“Wij willen naar Walibi!” … over activerend werken Hoe kan de rol van jeugdwerker verschuiven van programmator van activiteiten naar coach van vrijwilligers? Hoe kunnen we maatschappelijk kwetsbare jongeren ondersteunen zodat ze de jeugdwerking mee dragen?
1. De paradox van verantwoordelijkheid Actief participeren, engagement en verantwoordelijkheid opnemen. Of het belang van deelnemen en deelhebben. In Vlaanderen wordt jeugdwerk onlosmakelijk verbonden met deze uitgangspunten. Voor maatschappelijk kwetsbare jongeren is dat niet evident. Een grote groep leiders of trekkers in het jeugdwerk met deze doelgroep zijn blanke hooggeschoolde volwassenen uit de middenklasse. De valkuil hiervan is dat deze begeleiders teveel het voortouw blijven opnemen. Dat ze hun jongeren te weinig stimuleren om zelf de werking mee vorm te geven en te dragen, binnen de mogelijkheden van iedere jongere. We stellen vast dat er een dubbele moraal heerst in onze samenleving over jongeren en verantwoordelijkheid opnemen. Voor we ingaan op het concrete luik over jongeren activeren van deelnemer naar deelhebber, is het belangrijk om inzicht te verwerven in de ervaring van maatschappelijk kwetsbare jongeren inzake participatie en het nemen van verantwoordelijkheid. School en middenveld schieten tekort Maatschappelijke instellingen nemen vaak de verantwoordelijkheid van de jongeren weg. In het onderwijs voelen jongeren dit het sterkst. De leerkracht en - breder - het instituut school bepaalt de thema’s, de manier waarop geleerd wordt, wanneer en waar jongeren aanwezig moeten zijn, waar ze moeten zitten, wanneer en hoe er geëvalueerd wordt… Jongeren worden beloond als ze zich aan regels houden en zoveel mogelijk “kennis” opnemen. Zeker in het mainstream onderwijs kunnen jongeren weinig bepalen wat ze doen en waartoe het moet dienen. Het draagt bijgevolg weinig bij tot de ontwikkeling van jongeren als actieve en kritische participanten aan de samenleving. Actief participeren, engagement en verantwoordelijkheid opnemen… leren jongeren vooral buiten de schoolmuren. Veel jongeren uit de middenklasse zien hoe hun ouders verantwoordelijkheid opnemen in het middenveld (zoals in een buurtwerking, een KAV- of KWB-groep, vak-
Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
1
bond, ouderraad, politieke partij…). Ze krijgen het met de paplepel ingelepeld. Ze zien dat instellingen geen vaste machtsbastions zijn, maar dat mensen er deel van uit maken en er vorm aan geven. Ze leren ook op welke manier ze dat kunnen doen. Met de “erosie” van de arbeidersklasse in de voorbije decennia is het middenveld ook zijn band met die sociale laag kwijtgeraakt. Het middenveld verliest de aansluiting met de bevolkingsgroepen die socio-economisch laag op de maatschappelijke ladder staan. Een grote groep mensen krijgt bijgevolg niet meer de kans om aansluiting te vinden bij dat middenveld. Zij missen op die manier het socialisatieproces dat een voorwaarde is om effectief maatschappelijk te participeren en verantwoordelijkheid op te nemen. Met socialisatieproces bedoelen we hier een langzame, informele, weinig bewuste manier van leren waarbij men leert hoe men in een bepaalde groep kan functioneren en een bepaalde rol kan opnemen. Men leert groepseigen gebruiken, gewoonten en hieraan is een zekere kennisproductie verbonden (historiek, gedeelde ervaringen). Er zit een zekere doelmatigheid in het proces, terwijl de afzonderlijke activiteiten vaak geen bewuste socialisatiedoelen nastreven. Bijvoorbeeld: men groeit op in de arbeidersbeweging waarbij men via ouders en hun vrienden of buurtgenoten netwerken ontwikkelt, een eigen manier van spreken aanleert, eigen humor en