Academiejaar 2011 - 2012
Inleiding Wie door de gangen van de HUB loopt, voelt het al. De HUB bruist van creativiteit en jong talent. De vorige jaren organiseerden we telkens een materialenbeurs om de studenten van de lerarenopleiding secundair onderwijs creatief en vernieuwend met hun vakken te laten omspringen. Dit jaar gaan we nog een stapje verder: een creatief magazine. Dit magazine is bedoeld voor leerkrachten van het secundair onderwijs van alle vakken en alle richtingen. Voor elk vak zijn lesideeën ontworpen die de creativiteit van zowel de leerkracht als de leerlingen stimuleert. Het is de bedoeling dat een leerkracht inspiratie kan halen uit dit magazine, dit niet alleen door naar de bijdragen van zijn eigen vakken te kijken, maar eventueel ook door ideeën op te doen van andere vakken. De leerkracht kan hiermee aan de slag en wordt uitgedaagd om zijn lessen te vernieuwen en creatiever aan te pakken. Hierdoor worden de leerlingen ook meer creatief gestimuleerd en dit is waar we naar streven. Veel lees- en lesplezier!
1 0
Interview met Vanwaar het idee voor een magazine i.p.v. de materialenbeurs? Het idee om in het onderwijs aan de slag te gaan met creatief denken is enkele jaren geleden gegroeid op een studiedag rond mindmapping in het Leerhof in Parike. Er hingen zeven schilderijtjes omhoog, die de zeven Da Vinciaanse principes voorstelden. Da Vinci was een geniaal wetenschapper en kunstenaar die op een of andere wijze zijn kinderlijk spontaan leren heeft behouden. Met deze principes zijn we drie jaar aan de slag gegaan onder het motto ‘In de VOETsporen van Da Vinci’. Tweedejaars ontwikkelden lesmateriaal waarmee leerlingen op een interactieve wijze aan de slag konden en waarbij hun creatief denken werd uitgedaagd. Doordat het verspreiden van het ontwikkeld materiaal voor stagescholen niet altijd vlot verliep, wilden we dit jaar het concept bijsturen. Een tijdschrift kan makkelijker verspreid worden en het bundelt de ideeën. Leerlingen en leerkrachten kunnen er datgene uithalen wat zij de moeite vinden. Wat is creatief denken precies? Dikwijls volgen onze hersenen patronen die na herhaling versterkt worden. In de loop der eeuwen hebben we deze leren gebruiken om de waarheid te achterhalen en hebben we de neiging om te denken in rechte lijnen van begin tot einde via bekende wegen. Daarom gaan hersenen bij een nieuwe vraag of opdracht onmiddellijk kiezen voor een – voor hen – vertrouwd pad dat tijdswinst bij het denken oplevert. Hier sluit kennisgericht onderwijs bij aan. Bij creatief denken gaan we op een andere manier denken dan de vertrouwde weg. Onze hersenen kunnen
2 0
gerust patronen doorbreken en nieuwe verbindingen leggen. Edward de Bono, een Brits psycholoog is de grondlegger van dit idee. Creatief denken heeft op zich weinig met creativiteit te maken. Het bestaat er eerder uit om problemen of uitdagingen op een verbeeldingsvolle en innovatieve wijze te benaderen om dan uiteindelijk keuzes te overwegen en verder uit te werken. Waarom is creatief denken in het onderwijs belangrijk? Het onderwijs is sterk in beweging. Pascal Smet heeft ingrijpende veranderingen voorgesteld in zijn oriëntatienota ‘Mensen doen schitteren’. Het opheffen van de traditionele onderwijsvormen, leerlingen van de eerste graad laten kennismaken met zes belangstellingsgebieden, leerlingen maximaal stimuleren in hun talenten, enz. zijn uitdagingen waar we in de toekomst voor staan. Leercompetenties, het stimuleren van ondernemingszin, sociale competenties en expressie zijn slechts enkele van de sleutelcompetenties waar we leerlingen verder in zullen moeten begeleiden. Innoveren in onderwijs is essentieel en creatief denken biedt hiertoe mogelijkheden. Kan u nog een besluit formuleren over creatief denken in het onderwijs? Door creatief denken meer ruimte te geven in het onderwijs, kunnen we makkelijker omgaan met de uitdagingen voor de toekomst. Laten we elkaar inspireren … en samen met leerlingen het tijdschrift induiken.
Katrin De Bisschop
de pedagogen
‘De middelmatige leraar vertelt. De goede leraar verklaart. De betere leraar toont aan. De ware leraar inspireert’ William Arthur Ward Amerikaans schrijver (1921-1994)
3 0
Aardrijkskunde Stadspel doorheen Brussel Wie? Leerlingen 2de graad. Wat? De leerlingen leren Brussel beter kennen aan de hand van een stadspel. Bij het vertrek krijgen de leerlingen een stadsplan mee, waarop ze zelf hun route zullen uitstippelen. Tijdens dit spel verkennen ze in groep (±5 personen) verschillende belangrijke plaatsen in Brussel. Op elke locatie nemen ze een originele groepsfoto en voeren ze de bijhorende opdrachten uit de bundel uit. Via de opdrachten komen de leerlingen met verschillende aardrijkskundige aspecten van Brussel in contact. Een vast terugkerende opdracht is het aanduiden van de plaats op het stadsplan van Brussel. Achteraf? Opdrachten verbeteren en verwerken in de lessen. De groepsfoto’s worden door de leerlingen verwerkt in een collage. Die kunstwerkjes kunnen opgehangen worden in het leslokaal. Benodigdheden: kaart van Brussel, pen en papier, opdrachtenbundel, fototoestel Belangrijke plaatsen: vb. het Centraal Station, de Grote Markt, de Nieuwstraat, Manneke Pis, de Marollen, de Kunstberg, de Beurs, Warmoesberg/Koninginnengalerij Voorbeeldvragen: Centraal station Zoek een pendelaar in het station. Maak er een leuke foto mee en stel volgende vragen:
4 0
• Van waar komt u? • Hoelang zit u op de trein? • Waarom komt u naar Brussel?( Werk, cultuur,… ) • Vindt u Brussel een leuke stad om in te werken / te bezoeken?
