1
Arbeidsgehandicapten : wie zijn ze ?
Erik Samoy (PhD) Studiecel VFSIPH -okt 2001
2
1. Omschrijving van het begrip arbeidsgehandicapten Theoretisch kunnen arbeidsgehandicapten worden omschreven als : “personen voor wie het uitzicht op het verwerven en behouden van een arbeidsplaats en op vooruitgang op die plaats langdurig en aanzienlijk beperkt is, als gevolg van een aantasting van de mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden (die door een daartoe bevoegde instantie is vastgesteld).” In die definitie steken twee elementen. Het gaat om mensen die (1) te kampen hebben met gevolgen van gezondheidstoornissen (gezondheid in brede zin begrepen) die (2) hun kansen op integratie in het arbeidsproces beperken. Schematisch voorgesteld betekent dit dat de doelgroep arbeidsgehandicapten enkel het segment A uit de volgende tabel omvat.
Langdurige
en
aanzienlijke Geen langdurige en aanzienlijke
beperking van de kansen op beperking van de kansen op sociale integratie in het arbeidsproces
integratie in het arbeidsproces
Gezondheidstoornissen
A
B
Geen Gezondheidstoornissen
C
D
Wanneer we beleidsmaatregelen willen nemen ten voordele van de mensen in segment A moeten we die op de ene of andere manier kunnen identificeren. We gaan in twee stappen tewerk. Eerst proberen we te bepalen hoeveel mensen op actieve leeftijd beperkingen ervaren als gevolg van gezondheidsproblemen (die beperkingen hoeven zich niet noodzakelijk voor te doen op het domein van arbeid) en we gaan na welke hun situatie is op de arbeidsmarkt (punt 2). Binnen de groep gehandicapten gaan we daarna op zoek naar deelgroepen van werkzoekenden en werkenden die duidelijk tot de groep arbeidsgehandicapten behoren (punt 3).
3
2. Gehandicapten in de bevolking op actieve leeftijd Een belangrijkste bron van algemene gegevens over gehandicapten in de bevolking is de gezondheidsenquête die in 1997 werd uitgevoerd door het 'Centrum voor Operationeel Onderzoek in de Volksgezondheid (COOV) van het 'Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur (WIV-LP). In het onderzoek werden 10 221 personen bevraagd (van alle leeftijden) uit 4 664 huishouden die toevallig geselecteerd zijn in heel België. In een gezondheidsurvey worden veel vragen gesteld die toelaten om allerlei ziektes en functionele beperkingen vast te stellen, maar het is zeer moeilijk om op grond van al die detailinformatie een groep gehandicapten af te bakenen. We baseren ons dan ook op de algemene vraag in de enquête of men 'last heeft van één of meerdere langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps' en de bijkomende vragen of men 'als gevolg daarvan belemmerd is in zijn dagelijkse bezigheden' en/of 'als gevolg daarvan bedlegerig is' (beide vragen hebben als antwoordcategorieën : voortdurend, af en toe, niet of zelden). Op basis van deze vragen kan een (ruw) onderscheid gemaakt worden naar graad van beperkingen : ernstig/matig beperkt of licht beperkt (personen die geen belemmeringen ervaren worden niet als gehandicapt beschouwd). Aangezien personen die in collectieve huishoudens verblijven niet bevraagd zijn betekent dit dat veel personen met een matige of ernstige mentale handicap niet bereikt konden worden en bovendien is het gezien dit type van onderzoek waarschijnlijk dat ook veel personen met een lichte mentale handicap niet geïdentificeerd werden. De hierna vermelde gegevens zullen niet opgesplitst worden naar aard van de handicap, maar men moet er dus rekening mee houden dat mentale handicaps wellicht ondervertegenwoordigd zijn. Van alle respondenten tussen 16 en 64 jaar geeft 16,5% aan dat ze last hebben van één of meerdere langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps. We betitelen die personen als gehandicapten maar het is duidelijk dat ook de chronisch zieken hierin begrepen zijn. Er is weinig verschil in prevalentie bij mannen en vrouwen (respectievelijk 15.9% en 17.2%). Ongeveer de helft van de personen met een handicap hebben lichte beperkingen, de andere helft heeft matige/ernstige beperkingen. Van alle respondenten tussen 16 en 64 jaar is 67% aan het werk. Van de gehandicapten is evenwel maar 40% aan het werk, tegenover 73% van de niet-gehandicapten. Het percentage werkenden is veel lager bij de personen met matige/ernstige beperkingen (31%) dan bij die met lichte beperkingen (50%). De volgende tabel toont aan dat deze vaststellingen zowel voor mannen als voor vrouwen gelden, maar op een lager niveau van tewerkstelling bij de vrouwen.
