Wereld Burger
BELGIE - BELGIQUE 8500 KORTRIJK 1 AFDELING 2 4/1132
1
wereldnieuws in zakformaat
WIJ WILLEN SCHONE
Wereldburger is een driemaandelijkse uitgave van Wereldsolidariteit Wereldsolidariteit vzw - Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel 16de jaargang • april - mei - juni 2014 • Afgiftekantoor Kortrijk 1 • afdeling 2 • erkenning P309504
KLEREN!
In deze krant WIJ WILLEN SCHONE KLEREN ‘Made in Bangladesh’ Een blogger vanuit Dhaka Campagne ‘Wij willen schone kleren’
p4 p6 p7
Zij maken uw kleren voor niks Verhaal Sony Akhtar
p 10
DE STEM VAN KLEDINGARBEIDSTERS
p 11
Zij maken uw kleren voor niks Verhaal Shahida Akhtar
p 17
CAMBODJA IN BEELD
p 18
WERELDBURGER AAN HET WOORD
p 21
Ceo Mayerline, Patrik Geurts
Wereldburger wordt uitgegeven door: Wereldsolidariteit vzw Haachtsesteenweg 579 1030 Brussel Tel: 02 246 36 71
[email protected] www.wereldsolidariteit.be Redactie Cedric Lagast, Annemie Janssens, Lieve Van den Bulck, Jef Van Hecken en Jaklien Broekx De artikels zijn geschreven mid januari 2014, tenzij anders aangegeven. Voor recente informatie, surf naar www.wereldsolidariteit.be
ACTUEEL p 24 Eindredactie Schone Kleren Tour
Jaklien Broekx Foto’s Wereldsolidariteit, tenzij anders vermeld bij de foto
De Wereldburger wordt gesubsidieerd door DGD, gedrukt op chloorvrij papier, in het meest economische formaat en verzonden op de goedkoopste manier.
Contactgegevens van onze medewerkers in jouw regio:
www.wereldsolidariteit.be/regionaal
Coverfoto Karel Hemerijckx Lay-out en druk: Gevaert Graphics Verantwoordelijke uitgever: Andre Kiekens
Wereldsolidariteit dankzij jouw steun op nummer: BE96 7995 5000 0005 - BIC GKCCBEBB Wereldsolidariteit in Noord en Zuid is mogelijk dankzij de steun van: S PA A R B A N K
Hallo Wereldburger, ‘Moet ik me schuldig voelen?’ Schone kleren kopen was in onze familie een druk besproken onderwerp op ons jaarlijks nieuwjaarsfeestje. Mijn nichtje: ‘Het laatste half jaar ben ik H&M niet meer binnen geweest, nochtans mijn favoriete winkel. Bij elk kledingstuk dat ik wil kopen vraag ik me af of het wel in goede omstandigheden gemaakt is. In de winkel vind ik het antwoord niet, daarom koop ik er niets meer.’ De ogen van mijn zus smeekten om een verlossend antwoord. ‘We kunnen toch niet in onze blote lopen! Maar als ik kleren koop, voel ik me schuldig,’ voegt mijn jongste broer er schalks aan toe. Die opmerking was raak. ‘Je schuldig voelen, hoeft echt niet’, probeerde ik. Neen: mijn nichtje, zus noch broer zijn rechtstreeks betrokken bij de aansturing van de kledingproductie in Azië. ‘En bepaalde winkels vermijden lijkt me ook niet de beste aanpak,’ leg ik uit. ‘Je bent immers niet zeker of de productie van een andere keten in betere arbeidsomstandigheden gebeurt.’ De schrijnende toestanden waarin onze kleding gemaakt wordt, zijn ons het voorbije jaar meer dan ooit duidelijk geworden. In Bangladesh vonden meer dan tweeduizend arbeidsters de dood, zwoegend tegen een hongerloon in vaak erg onveilige fabrieken. Zij werkten om hun familie en kinderen een betere toekomst te geven. De beelden van brandende fabrieken en instortende gebouwen blijven op ons netvlies gebrand. Velen onder ons willen niet hulpeloos blijven toekijken. Winkels mijden of met een schuldgevoel gaan shoppen is dus niet het gepaste antwoord. We mogen gerust kleren blijven kopen uit Azië, want met een boycot zijn de kledingarbeidsters in Bangladesh, Cambodja of Indonesië niet geholpen. Als niemand nog die kleren koopt gaan de fabrieken dicht en hebben deze mensen géén inkomen meer. Ik ga ook niet vragen om dieper in je geldbeugel te tasten. Het is een mythe dat duurdere kleding garant staat voor betere arbeidsomstandigheden. Loon en veilig werk zijn maar een fractie van de prijs die je in de winkel betaalt: maximum 5 % van de winkelprijs van een kledingstuk gaat naar de naaister in Bangladesh. Wat dan wel? Als ethisch bewuste consument kan je je informeren en vragen stellen in de winkel over ‘waar en in welke omstandigheden kleren gemaakt worden’. Als klanten massaal aangeven dat ze schone kleren willen, dan moeten de kledingwinkels wel volgen: ‘klant is koning’, toch? Laatst was ik op de Meir in Antwerpen en vroeg ik of een bepaalde jeans gezandstraald was, want deze techniek is erg schadelijk voor de arbeiders. De verkoopster wist me te vertellen dat ze nu andere technieken, met puimstenen, gebruiken. En ze verwees me ook naar hun website. Droom ik hardop als ik vraag dat in elke kledingwinkel deze informatie online ter beschikking gesteld wordt? Toegegeven: mijn deskundigheid inzake shoppen is eerder bescheiden. Maar mijn broer, zus en nichtje voelen zich al een stuk beter met mijn koopadvies rond schone kleren. Jef Van Hecken, Dhaka, 12 januari 2014 WS-medewerker in Bangladesh
3
4
Op 24 april 2013 stortte het Rana Plaza – complex in Dhaka Bangladesh in. Hierbij kwamen 1129 kledingarbeidsters om het leven: de grootste industriële ramp in de kledingsector ooit. Vijf maanden voordien stierven meer dan 100 mensen in een brand van Tazreen Fashions. Slechts twee rampen in een hele reeks ongelukken in de Bengaalse kledingfabrieken. Ondertussen is er een veiligheidsakkoord afgesloten, ondertekend door meer dan 115 westerse merken en modebedrijven, die in Bangladesh kleren bestellen. Is dit een historische stap naar meer veiligheid voor de stiksters die onze kleren maken? Een beeld dat de hele wereld rondging Het zogenaamde Brand- en Gebouwveiligheidsakkoord voor Bangladesh(*) wordt gezien als een historisch akkoord omdat het de eerste keer is dat merken ook gaan betalen voor de renovaties en zo expliciet hun verantwoordelijkheid nemen. De eerste stappen naar een veiligere kledingindustrie in Bangladesh. Meer dan 1600 fabrieken zullen door deskundigen geïnspecteerd worden inzake (brand-)veiligheid. De eerste inspecties zijn gestart in november 2013. ‘Zonder deze aanpak zullen we nog verschillende Rana Plaza’s meemaken,’ is een veelgehoorde opmerking in Bangladesh. Inves-
teren in brand- en gebouwveiligheid is absoluut nodig om toekomstige rampen te vermijden. De Schone Kleren Campagne en Wereldsolidariteit vragen met klem dat de bedrijven die aankopen in Bangladesh alsnog het akkoord ondertekenen en vooral mee uitvoeren. Hopelijk kan dit akkoord ook model staan voor andere landen, zoals Cambodja, Pakistan, China, Indonesië en Myanmar. En helemaal goed zou zijn als er een gelijkaardige samenwerking wordt uitgewerkt voor andere problemen in de kledingsector zoals het uitblijven van een leefbaar loon en kortetermijncontracten.
