Cultuureducatoren… Wie zijn ze? Van waar komen ze? Door Maarten Weyler Cultuureducator Halewynstichting v.z.w. en Opleidingsvoorzitter Muziek Conservatorium – School of Arts Gent De uitnodiging tot deze studiedag kwam er omdat ik dit dossier vanuit twee verschillende invalshoeken kan bekijken: via mijn werk bij Halewynstichting vzw, gespecialiseerde vormingsinstelling binnen het sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassenen en mijn activiteiten binnen het Hoger Muziekonderwijs, het Koninklijk Conservatorium van Gent in het bijzonder. Een korte biografie kan dit verduidelijken. 1° Halewynstichting v.z.w. Sinds 1982 ben ik actief als “pedagogisch medewerker” of beter cultuureducator en in het bijzonder, als begeleider van kunstbeoefenaars1 bij Halewynstichting vzw. Deze gespecialiseerde vormingsinstelling organiseert sinds 1953 vormingswerk voor permanente muziekeducatie met als doel het actief musiceren te stimuleren, het algemeen musiceerniveau te verbeteren en nieuwe en/of recente muziekstijlen te ondersteunen. Halewynstichting v.z.w. wil hierbij geen enkele muziekstijl uitsluiten. De werking vertrekt primordiaal vanuit een collectieve, actieve en creatieve participatie van alle deelnemers. De afgelopen dertig jaar heb ik onder meer cursussen geleid zoals een basiscursus Muziek en samenspel het opstarten en verder ontwikkelen van een Popcursus het doceren tijdens en het samenstellen van het internationale docentenkorps van een Jazzcursus geven van improvisatiecursussen en lessen Harmonie in de theorie/praktijk, Initiatie Jazzgeschiedenis, etc. Verder werkte ik aan de ontwikkeling van Jazz-Studio, eerste permanente vorming voor jazz in Vlaanderen en het opstellen van een voorbereidende cursus op de “Centrale Examen Commissie Muziek Onderwijs of CECMO”. Halewynstichting vzw is een organisatie met 3 vaste medewerkers en wordt erkend voor ca. 1100 cursusuren.
1
Cfr. de onderwerpen van dit onderzoek
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
1
2° Koninklijk Conservatorium School of Arts – Gent Sinds 2002 ben ik verbonden aan dit instituut voor Hoger Muziekonderwijs in het bijzonder en dit in de hoedanigheid van artistiek docent, coördinator, departementshoofd en thans opleidingsvoorzitter Muziek. Het conservatorium staat in voor de organisatie van een Academische Master opleiding Muziek, met de volgende afstudeerrichtingen en specialisaties: - Uitvoerende Musici klassieke muziek en jazz/pop - Scheppende Musici compositie en muziekproductie - Muziektheoretici en Instrumentenbouw - Muziekeducatie en SLO vanaf master - English Master (Classical Music) - MaNaMa Solist hedendaagse muziek - MaNaMa hedendaags ensemble spel Mijn werk behelst het doceren van theorie- en praktijkvakken, verder ben ik actief als onderzoeker en promotor van verschillende onderzoeken. Als opleidingsvoorzitter muziek ben ik verantwoordelijk voor curriculumontwikkeling en integrale kwaliteitszorg binnen de opleiding Muziek. Het conservatorium werd recent geaccrediteerd. Het docentenkorps bestaat uit een 130 tal docenten uit binnen- en buitenland (zeker niet allen voltijds!) en er volgen meer dan vierhonderd studenten les. Deze studenten komen uit binnen- en buitenland.