4
Tabel 1 : Tewerkstelling van personen met een handicap (16-64 jaar) (België, Gezondheidsenquête 1997)
Mannen
Vrouwen
Totaal
Werkend Niet werkend Totaal Werkend Niet Werkend Totaal Werkend Niet Werkend Totaal
Ernstig-Matig
Beperkingen Licht
42 58 100% 21 79 100% 31 69 100%
61 39 100% 39 61 100% 50 50 100%
Allen met Beperkingen 51 49 100% 29 71 100% 40 60 100%
Zonder Beperkingen 84 16 100% 61 39 100% 73 27 100%
Totaal 78 22 100% 55 45 100% 67 33 100%
De volgende tabel en grafiek toont aan hoe de tewerkstelling van gehandicapten varieert naargelang de leeftijd (omwille van de geringe aantallen voor de leeftijd 16-20 jaar hebben we deze categorie uit de tabel en de grafiek gelaten). Tabel 2 :Tewerkstelling van personen met een handicap naar leeftijd (België, Gezondheidsenquête 1997) Leeftijd Werkende nietWerkende Niet-werkende Niet-werkende niet Totaal gehandicapten gehandicapten gehandicapten gehandicapten 20-24 64.9 6.1 2.5 26.5 100 25-29 77.7 3.5 3.0 15.8 100 30-34 77.6 6.2 4.9 11.3 100 35-39 72.6 7.5 6.5 13.4 100 40-44 60.4 12.6 12.3 14.7 100 45-49 58.5 10.3 9.4 21.8 100 50-54 55.2 7.7 12.8 24.3 100 55-59 25.5 4.6 25.7 44.2 100 60-64 9.4 1.6 31.7 57.3 100 Totaal 60 7 10 23 100
5
Work and disability (Health Survey 1997) 100
people not at work
90 80 70
work line
work disability field
working disabled
percentage
60
50
not working disabled
40 30 20
people at work
10 0 20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
years
De grafiek toont hoe de ruimte die we het 'Work Disability Field' hebben genoemd, breder wordt op hogere leeftijden. De afstand tussen de twee lijnen die de ruimte begrenzen is slechts 7 à 8% op de leeftijd tussen 20 en 30 jaar, maar ze bereikt 35% op 55 jaar en meer. Dit illustreert het bekende gegeven dat er op hogere leeftijden meer personen met een handicap zijn. Wat ons hier vooral aanbelangt is de positie van de gestippelde 'work line' in het veld. Die lijn loopt min of meer in het midden van het veld tot op de leeftijd van 50 jaar maar buigt dan sterk naar beneden. Vanaf de leeftijd van 50 jaar zijn er dus veel meer personen met een handicap, maar er zijn er nog maar heel weinig aan het werk. Deze trend is niet beperkt tot personen met een handicap want ook het aantal personen dat aan het werk is in de globale bevolking van boven de vijftig neemt sterk af. De 'work line' is een stippellijn om aan te geven dat veel personen in hun actief leven de grens tussen arbeid en niet-arbeid in beide richtingen overschrijden. In feite zijn ook de twee lijnen die het veld begrenzen sterk doorlaatbaar aangezien veel mensen op diverse leeftijden gehandicapt worden of gerevalideerd zijn.
