten zijn: • Eigen veiligheid eerst; • Slachtoffer(s) beschermen; • Slachtoffer(s) aanspreken; • Weten hoe je 112 belt (mobiel eerst Driebergen, daarna eigen regio); • 112 bellen. Deze punten zijn ook op volgorde van pioriteit gezet. Veel mensen halen de vreemdste manoeuvres uit om iemand te “redden”. Bij deze acties zijn zowel het slachtoffer, als de redder, als de professionele hulpverlener niet gebaat. Er zijn talloze voorbeelden te noemen van burgers die in het verleden hebben geprobeerd te helpen bij een ramp of een zwaar ongeval maar daar zelf bij gewond zijn geraakt. Een voorbeeld wat mij persoonlijk nog lang is bijgebleven was een burger die een auto het water in zag rijden en er zelf achterna dook. Vlak onder water was echter een buisleiding waar de man met zijn hoofd tegenaan kwam. Het gevolg was een dwarslaesie waarbij de man sindsdien in een rolstoel zit en tot zijn nek verlamd is. Bij het bellen van 112 wordt nog vaak de fout gemaakt dat men meteen hun verhaal begint te houden tegen de centralist terwijl deze persoon het telefoontje slechts doorgeeft naar, in geval van een mobiel telefoongesprek de juiste regio, en in geval van een vaste telefoon de juiste discipline. Uit eigen ervaring weet ik dat het heel belangrijk is om te weten hoe 112 in elkaar steekt. Na een inbraak bij ons thuis ben ik achter de man aan gegaan en intussen mobiel 112 gebeld. Ik riep dat ik politie wilde en dat ik achter een inbreker aan zat. Intussen waren er seconden verstreken die zeer belangrijk is waarna de telefoniste mij vroeg welke gemeente. Het gevolg was dat ik het verhaal nog een keer mocht uitleggen. De inbreker was inmiddels uitgelopen op mij.
41
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 8.9. Conclusie. Uit eerdere voorbeelden is al gebleken dat een brede communicatie voor alle burgers weinig effect zal hebben. Om landelijk te gaan promoten dat mensen bepaalde handelingen moeten doen zal weinig gehoor geven. Dit zal vooral kleinschalig en gemeentelijk/regionaal moeten worden opgepakt. Dit kan bijvoorbeeld door burgers die op open dagen komen te laten meehelpen bij een oefening. Verder kunnen burgers ook worden uitgenodigd worden voor grootschalige oefening zoals Bonfire en Voyager. Het is dan wel belangrijk dat de burger hierbij actief wordt betrokken. Zodra je de burger aanwezig hebt kun je ook actief gaan communiceren door middel van het aanbieden van folders, of burgers op te nemen in de mailinglist. Op deze manier heb je de juiste burgers binnen je bereik liggen. De communicatie naar de burger toe zal wel aangepast moeten worden op demografische kenmerken. Afhankelijk van de woonplaats zal moeten worden gekeken naar wat de grootste risico’s zijn en de burgers daarop voorbereiden. Uiteindelijk heb je ook nog de burgers die niet snel iets zal oppakken. Er zou voor hen een landelijke campagne vanuit de hulpdiensten opgestart moeten worden waarin wordt aangegeven welke handelingen een burger, gediplomeerd of niet kan en moet doen.
42
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
9. Conclusie hoofdvraag. Aan de hand van de conclusies van de deelvragen wordt de hoofdvraag hieronder beantwoord: De overheid heeft de afgelopen decennia verschillende standpunten ingenomen als het gaat om de (zelf)redzame burger. Dit komt mede door de veranderende samenleving. Toch zal de overheid moeten proberen om een gezamenlijk onderbouwd standpunt in te nemen en deze te uiten naar de burgers toe. Tevens zal zij meer vertrouwen moeten hebben in haar burgers, dat zij niet zullen plunderen, niet in paniek raken en niet apathisch en afhankelijk zijn. Burgers reageren in geval van een ramp of incident juist vaak zeer kordaat De professionele hulporganisaties kunnen zeer goed uit de voeten met (zelf)redzame burgers. Vooral de extra handjes en de snelle reactie van burgers, zij zijn immers meteen ter plaatse, is een grote voordeel. Ook de kennis van burgers van hun eigen wijk is een groot voordeel voor de professionele hulpverleners. Burgers kunnen snel aan de professionele hulpverleners aangeven waar eventueel nog burgers zitten die hulp nodig hebben. Er kleven ook nadelen aan (zelf)redzame burgers. Deze wegen echter niet op tegen de voordelen die er zijn van (zelf)redzame burgers. De nadelen hebben vooral betrekking op de onkunde van sommige burgers. Zij kunnen door verkeerde handelingen of niet de juiste eigenschappen bezitten, het leed alleen maar groter maken. Ook een te veel aan (zelf)redzame burgers kan de hulpverlening van de professionele hulpverleners stagneren. De hulp die door burgers wordt gegeven wordt echter niet altijd optimaal benut. Het gebeurd nog te vaak dat (zelf)redzame burgers buiten spel worden gezet. Hulpverleners geven ook aan dat zij meestal genoeg hebben aan elkaar en de burger daarbij niet nodig hebben. Er kunnen echter ook burgers zijn die een bepaalde expertise hebben. Hulpverleners werken vaak volgens de oude methode. In de huidige cultuur is er weinig plaats voor veranderingen. Vooral als het gaat om het toelaten van burgers. Om burgers meer handvaten te geven zal er meer moeten worden gedaan aan het opleiden en oefenen van burgers. Qua opleiding kennen we al diverse varianten zoals de EHBO cursus of de zwemlessen. Voor het oefenen van burgers in samenwerking met professionele hulpverleners wordt nog te weinig aandacht aan geschonken. Burgers worden te vaak gebruikt als “last” voor de professionele hulpverleners en krijgen zelden tot niet een actieve rol binnen een oefening. Hiervoor moet een actieve communicatie in plaats vinden om burgers meer te betrekken bij oefeningen. Voor de communicatiestrategie zal de overheid vooral moeten kijken naar de doelgroep. Niet iedere burger zal actie onder nemen nadat hij of zij een boodschap van de overheid krijgt. Voor het stimuleren van (zelf)redzaamheid met als bedoeling de burger te laten handelen, zal de overheid vooral actief moeten zijn binnen buurthuizen en andere actief maatschappelijke bewegingen. Tevens kan de overheid bij grote oefeningen burgers bereiken. Dit zijn vaak burgers die makkelijk over te halen zijn iets te doen. Voor die burger die niet actief is en niet snel, wat de voorbereiding betreft, zal handelen, dient de overheid een boodschap uit te sturen vanuit de professionele hulpdiensten. Burgers zullen eerder een boodschap aannemen vanuit de hulpdiensten dan vanuit de overheid. Dit vanwege de eerdere ervaringen die de burgers hebben gehad met beide organisatietype.
43
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
10. Aanbevelingen. Naar aanleiding van dit onderzoek kom ik met de volgende aanbevelingen: •
Standpunt overheid De landelijke overheid dient een duidelijk standpunt te maken tezamen met alle professionele hulpverleners en lagere overheden.
•
Planvorming (zelf)redzaamheid van burgers dient in de planvorming te worden meegenomen om dit onder de aandacht van de professionele hulpverleners te brengen.
•
Houding professionele hulpdiensten De professionele hulpdiensten dienen hun houding en oude werkwijze te wijzigen en sneller gebruik te maken van (zelf)redzame burgers.
•
Handvaten voor burgers De overheid dient diverse handvaten aan te bieden aan burgers zoals het plaatsen van AED’s en verzorgen van cursussen.
•
Standpunt professionele hulpverleners Professionele hulpverleners dienen open te staan voor nieuwe werkwijze en de (zelf)redzame burger te laten helpen bij de hulpverlening.
•
Opleiden en oefenen Burgers dienen actief mee kunnen oefenen gezamenlijk met professionele hulpverleners.
•
Communicatie De overheid dient een doelgroepgerichte campagne uit te voeren ter verbetering van (zelf)redzaamheid. Ten opzichte van die burger die weinig interesse hierin heeft dient een landelijke campagne van uit de hulpdiensten met een boodschap van simpele uitvoerbare handelingen.
44
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
11. Bronnen. 11.1. Literatuur. Bagerman, E. Saxion Hogescholen, AcUtHas, Cursusprogramma Externe Veiligheid, Module 11, Risicocommunicatie, Enschede. Bergenhenegouwen, G. Dr., (2007) Situationeel opleiden en leren: Het potentieel van individuele competenties voor organisaties. Alphen aan den Rijn: Kluwer Beumer, N. en Brouwer, M. (2007). Publieksonderzoek naar risicobeleving in de regio Haaglanden. TNS NIPO. Brand, R. van den. (zelf)redzaamheid en fysieke veiligheid van burgers. Arnhem: Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). Brinkman, J. (2000). De vragenlijst. Groningen: Wolters-Noordhoff. Haven, J. (2007) “Burger rol in rampenplan?”, GRIP 4, december 2007, nr. 12, pag. 338-339. Helsloot, I. (2007). Voorbij de symboliek: Over de noodzaak van een rationeel perspectief op fysiek veiligheidsbeleid. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hol, A.M. (2007). “(zelf)redzaamheid en aansprakelijkheid.”, Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, Jaargang 1, nr. 1, pag. 18-19. Inspectie openbare orde en Veiligheid (2006). Verminderde (zelf)redzaamheid en rampenplannen: Onderzoek naar de aandacht in gemeentelijke rampenplannen voor verminderd (zelf)redzamen bij evacuatie. Den Haag: ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Jonge Vos, A. A. (2006) (zelf)redzaamheid bij rampen , Afstudeerscriptie, opleiding Toegepaste Communicatiewetenschap. Universiteit Twente. Jongeneel, D. (2007) “(zelf)redzaamheid en burgerparticipatie op Texel.” Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, Jaargang 1, nr. 1, pag. 14-15. Klein, Beernink, M. (2006). Support in Volendam. De kracht van de gemeenschap na een ramp. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kobes, M. (2007). (zelf)redzaamheid bij brand; Kritische factoren voor het veilig vluchten uit gebouwen. Arnhem: Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV). Kuijvenhoven, A. (2005) Vrouwen en kinderen eerst? (zelf)redzaamheid tijdens rampen. Den Haag: SDU Uitgevers. Leukfeldt, E.R., Straten, van der K.W.C., Kruis, M.P., Stol W.Ph., (2007) Ter plaatse: Alledaagse samenwerking tussen de primaire hulpdiensten, Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Leven met water & Instituut Voor Veiligheid en Crisismanagement, (mei 2007), Leidraad Voorlichting bij evacuaties in hoogwatersituaties en bij overstromingen., pag. 16, Den Haag. Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (2006). De participerende, (zelf)redzame burger. Arnhem: Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid.
45
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (2006). (zelf)redzaamheid bij brand: Tien mythen ontkracht. Arnhem: Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV). Oberije, N. (2007). “Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen.”, Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, Jaargang 1, nr. 1, pag. 10-11. Oberijé, N. en Tonnaer, C. Burgers en rampen : van hulpvrager naar partner in de incidentbestrijding? Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, Jaargang 1, nr. 1, pag. 12-13. Oberijé, N. en Brand, R. van den (2005). Maatregelen (zelf)redzaamheid: Een onderzoek naar de bevordering van (zelf)redzaamheid bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Arnhem: Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). Padje, B. van ‘t en Helsloot, I. (2007) “(zelf)redzaamheid, wat gebeurd er concreet in AmsterdamAmstelland?” Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, Jaargang 1, nr. 1, pag. 16 t/m 18. Quarantelli, E.L., (1997) How individuals and groups react during disasters: planning and managing implications for EHS delivery. University of Delaware Disaster Research Center. Regionale Brandweer Amsterdam-Amstelland (2006). (zelf)redzaamheid van burgers. Leiden: Drukkerij De Vink BV. Rosenthal, U. Prof. Dr., (1984) Rampen Rellen Gijzelingen: Crisisbesluitvorming in Nederland. Amsterdam/Dieren: De Bataafsche Leeuw. Rosenthal, U. Prof. Dr. en Staal, B. Mr. & Storm, K.J., Drs., (2002), Als je leven je lief is. Max Geldens Stichting. Ruitenberg, A.G.W. en Helsloot, I. (2004). (zelf)redzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Starmans, I. en Oberije, N. Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen. NIBRA, Arnhem. Verschuren, P. en Doorewaard, H. (2005). Het ontwerpen van een onderzoek. Utrecht: Lemma BV. Vroonhof, M. (24 april 2008) Groep acht Leiderdorp doet EHBO-examen. Leidsch Nieuwsblad, pagina 1. 11.2. Internet. http://www.epn.net/uploaded/De%20Digitale%20Ambtenaar%202punt0.pdf http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Politiewet%201993/ http://www.brandweer.nl/organisatie/over_de_brandweer/geschiedenis/ http://nl.wikipedia.org/wiki/Bescherming_Bevolking http://www.vandale.nl/vandale/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=redden http://www.vandale.nl/vandale/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=evacueren http://nl.wikipedia.org/wiki/Bob_jij_of_Bob_ik%3F
46
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 http://www.brandpreventieweek.nl/cms/show/id=694603 http://headlines.nos.nl/forum.php/list_messages/9132// http://www.destentor.nl/algemeen/binnenland/article1220953.ece http://www.platformoverstromingen.nl/documenten-planvorming http://nl.wikipedia.org/wiki/Bedrijfshulpverlening http://nl.wikipedia.org/wiki/EHBO http://www.pcsvleiderdorp.nl/kastanjelaan/cgi-oic/pagedb.exe/show?no=297&fromno=1 http://nl.wikipedia.org/wiki/AED http://nl.wikipedia.org/wiki/Koolmonoxide
47
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Samenvatting. (zelf)redzaamheid wordt in deze scriptie omschreven als alle handelingen die door burgers worden verricht ter voorbereiding op en tijdens rampen en zware ongevallen om zichzelf én anderen te helpen de gevolgen van de ramp of het zware ongeval te beperken. Het standpunt van de overheid met betrekking tot de (zelf)redzaamheid van burgers is de afgelopen eeuw aan verandering onderhevig. De overheid heeft verschillende standpunten ingenomen waardoor er ook verschillende verwachtingen werden gecreëerd naar de burger toe De professionele hulpverleners staan positief tegen over het aanbod van hulp die ze krijgen van burgers. Als grootste voordelen worden genoemd de extra handjes. Burgers kunnen onder andere slachtoffers aanspreken, uitvoeren van noodzakelijke medische handelingen voordat de professionele hulpverlener is gearriveerd en het blussen van beginnende brandjes. Nadelen van (zelf)redzaamheid zijn burgers die onbekwaam zijn en daardoor verkeerde handelingen uitvoeren. Ook het teveel aan hulpaanbod vanuit de (zelf)redzame burgers en de psychische staat waarin een burger terecht kan komen na het zien van een incident zijn belangrijke nadelen van (zelf)redzaamheid. Het opleiden van professionele hulpverleners tot het samenwerken met (zelf)redzame burgers is zeer lastig. Enerzijds is er binnen de opleiding geen tijd en anderzijds wordt ook aangegeven dat hulpverleners zelfstandig leert samen te werken met (zelf)redzame burgers. Voor de burger is het erg lastig om goed voor te bereiden voor wat betreft de samenwerking met burgers. Gedurende grote operationele oefeningen worden burgers wel betrokken. Zij krijgen echter meestal geen taak en worden slechts gebruikt als betrokkenen die zo spoedig mogelijk moeten worden verwijderd van de plek des onheil. De oefeningen die worden gedaan zijn, als er wordt gekeken naar de 3 mythes, niet realistisch genoeg. Voor de communicatie naar de burgers toe is het belangrijk dat er op een efficiënte manier wordt gecommuniceerd. Uit onderzoek naar de Denk Vooruit Campagne is al gebleken dat de communicatie van de overheid naar de burger niet effectief genoeg is. De boodschap komt bij weinig mensen aan. Het is belangrijk dat de juiste communicatiekanalen worden gezocht om de boodschap bij zoveel mogelijk burgers aankomt. De boodschap die zou moeten worden uitgesproken moet inhouden dat burgers altijd moeten helpen, ook al denken zij dat zij niets kunnen betekenen, goed opletten op de eigen veiligheid, 112 bellen en het slachtoffer gerust stellen. Tevens zou er in de boodschap moeten worden gesproken over het halen van een EHBO diploma door zoveel mogelijk burgers. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn uiteindelijk de volgende aanbevelingen gegeven: •
Standpunt overheid De landelijke overheid dient een duidelijk standpunt te maken tezamen met alle professionele hulpverleners en lagere overheden.