1) Reflectie over het dossier a. Beroepencluster cultuureducator Het dossier behandelt de beroepencluster cultuureducator en geeft ter illustratie een meer uitgewerkt competentieprofiel van de begeleider van kunstbeoefenaars. Het is belangrijk op te merken dat ik geen medewerking heb verleend aan dit dossier. Ik kreeg wel, ter voorbereiding van deze lezing, de “proefdruk” toegestuurd. De eerder geponeerde vraag “Cultuureducatoren. Wie zijn ze?” wordt getoetst aan het eigen werkdomein en dat van medewerkers bij Halewynstichting. Voor “Van waar komen ze?” maak ik een vergelijking met de eigen achtergrond en deze van de cultuureducatoren verbonden aan Halewynstichting. Op deze manier wordt nagegaan of de omschrijving (o.a. door middel van het neerschrijven van competenties) een goede weergave is van de realiteit. Nog even kort het voorgestelde competentieprofiel schetsen. Er werden 5 competentieclusters opgesteld: 1) Cultuurspecifieke competenties 2) Agogisch-methodologische competenties 3) Team- en netwerking 4) Zelfevaluatie en –ontwikkeling 5) Administratieve en praktische verantwoordelijkheden
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
2
De CLUSTERS Werkwijze: bij elke cluster heb telkens de meest opvallende zinsnede of positionering genoteerd en daar mijn invulling of aanvulling bij gegeven. CLUSTER 1 Voor de eerste cluster viel me het gebruik van de CULTUURSPECIFIEKE TAAL op: begrijpen en overbrengen – domein overschrijdend, contextueel situeren – vanuit diverse invalshoeken met integratie van kwaliteit en innovatie. Deze taal heb ik leren gebruiken en verstaan via mijn eigen educatieve achtergrond, die een amalgaam is van allerlei opleidingen • Allerlei cursussen bij de Halewynstichting vzw sinds 1972 • Berklee College of Music in 1977 • Bijscholingen in Duitsland, Italië, V.S. etc. • Licentiaat Muziekgeschiedenis (‘82) en Archeologie (‘01) • Actief als muzikant in verscheidene muziekstijlen van Jasperina De Jong over Mordechai Ben David tot Toots Thielemans De som van al deze scholingen maakt dat ik in staat ben de door cluster 1 opgelegde taak te vervullen.
CLUSTER 2 Deze cluster behelst de beheersing van agogisch-methodologische competenties. Meest opvallende passus in de tekst komt overeen met mijn visie en streven: OPEN HOUDING en FLEXIBEL ZIJN. Dit blijven continue aandachtspunten, ook als je sociaal-cultureel werk combineert met HKO. Enkele kernpunten: • Opstellen van en werken met modules • naar niveau – cursisten kunnen vrij instappen, na controle van het vooropgestelde niveau • naar realiteit - cursisten weten het eigen niveau niet altijd goed in te schatten en overschatten of onderschatten zichzelf. Daarom “naar realiteit”. Want dat is ook flexibel zijn en een open houding hebben: meegaan met de niveauvereisten van je cursisten, waar nodig ingrijpen en je doelstellingen bijsturen • Actualiseren van syllabi • Vertrekpunt blijft de lesvoorbereiding • Er is wat je gerealiseerd hebt • Nasturen, van een aangepaste tekst, “meteen” na de activiteit en dit via email • Opsplitsen van groepen • naar realiteit • naar noodzaak
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
3
CLUSTER 3 Hier staan team- en netwerking centraal. Belangrijk daarbij is dat de cultuureducator op de hoogte is van de MISSIE en WAARDE die de INSTELLING nastreeft en dat hij/zij een TEAMSPELER speler is. Zowel bij Halewynstichting als aan het Conservatorium werd ik steeds betrokken (of beter: heb ik me geëngageerd) bij het opstellen van beleidsplan, missie, visie, strategische doelstellingen e.a. Dit gebeurde telkens in een team. Voorafgaand werden telkens alle collega’s getoetst over hun voorstellen i.v.m. deze materie. • Opstellen van beleidsplan in een team • Missie, visie, SWOT analyse, doelstellingen • BELANGRIJK: jaarlijkse evaluatie van de werking via werkingsverslagen Wat met Freelancers? Losse medewerkers? • Uitdragen van missie en waarde van de instelling is niet altijd realistisch • Team: daarom slechts “kleine” aanpassingen in personeelswissel • Tijdens onze jazzcursus, met een equipe van ca. 14 educatoren uit binnen- en buitenland, zorgen we jaarlijks voor kleine aanpassingen. Zoals 2 à 3 nieuwe docenten. Dan is er voldoende waarborg dat missie/visie geïmplementeerd blijven • Onderscheid kan hierbij eventueel gemaakt worden tussen “regelmatige freelancers” (die jaarlijks een bijdrage leveren) en volledig nieuwe educatoren • Maar ook deze laatste groep zal geïnformeerd worden over opzet en werking. Of zij die meteen perfect zullen nastreven, dat blijft een open vraag Bij het aanwerven van nieuwe educatoren, in vast dienstverband, kan de competentielijst zeker gebruikt worden. Het voorliggende document zal hiervoor een nuttig handboek blijken.