6
3. De arbeidsgehandicapten geoperationaliseerd Na de verkenning van de gehandicapten in de bevolking op actieve leeftijd (16,5%) proberen we nu om de groep arbeidsgehandicapten op te sporen. Dit is slechts een deel van die 16,5% want niet iedereen met een handicap is langdurig en aanzienlijk beperkt in zijn kansen op integratie op de arbeidsmarkt. Sommigen hebben een job, kunnen die perfect uitvoeren en maken er evenveel kansen als anderen op vooruitgang. Anderen hebben wel problemen op het werk of hebben helemaal geen werk. Deze laatste groep bekijken we eerst. 3.1. Werkzoekende arbeidsgehandicapten 3.1.1. De eerste groep ‘arbeidsgehandicapten’ definiëren we als diegenen die behoren tot één of meerdere van de volgende categorieën bij de VDAB ingeschreven werkzoekenden : 1. Geregistreerd staan bij de VDAB met een Vlaams-Fonds-nummer. Dit betekent dat de persoon een aanvraag heeft gedaan bij het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap die positief beoordeeld is geworden, wat inhoudt dat betrokkene op een of andere vorm van bijstand van dat Fonds een beroep kan doen. 2. Door de bemiddelingsdienst (VDAB) ondergebracht zijn in de categorieën ‘gedeeltelijk’ of ‘zeer beperkt’geschikt. De werkzoekenden met normale geschiktheid zijn de voor de arbeidsmarkt beschikbare werkzoekenden die geschikt zijn om het beroep uit te oefenen waarin zij ingeschreven zijn; zij moeten bijgevolg over de beroepsvaardigheid en het rendement beschikken, die normaal van een werknemer van hun leeftijd in hetzelfde beroep geëist wordt. Beschikken over een gedeeltelijke geschiktheid, de werkzoekenden voor wie de lichamelijke geschiktheid iets onder de geschiktheid ligt die in het beroep gewoonlijk verlangd wordt of voor wie karakteriele of morele factoren een ernstige handicap vormen voor hun wederinschakeling in het normale productieproces (ongeacht of het in het oorspronkelijk beroep is of in welke andere betrekking dan ook) en ook lichamelijk gehandicapten wier wedertewerkstelling afhankelijk is van een beroepsherscholing of een revalidatie. Werkzoekenden met een zeer beperkte geschiktheid zijn de lichamelijk of geestelijk gehandicapten die voor een beroepsherscholing en/of revalidatie niet in aanmerking komen, zodat zij slechts zeer moeilijk opnieuw in het normale productieproces kunnen ingeschakeld worden.
3. Als hoogste onderwijsniveau ‘Buitengewoon Secundair Onderwijs’(BuSO) hebben. Deze vorm van onderwijs is bedoeld voor personen met een handicap van diverse ‘types’.
7
Het overgrote deel van deze personen hebben in het buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 gevolgd en behoren tot de groep licht mentaal gehandicapten. Tabel 3 toont de evolutie over vijf jaar van het aantal arbeidsgehandicapten in Vlaanderen. Tabel 3 : Niet-werkende werkzoekende arbeidsgehandicapten in Vlaanderen (VDAB)
Juni 1996
Juni 1998
Juni 2001
Met Vlaams Fonds Nr.
3 180
3 256
3 083
BuSO
5 924
5 345
4 783
Gedeeltelijk geschikt
11 252
10 242
9 714
Zeer beperkt geschikt
3 737
3 550
3 210
Gedeeltelijk + zeer beperkt geschikt
14 989
13 792
12 924
Totaal arbeidsgehandicapten*
20 676
18 752
17 140
Andere werkzoekenden *
219 337
180 356
144 861
Totaal werkzoekenden*
240 013
199 108
162 001
% arbeidsgehandicapten
8.6
9.4
10.6
* Inclusief personen in beroepsopleiding
De volgende tabel toont hoe de verschillende deelpopulaties zijn samengesteld en elkaar overlappen. Tabel 4 : Niet werkende werkzoekende arbeidsgehandicapten in Vlaanderen (juni 2001)
Normaal Geschikt
Niet Normaal Geschikt
Totaal
BuSO
Niet-BuSO
BuSO
Niet-BuSO
VF
434
615
725
1309
3083
Niet-VF
3167
(134222)
457
10433
14057
Totaal
3601
615
1182
11742
17140
Tabel 5 toont enkele kenmerken van de arbeidsgehandicapten.