(*) Het Veiligheidsakkoord, ondertussen ondertekend door meer dan 115 modemerken en kledingketens, bevat volgende elementen: • • • • • •
Onafhankelijke en transparante fabrieksinspecties waarbij de rapporten worden gepubliceerd. Verplichte doorvoering van verbeteringen bij gebreken aan de gebouwen. Toegang voor vakbonden in de fabrieken. Oprichting van gezondheid- en veiligheidscomités voor de werknemers. Het recht voor werknemers om onveilig werk te weigeren (in lijn met IAO conventie 155). Cruciaal in het akkoord is dat merken zich ook engageren om de renovaties te betalen om de fabrieken veilig te maken. Hierdoor kan het akkoord mensenlevens redden.
Voor de gedetailleerde inhoud van het akkoord en een up-to date lijst van ondertekenaars: www.bangladeshaccord.org
© Taslima Akhter
MADE IN BANGLADESH
Wij willen Schone Kleren
Het minder goede nieuws is dat negen maanden na de ramp de gewonde werknemers en de families van overledenen nog altijd wachten op een eerlijke schadevergoeding, compensatie voor omgekomen slachtoffers en blijvend gekwetste arbeidsters, voor het verlies aan inkomen en voor de medische kosten. De Bengaalse overheid, de fabriekseigenaars en de westerse modemerken zijn hier aansprakelijk voor. Naast de fysieke pijn en de psychische trauma’s, is ook de financiële situatie van de betrokken arbeidsters acuut. De medische kosten stapelen zich op, zonder dat ze een inkomen hebben. Sommige modemerken hebben al initiatief genomen, maar een overkoepelende aanpak blijft uit. Daarom heeft de Internationale Arbeidsorganisatie samen met vakbonden, ngo’s, de Bengaalse overheid en een aantal betrokken merken een voorstel voor een gezamenlijke compensatieregeling uitgewerkt. Het blijft de vraag welke kledingketens die bij Tazreen en/of Rana Plaza kleren bestelden, in dergelijke regeling zullen stappen. Eind 2013 doen Loblaw, Primark, Bon Marché en El Corte Inglés alvast mee voor de slachtoffers van Rana Plaza. Waar wachten de andere merken nog op?
Hongerlonen Na de instorting van Rana Plaza werd opnieuw duidelijk dat kledingarbeidsters aan een hongerloon werken. Soms moet zelfs meer dan driekwart van het loon aan huur van een krot betaald worden. Dit probleem stelt zich niet enkel in Bangladesh; kledingarbeidsters kunnen zo goed als nergens in Azië met het verdiende loon in hun levensonderhoud voorzien. Maar het minimumloon van 3000 taka (30 euro) per maand voor de stiksters was wel extreem laag. In de nasleep van Rana Plaza riep de Bengaalse regering daarom een zogenaamde looncommissie in het leven om een voorstel van nieuw minimumloon uit te werken, die berekende ondertussen dat een leefbaar loon 100 euro zou moeten zijn. De vakbonden stelden een minimumloon voor van 8114 taka (81 euro), gebaseerd op de voedselprijzen en de verschillende noodzakelijke kosten (wonen, gezondheid, onderwijs,…). De werkgevers wilden niet meer dan 3600
taka (36 euro) betalen, wat zelfs de kostenstijging door de inflatie niet dekt. Als gevolg hiervan brak in september 2013 massaal protest uit waardoor minstens 400 kledingfabrieken tijdelijk hun deuren moesten sluiten. Ondertussen is het maandloon verhoogd tot 50 euro, maar dit is nog ver van de 81 euro die de vakbonden als minimumloon vragen: nochtans een redelijke eis.
Facts & figures Bangladesh • Tweede grootste kledingproducent na China • 5000 fabrieken • Meer dan 4 miljoen mensen werken in de kledingindustrie, voornamelijk vrouwen • Kledingindustrie zorgt voor 76% van de export • Meer dan 2000 doden bij branden en instortingen sinds 2005 • Laagste lonen in Azië: minimumloon 50 euro/maand, vakbonden eisen 81 euro • Vakbondsleden worden geïntimideerd of ontslagen
© Karel Hemerijckx
Eerlijke compensatie
5
Alenur Begum (35) ‘Ik raakte gewond in de brandende Tazreenfabriek, maar niemand helpt me’
6
dossier Wij willen GUINEE Schone Kleren
Een blogger vanuit Dhaka ‘Bangladesh heeft voldoende wetgeving die werknemers de mogelijkheid geeft om zich vrij te organiseren. Dat is niet het probleem. De internationale arbeidsnormen zijn onderschreven. Maar het is de omzetting naar de praktijk die ontbreekt’, benadrukt Van Hecken vanuit Dhaka. Het is bijzonder moeilijk om in Bangladesh als vakbond een officiële erkenning te krijgen van het ministerie van Arbeid. ‘De regelgeving voorziet dat een aanvraag tot vakbondserkenning de namen van de leiders en leden moet bevatten. Het ministerie zendt deze namenlijst ter controle naar de onderneming. Met als gevolg dat de betrokken werknemers ontslagen worden vooraleer van effectieve vakbondserkenning sprake is. Deze werkwijze speelt in de kaart van de bedrijfsleiders van de kledingfabrieken en maakt echt vakbondswerk in de sector zo goed als onmogelijk’, aldus Van Hecken.
Vernieuwen van het volledige personeelsbestand is hier een strategie om vakbondswerk in de kiem te smoren
Ontslag en intimidatie zijn schering en inslag in de kledingsector in Bangladesh. ‘Dikwijls hebben arbeiders geen geschreven contract, zodat het bijzonder moeilijk is om voor je rechten op te komen. Als je baas dan nog weigert je rechtmatige (karige) loon op tijd uit te betalen, dan ben je helemaal een gevangene. Een andere strategie om vakbondswerk in de kiem te smoren is alle arbeiders de laan uit te sturen en nieuwe mensen aan te werven. Zo zijn er fabrieken waar geen enkele arbeider langer dan vijf jaar in dienst is. Op die wijze vermijdt de onderneming ook dat ze anciënniteitsvergoedingen moet betalen. Sommige eigenaars deinzen er zelfs niet voor terug hun bedrijf te sluiten en enkele maanden later opnieuw te starten met nieuwe arbeiders’, weet Van Hecken. Veiligheidscomités zijn in de Bengaalse kledingfabrieken amper aanwezig. ‘Eind 2012 hadden slechts 134 van de meer dan 5000 kledingbedrijven een comité. In de praktijk zijn daarvan amper 20 effectief werkzaam. Op andere plaatsen heeft het management dergelijk comité samengesteld, zonder de verplichte verkiezing door de arbeiders zelf. Het zijn zogenaamde ‘pocket comités’ om de buitenwereld, inclusief de merken, zand in de ogen te strooien. Ze spelen geen rol van betekenis, zelfs niet met betrekking tot veilige werkomstandigheden’, aldus Jef Van Hecken. Syndicaal werk is in de Bengaalse kledingindustrie dus bijzonder moeilijk. ‘Vakbondswerk gebeurt hier vooral buiten de fabriekspoorten. Maar ook dat is geen sinecure, al is het maar omdat arbeiders heel veel van werkgever veranderen. In de praktijk riskeert een syndicalist hier zijn inkomen, intimidatie – ook van zijn gezinsleden – en fysiek geweld’, vertelt onze man in Dhaka. ‘Het is dan ook geen wonder dat er geen sterke vakbonden zijn in Bangladesh. Werknemers zien straatgeweld vaak als enige uitweg om hun woede en hun eisen kenbaar te maken. De meeste vakbonden hebben slechts 1000 tot 1500 leden. NGWF, de grootste vakbond die ook lid is van de internationale Schone Kleren Campagne, telt 37.000 leden.’ besluit Van Hecken. jefasia.blogspot.be
De toestand in Bangladesh wordt op de voet gevolgd door Wereld solidariteit-medewerker Jef Van Hecken. Hij woont en werkt in Dhaka. Op 8 mei 2013 legt hij uit in zijn blog waarom vakbonden zo moeilijk van de grond geraken in Bangladesh.