•
Planvorming (zelf)redzaamheid van burgers dient in de planvorming te worden meegenomen om dit onder de aandacht van de professionele hulpverleners te brengen.
•
Houding professionele hulpdiensten De professionele hulpdiensten dienen hun houding en oude werkwijze te wijzigen en
48
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 sneller gebruik te maken van (zelf)redzame burgers. •
Handvaten voor burgers De overheid dient diverse handvaten aan te bieden aan burgers zoals het plaatsen van AED’s en verzorgen van cursussen.
•
Standpunt professionele hulpverleners Professionele hulpverleners dienen open te staan voor nieuwe werkwijze en de (zelf)redzame burger te laten helpen bij de hulpverlening.
•
Opleiden en oefenen Burgers dienen actief mee kunnen oefenen gezamenlijk met professionele hulpverleners.
•
Communicatie De overheid dient een doelgroepgerichte campagne uit te voeren ter verbetering van (zelf)redzaamheid. Ten opzichte van die burger die weinig interesse hierin heeft dient een landelijke campagne van uit de hulpdiensten met een boodschap van simpele uitvoerbare handelingen.
49
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Bijlagen
50
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Bijlage 1 Interviews. Interview met Rene Quist en Karin van der Gaag-Weber (Opleiden & Oefenen Brandweer Delft-Rijswijk). 1) Is men binnen de brandweer Delft-Rijswijk bekend met (zelf)redzaamheid? Binnen de brandweer is men wel bekend met (zelf)redzaamheid. Hier wordt echter weinig aan gedaan. De reden dat hier weinig tot geen aandacht aan wordt besteed komt doordat de opleiding- en oefentijd van de brandweermensen al relatief vol zit. 2) Wordt er door jullie geoefend in het kader van (zelf)redzaamheid? Er wordt niet geoefend in het kader van (zelf)redzaamheid. 3) Waarom wel / waarom niet? De reden dat er niet wordt geoefend met burgers is omdat het erg lastig is de “juiste burger”te kiezen. Elke burger is anders en reageert ook weer anders op een incident. In zo een geval moet je dus met elke burger gaan oefenen. Dat is onmogelijk. Er wordt wel regelmatig geoefend met BHV’ers van grote bedrijven. Hier heeft de brandweer ook veel aan. In Delft gebeurt dit bijvoorbeeld bij DSM. Als hier iets gebeurd is het belangrijk dat er een goede BHV organisatie staat. Daar heeft de brandweer ook veel baat bij. Hier is dan sprake van georganiseerde (zelf)redzaamheid. Een burger die helpt bij een ongeval kan ook toegevoegde waarde hebben maar dit weegt niet op tegen de kosten die men moet maken om burgers mee te laten oefenen. Er kan wel gedurende de opleiding van de brandweermensen meer aandacht worden besteed aan hoe om te gaan met (zelf)redzame burgers. 4) Hoe staat de brandweer tegenover (zelf)redzame burgers? De brandweer staat zeer positief tegenover (zelf)redzame burgers. Vooral bij de grotere incidenten tot aan rampen toe kunnen burgers zeer handig zijn. Bij kleine incidenten wil de brandweer de rol van de burgers zo klein mogelijk houden. Dit betekent dan dat de burger zich slechts bezig houdt met het praten tegen het slachtoffer aan en voordat de professionele hulpdiensten aanwezig zijn de noodzakelijke eerste hulp verlenen. Voor de brandweer heeft georganiseerde (zelf)redzaamheid de voorkeur boven ongeorganiseerde (zelf)redzaamheid. Bij georganiseerde (zelf)redzaamheid gaat de hulpverlening een stuk sneller dan bij ongeorganiseerde (zelf)redzaamheid. 5) Kunnen brandweermensen worden opgeleid tot samenwerking met burgers? Brandweermensen kunnen niet zo snel worden opgeleid tot samenwerking met burgers. Brandweermensen hebben al zo veel te leren in een korte tijd dat dit er niet bij zou passen. Brandweermensen wordt echter wel geleerd dat als je gebruik maakt van burgers je vooral moet delegeren en niet vragen. Bij vragen laat je de weg vrij voor een tegenreactie. Tevens worden brandweermensen geleerd duidelijke opdrachten te geven aan burgers. Als er te vage opdrachten worden gegeven kunnen deze burgers fouten maken als gevolg van miscommunicatie. Door de interviewer is gevraagd of er eventueel geoefend kan worden met een acteur. Hierbij zou deze acteur verschillende rollen in kunnen nemen waarop de brandweerman kan inspelen. Hiervoor hoef je niet verschillende burgers te betrekken en scheelt heel veel romp slomp qua organisatie. Echter dit is alleen leerzaam voor de brandweermensen en niet voor de burgers. 6) Hoe zou deze opleiding er dan uit moeten zien? Er kan niet echt een opleiding worden gegeven in het kader van (zelf)redzaamheid. Slechts het gebruik maken van een acteur zou mogelijk zijn. 7) Aan welke eigenschappen moeten brandweermensen voldoen om te kunnen samenwerken met burgers? Brandweermensen moeten inlevingsvermogen hebben. Ze moeten enigszins mensenkennis hebben en kunnen delegeren. Er moet geen ruimte zijn voor onduidelijkheden. Communicatie is dan ook van
51
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 groot belang. Als belangrijkste eigenschap, waar brandweermensen ook op worden geselecteerd, is dat zij teamplayers dienen te zijn. 8) Kunnen burgers worden voorbereid en/of worden opgeleid tot samenwerking met professionele hulpverleners? Het is erg lastig om burgers te betrekken bij operationele oefeningen. Elke burger is anders en elke burger reageert ook weer anders. Wat burgers zelf al kunnen doen is het volgen van een EHBO cursus. Hier leer je de belangrijkste handelingen in het geval iemand in nood is. In Drenthe wordt op dit moment gewerkt met een vorm van Cell Broadcasting. Hierbij zijn burgers opgeleidt om te werken met de Automatische Externe Defibrillator (AED) Als er een reanimatie is worden alle burgers in de binnenste ring van waar het incident zich afspeelt gesms’t dat er gereanimeerd moet worden. In een ring daarbuiten krijgen mensen een sms dat zij de AED moeten brengen naar de bewuste plek. Deze AED heeft een central plek in het dorp. Dit is gedaan vanwege de lange aankomsttijd die een ambulance heeft in deze kleine dorpjes. Dit is ook een vorm van (zelf)redzaamheid wat als zeer positief kan worden beschouwd. 9) Welke eigenschappen zouden burgers moeten hebben willen zij succesvol kunnen samenwerken met de brandweer? Burgers moeten inlevingsvermogen hebben. Tevens dienen zij niet autoritair te zijn en te kunnen schakelen. Het ene moment zijn de hulpdiensten er nog niet en kan het zo zijn dat de burger de leiding neemt over zijn eigen beslissingen en die van andere (zelf)redzame burgers. Zodra de brandweer er is nemen zij het over en moet de burger gewoon doen wat de brandweer hem of haar opdraagt, ook al is dit niet het geen wat de (zelf)redzame burger in gedachte had. 10) Hoe staan jullie tegenover operationele oefeningen in samenwerking met burgers? Hier staan zij positief tegenover. Zij zijn ook erg benieuwd naar de oefening die zal worden gedaan voor Theater Carré. In het verleden is een dergelijke oefening ook gedaan in Nootdorp. De brandweer wilde daar gaan oefenen en burgers dachten dat hier echt iets gaande was. Zij zijn toen de brandweer gaan helpen. Deze oefening beviel zowel de burgers als de brandweermensen zeer goed. Men blijft er wel bij dat er te weinig tijd is om zo vaak met burgers te oefenen. 11) Wat zijn, volgens jullie, de voordelen van burgers die helpen bij het redden en evacueren van slachtoffers? De voordelen van burgers die komen helpen zijn de extra handjes. Zij kunnen bijvoorbeeld tegen het slachtoffer gaan praten waardoor er meer brandweermensen vrij zijn voor complexere zaken. Tevens hebben burgers een snellere aanrijtijd dan de professionele hulpverleners. De burgers zijn namelijk al op de plaats van het incident op het moment dat het ongeval plaats vindt. Zij kunnen sneller handelen. Hierbij is het natuurlijk handig als deze mensen een EHBO diploma op zak hebben. 12) Wat zijn, volgens jullie, de nadelen van burgers die helpen bij het redden en evacueren van slachtoffers? De nadelen van (zelf)redzaamheid zijn vooral de eigenwijsheid van burgers. Men denkt het beter te weten en luister dan ook niet altijd naar de professionele hulpdiensten. De brandweer heeft wat dat betreft ook andere methodes dan EHBO’ers en andere (zelf)redzame burgers. Voor de brandweer is bijvoorbeeld het gebruik van de pijnprikkel een optie om te kijken hoe ver iemand het bewustzijn is verloren. Voor EHBO’ers, lees burgers is dit een middel die niet gebruikt moet worden. Tevens zijn de nadelen van de burgers dat ze vaak onbekwaam zijn en niet stressbestendig zijn. 13) Wat zou er moeten worden gecommuniceerd naar de burgers als het gaat om wat zij wel en niet moeten doen in het kader van redden en evacueren? Als er moet worden gecommuniceerd zijn de belangrijkste punten waarop moet worden gecommuniceerd: -Eigen veiligheid eerst; -Slachtoffer(s) beschermen;
52
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 -Slachtoffer(s) aanspreken; -112 bellen; -Weten hoe je 112 belt (mobiel eerst Driebergen, daarna eigen regio) Ten slotte wordt mij meegegeven dat de hulp van burgers altijd welkom is. Zij zijn namelijk niet gebonden aan regels en hebben zodoende veel meer vrijheid om dingen te doen dan de professionele hulpverleners.
