Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde A&W rapport 1361
M.S.E. Greve H. Miedema
Foto Voorplaat Gruttoveld, foto: A&W
M.S.E. Greve, M.S.E., H. Miedema 2011 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde, A&W rapport 1361 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden
Opdrachtgevers Provincie Flevoland Postbus 55 8200 AB Lelystad Telefoon 0320-265265
Uitvoerder Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek BV Postbus 32 9269 ZR Feanwâlden Telefoon 0511 47 47 64 Fax 0511 47 27 40
[email protected] www.altwym.nl
Projectnummer
Projectleider
Status
1495FLW
R. Strijkstra
Eindrapport
Autorisatie
Paraaf
Datum
Goedgekeurd
E. Wymenga
20 januari 2011
©
Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Inhoud 1 Inleiding 2 EHS-Doelbenadering 3 Horsterwold 4 Hulkesteinse bos 5 Ooievaarplas en Reigerplas 6 Gruttoveld, Gorzenveld en Winkelse Zand 7 Priembos 8 Vaartbos 9 Harderbroek 10 Harderbos 11 Knarbos 12 EVZ Knardijk incl. EVZ Knardijk-Ooievaarplas 13 EVZ Horsterwold- Harderbroek 14 EVZ Hoge Vaart 15 Stichtse Putten 16 OostvaardersWold Literatuur
Bijlage 1 Bijlage 2
Modellen voor ecologische verbindingszones Natura 2000-gebieden
1 3 9 17 23 29 35 39 45 53 61 69 75 79 85 91 100
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 1.1 Overzicht van EHS-gebieden en Ecologische Verbindingszones in de gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
1
1 Inleiding Aanleiding De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen (Natuurbeleidsplan 1990). De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft boven andere belangen. Het netwerk van natuurgebieden moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en daardoor uitsterven. Het Rijk en de provincies hebben afspraken gemaakt over de planologische en kwalitatieve bescherming van de EHS. Deze afspraken zijn in overleg met gemeenten en maatschappelijke organisaties gemaakt en zijn verwerkt in de ‘Spelregels EHS’ (Ministerie van LNV et al. 2007). In de EHS geldt het ‘nee, tenzij’ principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast, niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De Provincie Flevoland heeft de Spelregels EHS als uitwerking van het Omgevingsplan 2006 overgenomen in haar provinciaal beleid. In het document Spelregels EHS, EHSkaart en EHS-doelbenadering van de provincie is dit beleid uitgeschreven. Wezenlijke kenmerken en waarden De beslissing of een ingreep in de EHS kan doorgaan, hangt dus naast de instandhouding van het oppervlakte en de samenhang van de EHS af van de mate van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Om significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden te toetsen, dienen deze nauwkeurig te zijn vastgesteld, bij voorkeur aan de hand van goed uitgewerkte definities. Dit zorgt er voor dat er geen ecologische en functionele aspecten over het hoofd worden gezien en dat het voor een ieder duidelijk is waar bij toetsingen naar gekeken wordt. Een definitie voor wezenlijke kenmerken en waarden is te vinden in de Nota Ruimte (2004, p.114): “de wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen van het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en – kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde”. Er volgt geen verdere uitleg van de gebruikte criteria noch wordt er een middel gegeven om de criteria te kwantificeren. De kenmerken en waarden hebben daardoor veelal een beschrijvend karakter en de objectiviteit in de vaststelling van ‘significante aantasting’ wordt daardoor belemmerd. Daarnaast wordt geen onderscheid gemaakt tussen kenmerken en waarden, met als gevolg dat bij de inventarisatie van een gebied door verschillende instanties of personen, verschillende indelingen naar kenmerken en waarden worden gehanteerd. Om deze reden is in opdracht van Provincie Flevoland door Arcadis de ‘EHS-Doelbenadering’ ontwikkeld (Arcadis 2008) en toegepast voor de gemeente Almere (Arcadis & Provincie Flevoland 2009). Doel van dit rapport Gebaseerd op de hiervoor genoemde doelbenadering beschrijft dit rapport de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur in de gemeente Zeewolde (zie figuur 1.1). Het primaire doel van het rapport is om de wezenlijke kenmerken en waarden te beschrijven, zodat deze na vaststelling door Gedeputeerde Staten van Flevoland beschermd en voor de toekomst behouden kunnen worden. Het rapport kan echter ook gebruikt worden door initiatiefnemers die plannen willen ontwikkelen binnen de EHS, om inzicht te krijgen waaraan getoetst moet worden en bijvoorbeeld welke
2
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
waarden door initiatiefnemers kunnen worden vergroot. Aan de andere kant is het een leidraad voor het Bevoegd Gezag, die de toetsing moet controleren (besluit Gedeputeerde Staten d.d. 24 februari 2009). De wezenlijke kenmerken en waarden zoals in dit rapport zijn weergegeven, zijn vastgesteld door gedeputeerde Staten van Flevoland op 27 september 2011. Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van de voor dit rapport meest relevante punten uit het rapport ‘EHSDoelbenadering, methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur’ (Arcadis 2008). Dit hoofdstuk is toegevoegd zodat dit voorliggende rapport zelfstandig gelezen kan worden. In de daaropvolgende hoofdstukken worden per gebied de wezenlijke kenmerken en waarden behandeld. Hoofdstuk 15 (Stichtse Putten) is gebaseerd op de rapportage van de wezenlijke kenmerken en waarden EHS van de gemeente Almere (Arcadis & Provincie Flevoland 2009). In deze rapportage is een afwijkende methodiek gehanteerd. In hoofdstuk 15 is gebruik gemaakt van recent kaartmateriaal en recente oppervlaktegegevens, conform de overige hoofdstukken. In bijlage 1 wordt ingegaan op de in dit document gehanteerde modellen voor ecologische verbindingen.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
3
2 EHS-Doelbenadering Inleiding In het rapport ‘EHS-Doelbenadering, methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur’ (Arcadis 2008) wordt uitgebreid de achtergrond, aanleiding en uitwerking van de EHS-Doelbenadering beschreven. Hieronder volgt een samenvatting van de voor het voorliggende rapport meest relevante punten. De EHS-Doelbenadering is een methode waarbij de wezenlijke kenmerken en waarden van EHSgebieden worden vastgesteld aan de hand van de doelstellingen die de basis vormen voor de Ecologische Hoofdstructuur. Deze doelstellingen zijn (Spelregels EHS): • • • •
Het realiseren van een samenhangend netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden; Het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecosystemen, inclusief de bijbehorende soorten Het focussen op nationaal en/of internationaal belangrijke soorten; Het duurzaam behouden van ecosystemen: zorgdragen voor de randvoorwaarden voor behoud: de juiste bodem-, water- en beheerscondities.
Ieder EHS-gebied heeft zijn eigen rol in het behalen van de doelstellingen die voor de hele EHS zijn gesteld. De wezenlijke kenmerken en waarden waaraan getoetst wordt, zouden dus die aspecten van het EHS-gebied moeten zijn, die bijdragen aan de doelstellingen voor de EHS. Hierna volgt een uitwerking van de aspecten die volgens de doelbenadering worden meegenomen in de vaststelling van de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS-gebieden. Het is belangrijk om op te merken dat niet alle aspecten die hier besproken worden, op ieder gebied van toepassing of even relevant zijn. De hieronder gehanteerde indeling wordt ook toegepast in de hoofdstukken per EHS-gebied. Wettelijk- en beleidskader Het wettelijk kader bepaalt de wettelijke bescherming die het gebied geniet. Het gaat erom of het gebied een Natura 2000-gebied is (Natuurbeschermingswet 1998), een Beschermd Natuurmonument (Natuurbeschermingswet 1998) of geen van beide (EHS beleid). Regelmatig hanteren provincies naast het landelijk beleid, een provinciaal beleid om bijzondere (natuurlijke) waarden in de provincie te beschermen. Het gaat hier bijvoorbeeld om oude bosdelen, bijzondere geomorfologische processen zoals zandverstuiving of kwel, maar ook om bijvoorbeeld een stiltegebied of grondwaterbeschermingsgebied. Door middel van dergelijk beleid kent de provincie Flevoland specifiek bepaalde waarden toe aan het EHS-gebied, die daarom opgenomen dienen te worden in de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. De Ecologische Hoofdstructuur in Flevoland bevat verder de in het Omgevingsplan Flevoland (2006) opgenomen ‘ecologische verbindingszones’, ‘prioritair gebied’, ‘waardevol gebied’ en ‘overige EHS’. In het Omgevingsplan Flevoland staat hierover het volgende: • Prioritaire gebieden: naast de gebieden die in het verleden al door het Rijk zijn aangewezen (als Natura 2000-gebied, Beschermd natuurmonument of Bosreservaat), gaat het om gebieden waar zeer bijzondere natuurwaarden zijn ontstaan die vanwege die bijzondere abiotische omstandigheden niet of nauwelijks elders in Flevoland realiseerbaar zijn (bijv. Kuinderplas, Bremerbergbos, Ellerslenk). Toepassing van de ‘saldobenadering’ is in de prioritaire gebieden niet mogelijk, in tegenstelling tot de andere EHS-gebieden, waar de ‘saldobenadering’ wel kan worden toegepast.
4
•
•
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Waardevolle gebieden: dit zijn gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. De gebieden zijn essentieel voor de gewenste samenhang en kwaliteit van de EHS. Binnen deze gebieden is de ruimte voor het toepassen van de saldobenadering beperkt, tenzij de natuurkwaliteit en/of –kwantiteit en de gebruikswaarde van het gebied verbeteren. De prioritaire en de waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS. Overige EHS: deze gebieden hebben vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij de kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden ook duurzaam te blijven beheren. De gebieden lenen zich voor de saldobenadering, waarbij nadrukkelijker dan bij de waardevolle gebieden ook verplaatsing aan de orde kan zijn.
