Wijze Raad 2015 Voor ondernemers en ondernemende particulieren
1
Inhoudsopgave
Blz
√ Voorwoord
3
Belangrijke wijzigingen 2015 √ De werkkostenregeling in het kort
4
√ Veranderingen kindregelingen
8
√ Nieuwe regels ontslag
9
√ Beschikking geen loonheffingen (BGL) moet VAR vervangen
10
√ 2015: nieuwe regels voor pensioenopbouw
12
√ Fiscaal voordeel personeelsleningen vervalt
13
√ Wettelijk minimumloon per 1 januari 2015
14
√ Tarief box 2 per 1 januari 2015 weer naar 25 procent
15
√ Transitievergoeding bij ontslag
16
√ Flexwerkers beter beschermd
17
√ Tijdelijke medewerkers krijgen eerder vast dienstverband
17
√ Wijzigingen in de WW
18
√ Werkbonus wordt per 1 januari 2015 afgeschaft
19
√ Hogere aanslag inkomstenbelasting 2014
19
√ Thuiskopieheffingen gaan omlaag
21
√ Digitaal procederen komt er aan
22
√ Aanpak schijnconstructies: minimumloon niet meer contant uitbetalen
23
√ Bedrijveninvesteringszones: BIZ
24
√ Aanpassingen gebruikelijkloonregeling vanaf 2015
25
√ Zekerheid voor te verevenen DGA-pensioen
26
Autobelastingen √ Lagere bijtelling voor milieuvriendelijke auto's
27
√ Wijzigingen in de motorrijtuigenbelasting (MRB)
31
√ Wijzigingen belasting voor personenauto's en motorrijwielen (BPM)
32
√ Welke belastingen heft de overheid over benzine en diesel?
32
Woning √ Nieuwe opzet Woningwaarderingsstelsel
33
√ Hypotheekvormen voor doorstromers
34
√ Schenkingsvrijstelling coulant toegepast voor nieuwbouwwoning
35
√ Steuntje in de rug voor vastgoedbezitters gaat verdwijnen
36
√ Tijdelijke regeling verbouwen en herstellen van woningen vervalt
38
2
√ Voorwoord Echte belastingherziening laat nog lang op zich wachten De kabinetsaanpak van de belastingherziening heeft om begrijpelijke redenen nogal wat kritiek losgemaakt. Zo stelt het kabinet economische groei als voorwaarde voor de stelselwijziging. Tegelijk moet juist deze hervorming een belangrijke motor zijn achter de groei. Zo zitten we gevangen in een soort catch 22, waarbij verkiezingen mogelijk de enige uitweg zijn. Belangrijke onderdelen van de belastinghervorming zijn een herziening van het ingewikkelde toeslagensysteem en een verschuiving van de inkomstenbelasting naar de BTW, met wellicht ook het gelijktrekken van de BTW-tarieven. Op de tekentafel bezien zijn dit goede maatregelen die leiden tot banengroei en minder uitvoeringslasten. Het kabinet spreekt zelf over 100.000 banen, wat een forse economische oppepper zou betekenen. Maar de tekentafel is niet de werkelijkheid. Aanpassingen van het fiscale stelsel raken mensen direct in de portemonnee, waarbij de gevolgen aanzienlijk kunnen zijn. Zo zitten we dus in de vreemde situatie dat er eerst groei nodig is voordat groeimaatregelen worden genomen. Maar zelfs als de economie straks groeit als kool – wat nogal optimistisch lijkt – wordt het nog moeilijk. Er wordt wel gezegd dat VVD en PvdA er simpelweg niet uitkomen en dat daar de werkelijke reden voor uitstel van fiscale hervormingen ligt. In dat geval worden de plannen wellicht eindeloos op de lange baan geschoven. Dat geldt in ieder geval niet voor de belastingwijzigingen die u in deze Wijze Raad 2015 aantreft. Die gaan gewoon per 1 januari 2015 in. Heeft u hierover vragen? Neem dan s.v.p. contact op met ons kantoor. Wij zijn u graag van dienst. Vriendelijke groet, Uw Novak-adviseur
3
Belangrijke wijzigingen 2015 √ De werkkostenregeling in het kort Per 1 januari 2015 is de werkkostenregeling voor alle werkgevers verplicht. Wat betekent dat voor u? De werkkostenregeling vervangt de regeling voor vrije vergoedingen en verstrekkingen en is vanaf 1 januari 2015 verplicht voor elke werkgever. De werkkostenregeling geldt voor alle vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikking gestelde voorzieningen die tot het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking horen. Loon Bij de werkkostenregeling gaat het om loon. Daarom is het belangrijk te weten wat precies tot het loon hoort. In het kort: loon is alles wat een werknemer krijgt op grond van zijn dienstbetrekking. Het kan gaan om loon in geld, maar ook om loon in natura. Het maakt niet uit of de werknemer recht heeft op het loon. Een vrijwillig gegeven gratificatie is net zo goed loon als het winstaandeel waarop de werknemer recht heeft volgens zijn arbeidsvoorwaarden. Het maakt niet uit of de werknemer voor het loon heeft gewerkt. Loon over verzuimde uren is ook loon. Als geen sprake is van loon, zijn de regels van de werkkostenregeling niet van toepassing. Dat is bijvoorbeeld het geval bij intermediaire kosten. De werknemer verricht een betaling voor zijn werkgever en krijgt het voorgeschoten bedrag terug. Die terugbetaling is geen loon. Vrije ruimte Binnen de werkkostenregeling kunt u maximaal 1,2 procent van uw totale fiscale loon (de vrije ruimte) besteden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen voor uw werknemers. U moet deze vergoedingen en verstrekkingen dan wel in uw administratie opnemen als eindheffingsloon. Vergoedingen en verstrekkingen die u niet wilt aanwijzen als eindheffingsloon, merkt u aan als loon van de werknemer en belast u normaal. U hoeft niet meer te toetsen of uw werknemer de vergoeding of verstrekking zakelijk of privé gebruikt; wel moeten vergoedingen en verstrekkingen die u aanwijst als eindheffingsloon voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. Houdt in de gaten of u de vrije ruimte overschrijdt. Over het bedrag boven de vrije ruimte betaalt u loonbelasting in de vorm van een eindheffing van 80 procent. U kunt de eindheffing eens per jaar aangeven en betalen. Dat doet u uiterlijk in uw aangifte over het 1e tijdvak van het volgende kalenderjaar. Eindigt uw inhoudingsplicht in de loop van het kalenderjaar? Dan geeft u de eindheffing uiterlijk aan in de aangifte over het tijdvak waarin uw inhoudingsplicht eindigt. U mag de eindheffing ook eerder aangeven en betalen, bijvoorbeeld per aangiftetijdvak. Gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen U kunt bepaalde zaken onbelast blijven vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen door gebruik te maken van gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen.
4
Overzicht gerichte vrijstellingen • vervoer en reiskosten, waaronder voor woon-werkverkeer; • abonnementen voor reizen met openbaar vervoer; • kostenvergoedingen voor zakelijke reizen en woon-werkverkeer met eigen vervoer van maximaal 0,19 euro per kilometer (bedrag voor 2014); • losse kaartjes voor zakelijke reizen met openbaar vervoer; • kosten van tijdelijk verblijf voor de dienstbetrekking, zoals overnachtingen tijdens dienstreizen en maaltijden; • cursussen, congressen, vakliteratuur en dergelijke, voor het onderhouden en verbeteren van de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het werk; • studie- en opleidingskosten; • procedures tot erkenning van verworven competenties (EVC-procedures); • kosten van outplacement; • maaltijden bij overwerk, koopavonden, dienstreizen en dergelijke; • verhuiskosten, als de verhuizing verband houdt met de dienstbetrekking; • zakelijke reizen met de fiets, elektrische fiets, scooter en dergelijke: maximaal 0,19 euro per kilometer (bedrag voor 2014); • extraterritoriale kosten (30%-regeling); • vanaf 1 januari 2015: gereedschappen, computers, communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur, die noodzakelijk zijn voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking; • korting op producten uit eigen bedrijf tot een bedrag van 20 procent van de waarde in het economische verkeer van deze producten, maar niet meer dan 500 euro per werknemer per kalenderjaar. Overzicht nihilwaarderingen Voor de volgende soorten loon in natura geldt een nihilwaardering: • voorzieningen op de werkplek zoals bedrijfsfitness, gereedschappen, de vaste computer, het kopieerapparaat en de vaste telefoon; • de ter beschikking gestelde arbovoorzieningen op de werkplek en in de werkruimte thuis; Voor deze voorzieningen gelden bijzondere regels. • consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd; • ter beschikking gestelde kleding die voldoet aan 1 van de volgende voorwaarden: - De kleding is (bijna) alleen geschikt is om tijdens het werk te dragen, zoals een laboratoriumjas of een stofjas. - Op de kleding zitten 1 of meer duidelijk zichtbare beeldkenmerken die horen bij de werkgever (bijvoorbeeld een bedrijfslogo). Deze hebben samen een oppervlakte van ten minste 70 cm2 per kledingstuk. - De kleding blijft aantoonbaar achter op het werk. - De kleding is een uniform.
5
- U stelt de kleding ter beschikking omdat de Arbeidsomstandighedenwet dit voorschrijft, zoals een paar veiligheidsschoenen. U moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - U hebt een arboplan; - Het ter beschikking stellen van kleding past bij dat arboplan; - De kleding wordt vooral tijdens werktijd gedragen; - De werknemer hoeft geen eigen bijdrage te betalen. • het rentevoordeel van een personeelslening als uw werknemer daarmee een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter koopt; • het rentevoordeel van een personeelslening voor de eigen woning van uw werknemer als deze aftrekbaar is in de inkomstenbelasting; • de ter beschikking gestelde ov-jaarkaart en voordeelurenkaart als uw werknemer deze kaart ook voor het werk gebruikt; • de waarde van huisvesting en inwoning (inclusief verstrekte energie, water en bewassing) die u op de werkplek ter beschikking stelt voor de vervulling van de dienstbetrekking. Deze voorziening is een nihilwaardering als de werknemer niet op de werkplek woont en hij redelijkerwijs wel gebruik moet maken van de voorziening. Loon in natura U waardeert loon in natura meestal tegen de factuurwaarde en niet meer tegen de waarde in het economisch verkeer. Normbedragen blijven bestaan U kunt normbedragen blijven gebruiken voor maaltijden die u op de werkplek verstrekt, voor huisvesting en inwoning op de werkplek en voor kinderopvang op de werkplek. Concernregeling U mag de eindheffing van de werkkostenregeling vanaf 2015 op concernniveau berekenen. Binnen het concern berekent u dan de vrije ruimte over het totale loon van het concern. Dat kan voordelig zijn omdat u zo de vrije ruimte van alle concernonderdelen kunt benutten. U moet dan wel voldoen aan de voorwaarden voor de concernregeling. Wanneer is er sprake van een concern? U kunt de concernregeling alleen toepassen als alle deelnemende concernonderdelen het hele kalenderjaar een concern vormen. Concernonderdelen die tijdens het kalenderjaar deel worden van het concern of uit het concern verdwijnen, vallen dus buiten de concernregeling. Er is sprake van een concern als: • u een belang van ten minste 95 procent in een andere werkgever hebt • een andere werkgever een belang van ten minste 95 procent in u heeft
6
Administratie U hoeft veel vergoedingen en verstrekkingen niet meer per werknemer in uw loonadministratie vast te leggen. U hoeft de vergoedingen en verstrekkingen ook niet te vermelden op de loonstrook. Cafetariaregeling Binnen de werkkostenregeling kunt u onder voorwaarden nog steeds gebruikmaken van een cafetariaregeling. Daarmee kan de werknemer belast loon ruilen voor onbelast loon, zoals een beloning in natura in de vrije ruimte of een gericht vrijgestelde verstrekking, vergoeding of terbeschikkingstelling. De gebruikelijkheidstoets De werkkostenregeling biedt veel vrijheden en kent maar 1 belangrijke beperking, de zogenoemde gebruikelijkheidstoets. De gebruikelijkheidstoets houdt in dat de vergoedingen en verstrekkingen die u in uw administratie opneemt als eindheffingsloon, niet meer dan 30 procent mogen afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het bedrag dat boven de 30%-grens uitkomt, is loon van de werknemer. De gebruikelijkheidstoets is voor bijzondere situaties. De Belastingdienst gaat ervan uit dat een vergoeding of verstrekking van maximaal 2.400 euro per persoon per kalenderjaar in ieder geval gebruikelijk is. Als de Belastingdienst vindt dat de vergoedingen en verstrekkingen ongebruikelijk zijn, moeten zij dat aantonen.
