1
Wij komen er aan... Wensen, behoeften én ambities van oudere migranten in Nederland
2
Colofon
De notitie ‘Wij komen eraan…’ is een uitgave van de samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM): Inspraakorgaan Turken, IOT Landelijk Overlegorgaan Welzijn Molukkers, LOWM Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuideuropese gemeenschappen Overlegorgaan Caribische Nederlanders, OCaN Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs, SMT Surinaams Inspraakorgaan, SIO Vluchtelingen-Organisaties Nederland,VON Maliebaan 13 3581 CB Utrecht 030-230 43 17 Auteur: Dirk Kloosterboer (Dunya Advies) Eindredactie: Gonnie Kaptein en Boudewijn Sittrop (LIZE) Productie: Christine Nanlohy (LOWM) Vormgeving en drukwerk: FEBODRUK bv, Enschede ISBN: 90-806051-2-3 november 2004 © Copyright: Samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden
3
Inhoudsopgave
Inleiding
5
Veranderende samenleving
7
Achtergrond en demografische ontwikkelingen
11
Terugkeren en pendelen
15
Wonen
17
Zorg
19
• Gezondheid en zorgbehoefte • Gezondheidszorg • Mantelzorg • Professionele ondersteuning bij zelfstandig wonen • Verzorgingshuizen en verpleeghuizen
19 19 22 23 25
Inkomen en sociale zekerheid
29
Participatie, welzijn en educatie
33
Aanbevelingen
37
Bijlage 1: Raadplegen van ouderen
41
Bijlage 2: Expertmeetings
43
Bijlage 3: Literatuur
45
4
5
Inleiding De manier waarop de samenleving omgaat met kwetsbare groepen zoals oudere migranten, vormt een belangrijke toetssteen voor de vraag hoe sociaal die samenleving is. De vergrijzing staat in het middelpunt van de belangstelling. Het ministerie van VWS komt eind 2004 met haar visienota ‘Vergrijzing en integraal ouderenbeleid’ en het vervolgrapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over de leefsituatie van allochtone ouderen verschijnt in november. In het najaar van 2005 verwacht de Tweede Kamer themacommissie Ouderen haar eindrapportage klaar te hebben. In alle documenten zal aandacht worden besteed aan de groeiende groep oudere migranten. Toch is de vraag of dit onderwerp de aandacht krijgt die het verdient. De overheid heeft herhaaldelijk onderschreven dat er iets moet worden gedaan aan de problemen van oudere migranten.1 Dit vertaalt zich echter onvoldoende in concrete maatregelen. Volgens een journalist is er zelfs sprake van een ‘verpletterende stilte’ in Den Haag als het erom gaat goede bedoelingen ten aanzien van oudere migranten daadwerkelijk waar te maken.2 De problemen waar oudere migranten mee kampen zijn voor een deel niet uniek, ze komen ook voor onder andere groepen in de samenleving met een slechte sociaal-economische positie. Wel is het zo dat veel problemen zich bij oudere migranten in geconcentreerde vorm voordoen. Een groot deel van deze ouderen moet al jarenlang van een erg laag inkomen rondkomen. Veel ouderen hebben gezondheidsproblemen, waardoor ze minder goed in staat zijn om zichzelf te redden. De woningen waarin men woont zijn vaak niet geschikt voor bewoners die minder mobiel worden. Oudere migranten hebben, net als andere burgers, belang bij een rechtvaardig sociale zekerheidstelsel, betaalbare woningen die geschikt zijn voor ouderen en zorgvoorzieningen die adequaat inspelen op de zorgbehoefte van hun klanten. Ook hebben ze belang bij een integrale aanpak, waarin al deze voorzieningen goed met elkaar samenwerken om te voorkomen dat ouderen van het kastje naar de muur worden gestuurd. De samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden3 willen in de discussie over de vergrijzing nadrukkelijk de situatie van oudere migranten op de politieke agenda plaatsen. Ook willen zij met nadruk de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen aangeven, niet alleen op departementaal niveau maar ook op het niveau van de gemeentelijke
1
Zie bijvoorbeeld het antwoord op Kamervragen van Gortzak en Arib, Tweede Kamer vergaderjaar 1999-2000, Aanhangsel nummer 1218. Stomp (2003). Inspraakorgaan Turken IOT, Landelijk Overlegorgaan Welzijn Molukkers LOWM, Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuideuropese gemeenschappen, Overlegorgaan Caribische Nederlanders OCaN, Samenwerkingsverband Marokkanen en Tunesiërs SMT, Surinaams Inspraakorgaan SIO en Vluchtelingen Organisaties Nederland VON. 2 3
6 uitvoering. Daarbij is het uitgangspunt niet dat deze ouderen een ‘aparte’ groep vormen voor wie allerlei specifieke maatregelen moeten worden genomen. Het uitgangspunt is juist dat deze ouderen, net als andere ouderen, zoveel mogelijk zelfstandig moeten kunnen leven en een reële keuzevrijheid moeten hebben als het gaat om de invulling van hun oude dag. Om te zorgen dat zelfstandigheid en keuzevrijheid in de praktijk ook echt iets voorstellen, is een verbetering van hun sociaal-economische situatie van cruciaal belang. Armoede belemmert de participatie en daarmee de integratie. Om, zoals het wel wordt geformuleerd, een ‘mondige zorgconsument’ te kunnen zijn, is het noodzakelijk om goed geïnformeerd te zijn over de verschillende keuzemogelijkheden.Veel informatie is echter voor veel oudere migranten slecht toegankelijk, onder andere door taalachterstand. Bij de voorbereiding van deze notitie zijn drie bronnen van informatie gebruikt. Naast een analyse van de beschikbare literatuur en een tweetal expertmeetings met deskundigen zijn door de verschillende samenwerkingsverbanden ouderen uit hun achterban geraadpleegd. In de bijlagen wordt nader toegelicht hoe de gegevens zijn verzameld.
7
Veranderende samenleving Een jaar of vijftien geleden werden oudere migranten ‘ontdekt’ en kwam er in het beleid van overheid en voorzieningen steeds meer aandacht voor deze groep. Na verloop van een aantal jaren zou verwacht mogen worden dat dit beleid ook vruchten heeft afgeworpen, in de vorm van een verbetering van de situatie van oudere migranten. Of hier sprake van is valt moeilijk te beoordelen, omdat goede gegevens meestal ontbreken. Op enkele onderdelen heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau wel kunnen vaststellen in hoeverre de situatie van oudere migranten eind jaren negentig verschilde van de situatie van oudere migranten in het begin van de jaren negentig. Positief is dat iets minder Turkse ouderen moeite hebben met de Nederlandse taal: het aandeel dat moeite heeft met het voeren van een gesprek is gedaald van ruim zeventig naar ruim zestig procent. De positie van Antilliaanse en vooral ook Surinaamse ouderen (50-64 jaar) op de arbeidsmarkt is verbeterd.Voor de Surinamers is er sprake van een ‘cohorteffect’: degenen die eind jaren negentig tot de ouderen horen hebben gemiddeld een hogere opleiding genoten dan hun voorgangers, waardoor hun uitgangspositie gunstiger is. Daarnaast speelt een rol dat de werkgelegenheid in de jaren negentig is gegroeid: onder autochtone ouderen is de participatie op de arbeidsmarkt nog sterker toegenomen in dezelfde periode. Tegen deze achtergrond is het des te schrijnender dat de arbeidsmarktpositie van Marokkaanse en vooral Turkse ouderen in dezelfde periode juist is verslechterd, terwijl de arbeidsparticipatie al laag lag.4 Dit heeft natuurlijk weer een ongunstig effect op de inkomenspositie van deze ouderen, nu maar ook in de toekomst (denk aan mogelijkheden om pensioen op te bouwen). Gezien de ongunstige situatie waarin veel oudere migranten zich momenteel bevinden, kan onmogelijk worden gezegd dat het beleid dat zich op deze groep richt succesvol is. Uit een analyse van projecten in het kader van het grote stedenbeleid bleek niet alleen dat er te weinig geld was uitgetrokken om de ambities waar te maken, maar ook dat de plannen slordig in elkaar zitten: een goede probleemanalyse ontbreekt, er is nauwelijks gebruik gemaakt van ervaring die elders was opgedaan, concrete doelstellingen ontbreken en er is niet voorzien in resultaatmeting.5 Al met al hebben de plannen gericht op oudere migranten vooral een symbolisch karakter: ze worden gebruikt om goede bedoelingen te etaleren, zonder dat ze voorzien in een daadwerkelijke, effectieve aanpak van de problemen waar de ouderen mee te maken hebben. Dit probleem doet zich ook op andere terreinen voor. Zo concludeert de Raad voor Volksgezondheid en Zorg dat de interculturalisatie van 4 5
Dagevos (2001: 48 e.v., 71 e.v.). Kloosterboer (1999).