Gebiedskenmerken Bepaalde kenmerken van een gebied zijn geen abiotische randvoorwaarden voor een natuurbeheertype, maar wel kenmerkend voor het gebied. Denk hierbij aan (infrastructurele) barrières, stilte, rust, toegankelijkheid, openstelling(tijden) en de randlengte. De effecten van deze kenmerken vinden veelal plaats op soortniveau, wat het lastig maakt om te beoordelen of deze kenmerken apart voor het gebied opgenomen moeten worden. Het is ook mogelijk dat een kenmerk geen effect heeft op de aanwezige of potentiële soorten, maar wel op de belevingswaarde van een gebied (bijvoorbeeld geluids- of lichtintensiteit). Abiotische kenmerken Door middel van de EHS wordt gestreefd naar een duurzame natuur, waarin condities worden gecreëerd of behouden die op lange termijn een gezond ecosysteem faciliteren. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de volgende abiotische eigenschappen: Bodem • Textuur: natuurbeheertypen zijn vaak gebonden aan een bepaalde bodemtextuur. • Nutriëntgehalte: het nutriëntgehalte van de bodem kan van grote invloed zijn op de vegetatie. • Kalkrijkdom: het belang van de aanwezigheid van kalk is te vinden in de zuurbufferende eigenschap Water • Type: een natuurbeheertype kan vereisen dat er stilstaand water (poelen, vennen, meertjes etc.) of stromend water (beken, riviertjes, etc.) aanwezig is. • Waterherkomst: zowel voor de fysisch chemische samenstelling als voor de levensgemeenschappen in het water is het belangrijk om in kaart te brengen wat de herkomst van het water is. Denk aan regen, grondwater, kwel, etc. • Kwaliteit: net als het nutriëntgehalte van de bodem is ook het nutriëntgehalte en de daarmee gerelateerde waterkwaliteit van invloed op de aanwezige flora en fauna. Voor een aantal gebieden geldt, dat gegevens over de waterkwaliteit niet voorhanden zijn. In dat geval vormt de aanwezigheid van gevoelige natuurwaarden een graadmeter voor de waterkwaliteit. • Afmetingen (lengte, breedte, diepte): de afmetingen van het water zijn van belang voor de ecologische mogelijkheden en ontwikkelingen. • Grondwaterstand: de actuele grondwaterstand is afgeleid uit de grondwatertrappen. In een grondwatertrap geven de gemiddelde hoogste (GHG) en de gemiddelde laagste (GLG) grondwaterstand het niveau en de fluctuatie van de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld. In onderstaande tabel is de relatie tussen de grondwatertrappen en de GHG en GLG weergegeven. Hierbij staan de genoemde waterstanden in centimeters ten opzichte van het maaiveld
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Grondwatertrap I II III IV V VI VII
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (cm t.o.v. maaiveld) -<40 <40 >40 <40 40-80 >80
5
Gemiddeld laagste grondwaterstand (cm t.o.v. maaiveld) <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 (>160)
Actuele natuurwaarden per natuurbeheertype Volgens de Spelregels EHS en de Nota Ruimte moeten zowel de actuele als potentiële natuurwaarden beschermd worden. Daarbij is de focus van de EHS op ecosystemen, inclusief daarbij horende soorten. Het gaat hier dus om alle doelen die door Provincie en beheerder bepaald zijn voor het gebied. De actuele natuurwaarden worden uitgesplitst naar natuurbeheertypen. Deze zijn voor alle EHS-gebieden in Flevoland vastgelegd in het Natuurbeheerplan 2010 (Provincie Flevoland 2009) en zijn van belang voor de subsidies die in het kader van beheer worden verleend. Daarbij wordt kort toegelicht wat de huidige kwaliteiten van de beheertypen zijn: zowel de staat van het beheertype als belangrijke populaties van enkele kenmerkende (doel)soorten worden vermeld. Relatie Natura 2000 en EHS In de Spelregels EHS staat: “Volgens het Natuurbeleidsplan (1990) is de EHS het samenhangend netwerk van in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen”. Uit deze definitie wordt duidelijk welk doel de EHS moet dienen, namelijk: het duurzaam behouden van ecosystemen die in nationaal of zelfs internationaal opzicht belangrijk zijn. Natura 2000-gebieden maken in de meeste gevallen deel uit van de EHS. De samenhang tussen het Natura 2000-netwerk en de rest van de EHS is dan ook een essentieel kenmerk van een gebied. Het betreffende EHS-gebied kan een bijdrage leveren aan de instandhoudingsdoelen van de (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden, maar ook voor het halen van de landelijke instandhoudingsdoelen (bijv. Grote zilverreiger in de Oostvaardersplassen). Deze rol zal in de regel altijd voor aangewezen soorten uit het betreffende Natura 2000-gebied gelden. De soorten kunnen het gebied onder meer gebruiken als foerageergebied, ecologische corridor of winterverblijfplaats. Voor de EHS zelf kan het gebied functioneren als kerngebied, ‘stepping stone’, corridor of robuuste verbindingszone. In het geval van een robuuste verbindingszone (EVZ) is het van belang wat het ambitieniveau is (dit is beleidsmatig vastgelegd in zgn. modellen, zie voorgaande). Aan het ambitieniveau zijn vervolgens soorten gekoppeld voor wie de verbindingszone geschikt moet zijn. Belang en schaalniveau Eén van de doelstellingen van een EHS-gebied is het belang in (inter)nationaal opzicht. Een EHS-gebied kan echter ook van lokaal of regionaal belang zijn. Zo kunnen aanwezige of nagestreefde natuurwaarden in een gebied (zeer) zeldzaam zijn op lokale, regionale, nationale of internationale schaal, wat als kenmerkend voor het gebied aangemerkt kan worden.
6
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Potentiële natuurwaarden De potentiële natuurwaarden zijn de natuurwaarden die het gebied in potentie heeft, gelet op de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied en de natuurbeheertypen die voor het gebied zijn vastgesteld in de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan 2011. Hierop aansluitend wordt vermeld welke beheerambities er liggen, die (indien van toepassing) zijn weergegeven in een figuur en eventueel welke (potentiële) soorten door dit beheer worden geholpen. Soorten De kwaliteit van een gebied of ecosysteem, is te meten aan de hand van de soorten die aanwezig zijn. Soorten stellen bepaalde eisen aan een gebied, waarbij de ene soort veeleisender is dan de andere. Door soorten op te nemen in de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied, wordt aangegeven welke kwaliteiten worden nagestreefd. Zo houdt een Waterspitsmuis van natuurvriendelijke oevers, helder water en een rijke onderwatervegetatie, een Boommarter van dikke bomen, rust en voldoende voedsel en een Roerdomp van onverstoorde, brede rietkragen met een variatie aan riettypen. De aanwezigheid van de soorten zegt daarbij iets over de natuurwaarde van een gebied. Voor de vaststelling van de ‘soorten’ per gebied zijn de volgende vijf vragen nagegaan: 1.
2. 3. 4. 5.
Welke soorten behoren tot de in het EHS-gebied aanwezige natuurdoeltypen volgens het Handboek Natuurdoeltypen (Bal et al. 2001)? En welke soorten hiervan zijn gezien bijvoorbeeld hun verspreiding binnen Nederland relevant? De vanaf 1 januari 2010 gehanteerde natuurbeheertypen uit het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschapsbeheer zijn te herleiden tot één of enkele natuurdoeltypen, waardoor de relevante soorten zijn te achterhalen. Zo kan bijvoorbeeld beheertype N14.03 Haagbeuken- en essenbos worden gekoppeld aan natuurdoeltype 3.53 Zoom, mantel en droog struweel. Relevante soorten voor dit natuurdoeltype zijn onder andere Buizerd, Torenvalk, Zanglijster, Ruige dwergvleermuis, Sleedoornpage, Bosaardbei en Kamsalamander. Is het gebied relevant voor soorten die middelzwaar of zwaar zijn beschermd volgens de Floraen faunawet (tabel II en III)? Heeft het EHS-gebied voor een soort een belangrijke ondersteunende functie bij het behalen van de instandhoudingsdoelen van een nabijgelegen Natura 2000-gebied? Behoort de soort tot de lijst van door de Provincie Flevoland aangewezen prioritaire soorten (De Vries et al. 2008)? Is het gebied van (inter)nationaal belang voor een soort, of is de soort een speciaal beheerdoel van de beheerder?