Voorbeeld 1 U hebt een middelgroot bedrijf en geeft uw werknemers met kerst een flatscreentelevisie van 3.000 euro. Binnen uw sector is het gebruikelijk dat het personeel met kerst zo'n duur cadeau krijgt. U mag de flatscreentelevisie aanwijzen als eindheffingsloon, ook al is deze duurder dan 2.400 euro. Voorbeeld 2 U geeft 1 van uw werknemers een elektrische fiets van 1.000 euro cadeau. U mag de fiets volledig aanwijzen als eindheffingsloon. Als u nog vrije ruimte over hebt, is de 1.000 euro onbelast. Hebt u geen vrije ruimte meer over, dan moet u hierover 80 procent eindheffing betalen. Voorbeeld 3 Een bedrijf heeft behalve een directeur-grootaandeelhouder (DGA) geen andere werknemers. De DGA krijgt een vergoeding voor zijn werk van 250.000 euro. Het bedrijf bestempelt 100.000 euro als loon van de DGA, noemt de overige 150.000 euro een algemene kostenvergoeding en wijst die vergoeding aan als eindheffingsloon. Het is duidelijk dat zo'n splitsing en de hoogte van de vergoeding ongebruikelijk zijn.
7
Voorbeeld 4 U geeft uw werknemers met kerst een kerstpakket. De directeur heeft net zijn vliegbrevet gehaald en hij vertelt altijd gepassioneerd over zijn hobby. U geeft de directeur met kerst een zelfbouwpakket van een sportvliegtuig van 25.000 euro. Een kerstpakket van 25.000 euro is niet gebruikelijk: de waarde van het pakket wijkt meer dan 30 procent af van de waarde van pakketten die andere werkgevers in vergelijkbare omstandigheden aan hun directeuren geven. U behandelt het deel van de verstrekking dat boven de 30%-grens uitkomt, als loon. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Veranderingen kindregelingen Vanaf 2015 zijn er 4 regelingen die ouders financieel ondersteunen. Dit zijn de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag. De overige regelingen verdwijnen. Of ze gaan op in andere regelingen. Welke kindregelingen verdwijnen in 2015? De volgende regelingen verdwijnen vanaf 2015: • ouderschapsverlofkorting; • aftrek levensonderhoud voor kinderen; • alleenstaande ouderkorting; • aanvulling op het minimuminkomen voor alleenstaande ouders. Veranderingen kindgebonden budget Kindgebonden budget is een tegemoetkoming voor ouders in de kosten voor kinderen tot 18 jaar. De wet hervorming kindregelingen verandert het kindgebonden budget op een aantal punten: • Alleenstaande ouders krijgen vanaf 1 januari 2015 extra kindgebonden budget. De aanvulling voor alleenstaande ouders met een minimumuitkering en de fiscale korting voor alleenstaande ouders verdwijnen. Voor een beperkte groep (alleenstaande ouders in de bijstand met toeslagpartner) komt een overgangsregeling tot 1 januari 2016. • Het budget van de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) voor kinderen jonger dan 18 jaar maakt per 1 augustus 2015 deel uit van het kindgebonden budget. Het bedrag voor alle kinderen van 16 en 17 jaar gaat omhoog. • De inkomensgrens van het kindgebonden budget gaat per 1 januari 2015 naar beneden. Hierdoor krijgen mensen met een inkomen boven deze grens minder tegemoetkoming. • De bedragen voor het 1e en 2e kind gaan per 1 januari 2015 omhoog.
8
Veranderingen kinderbijslag Kinderbijslag is een bijdrage in de kosten voor de opvoeding van kinderen tot 18 jaar. Ook deze regeling gaat veranderen: • De hoogte van de kinderbijslag wordt in 2014 en 2015 niet aangepast aan de prijsindex. Dit betekent dat de kinderbijslag niet aan de inflatie wordt aangepast. De eerste aanpassing is per 1 januari 2016. • Voor uitwonende kinderen tot 16 jaar vervalt de toets op hun inkomen. Deze groep kinderen mag onbeperkt bijverdienen. • De tegemoetkoming voor ouders met thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) gaat per 1 januari 2015 op in de kinderbijslag. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Nieuwe regels ontslag Ingangsdatum: 1 juli 2015 Wat verandert er? De ontslagprocedure verandert. Als werkgever volgt u de procedure bij UWV, u gaat naar de kantonrechter of u laat het ontslag toetsen door een sectorcommissie. Welke procedure u volgt, hangt af van de reden van het ontslag. Als uw werknemer schriftelijk instemt met het ontslag, hoeft geen van deze procedures te worden gevolgd. Wel krijgt de werknemer hierbij 2 weken bedenktijd. In die tijd kan hij of zij advies vragen en zijn of haar instemming herroepen. Procedure bij UWV Voor bedrijfseconomisch ontslag en ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid moet de procedure bij het UWV worden gevolgd. Als het UWV niet akkoord gaat, mag u uw werknemer niet ontslaan. In zo’n situatie kan dan bij de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden verzocht. Gaat het UWV wel akkoord? Dan kan de werknemer worden ontslagen. De werknemer kan de kantonrechter dan wel weer vragen om herstel van de arbeidsovereenkomst. Ontbinding arbeidsovereenkomst kantonrechter Is de arbeidsverhouding met uw werknemer verstoord? Dan kan bij de kantonrechter een ontbindingsverzoek worden ingediend. Ook als een werknemer niet goed functioneert, staat de gang naar de kantonrechter open.
9
Wilt u een werknemer die AOW ontvangt ontslaan? En is de arbeidsovereenkomst aangegaan voor het bereiken van de AOW-leeftijd? Dan hebt u als werkgever hiervoor geen toestemming nodig van UWV of de kantonrechter. Sectorcommissie Het wordt mogelijk het ontslag te laten toetsen door een sectorcommissie. Deze mogelijkheid moet dan wel in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) worden vastgelegd. Wanneer? De wijziging is onderdeel van de Wet werk en zekerheid en gaat in per 1 juli 2015. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Beschikking geen loonheffingen (BGL) moet VAR vervangen Opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) worden beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Door de Wet ‘invoering Beschikking geen loonheffingen’ kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven. Staatssecretaris Wiebes maakt met de invoering van de Beschikking geen loonheffing (BGL) zowel opdrachtgever als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de vraag of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval moet de opdrachtgever loonheffingen afdragen. VAR De BGL vervangt de zogenoemde Verklaring Arbeidsrelatie, de VAR. Bij de VAR vraagt een zzp´er vooraf een oordeel van de Belastingdienst of zijn inkomen wel of niet wordt beoordeeld als loon. De opdrachtgever is nu niet betrokken bij deze aanvraag en ondervindt geen gevolgen als achteraf blijkt dat geen sprake was van ondernemerschap van de zzp´er, maar van een dienstbetrekking. De financiële consequenties komen in dat geval alleen voor rekening van de zzp’er. Handhaving Opdrachtgevers vragen zzp’ers een VAR te tonen zodat zij geen loonheffingen hoeven in te houden en af te dragen. Voor zzp´ers is de VAR van belang bij het werven van opdrachten. Dit kan schijnzelfstandigheid in de hand werken: arbeidskrachten die op papier werken als zzp´er, maar in de praktijk een dienstbetrekking vervullen. Het kabinet wil met de BGL echte ondernemers ondersteunen en tegelijkertijd schijnconstructies bestrijden opdat die mensen de zekerheid krijgen van een dienstverband. Bij de aanvraag van een BGL beantwoordt een zzp’er via een webmodule een aantal vragen. Als deze vragenreeks tot een beschikking leidt, staat daarin vermeld onder welke voorwaarden de opdracht wordt uitgevoerd.
10
De opdrachtgever dient de beschikking te controleren voordat hij de opdracht daadwerkelijk verstrekt. Een zzp' er hoeft niet voor elke opdracht een nieuwe beschikking aan te vragen: bij opdrachten waar werkzaamheden, omstandigheden en voorwaarden gelijk zijn, kan de zzp’er dezelfde beschikking gebruiken. Wat staat er in de Beschikking geen loonheffingen? In een Beschikking geen loonheffingen staat dat een opdrachtgever geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen over de inkomsten. Een zzp’er krijgt deze beschikking alleen als de Belastingdienst op basis van zijn aanvraag vaststelt dat de opdrachtgever geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen over de inkomsten van de zzp’er. In het andere geval krijgt hij een afwijzing. Bij de BGL zit een bijlage met omstandigheden en voorwaarden waaronder het werk wordt uitgevoerd. Deze omstandigheden en voorwaarden zijn gebaseerd op de antwoorden die de zzp’er in zijn aanvraag heeft gegeven. De opdrachtgever moet deze bijlage controleren. Met de BGL doet de Belastingdienst geen uitspraak over hoe de inkomsten van de zzp’er worden gezien, bijvoorbeeld als winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking. Dit betekent dat de Belastingdienst inkomsten en werkzaamheden voor de inkomstenbelasting (achteraf) kan beoordelen, ongeacht of de zzp’er wel of geen BGL heeft. Wanneer moet een zzp’er een Beschikking geen loonheffingen aanvragen? Zzp’ers zijn niet verplicht een Beschikking geen loonheffingen aan te vragen of te gebruiken. Wel kunnen hun opdrachtgevers erom vragen. Opdrachtgevers zijn vrij om een zzp’er zonder een beschikking een opdracht te geven. Zij moeten dan zelf beoordelen of zij loonheffingen moeten inhouden en betalen. Zzp’ers vragen een BGL aan voor de werkzaamheden die zij uitvoeren. Zij gebruiken dan per situatie de beschikking die past bij de werkzaamheden die zij uitvoeren en de omstandigheden waaronder zij die uitvoeren. Als een zzp’er dus voor meerdere opdrachtgevers hetzelfde werk doet onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden, kan hij voor deze opdrachten dezelfde beschikking gebruiken. Veranderen de omstandigheden of voorwaarden waaronder hij de werkzaamheden uitvoert? Of gaat hij andere werkzaamheden uitvoeren? Dan moet opnieuw een BGL worden aangevraagd. De beschikking is maximaal 1 kalenderjaar geldig. Als een zzp’er dan nog met zijn werkzaamheden bezig is, vraagt hij opnieuw een beschikking aan. De Belastingdienst verlengt een BGL niet automatisch.