53
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Interview met Hans de Graaf Plv. Bureauchef Rijswijk. 1) Is men binnen de politie Haaglanden bekend met (zelf)redzaamheid? Binnen de politie Haaglanden is men wel bekend met het begrip (zelf)redzaamheid. Als voorbeeld hiervan wordt het zelfstandig afhandelen van aanrijdingen genoemd. In het verleden kwam hier de politie voor langs. Nu doet de burger dit zelf. Een ander voorbeeld is de burgerwacht die onder andere in wijken in Den Haag worden georganiseerd. Deze burgers lopen door de wijk en spreken medeburgers aan op ongewenst gedrag. In Rijswijk hebben een aantal burgers een verkorte opleiding gedaan waarna ze worden ingezet bij bijvoorbeeld bemiddeling in burenruzies. Uiteindelijk heeft er ook nog een project gedraaid waarbij burgers mee liepen met de politie en hierbij kleine taken deed. Een laatste voorbeeld is van de buurtvaders in Den Haag. Vanwege de grote overlast van hangjongeren en het lage effect wat het optreden van de politie had zijn de vaders van de jongeren als buurtwacht gaan optreden. Deze jongeren kijken op tegen hun ouders zodat zij minder overlast verzorgen. 2) Wordt er door jullie geoefend in het kader van (zelf)redzaamheid? Er wordt door de politie niet geoefend in het kader van (zelf)redzaamheid. 3) Waarom wel / waarom niet? De reden dat er niet geoefend wordt komt doordat het erg lastig is om met burgers te oefenen. Hiervoor moet je maar net de juiste geïnteresseerde burger vinden die hieraan mee wil doen. Wel wordt er in georganiseerd verband geoefend met burgers. Dit gebeurd bijvoorbeeld bij ontruimingen en dergelijke waar gebruik wordt gemaakt van een professionele BHV organisatie. Verder wordt er niet geoefend met individuele burgers. 4) Hoe staat de politie Haaglanden tegenover (zelf)redzame burgers? De politie Haaglanden staat zeer positief tegen over (zelf)redzame burgers. Zij moedigen het juist aan dat burgers meer gaat doen. Als voorbeeld wordt genoemd dat burgers eerst zelf bij hun buren gaan aanbellen als er geluidsoverlast is. Dan kan de politie zich bezig gaan houden met taken die een hogere prioriteit hebben. Een voorwaarde is echter wel dat de burger let op zijn eigen veiligheid. Het is bijvoorbeeld goed als een burger bij een ongeval de plaats heeft afgezet waardoor er een veilige zone is gecreëerd. Een ander verhaal wordt het zodra er een misdrijf is gepleegd. Dan krijg je als politie te maken met een strafzaak. Het is dan van belang dat de plaats incident zo snel mogelijk vrij is van personen die daar niets te zoeken hebben. Dit in het kader van sporenonderzoek. De politie heeft de voorkeur van georganiseerde burgerhulp boven ongeorganiseerd. Bij een georganiseerde burgerparticipatie kan er een iemand als aanspreekpunt dienen voor de professionele hulpdiensten. 5) Kunnen politiebeambten worden opgeleid tot samenwerking met burgers? Politiebeambten worden in wezenlijke al opgeleidt tot samenwerking met burgers. Door middel van diverse cursussen en opleidingen zoals EHBO cursus, toets geweldbeheersing, aanhoudingsvaardigheden en communicatie, leren agenten al om te gaan met andere personen. De beambten leren zodoende ook samen te werken. 6) Hoe zou deze opleiding er dan uit moeten zien? N.V.T. 7) Aan welke eigenschappen moeten politiebeambten voldoen om te kunnen samenwerken met burgers? Politiebeambten dienen inlevingsvermogen te hebben maar wel de situatie de baas kunnen blijven. Zodra er een arts aanwezig is stuur je deze niet weg maar kun je deze goed gebruiken. Tevens is er een
54
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 wettelijk kader waarbinnen de politie kan handelen zoals het invorderen van een auto van een burger. De politie heeft een back-up vanuit de wet. 8) Kunnen burgers worden voorbereid en/of worden opgeleid tot samenwerking met professionele hulpverleners? Burgers worden op dit moment bij de politie wel eens gebruikt als tegenspel bij de oefeningen van de ME. Dit gebeurt echter niet bij andere processen van de politie. Het is erg lastig om de goede burger te vinden en als deze er is, is het al lastig om met deze burger te oefenen. Bij oefeningen wordt er vooral gekeken naar de doelstellingen die door de politie dienen te worden gehaald. Tevens gaan er veel zaken al spontaan bij een ramp of een incident. Het oefenen heeft hier in weinig meerwaarde. 9) Welke eigenschappen zouden burgers moeten hebben willen zij succesvol kunnen samenwerken met de politie? Burgers dienen ondergeschikt te zijn aan de professionele hulpverleners en zodoende ook te luisteren naar hen. Uitzondering hierop is als een specialist aanwezig is zoals een arts. De politie zal hem of haar dan niet verwijderen. Burgers zijn wel altijd welkom om creatief mee te denken en hun ideeën te uiten. Of het idee ook wordt uitgewerkt wordt bepaald door de professionele hulpverlener. 10) Hoe staan jullie tegenover operationele oefeningen in samenwerking met burgers? De politie staat positief tegenover operationele oefeningen zolang het om georganiseerde burgers gaat omdat het zeer lastig is om met een ongeorganiseerde groep te werk te gaan. 11) Wat zijn, volgens jullie, de voordelen van burgers die helpen bij het redden en evacueren van slachtoffers? Als grootste voordeel van (zelf)redzame burgers zijn de extra handjes die er zijn. Hierbij kan je al denken aan het zelf aanspreken van burgers op hun gedrag. Dit wordt echter steeds moeilijk vanwege de verharding van de maatschappij. 12) Wat zijn, volgens jullie, de nadelen van burgers die helpen bij het redden en evacueren van slachtoffers? Als belangrijkste nadeel van burgerhulp is het spelen voor eigen rechter. Het komt nog wel eens voor dat burgers iemand op heterdaad betrappen en vervolgens geweld gaan gebruiken tegen de dader. Dit kan voortkomen uit zowel emotioneel als rationeel reactie. 13) Wat zou er moeten worden gecommuniceerd naar de burgers als het gaat om wat zij wel en niet moeten doen in het kader van redden en evacueren? Als er gecommuniceerd moet worden naar de burger heeft dit vooral betrekking op de eigen veiligheid. Burgers dienen eerst aan zich zelf te denken en kijken of de handelingen die zij willen verrichten ook veilig is. Verder dienen burgers hun gezonde “politieverstand te gebruiken bij eventueel handelen.
55
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Interview Paul van Putten (verpleegkundige en voormalig medewerker GHOR Haaglanden) en Joel Scheffer (ambulancechauffeur en logistiek medewerker GHOR Haaglanden). In dit interview is er gesproken over de ervaringen en gedachten van de bovenstaande genoemde geïnterviewde. De gedane uitspraken zijn geen officiële standpunten van de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR) 1) Is men binnen de GHOR bekend met (zelf)redzaamheid? Binnen de GHOR is men bekend met de definitie (zelf)redzaamheid. In de Leidraad Operationele Prestaties staat dat onderzoek heeft uitgewezen dat 6% van de NL bevolking een EHBO diploma heeft. Dit houdt in dat er van de 100 burgers 6 burgers zijn die een EHBO diploma hebben. Als hulpdiensten wordt hier echter te weinig van uit gegaan. Dit komt ook door de boodschap die de overheid uitspreekt als verzorgingsstaat dat de burger niet bang hoeft te wezen en de overheid alles geregeld heeft. Bij kleine ongevallen ziet men nog vaak dat burgers doorlopen en niet ingrijpen. Pas bij echte grote incidenten reageren burgers veel sneller op incidenten. 2) Wordt er door jullie geoefend in het kader van (zelf)redzaamheid? Er worden geen oefeningen gedaan met burgers. Wel wordt er met enige regelmaat geoefend met BHV organisaties van bedrijven en/of zorginstellingen. 3) Waarom wel / waarom niet? De reden dat niet wordt geoefend met burgers komt omdat daar waarschijnlijk nooit zo over nagedacht is. 4) Hoe staat de GHOR tegenover (zelf)redzame burgers? De GHOR staat positief tegenover (zelf)redzame burgers. De hulpverlener is (medische gezien) verantwoordelijk voor het slachtoffer (onder andere op grond van de wet BIG). Onderling met collega’s is het vaak goed geregeld. De politie zet af en zorgt dat de ambulancehulpverleners alle ruimte hebben. Hierbij worden burgers veelal snel buiten spel gezet. Het afzetten is een verantwoordelijkheid van de politie. Als deze nog niet ter plaatse is kan dit ook door burgers gedaan worden. Als voorbeeld wordt genoemd dat op de Grote Markt de geneeskundige hulpverleners niet zo snel burgers de boel zal af laten zetten aangezien de effectiviteit niet hoog is. In een andere kleinschalig gebied zou de burger dit makkelijk kunnen doen. 5) Kunnen ambulancehulpverleners worden opgeleid tot samenwerking met burgers? Ambulancehulpverleners zijn van nature al zeer sociaal. Zij bieden hulp aan mensen die dit nodig hebben. Ambulancehulpverleners zijn een type mensen die zeer goed kunnen samenwerken en inleven in burgers. Het type werk is zeer dicht aan een patiënt en het is het een directe functie-eis dat ambulancehulpverleners in staat zijn om goed met mensen om te kunnen gaan. Een opleiding specifiek tot samenwerking met burgers zou dan ook niet nodig zijn. De wetgeving geeft tevens geen duidelijk kader voor hoe een hulpverlener hulp kan vragen of krijgen. Echter burgers kun je niet dwingen om mee te helpen bij een ongeval of een incident (overigens is dit discutabel als je kijkt naar de Nederlandse wet, hierin staat namelijk dat eenieder verplicht is een ander in nood te helpen, doet hij dit niet dan kan er sprake zijn van nalatigheid en kan iemand hier ook voor worden vervolgt, niet omschreven is waaruit deze hulp dan moet bestaan, mogelijk volstaat het al om alleen 112 te bellen). Men komt vaak voor situaties te staan waar omstanders ook slachtoffer van kunnen worden. Het gaat vooral om het risico wat men loopt tijdens hulpverlening, dit is nu eenmaal niet altijd een zeer veilig beroep (niet alleen vanuit fysiek oogpunt, ook vanuit psychisch oogpunt geldt dit). Er zijn, wettelijk, geen goede waarborgen voor (zelf)redzaamheid in de hulpverlening, waar kan een burger zijn/haar schade claimen die hij heeft geleden door het verlenen van hulp.
56
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 6) Hoe zou deze opleiding er dan uit moeten zien? 7) Aan welke eigenschappen moeten ambulancehulpverleners voldoen om te kunnen samenwerken met burgers? Ambulancehulpverleners zijn zeer sociaal. Als professioneel hulpverlener moet je een bepaalde inlevingsvermogen hebben. Tevens is goede mensenkennis ook zeer belangrijk. Je moet weten met wat voor een soort burger je te maken hebt. Uiteindelijk is ook communicatief sterk zijn een belangrijke eigenschap. Vaak wordt er in eerste instantie aan burgers gevraagd of zij bereidt zijn om te helpen waarna alles op een commanderende toon wordt gezet. 8) Kunnen burgers worden voorbereid en/of worden opgeleid tot samenwerking met professionele hulpverleners? Het is zeer lastig om burgers voor te bereiden op eventuele samenwerking met de professionele hulpverlener. Binnen rampenoefeningen gebeurt dit ook al zelden aangezien burgers vaak een andere rol innemen dan ze normaal zouden doen. Bij Bonfire ging iedereen zodra het kon weg. Tijdens deze oefening hadden deze burgers die verder niet gewond waren of dergelijke een afwachtende rol. Realisme laat zich hierbij moeilijk sturen. Een ander voorbeeld zijn de lotusslachtoffers. Zij gaan soms teveel en te lang in hun rol op. Een ander heel belangrijke voorbereiding is de EHBO cursus. Zoals ook bij een symposium in Arnhem bij het NIFV werd aangegeven is het belangrijk dat burgers vroegtijdig een EHBO cursus gaan volgen. Dit zou bijvoorbeeld op school kunnen worden gegeven als verplicht vak. Kinderen leren zo belangrijke handelingen en zullen dit snel doorgeven aan hun familieleden. 9) Welke eigenschappen zouden burgers moeten hebben willen zij succesvol kunnen samenwerken met de ambulancehulpverleners? Burgers moeten vooral zichzelf zijn. Burgers die opgeleidt zijn tot EHBO’er kunnen van grote waarde zijn voor het slachtoffer en de professionele hulpdiensten, maar ook burgers zonder EHBO diploma kunnen een belangrijke rol spelen. Zij kunnen bijvoorbeeld het slachtoffer gerust stellen door met hem of haar te praten of bloedingen stelpen. Een burger moet wel sterk in zijn schoenen staan aangezien zo iemand met soms veel leed in aanmerking kan komen. In Nederland zijn steeds minder verenigingen waardoor het erg lastig is om aanspraak te maken op een van deze verenigingen in geval van een ramp of een incident. Het is erg lastig om dan een georganiseerde burgerhulp aan te spreken. 10) Hoe staan jullie tegenover operationele oefeningen in samenwerking met burgers? Het is erg lastig om zoiets te organiseren. Realistisch oefenen wordt zwaar onderschat. Om goed (realistisch) te kunnen oefenen heb je inzicht, kennis en ervaring nodig in de rol van slachtoffer, hulpverlener en burger, dit doe je niet ‘even’ zonder hiervoor opgeleid te zijn en ervaring mee te hebben. Uiteindelijk leer je vooral van de waar gebeurde incidenten waar je ook echt heb moeten optreden. Binnen de GHOR is nooit gekeken om gebruik te maken van ambulancehulpverleners als lotusslachtoffers, dit zou mogelijk kwaliteitsverhogend kunnen zijn voor de oefening. Hier hangt echter wel een fors prijskaartje aan, en kan dan ook als onhaalbaar worden afgedaan. 11) Wat zijn, volgens jullie, de voordelen van burgers die helpen bij het redden en evacueren van slachtoffers? Er zijn bijna alleen maar voordelen van (zelf)redzame burgers. 12) Wat zijn, volgens jullie, de nadelen van burgers die helpen bij het redden en evacueren van slachtoffers? Burgers kunnen risico lopen waarvoor geen goede (wettelijke) regeling is. Niet elke burger is bestand tegen de situatie waarin hij of zij zichzelf brengt. Door het zien van bloed of ander dergelijk leed kan
57
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 hij of zij achteraf psychische problemen krijgen, maar ook fysiek kan het verlenen van hulp gevaarlijk/belastend zijn en tot schade leiden. 13) Wat zou er moeten worden gecommuniceerd naar de burgers als het gaat om wat zij wel en niet moeten doen in het kader van redden en evacueren? Als er een boodschap zou moeten worden uitgesproken zou deze vooral als inhoud moeten hebben dat de burger iets moet doen en niet moet blijven kijken. Vaak kunnen simpele handelingen al van levensbelang zijn zoals het stelpen van bloedingen of tegen een slachtoffer aan blijven praten. Tevens zou er een campagne moeten komen dat burgers EHBO cursussen gaan volgen zodat meer burgers professioneel kunnen handelen bij een ongeval. Er moet een handelingsperspectief komen voor burgers.