8 de gezondheidszorg tot nog toe ‘teleurstellende resultaten’ heeft opgeleverd; dit komt doordat ze vaak blijft steken in tijdelijke en vrijblijvende initiatieven.6 Verder duurt het soms erg lang voordat voornemens worden uitgevoerd. Zo heeft de Sociaal Economische Raad in 2000 een advies uitgebracht over het probleem van de onvolledige AOW. In een reactie op dit advies kondigde de regering onder meer aan dat er aanvullend advies zou worden ingewonnen bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Het laatste wat hierover in 2004 is vernomen is dat de aanvraag van dit advies binnenkort de deur uitgaat.7 Ondertussen is een regering aangetreden die de rol van de overheid sterk wil inperken. Het uitgangspunt dat de overheid vormgeeft aan onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een sociale en leefbare samenleving wordt steeds meer vervangen door het uitgangspunt van zelfredzaamheid. Deze manier van denken wordt aan de man gebracht met termen als ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘maatwerk’. Een goed voorbeeld van wat onder eigen verantwoordelijkheid wordt verstaan valt te vinden in het Plan van Aanpak dat het ministerie van VWS heeft opgesteld om een visie op vergrijzing te ontwikkelen. In die tekst wordt bijna letterlijk gezegd dat de vergrijzing een mooie aanleiding vormt om de sociale zekerheid op de schop te nemen.8 Hierboven werd al aangehaald dat ook bij de zorgverlening aan migranten het uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid wordt gehanteerd: Allochtone zorgvragers en zo nodig hun directe omgeving moeten zichzelf vertrouwd maken met het Nederlandse systeem van de gezondheidszorg. Daarvoor is nodig dat zij de Nederlandse taal leren en beheersen.9 Voor de langere termijn is dat een mooi uitgangspunt, maar het biedt geen oplossing voor oudere migranten die er niet in slagen om de taal onder de knie te krijgen.10 Veel verantwoordelijkheden worden overgedragen aan lagere overheden of aan de private sector. Voorbeelden zijn de decentralisatie van de bijstand en het arbeidsmarktbeleid (WWB) en van de maatschappelijke zorg (WMO) en het steeds meer vrijlaten van de huurprijzen. De rechtvaardiging voor decentralisatie en marktwerking is meestal dat op deze manier beter maatwerk kan worden geleverd, maar daar komt in de praktijk vaak weinig van terecht. Uit een onderzoek
6
RVZ (2000). Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, Aanhangsel van de Handelingen, 1220. “Het is in 2003 de vraag of de leden van de gemeenschap nog wel zelf het redelijke doen [om in hun levensonderhoud te voorzien], én of het stelsel daartoe ook nog wel uitdaagt. De invalshoek ‘vergrijzing’ zou aan deze discussie een nieuwe impuls kunnen geven [...].” (VWS 2003). 9 VWS (2004). 10 De reactie van een arts op een toelichting door een ambtenaar van het ministerie van VWS: “Dat is belachelijk. Wilt u soms een taaltoets voordat mensen het ziekenhuis bezoeken?” Geciteerd in Commentuyn (2003). 7 8
9 naar de plannen voor het grote stedenbeleid bleek “hoe weinig aansluiting er is in de programma’s tussen de voorgestelde maatregelen en de specifieke lokale problematiek”.11 Eerder was uit onderzoek naar het lokale ouderen- en gehandicaptenbeleid een vergelijkbare conclusie getrokken.12 De Algemene Rekenkamer stelt in een rapport over wonen en zorg voor ouderen dat er op lokaal niveau sprake is van een gebrekkig inzicht in vraag en aanbod en van een gebrekkige aansturing.13 In een rapport over de lokale gezondheidszorg stellen het NIVEL en het RIVM dat zwakke groepen de dupe worden van marktwerking, decentralisatie en ‘zorg op maat’.14 Al met al is het argument dat decentralisatie tot ‘maatwerk’ leidt niet echt overtuigend. In de praktijk worden decentralisaties vaak aangegrepen om bezuinigingen door te voeren. Dit was het geval bij de decentralisatie van het welzijnswerk, het gebeurt bij de invoering van de WWB en het lijkt ook te gaan gebeuren bij de invoering van de WMO.15 Het gevolg is dat gemeenten onder druk komen te staan om voorzieningen te verschralen en om het gebruik van voorzieningen te ontmoedigen, zoals momenteel gebeurt met de bijstand.16 Ondertussen is er in de samenleving sprake van toenemende spanningen tussen bevolkingsgroepen, spanningen die door sommige politici ook worden aangewakkerd. Recent bleek uit een enquête in opdracht van de Volkskrant dat één op de drie autochtone Nederlanders negatief staat tegenover moslims. Over allochtonen oordeelt men iets positiever dan over moslims, maar het verschil is niet erg groot.17 Hoewel de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen de laatste jaren sterk zijn verslechterd, is er tegelijk ook sprake van een trend die zich al veel langer voordoet. Oudere migranten vertellen vaak hoe zij ooit met bloemen in Nederland werden ontvangen en hoezeer de stemming sindsdien is omgeslagen.18 Een Macedonische vrouw: De Nederlanders kijken nu anders naar ons, ze hebben ons niet meer nodig.Wij voelen ons niet meer welkom in Nederland.19
11
CPB (2000: 30). Kwekkeboom (1997: 150). Rijswijk: SCP. ARK (2003). 14 Verkleij en Verheij (2003). 15 Hoe de WMO gefinancierd gaat worden is nog niet helemaal bekend, maar gemeenten maken zich zorgen dat ze financieel in de knel zullen komen. Binnenlands Bestuur 7 mei 2004. 16 Kloosterboer (2004). 17 Kanne (2004). In de krant werd dit opgeklopt door te stellen dat slechts veertien procent van de autochtonen positief staat tegenover moslims, waarbij de grote groep die neutraal staat even buiten beschouwing werd gelaten. 18 Sittrop (2000),Yilmaz e.a. (1998),Von Meijenfeldt en Moerbeek (2001: 19). 19 Panelbijeenkomst Lize. 12 13
10
Turkse oudere migrant stelt kritische vragen
11
Achtergrond en demografische ontwikkelingen Allochtone ouderen (vanaf 55 jaar) vormen een sterk groeiend deel van de Nederlandse bevolking. 20 In 2003 wonen er in Nederland 116.000 niet-westerse allochtonen, in 2015 zal dit aantal gestegen zijn tot ruim 260.000. Hiervan vormen de vier grootste minderheidsgroepen (Turken, Marokkanen Antillianen en Surinamers) tezamen de grootste groep, namelijk ongeveer 91.000 personen. Verder telt Nederland in 2003 380.000 ouderen uit westerse landen. Tot deze laatste groep behoren ook 24.000 Zuideuropese21 ouderen. De komende jaren zal de groep 65plussers snel groeien, maar momenteel zit de meerderheid nog in de leeftijdgroep 55-64 jaar. Het is belangrijk om deze relatief ‘jonge’ groep bij het beleid te betrekken, omdat problemen op het gebied van gezondheid, inkomen en huisvesting zich in deze leeftijdsgroep al nadrukkelijk voordoen. Toename aantal niet-westerse ouderen (55+) in 2015 ten opzichte van 2003 (indexcijfer) indexcijfer Turken
176
Marokkanen
177
Surinamers
216
Antillianen
250
totaal niet-westers
225
berekend op basis van Schellingerhout (2004: 11)
Oudere migranten vormen een zeer diverse groep, waarvan de huidige situatie in belangrijke mate bepaald is door de migratiegeschiedenis.22 In de eerste plaats is er een groep arbeidsmigranten. In de jaren zestig en zeventig kwamen veel jonge, laag opgeleide mannen uit landen als Italië, Spanje, Portugal, Joegoslavië, Kaapverdië, Turkije, Marokko en Tunesië naar Nederland om productiewerk te doen. Een deel werd actief door Nederland geworven, een deel kwam spontaan. De migranten waren van plan om een paar jaar in Nederland te werken en daarna weer terug te keren, maar naarmate de terugkeer werd uitgesteld ging tijdelijk verblijf geruisloos over in definitieve vestiging.Vanaf het einde van de jaren zestig haalden de migranten 20
Van der Kamp e.a. (2004) Zuideuropese ouderen zijn ouderen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Portugal, Servië-Montenegro, Slovenië en Spanje, 22 De beschrijving hieronder van de migratiegeschiedenis is gebaseerd op Van der Kamp e.a. (2004).Voor de Molukkers zie ook Rinsampessy (2003). Voor de Chinezen zie Mertens en Cadat (2002), voor de vluchtelingen zie ook Meeuwisse en Arts (2004). Het genoemde aantal oudere vluchtelingen is een schatting van Pharos op basis van de beschikbare gegevensbronnen. 21
12 in het kader van de gezinshereniging hun gezinnen naar Nederland. De meeste arbeidsmigranten zijn al meer dan 25 jaar in Nederland, hun gezinnen over het algemeen wat korter. Veel arbeidsmigranten zijn al jarenlang arbeidsongeschikt of werkloos. Veel migranten uit Suriname, de Antillen en Aruba zijn naar Nederland gekomen om er te studeren. Daarnaast zijn ook de politieke omstandigheden reden geweest om naar Nederland te komen, zo zijn 150.000 Surinamers naar Nederland gekomen toen het land in 1975 onafhankelijk werd. De migranten uit deze landen zijn vaak relatief hoog opgeleid en waren vaak voor hun migratie al sterk op Nederland geörienteerd. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd onder deze groep ouderen. De grote meerderheid is al langer dan vijftien jaar in Nederland. In 1950-1951 kwam de eerste generatie Molukkers naar Nederland. Het gaat om voormalige KNIL-militairen en hun gezinnen, die vanwege de politieke ontwikkelingen rond de dekolonisatie van Indonesië naar Nederland werden gehaald. Aanvankelijk werd uitgegaan van een tijdelijk verblijf, maar langzaamaan kreeg het verblijf steeds meer een definitief karakter. De Molukkers werden eerst ondergebracht in kampen en later in Molukse woonwijken. Er zijn ongeveer 9.000 Molukse ouderen in Nederland, waarvan een groot deel in de Molukse wijken woont. Chinezen zijn onder te verdelen in migranten die rechtstreeks uit China naar Nederland zijn gekomen, en immigranten die via bijvoorbeeld Suriname of Indonesië zijn gekomen. Er wonen in Nederland 4.000 Chinese 55-plussers, waaronder veel hoogbejaarden. Zij wonen vooral in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. De Chinese gemeenschap staat bekend om haar vermogen om zich te redden onder allerlei omstandigheden, maar er zijn signalen dat zich onder de ouderen problemen voordoen waar de gemeenschap niet altijd een oplossing voor kan bieden. In toenemende mate worden ook vluchtelingen in Nederland oud. De herkomstlanden zijn zeer divers en bovendien doen zich allerlei definitie- en registratieproblemen voor, denk aan de registratie van mensen die afkomstig zijn uit voormalig Joegoslavië. Het aantal oudere vluchtelingen wordt geschat op 22.000, ze zijn met name afkomstig uit landen als Irak, Iran, Afghanistan, Eritrea, Ethiopië, Vietnam, Bosnië-Herzegovina en Chili. Een deel van de vluchtelingen is hoger opgeleid, maar vaak ondervinden zij problemen als het erom gaat hun diploma’s in Nederland erkend te krijgen. De migratieachtergrond is van invloed op de samenstelling van de groep oudere migranten. Ze zijn vooralsnog relatief jong, al zijn er met name onder de
13 Surinamers ook al substantiële aantallen 75-plussers. Bij veel herkomstgroeperingen zijn mannen oververtegenwoordigd. Hierbij speelt een rol dat de oorspronkelijke arbeidsmigratie vooral mannen naar Nederland bracht. Turkse en Marokkaanse mannen zijn meestal wel getrouwd maar hun vrouw is vaak een aantal jaar jonger, waardoor deze nog niet ‘meetellen’ als het gaat om het aantal ouderen. Bij de Surinamers en Antillianen heeft de werving in het kader van de arbeidsmigratie geen rol gespeeld; hier zijn vrouwen juist oververtegenwoordigd. Bijna de helft van de oudere migranten woont in de vier grote steden. Oudere migranten in 2004 55-64 man
65-74 vrouw
man
75+ vrouw
totaal
man
vrouw
Turken
10.285
8.651
4.613
3.222
305
603
27.679
Marokkanen
10.621
5.664
5.009
2.466
419
240
24.419
Surinamers
9.829
10.772
4.004
5.475
1.469
3.109
34.658
Antillianen
3.105
3.756
825
1.399
196
575
9.856
Italianen
2.626
846
2.091
461
235
278
6.537
Spanjaarden
2.161
1.263
990
562
133
166
5.275
Portugezen
755
730
497
404
80
86
2552
Grieken
762
359
409
147
41
50
1768
(ex) Joegoslaven
2.769
2.673
856
953
177
395
7.823
Chinezen
1.282
1.008
551
522
227
304
3.894
44.195
35.722
19.845
15.611
3.282
5.806
124.461
Totaal bron: CBS Statline
In de komende jaren zal het aantal alleenstaande oudere vrouwen toenemen.Van de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen leeft de overgrote meerderheid zonder partner. Bij Turkse en Marokkaanse ouderen speelt het leeftijdsverschil tussen gehuwden een rol, waardoor verwacht moet worden dat veel vrouwen hun echtgenoot zullen overleven.23 Uit een onderzoek onder Turkse ouderen komt naar voren dat mannen wel verwachten dat zij zullen hertrouwen als hun echtgenote overlijdt, maar dat vrouwen verwachten dat zij alleen zullen blijven.24 Hoewel de groep migrantenouderen zeer divers is, is onderzoek in het algemeen slechts gericht op de vier grootste minderheidsgroepen, waardoor ‘kleine groepen’ in het cijfermateriaal ontbreken. 23 24
Dagevos (2001: 30-5). Yerden (2003: 32).
14
Molukse ouderen
15
Terugkeren en pendelen De grote meerderheid van de migranten is ooit naar Nederland gekomen met het plan om na een aantal jaar weer terug te keren naar het geboorteland en die droom om ooit weer terug te keren zal altijd wel een rol blijven spelen. Ouderen met een WAO, AOW of Anw-uitkering kunnen hun uitkering in de meeste gevallen ook in het buitenland ontvangen. Ouderen die zelf financieel niet in staat zijn om te remigreren, kunnen in sommige gevallen een beroep doen op de Remigratiewet, die onder meer voorziet in een maandelijkse uitkering in het herkomstland. Het kabinet stelde in 2003 echter voor om de Remigratiewet af te schaffen. In de financiële bijlage van het Hoofdlijnenakkoord 2003-2007 was een bezuiniging ingeboekt vanwege deze afschaffing, maar onderzoek van Regioplan25 laat zien dat intrekking van de wet juist hoge kosten met zich meebrengt (ongeveer 40 miljoen euro op jaarbasis). Het voornemen om de Remigratiewet af te schaffen werd door de minister gemotiveerd met de opvatting dat het realiseren van remigratie de eigen verantwoordelijkheid van de migrant is. Deze argumentatie snijdt geen hout, omdat het overgrote deel van de remigranten vertrekt zonder gebruik te maken van enige regeling. De Remigratiewet is juist ingesteld om diegenen die hun vertrek niet zelfstandig kunnen realiseren daartoe in staat te stellen en daarmee te voorkomen dat mensen tegen hun zin in Nederland blijven, alleen maar met het oogmerk om hun inkomen in Nederland veilig te stellen. In september 2004 heeft de minister van Vreemdelingzaken en Integratie na een motie van D’66 aangegeven dat zij van plan is om het wetsvoorstel over de afschaffing van Remigratiewet in te trekken. Een aanzienlijk deel van de allereerste arbeidsmigranten die in de jaren zestig naar Nederland zijn gekomen, is na korte tijd teruggekeerd. Voor degenen die bleven kreeg de migratie mede als gevolg van de gezinshereniging begin jaren zeventig een meer definitief karakter. Van de Turken die in de jaren zeventig en tachtig naar Nederland zijn gekomen woont tweederde nog hier, bij de Marokkanen geldt dit zelfs voor ongeveer tachtig procent. Van de Surinaamse immigranten woont tweederde nog in Nederland, van de Antilliaanse immigranten is wel de meerderheid teruggekeerd.26 Hoewel veel migrantenouderen erover denken om terug te keren, besluit uiteindelijk slechts een klein deel om daadwerkelijk terug te gaan. De belangrijkste reden waarom ouderen toch in Nederland blijven, is waarschijnlijk dat men inmiddels kinderen heeft die in Nederland zijn opgegroeid en die men niet zou willen missen. Ook bestaat de angst dat men zonder inkomen komt te zitten. Een belangrijke rol hierbij speelt de ervaring van ouderen die waren geremigreerd met 25 26
Kosten en baten van de Remigratiewet, Regioplan, Amsterdam (2003) Tas (2004).