11
Wat moet de opdrachtgever doen? De opdrachtgever moet toetsen of de omstandigheden en voorwaarden waaronder de zzp’er de werkzaamheden uitvoert, overeenkomen met de omstandigheden en voorwaarden die in de bijlage van de Beschikking geen loonheffingen staan. Alleen als deze overeenkomen met de praktijk, geldt de vrijwarende werking van de beschikking en hoeft de opdrachtgever geen loonheffingen in te houden en te betalen. Als de omstandigheden en voorwaarden niet (meer) overeenkomen met de praktijk, geldt de beschikking niet en moet de opdrachtgever zelf beoordelen of hij loonheffingen moet inhouden en betalen. Een opdrachtgever kan een zzp’er ook vragen een nieuwe beschikking aan te vragen met daarin de omstandigheden en voorwaarden die bij deze opdrachtgever gelden. Ook moet de opdrachtgever aan een aantal administratieve eisen voldoen, zoals het bewaren van een kopie van de BGL in zijn administratie en het vaststellen van de identiteit van de zzp’er. Deze eisen staan straks in de beschikking. Let op! Dit hoofdstuk is gebaseerd op het wetsvoorstel Beschikking geen loonheffingen dat ten tijde van het schrijven van dit hoofdstuk nog bij de Tweede Kamer in behandeling was. Mochten zich nog wijzigingen in de definitieve nieuwe regeling voordoen, dan is uw Novak-adviseur hiervan als eerste op de hoogte en zal hij u hierover gelijk informeren. Als de nieuwe wet- en regelgeving is ingegaan, kunt u geen VAR meer aanvragen. U vraagt dan digitaal een Beschikking geen loonheffingen aan. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ 2015: nieuwe regels voor pensioenopbouw Vanaf 1 januari 2015 gelden er een aantal belangrijke wijzigingen voor pensioenregelingen die werkgevers voor hun werknemers hebben geregeld. Vanaf 1 januari geldt een verlaging van de maximale pensioenopbouw. Verlaging pensioenopbouw Op 27 mei 2014 is het wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (Witteveenkader-2015) definitief door het Parlement aangenomen. Dit betekent dat: • de maximaal jaarlijkse toegestane pensioenopbouw voor werknemers daalt; • het pensioengevend salaris wordt gemaximeerd tot 100.000 euro.
12
Maximale opbouwpercentages vanaf 2015 Na de eerdere verlaging van de maximale pensioenopbouw in 2014 daalt de maximale jaarlijkse pensioenopbouw van werknemers per 1 januari 2015 nog verder. Per 1 januari 2015 gelden de volgende opbouwpercentages bij een pensioenleeftijd van 67 jaar: Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Middelloonregeling
1,875%
1,313%
0,263%
Eindloonregeling
1,657%
1,160%
0,232%
Maximering pensioengevend salaris Binnen een pensioenregeling kunnen werknemers pensioen opbouwen over een maximum bruto jaarsalaris van 100.000 euro. Verdient een werknemer meer dan dit vastgestelde maximum bruto jaarsalaris? Dan betekent dit dat hij binnen de pensioenregeling over het salaris boven dit bedrag geen ouderdomspensioen opbouwt. Dit geldt ook voor het verzekerde nabestaandenpensioen. Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen geldt deze salarisgrens niet. Introductie nieuwe vrijwillige aanvullende spaarmogelijkheid Er wordt een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis geïntroduceerd. Voor het salaris boven 100.000 euro kunnen werknemers via een nettolijfrente een aanvullende oudedagsvoorziening opbouwen. Deze komt ongeveer overeen met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875 procent middelloon. De premie of inleg van deze mogelijkheid wordt betaald uit het netto salaris. De waarde van deze nettolijfrente is vrijgesteld in box 3, zolang het doel is om te voorzien in een salaris voor de oude dag. De uitkeringen worden ook niet belast in box 3. Nu netto opbouwen, leidt dus tot netto-uitkeringen straks. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Fiscaal voordeel personeelsleningen vervalt Heeft u als werkgever renteloos een lening aan uw werknemers verstrekt voor de aankoop of verbetering van een eigen woning, dan mag het rentevoordeel nu onder voorwaarden op nihil worden gewaardeerd. In april 2014 heeft staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën aangegeven dat hij deze regeling wil afschaffen. In het Belastingplan 2015 is aangegeven dat deze wijzigingen later in 2015 worden uitgewerkt in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015. Naar verwachting zal hierdoor in de loop van 2015 een fiscaal gunstigere regeling voor u en uw werknemers komen te vervallen.
13
Let op! De Tweede Kamer wil dat dit fiscale voordeel zo snel mogelijk wordt beëindigd. De Fiscale verzamelwet 2015 zal naar verwachting in april/mei 2015 bij de Tweede Kamer worden ingediend en het is niet erg waarschijnlijk dat het fiscale voordeel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 zal worden afgeschaft. Ook is het niet erg waarschijnlijk dat lopende leningen niet langer zullen worden ontzien. Het gaat immers om aangegane langlopende verplichtingen. Garanties bestaan echter nog niet, maar het is de moeite waard om in overleg met uw adviseur eens na te gaan of het verstrekken van personeelsleningen voor de aankoop of verbetering van de eigen woning tussen nu en april/mei 2015 een aantrekkelijke optie is. Tip! Wilt u nog gebruik kunnen maken van de huidige fiscaal vriendelijke regeling? Neem dan tijdig contact op met uw Novak-adviseur. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Wettelijk minimumloon per 1 januari 2015 De bruto bedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon stijgen per 1 januari 2015. Het wettelijk brutominimumloon (WML) voor werknemers van 23 jaar en ouder bij een volledig dienstverband wordt per 1 januari 2015: • 1.501,80 euro per maand (was 1.495,20 euro per 1 juli 2014); • 346,55 euro per week (was 345,05 euro per 1 juli 2014); • 69,31 euro per dag (was 69,01 euro per 1 juli 2014). Wettelijk minimumjeugdlonen per 1 januari 2015 Leeftijd
Staffelingspercentage
Per maand
Per week
Per dag
22 jaar
85%
€ 1.276,55
€ 294,55
€ 58,91
21 jaar
72,5%
€ 1.088,80
€ 251,25
€ 50,25
20 jaar
61,5%
€ 923,60
€ 213,15
€ 42,63
19 jaar
52,5%
€ 788,45
€ 181,95
€ 36,39
18 jaar
45,5%
€ 683,30
€ 157,70
€ 31,54
17 jaar
39,5%
€ 593,20
€ 136,90
€ 27,38
16 jaar
34,5%
€ 518,10
€ 119,55
€ 23,91
15 jaar
30%
€ 450,55
€ 103,95
€ 20,79
14
Onderstaand schema geeft de afgeronde bruto bedragen per uur aan, berekend op basis van het wettelijk minimumweekloon bij een arbeidsduur van resp. 36, 38 en 40 uur per week. Bruto minimumloon per uur per 1 januari 2015 bij een gebruikelijke arbeidsduur van: Leeftijd
36 uur per week
38 uur per week
40 uur per week
23 jaar en ouder
€ 9,63
€ 9,12
€ 8,66
22 jaar
€ 8,18
€ 7,75
€ 7,36
21 jaar
€ 6,98
€ 6,61
€ 6,28
20 jaar
€ 5,92
€ 5,61
€ 5,33
19 jaar
€ 5,05
€ 4,79
€ 4,55
18 jaar
€ 4,38
€ 4,15
€ 3,94
17 jaar
€ 3,80
€ 3,60
€ 3,42
16 jaar
€ 3,32
€ 3,15
€ 2,99
15 jaar
€ 2,89
€ 2,74
€ 2,60
⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Tarief box 2 per 1 januari 2015 weer naar 25 procent Het tarief in box 2 (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang) werd eenmalig, alleen in 2014, verlaagd van 25 procent naar 22 procent. Directeuren-grootaandeelhouders betalen in 2014 dus minder belasting over dividenduitkeringen. Het verlaagde tarief geldt alleen voor de eerste 250.000 euro van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Met ingang van 1 januari 2015 zal het tarief weer worden verhoogd naar 25 procent. Dit tarief geldt ook voor dividenduitkeringen boven de 250.000 euro (500.000 euro voor fiscale partners). Tip! Keer dit jaar nog dividend uit uit uw BV. Let op! Overleg met uw Novak-adviseur welk bedrag u verantwoord uit uw BV kunt halen. Dit is met name van heel groot belang als u in eigen beheer pensioen opbouwt. Als u te veel laat uitkeren kan de fiscus uw pensioenopbouw in één keer belasten in plaats van (later) de pensioenuitkeringen. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘
15
√ Transitievergoeding bij ontslag Ingangsdatum 1 juli 2015 Wat verandert er? Als een werkgever een medewerker (tijdelijk of vast) ontslaat die minimaal 2 jaar in dienst is, dan krijgt deze medewerker recht op een en transitievergoeding. Om een andere baan of beroep te krijgen, moet deze vergoeding worden gebruikt voor (om)scholing naar ander werk of outplacement. Hoogte transitievergoeding De transitievergoeding is afhankelijk van het aantal jaren dat de medewerker in dienst is geweest: • Een ontslagen medewerker krijgt per gewerkt dienstjaar 1/3 maandsalaris als vergoeding. • Heeft een medewerker 10 jaar of langer bij dezelfde werkgever gewerkt? Dan krijgt hij vanaf het 10e dienstjaar een vergoeding van een 1/2 maandsalaris per dienstjaar. • Is de medewerker 50 jaar of ouder? En heeft hij 10 jaar of langer bij dezelfde werkgever gewerkt? Dan krijgt hij vanaf het 10e dienstjaar een vergoeding van 1 maandsalaris per dienstjaar. Dit geldt niet als u als werkgever minder dan 25 werknemers in dienst hebt. De transitievergoeding is maximaal 75.000 euro, tenzij de medewerker meer dan 75.000 euro verdient. Dan is de vergoeding maximaal 1 jaarsalaris. Voor het betalen van de transitievergoeding kunt u als werkgever met de medewerker een betalingsregeling afspreken. Geen transitievergoeding Werkgevers hoeven geen transitievergoeding te betalen: • als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de medewerker. • als de medewerker onder de 18 jaar is en maximaal 12 uur werkt. Ook niet als de medewerker wordt ontslagen als hij inmiddels 18 jaar is. • als de medewerker de pensioengerechtigde leeftijd heeft. • bij faillissement, surseance van betaling of als u als werkgever in de schuldsanering zit. Ontslagvergoeding Is het ontslag ernstig verwijtbaar aan de werkgever of aan de medewerker? Dan kan de rechter een ontslagvergoeding vaststellen die hoger of lager is dan de transitievergoeding. Wanneer? De wijziging is onderdeel van de Wet werk en zekerheid en gaat in per 1 juli 2015. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘
16
√ Flexwerkers beter beschermd Ingangsdatum: 1 januari 2015 Wat verandert er? Er komen maatregelen die flexwerkers beter beschermen. Proeftijd In tijdelijke contracten van maximaal 6 maanden mogen werkgevers geen proeftijd opnemen. Dat geldt ook voor een aansluitend contract. Concurrentiebeding In tijdelijke contracten mogen werkgevers alleen bij bijzondere omstandigheden een concurrentiebeding opnemen. In de arbeidsovereenkomst moet gemotiveerd worden opgenomen welke 'zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen' een concurrentiebeding vereisen. Aanzegtermijn Heeft een medewerker een contract voor bepaalde tijd van 6 maanden of langer dat automatisch eindigt? Dan moet u als werkgever uiterlijk 1 maand voor het einde van het contract schriftelijk aan uw werknemer laten weten of u het contract wel of niet verlengt. Wanneer? De wijziging is onderdeel van de Wet werk en zekerheid en gaat in per 1 januari 2015. De nieuwe regels gelden dan alleen voor arbeidscontracten die op of na 1 januari 2015 zijn afgesloten. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Tijdelijke medewerkers krijgen eerder vast dienstverband Ingangsdatum 1 juli 2015 Wat verandert er? Door een wijziging van de ketenbepaling krijgen werknemers eerder een vast dienstverband. Volgen tijdelijke arbeidscontracten elkaar binnen 6 maanden (nu 3 maanden) op? Dan ontstaat na een periode van 2 jaar (nu 3 jaar) of bij een 4e contract een vast dienstverband. Voor wie? Werkgevers Wanneer? De wijziging van de ketenbepaling is onderdeel van de Wet werk en zekerheid en gaat in per 1 juli 2015. De nieuwe regels gelden dan alleen voor arbeidscontracten die op of na 1 juli 2015 zijn afgesloten.