8
Tabel 5 : Kenmerken van de arbeidsgehandicapten en de afzonderlijke groepen (juni 2001-VDAB) Met VFnummer Categorie Andere Schoolverlaters U.V.W. Vrij ingeschreven Totaal In beroepsopleiding Ja Neen Totaal Sekse Man Vrouw Totaal Leeftijd < 20 jaar >= 20 & < 25 jaar >= 25 & < 45 jaar > = 45 jaar Totaal Werkloosheidsduur < 10 mnd >= 10 & < 24 mnd >= 24 & < 36 mnd >= 36 mnd Totaal Studieniveau <=LSO BUSO < = LSO Niet BUSO > LSO Niet BUSO Totaal Nationaliteit Belg EU Niet EU Totaal Rijbewijs Geen Wel Totaal Met VF-nummer Ja Neen Totaal Geschiktheid Beperkt geschikt Zeer beperkt geschikt Normaal geschikt Totaal
%
BuSO
%
Nietnormaal geschikt
%
Totaal
%
160 33 2563 327 3083
5.2 1.1 83.1 10.6 100
173 256 3968 386 4783
3.6 5.4 83.0 8.1 100
432 41 11916 535 12924
3.3 0.3 92.2 4.1 100
607 294 15280 959 17140
3.5 1.7 89.1 5.6 100
196 2887 3083
6.4 93.6 100
221 4562 4783
4.6 95.4 100
316 12608 12924
2.4 97.6 100
536 16604 17140
3.1 96.9 100
1782 1301 3083
57.8 42.2 100
2436 2347 4783
50.9 49.1 100
5258 7666 12924
40.7 59.6 100
7465 9675 17140
43.6 56.4 100
59 462 2160 402 3083
1.9 15.0 70.1 13.0 100
540 1344 2749 150 4783
11.3 28.1 57.5 3.1 100
72 541 7270 5041 12924
0.6 4.2 56.3 39.0 100
592 1749 9584 5215 17140
3.5 10.2 55.9 30.4 100
1127 585 288 1083 3083
36.6 19.0 9.3 35.1 100
2278 923 389 1193 4783
47.6 19.3 8.1 24.9 100
3376 2311 1120 6117 12924
26.1 17.9 8.7 47.3 100
5611 3184 1449 6896 17140
32.7 18.6 8.5 40.2 100
1159 1381 543 3083
37.5 45.0 17.4 100
4783
100
4783
100
1182 9250 2492 12924
9.1 71.6 19.3 100
4783 9710 2647 17140
28.0 57.0 15.0 100
2969 54 60 3083
96.3 1.8 1.9 100
4527 74 182 4783
94.6 1.5 3.8 100
12262 305 357 12924
94.9 2.4 2.8 100
16214 386 540 17140
94.6 2.3 3.2 100
1968 1115 3083
63.8 36.2 100
3848 935 4783
80.5 19.5 100
5155 7769 12924
39.9 60.1 100
8363 8777 17140
48.8 51.2 100
3083
100
3083
100
1159 3624 4783
24.2 75.8 100
2034 10890 12924
15.7 84.3 100
3083 14057 17140
18.0 82.0 100
1416 618 1049 3083
45.9 20.0 34.0 100
809 373 3601 4783
16.9 7.8 75.3 100
9714 3210
75.2 24.8
12924
100
9714 3210 4216 17140
56.7 18.7 24.6 100
9
Net iets meer dan één op de tien niet-werkende werkzoekenden behoort tot de arbeidsgehandicapten (juni 2001). De groep arbeidsgehandicapten bestaat uit drie deelgroepen die elkaar gedeeltelijk overlappen. Slechts 4% (725/17140) behoort tot alle drie de deelgroepen (ingeschreven in het Vlaams Fonds; BuSO-afgestudeerde en Nietnormaal geschikt bevonden). Er zijn 13% arbeidsgehandicapten (2200/17140) die tot twee deelgroepen behoren en 83% (14215/17140) die slechts tot één deelgroep behoren. De grootste afzonderlijke groep zijn zij die Niet-normaal geschikt werden bevonden, maar geen ex-BuSO leerling zijn en ook niet in het Vlaams Fonds zijn ingeschreven (10433/17140=61%). Wanneer we de vergelijking maken tussen de hele groep arbeidsgehandicapten (17 140) en alle werkzoekenden (162 001) dan zijn er enkele opvallende verschillen. Bij de arbeidsgehandicapten zijn er veel meer UVW's (89% t.o.v. 74%) en bijgevolg veel minder van de andere categorieën. Naar leeftijd zijn er bij de arbeidsgehandicapten meer personen boven de 45 jaar (30% t.o.v. 23%). Personen met een hoge werkloosheidsduur (meer dan 2 jaar) zijn veel talrijker bij de arbeidsgehandicapten (49% t.o.v. 27%). Naar studieniveau behoort 85% van de arbeidsgehandicapten tot de groep die hoogstens een diploma lager secundair onderwijs heeft, daar