16 een WAO-uitkering en die vervolgens te maken kregen met een herkeuring waarbij hun WAO-uitkering werd verlaagd of beëindigd.27 Ook de kwaliteit van de medische zorg speelt een rol. Een Surinaamse oudere vrouw: In Suriname zijn de prijzen voor medische hulp onbetaalbaar geworden. Bovendien hebben ze de juiste apparatuur niet. Nederland is mijn thuisland geworden.28 De meerderheid van de migrantenouderen blijft in Nederland. Zij realiseren zich op een dag dat ze er, misschien onbewust, voor hebben gekozen om in Nederland oud te worden.29 Aangezien definitief terugkeren vaak geen reële optie is, zouden veel ouderen het liefste pendelen, dat wil zeggen, zij geven er de voorkeur aan om een deel van het jaar door te brengen in het herkomstland en een deel in Nederland. In het herkomstland geniet men van het klimaat en van de cultuur waarmee men is opgegroeid; veel ouderen zeggen dan ook dat zij ter plekke minder last hebben van gezondheidsproblemen dan in Nederland. Tegelijk zijn er ook factoren die het pendelen bemoeilijken. Sommige ouderen hebben het gevoel dat ze in hun geboorteland als ‘buitenlander’ worden beschouwd. Ouderen met een (aanvullende) bijstandsuitkering mogen slechts een beperkte tijd in het buitenland verblijven.30 Daarnaast speelt bij pendelen ook de vraag of men een beroep kan doen op goede gezondheidszorg en of men daar ook voor verzekerd is. Met name voor landen als Suriname en Kaapverdië vormen de reiskosten een probleem; als gevolg van de monopoliepositie van de vliegtuigmaatschappijen zijn de vliegtickets onevenredig duur. Een interessant verschijnsel is dat sommige ouderen aangeven dat ze niet alleen een aantal maanden per jaar in hun geboorteland willen doorbrengen, maar dat ze ook een bijdrage willen leveren aan de ontwikkeling van het land, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk. Ze benadrukken dat ze willen aansluiten bij de plaatselijke sociale structuur.31
•
•
27
De Tweede Kamer wordt opgeroepen om aan te dringen op een evaluatie van de Remigratiewet en te pleiten voor behoud van remigratievoorzieningen die toegesneden zijn op de behoeften van oudere migranten. AOW-ers met een aanvullende bijstandsuitkering moeten in staat gesteld worden om langer dan 13 weken in het buitenland te verblijven, zonder dat hun aanvullende bijstandsuitkering vervalt. Deze termijn dient verlengd te worden tot een half jaar; dat komt overeen met de termijn die geldt in de Vreemdelingenwet om te bepalen of het verblijfsrecht behouden blijft.
Vgl. Brand e.a. (1994: 87). Geciteerd in Jones (2004: 131). Sittrop (2000) 30 Volgens de WWB mogen niet-sollicitatieplichtige ouderen boven de 57,5 jaar, alsmede 65-plussers met aanvullende bijstand, maximaal 13 weken in het buitenland verblijven. Bij langer verblijf in het buitenland vervalt het recht op (aanvullende) bijstand. In andere gevallen geldt een maximale vakantietermijn van 4 weken. 31 Kadova Matchline (2004). 28 29
17
Wonen Veel oudere migranten vinden het belangrijk om in de buurt te wonen van hun kinderen. Een Turkse oudere: Zij willen mij wel een huis geven, maar in een heel andere buurt. Daar kan ik niet wonen. Het is te ver weg van mijn kinderen. Zij kunnen dan niet gemakkelijk komen helpen. Daarmee is niet gezegd dat ouderen ook altijd met hun kinderen willen samenwonen. Een andere oudere: In mijn eigen huis doe ik wat ik wil, sta ik op wanneer ik wil. Als ik bij mijn kinderen ben, moet ik altijd op mijn gedrag letten.32 Overigens wil een deel van de Marokkaanse ouderen juist wel samenwonen met de kinderen.33 In de grote steden, waar geschikte en betaalbare huisvesting schaars is, valt het uiteraard niet altijd mee om ook nog eens iets te vinden in de wijk die de voorkeur heeft. In Amsterdam bijvoorbeeld wonen veel oudere Marokkanen en Turken in de Indische buurt in Oost, en daar blijven ze veelal ook wonen. Jonge gezinnen daarentegen trekken vaak naar de Westelijke Tuinsteden, omdat daar momenteel nog betaalbare grote woningen beschikbaar zijn.34 Dit soort ontwikkelingen kunnen het moeilijker maken voor ouderen en hun kinderen om een woning bij elkaar in de buurt te vinden. Naast de wensen ten aanzien van de locatie hebben oudere migranten soms ook specifieke wensen ten aanzien van de indeling van de woning.35 De woningen van oudere migranten laten veelal te wensen over. Vaak wonen zij bijvoorbeeld in een woning die klein is in verhouding tot de omvang van het huishouden. Daarnaast moet de grote meerderheid van de ouderen trappen lopen naar de woning of binnen de woning. Een Turkse vrouw: De trappen zijn een probleem. Mijn man is al twee keer van de trap gevallen. Tegelijk blijft het natuurlijk de vraag of het mogelijk is om iets beters te krijgen. Een Marokkaanse vrouw: ‘Ik wil wel verhuizen, maar ik heb geen haast. De trap is het enige probleem. Mijn zus woont bij mij in de straat en daarom wil ik hier blijven.’ 36 Om aan een geschikte woning te komen is het niet alleen belangrijk dat zulke woningen beschikbaar zijn, daarnaast moet je uit de voeten kunnen met het systeem van de woningverdeling. Een Marokkaanse vrouw: Ik wil al tien jaar verhuizen. Mijn man is ziek en we wonen in een huis dat heel slecht onderhouden is, maar ik weet niet wat ik moet doen.37 In veel steden wordt gewerkt met een systeem waarbij
32
Yerden (2003: 15, 28). De wens om bij de kinderen in de buurt te wonen kwam ook naar voren in de panelbijeenkomst van LOWM. Uit de panelbijeenkomst van het IOT kwam de behoefte aan betaalbare huisvesting in de buurt van de moskee naar voren. Lamme (2004). 34 Kraan e.a. (2004). 35 Nitsche en Suijker (2003). 36 Geciteerd in Lamme (2004). Uit eerder onderzoek onder Turkse en Marokkaanse ouderen in Amsterdam en Rotterdam bleek dat meer dan de helft van de ouderen zelfs minstens twee trappen moet lopen om de woning te bereiken. Dit gold ook voor ouderen die minder mobiel zijn door fysieke klachten (Kloosterboer en Yilmaz 1997: 23). 37 Geciteerd in Lamme (2004). 33
18 woningzoekenden kunnen reageren op vrijkomende woningen die bekend worden gemaakt in een woningkrant of op internet. Onder Turkse en Marokkaanse ouderen levert dit systeem problemen op, zo blijkt uit onderzoek: Sommigen kennen de woningkrant niet, anderen weten niet waar ze die kunnen halen, en bijna niemand kan ermee overweg. Ze zijn dus per definitie afhankelijk van anderen bij het zoeken naar een woonruimte. Overigens doen communicatieproblemen zich niet alleen voor bij het zoeken van een woning, maar ook bij het doorgeven van onderhoudsklachten aan de woningbouwvereniging. De onderzoekster doet de suggestie om woonspreekuren te houden bij migrantenorganisaties.38 Uiteindelijk staat of valt alles bij de beschikbaarheid van woningen. Niet alleen is er een tekort aan woningen die geschikt zijn voor ouderen, er is ook een groeiend tekort aan betaalbare woningen.39 De regering heeft onlangs de ambitie geformuleerd om te zorgen dat er tot 2015 280.000 toegankelijke woningen bijkomen en 115.000 woningen gekoppeld aan zorgvoorzieningen. Ouderenbonden en gemeenten hebben voorzichtig positief op de plannen gereageerd. Tegelijk benadrukken zij dat er wel financiële middelen beschikbaar moeten komen om de plannen te kunnen realiseren. Ook moet worden gezorgd dat er voldoende woningen komen die betaalbaar zijn voor mensen met lage inkomens. In het verleden zijn ambities om meer ouderenhuisvesting te realiseren, gestrand op geldtekort en onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is.40
•
•
38
Gemeenten dienen te zorgen voor voldoende betaalbare woningen en voor voldoende woningen die geschikt zijn voor ouderen. Zij mogen zich niet verschuilen achter de verzelfstandiging van de woningbouwverenigingen; via de toewijzing van locaties kunnen zij immers invloed uitoefenen op deze instellingen. Migrantenorganisaties en welzijnsinstellingen zouden spreekuren moeten opzetten waar oudere migranten in hun eigen taal terecht kunnen voor advies met betrekking tot de woonruimteverdeling en de communicatie met woningbouwverenigingen, bijvoorbeeld over onderhoudsklachten.
Lamme (2004). Over communicatieproblemen bij het melden van onderhoudsklachten zie ook Groeneveld e.a. (2003). Schouten (2004). Plannen regering: VROM en VWS (2004). Reacties op de plannen: nieuwsberichten op www.vng.nl en www.anbo.nl. Eerdere plannen gestrand: ARK (2003). 41 Geciteerd in Yilmaz e.a. (1998). 39 40
19
Zorg Gezondheid en zorgbehoefte Het beeld dat migranten ‘vroeger oud’ worden dan autochtonen moet genuanceerd worden. Er zijn bepaalde gezondheidsklachten die bij migranten meer dan gemiddeld voorkomen, een bekend voorbeeld hiervan is diabetes.Toch kan in zijn algemeenheid niet worden gezegd dat de gezondheid van oudere migranten slechter zou zijn dan die van autochtone ouderen. Tenminste, zolang naar ‘objectieve’ maatstaven wordt gekeken (zoals aandoeningen die door een arts zijn vastgesteld of de gemiddelde levensverwachting). Als aan ouderen wordt gevraagd hoe zij zelf hun gezondheid beoordelen, dan blijkt dat migranten wel degelijk meer klachten hebben dan autochtonen. Het zou te gemakkelijk zijn om deze klachten af te doen als ‘subjectief’ en dus niet belangrijk. Integendeel, hoe mensen zelf hun gezondheid ervaren is juist bepalend voor de vraag of zij in staat zijn om zich zelfstandig te redden. Naarmate men zich minder gezond voelt, zal men ook eerder behoefte aan verzorging hebben. Het blijkt dan ook dat vooral Turkse en Marokkaanse ouderen in sterke mate beperkingen ervaren als het gaat om mobiliteit, huishoudelijke activiteiten en de dagelijkse verzorging. Fysieke beperkingen bij 55-plussers (percentage)
Turken
geen beperkingen 14
lichte beperkingen 15
matige beperkingen 28
ernstige beperkingen 43
Marokkanen
15
8
26
51
Surinamers
37
15
23
24
Antillianen
55
11
23
12
Molukkers
58
17
13
11
autochtonen
47
17
21
15
Bron: Schellingerhout (2004: 28)
Gezondheidszorg Zoals blijkt uit de volgende tabel, maken oudere migranten wat vaker gebruik van de huisarts dan autochtone ouderen. Dit geldt het sterkst voor Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ouderen. Een Turkse oudere vrouw over de huisartspraktijk: Het is net ons ouderlijk huis, zo vaak gaan we ernaar toe.41 Hoewel er dus geen aanwijzingen 41
Geciteerd in Yilmaz e.a. (1998).