CLUSTER 4 Opvallend was, met betrekking tot ZELFEVALUATIE en –ONTWIKKELING: STELT ZICH OPEN VOOR DE MENING EN DESKUNDIGHEID VAN OPDRACHTGEVERS, COLLEGA’S MAAR OOK VOOR FEEDBACK VAN DEELNEMERS. Is dit niet evident voor elke werk- en leefsituatie? Is dit geen basisethiek voor wie met educatie bezig is? • Levenslang leren – hier kan evaluatie via de 6 bewegingsassen een nuttig instrument aanreiken • Levenslang bijscholen – mijn herbronning kwam onder meer door terug te gaan studeren (…archeologie) Hoe wordt hiermee omgegaan in het Hoger Kunstonderwijs? De laatste jaren vindt een trendbreuk plaats en wordt werk gemaakt van de opmerkingen van studenten. Waardoor studenten meer geneigd zijn feedback te geven. Maar toch is dit niet altijd het geval. Op een conservatorium hoor je nog: “Al 200 jaar bieden wij dezelfde canon aan, dus heeft die haar deugdelijkheid bewezen…” en zaken zoals “ik ben een leerling van …, die was zelf leerling van… etc. en zo komt men vaak bij F. Chopin uit als oer-leraar”.
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
4
CLUSTER 5 Betreffende ADMINISTRATIEVE EN PRAKTISCHE VERANTWOORDELIJKHEDEN DE CULTUUREDUCATOR DRAAGT VERANTWOORDELIJKHEID OVER DE FYSIEKE VEILIGHEID VAN DE DEELNEMERS • Veilig en zorgvuldig omgaan met lichaam, instrument en materiaal • Risico’s inschatten van werken met bepaalde technieken en materialen • Elementaire EHBO Op het eerste zicht denk je, als cultuureducator en als begeleider van musici, dat dit niet aan de orde is. Maar denk aan de vele muzikantenkwalen zoals tinnitus, tendinitis, stemknobbels, mentale weerbaarheid, CTS (Carpaal tunnel syndroom), RSI (repitive strain injury) en zoveel meer. Dit geldt zowel voor de cultuureducator als de docent HKO: wees op de hoogte van oorzaken en gevolgen. Te vaak hebben zij enkel zicht op de oefening op zich, en niet op de mogelijke kwalijke gevolgen van extreme oefeningen. Soms is muziek “topsport”. Met alle voor- én nadelen.