Conform de opdracht, zijn soorten van de Rode Lijst, indien die niet onder de andere criteria vallen, buiten beschouwing gelaten. Een soort hoeft niet per se vastgesteld te zijn in het gebied. Als de soort de potentie heeft om het gebied op den duur te bereiken en het doel is om aan de eisen van deze soort te voldoen, wordt de soort opgenomen in de wezenlijke waarden. Hiermee worden de kwaliteiten die de soort vereist, beschermd door ze vast te leggen in de wezenlijke kenmerken en waarden. In de beschrijvingen van de gebieden wordt het in dit rapport apart vermeld als het om potentiële soorten gaat (pot.).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
7
Voor alle soorten geldt dat het EHS-gebied (potentieel) geschikt moet zijn voor een populatie van deze soort. Dit betekent dat zwervende exemplaren van soorten en toevallige waarnemingen niet leiden tot een aanwijzing als soort. Merk op, dat voor veel gebieden niet alle soorten bekend zijn; er is bij de vaststelling van de ‘soorten’ gebruik gemaakt van beschikbare en gepubliceerde bronnen, aangevuld met informatie van de beheerders (die een conceptversie van dit rapport hebben gescreend). De gekozen methode heeft daarnaast beperkingen: omdat wordt uitgegaan van de vastgestelde beheertypen per gebied, worden hier aan één of meerdere natuurdoeltypen gekoppeld. Het kan echter voorkomen dat binnen een dergelijk gebied, meerdere landschapstypen aanwezig zijn die tevens aansluiten bij andere natuurdoeltypen of zelfs beheertypen. Hierdoor kan het voorkomen, dat soorten die landschapstechnisch wel in het gebied passen, volgens de bovenstaande criteria niet kwalificeren als ‘soort’. Een voorbeeld hiervan is de Dwergmuis die bijvoorbeeld wel past binnen beheertype N12.06 Ruigteveld, maar volgens de bijbehorende natuurdoeltypen niet bij beheertype N04.02 Zoete plas, waar de soort te vinden kan zijn in de oevervegetatie. Voorbehoud: In deze rapportage is gebruik gemaakt van de EHS-begrenzing zoals deze in 2010 is vastgesteld en de actuele en potentiële beheertypekaarten uit het Natuurbeheerplan 2011 van de Provincie Flevoland. In een zich ontwikkelende provincie zullen beide kaartbeelden door de jaren heen veranderen. De verwachting is dat deze verandering de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied niet “wezenlijk” veranderen. Om echter zeker te zijn van de meest recente en vigerende kaarten dient men te allen tijde www.flevoland.nl te raadplegen.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
9
3 Horsterwold Wettelijk- en beheerskader • • •
EHS: Prioritair gebied & Waardevol gebied (figuur 3.1) Milieutekort verdroging Stiltegebied
Gebiedskenmerken Het Horsterwold ligt ten zuidwesten van Zeewolde en beslaat een oppervlakte van 3076 ha. Het betreft een groot bosgebied dat in beheer is bij Staatsbosbeheer, met in het midden een open gebied met waterpartijen en grasland (de ‘Stille Kern’). Het bos is aangeplant vanaf 1972 en bestaat voornamelijk uit droog en vochtig productiebos. Behalve populier komen er ook andere loofbomen voor zoals Es, Esdoorn, Zomereik, Wilg en Beuk, maar ook naaldhout (Fijnspar). Het gebied grenst in het oosten aan de bebouwde kom van Zeewolde en in het zuidwesten aan het Nuldernauw. Buitendijks, langs het Nuldernauw, ligt een stuifzandachtig biotoop met veel struiken (Voorlanden). Tussen de Spiekweg en de Nulderdijk is tussen 2000 en 2010 een aantal waterpartijen gegraven (o.a. de Gelderse Slenk). Door kwel stroomt het water hier zelfs zwak. Het bos om de Stille Kern heeft een multifunctionele bestemming met veel recreatieve voorzieningen zoals fiets-, wandel- en ruiterpaden, campings, een golfbaan en langs het Nuldernauw een aantal restaurants en twee recreatiecomplexen (Erkemederstrand en RCN)). Het gebied wordt begrensd door twee wegen met veel verkeer (Gooise Weg/N305) en Nijkerkerweg /N301)) en door de bebouwde kom van Zeewolde. Door het gebied lopen meerdere wegen en verschillende brede vaarten, die deels dienst doen als ecologische verbindingszone (Groenewoudsetocht, Nijkerkertocht en Horstertocht). De Spiekweg loopt door het Horsterwold en vormt binnen het gebied een barrière voor grondgebonden soorten. De bebouwing van Zeewolde, de wegen en de recreatieve voorzieningen langs de oost- en zuidzijde van het gebied zijn goed verlicht, wat voor lichtinval zorgt in de randzone van het Horsterwold. In de ‘Stille Kern’ is niet of nauwelijks lichtinval en/of geluid van buitenaf aanwezig. Abiotische kenmerken Het gebied ligt op een hoogte variërend van 2 m tot 4 m beneden NAP. De bodem bestaat grotendeels uit kalkrijke kleigronden. Alleen in de Voorlanden bestaat de bodem uit pleistoceen zand, aangebracht vanuit de Randmeren. Bij het graven van plassen vlak bij de randmeerdijk zijn zandlagen boven gekomen, waardoor randmeer- en Veluwekwel bovenkomt. Het gebied is vrij voedselrijk met soms vegetatiekundig goed ontwikkelde taluds. De ‘Stille Kern’ heeft een zomerwaterpeil van ca 3 m beneden NAP. Het peil in de rest van het gebied is 5,2 m beneden NAP. In het kader van het Plan van Aanpak Verdroging zijn in de Stille Kern vernattingsmaatregelen gerealiseerd. Zo is de Groenewoudse Tocht deels afgedamd en zijn er enkele slenken in het gebied uitgegraven. Met name in de ‘Stille Kern’ is de waterkwaliteit dusdanig goed dat hier bijzondere laagveenlibellen zich voortplanten, waaronder Glassnijder en Vroege glazenmaker.
10
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 3.1. Overzicht EHS-gebied Horsterwold.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
11
Actuele waarden en beheer N00.01 Nog om te vormen naar natuur (5,4 ha) Het perceel met dit beheertype ligt tussen de Gooise weg (N305) en de Nijkerkertocht. N01.03 Rivier- en moeraslandschap (919,1 ha) De Stille Kern wordt begraasd door paarden en koeien en de waterstand wordt hoog gehouden. In het bos rondom het centrale deel zijn grote kapvlaktes gecreëerd, waardoor ruimte ontstaat voor ruig grasland met ruigtekruiden en bramen en opslag van rozen- mei- en sleedoornstruiken en bomen. De ondergroei is tamelijk ruig met veel Grote brandnetel en echte boskruiden zijn nog zeldzaam. Het natte deel van de Stille Kern is geschikt voor amfibieën, reptielen, libellen, Bevers en voor eenden en moerasvogels, zoals Roerdomp. Het gebied er omheen biedt plaats aan bijzondere planten (kranswieren en Krabbenscheer), vlinders en struweel- en bosvogels. N04.02 Zoete plas (20,7 ha) Door het gebied lopen verschillende brede tochten, waarvan de oevers natuurvriendelijk zijn (of worden) ingericht. Daarnaast zijn er enkele poelen/plasjes aangelegd in het gebied ten noorden van de Nulderhoek. De waterpartijen bieden geschikt leefgebied voor Meervleermuis, Bever en Vroege glazenmaker. N05.01 Moeras (16,9 ha) In de zuidhoek van het Horsterwold ligt een moerasgebied het Nulderbroek. Dit is een oude zandwinput dat is begroeid met riet. Dit deelgebied vormt een geschikte biotoop voor moerasvogels als Baardmannetje en interessante moerasvegetatie met soorten als Moeraswolfsklauw. N11.01 Droog schraalgrasland (33,6 ha) In de Voorlanden van het Nuldernauw zijn enkele schrale graslanden aanwezig die deels zijn begroeid met struiken. Dit vormt een biotoop die in Flevoland weinig voorkomt. De Voorlanden hebben door hun milieuvariatie van nat naar droog en van kalkarm naar kalkrijk, een grote diversiteit aan plantengemeenschappen, met een aantal bijzondere plantensoorten. Deze zijn bijvoorbeeld Ronde zonnedauw, Rietorchis en Jeneverbes. Daarnaast komt in dit deelgebied een aantal bijzondere paddenstoelen voor, waaronder Witte sterspoorknotszwam. In de rietkraag langs het water broeden veel moerasvogels waaronder de Grote karekiet, Roerdomp en Baardmannetje. Ook zijn waarnemingen bekend van Ringslang en Rugstreeppad. N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (19,7 ha) Langs de Groenewoudse Tocht en langs de Gooise Weg (N305) liggen enkele percelen grasland, die extensief worden beheerd. De natuurwaarden van deze percelen zijn (nog) beperkt. N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (13,1 ha) Dit beheertype betreft de poel en het omliggende bos ten noorden van de Nulderhoek (Gelderse Slenk). De natuurwaarden van dit bos zijn (nog) beperkt. N15.02 Dennen-, eiken-, en beukenbos (11,2 ha) In de Nulderhoek (Voorlanden) ligt een klein perceel dennenbos.
12
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 3.2 Natuurbeheertypen Horsterwold (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
13
N16.01 Droog bos met productie (69,2 ha) In een strook achter de Nulderdijk ligt op een zandige ondergrond droog productiebos. Deze bestaat uit Zomereik en Beuk, gemengd met naaldhout (Fijnspar) en andere loofhoutsoorten. Dit deelgebied biedt plaats aan de Eekhoorn en aan veel soorten bosvogels en paddenstoelen. N16.02 Vochtig bos met productie (1962,7 ha) Het groot deel van het Horsterwold rondom de Stille Kern bestaat uit vochtig productiebos met recreatief medegebruik. Het bos bestaat vooral uit Populier, met verder Es, Esdoorn, Wilg en soms wat naaldhout, waaronder Fijnspar. In dit type bos komen veel bosvogels, paddenstoelen en mossen voor, maar ook de Boommarter. Relaties Natura 2000-gebieden Het Horsterwold grenst aan het Nuldernauw (onderdeel Natura 2000-gebied Veluwerandmeren). Het buitendijkse deel van het gebied, de Voorlanden, heeft een directe ecologische relatie met het Natura 2000-gebied, door de grote gelijkenis in biotoop. De aangewezen broedvogel Grote karekiet broedt tevens in het Horsterwold. De Meervleermuis maakt gebruik van de tochten door het Horsterwold, als onderdeel van een vliegroute van en naar het Nuldernauw. Het Horsterwold levert hierdoor een beperkte bijdrage aan de instandhoudingsdoelstelling voor de Veluwerandmeren. De plassen vlakbij de randmeerdijk zijn aangelegd als foerageergebied voor onder andere Roerdomp. Andere Natura 2000-gebieden, zoals de Oostvaardersplassen, de Lepelaarplassen, Arkemheen en de Veluwe, liggen op te grote afstand om een ecologische relatie te onderhouden. Hier zou verandering in komen als de robuuste verbindingszone OostvaardersWold wordt ingericht, waardoor een directe verbinding tussen Horsterwold en Oostvaardersplassen ontstaat. Ecologische Hoofdstructuur Het Horsterwold is een belangrijke stapsteen in een reeks natuurgebieden die grenzen aan de Veluwerandmeren. Ten noordoosten van het gebied ligt het Harderbroek. Tussen beide natuurgebieden is een ecologische verbindingszone (EVZ Horsterwold-Harderbroek) gepland, die nog grotendeels gerealiseerd moet worden. Aan de zuidwestzijde grenst het gebied aan het Hulkesteinse bos, waarbij de N301 een barrière vormt. Aan de noordwestzijde is het gebied via het Vaartbos verbonden met de verbindingszone langs de Hoge Vaart. Het is de bedoeling dat het OostvaardersWold, dat het Horsterwold verbindt met de Oostvaardersplassen, wordt doorgetrokken over het Nuldernauw naar de Veluwe. Hierdoor zouden grote grazers zoals het Edelhert zich vanuit de Oostvaardersplassen, via het Horsterwold, kunnen verplaatsen naar de Veluwe. Daarnaast is de robuuste verbinding bedoeld voor soorten als Bruine kiekendief, Kwak, Ringslang, Otter en Bever. Belang en schaalniveau Het Horsterwold is het grootste kleiloofbos van Flevoland en zelfs van West Europa en is daarom van groot belang voor flora en fauna die van dit soort bos afhankelijk is. Het Horsterwold staat bekend om zijn vele soorten paddenstoelen, waaronder veel bijzondere. Meer dan 1100 soorten komen er in het gebied voor (med. Staatsbosbeheer). Door de strategische ligging tussen andere EHS-gebieden langs de oostrand van Flevoland en tussen de Natura 2000-gebieden Veluwerandmeren en Oostvaardersplassen is het gebied van groot belang als grote stapsteen in de natuur van Flevoland en ook richting Gelderland.