Een leuke wereldkaart maken met de leerlingen Wie? Leerlingen 1e graad Wat? Dit is een leuke instap voor de eerste les aardrijkskunde. De leerlingen leren het vak op een andere manier kennen en leren samenwerken. De leerlingen worden verdeeld in 6 groepjes. Elk groepje krijgt een stukje wereldkaart. Op dit stukje maken ze een collage met kenmerken van dit werelddeel (foto’s, woorden, …). Op het einde van de les stellen ze deze collage kort voor aan de klas. Achteraf komen alle verschillende werelddelen bij elkaar en kan de grote wereldkaart in de klas opgehangen worden. Doel? De leerlingen kennis laten maken met de verschillende werelddelen. De leerlingen zullen tijdens het schooljaar ook nog regelmatig kunnen terugkijken naar hun zelf gemaakte kaart. Benodigdheden: Werelddelen op schaal, foto’s en informatie over de werelddelen, schaar, lijm, stiften, …
e
ijk
r ard
A
Landen en hun hoofdstad Wie? Leerlingen 1e graad Wat? De leerlingen krijgen een kartonnen bordje met enkele Europese landen en enkele wasknijpers met daarop een hoofdstad. De leerlingen knijpen de wasknijper met hoofdstad op het bordje bij het passende land. Als controle staat er op de achterzijde van het bordje en de achterzijde van de wasknijper een bolletje met een bepaalde kleur, als deze kleur zowel op het bordje en de wasknijper overeenkomst dan is de stad met het juiste land verbonden. Doel? Leerlingen kunnen de hoofdstad van een land aan het juiste land linken. Benodigdheden: kartonnen bordjes met enkele Europese landen, wasknijpers met hoofdsteden
Memospel Wie? Leerlingen 1e graad Wat? Het spel wordt gespeeld als een klassiek memospel. De kaartjes liggen omgedraaid op tafel en het is de bedoeling dat de leerlingen het kaartje van een land kunnen omdraaien samen met het kaartje van een typisch kenmerk van dat land. Wie een juist paar vindt, mag de twee kaartjes bijhouden. Het spel eindigt wanneer alle juiste paren zijn gevormd. Degene met de meeste paren wint.
nd sku
Doel? Leerlingen kenmerken, gewoonten, specialiteiten van een land laten inoefenen. Benodigdheden: memokaartjes
De wondere wereld in 60 seconden Wie? Leerlingen 1e en 2e graad Wat? De leerlingen krijgen per twee een begrip dat te maken heeft met aardrijkskunde. Ze zoeken zelf zoveel mogelijk nuttige informatie (internet, boeken uit de bibliotheek, handboeken, …). Daarna maken ze een filmpje dat juist 60 seconden duurt waarin ze hun begrip zo helder en uitgebreid mogelijk uitleggen aan de medeleerlingen. Ze moeten dus ook goed nadenken wat ze wel en wat ze niet moeten vertellen, want niet alles is even belangrijk. Een voorbeeld is terug te vinden op deredactie.be - videozone – redactietips – 60 seconden Doel? De leerlingen in hun eigen woorden en op een toffe manier een moeilijk begrip laten uitleggen. Voorbeelden: 1e graad: winteruur zomeruur, vegetatiezone - toendra, vegetatiezone - steppe, overeenkomsten en verschillen tussen weer en klimaat, stijgingsregens, … 2e graad: broeikaseffect, moesson, landbouw - brandcultuur, continent - wereldblok - werelddeel, welvaart - welzijn, globalisering
5 0
Biologie Wie? Leerlingen 1e en 2e graad Wat? Selectie lespakketten rond seksuele opvoeding
Lespakket: Kriebels in je lijf (1ste graad) ‘Kriebels in je lijf’ is een leuk lespakket dat je zeker in de lessen kan gebruiken. De leerlingen leren communiceren over relaties, gevoelens en seks via allerlei werkvormen, spelletjes en filmpjes. Het zijn stuk voor stuk leuke ideeën die leerlingen van 12 tot 14 jaar aanspreken. Het lespakket kan op verschillende manieren gebruikt worden. De ideeën kunnen bijvoorbeeld dienen als inleiding bij de lessen over de voortplanting, als project rond de voortplanting, groepswerk,… Doordat alles op een speelse manier wordt voorgesteld, zal het makkelijker zijn voor de leerlingen om over deze onderwerpen te praten. Tot slot leren ze ook naar elkaar luisteren en elkaar kennen op een andere manier.
Lespakket: Goede Minnaars (incl. de gids ‘Een lief’) Vanuit de invalshoek ‘Goede minnaars’ een nieuw concept dat binnen het CGSO Trefpunt werd uitgewerkt om aan relationele en seksuele vorming bij jongeren te doen worden in de werkmap ruim tachtig diverse werkvormen beschreven (denkoefeningen, associatieoefeningen, gespreksvormen, spelvormen, rollenspel, dramatechnieken en andere spelvormen) om actief met jongeren aan de slag te gaan. De werkvormen zijn verder opgedeeld in enkele grotere rubrieken: starters, verliefd/ versieren, ontdek de seks, ikzelf, handen thuis, veilig vrijen en afsluiters. De eerste zes hoofdstukken kan je hier downloaden.
Lespakket: Communicatie en seks
6 0
Het lespakket ‘Communicatie en seks’ is uitgewerkt als een extra zevende hoofdstuk van de werkmap ‘Goede Minnaars’. Dit gratis materiaal is bedoeld voor leer-
ie
g iolo
B
krachten van het secundair onderwijs en bestaat uit een zestiental oefeningen met achtergrondinformatie over communicatie en seks. Er wordt ingegaan op taalgebruik en seks, het herkennen en gebruiken van lichaamstaal, culturele verschillen, vaardigheden zoals luisteren en helder praten, feedback geven, …
worden. Een projectdag i.v.m. hiv en aids lijkt me dan ook een goed idee om zowel leerlingen als leerkrachten te informeren en laten nadenken over dit hedendaagse probleem.
Door een aantal lessen uit dit pakket te gebruiken kan het onderwerp seksualiteit beter bespreekbaar worden binnen de klas.
Dit pakket bevat verschillende opdrachten voor leerlingen in verband met het onderwerp soa’s.
Pakket/Handleiding: Positief op school Het pakket toont ons dat er ook op school rekening moet gehouden worden met seropositiviteit. Leerlingen (en ook leerkrachten) moeten zich bewust worden van een probleem dat wereldwijd aanwezig is. Verder is er in dit pakket zeer veel informatie terug te vinden op maat van leerlingen van de 1e graad. Niet het hele pakket is bruikbaar in de klas. Wel is er informatie terug te vinden over wat hiv is, hoe de ziekte verloopt en welke behandelingen er bestaan. De casussen die in het pakket staan, zijn wel bruikbaar in de les. Het pakket is eigenlijk een hulpmiddel om op school een beleid te starten over hiv en seropositiviteit. Dit deel is niet zozeer geschikt om te gebruiken in de lespraktijk, maar wel voor de school zelf. Het is van groot belang dat de hele school leert omgaan met seropositiviteit en hiv. Er bestaan veel fabeltjes en die moeten opgeklaard
Lespakket: SOS soa
Hierdoor zijn de leerlingen interactief bezig met de leerstof en dit zal tevens een positief effect hebben op hun belangstelling voor dit onderwerp. Het is niet nodig alle opdrachten te doen, maar ze zijn een nuttige aanvulling op de lessen seksuele opvoeding.