17
⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Wijzigingen in de WW Ingangsdatum: 1 juli 2015 Wat verandert er? De WW verandert op een aantal punten. Passende arbeid Thans mag iemand zonder werk in het 1e half jaar van zijn werkloosheid zoeken naar werk op zijn eigen opleidings- en werkniveau. Daarna wordt ook werk op een lager opleidingsniveau als passend aangemerkt. Na 1 jaar is alle arbeid passend. Met ingang van 1 juli 2015 wordt na een half jaar alle arbeid passend. Het 1e half jaar mag nog steeds worden gezocht naar werk op het eigen opleidings- en werkniveau. WW-uitkering en werken Gaat iemand (deels) werken, dan wordt het aantal uren dat hij werkt in mindering gebracht op zijn WW-uitkering. Voor de uren dat hij nog werkloos is, heeft hij recht op een WW-uitkering. Gaat iemand werken voor een loon dat lager is dan de hoogte van de WW-uitkering? Dan ontvangt hij een lager totaalinkomen. Dit systeem van urenverrekening wordt vervangen door een systeem van inkomensverrekening. Bij inkomensverrekening wordt een deel van de (extra) inkomsten in mindering gebracht op uw WW-uitkering. Het andere deel wordt niet in mindering gebracht. Duur WW-uitkering De maximale duur van de WW-uitkering wordt korter. Een WW-uitkering duurt thans maximaal 38 maanden. Met ingang van 1 januari 2016 is dit maximaal 24 maanden. Werkgevers en werknemers kunnen in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) afspraken vastleggen over aanvullingen op de WW. Arbeidsverleden Thans ontvangen personen voor elk jaar arbeidsverleden 1 maand WW. Met ingang van 1 januari 2016 geldt dit alleen voor de 1e 10 jaar. Daarna ontvangen zij voor elk jaar arbeidsverleden een halve maand WW. Wanneer? De wijzigingen zijn onderdeel van de Wet werk en zekerheid. De wijzigingen 'Passende arbeid' en 'WW-uitkering en werken' gaan in per 1 juli 2015. De wijzigingen 'Duur WW-uitkering' en 'Arbeidsverleden' gaan in per 1 januari 2016. De duur van de WW wordt vanaf 2016 tot en met 2019 stap voor stap korter.
18
⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Werkbonus wordt per 1 januari 2015 afgeschaft Alle werkenden in de leeftijd tussen 60 en 64 jaar met een arbeidsinkomen tussen de 90 procent en 175 procent van het wettelijk minimumloon hebben thans recht op de zogenaamde werkbonus. De werkbonus bedraagt maximaal 1.119 euro. Dit wordt bereikt bij een inkomen van 100 procent van het wettelijk minimumloon. Bij een arbeidsinkomen boven de 120 procent van het wettelijk minimumloon wordt de werkbonus weer afgebouwd. Bij een arbeidsinkomen boven de 175 procent van het wettelijk minimumloon bedraagt de werkbonus nihil. Deze werkbonus komt per 1 januari 2015 te vervallen. Werknemers die voor 2015 een werkbonus ontvingen blijven hierop recht houden, maar in 2018 valt definitief het doek. Praktische feiten over de werkbonus • De werkbonus is een heffingskorting, net als de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. • De werkbonus is niet verwerkt in de loonheffingskorting die de werkgever gebruikt bij het bepalen van de op het salaris in te houden loonheffing. • De werkbonus hoeft niet apart aangevraagd te worden. • De werkbonus wordt, als u aan de voorwaarden voldoet, automatisch in uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting meegenomen en toegekend. Tip! Heeft u recht op de werkbonus, maar doet u normaliter geen aangifte? Ga dan in overleg met uw Novak-adviseur na of het zinvol is om voor 2014 wel aangifte te doen. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Hogere aanslag inkomstenbelasting 2014 In 2014 is een aantal belastingregels veranderd. Deze veranderingen hebben invloed op de belasting die u moet betalen over uw inkomen in 2014. Mogelijk 5 miljoen belastingplichtigen krijgen hier mee te maken. Hierna wordt nader ingegaan op de gevolgen die dit voor u kan hebben. Belasting betalen Meestal wordt al belasting betaald over uw inkomen wanneer u dat krijgt. Dat kan op 2 manieren: • Uw werkgever of uitkeringsinstantie houdt belasting in op uw loon of uitkering; • U betaalt maandelijks belasting via een voorlopige aanslag. Belasting terugkrijgen Bent u in loondienst? Of krijgt u een uitkering? En hebt u aftrekposten, bijvoorbeeld omdat u een eigen woning hebt? Dan hebt u waarschijnlijk over 2014 geld teruggekregen via een voorlopige aanslag.
19
Berekening belasting niet aangepast Toen bij de Belastingdienst uw voorlopige aanslag werd berekend, kon geen rekening worden gehouden met een aantal wijzigingen in de belastingregels. Ook werkgevers en uitkeringsinstanties konden geen rekening houden met bepaalde wijzigingen, toen zij belasting inhielden op uw loon of uitkering. U hebt daardoor te weinig belasting betaald, of te veel belasting teruggekregen. Bij uw aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2014 moet u daarom een bedrag bijbetalen of terugbetalen. Wanneer krijgt u hiermee te maken? U kunt te maken krijgen met de wijzigingen van de belastingregels in de volgende 3 situaties: • U hebt een voorlopige aanslag 2014 gehad. • U hebt geen voorlopige aanslag 2014 gehad en u ontvangt loon of een uitkering. • U hebt geen voorlopige aanslag 2014 gehad en u hebt winst uit onderneming of resultaat uit overig werk.
U hebt een voorlopige aanslag 2014 gehad De wijzigingen hebben voor u gevolgen als u 1 of meer van de volgende inkomsten had: • loon; • uitkering; • winst uit onderneming; • resultaat uit overig werk; • deze inkomsten in totaal hoger waren dan 25.000 euro. U hebt geen voorlopige aanslag gehad en ontvangt loon of een uitkering De wijzigingen hebben voor u gevolgen als u 1 of meer van de volgende inkomsten had: • loon; • uitkering; • deze inkomsten in totaal hoger waren dan 25.000 euro; • u een bijzondere beloning hebt gehad, zoals: - vakantiegeld - een 13e maand - een bonus of gratificatie U hebt geen voorlopige aanslag 2014 gehad en hebt winst uit onderneming of resultaat uit overig werk De wijzigingen hebben voor u gevolgen als: • uw winst uit onderneming of resultaat uit overig werk hoger was dan 25.000 euro Of als: • u niet alleen winst uit onderneming of resultaat uit overig werk had, maar ook loon of een uitkering • u een bijzondere beloning hebt gehad, zoals:
20
- vakantiegeld - een 13e maand - een bonus of gratificatie - al uw inkomsten samen hoger waren dan 25.000 euro Hoeveel moet u betalen? De gevolgen van deze wijzigingen zijn ook afhankelijk van uw persoonlijke situatie. Daardoor kan nog niet precies worden aangegeven hoeveel belasting u moet betalen. Wanneer u aangifte doet over 2014, ziet u wel precies hoeveel u moet betalen of terugkrijgt. Let op! Iedereen die volgend jaar een aanslag inkomstenbelasting over 2014 moet betalen, krijgt daar 4 maanden extra de tijd voor. De 4 maanden komen boven op de gebruikelijke betalingstermijn van 6 weken. Over deze periode betaalt u geen invorderingsrente, wel belastingrente. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Thuiskopieheffingen gaan omlaag De thuiskopieheffingen dalen met ingang van 1 januari 2015 met 30 procent. Dit betekent een heffing van 3,50 euro op desktop pc’s, notebooks, smartphones, telefoons met mp-3 spelers, tablets, hdd recorders en settopboxen met harde schijf. Portable audio-/videospelers krijgen een heffing van 1,40 euro. Voor externe hdd-drives en e-readers geldt straks een bedrag van 0,70 euro. Bij de aanschaf van een cd-rom of dvd geldt het laagste tarief: 2 eurocent. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft eerder dit jaar geoordeeld dat het maken van een privékopie van auteurs- en nabuurrechtelijk beschermde prestaties uit een illegale bron niet is toegestaan en ook niet heffingsplichtig is. Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) heeft de Stichting onderhandelingen thuiskopievergoeding (SONT) daarop gevraagd aan te geven welke thuiskopieheffingen passend zijn na het arrest van het Hof van Justitie. De SONT heeft daarna advies uitgebracht op basis waarvan de nieuwe bedragen voor de thuiskopieheffingen zijn vastgesteld. De thuiskopieheffingen zijn ingesteld als compensatie voor het nadeel dat rechthebbenden ondervinden als gevolg van het maken van kopieën voor eigen studie of gebruik van beschermde werken zoals muziek, boeken en films. Stichting de Thuiskopie int en verdeelt deze auteursrechtvergoedingen voor en aan rechthebbenden door middel van verdeelorganisaties. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘
21
√ Digitaal procederen komt er aan Burgers en bedrijven kunnen straks inloggen bij de rechterlijke macht om een procedure te beginnen in verband met een echtscheidingsverzoek, een betalingsconflict of een geschil met de gemeente over een vergunning. Rechtzoekenden kunnen zo ook hun processtukken digitaal indienen. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie dat bij de Tweede Kamer is ingediend. Er is straks ook een eenvoudiger civiele procedure. Verder mag de uitspraak niet te lang op zich laten wachten. Digitaal procederen bij de civiele rechter en bestuursrechter wordt in de toekomst verplicht voor professionele partijen, zoals BV’s en NV’s of advocaten en deurwaarders. Maar burgers die zonder advocaat naar de rechter stappen, waaronder zzp’ers, mogen ook papieren stukken indienen. Dit voorkomt problemen als zij niet over de juiste middelen of vaardigheden beschikken. Digitalisering van de rechtspraak, die vanaf 2015 stapsgewijs wordt doorgevoerd, heeft als voordeel dat rechters en griffiers minder tijd kwijt zijn aan bureaucratie. Papieren dossiers zijn niet meer nodig. Rechtzoekenden krijgen een digitaal dossier ‘Mijn Zaak’ waarmee ze elke stap in het proces kunnen volgen. Via datzelfde systeem wordt de rechtzoekende geïnformeerd over een rechterlijke uitspraak of beslissing. Het civiele proces wordt eenvoudiger door de invoering van een basisprocedure die bestaat uit één schriftelijke ronde, één mondelinge behandeling bij de rechter en daarna een uitspraak. Alle civiele procedures beginnen met een digitale procesinleiding, waarmee vorderingen en verzoeken kunnen worden ingediend. De kern is een mondelinge behandeling, al vrij snel na de start van de basisprocedure. Hierdoor heeft de rechter vroeg contact met partijen en kan hen dan om een toelichting vragen, getuigen of deskundigen horen en schikkingsmogelijkheden aftasten. Ook geeft hij partijen gelegenheid om de zaak toe te lichten. Is de zaak ingewikkeld, dan kan de rechter de basisprocedure aanvullen met een extra schriftelijke of mondelinge ronde. Hierdoor heeft hij meer invloed op het verloop van de procedure, kan hij beter inspelen op de behoeften van rechtzoekenden en meer maatwerk leveren. De basisprocedure is bovendien sneller en goedkoper. Partijen krijgen duidelijkheid over termijnen om verweer te voeren en nadere stukken in te dienen. Dat zorgt voor kortere doorlooptijden en een overzichtelijker en meer voorspelbare rechtsgang. In het merendeel van de gevallen volgt binnen 6 weken na de mondelinge behandeling een uitspraak. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘
22
√ Aanpak schijnconstructies: minimumloon niet meer contant uitbetalen Het salaris mag niet meer volledig contant uitbetaald worden. Op die manier kan ontduiking van het wettelijk minimumloon (WML) effectiever bestreden worden. Per 1 januari 2015 moet minimaal het salarisgedeelte gelijk aan het WML giraal overgemaakt worden. Daarnaast mogen werkgevers geen verrekeningen met het wettelijk minimumloon meer toepassen. Het verrekenen van huisvesting of ziektekostenpremies met het minimumloon is een bekende constructie om de regels te omzeilen, maar wordt nu wettelijk ongedaan gemaakt. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft dat onder meer in de 2e voortgangsbrief schijnconstructies aan de Tweede Kamer. Het kabinet is op 4 juli 2014 akkoord gegaan om het Wetsvoorstel Aanpak Schijnconstructies (WAS) naar de Raad van State te sturen voor advies. De nieuwe wet regelt dat een aantal ongewenste constructies wettelijk niet meer toegestaan zijn. Tevens krijgt de Inspectie SZW meer mogelijkheden om de regels te handhaven. De WAS is een uitwerking van het Sociaal Akkoord en volgens minister Asscher een belangrijk wapen in de strijd tegen uitbuiting en oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt: "Fatsoenlijk werk is in ons land niet altijd een vanzelfsprekendheid. Schijnconstructies zijn het onkruid van onze arbeidsmarkt en een klap in het gezicht van hardwerkende werknemers en eerlijke ondernemers. De concurrentie met China zullen we nooit winnen op loonkosten, wel op slimheid en toegevoegde waarde, dat moet het doel zijn." Het speciale Inspectieteam dat schijnconstructies bestrijdt is ruim een half jaar aan de slag. Momenteel lopen er 45 onderzoeken naar schijnconstructies en 12 verzoeken om ondersteuning bij de handhaving van de CAO. 20 onderzoeken zijn gericht op zogenaamde gefingeerde dienstverbanden. Daarbij werken werkgever en werknemer samen om een kunstmatige arbeidsrelatie aan te gaan om illegale arbeid te kunnen laten verrichten of onterecht in aanmerking te komen voor een uitkering of voor verblijf in Nederland. De overige 25 onderzoeken zijn gericht op complexe schijnconstructies en hebben vooral internationale vertakkingen. Samen met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zijn het vorige jaar 23 transportbedrijven geïnspecteerd. Bij 11 van de 23 (48 procent) zijn 1 of meerdere overtredingen van illegale tewerkstelling geconstateerd. Eerlijk loon Tijdens onderzoeken stuit de Inspectie SZW regelmatig op signalen van overtreding van de CAOvoorwaarden. In de nieuwe wet krijgt de Inspectie de bevoegdheid deze informatie door te geven aan CAO-partijen of hun handhavingsinstanties. Om eerlijk loon te kunnen handhaven is het loonstrookje van groot belang. In de praktijk blijkt soms dat loonstroken niet beschikbaar of ondeugdelijk voor controle zijn. In de WAS wordt vastgelegd waar het loonstrookje voortaan aan moet voldoen. Een ander probleem waar handhavers tegenaan lopen is dat bij onderbetaling van loon of ontduiking van de regels de werkgever soms niet aan te pakken is. Bijvoorbeeld omdat hij ineens onvindbaar is of over de grens is 'verdwenen'.
23
Met name bij grote (bouw)projecten worden werknemers de dupe van dergelijke foute onderaannemers of tussenpersonen. Als zo'n onderaannemer niet aanspreekbaar is, dan zal de aansprakelijkheid voor het loon verschuiven naar de partij die hem inhuurde (de schakel hoger in de keten). Deze 'ketenaansprakelijkheid voor loon' is een effectief middel dat volgens minister Asscher zeker ook preventief werkt: "Als je als opdrachtgever een tussenpersoon in de arm neemt, moet je goede afspraken maken en weten welk vlees je in de kuip hebt. We laten niet meer toe dat de werknemer de rekening gepresenteerd krijgt en kan fluiten naar zijn geld." In de WAS wordt geregeld dat bepaalde inspectiegegevens op het terrein van arbeidswetten openbaar gemaakt kunnen worden. Bijvoorbeeld als aan een bedrijf een boete is opgelegd. Dit vergroot de openheid over waar de Inspectie inspecteert en hoe bedrijven presteren. Daarnaast heeft de mogelijke openbaarmaking van toezichtresultaten een preventieve werking. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Bedrijveninvesteringszones: BIZ Op veel bedrijventerreinen en winkelgebieden willen ondernemers gezamenlijk investeren om de omgeving veiliger of aantrekkelijker te maken. Het ontbreekt echter vaak aan de benodigde financiering, een evenwichtige verdeling van de kosten en goede afspraken met de gemeente. Oprichting van een bedrijveninvesteringszone (BIZ) kan dan een oplossing bieden. Experimentenwet BIZ Tot eind 2011 was het mogelijk om een bedrijveninvesteringszone op te richten. Dit kon in het kader van een experiment met de BIZ. Hiervoor was de tijdelijke Experimentenwet BI-zones gemaakt. Deze wet is nog geldig, maar alleen voor een BIZ die al is opgericht. Uit een beoordeling van de experimentwet bleek dat tot eind 2011, 112 BIZ's zijn opgericht. Ruim 80 meer dan werd verwacht. De overheid wil daarom het experiment met de BIZ permanent maken. Nieuwe BIZ: vanaf begin 2015 Het streven is om het vanaf 1 januari 2015 weer mogelijk te maken om een nieuwe BIZ op te richten. Het wetsvoorstel dat dit mogelijk moet maken zal nog in 2014 door het Parlement worden aangenomen. Waarom een BIZ oprichten? Een bedrijveninvesteringszone is een bedrijventerrein of winkelgebied, waarbinnen ondernemers gezamenlijk investeren in activiteiten in de openbare ruimte. Alle ondernemers betalen mee aan een gemeentelijke heffing om activiteiten mee te financieren. De activiteiten kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op: • veiligheid: extra toezicht, verlichting, hekwerken of camerabewaking; • bereikbaarheid: bewegwijzering en verkeersvoorzieningen; • aantrekkelijkheid: schoonmaak, onderhoud, groenvoorziening, promotie en evenementen.
24
De verwachte resultaten zijn: • minder kosten door gezamenlijke inkoop van diensten; • meer omzet door meer bezoekers; • aantrekkelijker en veiliger gebied. Het idee van BIZ wordt in het buitenland al met succes toegepast. Daar heet het Business Improvement District (BID). Aan de slag met BIZ Wilt u zelf aan de slag met een Bedrijven Investeringszone? Let dan op de volgende punten : • De ondernemers organiseren zich in een stichting of vereniging. • Ze maken een plan en zorgen voor voldoende draagvlak. • Gemeente en ondernemers maken afspraken over uitvoering van dit plan. • De gemeente organiseert een draagvlakmeting onder alle ondernemers. Als deze positief uitvalt, dan kan de BIZ doorgang vinden. • Namens de ondernemers int de gemeente vervolgens een heffing, de BIZ-bijdrage. Zo ontstaat er een budget voor investeringen in het gebied. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Aanpassingen gebruikelijkloonregeling vanaf 2015 Wat is de gebruikelijkloonregeling? De gebruikelijkloonregeling houdt in dat een aanmerkelijkbelanghouder wordt geacht een loon te krijgen dat normaal is voor het niveau en de duur van zijn arbeid. In onderstaande tabel ziet u wat de Belastingdienst minimaal als een gebruikelijk loon beschouwd. Jaar
Gebruikelijk loon
2014
€ 44.000
2013
€ 43.000
2012
€ 42.000
Aanpassingen gebruikelijkloonregeling per 1 januari 2015 Voor de Belastingdienst wordt het eenvoudiger om het gebruikelijk loon vast te stellen. Nu moet de inspecteur nog een gewone werknemer vinden in soortgelijke omstandigheden als de DGA om dit loon te bepalen. Vanaf 2015 mag de Belastingdienst uitgaan van de dienstbetrekking die, afgezien van het ontbreken van een aanmerkelijk belang, het best is te vergelijken met de functie van de DGA.
25
Als de inspecteur aannemelijk kan maken dat het zakelijk loon voor de werkzaamheden van een directeur-grootaandeelhouder (DGA) meer bedraagt dan het minimumbedrag van 44.000 euro (bedrag 2014 en 2015), mag hij een hoger gebruikelijk loon in aanmerking nemen. Hij mag dit loon nu vaststellen op het loon van de meest verdienende werknemer in de BV of, als dit meer is, 70 procent van het loon van een gewone werknemer in soortgelijke omstandigheden. In 2015 kan de inspecteur het gebruikelijk loon stellen op 75 procent van het loon dat hoort bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Starters Het kabinet deelt het uitgangspunt dat de gebruikelijkloonregeling voldoende mogelijkheden moet bieden aan starters om in redelijkheid een zakelijk loon vast te stellen. De gebruikelijkloonregeling biedt verschillende mogelijkheden om het salaris van een starter op een lager bedrag dan het standaardbedrag van 44.000 euro te stellen. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Zekerheid voor te verevenen DGA-pensioen Bij echtscheiding kan de ex-partner van de DGA verzoeken dat de BV zijn aandeel in het in eigen beheer opgebouwde pensioen afstort bij een verzekeraar. Als de BV deze eis niet kan inwilligen, kan de ex-partner andere zekerheden vragen. Geschil Een man en vrouw trouwden in 1991 op huwelijkse voorwaarden. Het huwelijk werd in 2011 ontbonden door echtscheiding. De man is directeur enig aandeelhouder (DGA) van een BV. Deze BV had de DGA pensioenaanspraken toegekend en deze in eigen beheer gehouden. Bij de echtscheiding vordert de vrouw dat de BV haar verevend ouderdomspensioen en het bijzonder partnerpensioen afstort bij een professionele verzekeraar. Eventueel in delen. Zij vraagt hiervoor een zekerheidstelling van de man. De koopsom voor deze aanspraken is bepaald op 222.000 euro. Volgens een accountantsrapport is de liquiditeits- en solvabiliteitspositie van de BV niet toereikend om een bedrag ineens van 222.000 euro te betalen. Gerechtshof Het Hof twijfelt niet aan de inhoud van het accountantsrapport. Volgens het Hof heeft de DGA voldoende aannemelijk gemaakt dat afstorting ineens niet mogelijk is. De vrouw heeft volgens het Hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat afstorting in delen tot de mogelijkheden behoort en op welke wijze dit vervolgens moet worden ingevuld. Er is volgens het Hof dan ook (nog) geen grond om tegemoet te komen aan het verzoek van de vrouw om de aanspraken te herverzekeren. Het Hof roept de DGA op om alternatieven aan te dragen om het pensioen van de vrouw zeker te stellen.