20 zijn dat de toegankelijkheid van de huisarts een probleem zou vormen, zijn er wel problemen op het gebied van de communicatie. Onderzoekers hebben na afloop van consulten aan zowel de huisarts als de patiënt gevraagd naar de inhoud van het consult. Het bleek dat in dertig procent van de consulten de huisarts en de patiënt elkaar verkeerd hadden begrepen als het ging om allochtone patiënten; bij autochtone patiënten was dit in dertien procent het geval. Er zijn verschillende experimenten gedaan waarbij de huisarts wordt bijgestaan door een zorgconsulent die de taal van de patiënt spreekt. Bij een groep Turkse vrouwen met diabetes kon worden aangetoond dat de inzet van de zorgconsulent een positief effect had op de gezondheid van de patiënt.42 Gebruik huisarts en opname in ziekenhuis onder ouderen (55+)
Turken
afgelopen 2 maanden huisarts bezocht 73
afgelopen 12 maanden in ziekenhuis opgenomen 18
Marokkanen
67
14
Surinamers
69
18
Antillianen
61
14
Molukkers
53
13
autochtonen
49
15
Percentage dat betreffende voorziening heeft bezocht. Bron: Schellingerhout (2004: 32)
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het gebruik van het ziekenhuis onder oudere migranten nauwelijks afwijkt van autochtone ouderen. In een onderzoek onder Turkse en Marokkaanse oudere vrouwen is nagegaan hoe zij het verblijf in het ziekenhuis ervaren. De meeste vrouwen hebben in het verleden in het ziekenhuis gelegen vanwege een bevalling, daarnaast hebben sommigen zelf recent in het ziekenhuis gelegen terwijl anderen recent hebben meegemaakt dat familieleden of vrienden werden opgenomen.Veel vrouwen zijn van mening dat de kwaliteit van de zorg achteruit is gegaan, dat het personeel bijvoorbeeld minder de tijd neemt voor patiënten. Uit de verhalen komt naar voren dat de communicatie een probleem vormt: Een vrouw vertelde bijvoorbeeld dat ze in het ziekenhuis een menulijst kreeg waaruit ze de gewenste soort maaltijden kon kiezen. Aangezien ze geen Nederlands spreekt, wist ze niet wat er op de lijst stond of waarom ze die lijst kreeg. Uiteindelijk heeft ze niets gekozen en kreeg ze elke keer maaltijden met 42
Bruijnzeels (2001).
21 vlees (niet halal), wat zij niet eet. Zij heeft toen dagenlang alleen maar toetjes en bepaalde koude maaltijden gegeten. Het ziekenhuispersoneel vond het maar vreemd en begreep er niets van, maar blijkbaar was dit geen reden om uit te zoeken wat de reden was waarom de vrouw nauwelijks wilde eten. Het bezoek van familie kan leiden tot problemen. Oudere migranten krijgen vaak veel bezoek, de drukte die dit met zich meebrengt wordt door andere patiënten soms als overlast ervaren. De ouderen zijn zich hiervan bewust, maar ze hechten belang aan het bezoek: “Dit is normaal en zo hoort het ook,” zeggen ze. De steun van je man, je familie en je kennissen is heel belangrijk, juist ook in zulke tijden. De familie biedt niet alleen steun in het ziekenhuis, maar helpt ook om het huishouden van de patiënte draaiend te houden. Tegelijk geeft de familie ook morele steun. Een respondente zegt dat ze ook onmogelijk aan haar familie kan vragen om minder vaak op bezoek te komen; dit zou een belediging zijn. Het zou overkomen alsof ze het bezoek niet waardeert. Ze heeft wel geprobeerd om het bezoek zoveel mogelijk te spreiden. Andere aspecten waarover klachten bestaan zijn het feit dat mannen en vrouwen op dezelfde zaal worden verpleegd en het feit dat het niet altijd mogelijk is om halal maaltijden te krijgen (maaltijden bereid volgens de islamitische voorschriften, vergelijkbaar met kosjer maaltijden voor joden).43 Overigens is de bejegening het belangrijkste, zo bleek uit een ander onderzoek: Feitelijk hadden migranten vaak het gevoel dat ze er maar lagen. Je zou verwachten dat ze vooral moeite hebben met de voedselvoorziening en de religieuze verzorging, maar in de praktijk vinden ze de arts-patiëntrelatie wezenlijker. Ze voelen zich anders bejegend dan autochtonen.44 Er zijn inmiddels flink wat projecten opgezet om te bevorderen dat zorginstellingen goede kwaliteit zorg leveren ongeacht de herkomst van de patiënten. Volgens onderzoekers vormen deze projecten vooralsnog echter niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. De interculturalisatie van de gezondheidszorg staat nog in de kinderschoenen, zo concluderen zij.45 De landelijke overheid meent dat het allemaal wel meevalt. Bovendien acht zij zichzelf niet verantwoordelijk: 43 Yilmaz e.a. (1998), vgl. Kloosterboer en Yilmaz (1997: 48-53). De klacht dat de situatie in ziekenhuizen achteruit is gegaan kwam ook naar voren uit de panelbijeenkomst van het IOT. 44 Bruijnzeels, geciteerd in Evenblij (2003).Vgl. Miguel Fernández (2001: 26). 45 Van der Veen e.a. (2003).
22 Burgers en instellingen moeten zélf hun verantwoordelijkheid nemen.46 Of dit daadwerkelijk van de grond komt, is de vraag. Zo heeft de Erasmusuniversiteit een instrument ontwikkeld waarmee ziekenhuizen kunnen meten hoe hun allochtone patiënten de kwaliteit van de zorg beoordelen, maar bij ziekenhuizen bleek er geen belangstelling te zijn om dit instrument toe te passen.47 In de beleidsvorming rond ouderen en zorg speelt het regionaal overleg tussen gemeenten, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, zorgvragers, ouderenbonden en patiëntenverenigingen een belangrijke rol. Juist op dit niveau ontbreekt de stem van allochtone ouderen. De partners in dit overleg zouden expliciet rekening moeten houden met wensen en verlangens van allochtone ouderen zelf en voorwaarden moeten scheppen voor hun inbreng in dit overleg.
•
•
•
Huisartsen en ziekenhuizen dienen de communicatie met patiënten te bevorderen door gebruik te maken van zorgconsulenten die de taal van de patiënten spreken. Ziekenhuizen dienen in het kader van het kwaliteitsbeleid de kwaliteit van de zorgverlening te meten onder al hun patiënten, inclusief (oudere) migranten. De resultaten van deze kwaliteitsmetingen dienen openbaar te zijn. De Rijksoverheid mag zich niet verschuilen achter de ‘eigen verantwoordelijkheid’ van patiënten en zorgverleners. Op z’n minst zal ze moeten monitoren in hoeverre zorginstellingen in staat zijn om goede kwaliteit zorg te verlenen aan al hun patiënten, inclusief (oudere) migranten.
Mantelzorg Het beeld heeft lange tijd bestaan dat oudere migranten geen gebruik maken van zorgvoorzieningen, omdat het bij hun cultuur zou horen dat de kinderen voor hun ouders zorgen. De werkelijkheid is ingewikkelder. Ouderen willen graag ondersteund worden door hun kinderen en kinderen willen die ondersteuning over het algemeen ook graag geven, maar daarnaast hebben zij tijd nodig voor hun opleiding, hun baan, hun gezin. Dit betekent dat het niet altijd mogelijk is om voor de ouders te zorgen. Veel ouderen zijn zich daar ook van bewust, en willen hun kinderen ook weer niet tot last zijn.48 Een interview met een Turkse oudere vrouw kan dit illustreren:
46 47 48
VWS (2004). Evenblij (2003). Zie bijvoorbeeld Brand e.a. (1994: 91).
23 “Ik zou wel graag willen dat mijn kinderen of schoonkinderen me helpen bij het huishouden maar zij hebben ook hun eigen leven, hun eigen gezin en werk. Hoe zouden zij dan voor mij kunnen zorgen? Dan moet ik wel hulp van instanties vragen. Ik zou niet denken, ‘mijn kinderen of schoonkinderen zullen wel voor me zorgen’.” (Interviewer:) U zou er niet op willen vertrouwen? “Ik zou er wel op vertrouwen.” Maar… “Maar ik wil ze niet tot last zijn.”49 Een vergelijkbare worsteling klinkt door in een uitspraak van een Portugese vrouw: Ik wil eventueel wel naar een bejaardentehuis, of dat nu een Nederlands of een gemengd tehuis is. Die mensen daar kunnen toch voor me zorgen. En wie zou dat anders moeten doen? Mijn kinderen hebben hun eigen leven... En bovendien wil ik niet afhankelijk zijn van mijn kinderen.50 Veel ouderen accepteren dat zij bij een toenemende zorgbehoefte niet geheel zullen kunnen terugvallen op de ondersteuning door hun kinderen en dat zij ook gebruik zullen moeten maken van professionele instellingen. Veelal hopen zij echter wel dat de kinderen hierbij een bemiddelende rol zullen spelen. Uit een onderzoek onder Turkse en Marokkaanse ouderen bleek dat de mate waarin zij hulp krijgen van hun kinderen samenhangt met de mate waarin zij zelf de kinderen ondersteunen, bijvoorbeeld door op de kleinkinderen te passen. In die zin is de relatie tussen ouderen en hun kinderen geen kwestie van eenzijdige afhankelijkheid, maar van wederzijdse ondersteuning.51 Intensievere ondersteuning van mantelzorgers is noodzakelijk. Professionele ondersteuning bij zelfstandig wonen Ouderen kunnen verschillende vormen van ondersteuning krijgen die ze in staat moet stellen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Het kan gaan om thuiszorg, aanpassingen in de woning (bijvoorbeeld handgrepen om vallen tegen te gaan), alarmering waarmee ouderen hulp in kunnen roepen bij calamiteiten, kant en klare maaltijden die thuis worden bezorgd, etcetera. Hieronder wordt aangegeven in hoeverre ouderen gebruik maken van een aantal van deze voorzieningen. 49 50 51
Geciteerd in Yilmaz e.a. (1998). Panelbijeenkomst LIZE. Kloosterboer en Yilmaz (1997: 40)
24 Gebruik van voorzieningen door ouderen (65+) thuiszorg
alarmering
dagopvang
7
4
3
Turken Marokkanen
4
1
0
Surinamers
32
18
5
Antillianen
19
9
6
Molukkers
15
5
5
autochtonen
26
12
6
Percentage ouderen dat in het afgelopen jaar gebruik heeft gemaakt van de voorziening. Bron: Schellingerhout (2004: 38, 45)
Uit de tabel komt naar voren dat vooral Turken en Marokkanen weinig gebruik maken van dit type voorzieningen. De oorzaak kan er niet in worden gezocht dat men geen belangstelling zou hebben. Zo bleek uit een onderzoek onder oudere migranten in Noord-Holland dat bijna de helft van de respondenten behoefte had aan handgrepen in de woning en dat tweederde van de respondenten belangstelling had voor WonenPlus, een pakket diensten dat ouderen moet helpen om zelfstandig te kunnen blijven wonen.52 De gemeente Amsterdam heeft onlangs onderzocht in hoeverre de voorzieningen uit het ‘basispakket’ voor thuiswonende ouderen voldoen aan de behoeften van oudere migranten.53 Een veelgenoemd knelpunt vormen de kosten. Voor veel ouderen is dit bijvoorbeeld een reden om geen gebruik te maken van maaltijdvoorzieningen, alarmering, woningaanpassingen. Het komt ook voor dat ouderen denken dat een voorziening duur is, terwijl het in werkelijkheid meevalt. Daarnaast vormt de bureaucratische rompslomp soms een probleem. Ook zijn er voorzieningen die nog onvoldoende rekening houden met de behoeften van oudere migranten, denk aan de mogelijkheid om Chinese of halal-maaltijden te laten bezorgen. Bij sommige voorzieningen spelen taalproblemen een rol, een voorbeeld vormen alarmeringssystemen die het mogelijk maken om bij calamiteiten iemand te laten waarschuwen. Taalproblemen kunnen ook tot misverstanden leiden. Een ouderenwerker: Ik heb wel eens een Turkse oudere op het spreekuur gehad die met Stadsmobiel van A naar B wilde gaan. Ze is enorm geschrokken en raakte in paniek toen het busje een hele andere route koos en omreed om nog meer passagiers op te halen. Deze negatieve ervaringen worden via mond-tot-mondreclame snel verspreid onder de Turkse gemeenschap, zodat andere Turkse ouderen zich wel twee keer bedenken voordat ze met Stadsmobiel meegaan.54 52