14
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 3.3 Potentiële beheertypen Horsterwold (inclusief Voorlanden).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
15
Potentiële waarden In de Stille Kern worden waterpartijen, beken en natte graslanden gerealiseerd ter versterking van de Natte As als een keten van natte natuurgebieden door heel Nederland. Het gebied ten noorden van de Flediteweg wordt op termijn beheerd volgens het beheertype Rivier- en moeraslandschap (N01.03). Hetzelfde geldt voor een deel van het gebied tussen de Groenewoldsetocht en Spiekweg (zie figuur 3.3). Hierdoor wordt het totaaloppervlak van dit beheertype uitgebreid. Ter hoogte van de camping De Parel wordt het droge schraalgrasland (N11.01) omgevormd tot Vochtig bos met productie (N16.02). Op de overgangen van open gebied naar bos kunnen zich struweel-, mantel- en zoomvegetaties ontwikkelen. Als de natte verbinding vanuit OostvaardersWold wordt doorgetrokken naar het Horsterwold, dan biedt dit kansen voor soorten als Ringslang, Bever en Roerdomp om zich te vestigen of uit te breiden in het gebied. Daarnaast wordt in 2011 vanuit de Stille Kern een aantal grote en kleine plassen en open gebied gecreerd, om het leefgebied en de verbindingsfunctie voor de doelsoorten van de robuuste verbinding Oostvaardersplassen – Veluwe te versterken. Zie figuur 3.3 voor de potentiële beheertypen van het Horsterwold. Soorten Broedvogels Paapje, Grauwe klauwier, Grote karekiet, Dodaars, Roerdomp, IJsvogel, Oeverzwaluw, Raaf, Wespendief, Kwartelkoning, Veldleeuwerik, Gele kwikstaart, Boomklever, Blauwborst, Kneu, Spotvogel, Bontbekplevier, Porseleinhoen (pot). Zoogdieren Bever, Boommarter, Dwergmuis, Eekhoorn, Meervleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger, Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Das (pot.), Edelhert (pot.), Waterspitsmuis (pot.), Bunzing, Wezel Hermelijn Amfibieën Rugstreeppad (pot.) Reptielen Ringslang (pot.) Vlinders Sleedoornpage (pot.) Libellen Vroege glazenmaker, Glassnijder Planten Moeraswespenorchis, Rietorchis, Brede orchis, Geelhartje, Ronde zonnedauw, Jeneverbes, Rode ogentroost Mossen Tong-haarmuts
16
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
17
4 Hulkesteinse bos Wettelijk- en beleidskader • • •
EHS: Waardevol gebied (figuur 4.1) Milieutekort verdroging Milieubeschermingsgebied bodem
Gebiedskenmerken Het Hulkesteinse bos ligt in de meest zuidelijke hoek van de provincie Flevoland en beslaat een oppervlak van ruim 800 ha. Dit bosgebied is in beheer bij Staatsbosbeheer, maar zal worden overgedragen aan Het Flevo-landschap. Het bos is aangeplant in de periode 1975 tot 1987 en bestaat vooral uit Populieren en verder Es, Esdoorn, eik en Beuk. In het gebied ligt een groot recreatiepark (de Eemhof) en twee campings. Verder is het gebied ingericht voor routegebonden (wandel) recreatie. Bij het Laakse strand ligt een grote parkeerplaats. De Slingerweg vormt een barrière in het oostelijke deel van het gebied. Vanuit het strand, het recreatiepark, de campings en de wegen straalt licht en geluid uit over het gebied. Het gebied is een milieubeschermingsgebied voor bodem en in het kader van het plan van aanpak verdroging zijn er vernattingsmaatregelen gerealiseerd. Abiotische kenmerken De bodem van het Hulkesteinse bos bestaat grotendeels uit zavel op pleistoceen zand; plaatselijk komen veenlagen voor. De bodem van het oostelijke deel bestaat vooral uit klei. Het gebied ligt op een hoogte van ruim 4 m beneden NAP in het noorden tot 2 m beneden NAP in het zuiden bij het Nijkerkernauw. Het binnendijkse gebied heeft een relatief hoge grondwaterstand, die niet of nauwelijks wordt veroorzaakt door kwel vanuit de randmeren. In het buitendijkse deel komt matige tot sterke kwel voor. Omdat veel sloten in het bosgebied zijn afgedamd, is het bos nat en staan er regelmatig delen onder water. De waterkwaliteit is zodanig, dat bijzondere libellensoorten als Vroege glazenmaker en Glassnijder zich hier kunnen handhaven. Actuele waarden en beheer N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (4,7 ha) Verspreid in het gebied liggen enkele percelen extensief beheerd grasland, dat licht wordt begraasd met koeien. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (342,1 ha) Het zuidelijke deel van het bosgebied heeft als natuurbeheertype Haagbeuken- en essenbos, en bestaat vooral uit populieren, met daarnaast essen, esdoorns, eiken en beuken. Omdat de bodemopbouw gevarieerd is, wisselen vochtige en wat drogere bosgebieden elkaar af op korte afstand. Een deel van het bosgebied wordt begraasd door runderen. In het bos zijn recentelijk delen gekapt ten bate van de spontane ontwikkeling. Van belang voor vogels van bos en struweel, zoals Nachtegaal en Matkop. Ook zijn hier een aantal vleermuizen waargenomen, waaronder Rosse vleermuis.
18
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 4.1. Overzicht EHS-gebied Hulkesteinse bos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
19
N16.02 Vochtig bos met productie (430,9 ha) Het noordelijke en oostelijke deel van het Hulkesteinse bos valt momenteel onder dit natuurbeheertype. Het gebied bestaat uit haagbeuken- en essenbos, met vooral populieren en daarnaast essen, Esdoorns, eiken, beuken en naaldhout. Omdat de bodemopbouw gevarieerd is, wisselen vochtige en wat drogere bosgebieden elkaar op korte afstand af. Een deel van het gebied wordt begraasd door runderen. In het bos zijn delen gekapt ten bate van de spontane ontwikkeling. Dit gebied is van belang voor soorten als Havik, Buizerd en Boomklever. Ook voor paddenstoelen is dit gebied van belang, waaronder soorten als Zadelkluifzwam en Aangebrande kluifzwam. Relaties Natura 2000-gebieden Het Hulkesteinse bos grenst over een lengte van ruim 6 km aan het Nijkerkernauw, onderdeel van de Veluwerandmeren. Alleen de Meervleermuis wordt als aangewezen soort voor de Veluwerandmeren ook regelmatig boven de vaarten van het Hulkesteinse bos waargenomen. Ecologische Hoofdstructuur Het Hulkesteinse bos vormt samen met het aangrenzende Horsterwold een essentieel onderdeel van de EHS in Flevoland. Het gebied vormt een belangrijke stapsteen in de keten van natuurgebieden langs de oostrand van Flevoland. De N301 vormt een barrière in de verbinding met het Horsterwold. Richting Almere wordt door de gemeente Zeewolde gewerkt aan een ecologische verbinding via de Rassenbeektocht met de Hoge Vaart. Hierdoor worden ook de EHS-gebieden Gruttoveld en Gorzenveld aan de EHS gekoppeld. Belang en schaalniveau Samen met het Horsterwold en het Vaartbos vormt het Hulkesteinse bos een zeer groot aaneengesloten bosgebied, dat van essentieel belang is voor de provincie Flevoland, vooral wat betreft bosvogels, maar ook voor andere dieren en planten die van bos afhankelijk zijn. Door de strategische ligging in een keten van natuurgebieden langs de oostrand van Flevoland, vormt het gebied een belangrijke stapsteen in de ecologische verbinding. Potentiële waarden Het vochtige bos met productie (N16.02) wordt omgevormd naar Haagebeuken- en Iepenbos (N14.03). Op de overgangen van open gebied (kapvlaktes) naar bos kunnen zich struweel-, mantel- en zoomvegetaties ontwikkelen. Het veen-gedeelte van het bos kan zich tot een varenrijk bos ontwikkelen. Tussen de Wielseweg, de Slingerweg (N704) en de dijk wordt een plas gegraven (N04.02). Zie figuur 4.3 voor de potentiële beheertypen van het Hulkesteinse Bos.
