Wie wil, mag of moet er naar Vlissingen? De sollicitatie.
Hoe het allemaal precies in z'n werk is gegaan zullen we wel nooit meer te weten komen; uitgaande van bekende feiten en de brieven, die over dit onderwerp in het archief van Vlissingen bewaard zijn gebleven, kunnen we het volgende reconstrueren:
De leraar hand- en vaktekenen van de Burgeravondschool Louis Heymans verzocht in een brief van 23 juli 1921 om eervol ontslagen te worden met als reden, het vervullen van een vergelijkbare functie in Middelburg, waar hij zijn feitelijke woning had. Vanwege zijn werk in Vlissingen, verbleef hij gedurende de week in een pension in Vlissingen aan de Boulevard de Ruyter. Ogenschijnlijk een alleszins redelijk argument. In werkelijkheid heeft er echter een arbeidsconflict gespeeld, voorafgaand aan deze ontslagaanvrage, waar we hier verder niet op in zullen gaan. De Raad van Vlissingen stemde in met dit ontslag en het gevolg was, dat zij genoodzaakt waren een advertentie te plaatsen voor een nieuwe leraar hand- en vaktekenen. Deze advertentie verscheen in de Vlissingse Courant op 28 juli 1921 en verder nog in enige andere bladen waaronder het landelijke “Weekblad voor Gymnasiaal en Middelbaar onderwijs”.
De advertentie werd kennelijk ook gelezen bij het Haagse Tekeninstituut Bik en Vaandrager, want van de drie enige sollicitanten waren er twee werkzaam als docent bij dit instituut en de derde sollicitant volgde er de cursus voor de middelbare akte. De eerste sollicitant was Gustaaf Adolf Baljeu (27 jaar oud), hij woonde in Middelburg maar verbleef in Den Haag vanwege zijn opleiding voor de middelbare akte, die hij volgde bij Bik en Vaandrager. Zijn brief is gedateerd 3 augustus 1921. Hij werd echter afgewezen, omdat hij de middelbare akte nog niet had en dit was een vereiste voor deze functie. De tweede sollicitant was Henri Christaan Pieck (26 jaar oud) en de tweelingbroer van de later bekend geworden Anton Pieck. Ten tijde van zijn sollicitatiebrief gedateerd 6 augustus 1921, was hij leraar bij Bik en Vaandrager en woonde in de Weimarstraat in Den Haag, op het adres van zijn ouders. Zijn tweelingbroer Anton was tot 1920 ook leraar geweest bij Bik en Vaandrager, maar deze was inmiddels naar Haarlem verhuisd vanwege het aanvaarden van een baan als tekenleraar aan het Kennemer lyceum, waar hij overigens 40 jaar in dienst zou blijven.
Henri is in het bezit van de vereiste middelbare akte en schrijft in zijn brief, dat hij de afgelopen jaren veel studiereizen heeft gemaakt naar o.a. Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Hongarije, Italië en Egypte. Ook refereert hij in zijn brief naar een groot praktisch werk, dat hij gemaakt heeft namelijk de binnen architectuur en interieurschilderingen in het Haagse Scala cabarettheater in de Wagenstraat. Dit theater was van oorsprong een casino en moest verbouwd worden tot theater voor de revue en het cabaret en later weer tot bioscoop. Het gebouw, dat direct achter het warenhuis De Bijenkorf was gesitueerd, is tot de jaren ’50 in gebruik geHenri Pieck bij Bik en Vaandrager bleven en veel HageFoto: Jan Giesen ca 1919 naars hebben daar genoten van de Sleeswijk reSCALA theater vue en Snip&Snap. Tussen 1955 en 1965 is het door De BijWagenstraat Den Haag enkorf gesloopt om plaats te maken voor een parkeergarage, die er echter nooit gekomen is. De derde sollicitant was Jan Th. Giesen (toen 20 jaar oud) en eveneens werkzaam als assistent bij Bik en Vaandrager en ook nog als leraar op de openbare scholen in de van Merlestraat en Doornstraat in Den Haag. Hij heeft ook de vereiste middelbare akte en woont in de ouderlijke woning aan de Columbusstraat 282 in Den Haag. Hij meldt in zijn brief dat hij per 1 september beschikbaar is. Op 26 augustus 1921 neemt de gemeenteraad van Vlissingen het besluit. Van de 14 raadsleden geven er 11 de voorkeur aan Henri Pieck en 3 raadsleden preferen Jan Giesen. Per post worden de kandidaten van dit besluit op de hoogte gebracht en dit resultaat wordt eveneens in de Vlissingse Courant gepubliceerd. Het probleem rond de vacature lijkt hiermee te zijn opgelost; echter niets is minder waar.