Miguel Fernández (2001: 29-30). Groeneveld e.a. (2003). Het probleem van de kosten van de maaltijdvoorziening komt ook naar voren uit de panelbijeenkomst van LOWM. 54 Geciteerd in Groeneveld e.a. (2003: 9). 53
25 Door middel van spreekuren kunnen migrantenorganisaties ouderen informeren over de ondersteuning die zij kunnen krijgen en helpen bij de aanvraag ervan. Verder moet er rekening mee worden gehouden dat niet alle ouderen bij belangenorganisaties over de vloer komen. Het is daarom belangrijk dat spreekuren worden aangevuld met preventief huisbezoek.55 Mensen die thuiszorg nodig hebben, kunnen in plaats daarvan kiezen voor een ‘persoonsgebonden budget’ (pgb). Ze krijgen de beschikking over geld waarmee ze in principe zelf de ondersteuning kunnen regelen die het beste aansluit op wat ze nodig hebben. Tien jaar geleden is al onderstreept dat het pgb een goed instrument kan zijn om te zorgen dat ook oudere migranten ‘zorg op maat’ krijgen en sindsdien is uit verschillende onderzoeken naar voren gekomen dat deze ouderen ook belangstelling hebben voor het pgb.56 Onlangs is de suggestie gedaan dat ouderen niet alleen op individuele basis van het pgb gebruik kunnen maken; het is ook denkbaar dat een groep ouderen hun pgb’s bundelt om samen een verzorger in te kunnen huren.57 Hoewel het concept van het pgb positief beoordeeld wordt, wordt er in de praktijk door oudere migranten slechts mondjesmaat gebruik van gemaakt. De oorzaak ligt gedeeltelijk in onbekendheid en gedeeltelijk in de ingewikkelde procedures die zijn verbonden aan de inzet van het pgb. Er is wel ondersteuning mogelijk, maar het feit dat die ondersteuning uit het pgb zelf bekostigd moet worden, ontmoedigt het gebruik van die ondersteuning. Met ingang van 2006 zal de ondersteuning van zelfstandig wonende ouderen grotendeels vallen onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Deze wet komt in de plaats van de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten en onderdelen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Ideologisch gezien legt de WMO sterk de nadruk op de informele zorg; de verantwoordelijkheid van de overheid voor de ondersteuning van ouderen en gehandicapten wordt zoveel mogelijk beperkt. Een tweede belangrijk uitgangspunt is dat mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben, geen recht zullen hebben op voorzieningen. Gemeenten hebben wel de verplichting om op bepaalde terreinen voorzieningen in het leven te roepen, maar hoe ze dat invullen mogen ze zelf weten. Hoewel de precieze vormgeving van de wet en met name ook de financiering ervan nog niet duidelijk is, maken belangenorganisaties zich grote zorgen. Enerzijds dreigen mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben aan willekeur te worden overgeleverd. Anderzijds staan gemeenten al onder grote financiële druk, dit brengt het risico met zich mee van verschraling van de voorzieningen die mensen in staat moeten stellen 55
Groeneveld e.a. (2003), Alkema (2003). Zie bijvoorbeeld Kloosterboer (1994),Yerden (2003: 37-9). 57 Lamme (2004). 56
26 om zelfstandig te blijven wonen. In het WMO-budget dat gemeentes ter beschikking krijgen, moet zorg worden geoormerkt.
•
•
• •
Gemeenten en zorgkantoren zullen in hun contracten met de zorg- en dienstverleners moeten vastleggen dat die ervoor moeten zorgen dat zij ook oudere migranten bereiken met hun aanbod. Daarbij mogen ‘kleinere groepen’ (bijvoorbeeld vluchtelingen) niet over het hoofd worden gezien. Migrantenorganisaties en welzijnsinstellingen zouden in samenwerking spreekuren moeten opzetten waar oudere migranten in hun eigen taal terecht kunnen voor advies met betrekking tot voorzieningen zoals thuiszorg, woningaanpassing, etcetera. Ouderen zouden hier ook terecht moeten kunnen voor ondersteuning bij het aanvragen van een persoonsgebonden budget. Welzijnsinstellingen dienen samen met belangenorganisaties ouderen thuis te bezoeken om na te gaan of zij behoefte hebben aan ondersteuning. De Tweede Kamer wordt opgeroepen om bij de behandeling van de WMO aan te dringen op helder omschreven individuele rechten op zorg en ondersteuning en op adequate financiering.
Verzorgingshuizen en verpleeghuizen Veel oudere migranten hebben een enigszins vertekend beeld van hoe Nederlandse ouderen leven. Ze denken dat de ouderen aan hun lot worden overgelaten in verzorgingshuizen. Als men hoort dat slechts een klein percentage van de ouderen in een verzorgingshuis verblijft, dan roept dat vaak verbazing op. Inmiddels zijn er ook redelijk wat projecten geweest waarbij oudere migranten op excursie gingen naar een verzorgingshuis. Meestal is het effect dat hun beeld van het verzorgingshuis na de excursie positiever is dan daarvoor; blijkbaar komt het negatieve beeld voor een deel voort uit onbekendheid. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat men zich ook spontaan opgeeft om in een verzorgingshuis te gaan wonen, maar het idee wordt in ieder geval minder afschrikwekkend naarmate men een beeld heeft van wat het verzorgingshuis inhoudt. Hetzelfde effect wordt ook bereikt als oudere migranten deelnemen aan activiteiten die worden georganiseerd binnen het gebouw van het verzorgingshuis, al dan niet in de vorm van formele dagopvangactiviteiten. Verzorgingshuizen hebben hier ook belang bij: zeker in de grote steden vormen oudere migranten een steeds groter deel van hun ‘doelgroep’. Willen deze
27 verzorgingshuizen hun bestaansrecht houden, dan zullen ze moeten zorgen dat ook oudere migranten er terecht kunnen. Veel oudere migranten zouden, als ze dan toch naar een verzorgingshuis moeten, de voorkeur hebben voor een apart verzorgingshuis voor hun eigen etnische groep of een islamitisch verzorgingshuis. Dit heeft te maken met de angst om in een isolement te raken vanwege communicatieproblemen. Voorkeuren zijn echter niet statisch. Desgevraagd zullen ouderen vaak ook wel belangstelling hebben voor een verzorgingshuis waar een aparte vleugel of verdieping is ingericht voor ‘hun’ groep. Met aparte verzorgingshuizen of aparte afdelingen binnen verzorgingshuizen kunnen taalproblemen gemakkelijker ondervangen worden, kan rekening worden gehouden met wensen op het gebied van voedsel, kunnen religieuze voorzieningen worden geregeld en kan men een sfeer creëren waarbij de ouderen zich thuis voelen. De behoefte aan een vertrouwde omgeving is niet iets specifieks van oudere migranten: voor de meeste ouderen is het belangrijk om hun eigen spulletjes om zich heen te hebben en om in een omgeving te zijn waar ze zich thuis voelen. Dit geldt temeer voor het verblijf in een verzorgings- of verpleeghuis dat, in tegenstelling tot opname in een ziekenhuis, een definitief karakter heeft. Verschillende factoren kunnen de realisatie van zulke voorzieningen bemoeilijken. Zorginstellingen voeren soms aan dat ze geen signalen krijgen dat er onder oudere migranten behoefte aan bestaat. De ouderen hebben vaak geen idee van wat er mogelijk is op het gebied van ouderenzorg en kunnen daarom moeilijk formuleren wat voor voorziening hun voorkeur heeft, bovendien weten ze niet waar ze die wens zouden moeten neerleggen. Zo lang iedereen op elkaar zit te wachten, gebeurt er niets. De ervaring van onder meer de Molukse gemeenschap is dat de jongere generatie een rol kan spelen om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Dan nog blijft de vraag of er voldoende oudere migranten zijn om aparte voorzieningen te rechtvaardigen. In de grote steden wonen voldoende ouderen uit de grotere herkomstgroepen om een verzorgingshuis te kunnen vullen, maar dit geldt niet voor de kleinere herkomstgroepen en buiten de grote steden. Dit probleem valt echter op te lossen door meer flexibele vormen, zoals aparte afdelingen binnen ‘normale’ verzorgingshuizen. Het aandeel allochtone ouderen in de groep gebruikers van zorginstellingen en –voorzieningen neemt gestaag toe. In dit verband is het aan te bevelen om in het zorgaanbod voorwaarden te scheppen voor interculturele rouwverwerking. Steeds meer islamitische ouderen geven te kennen dat zij niet in hun land van herkomst maar in Nederland begraven willen worden. Dit leidt tot een stijgende vraag naar islamitische begraafplaatsen.
28
• •
• •
Verzorgingshuizen dienen ruimte beschikbaar te stellen voor activiteiten van oudere migranten die in de omgeving wonen. Verzorgingshuizen, verpleeghuizen en hun financiers dienen waar mogelijk verzoeken om aparte afdelingen te realiseren voor specifieke groepen ouderen, te honoreren. Zorginstellingen zouden in hun zorgaanbod voorwaarden moeten scheppen voor interculturele rouwverwerking. Gemeenten zouden de groeiende vraag naar islamitische begraafplaatsen moeten honoreren en voor de realisatie ervan moeten samenwerken met migrantenorganisaties.
Leren is niet aan leeftijd gebonden
29
Inkomen en sociale zekerheid Veel arbeidsmigranten zijn in Nederland gaan werken in sectoren zoals de industrie en de textiel, sectoren die zwaar te lijden zouden krijgen onder de economische crises van de jaren zeventig. Velen zijn werkloos geworden, terwijl ook een grote groep mede door de ongezonde werkomstandigheden arbeidsongeschikt werd. Door hun lage opleidingsniveau en gebrekkige taalbeheersing in combinatie met de geslonken laaggeschoolde werkgelegenheid konden zij nog maar moeilijk aan de slag komen. Andere groepen migranten hebben over het algemeen een wat gunstigere uitgangspositie op de arbeidsmarkt gehad. Vrijwel alle migranten kampen echter met het probleem dat zij niet de volledige periode van hun 15e tot hun 65e jaar in Nederland hebben gewoond. Aangezien men per jaar 2% opbouwt van de AOWuitkering, betekent dit dat de meeste ouderen een onvolledige AOW krijgen. Mensen die in Nederland komen wonen en voor het eerst verplicht verzekerd zijn voor de AOW hebben vijf jaar de tijd om de achterliggende onverzekerde jaren in te kopen. De voorlichting hierover is echter summier. Bovendien is financiering van onverzekerde AOW-jaren meestal geen prioriteit voor mensen die net in Nederland zijn. Als men 65 wordt, is het mogelijk om aanvullende bijstand te krijgen tot het niveau van de volledige AOW, maar vaak is men daarvan niet op de hoogte en bovendien wordt deze aanvulling weer gekort zo gauw men andere inkomsten heeft, bijvoorbeeld een klein aanvullend pensioen. Een aantal migrantenouderen kiest ervoor om geen aanvullende bijstand aan te vragen, omdat het financiële voordeel niet opweegt tegen alle praktische nadelen en belemmeringen, zoals de beperkte tijd dat men in het buitenland mag verblijven met behoud van de aanvullende bijstand. Gezien het voorgaande hoeft het niet te verbazen dat oudere migranten over het algemeen rond moeten zien te komen van een laag inkomen. Onderstaande tabel laat zien dat oudere migranten oververtegenwoordigd zijn in de laagste inkomensgroep en dat ze vrijwel niet voorkomen in de hoogste inkomensgroep. Voor de vrouwen onder de oudere migranten geldt in nog sterkere mate dat zij van lage inkomens moeten zien rond te komen. De inkomenspositie is des te nijpender doordat veel oudere migranten al langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen; dit geldt voor 39% van de migranten boven de 65 tegen 9% van de autochtone 65-plussers.58
58
Van der Kamp e.a. (2004).