20
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 4.2. Natuurbeheertypen Hulkesteinse bos (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
21
Soorten Broedvogels Havik, Buizerd, IJsvogel, Spotvogel, Boomklever, Wespendief Zoogdieren Bever (pot.), Boommarter, Meervleermuis,Gewone grootoorvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, Waterspitsmuis (pot.), Bunzing, Wezel, Hermelijn Reptielen Ringslang (pot.) Vlinders Sleedoornpage (pot.) Libellen Vroege glazenmaker Planten Moeraswespenorchis
22
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 4.3 Potentiële beheertypen Hulkesteinsebos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
23
5 Ooievaarplas en Reigerplas Wettelijk- en beheerskader •
EHS: Waardevol gebied (figuur 5.1)
Gebiedskenmerken De Ooievaarplas en de Reigerplas zijn twee natuurgebieden gelegen langs de A6 tussen Almere en Lelystad en beslaan een oppervlakte van 71, respectievelijk 59 ha. Beide gebieden bestaan uit een grote plas, waar zand is gewonnen voor de aanleg van de A6 en zijn in beheer bij Het Flevo-landschap. De gebieden zijn rond 1983 ontstaan. Na beëindiging van de zandwinning zijn de terreinen grotendeels op natuurlijke wijze begroeid geraakt met een ruige vegetatie van vooral vlier, kleefkruid, distels en brandnetels. De scheiding tussen de twee gebieden wordt gevormd door de brede Lepelaartocht. Vooral de Reigerplas is vele meters diep. Daaromheen ligt een verlandingsvegetatie met riet, ruigte en struweel en jonge aanplant langs de randen van het gebied. De Ooievaarplas is een gevarieerd gebied, bestaande uit water, bos en struweel. In de centrale plas liggen enkele schiereilanden. Aan de oostzijde van de centrale plas is een aarden wal opgeworpen met daarbij een kunstmatige oeverzwaluwenwand. De oevers van de plas zijn steil, met slechts hier en daar een rietlandje. De plas zelf is vrijwel vegetatieloos. In het oostelijke deel van het gebied zijn enkele open plekken te vinden met een rietstrook. Langs de Ibisweg zijn soortenrijke struwelen aangeplant. De Reigerplas biedt recreatievoorzieningen in de vorm van een strandje, enkele aanlegsteigers, wandelen fietspaden en een parkeerplaats. Vooral in de zomermaanden wordt het gebied veel bezocht door recreanten om te zwemmen, varen of vissen. De Ooievaarplas is gedeeltelijk toegankelijk. Er loopt een wandelpad het gebied in en in 2005 is er een fietspad aangelegd vanaf de Lepelaartocht naar een wegrestaurant langs de A6. In 2009 is dit fietspad doorgetrokken naar de Ooievaarsweg. De snelweg zorgt voor veel geluid- en lichtinval in beide gebieden. Daarnaast zorgt een wegrestaurant met parkeerplaats aan de rand van de Ooievaarplas voor extra geluid en licht in dat gebied. De Reigerplas wordt gebruikt onder andere gebruikt om te waterskiën, jetskiën en te varen met waterscooters. Deze vormen van gebruik zijn verboden en veroorzaken golfslag en geluidsinval in het omliggende gebied. Abiotische kenmerken De bodem van het gebied bestaat uit kalkrijke kleigronden en humeuze zavel met een pleistocene zandondergrond. Het oostelijk deel, een restant van een zanddepot, heeft een zandige bodem. Op het zandige substraat is een gradiënt ontstaan van vochtig-natte klei naar droog, enigszins kalkrijk pleistoceen zand. Het gebied ligt op een diepte variërend van 4 m beneden NAP tot 2 m beneden NAP bij het oostelijke zanddepot. De Reigerplas heeft een open verbinding met de Lepelaartocht, de Ooievaarplas niet. Langs de Lepelaartocht zijn natuurvriendelijke oevers met poelen aangelegd. De plassen zijn 2,4 (Ooievaarplas) tot 10 (Reigerplas) meter diep en vrijwel vegetatieloos. De oevers zijn steil met slechts hier en daar een rietlandje. In de watergangen treedt kwelwater uit dat afkomstig is van het Veluwe-massief. De waterkwaliteit van de Ooievaarplas is zodanig dat bijzondere onderwatervegetatie en libellensoorten ontbreken. De Reigerplas is door de Provincie aangewezen als zwemplas. De waterkwaliteit wordt daarom regelmatig gecontroleerd. Over het algemeen is de kwaliteit van het zwemwater in de Reigerplas goed; alleen in 2001 is een keer Blauwalg in het water aangetroffen.
24
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 5.1. Overzicht EHS-gebied Ooievaarplas en Reigerplas.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
25
Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (39,7 ha) Dit betreft de Reigersplas en de Ooievaarplas. Tussen beide gebieden in ligt de Lepelaartocht. Beide plassen zijn van belang als rustgebied voor watervogels (o.a. Grote zaagbek, Aalscholver, Nonnetje, Grauwe gans en Kuifeend), vooral in najaar en winter. In het gebied bevindt zich sinds 1995 een grote Oeverzwaluwenkolonie en er zijn beschermde vissen waargenomen, namelijk de Kleine modderkruiper en de Rivierdonderpad. Ook voor vleermuizen vormen de plassen een foerageergebied, o.a. voor de Meervleermuis. N05.01 Moeras (7,5 ha) De noordelijke rand van de Ooievaarplas is ingericht als moerasgebied met poelen en rietvelden, mede als buffer tegen recreatiedruk vanuit het wegrestaurant met parkeerplaats langs de A6. Het moeras is van belang voor libellen, waaronder Glassnijder en Vroege glazenmaker. Ook Ringslang is hier waargenomen. N12.06 Ruigteveld (49,9 ha) Na beëindiging van de zandwinning is het terrein rondom de plassen grotendeels op natuurlijke wijze begroeid geraakt met een ruige vegetatie van vooral riet en brandnetels. Deze vegetatie wordt langzamerhand verdrongen door wilgen- en vlierstruweel. De paden en ligweiden in het gebied worden regelmatig geklepeld om het gebied toegankelijk te houden voor recreanten. Beide gebieden zijn van belang voor struweelvogels, waaronder Blauwborst en Spotvogel. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (29,5 ha) Langs de west- en zuidrand van de Reigerplas zijn enkele gedeelten beplant met bomen of bosplantsoen, o.a. Es, wilg en populier. Het oostelijke deel van de Ooievaarplas is spontaan begroeid geraakt met wilgen. Hier komen bijzondere planten voor, waaronder Rietorchis. Relaties Natura 2000-gebieden Uitwisseling van aquatische waarden tussen het EHS-gebied en Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen is mogelijk via de Lepelaartocht. Twee soorten broedvogels waarvoor de Oostvaardersplassen zijn aangewezen, komen ook voor in de Reigerplas, Blauwborst en Rietzanger. De Ooievaarplas is daarnaast van belang als rust- en foerageergebied voor Aalscholver, Wilde zwaan, Grote en Kleine zilverreiger. Het gaat hierbij om een beperkte bijdrage in de instandhoudingsdoelstelling voor deze soorten. Ecologische Hoofdstructuur Het gebied vormt een belangrijke natte stapsteen in de ecologische verbindingszone tussen Oostvaardersplassen en de Veluwerandmeren langs de Knardijk. Een groot knelpunt vormt nog wel het ontbreken van een verbinding tussen de Ooievaarplas en de Knardijk. Langs de A6 is een strook begrensd als nieuwe natuur, deze is echter nog niet als zodanig ingericht. Het natuurlijke struweel dat zich in het gebied heeft ontwikkeld, vormt een bijdrage aan de struweelcomponent van de EHS. Vooral voor broedvogels die afhankelijk zijn van struweel, zoals Zomertortel en Nachtegaal vervult het gebied een belangrijke functie. Daarnaast zijn vooral de grote zandwinplassen van belang voor watervogels. De strategische ligging, tussen de Randmeren in het zuidoosten en Oostvaardersplassen en Markermeer in het noordwesten, maakt dat het gebied een belangrijke rust- en foerageerplaats is voor veel watervogels.
26
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 5.2 Natuurbeheertypen Ooievaarplas en Reigerplas (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
27
Belang en schaalniveau De natuurbeheertypen Ruigteveld, Moeras en Haagbeuken-Essenbos zijn in de omgeving van het gebied op grote schaal aanwezig in de Oostvaardersplassen, Praamweg, Kotterbos en Hollandse Hout. Dit geldt niet voor de twee diepe zandwinplassen in het gebied. In Flevoland zijn maar weinig van dit soort grote, diepe plassen aanwezig. De Reigerplas en de Ooievaarplas zijn daarom van groot belang voor rustende watervogels, vooral voor duikeenden, die van dieper water houden. Daarnaast vervult het gebied een rol als belangrijke natte stapsteen in de ecologische verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwerandmeren via de Knardijk. Potentiële waarden Voor het bosgedeelte van het gebied is op termijn een ontwikkeling naar een Essen-Iepenbos mogelijk. Daarnaast zullen de natuurwaarden toenemen met het ouder worden van het bos. De opslag van wilgen langs de Ooievaarplas kan op termijn gebruikt gaan worden door moerasvogels zoals Aalscholver, Blauwe reiger en wellicht Grote en Kleine zilverreiger om te gaan broeden. De beperkte toegankelijkheid van het gebied vergroot de kans hierop. De nabijheid van de Reigerplas die wel volledig toegankelijk is, biedt recreanten een goed alternatief. Boommarter, Bever en Ringslang kunnen zich permanent in het gebied vestigen en via de Lepelaartocht kan uitwisseling plaatsvinden met andere populaties. De potentiële beheertypen zijn gelijk aan de huidige beheertypen. Soorten Broedvogels Havik, Buizerd, Bruine kiekendief (pot.), IJsvogel, Oeverzwaluw, Blauwborst, Spotvogel Niet-broedvogels Grote zilverreiger, Kleine zilverreiger, Kuifeend, Grote zaagbek, Nonnetje, Grauwe gans, Aalscholver Zoogdieren Boommarter, Das (pot.), Bever, Meervleermuis, Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger Reptielen Ringslang Libellen Glassnijder, Vroege glazenmaker Vissen Kleine modderkruiper, Rivierdonderpad, Europese meerval (pot.) Planten Rietorchis
28
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
29
6 Gruttoveld, Gorzenveld en Winkelse Zand Wettelijk- en beleidskader •
EHS: Overige EHS (figuur 6.1)
Gebiedskenmerken Het Gruttoveld (50,0 ha), het Gorzenveld (30,0 ha) en het Winkelse Zand (10,1 ha) zijn drie kleine natuurgebieden in het zuiden van Flevoland, die in beheer zijn bij Het Flevo-landschap. Het Gruttoveld en het Gorzenveld liggen beide aan de Rassenbeektocht, die als gemeentelijke ecologische verbindingszone is ingericht. Het Winkelse Zand ligt iets oostelijker, geïsoleerd midden in intensief agrarisch gebied. Het Gruttoveld is een vochtig graslandcomplex, met langs de Rassenbeektocht een strook bosaanplant, vlierstruwelen, ruigte en enkele poelen. Het gebied wordt door ganzen, watervogels en steltlopers gebruikt als rust- en foerageergebied en dient daarnaast als broedgebied voor weidevogels. Een deel van het gebied staat ’s winters onder water. Er loopt geen weg door of langs het gebied, waardoor er weinig verstoring optreedt door lichtinval, geluidsdruk of betreding. Het Gorzenveld is een klein moerasgebied met overjarig riet, met rondom een strook grasland en langs de Rassenbeektocht enkele uitgegraven poelen. Langs het gebied loopt een weg, het Priempad en noordelijk van het gebied ligt de drukke Gooise weg. Ook liggen er enkele boerderijen dicht bij het gebied. Hierdoor is regelmatig sprake van lichtinval en geluidsdruk. Het Winkelse Zand is een restant van een voormalig zanddepot. Het terrein is licht glooiend met langs de rand begroeiing van wat bomen en struiken en gras, ruigte en twee poelen in het midden. Er loopt geen weg door of langs het gebied, alleen op ca. 500 meter afstand ligt de drukke Gooise weg (N305). Abiotische kenmerken Het Gruttoveld ligt op een hoogte van 2,9 tot 3,3 m –NAP, waarbij het noordwestelijke deel het laagste ligt. Het gebied vormt onderdeel van een oude rivierloop van de Eem, waardoor er sprake is van een wisselende bodemopbouw met veel variatie in dikte en diepte van klei, veen en pleistocene zandondergrond. Het Winkelse Zand heeft als voormalig zanddepot een voor Flevoland speciale bodemsamenstelling, bestaande uit vochtige, kalkrijke zandgrond, waardoor hier bijzondere plantensoorten, zoals Rode ogentroost, aanwezig zijn. In het gebied ligt een opgeworpen bult van 4 m hoog. De bodem van het Gorzenveld is een homogene kalkrijke kleigrond met pleistocene zandondergrond. Het betreft een voormalig proefveld om bestrijdingsmethoden tegen riet te onderzoeken. Rond het Gruttoveld is een grondwaterscherm geplaatst, om het water in het gebied te behouden. Geprobeerd wordt om het grondwater in het winterhalfjaar tot boven het maaiveld te laten staan, terwijl in de zomer getracht wordt het waterpeil tot vlak onder het maaiveld te houden. Door de sterke bemaling in het omringende agrarische gebied zakt het waterpeil tot ver onder het maaiveld weg. In de zomer houden enkele poelen houden gedurende een behoorlijke periode, het grondwaterpeil ligt dan ongeveer 10 tot 20 cm onder het maaiveld (meded. Flevo-landschap). De windmolens die worden gebruikt om het waterpeil te verhogen zijn niet in staat voldoende water aan te voeren.