Wij Willen
7
De Rana Plaza-ramp heeft de wereld geschokt, ook de westerse kledingindustrie voelt zich mee verantwoordelijk. De consumenten zijn mondiger dan ooit en willen graag ‘schone kleren’ kunnen kopen. Wereldsolidariteit wil dit momentum aangrijpen om in het voorjaar van 2014 massaal actie te voeren en heel concreet Belgische kledingketens mobiliseren om ‘schone kleren’ in de rekken te hangen.
Wat is ‘schoon’? Voor Wereldsolidariteit en de Schone Kleren Campagne is het belangrijk dat bedrijven een goede gedragscode hebben en naleven, voor heel hun productieketen. Ze garanderen hiermee dat ze alleen kleding verkopen die gemaakt is in correcte omstandigheden: leefbare lonen, het recht op organisatie, geen gedwongen overwerk, geen discriminatie, veilige en gezonde werkomstandigheden, geen dwangarbeid en geen kinderarbeid. Deze basisvoorwaarden stemmen overeen met internationaal erkende arbeidsnormen. En de bedrijven moeten meewerken aan een onafhankelijke controle op de naleving van deze voorwaarden.
Goed bezig Heel veel kledingketens en merken hebben momenteel een gedragscode op papier, vaak onder druk van de consument. De grote vraag is of deze code ook wel echt in praktijk wordt nageleefd, in de fabrieken waar zij hun orders plaatsen. Een goede vakbondswerking op de werkvloer is de beste garantie hiervoor. Op vlak van ‘leefbaar loon’ en ‘onafhankelijke controle’ scoren heel wat bedrijven minder goed. Toch zijn er ook bedrijven die grote stappen zetten in de richting van schone kleren. Merken en modeketens die lid zijn van de Fair Wear Foundation (FWF) hebben een goede gedragscode die ze moeten toepassen
V.U. Andre Kiekens, Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel - Vrij van zegel, art 198, Codex 7
schone kleren
Steun
K l e D in G
ARBeiDSteRS in BAnGlADeSh
Be96 7995 5000 0005
ontwerp je eigen t-shirt op wijwillenschonekleren.be
-inclusief leefbaar loon en vakbondsvrijheid- en ze onderwerpen zich aan externe controle, wat ontzettend belangrijk is. Ondermeer de bekende merken Filippa K, Jack Wolfskin, McGregor en Kuyichi zijn aangesloten bij FWF. Momenteel zijn slechts 4 Belgische bedrijven lid, waaronder de modeketen Mayerline. Omdat de kledingketen zo ingewikkeld is, met onderaannemingen en verschillende leveranciers, ben je nooit 100% zeker dat alles ‘schoon’ is, ook bij deze bedrijven niet. Maar de FWF-leden zetten alvast heel grote stappen.
Schone Kleren Campagne De Schone Kleren Campagne (SKC) is uitgegroeid tot een wereldwijd netwerk dat zich inzet voor arbeiders in de wereldwijde kleding- en sportgoederenindustrie. Het netwerk wil de uitbuiting van werknemers in lageloonlanden stoppen door de politiek, de consumenten, de producenten en merken voor hun verantwoordelijkheid te stellen. In 17 landen in Europa is er een Schone Kleren Campagne. In België heb je een Vlaamse en Waalse campagne. De Vlaamse SKC wordt gecoördineerd door Wereldsolidariteit en zoals in andere landen is dit een coalitie van vakbonden, consumenten- en noordzuidorganisaties. www.cleanclothes.org- www.schonekleren.be
8
Wij willen Schone Kleren
Dit is Belgisch
Drie eisen
Begin 2014 zijn vier Belgische bedrijven lid van FWF: ACP duurzame promo- en werkkleding, Mayerline, Stanley & Stella en de Cotton Group/B&C. Dit aantal wil Wereldsolidariteit met haar campagne minstens verdubbelen zodat er meer ‘schone kleren’ in de winkelrekken hangen. Want dat is de grote vraag van de ethisch bewuste consument. Wereldsolidariteit werkt hiervoor samen met de vakbond LBC-NVK die ook syndicaal actief is in de modebedrijven. De syndicale vertegenwoordiging in bedrijven als Bel&Bo, C&A, AS Adventure en E5-mode gaat dit aankaarten bij hun directies. Hopelijk laat ook JBC, de derde grootste speler op de Belgische kledingmarkt, zich inspireren door Mayerline dat sinds juli 2013 tot de JBC-groep behoort? Bij een aantal van bovengenoemde bedrijven beweegt er al iets: zowel C&A als JBC ondertekenden reeds het Veiligheidsakkoord voor Bangladesh. Maar zetten ze uiteindelijk ook de stap naar de FWF? Ook andere Belgische kledingketens kunnen vragen verwachten van Wereldsolidariteit. Wordt zeker vervolgd.
Heel concreet schuift de campagne drie eisen naar voor. Veilige en gezonde werkomstandigheden is de eerste. Voor de bedrijven die in Bangladesh laten produceren, betekent dit concreet de ondertekening en uitvoering van het Veiligheidsakkoord. JBC en C&A staan al op de lijst van de ondertekenaars, wat Wereldsolidariteit uiteraard toejuicht. Andere bedrijven hebben nog niet getekend, vaak zijn ze minder transparant of ze wel in Bangladesh laten produceren. Het is een te gemakkelijk excuus om dan te schermen met inkoopagenten die niet willen prijsgeven waar ze inkopen. De tweede en cruciale eis is ‘leefbaar loon’. Als norm nemen we dat wat vakbonden in de productielanden als ‘leefbaar’ vooropstellen. In Bangladesh is dat 81 euro, in Cambodja is 120 euro een leefbaar loon. Onze derde eis is vakbondsvrijheid en onafhankelijke controle. Vakbonden zijn de beste garantie voor goede en gezonde werkomstandigheden. We doen een oproep aan Belgische bedrijven om zich aan te sluiten bij de Fair Wear Foundation, als beste multistakeholdersinitiatief met een onafhankelijke controle en een groeipad naar ‘leefbaar loon’.
Kledinglabel Om die eisen kracht bij te zetten, brengt Wereldsolidariteit schone actie t-shirts in stelling. Gewone maten en extragrote modellen, met de dringende oproep ‘wij willen schone kleren’. Hierop verzamelen actievoerders kledinglabels van bewuste consumenten. Deze t-shirts -met hopelijk duizenden labels- zullen uiteindelijk belanden op de directietafel van de bovengenoemde kledingketens. Zij krijgen van ons ‘schone kleren’ cadeau. Wij rekenen ook op jouw label. Ontwerp je eigen protest t-shirt op www.wijwillenschonekleren.be Jaklien Broekx
9
Een leefbaar loon moet de consument niet voelen Een Bengaalse stikster verwoordt het zo: ‘De arbeidsters weten niet hoe de eindjes aan elkaar te knopen en ondertussen gaat de internationale kledingindustrie met grote winsten lopen. Wij werken hard en vooral lang om de winsten mogelijk te maken’. Op de illustratie hieronder is de prijs van een t-shirt opgesplitst. De Bengaalse werkneemster verdient 18 eurocent, amper 0,6 % van de totale verkoopprijs. Een verdubbeling van de lonen zou in Bangladesh een wereld van verschil kunnen maken, maar hoeft amper een weerslag op de verkoopprijs in België te hebben.