Lespakket: Shalimar Shalimar is een educatieve spelvorm om de interculturele dialoog over relaties en seksualiteit te bevorderen. Leerlingen krijgen de rol van relatieadviseur voor 2 fictieve leeftijdgenoten. Shalimar kan gebruikt worden als herhaling of uitloper van een RSV-traject maar kan ook op zichzelf gebruikt worden. De nadruk van dit pakket ligt op relaties en alles wat daarmee te maken heeft: gevoelens, seks,… De spelvorm is interessant en het spreekt de leerlingen ook aan. Voor hen lijkt het niet alsof ze aan het leren zijn, maar dit is wel het geval.
7 0
Engels Useful links
Movies to introduce random cultural topics: London: tourism based movie.
At the end of the school year, you can make a smaller version of the timeline to help your students to study their culture examination. (timeline in appendix)
http://www.youtube.com/watch?v=HbanMK2DA6w&f eature=related
The Royal Family: the Royal Family throughout the years (2010, so no wedding of William and Kate yet) http://www.youtube.com/watch?v=-avo5dCgJj0
The Olympic games: presentation of the Olympic games in Mario-theme
http://www.youtube.com/watch?v=Q1xJHslc0WM&fe ature=related
Ireland: discover Ireland movie, with typical images and Irish music http://www.youtube.com/watch?v=htyHUX7Wg9U&f eature=relmfu
Stonehenge: short National Geographic movie about the build of Stonehenge
http://www.youtube.com/watch?v=-6oxmxPKoSE
Timeline The teacher makes a timeline with the most important events in the English history. Pupils are assigned to look up information about a specific event and prepare a brief presentation for their classmates. Another possibility is that you make a timeline without the most import events in the English history. Your pupils are free to look up any important event in the English history. Afterwards, they should be able to locate that event on the timeline.
8 0
Role plays What? A role play as an introduction to a lesson about British (or English) culture How? The objective is to let each pupil play a role in the play. If there aren’t sufficient characters, groups can be formed to such extent, that they can represent countries. In that case, roles must be distributed in the groups: a president, ministers, king, etc… First of all, you have to give some kind of beginning situation in which the groups can orientate themselves. Example: The French-Indian War The pupils sit on one side of the classroom. This represents Europe on one side of the Atlantic. (visual aid can be required by means of a PowerPoint) The pupils draw cards to line out the beginning situation. Each of these get hung up on the blackboard, in chronological order. Our focus is on North America. The British Empire founds 13 colonies. (13 pupils go to the other side of the class and get nametags, each one gets a nametag) The French colonize the Canada. (2 pupils go over to the other side and represent France) The native Americans still try to survive in North America. (3 pupils represent the Indian tribes.)
ls
ge En
Next cards: • War breaks out in Europe between France and Britain. And this is felt in the colonies as well. What do you think that will happen in North-America? (pupils try to find an answer) The British pupils in Europe are at war with France. They can send a messenger to their colonies.. But with what message? After the message has been thought over and sent by the British in Europe, we take a look at what really happened. • War is declared in the colonies between France and England. (correct or incorrect) Next card: • WAR. What is to happen with the Indians? What is their view? (the three Indian tribes discuss what to do?) • British and French colonies: What do you do with the Indians? Could they be useful? (discuss in group) …
Introduction English culture Search for ten photos: typical English things (red phone booth, English breakfast, black cabs…) and things which aren’t typical English (someone who’s burping, someone who’s yelling to another person…). Divide the class in two groups. While the pupils are taking their seats, you draw two columns on the blackboard: “Typical English” and “Not Typical English”. One pupil of the first group comes to the front and gets one of the ten pictures. The pupil describes what he/she sees on the picture. Without showing the picture the group members need to guess if it’s a typical English thing he/she is describing
or not. You can put the picture in the right column. When the group is correct they get a point, otherwise nothing. Then it’s the other group’s turn. Keep doing this until all pictures are on the blackboard. The group with the most points are the winners of the game/introduction.
London tour A trip to London is often an expensive and elaborate task to undertake. Lucky enough, technology is at our side! Google Maps and Google Streetview allows us to virtually create a tour through London like we are actually there! London is full of touristic attractions (London Eye, Abby Road) and monuments of its wealthy past (Tower of London, Big Ben Clock Tower). Watching pictures and talking about these monuments is interesting but actually being able to see these landmarks and its surroundings is a whole other thing! The teacher could for example point out several famous landmarks on a map. The pupils then ‘visit’ these places and make a presentation or answer various questions regarding the subject… Here is a ‘Streetview’ example of the famous Abby Road, made immortal by The Beatles. The Beatles themselves were and still are a very influential pop-band. ‘Visiting’ Abby Road could get a conversation started about music or about The Beatles themselves. This is one of many examples that you can show with this technology!
9 0
Frans Film: ‘Des hommes et des dieux’
Qu’est-ce que vous écoutez comme musique ?
Activités avant le film
Est-ce que la musique est importante dans votre vie ?
Activité 1 Intelligence visuelle
À quels moments ? et pourquoi ?
Déplacer les bancs en forme d’un carré. Les mots se trouvent éparpillés sur la table. Les élèves doivent choisir l’image qui les attire le plus. Exemples : Mots : le destin, l’âme, la mort, la vie après la mort, l’amour, religion, des dieux, l’engagement, la tolérance, le courage, la solidarité, l’islam… Discussion sur la croyance : Questions : Pourquoi avez-vous choisi ce mot ? Quel sentiment cela vous donne-t-il ? Quelles sont vos valeurs ? et pourquoi ? Activité 2 Intelligence musicale Les élèves écoutent un chant religieux du film. À quoi la chanson vous fait-elle penser ? Qu’est-ce que vous ressentez ? Pourquoi pensez-vous qu’ils chantent ? en quoi est-ce que ça les aide ?
10 0
Avec qui ? Faites-vous partie d’une certaine sousculture ? Est-ce que la musique vous rapproche ? Activité 3 et 4 Intelligence interpersonnelle et nature Les élèves doivent s’imaginer qu’ils se trouvent dans un pays du tiers monde. Ils cherchent des moyens pour survivre avec peu d’argent. (Exemples : vendre des produits au marché, cultiver des légumes,..) Activités après le film Conversation en classe : La foi est-elle importante dans votre vie ? Est-ce que vous lutteriez pour votre foi ? Pourriez-vous vivre en abstinence/sobriété pour votre foi ? A votre avis, est-il normal qu’il y ait des gens qui tuent, par haine ou intolérance ? Mettez-vous dans la situation des moines ; que feriez-vous ? Accepter la protection de l’armée ? Rester en Algérie ? Prendre la fuite ? … ?
ns
Fra
La foi signifie ou entraîne-t-elle, selon vous, une différence fondamentale entre les gens/les croyants ? Est-ce que ‘tuer au nom de dieu’ est autorisé ou justifiable selon vous ? Activité 1 Trouver une autre fin. Les élèves doivent en groupe de 3 ou 4 élèves créer et jouer la fin imaginée. Activité 2 Que pensez-vous du comportement de la communauté catholique d’aujourd’hui et celui des moines du film ? Expliquez et donnez des exemples. Activité 3 D’après vous y a-t-il une morale dans le film ? Chercher une image, un son ou un film qui symbolisera la morale du film et argumenter « profondément » votre choix. La fraternité qu’il y a entre les moines et les musulmans en Algérie (film). Ou les moines et les musulmans vivent en harmonie et en paix. L’image symbolise les deux mains de cultures différentes. Elle montre qu’on peut former un monde sans discrimination et un monde où les gens ont une certaine égalité. Activité 4 Faire une comparaison de la tolérance qu’on retrouve dans le film et celle dans notre société. Trouver un article qui confirme vos propos.