waar dit voor alle werkzoekenden 'slechts' 50% is. De deelgroepen arbeidsgehandicapten verschillen ook onderling van elkaar op een aantal kenmerken, maar men moet er wel rekening mee houden dat eenzelfde persoon tot meerdere van die groepen kan behoren (zie hoger). Het meest opvallend is de grote groep 'ouderen' (+ 45 jaar) onder de Niet-normaal geschikten (39%) en daarmee samenhangend ook de grote groep die meer dan drie jaar werkloos is (47%). Hoewel de groep met een VF-nummer in het algemeen jonger is, treffen we ook daar een grote groep aan die meer dan drie jaar werkloos is (35%). De meesten daarvan zijn personen die tevens als nietnormaal geschikt geklasseerd staan. Zoals verwacht kon worden heeft de BuSO groep een nog veel jonger leeftijdsprofiel. 3.1.2. Naast de in de VDAB ingeschrevenen zijn er ook werkzoekende arbeidsgehandicapten die niet in de VDAB zijn ingeschreven. Onder de gerechtigden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (invaliditeitsuitkering - tegemoetkoming aan gehandicapten) zijn er zeker ook mensen die op zoek zijn naar job, maar als ze zich niet in de VDAB hebben ingeschreven (wat meestal het geval is) dan hebben we op dit moment geen enkel zicht op wie dit zijn en met hoeveel ze zijn. Voorts zijn er ook nog personen met een handicap die niet actief zijn maar geen arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben en ook niet in de VDAB zijn ingeschreven maar toch werkzoekend zijn. Ook die personen kennen we niet en we weten niet met hoeveel ze zijn.
10
3.2 Werkende arbeidsgehandicapten Zoals reeds werd vermeld zijn niet alle werkende gehandicapten (7% van de bevolking op actieve leeftijd volgens de Gezondheidsenquête) te beschouwen als arbeidsgehandicapten. Het komt erop aan die mensen met een handicap te vinden die wel beperkingen ervaren in hun arbeidssituatie Een indicator daarvoor is dat ze werken met een loonkostensubsidie die voor gehandicapten is bedoeld. In Vlaanderen waren er eind 2000 ongeveer 3 000 personen met een handicap waarvoor de werkgever een subsidie ontving in het kader van de CAO26 en iets meer dan 600 in het kader van de Vlaamse Inschakelingspremie. Een andere indicator is dat ze tewerkgesteld zijn in een beschutte werkplaats. Eind 2000 was dit het geval voor 13 600 personen met een handicap. Besluit Deze nota had tot doel het begrip 'arbeidsgehandicapten' uit te klaren en de doelgroep in kaart te brengen. Hoewel de statistische gegevens zeker nog niet perfect zijn kunnen we toch al een redelijke goede inschatting maken. De gegevens van VDAB zijn een zeer belangrijke bron en worden door de VDAB-studiedienst driemaandelijks geactualiseerd en regionaal opgesplitst. Belangrijke lacunes in de informatie hebben betrekking op de gerechtigden op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en op de werkende arbeidsgehandicapten. Wat de informatie uit surveys betreft valt te melden dat er in 2001 een nieuwe Gezondheidsenquête lopende is en dat ook de Panel Studie van Belgische Huishoudens (jaarlijks) belangwekkende gegevens bevat over de arbeidssituatie van personen met een handicap. Voorts zal de geplande handicapmodule in de EU Enquête Arbeidskrachten (2002) voor het eerst op grote schaal gedetailleerde gegevens opleveren. Op wat langere termijn verwachten we ook de resultaten van de Algemene socioeconomische enquête 2001, waarin een vraag over 'handicaps' is opgenomen.