De Fair Wear Foundation (FWF) wordt door de internationale Schone Kleren Campagne gezien als het meest vooruitstrevende initiatief op het gebied van het verbeteren van arbeidsrechten in de kledingindustrie. Bedrijven, werkgeversfederaties, vakbonden en ngo’s werken hierin samen. De gedragscode van FWF bevat de belangrijkste normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), inclusief het uitbetalen van een leefbaar loon. Erg belangrijk ook is dat organisaties van arbeiders zelf worden betrokken bij controles en het uitvoeren van verbeteringen in fabrieken. Bedrijven aangesloten bij FWF zeggen dat ze mee verantwoordelijk zijn voor de werkomstandigheden bij hun leveranciers. Alle partijen streven naar eerlijke omstandigheden in de hele productieketen. Fabrieken worden regelmatig onafhankelijk gecontroleerd door lokale teams van specialisten. Daarnaast kunnen arbeiders ook altijd zelf een klacht indienen. FWF gaat er vanuit dat arbeiders zelf het beste weten wat er in hun fabriek speelt. Bedrijven worden begeleid om stapsgewijs richting ‘schone kleren’ te gaan. Ondertussen zijn meer dan 90 bedrijven lid van FWF; zij vertegenwoordigen 120 merken, verkocht in meer dan 20.000 winkels in meer dan 80 landen. Een overzicht van de bedrijven/merken aangesloten bij FWF: www.fairwear.org/36/brands
10
Zij maken uw kleren voor niks
© Karel Hemerijckx
Sony en Shahida zijn de vrouwen die onze kleren maken in de naaiateliers van Bangladesh. Voor een hongerloontje werken ze elke dag weer urenlang aan de t-shirts, hemden en broeken die u en ik straks in de Vlaamse winkelstraten zullen kopen. Hun familie hebben ze moeten achterlaten en ze riskeren hun leven in wankele en brandonveilige fabrieken. Journalist Cedric Lagast van het Nieuwsblad en fotograaf Karel Hemerijckx zochten hen op in de sloppenwijken. Hieronder en op p. 17 kan je hun verhaal lezen.
‘Ik zwoeg tot diep in de nacht om in leven te blijven’ om 8 uur achter onze naaimachine zitten. Wie drie keer te laat komt, verliest een dag loon. Ik werk lange dagen: normaal tot 20 uur, maar vaak tot 22 uur. En regelmatig, als er weer eens een dringende bestelling is, moeten we tot 3 uur ‘s nachts doorwerken. Dan is er ook geen bus meer die me naar huis kan brengen, en moet ik een collega zoeken die me een slaapplaats wil geven.
Sony Akhtar (20) • Ongehuwd • Naait labels in T-shirts • Verdient 4.400 taka (44 euro) per maand • Betaalt 2.000 taka (20 euro) huur voor een kamertje • Spendeert elke maand 2.000 taka (20 euro) aan rijst, aardappelen en groenten ‘Ik droomde ervan om dokter te worden, om mensen te helpen, maar er was geen geld om mij te laten studeren. Ik ben opgegroeid bij mijn grootouders in Manikgonj. In december 2010 ben ik weggelopen en helemaal alleen naar Dhaka getrokken. De eerste drie maanden waren onmenselijk hard. Maar ik hield vol.
Te laat voor de bus We maken felgekleurde t-shirts voor Europese mannen. Ik naai de labels in de t-shirts: eentje met de merknaam en een tweede met de wasvoorschriften. Welk merk weet ik niet, ik kan jullie westerse alfabet niet lezen. Elke dag sta ik om 5 uur op, om te bidden. Om 7 uur pikt een bus van de fabriek me op, want we moeten
De fabriek betaalt me elke maand 4.400 taka (44 euro). Daarvan moet ik 2.000 taka (20 euro) afgeven om een kamer te huren. Ik geef elke maand 2.000 taka uit aan eten: rijst, aardappelen, groene pepers en wat groenten. Eén keer per week kan ik vlees of vis eten.
Bruidsschat Het is een zwaar leven, omdat ik bijna elke dag moet werken. Ook op vrijdag, wat in Bangladesh een vaste rustdag is. De baas wil vaak dat we dan toch komen om de bestellingen af te werken. Om te dansen, of om met vriendinnen plezier te maken, heb ik geen tijd. Ik heb al mijn centen nodig om eten te kopen en in leven te blijven. Er is niemand die voor me zorgt. Vrienden heb ik niet. Vrienden zorgen alleen voor problemen. Ik wil ze niet. Ik heb geen dromen meer. Ik hoop alleen nog dat ik ooit genoeg geld zal hebben, om te kunnen trouwen met een jongen en om kinderen te krijgen. Een vrouw moet daar geld voor hebben, een bruidsschat. Nog geen enkele man heeft daarom om mijn hand gevraagd.’
De stem van kledingarbeidsters
produceren consumeren verbonden
‘Wij wat jullie en dus zijn we met elkaar ’
Het zijn woelige tijden in Bangladesh. Straatprotest haalt de krantenkoppen. Er heerst grote onrust in de kledingsector. Kledingarbeidsters wachten nog steeds op enige verbetering van de werkomstandigheden. Zijn die 1200 collega’s dan toch voor niets gestorven? Wanneer krijgen ze een leefbaar loon en veilige werkplaatsen? Eerlijk gezegd, je zou voor minder de moed verliezen. Ik begrijp de woede, die vaak in straatrellen uitloopt. Maar hoe denken de kledingarbeidsters er zelf over? Ik ging het vragen aan Amin, voorzitter van NGWF, de meest dynamische vakbond van het land. Ik moet kilometers te voet en ommetjes maken om straatgeweld te mijden want een algemene staking heeft delen van de hoofdstad lamgelegd. Amin blijkt eens te meer tot over zijn oren in de onderhandelingen te zitten. Dan maar een interview in drie delen, op drie verschillende dagen. Dit is Bangladesh.
11
12
dossier De stemGUINEE van kledingarbeidsters
Rana Plaza: een keerpunt Op 24 april 2013 stortte Rana Plaza in met 1129 doden en meer dan 2000 gewonden. De internationale gemeenschap reageerde en onder druk van de consumenten hebben meer dan 115 kledingmerken een overeenkomst gesloten. Is er ondertussen iets veranderd? Amin: ‘De kledingarbeiders zijn zich duidelijk meer bewust van het belang van veiligheid op het werk. Hetzelfde kan niet van de werkgevers gezegd worden. Maar onder druk van de internationale gemeenschap zullen ze toch in meer veiligheid moeten investeren. Bijna dagelijks zijn er nu vergaderingen, demonstraties en allerlei initiatieven die de nadruk op meer veiligheid leggen. De media ondersteunen die acties. Je kan duidelijk zien dat eigenlijk de ganse samenleving in beweging komt, dus niet meer alleen de werknemers en vakbonden. Het draait altijd om twee eisen: veilige gebouwen en leefbare lonen. Studiecentra pleiten zelfs voor hogere lonen dan waarvoor vakbonden ijveren. Een gevoelige aanpassing van het minimumloon is essentieel voor de arbeiders. Wat zijn ze immers met een hongerloon in een veilig fabrieksgebouw? De vakbonden eisen 80 euro, anderen zelfs 100 en dit terwijl het huidig minimumloon 30 euro bedraagt.’
En heeft het akkoord dat de kledingmerken sloten om werk te maken van meer veiligheid effect? Of wordt het weer snel business as usual? Amin: ‘Ik ben eerder optimistisch. Bij vroegere acties was er enkel discussie en druk op de merken, dus veel woorden. Maar nu is er, voor het eerst, een engagement op papier om de komende vijf jaar veel geld te investeren om de fabrieken veiliger te maken. Meer dan 100 kledingmerken hebben hun handtekening onder dat akkoord gezet. Dat is zeker geen vodje papier. De internationale druk zal blijven en dat helpt om de beloofde verbeteringen zeker uit te voeren. Daarnaast komen ook verschillende regeringen met veel geld over de brug: Nederland, Verenigde Staten, Groot Brittannië en Japan.’ Is het niet in de eerste plaats aan de Bengaalse bedrijven en jullie eigen overheid om actie te ondernemen? Amin: ‘Lokale ondernemers nemen geen enkel initiatief. En hun verwevenheid met de politiek is zo groot dat de overheid eigenlijk ook niet echt omziet naar de arbeiders. Maar laten we niet vergeten dat de internationale gemeenschap ook een grotere verantwoordelijkheid draagt. De kledingindustrie is internationale business en de merken zijn de belangrijkste actoren. Zij zijn in de eerste plaats uit op winst, en willen produceren tegen een zo laag mogelijke kost. Precies daardoor wordt amper geïnvesteerd in veiligheid. Neen, de internationale ondernemingen die de bestellingen plaatsen hebben het meeste boter op het hoofd. En nét daarom ben ik hoopvol omdat ze de komende vijf jaar zwaar zullen investeren in veiligheid.’