30 Netto huishoudensinkomen van ouderen (55+), percentages Turken Marokkanen Surinamers Antillianen Molukkers autochtonen
minder dan 1100 74 86 61 64 37 38
1100-2100 26 13 28 21 51 39
meer dan 2100 1 0 11 16 11 24
Bron: Schellingerhout (2004: 23).
Als gevolg van hun lage inkomens hebben veel oudere migranten moeite om rond te komen. Van de Turkse ouderen zegt 80% dat het inkomen onvoldoende is, dit geldt voor 75% van de Marokkaanse ouderen, ruim 60% van de Surinaamse en Antilliaanse ouderen en minder dan 30% van de autochtone ouderen.59 Uit de panelbijeenkomsten van IOT, LOWM en Lize komt de inkomenssituatie als een van de belangrijkste knelpunten naar voren. De AOW is bedoeld om te garanderen dat alle ouderen op een fatsoenlijk inkomen kunnen terugvallen, maar daarbij is een systeem gekozen dat nu onbedoeld een grote groep ouderen benadeelt. Al jaren wordt er gepleit voor een oplossing voor het probleem van de onvolledige AOW, maar daar is vooralsnog weinig mee gebeurd.60 Op korte termijn is in ieder geval een aantal belangrijke praktische voordelen te boeken. Gemeenten kunnen de controle van 65-plussers met aanvullende bijstand vereenvoudigen en klantvriendelijker maken, het gaat immers om mensen zonder sollicitatieplicht waarvan het inkomen zelden verandert.61 Nog meer winst valt te halen door de uitvoering van de aanvulling op de onvolledige AOW op te dragen aan de SVB in plaats van aan de gemeenten. De SVB, die de AOW al uitvoert, is ingesteld op de uitvoering van de oudedagsvoorziening, terwijl gemeenten met de uitvoering van de WWB juist sterker op de arbeidsmarkt gericht zijn. Het laten uitvoeren van de uitvoering van de AOW en de aanvulling daarop door dezelfde instantie, is bovendien efficiënter en bespaart daardoor uitvoeringskosten. Ook wordt hiermee de bureaucratische rompslomp voor de ouderen beperkt en wordt het ondergebruik tegengegaan. De overdracht naar de SVB van de aanvulling op de onvolledige AOW biedt echter niet automatisch een oplossing voor de belemmeringen die te maken hebben met de inkomens- en vermogenstoets en de beperking op het verblijf in het buitenland zoals die tot op dit moment aan de aanvullende bijtand verbonden zijn. 59
Dagevos (2001: 69). Vgl. Ipek-Demir (2002), FNV (2002a). Maandelijkse controles zouden bijvoorbeeld vervangen kunnen worden door controle middels mutatieformulieren. Zie hierover de brief van het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) en het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) aan gemeenten, 9 juni 2004. 60
61
31 Maatschappelijke positie 55-64-jarigen (percentage)
Turken
werkend (>12 u/w)
werkloos / werkzoekend
huishouden
arbeidsong/ WAO
7
17
25
39
pensioen/ AOW / VUT 7
anders 5
Marokkanen
10
10
37
37
6
1
Surinamers
34
5
19
31
11
1
Antillianen
38
7
25
12
12
8
Molukkers
47
7
17
11
15
3
autochtonen
42
4
18
15
15
5
Bron: Schellingerhout (2004: 19)
Onder de 55-64-jarigen zijn er relatief weinig die nog werken; met name onder Turken en Marokkanen is dit percentage laag. Onder deze groepen en de Surinamers is juist weer een hoog percentage arbeidsongeschikt. De gemeente zal voor steeds meer ouderen een belangrijke rol spelen. Zo is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de bijstand en voor het arbeidsmarktbeleid (inclusief bijvoorbeeld de gesubsidieerde arbeid en varianten daarop).Voorgenomen aanscherpingen van de WAO zullen waarschijnlijk als effect hebben dat een groeiend aantal arbeidsongeschikten in de bijstand terechtkomt. Verder zijn gemeenten verantwoordelijk voor het minimabeleid, dat voorziet in vergoedingen voor noodzakelijke onkosten voor mensen die deze kosten zelf niet kunnen betalen.Veel gemeenten maken zich zorgen over financiële tekorten en proberen dan ook om het beroep op de bijstand in te perken, onder meer door mensen onder druk te zetten om te gaan werken. Voor veel ouderen zal zo’n aanpak echter weinig zoden aan de dijk zetten als niet tegelijk hun kansen op de arbeidsmarkt worden verbeterd, bijvoorbeeld door middel van opleidingen en loonkostensubsidies. Een Amsterdamse sociaal raadsvrouw over de nieuwe aanpak: Het wordt allemaal een stuk strakker, sommigen spreken van een leger-achtige aanpak. Dat je van jongeren verwacht dat ze een baan zoeken, OK, maar een allochtone oudere van 55-plus? Waar zijn we in godsnaam mee bezig? Mensen zijn angstiger geworden om hun inkomen te verliezen, ze praten er over, er kookt iets onder de bijstandsgerechtigden. Het is ze niet duidelijk wat er precies gaat gebeuren. Vooral ouderen maken zich zorgen, die vragen zich af: wat moet ik nu doen, straks kan ik geen huur meer betalen. Het is mij niet bekend dat er ooit
32 iemand concreet aan een baan is geholpen door de nieuwe aanpak. De instanties komen nauwelijks toe aan de begeleiding van werkzoekenden, ze hebben niet eens tijd om de lopende zaken af te handelen.62 Op sommige punten is de beleidsvrijheid van gemeenten ingeperkt door landelijke regelgeving, maar voor gemeenten die een sociaal beleid willen voeren is er zeker nog speelruimte. Door de Landelijke Cliëntenraad zijn praktische handreikingen geformuleerd voor een goede manier om de uitvoering van de WWB en het minimabeleid vorm te geven.63 Daarnaast kunnen gemeenten zorgen voor meer werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt door middel van loonkostensubsidies. Dit is voor gemeenten zelf ook aantrekkelijk, omdat hiermee een daling van het aantal bijstandsuitkeringen kan worden bereikt, wat weer een belangrijke besparing op kan leveren voor de gemeente.
•
•
•
•
•
• •
62 63
De SVB dient 65-jarigen actiever te wijzen op het recht op aanvullende bijstand en dient mensen onder die leeftijd actiever te informeren over hun inkomenssituatie als ze 65 worden. Zolang er sprake is van aanvullende bijstand voor 65-plussers in het kader van de WWB, dienen gemeenten de controles op een klantvriendelijke manier uit te voeren. Zolang er sprake is van aanvullende bijstand in het kader van de WWB, zouden 65-plussers in staat moeten worden gesteld om zes maanden per jaar in het buitenland te verblijven. De uitvoering van de aanvulling op de AOW zou moeten worden neergelegd bij de SVB, waarbij de toekenningsvoorwaarden verruimd zouden moeten worden. Voor de langere termijn dient er een structurele oplossing te komen voor het probleem dat mensen een onvolledige AOW krijgen als gevolg van het feit dat ze niet hun hele leven in Nederland hebben gewoond. Gemeenten dienen de bijstand en de bijzondere bijstand op een ruimhartige en klantvriendelijke manier uit te voeren. Gemeenten dienen de werkgelegenheid te stimuleren, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt, door middel van loonkostensubsidies.
Geciteerd in Kloosterboer (2004). http://www.landelijkeclientenraad.nl.
33
Participatie, welzijn en educatie Zowel de overheid als de ouderen zelf hechten er belang aan dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Een belangrijke randvoorwaarde hiervoor is dat de ouderen kunnen terugvallen op een goed functionerend sociaal netwerk. Voor oudere migranten vervullen voorzieningen zoals moskeeën, kerken en ‘etnische’ winkels een belangrijke sociale functie. Datzelfde geldt ook voor de migrantenorganisaties, waar men elkaar ontmoet en soms ook cursussen volgt en deelneemt aan voorlichtingsbijeenkomsten. Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat ouderen die actief zijn in migrantenorganisaties vaak ook meer participeren in bredere zin.64 Hoewel de eigen organisaties dus een nuttige rol kunnen vervullen, hebben ze er soms moeite mee om het hoofd boven water te houden. Een belangrijke factor die hierbij een rol speelt is of ze kunnen beschikken over een ontmoetingsruimte waar ze activiteiten kunnen organiseren.65 De regelgeving rond inkomen, huisvesting en andere zaken is voor ouderen vaak moeilijk te doorgronden. Een groot deel van de oudere migranten heeft bovendien moeite met de Nederlandse taal. Al met al is er grote behoefte aan ondersteuning door instellingen zoals de sociaal raadslieden, die van dienst kunnen zijn bij het omgaan met formulieren en procedures. In de grote steden is echter vaak sprake van een tekort aan sociaal raadslieden. Bij de ontwikkeling van het Juridisch Loket (de herstructurering van de Bureau’s voor Rechtshulp) moet de toegankelijkheid voor migrantenouderen extra aandacht krijgen. Ouderenadviseurs en intermediairs kunnen een belangrijke rol spelen in het informeren van migrantenouderen over hun rechten en mogelijkheden. Ouderen worden met hun vragen te vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Een mogelijke oplossing hiervoor is activerend huisbezoek door het lokale ouderenwerk. Sommige migrantenorganisaties organiseren laagdrempelige spreekuren waar ouderen in hun eigen taal met formulieren en informatievragen terechtkunnen. Dit soort spreekuren kunnen worden gehouden door vrijwilligers, stagiaires (bijvoorbeeld sociale dienstverlening) en gesubsidieerde krachten. Spreekuren zullen vooral in een behoefte voorzien als ze worden gehouden in de directe omgeving waar de ouderen wonen. Verder zullen ze succesvol zijn als ouderen het gevoel hebben dat de spreekuurhouder voor hun belangen opkomt en dat ze niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Om effectief te kunnen functioneren, zullen spreekuurhouders afspraken moeten maken met instanties zoals sociaal raadslieden, uitkeringsinstanties en woningbouwverenigingen over het uitwisselen van informatie 64 Sociale functie winkels, moskeeën, kerken, zie b.v. Yerden (2003: 50-1), Papilaja e.a. (2002: 20). Eigen organisaties als springplank: Brand e.a. (1994: 93),Yilmaz e.a. (1998). 65 Brink e.a. (2003),Vgl. CABO (2002: 19).