gedeelde verhalen ontwikkelt en samen betekenis geeft aan gebeurtenissen in de wereld. Je ontleent een deel van je identiteit aan de beweging. Als opgroeiende jongere en later als volwassene neem je een aantal functies op die vanzelfsprekend zijn. Je “rolt” als het ware in die functies. En je bezit de nodige competenties omdat je van dichtbij hebt gezien en meegemaakt hoe anderen ze uitvoerden. Tegelijk responsabiliseert de maatschappij de jongeren Onze jongeren missen dus vaak dit opgroeien in een bredere beweging die in staat is om hen en hun omgeving gaandeweg te leren hoe ze actief kunnen participeren en verantwoordelijkheid opnemen. Tegelijk verwachten beleidsmakers dat deze jongeren dit “vanzelf” kunnen. Zo blijkt er nogal wat weerstand te zijn tegen het inschakelen van beroepskrachten in het jeugdwerk. Waarom kunnen jongeren zichzelf niet organiseren zoals dit in de jeugdbeweging gebeurt? Waarom willen die jongeren alleen maar consumptieve activiteiten? Waarom nemen ze geen vrijwillig leiderschap op zich? Dit onbegrip wordt versterkt door conservatieve stemmen die beweren dat mensen in armoede niet actief participeren omdat ze daar te lui voor zijn en dat dit in de hand gewerkt wordt door sociaal werkers die deze mensen pamperen. Onze jongeren en bij uitbreiding dat deel van het middenveld dat hen wel nog bereikt worden met andere woorden zelf verantwoordelijk gesteld voor het feit dat ze geen integraal deel uitmaken van de samenleving. Exit “jij vraagt, wij draaien” Werken vanuit de noden van maatschappelijk kwetsbare jongeren (met inbegrip van zorg dragen voor gekwetste jongeren, een vertrouwensrelatie opbouwen en op het tempo van iedere jongere werken) staat niet gelijk met pamperen. Het zijn voorwaarden om überhaupt met die jongeren op een positieve manier aan de slag te kunnen gaan. Een thuis bieden aan jongeren is en blijft dan ook onze basisopdracht. Eens jongeren zich thuis voelen in de werking of bij de Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
2
jeugdwerker ontstaat de ruimte waarbinnen het mogelijk is om hen te activeren om zichzelf te organiseren. Door dat te doen worden ze niet alleen individueel sterker, maar kunnen ze ook in groep sterker staan in de samenleving. Zo kunnen ze jonge leiders worden in hun buurt of stad. Om dat te bereiken moeten we jeugdwerkers ondersteunen in hun opdracht. Een aantal maatschappelijk factoren zoals het wegvallen van ideologie in het middenveld, de depolitisering van de opleidingen sociaal werk of de vermarkting van het werkveld, dreigen ervoor te zorgen dat de rol van de jeugdwerker verengd wordt tot “animator” of “programmator”. De participatie van jongeren werd in sommige gevallen gereduceerd tot “jullie vragen, wij draaien” (als we het geld vinden). Maar de jeugdwerker is niet (louter) een programmator en organisator van activiteiten voor de jongeren, hij is vooral een coach en ondersteuner van participatieprocessen. Hij volgt hierbij steeds het tempo van zijn jongeren. Een mogelijk instrument is het vormen van een kerngroep. Actieve participatie en verantwoordelijkheid opnemen zijn complexe begrippen. Ze omvatten aspecten als betrokkenheid, jezelf kunnen zijn, je gewaardeerd voelen, iets kunnen betekenen voor een ander… Dat zijn zaken die je leert door het leven. Je kunt het leren bijna nooit naar een of enkele situaties herleiden. Het zij kleine puzzelstukjes die je op verschillende momenten in het leven vergaart. Hier kun je geen formeel leermodel toepassen waarbij op korte termijn een aantal technische vaardigheden aangeleerd worden. Het is een traag leerproces waarbij je de leermomenten moeilijk kunt aanwijzen. Willen we dit aanleren, dan