26
Hiervoor moet onderzocht worden of de BV een extra hypothecaire lening kan krijgen of andere zekerheden aan de vrouw kunnen worden gegeven. Commentaar Het is redelijk en billijk dat een ex-partner voor het pensioen niet afhankelijk wil blijven van de DGA en diens BV. De DGA kan door zijn handelen er immers voor zorgen dat de BV in de toekomst het pensioen niet kan uitkeren. Door afstorting van die pensioenrechten bij een verzekeraar is de expartner niet langer afhankelijk van het handelen van de DGA. In eerdere jurisprudentie is al bepaald dat het verzoek tot afstorting niet hoeft te worden gehonoreerd als daardoor de continuïteit van de onderneming van de BV in gevaar komt. Als het verzoek tot afstorting niet kan worden ingewilligd moeten de DGA en/of de BV op een andere manier zekerheden geven aan de ex-partner ter nakoming van de pensioenverplichting.
Autobelastingen √ Lagere bijtelling voor milieuvriendelijke auto's Voor milieuvriendelijke auto’s is de bijtelling voor het privégebruik lager. Hoeveel de bijtelling precies is, hangt af van het moment waarop voor het eerst een kenteken is afgegeven voor de auto. Het tijdstip waarop het kenteken voor het eerst is afgegeven, is ook van belang voor de vraag hoe lang het bijtellingspercentage blijft gelden. Er zijn 5 relevante tijdstippen te onderscheiden: • Voor 1 juli 2012 • Na 30 juni 2012 en voor 1 januari 2013 • In 2013 • In 2014 • In 2015 • Eerste kenteken afgegeven voor 1 juli 2012 Is voor 1 juli 2012 voor het eerst een kenteken afgegeven voor de auto? Dan geldt de bijtelling in de tabel hieronder. De bijtelling is altijd een percentage van de cataloguswaarde van de auto. CO2-uitstoot per kilometer
Soort brandstof
Percentage
50 gram of minder
bijvoorbeeld elektrische auto of hybride 0%
95 gram of minder
diesel
14%
116 gram of minder en meer dan 95 gram diesel
20%
110 gram of minder en meer dan 50 gram andere brandstof dan diesel
14%
140 gram of minder en meer dan 110 gram andere brandstof dan diesel
20%
Alle overige auto's
25%
27
Hoelang geldt het percentage? Het percentage van de bijtelling geldt totdat de auto wordt verkocht. Is het eerste kenteken voor 1 juli 2012 afgegeven, maar is de auto na 1 juli 2012 nog een keer op naam van een ander gezet? Dan geldt het percentage gedurende 60 maanden vanaf 1 juli 2012. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 50 gram of minder waarvoor voor 1 januari 2012 voor het eerst een kenteken is afgegeven, geldt het percentage tot 1 januari 2017. Dit percentage blijft ook gelden als de auto van eigenaar wisselt of als een andere werknemer de auto gaat gebruiken. • Eerste kenteken afgegeven na 30 juni 2012 en voor 1 januari 2013 Is voor het eerst een kenteken afgegeven na 30 juni 2012 en voor 1 januari 2013? Dan geldt de bijtelling in de tabel hieronder. De bijtelling is altijd een percentage van de cataloguswaarde van de auto. CO2-uitstoot per kilometer
Soort brandstof
Percentage
50 gram of minder
bijvoorbeeld elektrische auto of hybride 0%
91 gram of minder
diesel
14%
114 gram of minder en meer dan 91 gram diesel
20%
102 gram of minder en meer dan 50 gram andere brandstof dan diesel
14%
132 gram of minder en meer dan 102 gram andere brandstof dan diesel
20%
Alle overige auto's
25%
Hoelang geldt het percentage? Het percentage geldt voor een periode van 60 maanden. Deze periode gaat in op de 1 e dag van de maand die volgt op de maand waarin voor het eerst een kenteken is afgegeven. Het percentage blijft ook gelden als de auto van eigenaar wisselt of als een andere werknemer de auto gaat gebruiken. Direct na afloop van de periode van 60 maanden wordt het percentage opnieuw vastgesteld aan de hand van de regels die op dat moment gelden. Het nieuwe percentage geldt dan weer voor van 60 maanden.
28
• Eerste kenteken afgegeven in 2013 Is voor het eerst een kenteken afgegeven in 2013? Dan geldt de bijtelling in de tabel hieronder. De bijtelling is altijd een percentage van de cataloguswaarde van de auto. CO2-uitstoot per kilometer
Soort brandstof
Percentage
50 gram of minder
bijvoorbeeld elektrische auto of hybride
0%
88 gram of minder
diesel
14%
112 gram of minder en meer dan 88 gram diesel
20%
95 gram of minder en meer dan 50 gram andere brandstof dan diesel
14%
124 gram of minder en meer dan 95 gram andere brandstof dan diesel
20%
Alle overige auto's
25%
Hoelang geldt het percentage? Het percentage geldt voor een periode van 60 maanden. Deze periode gaat in op de 1 e dag van de maand die volgt op de maand waarin voor het eerst een kenteken is afgegeven. Het percentage blijft ook gelden als de auto van eigenaar wisselt of als een andere werknemer de auto gaat gebruiken. Direct na afloop van de periode van 60 maanden wordt het percentage opnieuw vastgesteld aan de hand van de regels die op dat moment gelden. Het nieuwe percentage geldt dan weer voor van 60 maanden. • Eerste kenteken afgegeven in 2014 Is voor het eerst een kenteken afgegeven in 2014? Dan geldt de bijtelling in de tabel hieronder. De bijtelling is altijd een percentage van de cataloguswaarde van de auto. CO2-uitstoot per kilometer
Soort brandstof
Percentage
0 gram
diesel
4%
50 gram of minder en meer dan 0 gram
diesel
7%
85 gram of minder en meer dan 50 gram
diesel
14%
111 gram of minder en meer dan 85 gram diesel
20%
0 gram
andere brandstof dan diesel
4%
50 gram of minder en meer dan 0 gram
andere brandstof dan diesel
7%
88 gram of minder en meer dan 50 gram
andere brandstof dan diesel
14%
117 gram of minder en meer dan 88 gram andere brandstof dan diesel
20%
Alle overige auto's
-
25%
29
Hoelang geldt het percentage? Het percentage geldt voor een periode van 60 maanden. Deze periode gaat in op de 1 e dag van de maand die volgt op de maand waarin voor het eerst een kenteken is afgegeven. Het percentage blijft ook gelden als de auto van eigenaar wisselt of als een andere werknemer de auto gaat gebruiken. Direct na afloop van de periode van 60 maanden wordt het percentage opnieuw vastgesteld aan de hand van de regels die op dat moment gelden. Het nieuwe percentage geldt dan weer voor van 60 maanden. • Eerste kenteken afgegeven in 2015 Is voor het eerst een kenteken afgegeven in 2015? Dan geldt de bijtelling in de tabel hieronder. De bijtelling is altijd een percentage van de cataloguswaarde van de auto. CO2-uitstoot per kilometer
Soort brandstof
Percentage
0 gram
Alle brandstoffen
4%
50 gram of minder en meer dan 0 gram
Alle brandstoffen
7%
82 gram of minder en meer dan 50 gram
Alle brandstoffen
14%
110 gram of minder en meer dan 82 gram
Alle brandstoffen
20%
Hoelang geldt het percentage? Het percentage geldt voor een periode van 60 maanden. Deze periode gaat in op de 1 e dag van de maand die volgt op de maand waarin voor het eerst een kenteken is afgegeven. Het percentage blijft ook gelden als de auto van eigenaar wisselt of als een andere werknemer de auto gaat gebruiken. Direct na afloop van de periode van 60 maanden wordt het percentage opnieuw vastgesteld aan de hand van de regels die op dat moment gelden. Het nieuwe percentage geldt dan weer voor van 60 maanden. En hoe zit het in 2016? De Tweede Kamer heeft op 13 november 2014 ingestemd met het autobelastingplan voor 2016. Dit plan werd begin november 2014 gepresenteerd door een brede coalitie van autobranche, werkgeversorganisaties, milieuorganisaties en de ANWB. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe regeling is de voortzetting van de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting (MRB) voor volledig elektrische auto’s en de introductie van een MRBkorting van 50 procent voor semi-elektrische auto’s (CO2-uitstoot tussen de 1 en 50 gram per kilometer). Deze kortingen dragen ertoe bij dat deze ultrazuinige auto’s voor particuliere automobilisten bereikbaar worden.
30
In de bijtelling komen vanaf 2016 vier percentages. Volledig elektrische auto’s krijgen 4 procent bijtelling, semi-elektrische auto’s (met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gram per kilometer) 15 procent, auto’s met een CO2-uitstoot van 51 tot 106 gram per kilometer 21 procent en de overige auto’s 25 procent. Let op! Deze voor 2016 geldende regels moeten op het moment van het schrijven van dit hoofdstuk nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.
Wat verder nog van belang is Eigen bijdrage voor privégebruik Is met de werkgever afgesproken dat de werknemer een eigen bijdrage betaalt voor het privégebruik? Dan wordt deze eigen bijdrage van de bijtelling afgetrokken. Er is dan alleen belasting verschuldigd over deze verlaagde bijtelling. Geen bijtelling bij weinig privégebruik Rijdt iemand niet meer dan 500 kilometer per kalenderjaar privé? Dan hoeft de werkgever niets bij het loon op te tellen. Hiervoor kan de Verklaring geen privégebruik auto worden gebruikt die kan worden gedownload op de website van de Belastingdienst. Geen bijtelling bestelauto voor zakelijk gebruik Is er sprake van een bestelauto van de werkgever die alleen voor werk wordt gebruikt? Dan kan een Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bij de Belastingdienst worden ingediend. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Wijzigingen in de motorrijtuigenbelasting (MRB) Grenzen CO2-uitstoot In 2014 en 2015 zijn personenauto’s vrijgesteld van MRB als zij niet meer dan 50 gram CO2 per kilometer uitstoten. Dit geldt voor auto’s die op diesel of andere brandstoffen rijden. Per 2016 geldt voor deze auto’s een korting van 50 procent op de MRB. Nieuwe regels voor oldtimers Er geldt sinds 1 januari 2014 een vrijstelling van MRB voor alle motorrijtuigen van 40 jaar en ouder. Voor oldtimers van 26 tot 40 jaar die op benzine rijden, bestaat een aangepast tarief. Voor oldtimers die op diesel of lpg rijden en jonger zijn dan 40 jaar, geldt dit aangepaste tarief niet.