34 en over soepele procedures om mensen door te verwijzen als dat nodig is. Sociaal raadslieden en medewerkers van welzijnsinstellingen zouden ook trainingen kunnen verzorgen voor de spreekuurhouders. De kosten van zo’n manier van werken zijn beperkt, terwijl ouderen er enorm mee geholpen zijn. Aangezien zulke spreekuren eraan kunnen bijdragen dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen, zullen deze kosten bovendien moeiteloos worden terugverdiend. Gemeenten zouden er al met al goed aan doen om dit soort initiatieven financieel te steunen. Zij zouden kunnen kiezen om de hoogte van de financiering te koppelen aan het aantal ouderen dat gebruik maakt van het spreekuur. Door middel van een hogere vergoeding voor het aantal vrouwen dat van het spreekuur gebruik maakt, kan de gemeente stimuleren dat de initiatiefnemers zich ook inspannen om deze groep te bereiken. Overigens zou zo’n regeling zich niet moeten beperken tot migrantenorganisaties: ook laag opgeleide autochtonen hebben behoefte aan een spreekuur waar ze voor praktische zaken terechtkunnen.66 Een belangrijk knelpunt voor oudere migranten is dat zij vaak moeite hebben met de Nederlandse taal. In hun herkomstland hebben ze over het algemeen een lage opleiding gevolgd en geen ervaring opgedaan met het leren van vreemde talen. In Nederland werden nauwelijks mogelijkheden geboden om de Nederlandse taal te leren: er werd van uit gegaan dat de migranten weer zouden terugkeren en bovendien vonden sommige werkgevers het wel prettig dat hun werknemers niet al te gemakkelijk konden achterhalen wat hun rechten waren.67 Sinds kort wordt juist een harde lijn voorgestaan als het gaat om het leren van de Nederlandse taal. Daarbij moet echter worden bedacht dat het allang mogelijk was om het volgen van taalcursussen verplicht te stellen, zeker voor huishoudens die afhankelijk zijn van een uitkering. In de praktijk maakte de overheid echter weinig gebruik van de mogelijkheid om taalcursussen verplicht te stellen, vanwege het grote tekort aan taalcursussen.68 De nadruk op verplichten en sancties suggereert dat migranten niet gemotiveerd zouden zijn om Nederlands te leren, maar het tegendeel is waar. Veel migranten zijn juist sterk gemotiveerd om de taal te leren. Dit geldt ook voor ouderen: Veel migranten willen, wanneer ze zich realiseren dat ze niet zullen remigreren, op hun oude dag toch nog de Nederlandse taal leren spreken. Men wenst te kunnen communiceren met de kleinkinderen, de dokter en allerlei hulpverlenende instanties.69 Ook vrouwen zijn vaak zeer gemotiveerd om de Nederlandse taal te leren.70 Het probleem zit vooral in een tekort aan taalcursussen en in het feit dat bestaande cursussen vaak niet geschikt zijn voor mensen met een lage opleiding. Verschillende 66
Over succesfactoren voor spreekuren bij belangenorganisaties zie FNV (2002b). Vgl. Tinnemans (1994). FNV (2003). 69 CABO (2002: 7). 70 FNV (2003: 14). 67 68
35 organisaties hebben zich inmiddels beziggehouden met het ontwikkelen van taalcursussen die zijn toegesneden op oudere migranten. Deze taallessen zijn sterk gericht op toepassing in de praktijk; het gaat om de combinatie van vergroten van de taalvaardigheid met informatie over wat van belang is als men in Nederland oud wordt. Door deze praktische insteek stimuleren de cursussen de maatschappelijke participatie. In de toekomst zal een toenemend deel van de oudere migranten bestaan uit alleenstaande vrouwen. Sommige vrouwen maken zich zorgen hoe zij zich zullen moeten redden als hun man zou overlijden. Tegelijk bestaat er behoefte om meer aan sociale activiteiten deel te nemen: Eerst hebben we altijd voor onze kinderen en onze man gezorgd, maar die zijn nu het huis uit of dood en nu hebben we meer behoefte om naar buiten te gaan. We willen graag meer zwemmen en sporten en dagjes uit.71 Uit een onderzoek onder Turkse en Marokkaanse oudere vrouwen komt een sterke motivatie naar voren om meer te leren over hoe dingen in de Nederlandse samenleving functioneren. Enkele uitspraken kunnen dit illustreren: “Ik kan toch niet alles aan mijn man overlaten? Je weet nooit wie er als eerste overlijdt, stel je voor dat ik alleen achterblijf? Het is beter dat ik zelf ook op de hoogte ben.” “We willen allemaal informatie over voorzieningen. Tot nog toe wisten we hier niets van, van nu af aan moeten we dit soort dingen leren. Als we nu niet leren, zullen we in de toekomst niets weten.” “Dat wil ik, ik wil alles weten. Nu hebben we het misschien nog niet nodig, maar we moeten ons ook voorbereiden voor de toekomst.” “Ik wil wel te weten komen hoe dat allemaal in elkaar zit, ik wil erover leren. Ik wil naar dat soort plaatsen gaan. Omdat ik van nu af aan mijn weg wil tekenen voor later.” Tegelijkertijd geven veel vrouwen aan dat de taal een knelpunt vormt: “Het is goed om alles te weten, dat is onze taak. Maar ja, als je de taal niet kent is de informatie moeilijk te begrijpen.” Een andere vrouw: “Ik zou alles willen weten. Mijn man ook, het kan later van pas komen. Maar we kunnen niet zoals Nederlanders overal naartoe gaan om informatie te vragen. Dit komt doordat wij de Nederlandse taal niet goed beheersen.”72
71 72
Turkse vrouw geciteerd in Groeneveld e.a. (2003). Yilmaz e.a. (1998).
36
•
•
•
•
Gemeenten zouden ruimtes beschikbaar moeten stellen die door (migranten-) organisaties kunnen worden gebruikt om activiteiten te organiseren. Gemeenten doen er verstandig aan om spreekuren bij (migranten-) organisaties financieel mogelijk te maken. De financieringssystematiek zou zodanig in elkaar moeten zitten dat spreekuren met een hoog bereik, en met name spreekuren met een hoog bereik onder oudere migrantenvrouwen, worden beloond. Gemeenten zouden moeten zorgen voor voldoende taalcursussen, met name ook cursussen die zijn toegesneden op oudere migranten. Zulke cursussen moeten ook beschikbaar zijn voor mensen die nauwelijks kans maken op de arbeidsmarkt, maar die wel maatschappelijk willen participeren. Het inburgeringsbeleid ten aanzien van oudkomers zal realistisch moeten zijn. Daarbij past het niet om hoge kosten af te wentelen op mensen met een erg laag inkomen. Ook zou het onrechtvaardig uitpakken als mensen met een lage opleiding een sanctie krijgen als zij er niet in slagen om een bepaald taalniveau te halen.
Kleinkinderen zijn een bron van vreugde
37
Aanbevelingen Hieronder volgt een overzicht van de aanbevelingen die in de eerdere paragrafen zijn geformuleerd. Daarbij ligt de nadruk op de rol van de Rijksoverheid en de gemeenten. Uiteraard ligt er ook een belangrijke taak voor woningbouwverenigingen, thuiszorginstellingen, ziekenhuizen, welzijnsinstellingen en ga zo maar door. De overheden zullen deze instellingen echter op hun verantwoordelijkheid moeten wijzen; moeten zorgen voor financiering; zorgen dat ze onderling met elkaar samenwerken en monitoren of de beoogde effecten worden bereikt. Als de overheid deze verantwoordelijkheid verzaakt, dan zal er van een effectieve aanpak van de problemen van oudere migranten weinig terechtkomen. Vandaar dat in de aanbevelingen in de eerste plaats het Rijk en de gemeenten worden aangesproken. Bij de uitvoering van de aanbevelingen is echter ook een belangrijke rol weggelegd voor de provinciale overheid. Tot slot worden ook enkele aanbevelingen geformuleerd voor belangenorganisaties die zich inzetten voor oudere migranten. Landelijke overheid •
•
•
•
•
•
De Tweede Kamer wordt opgeroepen om aan te dringen op een evaluatie van de Remigratiewet en te pleiten voor behoud van remigratievoorzieningen die toegesneden zijn op de behoeften van oudere migranten. AOW-ers met een aanvullende bijstandsuitkering moeten in staat gesteld worden om langer dan 13 weken in het buitenland te verblijven, zonder dat hun aanvullende bijstandsuitkering vervalt. Deze termijn dient verlengd te worden tot een half jaar; dat komt overeen met de termijn die geldt in de Vreemdelingenwet om te bepalen of het verblijfsrecht behouden blijft. De Rijksoverheid mag zich niet verschuilen achter de‘eigen verantwoordelijkheid’ van patiënten en zorgverleners. Op z’n minst zal ze moeten monitoren in hoeverre zorginstellingen in staat zijn om goede kwaliteit zorg te verlenen aan al hun patiënten, inclusief (oudere) migranten. De Tweede Kamer wordt opgeroepen om bij de behandeling van de WMO aan te dringen op helder omschreven individuele rechten op zorg en ondersteuning en op adequate financiering. De uitvoering van de aanvulling op de AOW zou moeten worden neergelegd bij de SVB, waarbij de toekenningsvoorwaarden verruimd zouden moeten worden. Voor de langere termijn dient er een structurele oplossing te komen voor het
38
•
probleem dat mensen een onvolledige AOW krijgen als gevolg van het feit dat ze niet hun hele leven in Nederland hebben gewoond. Het inburgeringsbeleid ten aanzien van oudkomers zal realistisch moeten zijn. Daarbij past het niet om hoge kosten af te wentelen op mensen met een erg laag inkomen. Ook zou het onrechtvaardig uitpakken als mensen met een lage opleiding een sanctie krijgen als zij er niet in slagen om een bepaald taalniveau te halen.
Gemeenten •
•
•
•
• • • •
•
Gemeenten dienen te zorgen voor voldoende betaalbare woningen en voor voldoende woningen die geschikt zijn voor ouderen. Zij mogen zich niet verschuilen achter de verzelfstandiging van de woningbouwverenigingen; via de toewijzing van lokaties kunnen zij immers invloed uitoefenen op deze instellingen. Gemeenten en zorgkantoren zullen in hun contracten met de zorg- en dienstverleners moeten vastleggen dat die ervoor moeten zorgen dat zij ook oudere migranten bereiken met hun aanbod. Daarbij mogen ‘kleinere groepen’ (bijvoorbeeld vluchtelingen) niet over het hoofd worden gezien. Gemeenten zouden de groeiende vraag naar islamitische begraafplaatsen moeten honoreren en voor de realisatie ervan moeten samenwerken met migrantenorganisaties. Zolang er sprake is van aanvullende bijstand voor 65-plussers in het kader van de WWB, dienen gemeenten de controles op een klantvriendelijke manier uit te voeren. Gemeenten dienen de bijstand en de bijzondere bijstand op een ruimhartige en klantvriendelijke manier uit te voeren. Gemeenten dienen de werkgelegenheid te stimuleren, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt, door middel van loonkostensubsidies. Gemeenten zouden ruimtes beschikbaar moeten stellen die door (migranten-) organisaties kunnen worden gebruikt om activiteiten te organiseren. Gemeenten doen er verstandig aan om spreekuren bij (migranten-) organisaties financieel mogelijk te maken. De financieringssystematiek zou zodanig in elkaar moeten zitten dat spreekuren met een hoog bereik, en met name spreekuren met een hoog bereik onder oudere migrantenvrouwen, worden beloond. Gemeenten zouden moeten zorgen voor voldoende taalcursussen, met name ook cursussen die zijn toegesneden op oudere migranten. Zulke cursussen
39 moeten ook beschikbaar zijn voor mensen die nauwelijks kans maken op de arbeidsmarkt, maar die wel maatschappelijk willen participeren. Instellingen •
•
• •
• • •
•
Huisartsen en ziekenhuizen dienen de communicatie met patiënten te bevorderen door gebruik te maken van zorgconsulenten die de taal van de patiënten spreken. Ziekenhuizen dienen in het kader van het kwaliteitsbeleid de kwaliteit van de zorgverlening te meten onder al hun patiënten, inclusief (oudere) migranten. De resultaten van deze kwaliteitsmetingen dienen openbaar te zijn. Zorginstellingen zouden in hun zorgaanbod voorwaarden moeten scheppen voor interculturele rouwverwerking. Migrantenorganisaties en welzijnsinstellingen zouden in samenwerking spreekuren moeten opzetten waar oudere migranten in hun eigen taal terecht kunnen voor advies met betrekking tot de woonruimteverdeling en de communicatie met woningbouwverenigingen, bijvoorbeeld over onderhoudsklachten, en met betrekking tot voorzieningen zoals thuiszorg, woningaanpassing, etcetera. Ouderen zouden hier ook terecht moeten kunnen voor ondersteuning bij het aanvragen van een persoonsgebonden budget. Welzijnsinstellingen dienen samen met belangenorganisaties ouderen thuis te bezoeken om na te gaan of zij behoefte hebben aan ondersteuning. Verzorgingshuizen dienen ruimte beschikbaar te stellen voor activiteiten van oudere migranten die in de omgeving wonen. Verzorgingshuizen, verpleeghuizen en hun financiers dienen waar mogelijk verzoeken om aparte afdelingen te realiseren voor specifieke groepen ouderen, te honoreren. De SVB dient 65-jarigen actiever te wijzen op het recht op aanvullende bijstand en dient mensen onder die leeftijd actiever te informeren over hun inkomenssituatie als ze 65 worden.
Belangenorganisaties •
•
Neem geen genoegen met symbolische maatregelen, die er vooral op gericht zijn om goede bedoelingen te etaleren. Dring aan op serieuze maatregelen, die erop gericht zijn om daadwerkelijk de situatie van oudere migranten te verbeteren. Daarbij horen meetbare doelstellingen. Besteedt meer aandacht aan het lokale niveau: gemeenten krijgen steeds meer
40
•
•
verantwoordelijkheden. Landelijke organisaties kunnen lokale organisaties ondersteunen met goede informatie, checklists om het gemeentelijk beleid te beoordelen en overzichten waarin verschillende gemeenten onderling worden vergeleken. Leg de nadruk op gemeenschappelijke belangen. Oudere migranten hebben op enkele terreinen misschien specifieke belangen, denk aan de onvolledige AOW of de behoefte aan taalcursussen. Voor het overgrote deel zijn hun belangen echter gelijk aan die van andere groepen: goede en betaalbare huisvesting, uitkeringen waarvan men fatsoenlijk kan rondkomen, zorginstellingen die rekening houden met de behoeften van hun patiënten. Zoek samenwerking met andere organisaties. Denk aan ouderenbonden, huurdersorganisaties, patiëntenorganisaties en vakbonden. Maar ook aan bredere verbanden die zich inzetten voor sociale rechtvaardigheid, zoals Keer het Tij en de Sociale Dialoog.