58
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Interview Judith Kessels Adviseur Risicocommunicatie Hulpverleningsregio Haaglanden. Reden van het interview. Wat wordt er tot op heden gecommuniceerd over (zelf)redzaamheid? Over (zelf)redzaamheid op zich wordt tot op heden niet zoveel gecommuniceerd als je kijkt naar de processen redden en evacueren. Op andere gebieden wordt er wel gecommuniceerd over de (zelf)redzaamheid. Dit gaat dan bijvoorbeeld over wat je moet doen als je met geweld wordt geconfronteerd. Het zijn hierbij vooral boodschappen van de politie. Ook de AED campagne is een voorbeeld van risicocommunicatie. Hierbij werd door de hartstichting reclame gemaakt voor de AED en wat het belang is van een cursus reanimeren. Burgemeesters zijn wettelijk gezien verantwoordelijk voor risicocommunicatie. Zij vinden het echter erg lastig om te communiceren aangezien zij burgers niet onnodig ongerust willen maken. In het kader van (zelf)redzaamheid zou er landelijk moeten worden aangestuurd wat betreft risicocommunicatie. Valt (zelf)redzaamheid ook onder risicocommunicatie? (zelf)redzaamheid zou wel onder risicocommunicatie kunnen vallen aangezien je het hebt over de voorkant van een ramp. Je probeert mensen te bewegen zich voor te bereiden op een ramp of een incident. Uit eerdere onderzoeken bleek dat communicatie door de overheid in het verleden weinig effect had? Als voorbeeld Denk Vooruit Campagne. Heb je hier nog meer voorbeelden van? Bij de denk Vooruit Campagne werd er ingestoken op een zeer breed publiek. Tevens werd er aan mensen gevraagd om een handeling te verrichten, namelijk het voorbereiden op een ramp door middel van het hebben van een transistorradio, zaklantaarn etc. Je kan niet verwachten dat alle burgers dit zullen doen. Andere voorbeelden van overheidscommunicatie naar de burger toe die hebben geflopt in het kader van risicocommunicatie heeft Judith niet zo snel. Wat is de reden denk je dat de communicatie vanuit de overheid niet effectief is? Bij risicocommunicatie moet je burgers betrekken. Tevens moet er een bepaalde risico zijn die burgers voelen willen zij iets gaan doen. (Risicoperceptie). Burgers willen graag informatie ontvangen en niet zelf gaan zoeken naar informatie of handelingen verrichten. Een voorbeeld waar de risicocommunicatie door de overheid wel effectief is, is de VORAMP campagne. Hierbij werd de burger geattendeerd op de te verrichten handelingen die hij of zij moet doen in geval dat de sirene gaat. Hierbij wordt de burger slechts geïnformeerd en hoeft hij of zij verder geen handelingen te verrichten. Ook de BOB campagne is een voorbeeld van zeer goede risicocommunicatie door de overheid. Hier ligt echter een heel andere reden achter en dat is dat de burger een sanctie opgelegd kan krijgen als hij of zij zich niet houdt aan de onthouding van alcohol als hij of zij gaat rijden. De BOB campagne heeft het verbod van alcohol onder bestuurders echter weer onder de aandacht gebracht. Tevens heeft de overheid het deels aan zich zelf te danken. In het verleden heeft de overheid aangegeven dat de burger rustig kan slapen en dat de overheid wel over hen waakt. De overheid kan dit echter niet meer waarmaken en probeert dan ook de burger in beweging te krijgen om zich voor te bereiden op een eventuele ramp. De burger blijft echter nog steeds afwachtend. Dit ligt erg in de cultuur. In omringende landen wordt er al zeer goed omgegaan met (zelf)redzaamheid en in landen als Canada en Amerika dienen burgers buiten de grote steden al rekening te houden met het feit dat het soms uren dan wel dagen kan duren voordat er professionele hulp aanwezig is. Zou deze communicatie niet beter kunnen worden gedaan door de hulpdiensten vanwege het vertrouwen? De burgemeester is verantwoordelijk voor de risicocommunicatie. Hij of zij bepaalt wie wat gaat communiceren. Binnen de veiligheidsregio zal dit uiteindelijk ook door de burgemeesters gezamenlijk worden uitgesproken. Het zou inderdaad goed zijn als de gezamenlijke hulpdiensten gaan communiceren over de (zelf)redzaamheid. Het vertrouwen van de burger in de hulpdiensten is vele
59
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 malen groter dan in de overheid. De reden hiervan ligt in het imago en de ervaring van velen. Met een telefoontje reageren de hulpdiensten direct en alert. Om zaken voor elkaar te krijgen binnen een overheidsinstelling is er een behoorlijke rompslomp. Vandaar dat het vertouwen in de hulpdiensten groter is. Zou er voor kinderen een aparte communicatie lijn moeten worden ingezet? Dit vanwege de zwemlessen en mogelijke EHBO cursus. De manier waarop deze vraag is gesteld is erg apart beschreven. Het geven van zwemlessen en EHBO cursussen is in zekere zin ook een vorm van communicatie. Echter dat zijn het geven van EHBO lessen aan volwassenen ook. Toch zou het verplicht volgen van zwemlessen en EHBO lessen een vorm van communicatie zijn. Tevens kunnen de ouders van de kinderen door middel van een schoolbrief op de hoogte worden gehouden van de activiteiten. Vervolgens kunnen ouders door middel van een voorlichtingsavond tezamen met kinderen ook worden overgehaald voor het volgen van EHBO lessen. Vallen de zwemlessen die worden gegeven onder risicocommunicatie? Zwemlessen kunnen in zekere zin ook onder risicocommunicatie vallen. Zie vorige vraag. Wat zijn de voordelen van brede communicatie? Bij brede communicatie bereik je veel mensen. Praktisch iedereen. Tevens zal je weinig tijd nodig hebben voor het vooronderzoek. Je weet meteen met welk medium je te maken zal hebben en waar je zal gaan communiceren. Wat zijn de nadelen van brede communicatie? Bij brede communicatie bereik je wel veel mensen, helaas zal niet iedereen iets met deze boodschap doen. De kosten zijn hierbij niet evenredig met de baten. Je bent meer geld kwijt dan wanneer je gericht op de doelgroep communiceert. Hoe kan een zo breed mogelijk publiek worden bereikt? Als je een zo breed mogelijk publiek wilt bereiken zal je moeten communiceren via de landelijke communicatiemiddelen. Dit zijn dan televisie, radio en landelijke dagbladen. Wil je het echter kleinschaliger doen, kan je kijken om in specialistische bladen of met postercampagnes in buurthuizen en gebedshuizen etc. de doelgroep te bereiken. Welk medium kan in dit geval het beste worden gebruikt? In het verleden is al gebleken dat een landelijke campagne niet zinvol is. Er zal moeten worden gekeken naar een manier waarop vooral geïnteresseerden worden bereikt. Dit kan je doen door het organiseren van oefeningen en daarbij burgers uit te nodigen om samen te werken met professionele hulpverleners. Bij dit soort oefeningen, wat bijvoorbeeld ook op open dagen gedaan zou kunnen worden, kunnen burgers die hierop reageren worden geïnformeerd over diverse cursussen zoals EHBO cursussen etc. Je zal als een soort trechter de juiste burgers er uit moeten pikken. In eerste instantie adverteren over open dagen en operationele oefeningen, waarna je de juiste burgers er uit pikt. Gedurende de operationele oefeningen met de professionele hulpverleners kunnen burgers worden geïnformeerd. Een ander middel wat het ook zeer goed doet zijn persoonlijke brieven geschreven vanuit de burgemeester. Deze brieven dienen dan naamsgebonden te zijn en in een officiële envelop van de gemeente te zijn. Dit soort brieven worden eerder gelezen dan losse folders die in de brievenbus valt. Er dient op een “agressieve” manier te worden gecommuniceerd. De vijf burgerstijlen (buitenstaanders / plichtsgetrouw / Pragmatisch / Gezagsgetrouw / Verantwoordelijken) Welke moet de meeste aandacht krijgen? De vijf burgerstijlen die zijn gevormd na onderzoek van onderzoeksbureau Motivaction geven zeer goed weer hoe de bevolking is onderverdeeld. Je moet alleen mensen betrekken die ook echt iets willen. Het is erg lastig om mensen te gaan motiveren die niet echt staan te springen om iets. Je zou
60
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 dan voornamelijk moeten communiceren met de mensen die zelf willen. Dit zijn de pragmatici, en de verantwoordelijken. Deze mensen zullen ook eerder afkomen op open dagen etc.
61
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Interview Arthur Haijer OOV-support. Reden van het interview 1). Wat voor een soort oefeningen worden door OOV mede georganiseerd? De stichting OOV-support biedt figuranten en ondersteuning voor oefeningen, trainingen en simulaties binnen het werkvlak van openbare orde en veiligheid. De kracht is het creëren van leermomenten binnen een veilige en beheersbare werksituatie door effectief en geregisseerd tegenspel. OOV-support houdt zich verder bezig met: -Werven van vrijwilligers; -Aansturen op locatie bij oefeningen; -Het voorbereiden van de oefeningen (oefendoelen bepalen etc). 2). Hoe worden bij operationele oefeningen de deelnemers geselecteerd? Iedereen die mee wil doen als “slachtoffer” kan hier aan mee doen. Hierbij geldt wel dat niet iedereen zomaar binnen OOV support kan komen. Als je mee wilt doen binnen een oefening moet iemand jou meenemen als introducé. Deze persoon werkt al een tijdje binnen de organisatie en zal zich uiteindelijk moeten verantwoorden als de nieuwe deelnemer zich misdraagt. Een andere manier is om een introductiegesprek te hebben waar wordt gekeken naar wat jouw drijfveren zijn om mee te doen met operationele oefeningen. Binnen OOV-support wordt alleen gewerkt met vrijwilligers. Bij deze personen is de motivatie ook het hoogst waardoor de oefeningen ook het best verlopen. Binnen OOVsupport ziet men drie soorten deelnemers (burgers): -Mensen vanuit het werkveld (agenten brandweermensen etc.) -Mensen met een passie voor hulpdiensten -Mensen die graag participeren binnen de hulpdiensten. Deelnemers moeten minimaal 18 jaar zijn om mee te mogen doen. Ook komen er vaak verzoeken vanuit scholen om eens mee te mogen doen bij een dergelijke oefening. In alle gevallen worden de deelnemers verdeeld in groepjes en heeft elke groep zijn eigen groepshoofd. Zo leer je elkaar kennen binnen een subgroep en kan men op elkaar letten. Het wil nog wel eens voorkomen dat mensen zich anders gaan gedragen in een grote groep waardoor dit gedrag vervelende gevolgen kan hebben voor de overige deelnemers en de oefening. Tevens heeft elke deelnemer een polsbandje in een bepaalde kleur en de groepscoördinator heeft een petje in een bepaalde kleur. Zo heb je verschillende subgroepen en worden deelnemers uit de anonimiteit gehaald. 3). Welke rol spelen deze burgers in de diverse oefeningen? Burgers kunnen elke rol spelen die wordt gewenst. OOV-support heeft een behoorlijk groot bestand met vrijwilligers. Hierin zitten ook vrijwilligers met een bepaalde achtergrond die ook gebruikt kan worden voor het spelen van een bepaalde rol. OOV-support biedt zowel burgers aan die als gewonde kunnen spelen als een relschopper die het de politie moeilijk kan maken. Tevens zijn er genoeg burgers die gewoon als balast mee kunnen doen in een oefening. Deze burgers worden bijvoorbeeld in een trein wagon gezet en de hulpdiensten moeten deze treinwagon ontruimen. Ook kunnen burgers als EHBO’ers fungeren en zo samenwerken met de hulpdiensten. Er zijn een aantal zaken belangrijk voor de deelnemers: -De oefening moet aantrekkelijk zijn; -De deelnemers moeten verzekerd zijn; -Logistiek moet alles in orde zijn; -Deelnemers ontvangen graag een bevestiging, liefst in een logo van een van de hulpdiensten. 4). Kunnen burgers in een oefening realistisch samenwerken met de professionele hulpverleners? Bij oefeningen zie je vaak dat er anders wordt gehandeld dan bij een echt incident. (modelgedrag) Als voorbeeld haalt Arthur Haijer een oefening aan waarbij een persoon, bij een brand, nog boven op de
62
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 brand trap stond en snel hulp nodig had. De hulpdiensten gingen echter eerst overleggen. Dit zou in het echt ook niet gebeurden. De samenwerking tussen de professionele hulpdiensten en de burgers kan prima worden beoefend. Er worden dan ook regelmatig oefeningen gehouden waarbij burgers dan ook als last of hulp voor de professionele hulpdiensten mogen gelden. Zo worden deelnemers naar hulpverleners toegestuurd en dienen zij paniek te zaaien. Door deze burger als professioneel hulpverlener een specifieke niet al te belangrijke taak te geven ben je de burger weer even kwijt. Een ander voorbeeld is een menigte die bij een incident staat. Enkele van hen hebben specifieke eigenschappen zoals een EHBO diploma. Het is dan aan de professionele hulpverlener om deze personen uit de groep te pikken en hen mee te laten doen. Samenwerking tussen professionele hulpverleners en burgers kan geoefend worden zolang de oefendoelen van te voren goed zijn bepaald. Het is belangrijk dat deze oefendoelen ook worden gehaald. Mocht het lijken dat een oefening vast loopt door welke oorzaak dan ook kan OOV-support interveniëren 5). Aan welke eigenschappen moeten burgers voldoen willen zij realistisch kunnen oefenen met professionele hulpverleners. Wat, naar de mening van Arthur Haijer, vooral belangrijk is, is dat burgers luisteren naar de professionele hulpverlener. Als professionele hulpverlener wil je dat de burger bepaalde taken oppakt en ook bepaalde taken juist niet oppakt. Als er echter een burger staat die roept ik ben arts of ik ben politieagent laat je deze mensen uiteraard meehelpen. Het laten zien van hun pas is dan wel zo handig zodat je ook zeker weet dat je te maken hebt met de juiste persoon. 6). Zouden deze oefeningen ‘samenwerken met burgers’ ook voor de professionele hulpverleners goed zijn? (past dit ook in hun oefenagenda) Ook voor de professionele hulpverleners is het oefenen op samenwerking met burgers erg interessant. Er zijn nog maar weinig professionele hulpverleners die inzien dat burgers ook voordelen hebben bij een incident. Professionele hulpverleners willen deze mensen het liefst zo snel mogelijk achter een afzetlint hebben. Mondjesmaat komt er wel eens een hulpverlener die door heeft dat burgers prima kunnen helpen bij een ramp. Dit komt echter nog niet bij iedereen door. Het is soms erg lastig om te oefenen met georganiseerde vrijwilligers. Er is een bepaalde verhouding tussen vrijwilligers en betaalde hulpverleners. Hierdoor kan er wel een “gezonde”spanning zijn. Dit maakt het soms erg lastig om samen te werken met georganiseerde vrijwilligers. Het probleem ligt hierbij aan de betaalde professionele hulpverleners. Zij kijken soms negatief tegen deze vrijwilligers aan terwijl bijvoorbeeld de reddingsbrigade zeer goed kan reanimeren en meestal nog beter dan andere betaalde professionele hulpverleners. 8). Kijkend naar uw achtergrond denkt u dat er een grote respons zal zijn van burgers die actief mee willen oefenen? Binnen OOV-support komen veel vragen binnen van burgers die graag een keer mee willen oefenen. Deze vragen komen zowel direct als via diverse politiebureaus binnen. Vooral burgers die zelf het initiatief nemen worden uitgenodigd voor een gesprek. Mocht dit klikken wordt de burger opgenomen in het bestand. In het begin wordt deze burger vooral meegenomen naar oefeningen met een laag afbreukrisico. Burgers geven zich op met verschillende redenen: -Puur voor het rellen; -Als leerzaam beschouwen; -Te kijken in een andere keuken, die van de hulpverlening. De burgers die reageren zijn altijd mensen met een bepaalde interesse. De personen die hier geen interesse in hebben zullen ook niet reageren.