11 0
Geschiedenis De Tijdskast Wie? Leerlingen 1ste en 2de graad. Wat? Een kast (prikbord of rek) waar leerlingen een voorwerp in kunnen plaatsen dat zij associëren met een bepaalde periode in de geschiedenis, zoals de oudheid of de middeleeuwen. De kast kan verdeeld worden in verschillende periodes en domeinen; bv: sociaaleconomisch, politiek, cultureel. In de kast worden voornamelijk voorwerpen geplaatst uit de leefwereld van de leerlingen. De leerlingen vertellen waarom zij dat voorwerp gekozen hebben. Achteraf? De kast kan gebruikt worden als visueel referentiekader waarbij men niet beperkt wordt door één periode. Men krijgt door de kast een beter beeld van wat er leeft bij de leerlingen en hoe zij geschiedenis ervaren.
12 0
Benodigdheden? Kast, prikbord of rek en voorwerpen van leerlingen en/of leerkracht.
Het abc van de geschiedenis Wie? Leerlingen 1ste graad Wat? De leerlingen maken individueel op het einde van de les een alfabet over de geziene historische gebeurtenis of historisch personage. Naast elke letter van het alfabet wordt één begrip geplaatst dat verband houdt met de les. Het is mogelijk dat er naast bepaalde letters geen begrip kan geplaatst worden. Meerdere antwoorden zijn mogelijk. De leerlingen mogen hun creativiteit gebruiken zolang alles maar historisch correct is. Achteraf? Klassikaal wordt overlopen wat de leerlingen precies genoteerd hebben naast elke letter.
h
sc Ge
Geschiedenis: de standenmaatschappij Wat? Via infokaartjes krijgen de leerlingen een rol toebedeeld in de (standen)maatschappij. Deze oefening kan gebruikt worden om een volledig lesuur rond de standenmaatschappij te werken en hen tegelijkertijd de leerinhoud aan te bieden. Stap 1 (voor de les) De leerkracht voorziet voor iedere leerling een kaartje waarop informatie staat: • De stand waartoe de leerling behoort (de geestelijkheid, adel of derde stand). • Het beroep dat de leerling uitoefent (bv.: een bisschop, boer, …). Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat binnen iedere stand er ook verschillende beroepen waren. • Extra informatie over de persoon en zijn beroep. Stap 2 Ongeveer in overeenstemming met de hoeveelheid mensen per stand, worden er kaartjes voorzien (bij voorkeur op gekleurd papier om de standen te onderscheiden). Bijvoorbeeld: één kaartje voor de geestelijkheid, twee voor de adel en de rest behoort tot de derde stand. Deze kaartjes worden verdeeld onder de leerlingen.
is
en ied
Stap 4 De leerlingen moeten zich daarna, met behulp van hun infotekst, voorstellen aan de rest van de klas. Diegenen die hetzelfde beroep uitoefenen kunnen zich gezamenlijk voorstellen. Stap 5 (controle) De leraar stelt enkele bijkomende vragen om te controleren of de leerlingen geluisterd hebben en alles begrepen hebben van wat er gezegd werd. Voorbeeldkaartje Stand: Geestelijkheid (clerus) Beroep: Bisschop Extra uitleg: Je bent een hard werkende mens: je dag bestaat uit het volgen van misvieringen en in stilte bidden. Daarna ga je uitgebreid eten, bid je nog wat en schrijf je verder aan één van je boeken. De adel en het volk kijken naar je op, want jij staat het dichtst bij God en enkel de koning is je gelijke. Bovendien kun je schrijven en rekenen, wat de vorst nuttig vindt. Toch nemen de goed opgeleide mensen uit de derde stand steeds vaker je taken over in het bestuur. Ze kijken je ook steeds vaker met een boze blik aan… misschien moet je wat minder drinken en wat meer werken?
Stap 3 (inleiding) De leerkracht vraagt de leerlingen tot welke stand ze behoren en laat hen hun hand omhoog steken. Hierdoor zien de leerlingen hoe de maatschappij verdeeld was.
13 0
Godsdienst Bijbelkwartet Wat? Deze werkvorm kan op elk Bijbelverhaal toegepast worden. Je leest in de klas een Bijbelverhaal waar min. vier personages (of belangrijke voorwerpen) in voorkomen. Dan gaan de leerlingen aan de slag. Ze worden opgedeeld in groepen van vier. Elke leerling krijgt één personage toegewezen. Ze vullen voor hun personage de door de leerkracht opgestelde kwartetkaarten in. Er zijn vier verschillende soorten kaarten: uiterlijk, gevoel, gebeurtenis en toekomst. Op de uiterlijk-kaart maken ze een tekening van hun personage. de gevoel-kaart is aanpasbaar per klasgroep. Als leerkracht kan je een aantal gevoelens op de kaart zetten of laat je de leerlingen zelf associaties maken. Wat het personage meemaakt, komt op de gebeurtenis-kaart. De laatste kaart is de toekomst-kaart. De leerlingen schrijven een mogelijke toekomst uit voor hun personage. Dan volgen de leerlingen de spelregels van het klassieke kwartetspel. Zo leren de leerlingen de andere personages kennen en projecteren hier hun gevoelens op. Doel? Bijbelverhalen beter begrijpen.
Verfilm een Bijbelverhaal Wat? Nog een andere manier om leerlingen beter te laten omgaan met Bijbelverhalen is door ze de verhalen te laten verfilmen. Je kan de leerlingen het verhaal letterlijk zoals in de Bijbel laten naspelen, maar de leerlingen kunnen ook kiezen voor een moderne, herwerkte versie.