In het boek: “Twee broers, drie levens” vertelt dochter Karrie van Henri Pieck, dat Henri had gesolliciteerd onder druk van een vriendinnetje; de ouders van dat vriendinnetje vonden een artiest maar niets en een serieuze betrekking in het onderwijs bood meer zekerheid. Bovendien was Henri dan op een behoorlijke afstand van zijn geliefde Amsterdam, waar hij een deeltijd frivool leven leidde. Henri zelf hoopte dus niet aangenomen te worden. Hij woonde en leefde deels in Amsterdam en deels in Den Haag.
Voor kunstenaars was het in deze naoorlogse periode moeilijk om een redelijk en stabiel inkomen te vergaren en het onderwijs was een overheidsbetrekking, die redelijk betaald werd. Bovendien als gevolg van de nieuwe onderwijswet waren er meer leerkrachten nodig. Min of meer uit noodzaak en onder (liefdes)druk had Henri daarom toch maar gesolliciteerd en hij was met de acceptatie niet blij.
Bij Bik en Vaandrager moet over het besluit van de Raad van Vlissingen met gemengde gevoelens nagepraat zijn getuige de brieven die vervolgens van Henri en Jan richting Vlissingen gestuurd zijn. De brief van Henri is gedateerd 9 september 1921 en hij maakt hierin bekend, dat hij geen gebruik maakt van de benoeming. De letterlijke argumentatie is als volgt: “Bij terugkomst van eene reis ontving ik mijn benoeming als teekenleraar aan de burgeravondschool, zonder echter het salaris van u te vernemen. Na informatie daaromtrent bleek mij echter het halfjaarlijkse honorarium voor mij niet lonend.” Dochter Karrie van Henri Pieck vertelt later in het boek over de gebroeders Pieck: “Hij stuurde een brief naar die school, “in Vlissingen maakt men veel vergissingen”.
Kort daarna op 13 september 1921 stuurde Jan Giesen een brief met de volgende tekst richting Vlissingen: “Heden kwam ik toevallig ter oore dat den heer H. Pieck voor zijn benoeming aan uw school zou bedanken. Indien dit gerucht waarheid bevat zou ik als de Raad mij als nummer 2 wenscht te benoemen, mij dadelijk ter uwen beschikking kunnen stellen, zodat het onderwijs in teekenen niet behoeft uitgesteld te worden. Gaarne eenig antwoord van U tegemoet ziende teeken ik, Hoogachtend…..”.
Op 30 september 1921 besluit de Raad van Vlissingen vervolgens dat Jan Giesen benoemd is tot teekenleraar en dit wordt hem vervolgens bevestigd in een brief van 3 oktober 1921. Hij was hier heel blij mee, het bood hem de gelegenheid om uit de drukte en hectiek van het ouderlijk gezin te ontsnappen en zich in alle rust te concentreren op zijn passie: het maken van grafische kunst en lesgeven.
Beide vrienden waren nu dus ineens gelukkig: Henri omdat hij niet weg hoefde uit Amsterdam en Den Haag en Jan omdat hij weg mocht naar Vlissingen. Dit besluit werd, zoals dat hoorde, via de Vlissingse Courant aan de burgers van Zeeland bekend gemaakt. Hoe het met de toenmalige liefde van Henri afliep weet niemand precies, wel weten we dat hij in de zomer van 1922 in het huwelijk treedt met ene Gesina (Sientje) van Gelder in Amsterdam. Dit huwelijk duurde tot 1928 en had als resultaat een zoon Han genaamd.
De verhuizing.
Jan moest op stellen sprong naar Vlissingen verhuizen, want door alle intriges vooraf aan hun sollicitatie en de afwijzing van Henri was het schooljaar inmiddels begonnen. Voorts kwam het vertrek uit Den Haag niet ongelegen; zijn ouders waren sinds een half jaar gescheiden nadat zijn vader terug naar Nijmegen was vertrokken en zijn moeder had alle aandacht nodig om de wasserij Dubbelblank draaiende te houden. Een goed moment voor Jan om naar Zeeland af te reizen!