63
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Bijlage 2 Uitkomsten enquête burgerparticipatie.
64
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
65
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Bijlage 3 Draaiboek Oefenexperiment (zelf)redzaamheid
Draaiboek Help mijn man is hulpverlener!!!!
Organisatie: Brandweer AmsterdamAmstelland Schrijver: Sander Lepelaar Datum: 8 mei 2008 Versie: 1.0
66
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Inleiding In het kader van mijn scriptie, waarin de succesfactoren en de risicofactoren van (zelf)redzame burgers wordt beschreven, wordt dit oefenexperiment voor Theater Carré gehouden. De opdrachtgever voor dit oefenexperiment is de Brandweer Amsterdam-Amstelland onder verantwoordelijkheid van Barry van ’t Padje. De uitkomsten uit dit praktische oefenexperiment wordt gebruikt voor mijn scriptie. In dit draaiboek zal het oefenexperiment in een zo beknopt maar volledig mogelijke setting worden beschreven. Het oefenexperiment voor Theater Carré kan, vanwege de weinige sturing vanuit de oefenleider verschillende kanten op gaan. Werkvorm Het is een operationele oefenexperiment voor zowel burgers als professionals die voor Theater Carré plaats gaat plaatsvinden. Centraal staat een ongeval met tien slachtoffers, een auto, en meerdere fietsen. Het ongeval is een soort puzzel die door de burgers en professionals moet worden opgelost: • Bekneld persoon bevrijden met krik • Beginnend vuur blussen met brandblusser • Effectieve eerste hulp verlenen • De namen van alle slachtoffers registreren • Een volledig beeld van het incident verkrijgen (sitrap) • Een veilige werkplek creëren • Verkeer reguleren • Slachtoffers vervoeren Leidende vraag: hoe snel kunnen burgers, ondersteund door professionals, een grote groep slachtoffers eerste hulp verlenen en op een veilige manier naar het ziekenhuis vervoeren? Het oefenexperiment wordt gedaan met niets vermoedende burgers die worden geconfronteerd met een situatie die zich in het dagelijkse leven voor kan komen. Tevens zijn er een drietal hulpverleners die mee zullen doen aan dit oefenexperiment. Tegenspel zal gedurende dit oefenexperiment niet plaats vinden omdat deze oefening een natuurlijk verloop dient te hebben Doel Hoe reageren burgers op een ongeval en welke handelingen voeren zij alleen uit en welke handelingen doen zij samen met de hulpdiensten, wanneer deze zijn gearriveerd, op het gebied van redden, eerste hulp en evacueren? Dit oefenexperiment moet een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van beleid dat burgers en professionals helpt om de (zelf)redzaamheid van burgers beter te benutten. De hulpverleners moeten leren hoe zij in hun taken effectief gebruik kunnen maken van burgers. Dit oefenexperiment moet de aanwezige burgers bewust maken van het belang van (zelf)redzaamheid in crisissituaties. Het zal slechts een waarneming zijn waarbij wordt gekeken naar de volgende handelingen:
67
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 -Reactie/Actie burger; -Uitgevoerde handelingen door burgers; -Reactie van professionele hulpverleners op (zelf)redzame burgers; -Samenwerking tussen professionele hulpverlening en (zelf)redzame burgers. Het uiteindelijke doel is om te kijken naar het handelen van de burgers indien zij getuige zijn van een ongeval. Tevens wordt er gekeken naar de samenwerking tussen de professionele hulpverleners en de (zelf)redzame burgers. Scenario en uitgangspunten Voor Theater Carré wordt een automobilist onwel en rijdt met grote vaart in op een groep fietsers. Hierna botst de auto tegen een boom aan. Op de weg liggen verschillende fietsers met schaafwonden en botbreuken. In de auto zat een echtpaar. De automobilist heeft ook een fietser meegenomen die bekneld zit onder het voertuig. Van de 8 fietsers is het slachtofferbeeld als volgt: 1) Slachtoffer 1 is lichtjes geraakt en is licht gewond. Dit slachtoffer vraagt burgers om hulp; 2) Slachtoffer 2 zit op de grond en heeft een sleutelbeen gebroken.; 3) Slachtoffer 3 (POP) ligt op de grond en heeft een hartstilstand opgelopen; 4) Slachtoffer 4 heeft lichte schaafwonden en zit op een stoel. Deze wordt bijna onwel en moet gaan liggen; 5) Slachtoffer 5 is via de motorkap met zijn hoofd tegen het raam aan gebotst en daarna ten val gekomen. Deze heeft een zware hersenschudding en verschillende schaaf en snijwonden, onder andere een slagaderlijke bloeding aan zijn linkerpols. Het slachtoffer is wel bij bewustzijn; 6) Slachtoffer 6 (POP) ligt bekneld onder de auto met een beenbreuk en een hersenschudding; 7) Slachtoffer 7 ligt op de grond en heeft een onderbeenbreuk opgelopen; 8) Slachtoffer 8 heeft lichte verwondingen en gaat op eigen gelegenheid naar het ziekenhuis. In de auto zitten twee personen: 9) Bestuurder had een gordel om maar heeft door de klap last van zijn schouder, borst en heup. Hij zit vast in zijn gordel; 10) Bijrijdster had geen gordel om en is uit de auto geslingerd. Hij of zij is buiten bewustzijn. De burgers die getuigen zijn van het ongeval en eerste hulp verlenen zullen naar verloop van tijd worden bijgestaan door de professionele hulpverleners. Het gaat hierbij om politie en ambulancedienst. De politie zal door twee personen worden vertegenwoordigd (Auto) en de ambulancedienst door twee personen (1 ambulance) Uiteindelijk zullen de slachtoffers door burgers in auto’s worden gezet en naar het ziekenhuis worden gebracht. Het uitgangspunt is dat in eerste instantie de burgers die Carré verlaten de eerste hulp verlenen. Zij zullen ongetwijfeld ook de Alarmcentrale bellen. Op oproep van de oefenleider zullen afzonderlijk de hulpdiensten aankomen. Verwachtingsmanagement publiek Het publiek krijgt direct te horen dat het een oefenexperiment is, en dat het niet echt is door dit ten eerste om te laten roepen binnen Theater Carré en buiten te communiceren middels een megafoon door twee personen. Voorkomen moet worden dat mensen schrikken en denken dat er mensen echt in gevaar zijn.
68
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Er bestaat gevaar dat het publiek gaat kijken en niet gaat handelen. De oefenorganisatie en de acteurs die slachtoffers uitbeelden zullen daarom proberen het publiek te stimuleren. Er zijn vooraf geen beperkingen over welke handelingen wel en welke handelingen niet gewenst zijn (zolang het maar met beleid gebeurd). Een deel van het publiek zal ondervraagd worden over (zelf)redzaamheid. Zij kunnen hun email achterlaten en achteraf informatie ontvangen over wat het oefenexperiment heeft opgeleverd.
Tijdsplanning Tijd in min. -5 -2 -1 0. 1. 1. 1.
2. 2. 2. 2. 2. 2. 2. 2. 3. 3. 3.
Activiteit Slachtoffers worden hun positie aangewezen. Rookpot in de wagen gaat aan. Alle slachtoffers nemen positie in. Burgers komen naar buiten en worden geconfronteerd met de situatie. Slachtoffer 9 zit in de auto roept dat in zijn achterbak een brandblusser zit, en roept om hulp en dat zijn auto in de brand staat. Tevens geeft hij of zij aan dat er in de auto een krik en een EHBO set ligt. Slachtoffer 1 roept “is er een dokter aanwezig”. Vooral de vraag of er iemand is die kan reanimeren bij slachtoffer 3 is van belang. Als burgers niet snel reageren, probeert zij mensen mee te trekken. Voor de slachtoffers 3, 4, 6 en 10 dient speciale aandacht aan te worden besteed. Zij zullen moeilijk in staat zijn om hulp te vragen. Slachtoffer 1 en 8 dienen hierbij te helpen door burgers hier eventueel op te wijzen als deze burgers niet reageren. Slachtoffer 1 en 8 lopen dan ook door het terrein heen en proberen burgers te betrekken. Slachtoffer 2 roept om hulp en geeft aan dat zijn sleutelbeen is gebroken. Zijn arm dient hij zelf te ondersteunen en wordt onder begeleiding van burgers naar de eerste auto gebracht. Slachtoffer 10 is buiten bewustzijn en dient in de stabiele zijligging te worden geplaatst. Waarbij de mond naar beneden is gericht richting de straat om verstikking te voorkomen. Tevens dien er op de ademhaling gelet te worden. Slachtoffer 6 zal z.s.m. worden vrijgemaakt van de auto en eventueel met behulp van de professionele hulpverleners worden verwijderd onder de auto. Slachtoffer 4 valt bijna flauw, de burger zal door middel van de rautekgreep het slachtoffer op de grond leggen om het slachtoffer bij te houden. Daarna wordt het slachtoffer in een auto gezet. Het reanimeren van slachtoffer 3 kan na 1 minuut worden stopgezet. Slachtoffer 1 en 8 letten er op dat alle slachtoffers hulp krijgen. Zo niet probeert hij of zij dit onder de aandacht van de burger te brengen. Slachtoffer 5 roept om hulp en geeft aan wat er precies aan de hand is. De bloeding aan zijn pols zal moeten worden gestelpt door middel van een drukverband. Hierna zal het slachtoffer in de tweede auto worden geplaatst. Slachtoffer 7 geeft aan dat er een stuk bot uit zijn been steekt. De burgers dienen dit slachtoffer zijn been te stabiliseren door middel van een jas of dergelijke. Vervolgens dient er tegen dit slachtoffer te worden aangepraat. Slachtoffer 2 en 4 worden in een auto gezet. Slachtoffer 9 geeft aan dat hij last van zijn schouder borst en heup heeft en dat hij vast zit. Tevens geeft hij of zij aan dat er een lifehamer in zijn wagen is waarmee ze de gordel kunnen los maken. Slachtoffer 8 geeft aan dat hij op eigen gelegenheid naar het ziekenhuis vertrekt. Indien
69
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
4. 6. 8. 8. 8. 9. 9. 10. 12. 13. 14. 15.