31
MRB voor auto's met buitenlands kenteken De Belastingdienst controleert strenger op de betaling van MRB voor auto's met een buitenlands kenteken. De Belastingdienst krijgt hiervoor meer mogelijkheden om deze fraude aan te pakken. Onder andere door gebruik te maken van de gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP). Wie in de BRP is ingeschreven of ingeschreven hoort te zijn, is wettelijk verplicht MRB te betalen. Verder is de vrijstelling MRB voor mensen die niet in Nederland wonen, met ingang van 1 januari 2014 ingekort van 12 naar 6 maanden. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Wijzigingen belasting voor personenauto's en motorrijwielen (BPM) Het onderscheid tussen benzineauto’s en dieselauto’s voor de BPM vervalt met ingang van 1 januari 2015. De dieseltoeslag blijft bestaan. De vrijstelling van de BPM geldt alleen nog voor auto’s die 0 gram CO2 per kilometer uitstoten. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Welke belastingen heft de overheid over benzine en diesel? De overheid heft accijns, belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en voorraadheffing over benzine en diesel. Brandstofaccijns Accijns is een verbruiksbelasting die is verwerkt in de prijs van zowel benzine als diesel. De accijns wordt geheven per liter. BTW op benzine en diesel De BTW is een algemene verbruiksbelasting voor goederen en diensten. Voor benzine en diesel geldt het algemene tarief van 21 procent BTW. Voorraadheffing aardolieproducten Ondernemingen die een voorraad aardolieproducten aanhouden, moeten hierover voorraadheffing betalen. Uit deze heffing worden de exploitatiekosten van de stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) betaald. De COVA en het oliebedrijfsleven zorgen voor strategische olievoorraden in Nederland. Op grond van internationale afspraken is Nederland verplicht deze aan te houden. Het oliebedrijfsleven ontvangt geen wettelijke vergoeding.
32
Wat bepaalt de benzineprijs, dieselprijs en lpg-prijs? De hoogte van de benzineprijs, dieselprijs en lpg-prijs wordt in Nederland vooral bepaald door de belasting op brandstof. Maar ook andere factoren zijn van invloed op de prijs. Bijvoorbeeld de inkoopprijs van olie en de grootte van de olievoorraden op de wereldmarkt. Pomphouders bepalen zelf de prijs aan de benzinepomp. Factoren hoogte benzineprijs, dieselprijs en lpg-prijs De volgende factoren bepalen de hoogte van de benzineprijs, dieselprijs of lpg-prijs: • belastingen op brandstof, waaronder accijns en BTW; • de inkoopprijs van olie, gebaseerd op de internationale markt en uitgedrukt in dollars; • de koers van de dollar ten opzichte van de euro; • de verwachte prijs van brandstoffen op de wereldmarkt; • de verwachte productiecapaciteit van raffinaderijen; • de grootte van de voorraden op de wereldmarkt. Belastingen bepalen het grootste deel van de benzineprijs. Adviesprijs benzine en prijs aan de benzinepomp Oliemaatschappijen geven, op basis van de factoren hierboven, adviesprijzen af voor benzine, diesel en lpg. Pomphouders zijn niet verplicht om deze adviesprijzen te hanteren.
Woning √ Nieuwe opzet Woningwaarderingsstelsel De WOZ-waarde van een huurwoning gaat in het Woningwaarderingsstelsel ('puntensysteem') een rol spelen. De gewildheid en de locatie van een huurwoning komen zo beter tot uitdrukking bij de bepaling van de maximaal redelijke huurprijs. In het huidige stelsel worden oppervlakte en voorzieningen (keuken, sanitair, energieprestatie) gewaardeerd met punten die opgeteld een maximale huurprijs opleveren. De gewildheid en locatie van de woning komen minder goed tot hun recht. Door in de huurprijs de lokale marktsituatie mee te gaan wegen wordt investeren in nieuwe huurwoningen aantrekkelijker. Dit is belangrijk voor de doorstroming. In het herziene stelsel wil het kabinet de categorieën woonomgeving en woonvorm (eengezinswoning, flat) vervangen door een waardering op basis van de WOZ-waarde. Met deze vereenvoudiging weegt de WOZ-waarde voor ongeveer een kwart mee in het puntentotaal. Met behoud van de verdiencapaciteit voor verhuurders vervallen ook de zogeheten schaarstepunten ('Donnerpunten') in de 10 regio's waar de woningmarkt het meest gespannen is. De aanpassingen leiden ertoe dat afhankelijk van de WOZ-waarde de maximale huurprijs kan variëren. Het stelsel is zo ingericht dat daarbij in schaarstegebieden geen schokeffecten voorkomen.
33
Bovendien mag de huur niet verder stijgen dan met het jaarlijks vastgestelde wettelijke percentage. Een huurder kan om een huurverlaging vragen als de nieuwe maximale huurprijs onder het niveau van de feitelijke huurprijs komt. Het kabinet streeft ernaar het nieuwe Woningwaarderingsstelsel per 1 juli 2015 in te voeren. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Hypotheekvormen voor doorstromers Als u uw huidige woning verkoopt en een nieuwe woning koopt, krijgt u mogelijk te maken met nieuwe belastingregels rond de eigen woning en de hypotheekrenteaftrek. Het is afhankelijk van uw situatie voor welke hypotheekvormen u in aanmerking komt. Welke hypotheekvorm u kunt kiezen, is afhankelijk van uw situatie: • U verhuist en hoeft geen extra lening Verhuist u naar een andere woning, had u al een hypotheek op 31 december 2012 en heeft u geen aanvullende hypotheek nodig? Dan gelden de nieuwe belastingregels niet en kunt u uw huidige hypotheekvorm meenemen naar uw nieuwe woning. De geldverstrekker beoordeelt aan de hand van de geldende regels voor hypotheekverstrekking wat uw mogelijkheden op dat moment zijn. • U verhuist en heeft een extra lening nodig U krijgt te maken met de nieuwe regels als u een aanvullende hypotheek nodig heeft. Voor de aanvullende hypotheek geldt dat u deze binnen 360 maanden (30 jaar) geheel en minimaal annuïtair moet aflossen om in aanmerking te komen voor hypotheekrenteaftrek. Dit betekent dat u voor deze lening kunt kiezen tussen een annuïteitenhypotheek en een lineaire hypotheek. Voor de bestaande hypotheek blijven de huidige regels gelden. U kunt deze hypotheekvorm meenemen naar de nieuwe woning. U bent niet verplicht om bij dezelfde geldverstrekker te blijven. • U verkocht uw woning in 2012 en huurt sindsdien De jaren waarin u sinds 2001 renteaftrek hebt gekregen worden in mindering gebracht op de jaren dat u nog recht heeft op renteaftrek. Om recht op renteaftrek te behouden, moet u uw volgende hypotheek minimaal annuïtair aflossen. Hiervoor geldt de maximale termijn van 30 jaar. De jaren waarin u tot en met 2012 renteaftrek kreeg, worden in dit geval in mindering gebracht op het aantal jaren dat u nog recht heeft op renteaftrek, maar niet op het maximum aantal jaren dat u mag aflossen om op die renteaftrek recht te houden. • U heeft uw woning verkocht in 2013 en koopt een woning in 2014 Heeft u uw eigen woning, waarop een hypotheek rustte, verkocht in 2013? Dan valt u voor de hoogte van de hypotheekschuld van uw voormalige woning bij de aankoop van een nieuwe eigen woning in 2014 onder het overgangsrecht.
34
De overdracht van de woning moet dan wel plaatsvinden voor eind 2014. U bent dan niet verplicht om uw bestaande hypotheek minimaal annuïtair af te lossen. U kunt de bestaande hypotheekvorm meenemen naar de nieuwe woning. Heeft u een hogere hypotheek nodig, dan gelden voor het aanvullende deel de nieuwe belastingregels en moet u deze aanvullende hypotheek verplicht minimaal annuïtair aflossen. • U verkoopt uw woning in 2014 of erna en gaat huren Verkoopt u in 2014 of in de jaren erna uw woning, huurt u tussentijds een woning en koopt u vervolgens op een later moment een nieuwe woning? Dan valt u met uw bestaande hypotheek onder het overgangsrecht als u een nieuwe eigenwoningschuld aangaat binnen het lopende jaar of het daarop volgende kalenderjaar. Als u uw woning dus in 2014 verkoopt, moet uw hypotheek voor uw nieuwe woning voor eind 2015 passeren. En als uw woning in 2015 verkoopt, moet uw hypotheek voor uw nieuwe woning uiterlijk eind 2016 passeren, et cetera. Dan moet ook de overdracht van de woning hebben plaatsgevonden. Voldoet u hieraan, dan kunt u desgewenst uw bestaande hypotheekvorm meenemen naar de nieuwe woning. Heeft u een hogere hypotheek nodig, dan gelden voor dit deel wel de nieuwe belastingregels. De aanvullende hypotheek moet u minimaal annuïtair aflossen. Als het passeren van de hypotheekakte voor de aankoop van de nieuwe woning later plaatsvindt, dan moet u de volledige hypotheek voor de nieuwe woning minimaal annuïtair aflossen. (bron: vereniging eigen huis) ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Schenkingsvrijstelling coulant toegepast voor nieuwbouwwoning Mensen die in 2014 een eigen woning hebben die in aanbouw is, kunnen ook volgend jaar gebruikmaken van de tijdelijke verruiming van de schenkingsvrijstelling. Voorwaarde is dat ze in 2014 minimaal de eerste termijn van het aankoopbedrag voor de nieuwbouwwoning hebben voldaan. Dat heeft het kabinet op 17 oktober 2014 gemeld in antwoord op vragen van de Tweede Kamer. Mensen die gebruikmaken van de coulante toepassing van de regeling mogen het geldbedrag dat zij in 2014 belastingvrij hebben ontvangen en nog niet geheel in 2014 konden besteden, gebruiken om resterende aankooptermijnen die zich in 2015 aandienen, te voldoen. Afloop tijdelijke verruiming De tijdelijke verruiming van de schenkingsvrijstelling eindigt met ingang van 1 januari 2015. De regeling houdt in dat maximaal 100.000 euro belastingvrij mag worden geschonken als de ontvanger het geldbedrag gebruikt voor aankoop van een woning of aflossing van de hypotheek. Ook mag het schenkingsbedrag worden aangewend voor onderhoud of verbetering van de eigen woning.
35
Om aanspraak te kunnen maken op de tijdelijke verruiming moet de ontvanger in 2014 eigenaar zijn van de woning. Als de schenking wordt gebruikt voor aankoop van een woning of aflossing van de hypotheek, moet het bedrag voor 1 januari 2015 zijn overgemaakt aan de hypotheekverstrekker. Het is dus van belang dat een schenking tijdig wordt gedaan. Schenkingen die worden gebruikt voor verbouwing, onderhoud of verbetering van de woning kunnen nog tot 1 januari 2017 worden besteed. Daarbij geldt als voorwaarde dat de eigen woning waar het om gaat al in 2014 in het bezit is en dat de schenking voor 1 januari 2015 moet zijn ontvangen. Reguliere schenkingsvrijstelling Met ingang van 1 januari 2015 geldt weer de reguliere schenkingsvrijstelling voor de eigen woning. Die houdt in dat ouders eenmalig ruim 52.000 euro belastingvrij mogen schenken aan elk van hun kinderen in de leeftijd tussen de 18 en 40 jaar. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Steuntje in de rug voor vastgoedbezitters gaat verdwijnen Er is een regeling die zowel particulieren als ondernemers die (noodgedwongen) hun woning of bedrijfspand moeten doorverkopen fiscaal een steuntje in de rug geeft. Maar die regeling stopt op 1 januari 2015. Waar gaat het over? Toen de vastgoedmarkt stagneerde kon onvoldoende gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om bij doorverkoop van een woning of bedrijfspand een vermindering van de overdrachtsbelasting te claimen. Om de gehele vastgoedmarkt tegemoet te komen, heeft het kabinet besloten de termijn waarin deze vermindering geclaimd kan worden, tijdelijk te verlengen van 6 naar 36 maanden. De tijdelijke maatregel is een steuntje in de rug voor bijvoorbeeld particulieren die hun woning door moeten verkopen in geval van scheiding of wanneer zij een bestaande woning hebben gekocht en toch willen doorstromen naar een nieuwbouwwoning. Voor stellen die vlak na aankoop van een woning uit elkaar gaan, betekent dit dat zij nu meer tijd krijgen om tegen gunstigere voorwaarden de woning weer door te verkopen. Als de woning binnen 36 maanden wordt doorverkocht, hoeft de koper alleen over de meerwaarde en eventueel andere vergoedingen overdrachtsbelasting te betalen. Ook mensen die een nieuwbouwwoning willen kopen, maar tegen het schrikbeeld van dubbele woonlasten aanhikken, kunnen profiteren van de verlenging van de doorverkooptermijn. Veel potentiële kopers vrezen de oude woning niet tijdig te kunnen verkopen. Projectontwikkelaars kunnen door de maatregel deze groep makkelijker de garantie bieden dat zij de oude woning zullen kopen als het niet lukt om deze tijdig verkocht te krijgen.