14 0
Dit is vaak nog fijner, maar natuurlijk wel afhankelijk van de lengte van het verhaal en de grootte van de groep. Bij grote groepen kan je de groep altijd verdelen in kleinere groepjes die elk een versie maken. Het is het beste dat de leerlingen al hebben kennisgemaakt met het verhaal. Je kan het verhaal bijvoorbeeld bespreken in de klas en hen de opdracht geven om het de volgende les na te spelen. De leerlingen kunnen dan thuis verkleedkledij verzamelen, rollen verdelen, wat tekst instuderen,… De bedoeling is dat het toneelstukje gefilmd wordt. Op het einde van het trimester of schooljaar kan je de leerlingen dan een cdrom geven, waar alle filmpjes opstaan. Zo kunnen ze elk verhaal nog eens overlopen en komen ze misschien zelfs tot nieuwe inzichten. Doel? Bijbelverhalen beter begrijpen. Benodigdheden: videocamera, groot klaslokaal
Iedereen kijkt anders Wat? De leerlingen krijgen elk een zwart papier en een papier waarop een schilderij staat. Dit schilderij is bij alle leerlingen hetzelfde en vooraf door de leerkracht gekozen. De leerlingen mogen nu zelf een stukje uit het schilderij kiezen dat hen aanspreekt, waar hun oog op valt,… Nadien knippen ze een gat in het zwarte papier zodat wanneer ze het zwarte papier op het schilderij leggen, er enkel dat deeltje nog zichtbaar is dat ze gekozen hebben. Daarna worden alle zwarte papieren met daaronder de schilderijen op 1 tafel open-
d
Go
gelegd en kan de leerkracht ze samen met de leerlingen bekijken. Laat de leerlingen ook verwoorden waarom ze een deel hebben gekozen. Doel? De leerlingen laten inzien dat iedereen een andere manier van kijken heeft en de link trekken met het feit dat dit bij de verschillende godsdiensten ook zo is. Benodigdheden: zwart papier, schaar, kopieën van een schilderij
Soms zet ik een masker op… Wat? De leerkracht begint de les met uitleg rond carnaval en de maskers. Daarna komt er als inleiding op de oefening een vragenronde: Wat betekent de uitdrukking ‘Soms zet ik een masker op’? Heb je zelf al eens een masker opgezet? Wanneer zetten we een masker op? Doen we dit voor iedereen? Nadien deelt de leerkracht het werkblad uit. Hier staan twee witte maskers op. De leerlingen noteren op het eerste masker dingen die ze laten zien aan anderen, bijvoorbeeld: ik ben lief, aardig, goed in tennis, hulpvaardig… Op het andere masker noteren ze de dingen die ze niet graag laten zien aan anderen, bijvoorbeeld: ik ben koppig, jaloers, slecht in zingen, …
st
en sdi
Alleen of gedragen Wat? De leerlingen tekenen hun voetafdruk op een groot blad. Ze noteren in beide voeten een aantal moeilijke momenten. Op school, thuis, in de wereld, in hun hobby of iets van lang geleden… Waarschuw de leerlingen dat hun klasgenoten dit straks zullen lezen. In hun linkervoet schrijven ze moeilijke momenten waarbij ze zich alleen voelden. In hun rechtervoet schrijven ze de moeilijke momenten waarbij ze zich gedragen voelden. Dit kan door God zijn maar ook door vrienden, hun ouders, een vreemde, een muziekje, … Laat de leerlingen hun naam achteraan op het blad noteren. De leerlingen geven hun blad door. Het is de bedoeling dat de klasgenoten reageren op de voetafdrukken van anderen. Dit doen ze door buiten de voeten te schrijven hoe zij zich zouden voelen. Ze leven zich in. Daarnaast mogen ze ook een tip noteren. Je draait een aantal keer door zodat er minstens 4 reacties bij de voeten staan. Nadien krijgen de leerlingen hun blad terug en volgt er een kort klasgesprek. Doel? Leerlingen een hulpmiddel geven om te spreken over gevoelens, na te denken over hun leven en eventueel moeilijke momenten te delen met anderen
De leerkracht zorgt voor een hulpmiddel: een lijstje van eigenschappen/dingen die de leerlingen wel of niet laten zien. Doel? De leerlingen denken na over zichzelf en zichzelf tegenover anderen
15 0
Nederlands Werkwoordenkwartet wie? leerlingen 1ste en 2de graad Wat? De leerlingen oefenen op een speelse en creatieve manier de werkwoordsvormen en woordsoorten aan de hand van een kwartetspel. Benodigdheden? De leerkracht zorgt ervoor dat de leerlingen, als het gaat over tekstfragmenten, ze deze fragmenten ook krijgen. De tekstfragmenten en krantenartikels hebben betrekking op de leef- en belevingswereld van de leerlingen. Bijvoorbeeld een fragment uit een jeugdboek of een stripverhaal dat de leerlingen al dan niet al gelezen hebben. Vooraf? De klas wordt verdeeld in groepjes van 4 à 5 leerlingen. De leerkracht heeft op de kwartetkaarten gemaakt. De kaartjes worden verdeeld onder de leerlingen. Opdracht? De leerlingen verzamelen de vier kaartjes van hetzelfde werkwoord, maar telkens een andere vorm van dit werkwoord, conform het klassieke kwartetspel. Ze kunnen dit doen door middel van vragen te stellen zoals: ‘Heb jij de eerste persoon enkelvoud van het werkwoord zwemmen? (zwem). Pas wanneer de leerling het juiste antwoord geeft op zijn eigen vraag, en de persoon aan wie hij die vraag stelt het overeenstemmende kaartje effectief heeft, krijgt hij het kwartetkaartje.
16 0
Mogelijkheden om aan de werkwoordsvormen te komen: • de leerkracht stelt zelf kwartetkaartjes op met willekeurige werkwoorden • de leerlingen stellen zelf kwartetkaartjes op met willekeurige werkwoorden • de leerkracht of leerlingen halen werk woorden uit krantenartikels • de leerkracht of leerlingen halen werk woorden uit tekstfragment • de leerkracht of leerlingen halen werk woorden uit spreekoefening • de leerkracht of leerlingen halen werk woorden uit videofragmenten
Woordenbank à la wie is het. Wie? Leerlingen 1ste en 2de graad Wat? De leerlingen leren de woorden uit de woordenbank via het spel Wie is het Vooraf? Op verschillende kaartjes schrijven de leerlingen een zelfstandig, bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of andere woorden. Dit doen ze aan de hand van de woorden op de lijst bij de woordenbank. Deze vormen de termen die straks geraden moeten worden. Al deze kaartjes worden 3 x gemaakt. Elke speler heeft namelijk zijn eigen spelbord ( we steken deze kaartjes in een origineel ‘wie is het’speelbord) en de overige worden in een potje gelegd waaruit elke speler er nog eentje kiest. Dit kaartje moet de andere dan raden en mag dan ook niet aan elkaar getoond worden.