burgers hierom vragen geeft hij of zij de NAW gegevens aan de burgers. Politie arriveert en dient samen met burgers de plek af te zetten. De andere agent dient een overzicht te creëren en dit door te geven aan de meldkamer. Ambulance arriveert op de plaats incident. De ambulanceverpleegkundige coördineert de hulpverlening en zal zelf de zwaarste gewonden verzorgen. Slachtoffer 7 zal op een schepbrancard worden gelegd en in een bus worden geplaatst waarna deze bus zal vertrekken richting het ziekenhuis. Slachtoffer 9 zal uit de auto worden gehaald en voorin de ambulance gezet worden. Hulpverleners en burgers voeren gezamenlijk handelingen uit zoals het aanpraten tegen slachtoffers of het stabiliseren van hen. Slachtoffer 10 is buiten bewust zijn. Een infuus wordt aangelegd welke door de burger dient te worden vastgehouden. Er arriveert een auto 2e auto waarmee de gewonde slachtoffers vervoerd kunnen worden. Slachtoffer 1 en 5 zullen mee met de auto. Burgers zullen gezamenlijk met de professionele hulpverleners de slachtoffers in auto’s meenemen. Slachtoffer 10 wordt met behulp van burgers op de brancard gelegd en in de ambulance geplaatst. Slachtoffer 9 gaat samen met zijn of haar partner mee in de ambulance. Ambulance vertrekt, politie maakt de weg weer vrij. Einde oefenexperiment
Berichtenverkeer (N.V.T.) Gedurende de simulatie zullen de professionele hulpverleners contact houden via de reguliere communicatiemiddelen zoals C2000. Er zal verder geen berichtenplan worden opgesteld aangezien het hierbij slechts gaat om het handelen van burgers. De slachtoffers zullen als volgt communiceren met de burgers die hen dienen te helpen. Slachtoffer Communicatie 1 Roept naar de burgers die naar buiten komen dat ze moeten helpen en dat er vrienden van hem of haar gewond zijn. Hij of zij loopt door het plaats incident heen. Tevens geeft hij of zij aan dat slachtoffer drie een hartstilstand heeft. Afhankelijk van hoe burgers reageren, trekt hij of zij burgers richting de slachtoffers. Dit slachtoffer gaat met de 2e auto mee richting het ziekenhuis. 2 Zit op de grond en is erg passief. Het slachtoffer geeft aan dat zijn of haar sleutelbeen gebroken is. Na handelen van de burger door middel van het stabiliseren van de arm, geeft hij of zij aan dat hij of zij in een auto naar het ziekenhuis gebracht kan worden. 3 Slachtoffer 1 attendeert de burger op slachtoffer 3. Dit slachtoffer dient gereanimeerd te worden door burgers die hiervoor zijn opgeleidt. Hier wordt verder niets mee gedaan. Na een paar keer reanimeren zal dit gestopt worden en zal de pop worden verwijderd. 4 Slachtoffer vier zegt niets en zit op de stoel. Het slachtoffer geeft aan dat ze flauw gaat vallen en ze zal moeten worden opgevangen. Zodra ze ligt geeft ze aan dat het prima gaat en dat hij of zij met de auto naar het ziekenhuis wil. 5 Slachtoffer vijf roept om hulp. Hij of zij geeft aan wat er gebeurd is en waar hij of zij pijn heeft. Het slachtoffer geeft aan dat hij of zij veel bloed verliest uit haar linker pols. Dit zal eerst moeten worden verbonden. Daarna wil hij of zij met ondersteuning naar een auto worden gebracht waarbij deze het slachtoffer naar het ziekenhuis vervoerd. 6 Deze pop ligt onder de auto. De automobilist (slachtoffer 9) geeft aan dat hij een krik in zijn achterbak heeft zitten waarmee zij het slachtoffer kunnen bevrijden. Nadat het slachtoffer is bevrijdt wordt deze pop weggedragen. 7 Slachtoffer 7 ligt op de grond met een onderbeenbreuk. Hij of zij roept om hulp en geeft aan dat hij niet kan lopen vanwege een beenbreuk. De burger zal dit moeten stabiliseren
70
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
8
9
10
door middel van een jas of dergelijke. Daarna op een schepbrancard in een auto mee genomen worden. Slachtoffer 8 probeert burgers die niet reageren te betrekken bij het ongeval door hulp te vragen voor zijn vrienden. Nadat iedereen geholpen wordt geeft hij of zij aan een omstander aan dat hij of zij per eigen vervoer naar het ziekenhuis gaat en zodoende de plaats van het ongeval eerder gaat verlaten. Bestuurder roept om hulp. Geeft aan dat zijn auto in de brand staat en dat er in de achterbak een brandblusser ligt. Ook geeft hij aan dat hij of zij pijn in schouder, borst en heup heeft en dat er een krik in zijn auto ligt voor de gewonde persoon onder zijn auto. Deze bestuurder geeft aan dat hij vast zit en de gordel niet los krijgt. Deze zal moeten worden losgesneden. Hij geeft aan dat hij of zij ook een lifehamer in de auto heeft zitten. Bijrijdster ligt op straat en is buiten bewustzijn. Zij zal niet communiceren met de burger. Dit slachtoffer wordt op de brancard gelegd en in de ambulance geplaatst.
Automobilist Na ongeveer 3 minuten arriveert er een automobilist die aangeeft dat eventueel gewonde burgers met hem mee kunnen rijden. Hierna geven de gewonde slachtoffers, 2 en 4 aan dat zij met de auto mee willen rijden. Na ongeveer 8 minuten volgt een andere automobilist hierin gaan slachtoffers 1 en 5. Slachtoffer 7 zal in de bus worden geplaatst op een plank. Slachtoffer 3 en 6 zijn poppen en vallen buiten spel. Slachtoffer 8 vertrekt op eigen kracht. Slachtoffer 9 en 10 gaan samen in de ambulance. Communicatie door Barry -Dit is een oefenexperiment. Wat doet u bij een ramp of een incident. Taken In dit oefenexperiment zullen er twee uitdagingen zijn verwerkt die een uitdaging zijn voor de ambulanceverpleegkundigen en de politiebeambten: De politiebeambten: • Dienen een veilige werkplek te creëren; o Weg afzetten; o Verkeer regelen. • Creëren van overzicht: o Wat is er precies aan de hand; o Sitrap + meldkamer inlichten. De ambulancehulpverlener: • Dient een duidelijk slachtofferbeeld te maken; • Heeft een coördinerende rol. Ensceneringsplan Voor dit oefenexperiment dienen de volgende zaken geregeld te worden: • Autowrak; Dit dient geregeld te worden binnen de brandweer Amsterdam-Amstelland. • Fietsen (8 stuks); Dit dient geregeld te worden binnen de gemeente Amsterdam (AFAC). • Lotusslachtoffers; Lotusslachtoffers worden geregeld bij OOV-Support (Openbare Orde Veiligheid Support)
71
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 • • • •
Deelnemers van elke hulpdienst. (Politie, GHOR) Vanuit de politie zal gebruik worden gemaakt van twee agenten. Vanuit de GHOR wordt gebruik gemaakt van één ambulance. Twee voertuigen voor het afvoeren van de gewonden; Een voertuig als office; Overige kleine zaken: -EHBO-koffer; -Rookpot; -Brandblusser; -Krik; -Afzetlint; -Pennen; -Bakken (voor deponeren van enquêtes).
Veiligheidsplan Bij het opbouwen van de rampplek dient de straat voor Carré te worden afgezet. Dit om alles zo goed en veilig mogelijk op te bouwen zonder dat er gemotoriseerd verkeer langs komt. Dit zal van tevoren ook moeten worden gecommuniceerd naar het stadsdeel Centrum. Gedurende de oefenexperiment zal er gelet worden op de veiligheid van zowel de lotusslachtoffers als de deelnemers. In het kader van levensreddende handelingen zal er weinig gevaar in kunnen zitten. Het weer zou de gezondheid van alle deelnemers wel schade kunnen brengen. Het verdient dan ook de aandacht om de dagen voor de oefenexperiment het weer in de gaten te houden en bij eventueel slecht weer maatregelen te nemen. Ook op de dag zelf zal het weer goed in oogschouw worden genomen. Samenstelling/rollen oefenstaf De oefenstaf bestaat uit de volgende personen: Oefenleider; De oefenleider is belast met de complete leiding over het oefenexperiment, de briefing en debriefing verzorgt, en als enige bevoegd is om te beslissen of tijdens het oefenexperiment wordt geïntervenieerd of dat het oefenexperiment tijdelijk wordt stilgelegd. Tevens bewaken zij de voortgang van het oefenexperiment. Observatoren; De observatoren nemen waar en leggen vast wat zij zien aan de hand van observatieformulieren welke naar aanleiding van de oefendoelstellingen zijn opgesteld. Communicatiemedewerkers: De communicatiemedewerkers onderhouden het contact met de pers op het oefenterrein. Tevens zorgen zij voor de communicatie naar de deelnemers toe met als boodschap dat het hier om een oefenexperiment gaat. Enquêteurs: De enquêteurs zullen aan beide kanten staan en vragen of mensen een korte enquête in willen vullen. Deze leveren zij ook meteen weer in.
72
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Verbindingsschema/telefoonlijst (N.V.T) Voor het oefenexperiment zal gebruik worden gemaakt van de reguliere verbindingen te weten C2000. De oefenleider zal zelf ook op dit systeem werken om de diverse hulpdiensten op te roepen. Facilitair plan (locatie en catering) De locatie, openbare weg (Amstel) voor Carré, zal worden “gereserveerd” bij stadsdeel Centrum. Voor de catering, afhankelijk van het tijdstip van het oefenexperiment zal gebruik worden gemaakt van de vaste cateraar van de Brandweer Amsterdam-Amstelland. Evaluatieplan De oefenleider is belast met de organisatie van de evaluatie en met de zorg voor het evaluatieverslag. De evaluatie zal voor de verschillende deelnemers als volgt worden gedaan: •
Oefenstaf; Direct na de simulatie bij elkaar komen en de bevindingen bespreken. Tevens dienen zij alle bevindingen op papier te zetten en te mailen.
•
Hulpdiensten; De medewerkers van de hulpdiensten krijgen een vragenlijst en worden gevraagd deze in te vullen en direct weer in te leveren.
•
Burgers: De burgers die als eersten aanwezig waren en die hebben geholpen worden gevraagd een enquête in te vullen. Dit geldt ook voor de personen die niets hebben gedaan en hebben staan kijken. Om ervoor te zorgen dat de enquête representatief is dienen er minimaal 302 personen te worden geënquêteerd.
Het doel van de evaluatie is om een duidelijk inzicht te krijgen in het volgende: • Waarom hebben burgers geholpen/niet geholpen; • Welke taken hebben zij uitgevoerd; • Welke taken hebben zij laten liggen voor de hulpdiensten; • Hoe de samenwerking verliep met de professionele hulpverleners.
73
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Bijlage 4
Evaluatie Oefening Zelfredzaamheid
Evaluatie Oefening Zelfredzaamheid
Naam: Sander Lepelaar Organisatie: Brandweer Amsterdam-Amstelland Datum: 30 mei 2008 Versie: 1.0
74
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Inleiding. In opdracht van brandweer Amsterdam-Amstelland is er een oefenexperiment gehouden in het kader van zelfredzaamheid. Deze oefenexperiment stond al een tijd op de agenda van de brandweer Amsterdam-Amstelland. Tevens kon deze oefenexperiment voor Sander Lepelaar worden gebruikt voor zijn scriptie welke hij schrijft in het kader van zijn studie Integrale Veiligheidskunde aan de Haagse Hoge School. Het oefenexperiment is gehouden op zaterdag 10 mei voor Theater Carré aan de Amstel te Amsterdam. Aan de hand van waarnemingen, evaluatie van de hulpdiensten en enquêtes die burgers hebben ingevuld wordt deze oefening zowel organisatorisch als inhoudelijk geëvalueerd. Scenario. Voor Theater Carré wordt een automobilist onwel en rijdt met grote vaart in op een groep fietsers. Hierna botst de auto tegen een boom aan. Op de weg liggen verschillende fietsers met schaafwonden en botbreuken. In de auto zat een echtpaar. De automobilist heeft ook een fietser meegenomen die bekneld zit onder het voertuig. Van de 8 fietsers is het slachtofferbeeld als volgt: Slachtoffer 1: is lichtjes geraakt en is niet gewond. Dit slachtoffer vraagt burgers om hulp; Slachtoffer 2: ligt op de grond en heeft een sleutelbeen gebroken en dreigt flauw te vallen; Slachtoffer 3: (POP) ligt op de grond en heeft een hartstilstand opgelopen; Slachtoffer 4: heeft lichte schaafwonden en last van hyperventilatie; Slachtoffer 5: is via de motorkap met zijn hoofd tegen het raam aan gebotst en daarna ten val gekomen. Deze heeft een zware hersenschudding en verschillende schaaf en snijwonden. Het slachtoffer is wel bij bewustzijn; Slachtoffer 6: (POP) ligt bekneld onder de auto met een beenbreuk en een hersenschudding; Slachtoffer 7: ligt op de grond en heeft diverse schaafwonden. Het slachtoffer is bij bewustzijn; Slachtoffer 8: heeft lichte verwondingen en gaat op eigen gelegenheid naar het ziekenhuis. In de auto zitten twee personen: Slachtoffer 9: Bestuurder had geen gordel om en is tegen de vooruit aan geklapt. Hij of zij is bij bewustzijn; Slachtoffer 10: Bijrijdster had geen gordel om en is uit de auto geslingerd. Hij of zij is buiten bewustzijn. De burgers die getuigen zijn van het ongeval en eerste hulp verlenen worden naar verloop van tijd bijgestaan door de professionele hulpverleners. Het gaat hierbij om politie en ambulancedienst. De politie zal door drie beambten worden vertegenwoordigd (Fiets) en de ambulancedienst door twee personen (1 ambulance). Uiteindelijk zullen de slachtoffers door burgers in auto’s worden gezet en naar het ziekenhuis worden gebracht. Het uitgangspunt is dat in eerste instantie de burgers die Theater Carré verlaten de eerste hulp verlenen. Zij zullen ongetwijfeld ook de Alarmcentrale bellen. Op oproep van de oefenleider zullen afzonderlijk de hulpdiensten aankomen. Doel. Het belangrijkste doel van deze oefenexperiment was inzicht te krijgen in de reactie van de burgers bij het zien van een calamiteit zoals beschreven in het hoofdstuk scenario.