36
Zij zullen zo’n garantie niet snel bieden bij de huidige doorverkooptermijn van 6 maanden, maar wel bij een langere duur. De projectontwikkelaar is dan weliswaar overdrachtsbelasting verschuldigd bij de aankoop, maar bij doorverkoop binnen 36 maanden hoeft dan alleen over de meerwaarde en eventueel andere vergoedingen overdrachtsbelasting te worden betaald. Hierdoor wordt de doorstroming op de woningmarkt bevorderd. Ook bij bedrijfspanden biedt de maatregel soelaas omdat het marktpartijen de mogelijkheid biedt om onroerend goed aan te kopen, te renoveren en up-to-date te verkopen, zonder dat er 2 keer over de gehele verkoopsom overdrachtsbelasting moet worden betaald. Ook hier geldt dat bij doorverkoop binnen 36 maanden de koper alleen over de meerwaarde en eventueel andere vergoedingen overdrachtsbelasting hoeft te betalen. Daarnaast wordt het met deze maatregel mogelijk het uitwinnen van hypothecaire zekerheid soepeler te laten verlopen. De geldverstrekker die - vaak noodgedwongen - de onroerende zaak zelf overneemt en binnen 36 maanden doorverkoopt, hoeft dan alleen over de meerwaarde de overdrachtsbelasting doorberekenen naar de volgende koper. De maatregel is ingegaan per 1 september 2012 en loopt tot 1 januari 2015. Dit houdt in dat als een woning of bedrijfspand in de periode van 1 september 2012 tot 1 januari 2015 wordt verkregen, bij een opvolgende verkrijging van deze onroerende zaak binnen 36 maanden slechts over de meerwaarde overdrachtsbelasting is verschuldigd. Kan ik nog gebruikmaken van de verruimde termijnen in de overdrachtsbelasting? U kunt tot en met 31 december 2014 nog gebruikmaken van 2 verruimde termijnen in de overdrachtsbelasting. Het gaat om de verruimde termijn van 36 maanden bij doorverkoop van een onroerende zaak. En om de verruimde termijn van 24 maanden bij samenloop van heffing van omzetbelasting (BTW) en overdrachtsbelasting. Overdrachtsbelasting bij doorverkoop Heeft u een huis, kantoor of ander vastgoed gekocht op of na 1 september 2012 tot 1 januari 2015? En verkoopt u dat pand binnen 36 maanden weer door aan een ander? Dan wordt bij deze opvolgende verkrijging alleen overdrachtsbelasting berekend over de meerwaarde van het pand. De verruimde termijn van 36 maanden geldt nog tot 1 januari 2015. Daarna geldt weer een termijn van 6 maanden. Vrijstelling overdrachtsbelasting bij samenloop met omzetbelasting (BTW) Verkoopt u nieuw zakelijk vastgoed dat al in gebruik is genomen of is verhuurd? Dan is daarover zowel BTW als overdrachtsbelasting verschuldigd. In bepaalde gevallen is er vrijstelling van overdrachtsbelasting mogelijk. Voor deze vrijstelling geldt nog tot 1 januari 2015 een verruimde termijn.
37
De vrijstelling geldt als de onroerende zaak binnen 24 maanden wordt verkocht: • na de eerste ingebruikneming, of • na de ingangsdatum van de verhuur (als deze ingangsdatum eerder is dan het tijdstip van ingebruikneming). Verder geldt de verruimde termijn alleen als de eerste ingebruikneming of de eerdere ingangsdatum van de verhuur ligt tussen 1 september 2012 en 1 januari 2015. Tijdelijke verruiming van de termijnen in de overdrachtsbelasting Beide maatregelen zijn genomen met het oog op de aanhoudend slechte situatie op de vastgoedmarkt. Zij moesten de vastgoedmarkt stimuleren. ⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘⌘ √ Tijdelijke regeling verbouwen en herstellen van woningen vervalt Het verbouwen en herstellen van woningen ouder dan 2 jaar valt tijdelijk onder het 6%-tarief. Het 6%-tarief geldt alleen voor werkzaamheden die u afrondt in de periode van 1 maart 2013 tot 1 juli 2015. Onder verbouwings- en herstelwerkzaamheden wordt verstaan: het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van (delen van) de woning. Let op! Het 6%-tarief geldt alleen voor het arbeidsloon, niet voor de meegeleverde materialen. Voorbeelden verbouwings- en herstelwerkzaamheden
Werkzaamheden die onder het 6%-tarief vallen zijn bijvoorbeeld: • het plaatsen, vernieuwen en onderhouden van de badkamer, toilet, keuken, invalidentrap, dakterras, veranda, dakkapel en serre; • het plaatsen, vernieuwen en onderhouden van de riolering binnen het perceel van de woning; • het plaatsen, vernieuwen en onderhouden van boilers, geisers, cv-installaties, gaskachels, houtkachels, warmtepompen, zonnepanelen, zonneboilers, zonwering, rolluiken, alarminstallaties, bliksemafleiders, airco-installaties en sauna’s, als die goederen in bouwkundig opzicht onderdeel (gaan) uitmaken van de woning; • het (aan)bouwen, vernieuwen (waaronder het slopen en opnieuw opbouwen) en onderhouden van garages, schuren, carports, erkers en dergelijke wanneer deze zich bevinden op hetzelfde perceel als de woning en de functie van het bijgebouw gelijk blijft; • het plaatsen en vernieuwen van (dubbel) glas; • het onderhouden (waaronder vegen) en vernieuwen van schoorstenen; • het onderhouden, vernieuwen en herstellen van een gevel; • het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van wandafwerking, zoals tegels die zodanig zijn aangebracht dat verwijdering daarvan schade toebrengt aan de wand als geheel;
38
• het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van vloeren die in bouwkundig opzicht onderdeel (gaan) uitmaken van de woning. Hieronder verstaat de Belastingdienst ook vloeren die zodanig zijn aangebracht dat verwijdering daarvan schade toebrengt aan de vloer als geheel. Bijvoorbeeld betonnen gietvloeren, plavuizen, tegels, terrazzo, kunststofvloeren en sommige parketvloeren. Ook het via volledige verlijming aanbrengen van (onder)tapijt rechtstreeks op de originele vloer of trap valt onder het 6%-tarief. • het renoveren en herstellen van een bejaardentehuis, aanleunwoning en appartementencomplex. Alleen die ruimten die ter beschikking staan van de bewoners (waaronder de gemeenschappelijke ruimten zoals de hal, trappenhuis, lift en recreatieruimten) worden als woning aangemerkt. • het verwijderen van asbest; • de werkzaamheden van de uitvoerder van de renovatie- en hersteldienst; • het ontwerpen en vervaardigen van bouwtekeningen door architecten en dergelijke ondernemers als zij tevens de renovatie van de woning begeleiden; • de arbeidskosten van hoveniers voor het aanleggen en onderhouden van tuinen bij woningen; • de arbeidskosten van de in opdracht van de opdrachtgever op maat gemaakte goederen die een onderdeel gaan vormen van de woning; Dit geldt zowel voor de op locatie gemaakte goederen als de in de eigen bedrijf gemaakte goederen. Bijvoorbeeld inbouwkasten, deuren, kozijnen en dakkapellen.
Werkzaamheden die niet onder het 6%-tarief vallen zijn bijvoorbeeld: • het ophangen, vernieuwen en onderhouden van gordijnen; • ongediertebestrijding; • het glazenwassen van woningen. Het glazenwassen binnen de woning valt onder het schoonmaken in woningen en valt dus onder het 6%-tarief. • het slopen van een bestaande woning en het bouwen van een nieuwe woning. Er is dan sprake van een nieuwe onroerende zaak. • sloopwerkzaamheden die niet in het kader van renovatie- en herstelwerkzaamheden plaatsvinden. Wat wordt verstaan onder een woning ouder dan 2 jaar? Het 6%-tarief voor het verbouwen en herstellen, isoleren, schilderen, stukadoren, behangen en schoonmaken geldt alleen als het om een woning gaat. Dat wil zeggen: als die is bestemd voor permanente bewoning door particulieren. Hieronder vallen: • woningen die tijdelijk leeg staan; • aanleunwoningen bij verzorgings- en verpleeginstellingen; • de ruimten in bejaarden-, verpleeg- en verzorgingsinstellingen die ter beschikking staan van de bewoners; • gemeenschappelijke ruimtes in gebouwen die door meer mensen bewoond worden; • studentenwoningen;
39
• kloosters voor zover die in gebruik zijn voor permanente bewoning; • een tweede woning die permanent bewoond mag worden; • woonboten en woonwagens. Hierbij gelden 2 voorwaarden: de woonboot of woonwagen moet aangesloten zijn op verschillende voorzieningen, zoals gas, water en licht. Daarnaast moet de woonboot of -wagen alleen bestemd zijn om permanent op 1 plek bewoond te worden. • garages, schuren, serres, aan- en uitbouwen die op hetzelfde perceel als de woning liggen. Tuinen horen niet bij de woning. • garages die tot hetzelfde gebouwencomplex behoren als de woning; • panden die als woning en als bedrijfsruimte gebruikt worden, als meer dan 50 procent van het pand als particuliere woning gebruikt wordt. Als het pand voor minder dan 50 procent als particuliere woning gebruikt wordt, mag u alleen voor werkzaamheden in het woongedeelte het 6%-tarief toepassen.
Niet als woning gelden: • bedrijfsgebouwen en bedrijfsruimtes; • afzonderlijke garageboxen; • vakantiewoningen die niet permanent bewoond mogen worden; • hotels en pensions; • asielzoekerscentra; • ziekenhuizen • internaten
40
Wijze Raad 2015 Voor ondernemers en ondernemende particulieren Wijze Raad 2015 is een uitgave van Fiscanet; Redactie Felix Peppelenbosch en Lilian Bergmans, in samenwerking met Novak. © 2014 Fiscanet | Novak Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op een andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Disclaimer Bij het samenstellen van deze uitgave is de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. De juistheid en volledigheid van de inhoud kan echter niet worden gegarandeerd. De samenstellers en de uitgever accepteren dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welk aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze uitgave.
41