30
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 6.1 Overzicht EHS-gebied Gruttoveld, Gorzenveld en Winkelse Zand.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
31
Het moerasgebied in het Gorzenveld bestaat uit drie peilgebieden omgeven door een lage kade voorzien van folie. Twee windmolens worden gebruikt om de waterstand hoog te houden. Door lekkage van de kade naar de aangrenzende sloten en de Rassenbeektocht, door lage capaciteit van de molentjes, door diepe ontwatering van de omliggende percelen en door lekkage naar de zandondergrond door scheurvorming in de bodem, is er sprake van relatief lage waterstanden. De laatste jaren wordt alleen de waterstand in het noordoostelijke peilgebied hoog gehouden. De wateraanvoer hier is echter afhankelijk van neerslag, de hoeveelheid wind en het oppompen van water door de windmolens (meded. Flevolandschap). De twee andere peilgebieden zijn verdroogd, met spontane opslag van struiken als gevolg (meded. Flevo-landschap). De grasstrook langs de Rassenbeektocht is afgegraven en hier is een poel aangelegd. Dankzij een geringe doorlatendheid van de ondergrond is de grondwaterstand in het Winkelse Zand ’s winters tot enkele centimeters beneden maaiveld, ondanks de lage grondwaterstand van de omgelegen intensief-agrarische percelen. Er zijn twee poelen waar het gehele jaar door water in staat. Deze poelen bevatten veel rietvegetatie. Er vindt weinig of geen beroering in het water plaats. Omdat de poelen worden gevoed door neerslagoverschot, komt de waterkwaliteit overeen met de regenwaterkwaliteit (meded. Flevo-landschap). Actuele waarden en beheer N05.01 Moeras (19,0 ha) Het oostelijke deel van het Gorzenveld bestaat uit moeras, met overjarig riet. In het grote rietveld bevindt zich in het winterseizoen een zeer belangrijke slaapplaats van Blauwe kiekendieven (maximaal 40 exemplaren). Baardmannetje en Blauwborst broeden in het gebied. De kades in het gebied worden enkele malen per jaar gemaaid. N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (7,9 ha) In het westelijke deel van het Gorzenveld komt dit natuurbeheertype voor, deels grenzend aan de Rassenbeektocht. De stroken grasland worden verschraald door begrazing door paarden of door middel van maaien en afvoeren. N12.06 Ruigteveld (19,4 ha) Het Winkelse Zand valt geheel onder dit natuurbeheertype. Daarnaast wordt een strook langs de Rassenbeektocht tot dit natuurbeheertype gerekend die functioneert als een verbindingszone tussen Gorzenveld en Gruttoveld. Ruig grasland, struweel en struiken wisselen elkaar af. Dit gebied is o.a. van belang voor planten die van kalkrijk zand houden (Rode ogentroost). Het gebied wordt in de zomer begraasd door paarden. N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (43,8 ha) Het Gruttoveld valt onder dit natuurbeheertype, met uitzondering van de strook langs de Rassenbeektocht. Dit gebied is van belang als rust- en foerageergebied voor ganzen en watervogels zoals Smienten en als broedgebied voor weidevogels (Grutto, Graspieper, Veldleeuwerik). Het beheer van het gebied bestaat uit begrazing door vee en een deel van het gebied wordt gehooid. Het gebied wordt bemest met vaste stalmest. In het gebied zijn vraatsporen aangetroffen van Bever (meded. Flevolandschap).
32
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 6.2 Natuurbeheertypen Gruttoveld, Gorzenveld en Winkelse Zand (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
33
Relaties Natura 2000-gebieden De drie gebieden liggen op geringe afstand van Natura 2000-gebied Eemmeer en Gooimeer Zuidoever. De enige ecologische relatie is die met de aangewezen soorten Grauwe gans en Smient, die regelmatig in het Gruttoveld foerageren. De afstand tot Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen is groter (ca. 12 km), maar de slaapplaats van Blauwe kiekendieven in het Gorzenveld (max. 40 ex.) kan een bijdrage leveren aan het instandhoudingsdoel voor het aantal broedvogels in de Oostvaardersplassen, alhoewel het voornamelijk vogels zullen betreffen die buiten Flevoland broeden. EHS-gebieden Gruttoveld en Gorzenveld vormen stapstenen langs de gemeentelijke verbindingszone langs de Rassenbeektocht, die het Hulkesteinse bos verbindt met de Hoge Vaart. In beide gebieden zijn poelen aangelegd, die van belang kunnen zijn voor soorten als Ringslang. Het Gruttoveld is daarnaast van belang voor de weidevogelpopulatie in Flevoland (Grutto, Graspieper en Veldleeuwerik) en het Gorzenveld voor moerasvogels (Blauwborst en Baardmannetje). Het Winkelse Zand is van belang voor vegetatie van vochtig, kalkrijk zand en als rustgebied voor zoogdieren. Belang en schaalniveau Omdat het om drie kleine, vrij geïsoleerd liggende natuurgebiedjes gaat, inclusief een ecologische verbindingszone, is het belang voor de EHS beperkt. Uitzonderingen hierop betreffen de weidevogels in het Gruttoveld en de slaapplaats voor Blauwe kiekendieven in het Gorzenveld. Potentiële waarden Bij voortgezet verschralend beheer van het Winkelse Zand kan de variatie aan zeldzame planten met een voorkeur voor vochtig kalkrijk zand, in de toekomst toenemen. Wellicht dat ook de Das hier een geschikt leefgebied kan vinden. Knelpunt is dan wel de geïsoleerde ligging midden in agrarisch gebied. Op termijn kunnen soorten als Ringslang en Bever het Gorzenveld en het Gruttoveld als verblijfplaats kiezen. Voor het Gorzenveld geldt dat deze op termijn grotendeels wordt beheerd als Moeras (N05.01). Hierdoor wordt het gebied meer geschikt voor soorten als Ringslang en Watersnip. Zie figuur 6.4 voor de potentiële beheertypen van deze drie gebieden. Soorten Broedvogels Bruine kiekendief, Grutto, Tureluur, Veldleeuwerik, Graspieper, Gele kwikstaart, Grauwe klauwier, (pot.), Paapje, Kwartelkoning (pot.), Watersnip (pot.), Zomertaling (pot.), Roerdomp (pot.) Niet-broedvogels Grauwe gans, Blauwe kiekendief, Lepelaar, Zeearend, Smient Zoogdieren Bever, Das (pot.) Reptielen Ringslang (pot.) Planten Rode ogentroost
34
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 6.3 Potentiële beheertypen Gruttoveld, Gorzenveld en Winkelse Zand
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
35
7 Priembos Wettelijk- en beleidskader •
EHS: Waardevol gebied (figuur 7.1)
Gebiedskenmerken Het Priembos is een driehoekig gebied dat ligt ingeklemd tussen de Hoge Vaart en de Gooise Weg (N305). Dit relatief kleine bos- en ruigtegebied (42,3 ha) is grotendeels in beheer bij Het Flevo-landschap. Het betreft een jong bos dat in tweeën is verdeeld door een dwarstocht tussen de Hoge Vaart en de Priemtocht. Het bos is aangeplant in de jaren 1992 tot 1995 en vormt samen met een strook aan de noordkant langs de Hoge Vaart een verbinding met de Stichtse Putten en de bosgebieden bij Almere. Aansluiten aan het Priembos, richting Almere, ligt een voormalig overslagdepot. Dit depot is niet in beheer bij Het Flevo-landschap. Het depot is ingericht met wallen en poelen en bevat veel grof grind (meded. Flevo-landschap). Aan het bos ligt een bijzonder ontwerp ten grondslag. Centraal ligt een groot cirkelvormig bosvak. In het bos groeien onder andere populier, es, Esdoorn, eik en beuk. Het westelijke deel heeft een natuurlijk karakter met riet, poelen en wilgenopslag. Door het bos lopen enkele wandelpaden. Het gebied trekt weinig bezoekers, mede omdat het aan een doodlopende weg ligt. De oevers van de Hoge Vaart worden veel gebruikt door sportvissers. De drukke Gooise Weg, die langs de zuidzijde van het gebied loopt, zorgt voor licht- en geluidinval in het gebied. Abiotische kenmerken Het Priembos ligt op een hoogte van ruim 4 m beneden NAP. De bodem bestaat grotendeels uit homogene kalkrijke kleigronden en deels uit zavel. De waterstand in het Priembos bedraagt ruim 5 m beneden NAP, even hoog als in de aangrenzende Hoge Vaart. In het gebied is geen kwel aanwezig, waardoor de botanische waarde van het gebied beperkt is. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (0,1 ha) Dit beheertype betreft enkele aangelegde poelen. N12.06 Ruigteveld (3,0) De westelijke punt van het gebied bestaat uit riet, ruigte en enkele ondiepe sloten. Rond de aangelegde poelen is spontaan wilgenbos ontstaan. In dit deel van het gebied komt de Bever voor. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (38,1 ha) Het grootste deel van het Priembos bestaat uit bos met veel populier en es en plaatselijk wilg. Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen het Priembos en Natura 2000-gebieden. Ecologische Hoofdstructuur Het Priembos vervult de functie van droge en natte stapsteen in de verbindingszone langs de Hoge Vaart. Het gebied sluit via het Vaartbos aan op het omvangrijke bosgebied Horsterwold.