75
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Voor deze oefenexperiment zijn de volgende oefendoelen opgesteld: Reactie/Actie burger; Uitgevoerde handelingen door burgers; Reactie van professionele hulpverleners op (zelf)redzame burgers; Samenwerking tussen professionele hulpverlening en (zelf)redzame burgers. Deelnemers. Voor deze oefenexperiment zijn een aantal deelnemers geselecteerd: Politie; Ambulancedient; OOV-Support (Openbare Orde Veiligheid Support); Publiek vanuit Theater Carré. Het publiek werd pas ingelicht nadat de voorstelling in theater Carré was afgelopen en dus enkele minuten voordat zij in de oefenexperiment werden betrokken. OOV-support heef gedurende de oefening voor lotusslachtoffers gezorgd. Werkzaamheden. Als locatie is uiteindelijk gekozen voor Theater Carré aan de Amstel. Hiervoor is contact gelegd met de Adjunct-directeur van Theater Carré. Met zijn toestemming is begonnen met het organiseren van de oefening door middel van een plan van aanpak en een draaiboek. Het uiteindelijke scenario betrof een automobilist die onwel was geworden en daarna 8 fietsers aanreed. Zodra theater Carré uitliep werden de bezoekers geconfronteerd met het incident en werd gekeken hoe zij hierop reageerden en welke handelingen zij verrichten alleen en tezamen met de professionele hulpverleners (politie en GHOR). Voor de oefening is verder contact geweest met de politie en de GHOR. Samen met hen is het draaiboek opgesteld. Voor de lotusslachtoffers is contact geweest met Openbare Orde & VeiligheidSupport (OOV-support) Zij hebben de 10 lotusslachtoffers aangeboden en hebben ook hun inbreng gehad in het draaiboek. Voor de dag zelf zijn er ook een aantal werkzaamheden van te voren verricht. Zo moest de weg worden afgezet met toestemming van het Stadsdeel centrum en moesten de verschillende alarmcentrales worden ingelicht. Ook diende voor de enscenering verschillende zaken geregeld te worden zoals een autowrak, rookmachine, fietsen etc. Uiteindelijk is er ook voor lunch en een presentje gezorgd. Voorbereidingen. Voor de oefening zijn alle lotusslachtoffers geschminkt en geïnstrueerd. Ook de waarnemers en de deelnemers (politie en ambulancedienst) zijn van te voren ingelicht over de oefening en wat van hen verwacht werd. Uiteindelijk is de sloopauto gebracht en op zijn plaats gezet en zijn de slachtoffers op de juiste plaats gaan liggen met de fietsen op de grond. Ook voor de enquêtes zijn staantafels geregeld en werden deze in gereedheid gebracht zodat mensen de enquêtes konden invullen. Zodra de voorstelling in theater Carré was afgelopen werd er omgeroepen dat er buiten theater Carré een oefenexperiment gaande was. Dit werd ook buiten omgeroepen door een megafoon. Dit om mensen niet onnodig te laten schikken. De oefening was dan wel van te voren aangekondigd en de verrassing was er wellicht van af, dit voorkwam echter mogelijke ongewenste neveneffecten en had dan ook de voorkeur boven een meer realistische oefening. Verloop van de oefening.
76
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Op het moment dat theater Carré uitliep werden burgers geconfronteerd met het incident. Twee lotusslachtoffers begonnen meteen burgers mee te trekken, dat zij moesten helpen. Er werd verschillende gereageerd door de burgers. Sommigen reageerden alert en direct terwijl anderen juist afwachtend waren, lachten of wegliepen. Dit kwam mede doordat velen wisten dat het een oefening was en daardoor niet de noodzaak zagen om te helpen. Er waren ook burgers die zelf reageerden en op slachtoffers afstapten. Er werd vrij snel gereanimeerd door twee personen. Ook waren er burgers die tegen de slachtoffers begonnen te praten of hen tegen de zon beschermden. Vooral de simpele handelingen werden snel uitgevoerd door de burgers. Voor wat betreft het blussen van de brand moest een aanwijzing worden gegeven waar te blussen. (Richting de Amstel en niet richting de rookmachine) Onder de burgers waren mensen van verschillende achtergronden. Zo waren er BHV’ers, EHBO’ers en ook een net afgestudeerde huisarts. Deze huisarts pakte ook op een voorzichtige manier de leiding op om burgers te vertellen wat zij konden doen. Deze persoon deed ook de meest ingewikkelde handelingen die een burger kan doen zoals stabiliseren of het plaatsen van de patiënt op een schepbrancard. Na aankomst van de politie zorgen zij voor een overzicht en keken wat er precies aan de hand was. NAW gegevens werden genoteerd en de politie probeerde de burger zoveel mogelijk te helpen. De politie liet ook burgers NAW gegevens noteren van slachtoffers. Na de komst van de ambulance werd eerst afgestemd met de politie. Hierna pakten de politie en de ambulancebroeders afzonderlijk de hulpverlening op maar wel tezamen met de burgers. Deze burgers hebben ook na aankomst van de professionele hulpdiensten nog geholpen met diverse handelingen. Zo hielp de huisarts met de stabiele zijligging en het plaatsen van de gewonde persoon op de brancard. Ook bij andere slachtoffers werden burgers door vooral de ambulancebroeders geïnstrueerd hoe zij moesten handelen, zoals het aanleggen van een drukverband. Aan het eind van de oefening was veel publiek al vertrokken en waren er nog een aantal lotusslachtoffers die hulp kregen. Op dat moment is besloten de oefening te beëindigen. Evaluatie. Na de oefening is er in theater Carré een evaluatie gehouden waarbij werd gekeken naar de punten die in het draaiboek zijn beschreven. Enquête. Onder de bezoekers is een enquête uitgedeeld. 131 Bezoekers hebben deze enquête ingevuld. In bijlage 1 staan de uitgebreide uitkomsten van deze enquête. Uit de enquête blijkt het volgende: -38% van de ondervraagden heeft raakvlakken met hulpverlening; -21% van de ondervraagden heeft een rol gespeeld binnen de oefening; Hiervan is het merendeel vrouw. Dit komt wel over een met de verhouding tussen man en vrouw die de enquête hebben ingevuld. -24% wil betrokken worden bij vervolg oefeningen en 32% wil misschien betrokken worden maar stelt daar wel voorwaarden aan; -Van de burgers die hebben geholpen geeft 48% aan dat zij basishandelingen heeft verricht, 14% heeft levensreddende handelingen verricht; -60% van de ondervraagde burgers die hebben geholpen zijn tevreden tot uitstekend tevreden met de samenwerking tussen de (zelf)redzame burgers en professionele hulpverleners.
77
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Conclusie. De oefening diende inzicht te geven in de volgende handelingen: Reactie/Actie burger; Uitgevoerde handelingen door burgers; Reactie van professionele hulpverleners op (zelf)redzame burgers; Samenwerking tussen professionele hulpverlening en (zelf)redzame burgers. Reactie/actie burger. De burgers, die op bezoek waren bij theater Carré, werden van te voren al ingelicht over de oefenexperiment door middel van een oproep door de geluidsinstallatie van theater Carré. Hierdoor wisten burgers al wat hen te wachten stond. De reacties waren dan ook erg verschillend. De meeste burgers bleven even kijken en vervolgden daarna hun weg. Twee slachtoffers probeerden burgers te betrekken die niet alert reageerden. Sommige burgers reageerden zelfstandig en liepen zelf op een slachtoffer af. Anderen liepen weg aangezien zij wisten dat het een oefenexperiment betrof en daar geen tijd aan wilden besteden. Uitgevoerde handelingen door burgers. Alle handelingen die in het draaiboek waren verwerkt zijn ook uitgevoerd door de (zelf)redzame burgers. Dit werd vooral gedaan door de opgeleide burgers zoals BHV’ers, EHBO’ers en burgers met een medische achtergrond. Het brand blussen is wel door iemand gedaan die dit nog nooit had gedaan. Wel kon hij door het opvolgen van de gebruiksinstructies de CO2 blusser hanteren. Reactie van professionele hulpverleners op (zelf)redzame burgers. Bij aankomst van de professionele hulpverleners werd eerst een beeld gemaakt van de situatie. Dit deden de politiebeambten tezamen met het ambulancepersoneel. Hier werden geen burgers bij betrokken. De professionele hulpverleners reageerden zeer positief op de zelfredzame burgers. Vaak vroegen de professionele hulpverleners aan burgers om bij het slachtoffer te blijven. De burgers dienden dan slechts het slachtoffer gerust te stellen. Er werd echter ook door burgers handelingen uitgevoerd die door de professionele hulpverleners werd uitgelegd, zoals een drukverband. Op sommige punten gaf de professionele hulpverlener geen ruimte aan de burger. Een voorbeeld hiervan is het rijden van de brancard naar de ambulance. Dit werd door de ambulancebroeder en –chauffeur zelf gedaan. Professionele hulpdiensten hebben niet expliciet om hulp gevraagd aan burgers Samenwerking tussen professionele hulpverlening en (zelf)redzame burgers. De samenwerking tussen de professionele hulpverlening en de burgers verliep goed. De burger luisterde vooral goed naar wat de professionele hulpverlener aangaf. Dit kwam vooral door de kennis van de burger die niet altijd even hoog was. Opvallend was wel dat als de burger werd geïnstrueerd door de professionele hulpverlener hij of zij ook daadwerkelijk bleef om dit slachtoffer te ondersteunen. De politie heeft ook de hulp van burgers ingeschakeld om de adresgegevens van bepaalde slachtoffers te kunnen krijgen. Aanbevelingen.
78
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Meer bewust maken van professionele hulpverleners van de nut en soms noodzaak van (zelf)redzame burgers; Professionele hulpverleners dienen burgers meer betrekken bij rampenoefeningen door expliciet opdrachten te geven aan deze (zelf)redzame burgers; Professionele hulpdiensten benadrukken dat in geval van ramp zij de (zelf)redzame burger echt nodig hebben; Meer tijdsdruk in de oefening zodat het duidelijk wordt dat de professionele hulpverlener de (zelf)redzame burger echt nodig heeft.
79
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Bijlage 1 uitkomsten enquête 1. Wat is uw leeftijd?
0,76% 0,76%
3,82%
Leeftijd 18,32%
0-20 21-40 41-60 61-80 81-100 Niet ingevuld
40,46%
Pies show counts
35,88%
2. Wat is uw geslacht?
Geslacht Man Vrouw 30,53%
Pies show counts
69,47%
80
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 3. Heeft u raakvlakken binnen de hulpverlening (EHBO, BHV etc)?
1,53%
Raakvlakken Ja Nee Niet ingevuld 38,17%
Pies show counts
60,31%
4. Heeft u een rol gespeeld in deze oefening?
Rol 20,61%
Ja Nee Pies show counts
79,39%
81
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 5. Wat is de reden dat u hier als toeschouwer staat en niet hebt geholpen?
Reden.toeschouwer
9,52%
Ik weet niet wat te doen 22,86%
Iedereen werd al geholpen Geen zin in oefening
21,90%
Anders Niet ingevuld Pies show counts
28,57% 17,14%
6. Welke handelingen zou u kunnen verrichten indien u met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd?
Handelingen
14,15%
Levensreddende handelingen
23,58%
Basis handelingen Weg afzetten Anders Niet ingevuld Pies show counts
8,49%
9,43%
44,34%
82
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 7. Wilt u in de toekomst betrokken worden bij dergelijke oefeningen?
4,58%
Betrokkenheid Ja
24,43%
Nee Misschien tenzij, Niet ingevuld
32,06%
Pies show counts
38,93%
8. Welke handelingen heeft u als zelfredzame burger verricht?
6,90%
13,79%
Verrichte.handelingen Levensreddene handelingen Basis handelingen Weg afzetten Anders,
24,14%
Niet ingevuld Pies show counts
6,90% 48,28%
83
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 9. Hoe vond u de samenwerking met de professionele hulpverleners?
Samenwerking
10,00%
Uitstekend
20,00%
Goed Gemiddeld
10,00%
Minder goed Slecht Niet ingevuld 6,67%
Pies show counts
13,33%
40,00%
10. Rol gespeeld in de oefening. Rol gespeeld in oefening Leeftijd
Ja
Nee
Man Vrouw
10 17
30 74
11 Leeftijd /rol Leeftijd Rol
0-20
21-40
41-60
61-80
81-100
Ja nee
4 1
5 19
7 40
10 43
1
Niet ingevuld 1
12 Raakvlakken met hulpverlening Raakvlakken hulpverlening Rol gespeeld in de oefening Ja Nee Niet ingevuld
Ja
Nee
15 10 2
35 69
13 Betrekken bij oefening Betrekken bij oefeningen Rol gespeeld Ja Nee
Ja
Nee
Misschien tenzij,
Niet ingevuld
12 20
5 46
9 33
1 5
84
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
Bijlage 5 Plan van Aanpak
Plan van Aanpak
(Zelf)redzaamheid.