s
nd a l r e
d
Ne
Opdracht? De leerlingen moeten de verborgen term raden van de tegenspeler. In het begin van het spel trekt iedere speler een kaartje met daarop een term. Door vragen te stellen moet de tegenspeler te weten komen wat de term is. Iedere speler begint het spel met een spelbord voor zich. Alle klepjes zijn in het begin van het spel omhoog. De leerling plaatst het kaartje dat hij trok, vooraan in het spelbord. De tegenspeler mag het kaartje niet zien. Iedere speler mag nu om beurt een vraag stellen. Je kan bv. vragen of de verborgen term een zelfstandig naamwoord is. Is het antwoord ‘neen’, dan kan je alle zelfstandige naamwoorden naar beneden klappen. Het is zeer belangrijk dat de leerlingen enkel ja/nee-vragen stellen. In de plaats van een vraag te stellen mag de leerling ook een gok wagen en de term zeggen die hij denkt dat de tegenspeler verborgen houdt. Hij die raadt wat de term van je tegenspeler is, is gewonnen. Mogelijke vragen • Is jouw woord een zelfstandig naam woord? • Is jouw woord een werkwoord? • Staat het werkwoord in de infinitief? • Is het een sterk werkwoord? • Kan je ‘de ‘ voor het zelfstandig naam woord plaatsen? • Kan je’ het’ voor het zelfstandig naam woord plaatsen? • Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op –e? • Heeft jouw woord iets te maken met een omheining ? ( Neem nu dat het te raden woord afsluiting is)
Bijvoeglijke naamwoorden Wie? Leerlingen 1ste graad Wat? Taalbeschouwing: bijvoeglijke naamwoorden Hoe? Via het maken van een achrostichon Opdracht? De leerlingen brengen een foto mee van een van hun idolen. Deze foto kleven ze op een blad. De leerlingen schrijven onder de foto de naam van de persoon/groep die ze hebben gekozen verticaal. Daarna gaan de leerlingen op zoek naar kenmerken die zij typerend vinden aan hun gekozen persoon. Elk woord moet beginnen met een letter uit de naam van de persoon die ze op hun blad schreven. Zo vullen ze de volledige naam aan met bijvoeglijke naamwoorden. Eventueel kan deze opdracht nog aangevuld worden door leerlingen te laten zoeken naar tegenstellingen (antoniemen).
17 0
PAV Levensgrote themaboom
Kaartjes
Wie? Leerlingen 1ste en 2de graad
Wie? Leerlingen 1ste
Wat? De leerkracht print een boom levensgroot af en breng die aan op een harde ondergrond. Deze wordt nadien aangebracht op één van de muren in het lokaal. Op de stam wordt de naam van de bundel/het hoofdthema geplaatst. Aan de takken hang je bij aanvang van een nieuw hoofdstuk samen met de leerlingen de tussentitel op. De leerlingen krijgen geen inhoudstafel meer, maar een lege boom. Deze wordt telkens samen met de levensgrote themaboom aangevuld. Dit biedt voor de leerlingen meer structuur.
Wat? De leerkracht kleeft enkele kaartjes door elkaar aan het bord omtrent het thema milieu. De leerlingen moeten in duo de oorzaken en de gevolgen van milieuvervuiling onderscheiden. Nadien moeten de leerlingen uitleggen waarom een bepaald kaartje bij oorzaak of gevolg hoort.
De post-it grafiek Wie? Leerlingen 1ste graad Wat? De leerlingen van de klas zijn de ondervraagde steekgroep en schrijven hun antwoord op een bepaalde vraag neer op een post-it. De leerkracht brengt ondertussen op het bord de twee grafiekassen aan. Op de vraag ‘wat is jouw hobby’ schrijven de leerlingen hun antwoord op de post-it. Vervolgens worden de post-its van de leerlingen, door de leerlingen zelf op het bord gekleefd. Post-its met dezelfde hobby of hetzelfde antwoord worden onder elkaar op het bord gekleefd en vormen zo de staafjes van de staafgrafiek. Benodigdheden? Post-its.
18 0
Benodigdheden? Afbeeldingen rond een bepaald thema. Variant? Voor elk thema kunnen dergelijke kaartjes gemaakt worden.
Ganzenbord Wie? Leerlingen 1ste en 2de graad. Wat? Het ganzenbord heeft een bepaald thema. Bij elk cijfertje op het ganzenbord hoort een vraag of (doe)opdracht die gaan over het thema. Bij kleine klasgroepen kan elke leerlingen individueel spelen, bij grotere kan de leerkracht de klas indelen in kleinere groepjes. Benodigdheden? Ganzenbord, pionnen, dobbelsteen. Mogelijke vragen en opdrachten rond het thema seksualiteit • Soa’s • Veilig vrijen • Zwangerschap • Condoom schuiven over een houten modelpenis • …
V PA
19 0
PKV ABC van de kunsteducatie Actieve kunsteducatie Actieve kunsteducatie omvat zélf tekenen, dansen, schrijven, toneelspelen, filmen, zingen, lezen etc. Leerlingen beoefenen dus zelf een kunstdiscipline zoals bijvoorbeeld dans, drama, schilderen of zingen. Brede school Een Brede School is een samenwerkingsverband tussen verschillende sectoren waaronder een of meerdere scholen die samen werken aan een brede leer- en leefomgeving in de vrije tijd en op school met als doel het creëren van maximale ontwikkelingskansen voor álle kinderen en jongeren. CANON Cultuurcel CANON stimuleert en ondersteunt scholen via projecten en studies om hun eigen kunst- en cultuurwerking uit te bouwen. De cultuurcel: maakt goede voorbeelden van cultuureducatie op school kenbaar, ondersteunt via studiedagen, workshops, producten en publicaties, subsidieert scholen in hun projectwerk en coördineert onderzoek naar de praktijk van cultuureducatie. Dynamo3 dynamo3 is een subsidieproject van CANON Cultuurcel en is de motor achter drie stevige pijlers om met cultuur op school aan de slag te gaan. Erfgoededucatie Erfgoededucatie brengt het verleden dichterbij en versterkt daarmee het historisch besef. Het omvat onderwijs met en over cultureel erfgoed, waaronder materiële en immateriële sporen uit het
20 0
verleden behoren. Monumenten, archeologische vondsten of archieven zijn voorbeelden van materieel erfgoed. Tradities, verhalen, rituelen en gebruiken worden immaterieel of levend erfgoed genoemd. F.O.K. What the fuck is FOK? FOK staat voor Federatie van Organisaties uit de kunsteducatie die werkzaam zijn in Vlaanderen. FOK is een bonte verzameling van organisaties die geloven in de zin en het belang van kunsteducatie. www.kunsteducatie.be
Gemeenschapsvorming Het Vlaamse culturele milieu is hier heel erg mee bezig. Ze willen niet enkel cultuur stimuleren, ze willen ook gemeenschappen dichter bij elkaar brengen. Hersenen Om creatief te denken moet er een wisselwerking ontstaan tussen je linker- en rechterhersenhelft. Inspiratie: Dit is een term die verwijst naar andere woorden zoals idee, inspiratiebron, ingeving, inval, inblazing, inademing. Het is cruciaal bij het opstellen, ontwerpen van workshops en van educatief materiaal. Inspiratie is dus een noodzakelijke factor voor elke creatieveling onder ons. Joke Schauvliege De minister van cultuur, zij schrijft in een beleidsnota haar missie en doelstellingen neer omtrent het cultuurbeleid binnen haar beleidsperiode.