zullen we moeten beginnen in de kinderwerking. Kinderen en jongeren moeten gedurende een lange periode de kans krijgen om van actieve participatie te kunnen proeven en om te experimenteren in het opnemen van verantwoordelijkheid. Resultaten zullen bij ieder kind anders zijn: jongeren geven zelf hun betekenis en invulling aan participatie en verantwoordelijkheid en die betekenis is nog veranderbaar. Sommige jongeren zullen de boot liever afhouden. En bij andere jongeren zal er verzet zijn tegen de rol die ze krijgen. Dat is logisch: ze hebben tot nu toe vooral geleerd om niet te participeren en geen verantwoordelijkheid te nemen. Ook moet de werker rekening houden met de leeftijd en factoren in de context. Stresssituaties op financieel vlak, spanningen thuis of op school kunnen ervoor zorgen dat jongeren even geen behoefte hebben aan verantwoordelijkheid opnemen in de jeugdwerking. We moeten hen die ruimte geven en hen ook daarin kunnen ondersteunen. We moeten ook het bredere middenveld, bijvoorbeeld de arbeidersbeweging, wijzen op hun verantwoordelijkheid om met maatschappelijk kwetsbare jongeren aan de slag te gaan en hen écht kansen op actieve participatie te geven. En dat houdt in dat ze er langdurig en intensief aan de slag mee moeten gaan.
2. De jeugdwerker stelt zijn optreden in vraag Actieve participatie in de werking is niet alleen nieuw voor veel jongeren, maar ook voor veel jeugdwerkers. En ook bij jeugdwerkers kan er verzet zijn. Zij hebben vaak geleerd hoe ze moeten organiseren en programmeren, niet hoe ze jongeren kunnen ondersteunen om het zelf te doen. “Als ik geen uitstappen mag organiseren, wat moet ik dan wel doen?” is een vraag die voor veel jeugdwerkers en hun onzekerheid en hun huidige onvermogen uitdrukt. Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
3
Om jongeren verantwoordelijkheid te geven, moet de jeugdwerker het programmeren durven en kunnen afstaan. Wij, coördinatoren, stafmedewerkers, vormingswerkers en collega’s moeten hen hierin ondersteunen. Hen ondersteunen om in eerste instantie over hun rol te reflecteren. Hen helpen de visie van de organisatie en de maatschappelijke opdracht van de jeugdwerker te verbinden met zijn handelen. Hen helpen om de focus te verleggen van animeren en organiseren naar activeren van een groep jongeren en hen coachen. De opdracht wordt er voor jeugdwerkers niet gemakkelijker op. We zien dat jeugdwerkers die zich comfortabel voelen in de rol van organisator dat ze het moeilijk vinden om dit aan jongeren over te laten en een andere rol op te nemen. Zij moeten de kans krijgen om dit te leren. De coördinator moet hierover gesprekken voeren, zowel individueel als in team. De jeugdwerker kan in tandem werken met een andere werker die op dat vlak meer ervaren is en ze kunnen hier samen over reflecteren. Je kunt bijvoorbeeld een stage organiseren in een andere (deel)werking. Tegelijk mogen we jongeren geen verantwoordelijkheden geven die ze onmogelijk kunnen dragen. Als een jongere bijvoorbeeld in acute geldnood zit, krijgt hij misschien beter niet de verantwoordelijkheid voor de kas. De tweestrijd waar de jeugdwerker die jongere voor plaatst geld dat broodnodig is of een goede relatie met de jeugdwerker - is mogelijk een ware marteling. We proberen dus in te schatten wat onze jongeren - individueel en in groep - kunnen dragen. Dat is geen objectieve wetenschap. We proberen jongeren in te schatten door ze te observeren, te bevragen en hier met collega’s over te reflecteren. Om geen grote inschattingsfouten te maken gaan we stapsgewijs werken - dit wil zeggen dat we niet direct grote verantwoordelijkheden geven - en op maat van iedere jongere werken.