36
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 7.1 Overzicht EHS-gebied Priembos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
37
Belang en schaalniveau Het gaat om een relatief klein gebied en daardoor is het belang beperkt. Door de strategische ligging aan de Hoge Vaart (inclusief groenstrook aan de noordzijde) en in de toekomst aan de verbindingszone OostvaardersWold, vormt het toch een belangrijke stapsteen in de keten van natuurgebieden in zuidelijk Flevoland, zowel voor soorten van natte als droge omstandigheden. Potentiële waarden Het bosgedeelte kan zich op termijn ontwikkelen tot een Essen-Iepenbos. Wanneer de ecologische verbindingszone OostvaardersWold, tussen de Oostvaardersplassen en Horsterwold, is aangelegd, komt deze zone tot vlakbij het Priembos komt te lopen. Dit biedt mogelijkheden voor soorten om zich vanuit de Oostvaardersplassen en het Horsterwold te vestigen in het Priembos (bijvoorbeeld Boommarter en Bunzing). Er liggen geen ambities om de beheertypen aan te passen. Soorten Broedvogels Buizerd, IJsvogel, Spotvogel, Wielewaal, Matkop, Zomertortel Zoogdieren Bever, Hermelijn, Wezel, Boommarter (pot.), Bunzing (pot.), Meervleermuis (pot.)
38
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 7.2 Natuurbeheertypen Priembos (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
39
8 Vaartbos Wettelijk- en beleidskader •
EHS: Waardevol gebied (figuur 8.1)
Gebiedskenmerken Het Vaartbos is, gelegen tussen de Hoge Vaart en het Horsterwold en beslaat en oppervlakte van 519 ha.. Het betreft een jong polderbos en is in beheer bij Staatsbosbeheer. Het bos is deels aangeplant tussen 1973 en 1985, maar meer dan de helft is na 1990 aangeplant. Het bos bestaat grotendeels uit Populier, met daarnaast Es, eik, Beuk, Esdoorn en Zoete kers, met een struiklaag van vooral Vlier. In het westelijke deel ligt tegen de Bosruitertocht een open gebied met enkele plassen en veel besdragende struiken. Aan de oostkant van het gebied ligt een villapark (buitenplaats Horsterwold); daarnaast grenst het bos aan een bedrijvenpark (Horsterpark). Het gebied wordt van het Horsterwold gescheiden door de drukke Gooise Weg (N305). Door en langs het gebied lopen verschillende wegen. Daarnaast loopt er een fietspad door het gebied en veel wandelpaden. In het gebied ligt een groot aantal wandelpaden. In een groot deel van het gebied dringt geluid en licht door vanaf de wegen (met name Gooise Weg), de bebouwing van Zeewolde, van het aangrenzende bedrijventerrein en van het Villapark. Abiotische kenmerken Het Vaartbos ligt op een hoogte van ruim 4m beneden NAP. De bodem bestaat uit homogene, kalkrijke kleigronden en deels uit zavel. De waterstand in het gebied bedraagt 5,2m beneden NAP, even hoog als in de Hoge Vaart. Actuele waarden en beheer N00.01 Nog te om te vormen nieuwe natuur (1,2 ha) Dit betreft een smalle strook langs de Bosruitertocht. N04.02 Zoete plas (4,2 ha) Deze tocht vormt een verbinding tussen de Hoge Vaart en de Horstertocht en loopt door onder de Bosruiterweg en Gooise Weg (N305). N16.02 Vochtig bos met productie (514,4 ha) Het gehele gebied valt onder dit beheertype. Het gaat om een vrij eenvormig multifunctioneel populierenbos met beperkte natuurwaarden. Het gebied is vooral van belang voor bos- en struweelvogels als Zomertortel, Koekoek en Spotvogel en zoogdieren Boommarter en Hermelijn. Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen het Vaartbos en Natura 2000-gebieden.
40
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 8.1 Overzicht EHS-gebied Vaartbos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
41
Ecologische Hoofdstructuur Het gebied vormt een droge stapsteen in de verbindingszone langs de Hoge Vaart. Het gebied sluit aan op Horsterwold en vormt samen met het Horsterwold en het Hulkesteinse bos het grootste vochtige bos in West-Europa. Na de realisatie van de verbindingszone OostvaardersWold vormt het gebied bovendien een belangrijke schakel in de verbinding tussen de Oostvaardersplassen en het Horsterwold. Belang en schaalniveau Het gebied bestaat uit vrij eenvormig, multifunctioneel bos. Samen met de aangrenzende bosgebieden Horsterwold en Hulkesteinse bos vormt het gebied echter wel het grootste vochtige bos op kleigrond van Nederland. Ook de strategische ligging langs de verbindingszone Hoge Vaart en in de toekomst als onderdeel van de verbindingszone OostvaardersWold, maakt het gebied tot een belangrijke droge stapsteen in de natuurverbindingen in zuidelijk Flevoland. Potentiële waarden Het Vaartbos kan zich op termijn ontwikkelen tot een Essen-Iepenbos. Het gebied ten westen van de Bosruitertocht wordt omgevormd tot Rivier- en moeraslandschap (N01.03). Hierdoor ontstaan er mogelijkheden voor een Vogelkers-Essenbos. De aanleg van de verbindingszone OostvaardersWold en verbetering van de ecologische verbinding met het Horsterwold, bieden mogelijkheden voor verschillende zoogdieren om zich te vestigen in het gebied, zoals Edelhert, Das en Boommarter. Zie figuur 8.3 voor de potentiële beheertypen van het Vaartbos Soorten Broedvogels Buizerd, Havik, IJsvogel, Spotvogel, Wespendief (pot.), Boomklever (pot.) Zoogdieren Bever, Boommarter, Bunzing, Hermelijn, Meervleermuis, Das (pot.), Edelhert (pot.)
42
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 8.2 Natuurbeheertypen Vaartbos (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 8.3 Potentiële beheertypen Vaartbos
43
44
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
45
9 Harderbroek Wettelijk- en beheerskader •
EHS: Waardevolle EHS (figuur 9.1)
Gebiedskenmerken Het ‘oude’ Harderbroek is een moerasgebied van bijna 200 ha. Het is gelegen tegenover Harderwijk en is ingericht in 1973. Het ‘nieuwe’ Harderbroek, ook wel Plan Roerdomp genoemd, is vanaf 2005 ingericht en is ruim 85 ha groot. Het hele gebied is in beheer bij Natuurmonumenten. Het gebied bestaat uit nat rietland met veel ondiepe plassen en enkele schrale graslanden, ruigtes, natuurlijk wilgenbos en populierenbos. In het Harderbroek staan ook twee kunstobjecten, één daarvan is een observatiehut. Door de wijze van inrichting heeft het Plan Roerdompgebied met een wandelpad enige vorm van recreatief medegebruik. De nabij gelegen Ganzenweg (N302, oostzijde) en de Knardijk (N707, zuidzijde) zorgen voor geluid en licht in het gebied. Vanaf de Knardijk is het Harderbroek goed beleefbaar en te overzien. Abiotische kenmerken In het overgrote deel van het gebied liggen zeekleigronden, zowel poldervaaggronden als nesvaaggronden. De oostpunt van het Harderbroek ligt op een voormalige strandwal en bestaat uit matig fijn zand en zijn kalkhoudend. Het gebied ligt op een hoogte van 2,2 tot 2,6 m –NAP en staat onder invloed van sterke kwel. De noordelijke rand van het gebied, inclusief het Plan Roerdomp, ligt iets lager, tussen 2,6 en 3,2 m –NAP. In het gebied Plan Roerdomp is hoogteverschil aangebracht. Aan de noordzijde van het Harderbroek bestaat nu een grondhoogteverschil van circa 0,7 m met het naastliggende landbouwgebied. Aan de westzijde bedraagt dit zelfs circa een meter. In het Harderbroek zijn bij de inrichting vier peilgebieden aangelegd. Het wateroverschot van peilgebied 2 wordt via twee stuwen afgevoerd naar peilgebieden 1 en 3. De hoofdafvoer van het gebied vindt plaats via peilgebied 4 (Plan Roerdomp). Sinds 2000 vindt hier een natuurlijk peilbeheer plaats (’s winters hoog, ’s zomers laag), waarbij het waterpeil door middel van stuwen wordt gehanteerd. Het gebied valt onder Grondwatertrap I. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (37,3 ha) De plassen vormen een uitwijkplaats voor (overwinterende) watervogels als Kuifeend en zelfs broedbiotoop voor Krooneend en Zomertaling. In de plassen komen de libellen Glassnijder, Vroege glazenmaker en Bruine korenbout voor. Het gebied herbergt veel soorten waterplanten, waaronder Drijvend fonteinkruid, Kikkerbeet en Groot blaasjeskruid. N05.01 Moeras (131,9 ha) De rietlanden in de Harderbroek bestaan uit waterriet en zijn daarom botanisch soortenarm, met als bijzondere planten Moerasvaren, Waterscheerling en Dotterbloem. Qua moerasvogels is dit gebied van belang, met als bijzondere soorten Porseleinhoen, Klein waterhoen, Snor, Woudaap, Lepelaar, Baardmannetje, Roerdomp en Bruine kiekendief.