V
PK
Kansengroepen Groepen die een beleidsuitdaging vormen voor sport-, cultuur- en jeugdwerkparticipatie door één of meerdere gemeenschaps-, persoons- of situationele kenmerken. Leuk In het Deeltijds Kunst Onderwijs (DKO) leren kinderen, jongeren, volwassenen, beeldende kunstenaars en podiumkunstenaars de knepen van het vak. Leuk dus! Media-educatie Media-educatie is leren hoe je kundig en kritisch met [massa]media omgaat. Dat betreft zowel de klassieke massamedia [kranten, radio, tv] als nieuwe media [internet]. Dit draagt bij tot mediawijsheid. Nascholing CANON Cultuurcel organiseert jaarlijks tal van studiedagen en evenementen. Canon wil leerkrachten en educatoren inspireren en stimuleren om buiten de lijntje te kleuren, om projectmatig aan de slag te gaan en het eigen vakgebied verrassend aan te pakken. Ontwikkelen Hieronder volgen een aantal competenties die leerlingen ontwikkelen door cultuureducatie: • Creërend vermogen • Vermogen zich te presenteren • Reflectief vermogen • Onderzoekend vermogen • Receptief vermogen
Projectloket Heb je een ambitieus plan, maar niet de centen om het uit te voeren? Grasduin dan eens in het projectloket van CANON Cultuurcel. Er staan meer dan driehonderd voorbeelden in van (bijna) gratis materiaal en subsidies voor schoolprojecten en er komen steeds meer nieuwe initiatieven bij. Naast een groot aantal projectsubsidies, gratis en bijna gratis materiaal, krijg je ook een aantal interessante tips. Vragen? Stel ze via
[email protected]
Quasi Quasi onmogelijk om een geschikt woord te vinden. Net zoals het vandaag de dag onmogelijk is niet multifunctioneel te zijn. Ook scholen gaan mee in deze trend. Al gehoord van de brede school? Hier komt het: school die niet alleen onderwijs verzorgt, maar ook de brede ontwikkeling van kinderen bevordert door samen te werken met andere culturele organisaties, sportvoorzieningen, etc. Receptieve en reflectieve kunsteducatie Bij Receptieve kunsteducatie gaan leerlingen kijken of luisteren naar professionele kunstproducten zoals een theatervoorstelling, concert of tentoonstelling. Ze leren kenmerken, stijlen en stromingen herkennen en doen hiernaast kennis van termen en begrippen op. Bij reflectieve kunsteducatie daarentegen gaan leerlingen kunstproducten „beschouwen‟, zij denken, lezen, praten er over en wisselen van gedachten met elkaar.
21 0
V
PK
Samenwerking Samenwerkingen tussen onderwijs en kunstenaars of kunstorganisaties worden door de overheid alleen maar aangemoedigd. Ze verhogen niet alleen de kwaliteit van het product maar beschikken over materiaal, kennis en ervaring die onderwijsinstellingen onmogelijk bezitten. Talentontwikkeling; Iedereen heeft talent! Je moet het alleen herkennen, de ontwikkeling van deze talenten staat nooit stil. Allerlei organisaties in verschillende disciplines staan te hulp bij het individuele groeiproces. UiTinVlaanderen UiTinVlaanderen.be is een initiatief van de Vlaamse minister van Cultuur en werd ontwikkeld door CultuurNet Vlaanderen. Op UiTinVlaanderen.be kan je terecht voor de meest volledige cultuur- en vrijetijdsagenda voor Vlaanderen en Brussel. Vakoverschrijdend: Kunst- en cultuureducatie stoppen niet bij het vak plastische opvoeding , muziek en (kunst)geschiedenis. Het gaat veel verder! Via kunst en cultuureducatie probeert men iedereen meer te betrekken en aldus op scholen vakoverschrijdend te werken. Workshop: Via een theaterworkshop probeert men de toeschouwers van een voorstelling meer te betrekken bij de aangereikte thema‟s. Een workshop kan plaatsvinden voor, na of voor & na een voorstelling. Xenofobie: Xenofobie kan optreden bij mensen. Het is een angst voor alles wat vreemd is.
22 0
Vaak zijn leerlingen niet erg bekend met kunst en cultuur. Ze bekijken dit maar erg oppervlakkig en komen er weinig mee in aanraking. Ze denken dat ze niet creatief zijn, maar in iedereen schuilt er wel wat creativiteit. Kunst en cultuur is voor hen dan ook een gebied dat ze liever niet betreden. Als we er voor zorgen dat iedere leerling zich tijdens de lessen meer in kunst en cultuur kan verdiepen ontstaat er meer interesses en wordt hun creativiteit gestimuleerd. Y-generatie „De jeugd van tegenwoordig‟ kreeg al vele namen: generatie Y, de E-generatie of Igeneratie en zelfs recent de generatie Einstein. Hier zit maar één boodschap achter: deze groep jongeren is niet zoals al de vorige. Vroeger leek het makkelijk, dan had je punkers, of Johnny‟s, … maar nu lijkt iedereen van alles te zijn, en alles te kunnen. Zintuigen: Iedereen beleeft op zijn eigen manier via onze zintuigen zoals proeven, horen, zien, voelen. Door deze verscheidene impulsen ervaart iedereen de dingen op zijn eigen manier vanuit het persoonlijk referentiekader. Denk maar aan die éne scène, film, boek, tentoonstelling, die ervoor zorgde dat je haren omhoog kwamen te staan, begon te lachen of een traan wegpinkte.