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
5
b. begeleider van kunstbeoefenaars Dit onderzoek kwam mede tot stand op vraag van de sector, met name via het Forum voor Amateurkunsten. Daarom werd één type cultuureducator meer inhoudelijk en gedetailleerd uitgewerkt: de begeleider van kunstbeoefenaars. Het forum stelde zich daarbij deze drie vragen: • Het inschatten van competenties bij de zoektocht naar educatoren • Toeleiding van afgestudeerden uit het HKO naar begeleider in de amateurkunstensector • Het erkennen van competenties van kunstenaars/begeleiders waarvoor geen professionele opleiding bestaat Op de eerste vraag gaat het dossier uitvoerig in en worden voldoende oplossingen aangereikt. Voor de toeleiding van afgestudeerden uit het HKO geeft dit onvoldoende antwoorden. • Niet iedereen volgt de SLO (Specifieke Leraren Opleiding) Voor de opleiding MUZIEK kan gesteld worden dat het gros (ca. 90%) van de afgestudeerden terecht komt in de educatieve sector. Nochtans volgt slechts een klein deel van onze studenten de Specifieke Leraren Opleiding of SLO muziek en zijn zij derhalve onvoldoende voorbereid voor deze arbeidsmarkt. • Enkel masters? Anderzijds kan gesteld worden dat er overgekwalificeerde kunstenaars (iedereen is verplicht de volle 5 jaar, 3 bachelors en 2 masters, af te werken) worden afgeleverd die later ook aan beginners moeten lesgeven, van allerlei leeftijdscategorieën. • School of Arts: een opportuniteit? De nieuwe School(s) of Arts kunnen inspelen op de vorming van cultuureducatoren. Vermits meerdere opleidingen in een en dezelfde instelling worden ondergebracht, zijn zij uitstekend geplaatst om een meer uitgebreide kunstopleiding aan te bieden. Voor wat het erkennen van de competenties bij kunstenaars/begeleiders waarvoor geen opleiding bestaat: willen we deze status quo aanhouden of wordt het tijd dat een dergelijke domeinspecifieke opleiding aangeboden wordt in het Hoger Onderwijs, het Hoger Kunstonderwijs (ut supra)? Dit zou de erkenning via EVCprocedure kunnen faciliteren. Enkele bedenkingen Enkele bedenkingen bij de domeinspecifieke competenties van de begeleiders van kunstbeoefenaars. • ! Nadruk ligt bij het creatieve • ? Wat met muziekgenres die enkel “re”-creëren? •
? In de tekst wordt te weinig specificatie gegeven van de artistieke kwaliteiten van de begeleider.
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
6
•
Dit moet ook mogelijk zijn binnen een streven naar generieke competenties. In de vertaalslag van de Dublin descriptoren naar de kunsten zijn zeker voldoende aanwijzingen terug te vinden
• •
! Geen specificeren om welke kunstvormen het gaat ? Wat met cross-over / stimuleren verschillende kunstvormen / multimedia ? Net nu dit een van de kernpunten is voor hervormingen in HKO (“School of Arts”) en DKO komt het wegnemen van de barrières tussen de verscheidene kunsten te weinig aan bod in dit dossier
•
Nog meer uitdiepen van het onderzoek Wat kan nog meer uitgediept worden? Welke opvolgingen dringen zich op? a) Internationaal kader: 1) De geraadpleegde literatuur is beperkt en verwijst enkel naar Vlaamse en Nederlandse bronnen 2) Benchmarken met gelijkaardige actoren in het buitenland (“Maisons Folies” in de Noord-Franse regio en Wallonië, opgestart sinds Lille 2004) b) Onderzoek verder opvolgen door te voorzien in data: 1. a.h.v. het opgestelde profiel inventarisatie van cultuureducatoren in Vlaanderen: vrijwilligers, freelancers vs. professionals – wat is de tewerkstelling? 2. de opleiding en achtergrond van deze doelgroep in kaart brengen c) Opleiding Hoger Kunstonderwijs en Specifieke Lerarenopleiding (SLO) Een nieuwe opleiding? Bachelor, Master, HKO? d) Bijscholing 1. Lijst opstellen van mogelijke bijscholingen regionaal zoals aan HKO, vormingscentra, etc. 2. Lijst opstellen van mogelijke bijscholingen internationaal zoals cursussen gedoceerd aan de Nederlandse masteropleidingen “cultuureducatie” (Utrecht, Tilburg, etc.), zie ook http://www.cultuurnetwerk.nl/cultuureducatie/
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
7