Vakbondswerk loont De vakbond National Garment Workers Federation (NGWF) ijvert al vele jaren voor betere werkomstandigheden. Werkgevers en regering zijn vies van vakbondswerk. Welke implicaties heeft dit ? Amin: ‘De voorbije jaren heeft de overheid amper een vakbond officieel erkend. Daardoor was syndicaal
13
werk op de werkvloer haast onmogelijk. Ondermeer onder druk van de internationale gemeenschap komt daar stilaan verandering in. In de tweede helft van 2013, niet toevallig na Rana Plaza, zijn iets meer dan tachtig vakbonden erkend. De nieuwe arbeidswet voorziet de mogelijkheid van vakbondswerk. Maar in de praktijk is dat niet vanzelfsprekend. Je kan op een zwarte lijst terechtkomen waardoor het moeilijk wordt nog werk te vinden. Of je krijgt te maken met fysisch geweld of bedreigingen: sommige bedrijfsleiders huren vechtersbazen in om je een lesje te leren. Maar het grootste risico is dat je ontslagen wordt als je syndicaal actief bent. En dan verhuis je best naar een andere regio, op zoek naar een nieuwe job. Zonder sociaal opvangnet is het quasi onmogelijk om echt vakbondswerk te doen, tenzij in de fabrieken waar de ondernemers het hart op de juiste plaats hebben. Gelukkig zijn er zo een aantal tussen de meer dan vijfduizend kledingfabrieken.’
En toch betekent NGWF een meerwaarde voor de meer dan dertigduizend aangesloten leden. Kan je enkele verwezenlijkingen van de vakbond opnoemen? Amin: ‘We hebben een aangepaste strategie gevolgd. Omdat concreet vakbondswerk in fabrieken erg bemoeilijkt werd, heeft NGWF via mobilisatie en campagnes steun gezocht voor haar eisen en concrete voorstellen. Op die manier kunnen we toch mooie resultaten voorleggen. De loonsverhogingen in 2006, 2010 en nu in 2013 dekken telkens beter de kosten van het levensonderhoud, al zijn we er nog niet. Bevallingsverlof bestond vijf jaar geleden amper, nu is het ingevoerd in ongeveer 60% van de fabrieken. Steeds meer arbeidsters hebben een geschreven contract. De wekelijkse rustdag is ingevoerd, al wordt die door overwerk op meerdere plaatsen opnieuw ongedaan gemaakt omdat werknemers het extra loon echt nodig hebben. De
De stem van kledingarbeidsters
© Karel Hemerijckx
14
eis voor compensatie bij arbeidsongevallen ligt bijna overal op tafel. Dat was vijf jaar geleden nog utopie. En niet vergeten: dankzij onze ervaring bij de instorting van de Spectrumfabriek, waarbij meer dan zestig arbeidsters omkwamen, kan NGWF een belangrijke rol spelen bij internationale discussies over veilige werkplaatsen in de kledingindustrie. Maar ik onderlijn ook graag dat resultaten nooit alleen gehaald worden, maar door samen te werken met andere vakbonden en bewegingen in binnenen buitenland.’
gemaakt wordt en wat de werkelijke arbeidsomstandigheden zijn waarin die geproduceerd wordt. Deze informatie kan dan terug doorgegeven worden aan de Belgische vakbondsmilitanten in de kledingketens om eventueel actie naar hun bedrijfsleiding te voeren. Ik denk dat veel personeel in de kledingwinkels in België helemaal niet op de hoogte is van waar en hoe geproduceerd wordt. Maar de informatie die ze van ons krijgen, kunnen ze toetsen met wat ze vernemen van hun directie. En samen kunnen dan verbeterplannen opgesteld worden.’
Bengaalse arbeiders solidair met hun Europese collega’s
Kan dergelijke tandem werken? Amin: ‘Natuurlijk. We hebben al vaker ondervonden dat lokale ondernemers in Bangladesh enkel in beweging komen als ze vanuit de hoofdkwartieren van de merken onder druk gezet worden. Alle andere strategieën riskeren te mislukken door wanpraktijken, misbruik en omkoping. Als de hoofdzetels de kwaliteitsregels voor de productie opleggen, inclusief respect voor arbeidsvoorwaarden, dan zullen de lokale ondernemers zich daarnaar moeten schikken. Solidariteit tussen de stiksters in Bangladesh en de werknemers in de kledingwinkels in Europa is de enige strategie die vruchten zal afwerpen. Daar geloof ik rotsvast in.’
Je hecht veel belang aan een internationale aanpak. Daarom zoek je contact met de distributiesector in landen die kleding verkopen die in Bangladesh is gemaakt, zoals België? Amin: ‘Dat is correct. Wij produceren wat jullie consumeren en dus zijn we met elkaar verbonden. We kunnen mekaar helpen. Ik denk dat het niet zo moeilijk moet zijn dat jullie in België te weten komen welke modebedrijven bestellingen plaatsen in welke Bengaalse fabrieken. Met deze informatie kan NGWF natrekken op welke wijze de bestelde kleding
15
Globaliseren van de solidariteit, gaat dat niet teveel een éénrichtingsverhaal zijn vanuit Europa naar Azië? Amin: ‘Helemaal niet. Waarom kunnen arbeiders in Bangladesh niet solidair zijn met de strijd van arbeiders in België? Waarom kunnen wij vanuit Dhaka geen steunbetuigingen sturen naar de Europese hoofdkwartieren als de werknemers daar in de problemen zitten? Het is simpel. Wij kunnen in Bangladesh een petitieactie of demonstratie organiseren met een heldere oproep: arbeiders uit de productie protesteren en steunen de arbeiders uit de distributie. Deze boodschap sturen we ook naar de Belgische ambassade. Het is duidelijk: de kledingindustrie is internationale business, niet lokaal. Daarom dat arbeiders in noord en zuid moeten samenwerken voor een gemeenschappelijk belang en voordeel.’ Heb je al ervaring met dergelijke aanpak? Amin: ‘Een voorbeeld uit Groot-Brittannië, maar er zijn er meer. Vorig jaar besliste de overheid te snoeien in de sociale voordelen van het overheidspersoneel. Via onze contacten kwamen we dat te weten en we organiseerden een solidariteitsactie in Dhaka. Dat creëerde een enorme dynamiek, en het effect was voelbaar tot in Londen. Wanneer ik in september in Londen als gast een vakbondscongres bijwoonde, heeft de voorzitter voor gans het congres onze actie toegelicht. Ongeloof sloeg om in een grote waardering: nooit gedacht dat steun en solidariteit vanuit arbeidsters in Bangladesh zou komen. Dat heeft een enorme impact op de onderlinge solidariteit en wij plukken daar nu ook de vruchten van.’