Naam: Sander Lepelaar Opleiding: IVK (HHS) Datum: 25-1-2008 Organisatie: Brandweer Amsterdam-Amstelland Brandweer Delft-Rijswijk Versie: 1.0
85
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
1. Inleiding. Dit plan van aanpak is gemaakt naar aanleiding van een afstudeerscriptie die Sander eind van dit schooljaar, juni 2008, dien in te leveren. Sinds twee jaar is Sander werkzaam als beleidsmedewerker rampenbestrijding & crisisbeheersing bij de brandweer Delft-Rijswijk. In deze hoedanigheid houdt hij zich bezig met planvorming en opleiden en oefenen van het personeel van de gemeente Delft en de gemeente Rijswijk. Binnen de planvorming valt onder andere het rampenplan en het rampbestrijdingsplan voor objecten binnen de gemeente wat de reguliere hulpverlening overschrijdt en waarvan plaats, aard en gevolg van een incident bekend is. Met dit plan van aanpak dient een goede basis neergelegd te worden voor een succesvolle scriptie. In dit plan van aanpak vind je de probleemstelling, doelstelling en deelvragen. Ook staat er in dit plan van aanpak een tijdsplanning. Door deze planning als leidraad te gebruiken voor de scriptie zal het eindresultaat van goede kwaliteit zijn. De belangrijkste doelstellingen van het plan van aanpak zijn: • • • • • • •
Welke probleemstelling en opdracht het afstuderen omvat; Welke producten er opgeleverd zullen worden; Welke randvoorwaarden van belang zijn; Hoe het project georganiseerd wordt; Met welke uitgangssituatie je te maken hebt; Volgens welke planning het project wordt uitgevoerd; Met welke projectrisico’s er rekening gehouden moet worden.
In het tweede hoofdstuk zal de probleemstelling en de onderliggende deelvragen worden uitgewerkt. In hoofdstuk 3 zal worden stil gestaan bij de werkwijze en de eindproducten die zullen worden geleverd. In hoofdstuk 4 zal de projectorganisatie in beeld worden gebracht. Uiteindelijk zal in hoofdstuk 5 een tijdsplanning worden weergegeven.
86
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
2. Hoofdvraag en deelvragen. 2.1. Probleemomschrijving. (Zelf)redzaamheid wordt een steeds belangrijker thema in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. In geval van een calamiteit kan de overheid vaak een beroep doen op burgers die zich spontaan melden en beginnen te helpen. Deze burgers zijn van grote waarde voor de hulpverleners. Tot nu toe heeft de overheid dit beeld niet uitgedragen en zich ook niet voorbereid op de realiteit van de (zelf)redzame burger. In geval van een calamiteit bemoeien burgers zich al snel en vaak zelfs eerder dan de professionele hulpverleners met de zorg van gewonden personen. Indien de professionele hulpverleners arriveren blijven burgers vaak helpen. Echter de samenwerking verloopt niet altijd vlekkeloos vanwege de rol waarin de burger door de professionele hulpverleners wordt gezet. Regelmatig worden burgers buitenspel gezet door de professionele hulpverleners. Hulpverleners houden niet altijd rekening met het feit dat er onder die burgers professionals aanwezig kunnen zijn zoals doktoren etc. die van grote waarde kunnen zijn. De effectiviteit van het proces redden en evacueren kan hoger uitvallen indien (zelf)redzame burgers en professionele hulpverleners beter samenwerken. (Zelf)redzaamheid wordt in deze scriptie als volgt omschreven: Alle handelingen die door burgers worden verricht ter voorbereiding op en tijdens rampen en zware ongevallen om zichzelf én anderen te helpen de gevolgen van de ramp of het zware ongeval te beperken. 2.2. Probleemstelling. Professionele hulpverleners en burgers worden niet voldoende bewust gemaakt van de noodzaak om samen te werken binnen het proces evacueren en redden. 2.3. Centrale vraag. Wat zijn de succesfactoren/risicofactoren bij het benutten en versterken van (zelf)redzaamheid binnen het proces evacueren en redden? 2.3. Deelvragen. • • • • • •
Wat is de verhouding tussen de overheid en de burger in het kader van het proces redden en evacueren? Hoe staan de hulpdiensten tegenover (zelf)redzaamheid? Wat zijn de gevaren van (zelf)redzame burgers bij het proces evacueren en redden? Wat zijn de voordelen van (zelf)redzame burgers bij het proces evacueren en redden? Hoe kunnen burgers het beste worden voorbereid op het redden en evacueren van slachtoffers gezamenlijk met de professionele hulpverleners? Hoe zou (zelf)redzaamheid moeten worden gecommuniceerd naar de burger?
2.4. Doelstelling. Het doel van dit onderzoek is om inzichtelijk te krijgen welke factoren er mee spelen bij (zelf)redzaamheid zodat de samenwerking tussen burgers en professionele hulpdiensten een kwaliteitsverbetering krijg.
87
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Deze doelstelling kan ook worden verwerkt in een schema.
Casus/probleem1
Roept op
Werkmodellen (stappenplan, beslisboom regels, criteria)2
Is uitkomst voor
Toepassen in
Product (oplossing/ beslissing)3
Onderzoeker
Fundeert
Moet voldoen aan basis voor
Theorieën4
Funderen
Eisen5
Voor dit onderzoek kan dit schema als volgt worden gebruikt. Als probleem (1) kan de effectiviteit van de samenwerking tussen burgers en professionele hulpverleners worden ingevuld. Dit roept op tot een werkmodel (2) te weten een handelingsperspectief voor zowel burgers als hulpverleners. Dit handelingsperspectief dient te worden opgesteld aan de hand van theorieën welke zijn te verkrijgen aan de hand van literatuurstudie. Deze werkmodellen dienen te worden toegepast in een product (3). Dit product is een geformuleerde norm ten aanzien van het proces redden & evacueren in het kader van (zelf)redzaamheid. Dit product moet aan eisen (5) voldoen wil het product ook het gewenste resultaat bereiken. Het product is uiteindelijk een oplossing voor het probleem (1) 2.5. Opbouw onderzoek. Het onderzoek zal zowel een theoretisch als een praktisch onderzoek zijn waarbij diverse personen binnen de hulpdiensten worden geïnterviewd. Tevens zal er een literatuurstudie worden gedaan om de benodigde informatie boven water te krijgen. Vanuit de theorie en de praktijk zal gekeken worden naar de verschillende deelvragen. Aan de hand van de deelvragen zal de hoofdvraag beantwoord worden. Tevens zal er in Amsterdam een ongeluk worden gesimuleerd. Hierbij zal gekeken worden naar hoe omstanders reageren op een incident. Een groot deel van de tijd zal dan ook zitten in de voorbereiding van dit oefenexperiment.
88
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Gedurende het oefenexperiment zullen actoren door middel van een enquête om hun bevindingen worden gevraagd. 2.6. Verantwoording. Deze scriptie wordt geschreven door Sander Lepelaar waarbij de heer Van ‘t Padje, Projectleider (zelf)redzaamheid Brandweer Amsterdam, samen met de heer Ira Helsloot, Hoogleraar rampenbestrijding aan de Universiteit van Amsterdam, Sander inhoudelijk zal bijstaan. De begeleiding van Sander zijn scriptie vanuit de Brandweer Delft-Rijswijk zal worden gedaan door Mirjam Kroes, Beleidsmedewerker rampenbestrijding & crisisbeheersing. Uiteindelijk zal Sander zijn scriptie voor school verantwoorden door middel van een eindgesprek. 2.7. Randvoorwaarden. Voor een goed eindresultaat is het belangrijk dat de volle medewerking wordt verleend door o.a. Brandweer Delft-Rijswijk en de overige partners. Vanwege het korte tijdsbestek dat voor deze scriptie staat zal alle medewerking worden verlangd van alle betrokkenen. 2.8. Relevantie. (Zelf)redzaamheid is heden ten dage een hot item. Zeker met de rampen die de afgelopen jaren in de wereld hebben afgespeeld waarbij de hulpdiensten zagen dat zij dit incident niet alleen afkonden. Zo hielpen burgers op 11 september met het maken van eenvoudige brancards van hout en in Nederland zagen we gedurende de vierdaagse van Nijmegen burgers wandelaars met tuinslangen koel houden. (Zelf)redzaamheid kan de hulpdiensten helpen en de werkzaamheden verlichten waarbij burgers de licht gewonden verzorgd en de professionele hulpverlening zich kan richten op de getroffenen die er zwaarder aan toe zijn. (Zelf)redzaamheid gebeurt vaak spontaan. Maar in hoeverre kan je iets van de burgers verwachten en valt deze (zelf)redzaamheid te plannen. Door het plannen van (zelf)redzaamheid zou je de hulpverlening kunnen optimaliseren. Tevens is op dit moment de ene keer (zelf)redzaamheid wel gewenst en bij een ander incident is dit weer niet gewenst. Hier zou duidelijkheid in moeten komen en ook naar de burgers worden gecommuniceerd. 2.9. SWOT. Strengts * De afgelopen twee jaar heeft Sander bij een en dezelfde organisatie gewerkt. Aangezien hij de afgelopen twee jaar ook veel heb samengewerkt met collega’s binnen de veiligheid heeft hij een breed netwerk van mensen die hem kunnen voorzien van informatie en kunnen helpen bij eventuele problemen. Weakness * Vanwege het korte tijdsbestek, slechts 3 maanden, kunnen eventuele tegenvallers funest zijn. Er moet worden opgepast voor valkuilen zoals dubbele agenda’s en zorgen dat afspraken snel en vlot worden gemaakt. Opportunities
* Afhankelijk van de kwaliteit en toepasbaarheid van het eindproduct kan dit dienen als opstapje om (zelf)redzaamheid te verwerken in het gemeentelijke rampenplan.
89
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 Threats * Het ziek worden van belangrijke personen. * Niet voldoen aan tijdsplanning. * Geen overzicht in het geheel. * Verkeerde probleemstelling
90
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
3. Projectactiviteiten en producten. 3.1. Inleiding. Tijdens het afstuderen zullen er een aantal projectactiviteiten plaats vinden. In dit hoofdstuk zal worden beschreven welke projectactiviteiten er plaats zullen vinden en welke producten er zullen gaan worden opgeleverd. • Plan van aanpak (individueel); • Oefenexperiment; • Scriptie: o Literatuuronderzoek; o Interviews; o Enquête; o Evaluatie oefenexperiment. 3.2. Plan van aanpak. Het plan van aanpak dient als een handleiding voor dit project. In het plan van aanpak zal onder andere een planning worden opgenomen waarin kan worden gezien wanneer welke activiteit plaats zal vinden. 3.3. Oefenexperiment. 3.3.1. Opzet. Het belangrijkste experiment wat voor dit onderzoek wordt gebruikt is een simulatie van een calamiteit voor Theater Carré in Amsterdam. Door dit incident is het de bedoeling dat er inzicht wordt verkregen in wat omstanders zullen doen als zij getuige zijn van een calamiteit. 3.3.2. Doel. Het doel van dit oefenexperiment is om te kijken hoe burgers en professionele hulpverleners samenwerken in geval van een calamiteit. 3.3.3. Deelnemers. Naast de getuigen die over straat lopen of het Theater uit komen zal vanuit de hulpverlening, politie, en de GHOR deelnemen aan het oefenexperiment. Zij worden van tevoren wel ingelicht en betrokken bij de voorbereiding. 3.3.4. Oefenstaf. Voor het oefenexperiment wordt er gebruik gemaakt van een oefenstaf. De oefenstaf heeft als taak het klaar zetten van alle benodigde materialen. Tevens bestaat de oefenstaf uit een aantal observatoren/waarnemers, o.a. collega’s van de brandweer Delft-Rijswijk. Zij zullen hun waarnemingen terugkoppelen aan Sander Lepelaar. 3.3.5. Wijze van evaluatie. Er zal door middel van een enquête worden gekeken hoe burgers en professionele hulpverleners tegenover (zelf)redzaamheid staan. Ook zal er informatie uit eigen waarnemingen worden geput. De enquêtes kunnen via het internet worden teruggestuurd. 3.4. Literatuuronderzoek. Het doel van literatuuronderzoek is aanvullende informatie te vinden die van belang kan zijn voor het oefenexperiment. Voor het literatuuronderzoek wordt gebruik gemaakt van het dossier (zelf)redzaamheid wat op de site van het NIFV aanwezig is. Tevens zal er nog literatuur worden gebruikt uit o.a. de bibliotheek en literatuur wat in het verleden op school is gebruikt mits dit nog
91
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008 actueel is. De benodigde literatuur zal zelf worden gezocht of op advies van derden worden bestudeerd. 3.5. Interviews. De interviews hebben als doel eerdere ervaringen van professionele hulpverleners met (zelf)redzame burgers te delen en kijken hoe zij nu tegenover (zelf)redzaamheid staan. Wat voor hen nu belangrijke succesfactoren zijn om (zelf)redzaamheid te benutten. Het doel van dit totale onderzoek is uiteindelijk om te komen tot een eindoordeel/advies om (zelf)redzaamheid te versterken en te benutten. Voor het interviewen van professionele hulpverleners zal gebruik worden gemaakt van bij voorkeur hulpverleners met ruime ervaringen met incidenten waarbij burgers betrokken zijn geweest. Ook actoren die een rol hebben binnen het opleiden en oefenen van hulpverleners zullen worden geïnterviewd in het kader van (zelf)redzaamheid. Ten slotte zullen ook professionals binnen communicatie worden gevraagd om hun ervaringen en inzichten in diverse zaken in het kader van (zelf)redzaamheid.
92
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
4. Organisatie en informatie In dit hoofdstuk wordt algemene informatie gegeven over het project en de projectleden. 4.1. Algemene informatie Opdrachtgever: Brandweer Amsterdam-Amstelland. Afstudeerder:
Sander Lepelaar
4.2. Contactgegevens Naam: Tel.nr.: E-mail:
Sander Lepelaar
Naam: Tel. Nr.: E-mail:
Barry van ’t Padje
Naam : Tel.nr.: E-mail:
Mirjam Kroes (afstudeerbegeleider)
4.3. Afspraken De afspraak is dat Sander minimaal een dag per week fysiek werkzaam zal zijn bij de brandweer Amsterdam. Optioneel zal de donderdag ook gebruikt worden om aan zijn scriptie te werken afhankelijk van de afspraken die er op school zijn.
93
Scriptie (Zelf)redzaamheid Sander lepelaar Juni 2008
5. Tijdsplanning. Zie excelbestand
94