41
Bijlage 1: Raadplegen van ouderen De LOM-samenwerkingsverbanden onderhouden structurele contacten met hun achterban en in het bijzonder de ouderen uit hun achterban. Deze contacten krijgen vorm door bijvoorbeeld ouderencommissies en bijeenkomsten waar de meningen van ouderen worden gepeild. Ook kwalitatief onderzoek, waartoe met enige regelmaat door de samenwerkingsverbanden opdracht wordt gegeven, geeft inzicht in de opvattingen van ouderen. In het kader van deze notitie zijn in het voorjaar van 2004 door een aantal samenwerkingsverbanden aparte panelbijeenkomsten gehouden. In de panelbijeenkomsten werd op een gestructureerde manier in eigen taal gesproken over de thema’s die in deze notitie aan de orde zijn gekomen. In totaal is met ongeveer 180 ouderen van verschillende nationaliteiten gesproken, zowel mannen als vrouwen.
Turkse ouderen aan het woord
42
43
Bijlage 2: Expertmeetings LOM en FORUM hebben in het voorjaar van 2004 een tweetal expertmeetings georganiseerd. Deze bijeenkomsten zijn benut om informatie uit te wisselen over projecten en onderzoek met betrekking tot oudere migranten en om mogelijke aanbevelingen te bespreken. De discussies zijn geleid door Boudewijn Sittrop (Lize) en ingeleid door Christine Nanlohy (LOWM). Deelnemers expertmeetings Organisatie/instelling
Naam
ANBO/RTOM, Utrecht
Mevrouw L. (Liesbeth) Boerwinkel
AZ-Thuiszorg
De heer S. (Said) Bourrich
BSEM
De heer R. (Rob) Soekhlal
CABO, Amsterdam
Mevrouw W. (Wendela) Gronthoud
Dunya Advies, Amsterdam
De heer D. (Dirk) Kloosterboer
E-Quality, Den Haag
Mevrouw F. (Fatos) Ipek-Demir
FNV, Amsterdam
Mevrouw I. (Isabel) Coenen
FNV, Amsterdam
De heer D. (Daniel) Garcia Soto
Forum, Utrecht
Mevrouw F. (Firiël) Suijker
Forum, Utrecht
De heer Th. (Theo) Papilaja
Forum, Utrecht
Mevrouw L. (Lucia) Fiori
Forum, Utrecht
De heer F. (Fernando) Miguel Fernández
IOT, Utrecht
De heer H. (Harm) van Zuthem
Lize, Utrecht
De heer B. (Boudewijn) Sittrop
Lize, Utrecht
Mevrouw G. (Gonnie) Kaptein
LOWM, Utrecht
Mevrouw C. (Christine) Nanlohy
Ministerie van VWS, Den Haag
Mevrouw E. (Edith) Aalbers
MIU, Utrecht
Mevrouw J. (Jamila) Hamid
MIU, Utrecht
De heer A. (Ali) Chouli
44 MIU. Utrecht
De heer H. (Hanoch) Nahumury
Multicultureel Instituut Utrecht
De heer R. (Rob) Ramdas
Multiple Choice, Beverwijk
Mevrouw M. (Mariette) Pieper
NIZW, Utrecht
De heer H. (Harry) Mertens
NIZW, Utrecht
Mevrouw R. (Riki) van Overbeek
OcaN, Den Haag
Mevrouw I. (Irene) Gumbs
OcaN-Seniorenraad
Mevrouw B. (Brigitta) Meijer-Cratz
Pelita, Den Haag
De heer N. (Nico) Papilaja
Pharos, Utrecht
Mevrouw N. (Nies) van Grondelle
SMT, Utrecht
Mevrouw N. (Nadia) Mouaddab
SVB, Amstelveen
De heer M. (Mathijs) Geenen
Tabadila, Middelburg
Mevrouw R. (Riet) Pattikawa-Lawalata
Unie KBO
Mevrouw C. (Christel) Vereijken
Unie KBO
Mevrouw Y. (Yvonne) Witter
Expertmeeting oudere migranten
45
Bijlage 3: Literatuur Algemene Rekenkamer (ARK) 2003. Wonen, zorg en welzijn van ouderen. TK 28951, nr.1 en 2. Alkema, Loesje 2003. En dit hebben oudere migranten in Amsterdam nodig! Een ontmoeding van vraag en aanbod. Amsterdam: CABO. Brand, Elly, Anja Lamers en Lidwien van de Ven 1994 (1991). Nooit meer de oude: Zuideuropese ouderen in Nederland (tweede gewijzigde druk). Utrecht: LIZE. Brink, M., E. Tromp en A. Odé 2003. De participatie en integratieactiviteiten van allochtone zelforganisaties in Amsterdam. Amsterdam: Regioplan. Bruijnzeels, Marc 2001. De multiculturele huisartsenpraktijk. Migrantenstudies nr. 2: 72-84. Centraal Planbureau (CPB) 2000. Op weg naar een effectiever grote stedenbeleid. Den Haag. Centrum Advies & Beleid Oudere Migranten (CABO) 2002. Tussen beleid en praktijk: Oplossingsrichtingen voor nu en morgen. Beleidsplan 2003-2006. Amsterdam: CABO. Commentuyn, Robert 2003. Politiek kleurt discussie over achterstand allochtonen. Medisch Contact 58, 14 november. Dagevos, Jaco 2001. De leefsituatie van allochtone ouderen in Nederland: Stand van zaken, ontwikkelingen en informatielacunes. Den Haag: SCP. Evenblij, Maarten 2003. Specifieke wensen van migranten in kaart gebracht. Medisch Contact 52, 26 december. Federatie Nederlanse Vakbeweging (FNV) 2002a. Meer voor minder: Inkomenspositie etnische minderheden. Amsterdam: FNV. 2002b. Onafhankelijke informatie en advies voor uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden: Hoe functioneren spreekuren van belangenorganisaties, en welke rol kunnen zij vervullen in de nieuwe structuur voor werk en inkomen
46 Samenwerkingsverband De klant centraal. 2003. Een eerlijke kans voor iedereen: Een inventarisatie van de inburgering in de grote steden. Amsterdam: FNV. Groeneveld, Merel, Ellen Lindeman en Jeroen Slot 2003. Tevredenheid van ouderen met het basispakket voor ouderen: Bijlagen. Amsterdam: Dienst Onderzoek en Statistiek. Ipek-Demir, F. 2002. De illusie doorbroken: Noodzakelijke voorwaarden voor een levensloopbestendig pensioen voor (zmv) vrouwen. Den Haag: E-quality. Jones, Sam 2004. Met vlag en rimpel: Surinamers over Nederland. Utrecht / Antwerpen: Kosmos – Z&K. Kadova Matchline 2004. Discussiebijeenkomsten oudere migranten in Den Haag over pendelen. Amsterdam: BMP. Kamp, Joke van der, Gonnie Kaptein en Firiël Suiker 2004. Allochtone ouderen, inkomen en sociale zekerheid. Utrecht: LOM / FORUM. Kanne, Peter 2004. Gevoelens van autochtone Nederlanders ten opzichte van allochtonen & moslims. Amsterdam: TNS NIPO. Kloosterboer, Dirk 1994. Zorg op maat: Ouderenadviseurs en vrij besteedbare budgetten voor allochtone ouderen. Amsterdam: TISBO. 1999. Een gemiste kans? Oudere migranten in het grote stedenbeleid. Rotterdam: NISBO. 2004. De globalisering slaat toe: Toename flexibele, slechtbetaalde banen. Ravage 7, 21 mei. Kloosterboer, Dirk en Berna Yilmaz 1997. De leefsituatie van moslimouderen in Rotterdam. Rotterdam: NISBO. Kraan, C., J. Slot, M. Janssen en M. van der Oord 2004. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003. Amsterdam: O+S. Kwekkeboom, M.H. 1997. De ontwikkeling van een lokaal beleid voor ouderen en gehandicapten. Rijswijk: SCP. Lamme, Simone 2004. Woon/zorgvoorzieningen voor moslimouderen: Een onderzoek in Amsterdam Oost / Watergraafsmeer. Amsterdam
47 Meeuwisse, M. en L. Arts 2004. Proces van twee kanten: Verslag van een onderzoek naar behoeften van oudere vluchtelingen op het gebied van wonen en welzijn in Utrecht. Stichting Vluchtelingenwerk Utrecht. Meijenfeldt, Frank von en Saskia Moerbeek 2001. Teruggaan én blijven: Denkbeelden van oudere migranten in beeld gebracht (2e druk). Amstedam: BMP. Mertens, H. en M. Cadat 2002. Een reis van duizend mijlen: Eindrapportage inventarisatie vernieuwende projecten Chinese ouderen. Utrecht: NIZW. Miguel Fernández, Fernando 2001. Monitor welzijn, zorg & wonen: Allochtone ouderen in Noord-Holland. Beverwijk: Multiple Choice. Nitsche, Brigitte en Firiël Suijker 2003. Allochtone ouderen en wonen. Utrecht: FORUM / NIZW. Papilaja, Theo, Max Hattu en Rein Sohilait 2002. Zorg op maat voor Molukse ouderen: Achtergronden – voorbeeldprojecten. Utrecht: LSMO. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) 2000. Interculturalisatie van de gezondheidszorg. Den Haag: RVZ. Rinsampessy, Elias 2003. De plaats van de mantelzorg in de Molukse gemeenschap. In E. Rinsampessy (red), Balas orang tua punja tjapai. Zorgplicht: Een culturele erfenis?? Nijmegen: Muhabbat. Schellingerhout, Roelof 2004. Cijferrapport allochtone ouderen (Werkdocument 105). Den Haag: SCP. Schouten, Nico 2004. De nieuwe woningnood. Rotterdam: Wetenschappelijk Bureau SP. Sittrop, Boudewijn 2000. Kent u ons nog? Griekse, Italiaanse, Spaanse, Portugese, Kaapverdiaanse, Kroatische, Joegoslavische, Macedonische en Bosnische ouderen in Nederland. Utrecht: LIZE. SMT, 2004 . Zorg voor ons (nog niet gepubliceerd) uitgevoerd door het IMES in Amsterdam
48 Stomp, Olaf 2003.Verpletterende stilte in Den Haag. Contrast 13/14, 24 april. Tas, Ron 2004. Twee van de drie Marokkaanse immigranten zijn in Nederland gebleven. CBS Webmagazine 19 juli. Tinnemans, Will 1994. Een gouden armband: Een geschiedenis van mediterrane immigranten in Nederland (19451994). Utrecht: NCB. Veen, Evert van der, Carola Schrijvers en Everaldo Redout 2003. Bewijs voor verschil? Den Haag: ZonMw. Verkleij, H. en R.A.Verheij 2003. Zorg in de grote steden. Bilthoven: RIVM. Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), minister van 2003. Plan van aanpak:Visie op vergrijzing en het integrale ouderenbeleid. TK 29389 nr.1. 2004. Interculturalisatie van de gezondheidszorg. TK 29484 nr. 1. Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en Volksgezondheid,Welzijn en Sport (VWS) 2004. Actieplan 2004 t/m 2006: Investeren voor de toekomst (Kwantitatieve opgave voor wonen met zorg en welzijn tot 2015). Brief aan de Tweede Kamer, 5 juli. Yerden, Ibrahim 2003. Blijf je in de buurt? Zorg bij zorgafhankelijke Turkse ouderen. Amsterdam: Aksant. Yilmaz, Berna, Raja Alouani, Seher Acar en Funda Mert 1998. Ik wil alles weten: Oudere moslimvrouwen en hun visie op participatie. Rotterdam: NISBO. Zorg voor ons 2004. Onderzoek uitgevoerd door het IMES in opdracht van het Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs (SMT). Dit onderzoek is nog niet gepubliceerd.