Enkele algemene bedenkingen over de positieve werking van mijn achtergrond als cultuureducator en het uitoefenen van een functie binnen het hoger kunstonderwijs. 1) Stabiliteit van de sector: het spreekt voor zich dat er de afgelopen decennia hervormingen werden doorgevoerd in de sectoren waarin cultuureducatoren actief zijn, maar in vergelijking met Hoger Kunstonderwijs (Bologna, academisering, flexibilisering, financieringsdecreet, School of Arts etc.) gaat het om een zeer stabiele sector waar nog voldoende tijd gelaten wordt om te evalueren wat de laatste jaren werd georganiseerd en gerealiseerd. 2) Innoverende van de sector: onder meer door de geëigende subsidieregeling en noodzaak om externe middelen te genereren blijkt deze sector zeer creatief en sneller in te spelen op maatschappelijke veranderingen. Het HKO is daarentegen een verstarde wereld waar wijzigingen naar inhoud, context slechts druppelsgewijs optreden. 3) Rekening houden met feedback van deelnemers: luisteren naar je deelnemers maakt dat de sector weet wat er leeft bij de cursisten en deelnemers en, nog belangrijker, de wil om te luisteren en in te spelen op de vragen van de deelnemers is steeds aanwezig. In geformaliseerd onderwijs wordt dit nog te weinig aangewend om het onderwijs, waar nodig, bij te sturen. 4) Implementatie missie, visie, doelstellingen, acties etc.: meestal gaat het in deze sector om kleinere instellingen, zeker in vergelijking tot conservatoria en zgn. school of arts, maar het uitdragen van strategische plannen wordt beter voorbereid, uitgewerkt en opgevolgd in de sector van de cultuureducatoren. Deze ervaring heb ik kunnen aanwenden en omzetten in mijn werk in het HKO en heeft ertoe bijgedragen dat er een cultuuromslag heeft plaats gevonden. 5) Regionale tot Internationale netwerking: sinds mijn aanstelling in het HMO, heb ik mijn regionaal én internationaal netwerk uit het sociaal-cultureel vormingswerk kunnen gebruiken voor het opzetten van een sterk docententeam. Dit wijst op het niveau waarop gewerkt wordt in de sector (Halewynstichting vzw is een gespecialiseerde vormingsinstelling). 6) Implementeren socio-culturele agogiek in het HKO: methodes uit het sociaalcultureel vormingswerk zoals inspelen op feedback, accuraat bijhouden van syllabi (ut supra), modulair denken naar niveau en realiteit werden gepropageerd onder het docententeam in het HMO en hadden een betere leerling/docent verhouding tot gevolg en resulteerden in betere leerresultaten. 7) Niet langer beperken tot formeel onderwijs: een duidelijk voorbeeld van implementeren van methodieken uit het sociaal-cultureel vormingswerk in het Hoger Muziek Onderwijs zijn de jam sessions, georganiseerd samen met Flat Nine vzw2. Informeel leren wordt daarbij toegevoegd aan het vaste curriculum. Regelmatig deelnemen aan spontane speelmomenten, zonder enige voorbereiding voor een publiek optreden, improvisaties werkelijk spontaan en 2
www.flatnine.be
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
8
“on the spot” uitproberen, via externe toonmomenten een plaats krijgen in de maatschappij… het zijn elementen die voorheen niet bestonden aan het conservatorium en dit heeft onze studenten veel sneller op weg geholpen in het maken van carrière in de muziek.
Enkele laatste bedenkingen opgemaakt tijdens het congres uit gesprekken in de wandelgangen en tijdens de sessies 1) op voorhand doorsturen van het document (– en lezen!) had meer inhoudelijke discussies kunnen faciliteren 2) meer beschikbare data in het dossier (tewerkstellingsgraad, vooropleiding…) zal een inhoudelijk overleg sneller op gang brengen 3) kwalificatiestructuur: 1) geen bijbel maar een werkstuk! 2) onder de deelnemers bestaat “angst voor betonneren” 4) heel wat studenten gaan aan de slag als cultuureducator (95%...) – waarom Specifieke Leraren Opleiding pas mogelijk vanaf master? Waarom sowieso doorstromen naar een academische master? 5) bijscholing moet zeker – maar vergelijk met de financiële stimulus die bestaat bij de vrije beroepen om dit te stimuleren… 6) kennisdeling vs. realiteit – ik ben uiteraard voorstander van meer kennisdeling alleen toont de realiteit dat dit zelden gerealiseerd wordt. Hoe kan dit geactiveerd en gestimuleerd worden?
“De beroepencluster cultuureducator. Een reflectie”
M. Weyler
9