V
PK
Quoten Wanneer vond je laatste ‘Aha’ moment plaats? • “Gisteren, nadat ik gespeeld had in een café in Mol. Toen kwam iemand mij vertellen waaraan hij moest denken naar aanleiding van mijn optreden. Ineens begreep ik zelf veel beter waar het over ging. Ik dacht: ‘aha!’.” - Wim Helsen (Vlaams cabaretier en acteur) • “Toen de pensioenleeftijd werd verhoogd, dacht ik „Dat geeft niet, ik wordt honderd jaar en heb nog tijd genoeg om van mijn leven te genieten” - Overheidsambtenaar Beschrijf creativiteit in één zin? • “Op een speelse manier je leven ordenen en heruitvinden.” - Gert Jochems, acteur • “Making something ordinary, extraordinary.‟ - Sofie De Win • “Creativiteit is het opnieuw heruitvinden van wat reeds bestaat.” - Karlien Goeman, 2de jaars student • “De mogelijkheid om buiten de grenzen van het gebruikelijke oplossingen te vinden voor problemen in constructies die je met je eigen brein heb opgebouwd: of die nu muzikaal, taalkundig, wetenschappelijk, visueel of een nog andere aard zijn.” - Tom Driesen, schrijver • “Jezelf verrassen.” - Mieke Van den Eynde, lector HUB • Creativiteit is de compulsieve, onweerstaanbare en natuurlijke dwang jezelf uit te drukken in een medium dat je het meeste aanspreekt. - Shamisa Debroey (grafisch ontwerper – illustratie, woont en werkt momenteel in Londen) • “Creativiteit zit in alles, dat kan een nummer schrijven zijn maar dat kan evengoed de hoeveelheid melk zijn dat je in je koffie doet s‟ morgens, want uiteindelijk
beslis je zelf wanneer je stopt met gieten.” Maarten Moens (zanger We Seem To Have Misplaced Our Igloo, productdesigner en student architectuur) • “Creativiteit is het vermogen om op een zeer persoonlijke en originele manier de perfecte oplossing te bieden voor een zekere problematiek.” - Xavier De Clerq (muzikant bij Bear Run, student interieurvormgeving) Wat doe je als je zonder inspiratie zit? • „De volumeknop van de radio opendraaien en mijzelf is helemaal losgooien op de muziek.‟ - Jessica Vandenvelde • “Alleszins geen drugs nemen, soms gewoon eens naar buiten gaan en een frisse neus halen of gewoon stoppen en de volgende dag ermee verder doen.” Maarten Moens (zanger We Seem To Have Misplaced Our Igloo, productdesigner en student architectuur) • “Lukraak woorden schrijven tot ik toevallig een zin heb gevormd.” - Tom Driesen, schrijver • “90% van alles wat je doet is stront. 10% is interessant genoeg om verder uit te proberen. Maar om dit te vinden moet je eerst 90 keer iets geprobeerd hebben.” Ward De Roose, toneeldocent • “Genieten van de simpele dingen, zoals een boterham met kaas.” - Gert Jochems, acteur • Als ik zonder inspiratie zit, maak ik ruimte voor inspiratie. Volgens mij is inspiratie er altijd, je moet ze alleen kunnen laten stromen. Soms vergt dat wat opruimwerk. - Wim Helsen (Vlaams cabaretier en acteur)
23 0
Wiskunde Wiskundig kwartet Wie? Leerlingen 1ste en 2de graad Wat? Er zijn vier soorten kaarten. Je hebt kaarten met een grafiek, een tabel, een formule en het verband op. De leerlingen moeten de vier soorten kaarten verzamelen die bij elkaar horen. Bij het kaartje met een grafiek op moet de bijhorende tabel, formule en het verband afgelegd worden. De kaarten worden willekeurig verdeeld onder de groepsleden. De leerlingen geven één kaart door aan hun buurman (in wijzerszin). Wanneer een leerling een kwartet (4 kaarten die bij elkaar horen) heeft, mag hij/zij deze afleggen en gaat het spel verder tot alle kaarten zijn opgebruikt. Bij het afleggen van een kwartet moet ook verklaard worden de 4 kaarten bij elkaar passen. Vooraf? De leerlingen worden verdeeld in groepjes van vijf. Elk groepje krijgt een bundel kaarten (25). Benodigdheden? Zelfgemaakte kwartetkaarten (25 per groepje van 5 leerlingen). Variant? Kwartet omtrent de soorten hoeken. Er zijn dan kaarten met een afbeelding van de driehoek, de formule, de benaming en de formule.
Meetkundig dominospel Wie? Leerlingen 1ste Wat? De kaartjes die bij elkaar horen worden naast elkaar gelegd, bijvoorbeeld: ‘formule oppervlakte vierkant’ leg je naast ‘zxz’.
24 0
Wanneer een leerling een kaartje aflegt controleren de andere leerlingen dit. De leerlingen helpen en verbeteren elkaar. Vooraf? De leerlingen worden verdeeld in groepjes van 3 of 4 zodat iedere leerling een 8-tal kaartjes in zijn handen heeft. Variant? Je kan ook vragen aan de leerlingen om met de dominokaartjes een bepaalde figuur te vormen, maar volgens de regels van het gewone dominospel. Benodigdheden? Zelfgemaakte dominokaartjes. Voorbeelden mogelijke kaartjes: Snijdende rechten Loodrecht snijdende rechten
ZxZxZ lxbxh
de
kun s k i a v W
Wiskundig kruiswoordraadsel
25 0
Economie Sing along: the BBP-song Wie? Leerlingen 1e en 2e graad Wat? Na de geziene theorie moeten de leerlingen een liedje over het geziene thema maken. Het is de bedoeling dat de leerlingen in kleine groepjes aan de slag gaan. De leerlingen krijgen de melodie en de tekst van een bestaand liedje. De nieuwe refreintekst kan eventueel klassikaal geschreven worden. Nadien schrijven ze in groepjes een nieuwe tekst voor de strofen, gebruik makend van de geziene leerinhouden. Ze moeten hierbij zo creatief mogelijk zijn, maar inhoudelijke juistheid en aandacht voor taal zijn minstens even belangrijk. Doel? Deze werkvorm kan gebruikt worden als herhaling of controle van de geziene leerstof. Voorbeeld: Refrein van ‘Ik neem je mee’ door Gers Pardoel is omgevormd naar leerstof over het BBP ‘We nemen je mee, mee met ‘t bbp, nemen je mee, naar België of Guinee Het bbp dat is een ontzettend groot getal Dat door consumptie en investeren groeien zal Het bbp ee-eh-eh-eeee Het bbp ee-eh-eh-eeee Het bbp ee-eh-eh-eeee Het bbp ee-eh-eh-eeee’
26 0
‘Wie is het?’: de economie-editie Wie? Leerlingen 1e en begin 2e graad Wat? De leerlingen moeten op verschillende kaartjes een bekende econoom of organisatie schrijven. Een alternatief is dat zij op zoek gaan naar een foto van de persoon of het logo van de organisatie in kwestie. Dit doen ze aan de hand van de doelstellingen en/of begrippenlijsten uit het werkboek economie. Vanzelfsprekend mogen ze in deze fase het werkboek gebruiken. Alle kaartjes worden in drievoud gemaakt: elk van de twee spelers heeft namelijk zijn eigen spelbord (de kaartjes worden in een origineel ‘Wie is het?’-speelbord gestoken). De overige worden op een stapeltje gelegd waaruit elke speler er één kiest. De kaartjes worden natuurlijk niet aan elkaar getoond… De leerlingen spelen het spel zoals ook de gewone ‘Wie is het?’ wordt gespeeld. Ze stellen om beurt een vraag aan elkaar en kunnen zo personen of organisaties elimineren op hun spelbord. Het is belangrijk dat deze vragen alleen ja/neevragen zijn. Wie als eerste raad welke persoon of organisatie zijn tegenspeler heeft, is gewonnen. Doel? De leerlingen oefenen na men van organisaties en person en.
Met dank aan 2 BaSo voor het mogelijk maken van dit magazine.