3. Verantwoordelijkheid geven in vier stappen Stap 1: presentie, opbouwen van een vertrouwensrelatie. Stap 2: signalen opvangen, jongeren vragen om een aanbod. Stap 3: wijzen op eigen verantwoordelijkheid, doelen haalbaar maken en coachen. Stap 4: opvolgen.
Stap1: er zijn Een eerste stap is presentie. We kunnen niet genoeg wijzen op het belang van aanwezig te zijn zonder uitgesproken agenda of grote verwachtingen. Al te doelgericht werken met jongeren in een maatschappelijk kwetsbare situatie leidt tot vervreemding tussen jongeren en jeugdwerker. Geef dit tijd. Leer elkaar kennen, bouw een vertrouwensrelatie op. Probeer aanwezig te zijn en niet te veel te DOEN. Dit is voor professionele sociale werkers (jeugdwerkers, hulpverleners…) niet gemakkelijk. Ze hebben het gevoel dat ze te weinig resultaten bereiken. Toch moet je deze traagheid toelaten en volop investeren in het opbouwen van Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
4
vertrouwen. Als de werkers in deze fase een aanbod ontwikkelen, lopen ze het risico om een hangmat op te stellen waar ze de jongeren nog moeilijk uit krijgen.
Stap 2: jongeren kloppen aan met ideeën Jongeren sturen veel signalen uit. Soms zijn die signalen bedreigend voor de jeugdwerker. Vaak schermen jeugdwerkers zich voor deze signalen af omdat ze de signalen als een persoonlijke kritiek van de jongeren aanvoelen. Zo stellen de jongeren zich vragen bij de aanwezigheid van de jeugdwerker. ”Wat doe jij hier eigenlijk? En word jij daarvoor betaald? Dat zou ik ook wel willen, betaald worden om hier gewoon te zitten.” Vervolgens gaan ze zelf voorstellen doen. We maken onderscheid in verschillende soorten voorstellen:
Voorstellen over gewenste activiteiten: “We zouden een keer op weekend naar de Ardennen kunnen gaan”.
Voorstellen over de locatie, bijvoorbeeld de instuifruimte of het speelplein: “Kun je hier geen PC’s zetten?”
Voorstellen over een persoonlijk thema: “Ik heb ruzie met de directeur, wil je eens met hem praten?”
Voorstellen over een maatschappelijk thema: “Die politie met hun paspoortcontroles, kun jij eens zeggen dat ze dat niet moeten doen?”.
Hierop heeft de jeugdwerker gewacht. Hij grijpt deze kans met beide handen om er mee aan de slag te gaan.
Stap 3: “ik ben sinterklaas niet”
De bal terugspelen
De moeilijkste stap. Nu moet de jeugdwerker duidelijk maken dat hij het niet in hun plaats zal doen. De jeugdwerker zal jongeren ondersteunen om zelf activiteiten op te zetten. In deze fase zal de jeugdwerker voelen of hij tijd genoeg heeft geïnvesteerd in de opbouw van een vertrouwensrelatie (stap 1). Want deze boodschap kan voor jongeren een kleine schok betekenen, zeker in werkingen waar de cultuur van programmeren tot op heden sterk aanwezig was. Een eigen lokaal Jongere: Hé, we komen nu wel samen hier in het park, maar we willen een eigen lokaal hebben, kun jij dat voor ons regelen? Jeugdwerker: En wat wil je dan doen in dat lokaal? Jongere: Samen komen, muziek maken, gewoon samen zijn, zoals een jeugdhuis. Jeugdwerker: Zijn er nog jongeren die dat willen? Jongere: Natuurlijk, wij allemaal. Jeugdwerker: Wie is daar mee bezig? Vraag hen om volgende week woensdag naar de jeugddienst te komen. Dan kunnen we kijken wat jullie willen bereiken en hoe jullie dat
Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
5
willen doen. Ik kan jullie hierin ondersteunen. Dat wil niet zeggen dat jullie van vandaag op morgen een lokaal hebben, maar we kunnen de mogelijkheden bekijken. Een match Jongere: We voetballen hier iedere week, maar we willen eens een match doen. Ga je eens een match organiseren? Jeugdwerker: Dat is een goed idee, misschien moet je dat zelf met een aantal vrienden organiseren. Jongere: Jij wordt er toch voor betaald? Jeugdweker: Ik word niet betaald om dingen in jullie plaats te doen. Maar ik wil je wel helpen om het te doen. Jongere: Maar dat kan ik niet. Jij moet dat doen. Jij het de contacten… Jeugdwerker: Waarom zou jij dat niet kunnen? Ik geloof dat je dat best kan? Dat is trouwens heel leuk om dat samen met vrienden ineen te steken. Zou Brahim dat ook niet zien zitten om mee te doen? Jongere: Ja, misschien. Jeugdwerker: En ken je nog jongeren? Kijk, ik zorg voor chips en cola en jij brengt drie vrienden mee en we organiseren het samen. Woensdag in het clubhuis?