Er bestaat heel veel onderaanneming: de bestellingen worden dan doorgegeven aan kleinere bedrijfjes. En die zijn gevoeliger voor misbruiken, dat is heel duidelijk. Maar een kledingmerk dat orders plaatst in Bangladesh - en ook in andere landen weet dat deze techniek bestaat. Ze moet bij bestellingen weten of en waar deze uitbesteed wordt zodat controles bij de productie mogelijk zijn. Anders ontvlucht ze haar verantwoordelijkheid en werkt ze misbruik mee in de hand.’ Stel ik ben een Belgische zakenman die een bestelling wil doen in Bangladesh, maar wel ‘schone kleren’ in de rekken wil hangen. Wat is je advies? Amin: ‘Je moet je order plaatsen in een fabriek waar de veiligheid is verzekerd, waar de arbeiders een waardig inkomen krijgen betaald, waar ze zich als vakbond kunnen organiseren en waar geen discriminatie heerst ten aanzien van de arbeidsters. Het is helemaal niet onmogelijk dergelijke fabrieken te vinden. Je moet op een faire manier zaken doen. Dat betekent dat je een eerlijke prijs betaalt, anders is een leefbaar loon voor de arbeidsters niet mogelijk. Aan de ene kant eisen dat de Bengaalse ondernemer een goed loon uitbetaalt, maar daarnaast zelf een te lage prijs betalen: dat is tegenstrijdig. Daarnaast hoop ik dat je een duurzame relatie opbouwt. Enkel wanneer je langer samenwerkt met een bedrijf, kan je ook invloed uitoefenen op de arbeidsomstandigheden. Verder verwacht ik transparantie en dat je je informeert en documenteert wat er precies gedaan wordt voor de arbeiders, en dat voor gans het productieproces. Hiervoor moet er samengewerkt worden met de plaatselijke vakbonden want zij kunnen de ar-
Eerlijke kleding: het kan Na de brand in Tazreen en de instorting van Rana Plaza vragen mensen zich wel eens af of eerlijke kleding uit Bangladesh wel kan. Amin: ‘Zolang je niet alle schakels in het productieproces in beeld hebt, kan je niet voor 100% garanderen dat je kleding volledig ‘schoon’ is.
Wil je de werkomstandigheden verbeteren, dan blijf je best kleren ‘made in Bangladesh’ kopen.
16
De stem van kledingarbeidsters
beidsvoorwaarden en werkomstandigheden het best opvolgen. Voor echt ‘ethisch ondernemen’ moeten de lokale onderneming, de plaatselijke vakbond en de buitenlandse keten de handen in mekaar slaan. Best leg je al deze voorwaarden schriftelijk vast bij het plaatsen van een bestelling.’ En de consumenten, moeten zij hun rug keren naar Bangladesh? Amin: ‘Helemaal niet. Dat zou bovendien heel onverstandig zijn. Wil je de werkomstandigheden verbeteren, dan blijf je best kleren ‘made in Bangladesh’ kopen. Als consument heb je immers invloed, en die troef verspeel je als je onze kledij niet weer wil kopen. Door weg te gaan, mis je de hefboom om onze arbeiders te helpen.’
© Dominique De Vlieger
Wat verwacht je dan van de Belgische en Europese consument? Amin: ‘Als je kleren koopt, moet je in de winkel vragen in welke fabriek ze gemaakt zijn. Met deze informatie kan dan nagegaan worden in welke omstandigheden de kleding effectief gemaakt wordt. Dit kan via Wereldsolidariteit en de Schone Kleren Campagne. Zij staan in permanent contact met ons en met Bangladesh en verzamelen op die manier zoveel mogelijk relevante informatie. Als je dan als consument geïn-
formeerd wordt van wantoestanden bij de productie, dan kan je via acties zoals briefschrijfacties en petities, het Belgisch of Europees hoofdkantoor onder druk zetten. Maar misschien kan ook de Belgische regering initiatief nemen om een wettelijke regeling uit te werken om de multinationale ondernemingen in de kledingsector beter te controleren. Ook daartoe kan je als consument meewerken met de Schone Kleren Campagne.’ Durf je in deze harde realiteit nog wel eens te dromen? Amin: ‘Mijn droom houdt me aan het werk. Ik zou graag zien dat op een dag alle kledingarbeidsters een waardig loon hebben, in een veilige werkplek werken en zich in een vakbond kunnen organiseren. Zoals ik al zei is de kledingsector een internationale business. Ik droom dat internationale solidariteit tussen arbeiders leidt tot het garanderen van waardige werk- en leefomstandigheden voor alle kledingarbeidsters. Daartoe moeten we de handen in mekaar slaan via internationale campagnes en politiek werk.’ Interview: Jef Van Hecken en Jaklien Broekx 5 nov. 2013 Jef woont en werkt voor Wereldsolidariteit in Dhaka
17
SHAHIDA AKHTAR (21) • Gescheiden, moeder van één zoon (7,5) • Naait jeansbroeken bestemd voor de Europese markt • Verdient 4.500 taka (45 euro), haar zus 2.500 taka (25 euro) • De zussen huren samen een kamer voor 2.300 taka (23 euro) • Stuurt elke maand geld naar haar moeder • Heeft haar zoon al twee jaar niet meer gezien
‘Met mijn
hele maandloon
kan ik niet één zo’n broek kopen’ ‘We fantaseren wel eens over de mensen die de kleren dragen die wij maken. We stikken jeansbroeken voor Europeanen. Het moeten heel speciale mensen zijn, denk ik. We hebben onze opzichters horen praten in de kantine, en we hoorden dat de broeken in Europa 5.000 tot 7.000 taka (50 tot 70 euro) kosten. Klopt dat? Dat is evenveel als mijn zus en ik samen in één maand verdienen! Het maakt me allemaal soms ook erg boos. Met wat ik in één maand tijd verdien, kan ik niet eens één broek kopen. Dat zij zoveel kunnen betalen, en wij zo weinig geld krijgen: ik snap het niet. Maar ik dwing mezelf om daar niet te veel aan te denken. Ik moet mijn geest elke dag leegmaken, om in de fabriek te kunnen werken. Dat is de enige manier om te overleven.
mij zorgen. Later hertrouwde hij, en nam hij Shaheen bij me weg. Hij wordt nu opgevoed door zijn ouders. Ik heb mijn zoontje al twee jaar niet meer gezien.
Zoon afgenomen
Rana Plaza
Drie jaar geleden ben ik weggetrokken uit Thakurgaon, een dorpje helemaal in het noorden. Toen ik beviel van mijn zoon Shaheen was ik pas 14 jaar. Ik had een slechte man. Hij wilde steeds weer geld van mijn ouders. Ik moest hun geld stelen. Op een dag, na vier jaar huwelijk, heeft hij Shaheen en mij terug naar mijn ouders gebracht. Hij wilde niet meer voor
Geen inkomen meer Toen vader drie jaar geleden stierf, had onze familie geen inkomen meer. Daarom is beslist dat mijn zus en ik naar Dhaka zouden komen om geld te verdienen voor de familie. Ik verdien elke maand 4.500 taka (45 euro), mijn 18-jarige zus krijgt 2.500 taka (25 euro). Na de huishuur blijft er 4.700 taka (47 euro) over voor ons. We proberen een groot deel naar moeder te sturen, maar eigenlijk is het al te weinig om met twee van te leven.
We hebben op televisie gezien wat er in de Rana Plazafabriek is gebeurd. Moeder heeft ons gesmeekt om naar huis te komen. We hebben haar gerustgesteld, en gezegd dat het in onze fabriek anders is. Dat we ver van Rana Plaza werken. Eigenlijk voelen we ons ook niet veilig. Maar we hebben geen andere keuze. We moeten geld verdienen.’
© Karel Hemerijckx
Zij maken uw kleren voor niks
Cambodja in beeld /CNV © Bas de Meijer
18
Meer dan 4000 arbeidsters vielen de laatste twee jaar flauw als gevolg van overwerk en ondervoeding. De lonen zijn -gerelateerd aan de levensduurte- gedaald, vandaar dat er extreem veel overuren geklopt worden. In 2013 was het minimumloon 80 à 90 dollar (58 à 66 euro) per maand.
Een onderzoeksteam van de overheid gaf eind 2013 het advies om het minimumloon naar 160 dollar per maand te brengen, een minimumbedrag om in Cambodja te kunnen overleven. De Cambodjaanse regering besliste, onder druk van de werkgevers, om dat voorstel compleet te negeren. Daarop werd een nationale staking afgekondigd, die massaal opgevolgd werd. Op het hoogtepunt lagen 127 fabrieken plat en nam 80 % van de werknemers in de sector hieraan deel.