Op 26 september 1921 wordt hij uit het bevolkingsregister van Den Haag uitgeschreven en op 4 oktober 1921 mag hij zich inwoner van Oost-Souburg noemen en woont hij als kostganger op het adres Oranjeplein 31 middenin het gezellige stadscentrum en schuin tegenover de kerk. Op dit plein worden ook de markten gehouden en zoiets is altijd een bron van gezelligheid, zelfs heden ten dagen nog.
De Burgeravondschool en de Avondschool voor Handwerkslieden ligt aan het GroeneOranjeplein Oost-Souburg ca 1920, Foto archief Vlissingen woud in het centrum van Vlissingen en hij is daar aangenomen als docent handtekenen met drie lesuren van 48 minuten ieder gedurende vijf avonden in de week tegen een jaarwedde van Fl. 780,-. In totaal zijn er 23 leerkrachten in dienst van deze avondschool, waarvan er 10 op tijdelijke basis zijn aangenomen en één hiervan is Jan Giesen.
De reisafstand naar school bedraagt ongeveer 5 kilometer, maar Jan kan gebruik maken van de elektrische tram, die tussen Vlissingen en Middelburg rijdt en een halte heeft in WestSouburg. De laatste tram gaat om 22.30 uur, dus dat lukt allemaal net. Het is bekend, dat Jan omstreeks deze tijd is gaan motorrijden, maar de exacte datum van deze toen wel heel stoere activiteit is niet bekend, zodat de tram vast wel intensief door hem gebruikt zal zijn. Op oudejaarsavond heeft Jan Giesen een houtsnede gemaakt van de kerk en huisjes van Oost-Souburg gezien vanaf de weilanden ten zuidoosten van het stadje. Het moet voor hem een bijzondere avond geweest zijn, mogelijk vervuld van eenzaamheid, omdat hij bij de signering specifiek vermeld heeft “oudejaarsavond Oost-Souburg”. Hij moet die avond teruggedacht hebben aan de oudejaarsavonden bij zijn ouders en broers en zuster in Den Haag, in een gezellige huiselijke sfeer. Nu zat hij in z’n eentje op een kamertje in West-Souburg. Mogelijk heeft hij vooraf reeds schetsen gemaakt vanaf die positie en heeft hij deze in hout uitgestoken in zijn kosthuis aan het Oranjeplein.
Houtsnede gezicht op Oost-Souburg Oudejaarsavond 1921 Jan Giesen Op 11 februari 1922 verhuist hij naar een adres op loopafstand van zijn school, namelijk naar Pension van Rijn, Boulevard Blankert 108 pal naast het danspaleis en uitgaanscentrum Paviljoen Wilhelmina. Hij is verzekerd van een mooi uitzicht over zee, als hij tenminste een kamer heeft aan de boulevardzijde van dit pension. Zo niet, dan hoeft hij alleen maar even de deur uit te gaan om van dit moois te genieten. In dit pension logeren ook veel mensen van de Koninklijke Marine, die tijdelijk in Vlissingen gelegerd zijn vanwege de werf De Schelde. De avondschool waar hij les gaf was slechts 10
minuten lopen vanaf dit pension en Vlissingen bood meer gezelligheid mede als gevolg van de marinemensen die hier tijdelijk verbleven.
Kunstkring Het Zuiden.
Sinds maart 1920 was er in Vlissingen een kunstkring, die was opgericht door de burgemeester C.A. Van Woelderen op aandringen van de in Vlissingen actieve Belgische kunstschilder Gerard Jacobs. Deze kunstenaar was gedurende de oorlogsjaren vanuit België naar Vlissingen gevlucht met zijn vrouw Josephine Hendrickx, die eveneens kunstenaar was. De statutaire oprichting van deze kunstkring heeft later plaats gevonden op 2 september 1922 en is te lezen in de Staatscourant no. 168. Als doelstelling van de Kunstkring Het Zuiden staat in de statuten verwoord: “werkzaam te zijn in het belang van de kunst en hare beoefenaren”. Zij tracht dit doel te bereiken door o.a. het houden van exposities, waarvan de eerste volgens krantenberichten op 19 juni 1920 werd geopend in het Badpaviljoen op de Boulevard Evertsen. Een nevendoel van deze exposities was ook het aantrekken van toeristen naar Vlissingen en de gemeente heeft daarom geholpen bij de opzet en de latere instandhouding van de zomerse tentoonstellingen.