Doelen haalbaar maken:
Is het doel wenselijk? Past het binnen de missie van de werking? Is het doel haalbaar? Wat is er nodig om het te doen slagen? Hoeveel vrijwilligers hebben we nodig? Hebben we een lokaal nodig? Hebben we werkingsmiddelen nodig?
Concrete afspraken maken over eerste vergadering:
Wat op de agenda? Wie moet aanwezig zijn? Waar? Wanneer? Hoe lang?
Stap 4: Gaan! Wat doe je na dit gesprek? Hoe volg je het verder op? Eerst en vooral zal de jeugdwerker contact houden met de jonge trekker. Kan hij andere jongeren overtuigen om een kerngroep te vormen? a. Nee. Er daagt niemand op. Panikeer niet en laat de moed niet in je schoenen zakken. Ga na bij de jongere hoe het komt en of een tweede poging zinvol is. Als dat niet zo is, is dat niet erg. Je gaat gewoon “terug naar stap 1”, presentie. De kans dat dezelfde of een andere vraag opduikt is groot. b. Er is matige interesse. Je hebt mogelijk een kerngroep en je kunt starten. Loop niet te hard van stapel. Een aantal nieuwe jongeren moet je nog beter leren kennen en
Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
6
jongeren moeten nog “een groep” worden. Begin met haalbare activiteiten waar ze succeservaringen mee kunnen ervaren, zoals een kleinschalige filmavond die ze zelf in elkaar steken, een voetbalmatch… c. Dertig gasten staan ongeduldig te trappelen voor je deur. Oeps… hier is een dringende behoefte aan jeugdwerk! Maar je kan iet met 30 man in je kerngroep werken. Je moet zicht krijgen op de verschillende motivaties. Gooi een bal op het plein zodat twintig man er achteraan loopt en ga met de tien resterende die-hards verder. Organiseer met de kerngroep een leuke startactiviteit, zoals een barbecue, waar iedereen op uitgenodigd wordt. Zo krijg je de kans om de anderen beter te leren kennen.
4. Het leerproces van je kerngroep Je hebt nu een vrijwilligerskern. Hoe ga je met hen verder? Wat is de rol van de jeugdwerker?
De jeugdwerker zal de kerngroep coachen in het organiseren van activiteiten. o Wat wil je bereiken en waarom? – de doelstellingen. o Wie wil je bereiken? – de doelgroep. o Wat wil je doen? – de acties. o Wanneer wil je dat doen? - de timing. o Hoe zullen we dat betalen? – het financieel plaatje. o Wie doet wat? – de praktische afspraken.
De jeugdwerker zal zorgen voor vorming van deze vrijwilligerskern - over ledenwerving, groepsafbakening, evalueren, vergaderen, feedback geven…
De jeugdwerker betrekt de kernleden bij het bieden van impulsen aan de deelnemers starten we een blog, hangen we krantenartikels in de jeugdclub, welke muziek draaien we en welke films geven we, betrekken we externe lesgevers rond hiphop, dans…
Activerend werken betekent dus niet dat de jeugdwerker geen rol meer te vervullen heeft. Zijn rol verandert van organisator naar coach.