© Belga
© Belga
De kledingsector is dé inkomstenbron van Cambodja: 80 % van de exportinkomsten komt uit deze sector. Grote merken als H&M, Gap, Levi’s…maar ook C&A laten produceren in Cambodja. Op een bevolking van 14 miljoen inwoners, zijn 1 op 5 Cambodjanen afhankelijk van de kledingindustrie.
19 © Bas de Meijer/CNV
‘Dit is echt een ongeziene situatie’, zegt Athit Kong van de onafhankelijke vakbondsfederatie C.CAWDU in Cambodja. ‘We zijn veel gewend qua intimidatie. Maar wat nu gebeurt, maakt ons bang. Het voelt aan als een terugkeer naar de militaire dictatuur. De grote kledingmerken kunnen het tij keren, door hun macht aan te wenden bij de Cambodjaanse werkgevers. Onze overheid moet voelen dat deze situatie onaanvaardbaar is. Daarvoor hebben we de steun nodig van onze internationale partners.’ ACV en Wereldsolidariteit schreven prompt een brief naar minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders (MR) en de Cambodjaanse ambassadeur in Brussel. Samen met de internationale Schone Kleren Campagne vragen WS en ACV ook met aandrang dat kledingmerken, zoals H&M, Levi’s, C&A en GAP, mee druk uitoefenen. Ook de Internationale Arbeidsorganisatie volgt de zaak van nabij op.
Athit Kong
© Belga
In Cambodja was de politieke situatie al heel gespannen omdat de herverkiezing van premier Yun Sen in juli 2013 erg betwist wordt door de oppositie. Diezelfde oppositie heeft zich nu achter de eisen van de vakbonden geschaard, wat de situatie uiterst explosief maakt. De werkgeversorganisatie GMAC wil de vakbonden verantwoordelijk stellen voor de schade die aangericht is bij de onlusten in de hoofdstad. En zij roepen de bedrijven op om vakbondsleiders te ontslaan. M.a.w. vakbondsvrijheid staat hier op het spel.
© Karel Van Mileghem
Bij de onlusten is Pao Vorn, de voorzitter van IDEA (centrale van de informele werkers van de vakbond CLC), gewond geraakt. Hij wordt vastgehouden in de meest strenge gevangenis van Cambodja en zijn gezondheidstoestand is kritiek.
Ondertussen is er een vakbondsmissie van IVV en IndustriAll naar Cambodja vertrokken en hebben 7 grote merken als H&M, GAP, Levi’s,... de ‘partijen’ opgeroepen om alle geweld af te zweren en terug aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Wordt vervolgd.
Meer actuele info:
www.wereldsolidariteit.be
20
Cambodja in beeld
Opslag Je doet de deur van het kantoor open, stapt naar je baas en vraagt hem of haar – eventueel met knikkende knieën of zwetende handjes – om opslag. Er zijn artikels, blogs en boeken volgeschreven over hoe je dat best aanpakt. Niet te direct, maar ook niet te veel rond de pot draaien. Geen onderdanige houding, maar ook geen hautaine blik. Je eigen verdiensten in de verf zetten, zonder te overdrijven. En dan hopelijk, vanaf volgende maand, eens een keer extra een weekendje weg. Of sparen voor een nieuwe flatscreen. Zo gaan de dingen in België. Wil je een hoger loon in Cambodja, dan is er geen praten met de baas of regering. Je moet de straat op. Je beschildert borden met slogans. Je trekt je minst deftige kleren aan, want er kan al eens geduwd, getrokken en gespuwd worden met die militairen in de buurt. Je vertrekt naar de betoging, maar niet voor je je liefste en kinderen een laatste kus hebt gegeven. Want je weet dat een slag met een ijzeren staaf, een schot van een AK47 of een messteek – afkomstig van de ordediensten – ervoor kan zorgen dat je nooit meer thuiskomt. Opslag vragen is in Cambodja niet eens een luxeprobleem, maar een woedende schreeuw van het werkvolk. Het minimumloon in de textielsector volstaat er niet om een minimum hoeveelheid brood op de plank te krijgen. In de fabrieken vallen honderden vrouwen flauw tijdens het werk, door gebrek aan eten en door onmenselijk lange werkuren. Van de regering krijgen de arbeiders geen opslag, maar een aalmoes. Zwijggeld. En de strijd om overleven verplaatst zich van de fabriek naar de straat. Werkers krijgen een stempel als vijand van de staat. Bij deze een plechtig voornemen. De volgende keer dat ik zelf opslag krijg, gaat een deel daarvan naar de vakbonden in Cambodja. Want ze zijn daar verdomme nodig. Ik wil niet op een flatscreen zitten kijken naar beelden van vermoorde arbeiders.
© Belga
Lieve Van den Bulck op haar blog ‘Lievewoordjes’, 8 januari 2014.
De staking verliep vreedzaam, tot een kledingbedrijf op 2 januari 2014 de hulp inriep van speciale ordediensten. Die gingen de stakende arbeiders te lijf gaan met ijzeren staven. Later die dag werden zingende arbeidsters aangevallen door de militaire politie met metalen buizen, messen en AK47machinegeweren. Daarbij vielen minstens vijf doden en 39 gewonden. Talrijke mediarapporten en onafhankelijke bronnen bevestigen dat de ordediensten aanzetten tot geweld, niet de arbeiders.
Wereldburger aan het woord
Patrik Geurts is de ceo van Mayerline, een Belgisch modemerk dat kwalitatieve kleding verkoopt voor de ‘iets rijpere’ vrouw. Bij ons, als sterkhouders en supporters van de Schone Klerencampagne, is Mayerline vooral gekend als één van de zeldzame Belgische bedrijven die lid zijn van de Fair Wear Foundation (FWF). Wat is de drijfveer van zo’n bedrijf om deze stap te zetten? Wat zijn de consequenties van dit lidmaatschap? Kunnen we ons als consument nu helemaal gerust voelen als we bij Mayerline kleding kopen? En waarom maakt de modeketen niet meer tam-tam rond de inspanningen die ze leveren voor betere werkomstandigheden in de kledingindustrie? Vragen genoeg dus om onze stoute schoenen aan te trekken en de ceo op te zoeken in het hoofdkantoor in Brussel. Wie/wat zit er achter het merk “Mayerline”? ‘Mayerline is een familiebedrijf dat in 1957 door mijn schoonouders werd opgericht, we zijn intussen al 57 jaar bezig. We hebben een zestigtal medewerkers in ons kantoor en 230 medewerkers die onze kleding verkopen. 44 winkels zijn in eigen beheer, daarnaast hebben we ook nog eigen personeel dat tewerkgesteld is in de verkooppunten van Inno. Onze confectie wordt geproduceerd in een vestiging in Litouwen, waar ook nog eens 50 mensen aan de slag zijn. Het breigoed wordt uitbesteed aan leveranciers uit China, Turkije en Portugal. Mayerline is een kleine speler in de sector: we maken 8000 à 9000 stuks op jaarbasis. We moeten dus het verschil maken door ons te profileren als familiebedrijf dat kiest voor kwaliteit, voor betrouwbaarheid, voor respect voor klanten en voor werknemers.’