Jan Giesen wordt lid van deze kunstkring en we zien hem deelnemen aan de exposities in de zomer van 1922 en 1923 en mogelijk ook de daaropvolgende jaren.
Over zijn ingezonden werk van 1922 vermeldt de Vlissingse Courant in haar editie van 24 juni 1922: “Giesen met een flinke teekening van een massaal aandoenden kruiser op het strand”. Deze tekening is door Jan gemaakt toen hij nog in Den Haag woonde; het is de Duitse kruiser Hildebrand, die sinds 19 december 1919 op het stille strand van Scheveningen lag en daar een dankbaar object was voor tekenaars en fotografen. Dit laatste getuige de prenten van onder andere Eduard Houbolt, Johan de Kruijf en Han Krug, die eveneens deze kruiser hebben vastgelegd op papier. De kruiser was als oorlogsbuit onderweg naar Rotterdam om daar gesloopt te worden, toen ter hoogte van Scheveningen de sleepkabel brak en het schip zijn
eigen weg koos richting het strand. Pas in 1933 waren alle wrakstukken van het strand verdwenen. Voor het feit, dat hij dit werk heeft ingezonden naar deze expositie kunnen twee redenen een rol gespeeld hebben: hij heeft weinig ander werk beschikbaar van goede kwaliteit om te exposeren, hetgeen betekent dat hij in Vlissingen weinig werk gemaakt heeft, of hij vond de kruiser toepasselijk, omdat Vlissingen een marinestad was. De tekening is echter niet verkocht tijdens deze expositie en is thans nog in het bezit van de familie.
Een belangrijk lid van deze kunstkring was ook Louis Heijmans, die voorafgaand aan Jan Giesen docent geweest was op de BurgeravondLouis Heymans school en meerdere andere scholen in Vlissingen. Mogelijk zijn beide heren met elkaar bevriend geweest, ook omdat Jan Giesen na zijn terugzelfportret keer naar Den Haag in september 1922, steeds is blijven exposeren tijdens de zomers in Vlissingen. Dat verklaart ook het Zeeuwse werk, dat Jan nog tot circa 1933 jaarlijks gemaakt heeft. Mogelijk bezocht hij regelmatig vanuit Den Haag zijn vroegere collega's in Vlissingen.
Een protest.
Gedateerd 22 maart 1922 vinden we in het archief van de gemeente Vlissingen een brief, ondertekend door alle 23 leraren van de Burgeravondschool en de Avondschool voor Handwerkslieden en gericht aan de gemeenteraad van Vlissingen. Hierin spreken ze de zorg uit, dat een eventuele samenvoeging van beide scholen tot één Nijverheidsschool negatieve financiële consequenties zou hebben voor hun wedde. Zij verzoeken “in een overgangsbepaling het oude salaris der in dienst zijnde leeraren te waarborgen”. Deze samenvoeging is overigens het gevolg van de wet op
het Nijverheidsonderwijs, die op 1 januari 1921 in werking is getreden maar reeds twee jaar eerder was aangenomen. Het ontwerp voor deze wet stamde deels uit 1910 en het voorstel was het gevolg van de dringende vraag naar geschoolde ambachtslieden en landbouwers.
De handtekeningen onder het protest van de leraren.
Terug naar Den Haag.
Het moet een moeilijke tijd geweest zijn voor Jan Giesen in Vlissingen; vijf avonden per week lesgeven tot 22.00 uur, verblijven op een kleine pensionkamer en geen ruimte om echt met eigen werk bezig te zijn behalve het maken van wat schetsen en klein formaat houtsneden. Verder op grote afstand van zijn Haagse vrienden en bekenden en natuurlijk zijn familie. Met de trein was het sinds 1873 weliswaar mogelijk om naar Den Haag te reizen via Bergen op Zoom en Roosendaal, maar dat kostte behoorlijk wat tijd en geld in die jaren. Nadat het schooljaar 1921-1922 in juli was afgelopen, verlengde hij zijn tijdelijk contract niet en ging weer terug naar Den Haag.