5. Wat motiveert jongeren om te participeren? Om inzicht te krijgen in wat jongeren motiveert om mee te werken gebruiken we het schema van de sociaal pedagoog Richard Münchmeier.
Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
7
Münchmeier, R., http://www.oberhausen.de/525F2FC8E4B04FE495A801378FF7AF99.php
Vrij vertaald betekent dit dat mensen die actief participeren gemotiveerd worden door gevoelens van zelfverwezenlijking, werkzaamheid, gemeenschap en zin-ervaring. 1. Zelfverwezenlijking: simpelweg plezier beleven aan iets, afwisseling hebben in het leven, ontdekken wat je kunt, erkenning vinden. 2. Werkzaamheid: je bent iets aan het bewerkstelligen, er verandert iets, het is nuttig, het heeft effect. 3. Gemeenschap: met anderen samen zijn en van anderen leren. Tot de groep behoren. Jezelf vergelijken met anderen. 4. Zinervaring: je voor een zaak inzetten, idealen nastreven, stappen zetten, meer in het leven dan geld en materiële zaken nastreven. Het is dus de uitdaging voor het jeugdwerk om jongeren te laten proeven van deze gevoelens zodat ze nog sterker gemotiveerd worden om zich verder in te zetten. Dit betekent dat we moeten inzetten op activiteiten waar jongeren plezier aan beleven en waarbij ze zichzelf kunnen ontdekken, waarbij ze zich nuttig voelen en waarbij ze zich deel voelen van de groep. Maar jongeren laten participeren aan activiteiten is niet voldoende. De jeugdwerker heeft een rol om jongeren tot engagement te bewegen. We vatten het handelingskader voor jeugdwerkers om motivaties van jongeren van jongeren aan te boren en samen in vijf stappen: 1. Observeer jongeren in groep. Onthoud of noteer van iedereen individueel positieve eigenschappen: wat kunnen ze goed, in welke situatie hebben ze een nuttige bijdrage geleverd?
Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
8
2. Benoem wat een jongere kan of gedaan heeft. Dat kan via individuele gesprekken of in groep. Het in groep benadrukken kan sterker effect hebben, maar dan moet er wel voldoende garantie zijn van veiligheid voor de individuele leden. 3. Als er een bijeenkomst is, zeg dan aan iedere individuele jongere dat hij of zij moet komen, zeg dat je hem of haar nodig hebt om het project te doen slagen. 4. Als jeugdwerker respecteer je tot op zekere hoogte de gemeenschapsvorming in de groep. Als er dingen gebeuren waar je niet mee akkoord kunt gaan, moet je die benoemen en je kijk daarop duiden. Weet echter dat je deze groepsprocessen niet 100% in de hand hebt. Spreek hierover met je collega’s. 5. Het klinkt misschien niet stoer, maar als het project even gaande is kun je op een avondmoment (sterren kijken, kampvuur, samen zijn) ook momenten hebben waarop de jongeren zelf hun zin-ervaring uitspreken. Dit zijn gouden momenten.
6. Tot slot: het belang van uitwisseling Het is ondertussen duidelijk dat maatschappelijk kwetsbare jongeren aanzetten tot participatie, verantwoordelijkheid en engagement geen gemakkelijke opdracht is. Het is wel een heel boeiende en zinvolle opdracht als jeugdwerkers zich voldoende ondersteund weten. Deze tekst wil daar een bijdrage toe leveren. Het kan coördinatoren en coaches van jeugdwerkers inspiratie bieden om gesprekken met jeugdwerkers te voeren. Daarnaast is het ook belangrijk dat jeugdwerkers kunnen deelnemen aan vormingen, intervisies en uitwisselingsmomenten met andere jeugdwerkers om ervaringen hierover uit te wisselen. Want als je ontdekt dat andere jeugdwerkers in andere gemeenten en regio’s met hetzelfde bezig zijn betekent dit een enorme mentale en inhoudelijke steun om praktijken van actieve participatie verder te zetten en te verdiepen.
Uit De Marge – inzichtfiche - Wij willen naar Walibi! – september 2012
9