Is het vanuit die filosofie dat jullie beslisten lid te worden van de Fair Wear Foundation? ‘Ja, eigenlijk wel. Maar het is een beetje bizar gelopen. In 2009 kregen we een slecht rapport van de Schone Kleren Campagne. Niet omdat we het slecht deden, maar gewoonweg omdat we uit nonchalance de toegestuurde enquête niet invulden. Slechte punten dus, en omdat we wisten dat we eigenlijk wel op de goede weg waren, wilden we dit geen tweede keer. Daarom werden we lid van de FWF. Gelukkig resulteerde dat de voorbije jaren in een goed rapport, ook van de Schone Kleren Campagne. Eigenlijk sluit ons engagement rond de werkomstandigheden in de fabrieken van onze leveranciers naadloos aan bij de waarden van ons familiebedrijf. Geld verdienen is voor elke onderneming belangrijk, ook voor
21
22
Wereldburger aan het woord
ons. Maar wij doen dat graag met respect voor alle mensen die betrokken zijn in de keten. Die waarden zitten in ons DNA, ze zijn ons doorgegeven door de vorige generatie. Maar de wereld rondom ons is intussen natuurlijk wel sterk veranderd…’ Waartoe verbindt een kledingmerk zich als lid van de Fair Wear Foundation? ‘FWF is een multistakeholders-initiatief voor onafhankelijke controle op de arbeidsomstandigheden in de kledingsector. De basis van het lidmaatschap is een gedragscode waarin acht standaarden vermeld zijn die moeten gerespecteerd worden in heel de keten van het bedrijf. Het betreft: geen dwangarbeid, geen discriminatie, geen kinderarbeid, vrijheid van vereniging, leefbaar loon, correcte werkuren, respecteren van veiligheids- en gezondheidsnormen en het afsluiten van een arbeidscontract. Deze acht standaarden zijn afgeleid uit de Verklaring van de Rechten van de Mens en uit de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie. Door dit charter te ondertekenen, drukken we onze intentie uit om deze standaarden zoveel als mogelijk te laten naleven in heel onze keten. Wat niet betekent dat we daar altijd en overal onmiddellijk in slagen, maar we engageren ons wel om het op te volgen en om verbeteracties op te zetten daar waar er zich problemen voordoen.’ Hoe gebeurt die opvolging dan heel concreet? Welke acties ondernemen jullie daar zelf voor,
en wat is de rol van de Fair Wear Foundation daarbij? ‘Wij doen eerst een eigen screening vooraleer we met een nieuwe leverancier in zee gaan. Wij willen kwaliteitsproducten afleveren en er zijn eigenlijk echt drie seizoenen nodig voordat een nieuwe producent hier volledig aan beantwoordt. We kunnen het ons dan ook niet permitteren om de haverklap van leverancier te veranderen – daarom is die eerste screening erg belangrijk. Bij zo’n kennismaking kijken we verder dan het bureau van de directie… Zo was ik een tijdje geleden in Turkije en zag dat de toiletten in aftandse staat waren, dan zegt mijn menselijke intuïtie dat voorzichtigheid geboden is. Wat de samenwerking met en de controle door de FWF betreft: een eerste stap is het jaarplan dat wij telkens in december aan hen bezorgen. Hierin lijsten we onze doelstellingen voor het volgende jaar op, de audits van de bedrijven en de verbeterplannen die we willen realiseren op basis van vorige controles. Daarnaast bezorgen we jaarlijks een lijst van al onze leveranciers aan FWF: zij kunnen ten allen tijde een controle of een audit uitvoeren in één van die bedrijven. Onze gedragscode met de acht arbeidsnormen is een voorwaarde om samen te werken met een nieuw bedrijf. Uiteraard zijn ze niet allemaal even enthousiast om dit te doen. De leveranciers moeten ook de affiche met de standaarden uithangen op de werkvloer. Hierop ook de mededeling dat de werknemers
Elk jaar publiceert FWF een sociaal rapport op basis van de gemaakte evaluatie, dit rapport wordt op de website van FWF gepubliceerd en is dus voor iedereen toegankelijk.
23
bij niet-naleving een klacht kunnen indienen bij de FWF. Zowel wij als de FWF controleren of dit effectief in orde is. Als er een klacht binnenkomt bij FWF, en dat gebeurt natuurlijk, bekijken wij samen of de klacht van operationele of strategische aard is en wie er best tussenkomt. Het is een gesloten systeem en we ervaren ook dat het werkt. De audits gebeuren meestal door FWF en behelzen de acht normen van de gedragscode. FWF krijgt dan toegang tot iedere werknemer in de fabriek, van de directie tot de arbeider op de werkvloer. Elk jaar publiceert FWF een sociaal rapport op basis van de gemaakte evaluatie, dit rapport wordt op de website van FWF gepubliceerd en is dus voor iedereen toegankelijk.’ Kan je een concreet voorbeeld geven van de manier waarop jullie een klacht of een probleem opvolgen? ‘Vorig jaar was er een fabriek in Turkije die weigerde de FWF-affiche in de werkruimte op te hangen. Na een tussenkomst van Mayerline hebben ze het alsnog gedaan, de vakbond ter plaatse was tevreden met onze tussenkomst en FWF beschouwt dit als een ‘best practice’. De opvolging gebeurt wel op een pragmatische manier: we willen stappen vooruit zetten, we willen een evolutie, maar we zijn er ons van bewust dat we niet alles in één keer kunnen veranderen. Zo was er het voorbeeld van een fabriek in China waar we erop aandrongen de werkuren te beperken tot 8u per dag. Er volgde protest van de arbeiders: de meesten van hen wonen enkele duizenden kilometers van de werkplek en zijn een viertal maanden van huis. Zij willen in die periode liever meer werken en meer verdienen. De achturige werkdag is daar dus nog geen verworvenheid, maar dit probleem blijft in de jaarlijkse rapportering opgenomen, we komen er dus op terug. Een andere optie is dan: weggaan bij deze leverancier, maar wie wint daarbij? De arbeiders
niet, want ze zijn hun werk kwijt. En wij ook niet, want wij werken omwille van onze kwaliteitsnormen graag in continuïteit met dezelfde leveranciers. Wij vinden het daarom beter om samen met hen stappen te zetten voor verbetering op de lange termijn.’ De inspanningen die jullie leveren voor Schone Kleren zouden veel consumenten positief kunnen stemmen. Toch valt het me op dat jullie hierover maar met mondjesmaat communiceren. Waarom pakken jullie er niet meer mee uit? ‘Je hebt al begrepen dat de samenwerking met FWF ons onderwerpt aan strikte regels: 90% van de fabrieken moet gecontroleerd zijn, om de drie jaar. Wij zitten nu aan dit streefcijfer, en na 3 jaar lidmaatschap krijgen we positieve feedback en beginnen we ons ook wat zekerder te voelen. Toch blijft het een delicaat verhaal: we hebben de intentie om het goed te doen, we onderwerpen ons aan alle procedures van FWF maar we weten ook dat we geen 100% zekerheid kunnen bieden. Daarom zijn we voorzichtig met onze communicatie, dat zal ook wel een beetje te maken hebben met de aangeboren voorzichtigheid van een familiebedrijf... we willen er niet op “gepakt” worden. Misschien is nu de tijd rijp om onze communicatie erover wat op te drijven. Onze verkoopsters zijn geïnformeerd, er hangen plasmaschermen in onze winkels waarop we ook de klanten informeren over ons lidmaatschap van FWF. Uit een recent onderzoek weten we echter dat onze klanten FWF niet kennen en dus ook niet weten wat erachter zit. Het positieve is wel dat de klanten, als we het hen dan uitleggen, het als een meerwaarde ervaren.’ Bedankt Patrik, voor dit fijne gesprek. En hopelijk kunnen wij tijdens onze campagne andere spelers op de Belgische kledingmarkt overtuigen om in jouw voetsporen te treden, en zich aan te sluiten bij de FWF! Annemie Janssens
met
Sohrab Ali vakbondsman uit Bangladesh
Jef Van hecken Wereldsolidariteit Special Guest
Pascale Platel
Schone kleren Tour e schornen k le willen
www.wijwillenschonekleren.be
6 7 8 12 13 14
Brussel Kortrijk Gent Hasselt Geel Brugge
V.U. Andre Kiekens, Haagtsestteenweg 579 - 1030 Brussel
START: 19.30u Wij
MEI 2014