46
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 9.1 Overzicht EHS-gebied Harderbroek.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
47
N05.02 Gemaaid rietland (32,7 ha) In het centrale deel van het oude Harderbroek ligt tegen de Knardijk aan een gebied met gemaaid rietland. Het beheer bestaat uit het één keer per jaar maaien van het riet in de winter. Dit gebied is van belang voor rietvogels zoals Roerdomp en Baardmannetje; daarnaast komen er grotendeels dezelfde bijzondere plantensoorten voor als in het moerasgedeelte van het Harderbroek. N10.01 Nat schraalland(4,5 ha) Aan de zuidzijde van het gebied liggen enkele natte schraallanden onder invloed van kwel, grenzend aan de Knardijk. De schraallanden worden één keer per jaar gemaaid, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. In dit deelgebied komt o.a. de Rietorchis voor en broeden kritische weidevogels zoals Watersnip en Gele kwikstaart. Ook de Ringslang is hier waargenomen. N10.02 Vochtig hooiland (14,3 ha) Aan de oostzijde van het Harderbroek liggen op de rand tussen het moeras en het bos enkele vochtige hooilanden. Deze percelen worden één of twee keer per jaar gemaaid. Ze bieden plaats aan bijzondere vogels zoals Watersnip en aan planten zoals Addertongvaren, Rietorchis en Waterkruiskruid. N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (27,2 ha) Op de in en rond het gebied aangelegde dijkjes komt kruiden- en faunarijk grasland voor; ook een groot perceel in het bos in de zuidoosthoek van het gebied valt onder dit natuurbeheertype. Op deze graslanden komen weinig bijzondere soorten voor, maar het wordt wel gebruikt als foerageergebied door Bruine- en Blauwe kiekendief en Roerdomp. In de zomer is hier Klein vlooienkruid aangetroffen op de overgang van water naar land (meded. Natuurmonumenten). N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (14,1 ha) In het oostelijk deel van het oude Harderbroek ligt een bosgebied rondom aan aangelegde beek, dat zich moet ontwikkelen tot beekbegeleidend bos. In dit deel van het Harderbroek komt ook veel kwel naar boven. Het bos dient als broedlocatie voor bosvogels als Nachtegaal en Spotvogel. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (14,3 ha) Dit betreft de randzone aan de noordkant van het oude Harderbroek en aan de noord- en oostzijde van het Plan Roerdompgebied. Deze bosstroken kunnen o.a. worden gebruikt als geleidingsstructuren voor vleermuizen bij het vliegen van en naar foerageergebied en verblijfplaats. Dit betreft soorten van halfopen en open landschappen, zoals Watervleermuis en Meervleermuis. Ook verschillende soorten vlinders en Grauwe klauwier kunnen hier van profiteren. Relaties Natura 2000-gebied Veluwerandmeren Het Harderbroek grenst vrijwel aan het Wolderwijd, dat onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied Veluwerandmeren en wordt daarvan gescheiden door een dijk, met daarop de Knardijk (N707). De uitwisselingsmogelijkheden tussen beide natuurgebieden zijn beperkt, met uitzondering van soorten die vliegen (vogels en vleermuizen), ook omdat er geen directe waterverbinding is tussen beide gebieden. De voor de Veluwerandmeren aangewezen Meervleermuis foerageert regelmatig boven de plassen in het Harderbroek. Ook de aangewezen broedvogels Roerdomp en Porseleinhoen broeden in het Harderbroek, terwijl de aangewezen niet-broedvogels Kleine en Wilde zwaan, Lepelaar, Grote zilverreiger, Nonnetje, Aalscholver en eenden (Kuifeend, Tafeleend en Krooneend) in de winter en het najaar het gebied gebruiken als rust- of foerageergebied.
48
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 9.2 Natuurbeheertypen Harderbroek (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
49
Ecologische Hoofdstructuur Het Harderbroek is strategisch gelegen in een keten van EHS-gebieden langs de oostrand van Flevoland. Tussen het Harderbroek en het volgende EHS-gebied, Horsterwold, ligt circa 10 kilometer agrarisch gebied. Hier wordt de ecologische verbindingszone Horsterwold-Harderbroek gerealiseerd. Naar het noordwesten toe verbindt de ecologische verbindingszone Knardijk het gebied met het Knarbos, en verderop met het Praamweggebied en de Oostvaardersplassen. Deze verbinding dient verbeterd te worden en versterkt, onder andere door de aanleg van poelen en door het vervolmaken van de faunapassage onder de Ganzenweg. Hierdoor kunnen reptielen, amfibieën en zoogdieren zich beter verplaatsen van het ene gebied naar het andere. Belang en schaalniveau Het Harderbroek vormt een belangrijkste stapsteen in de robuuste verbinding Natte as tussen de Vechtplassen en de IJsseldelta. Het belang van het Harderbroek ligt tevens in de centrale ligging in de verbinding van de Veluwerandmeren met de noordwestelijk gelegen Oostvaardersplassen. Hierbij speelt het gebied een rol als kerngebied voor met name moerasgebonden soorten en soorten van schrale graslanden. De belangrijkste natuurwaarden worden gevormd door het voorkomen van vele soorten moerasbroedvogels, zowel in het (zeer) natte als droge soortenspectrum. Potentiële waarden De ambitie voor dit gebied bestaat uit deels laten verlanden van de zoete plassen en het terugbrengen van het oppervlakte aan gemaaid rietland. Deze beheertypen maken hierbij plaats voor beheertype Moeras (N05.01). Dit biedt mogelijkheden voor soorten als Europese otter, Waterspitsmuis en Noordse woelmuis. De kans op verruiging is hierbij gering vanwege de voorkomende ganzenvraat en het gevoerde waterpeilbeheer. Om de randmeerbossen te verbinden met het Horsterwold, is het ontwikkelen van een ecologische verbinding gewenst vanaf het Harderbroek naar het Horsterwold. De potentiële beheertypen zijn weergegeven in figuur 9.3) Soorten Broedvogels Roerdomp, Kwak, Woudaap, Dodaars, Grauwe gans, Zomertaling, Bruine kiekendief, Havik, Buizerd, Porseleinhoen, Watersnip, Baardmannetje, Snor, Blauwborst, Spotvogel, Grote karekiet (pot.) Kleinst waterhoen, Lepelaar, Grote zilverreiger (pot.), Krooneend, Slobeend, Niet-broedvogels Lepelaar, Grote zilverreiger, Zeearend, Blauwe kiekendief, Kleine zwaan, Wilde zwaan, Krooneend, tafeleend, Kuifeend, Smient, Krakeend, Meerkoet Zoogdieren Bever, Meervleermuis, Watervleermuis, Otter (pot.), Waterspitsmuis (pot.), Noordse woelmuis (pot.) Reptielen Ringslang (pot.) Vissen Kleine modderkruiper, Winde (pot.)
50
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 9.3 Potentiële beheertypen Harderbroek
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Libellen Bruine korenbout, Glassnijder, Vroege glazenmaker Vaatplanten Addertongvaren, Kamgras, Klein vlooienkruid
51
52
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
53
10 Harderbos Wettelijk- en beheerskader • • •
EHS: Prioritair gebied, Waardevol gebied & Gebied begrensd als nieuwe natuur (figuur 10.1) Ecologische verbindingszone Milieutekort verdroging & Toplijst verdroging
Gebiedskenmerken Het Harderbos is gelegen op de grens van de gemeenten Zeewolde en Dronten, nabij het Veluwemeer. Het is 599 ha groot bosgebied en is in beheer bij Natuurmonumenten. Het bos is vanaf 1968 aangeplant en bestaat uit vochtig loofbos en open ruimten met grazige vegetaties, ruigten, poelen, kwelplassen en moeras. Het Harderbos wordt doorsneden door de Hoge Dwarsvaart, de Strandgapertocht/Hardertocht en de Pluvierentocht. De populier is hier de toonaangevende boomsoort. Het oostelijke deel is met het oog op recreatie kleinschaliger ingericht. Het gebied tussen Harderbosweg en Hoge Dwarsvaart (De Slurf), kenmerkt zich door openheid en grazige vegetaties. Aan de oostkant van het Harderbos ligt het Broekbos. Dit bos bestaat uit (nat) bos, moeras, rietland en de Broekplas. Het gebied grenst aan de Ganzenweg (N302) (zuidwesten), Harderbosweg (N306) (oosten) en de Karekietweg (oosten en noorden) en Sternweg (westen). Tussen het Harderbos en het Harderbroek ligt het recreatiegebied Harderwold. Dit recreatiegebied valt buiten de EHS. In het Harderbos wordt extensief gerecreëerd. Geluid- en lichtinval in het gebied is voornamelijk afkomstig van het verkeer langs de provinciale wegen. Daarnaast ligt aan de zuidoostzijde van het gebied een druk bezocht recreatiegebied aan het Veluwemeer. In het kader van het project ‘Waternetwerken in de Oostrand’ is een deel van het Harderbos vernat door het creëren van beken en waterpartijen en het afsluiten en omleggen van bestaande watergangen. Daarmee wordt het kwelwater in het gebied langer vastgehouden. In een deel van het gebied vindt begrazing plaats door Schotse Hooglanders. Abiotische kenmerken Het Harderbos ligt grotendeels op wat zwaardere, voedselrijke kleigrond met kalkrijke poldervaaggronden. Langs de zuidrand van het gebied liggen twee zandkoppen met sterke kwel. Het gebied ligt op 3m -NAP, redelijk hoog ten opzichte van de agrarische omgeving. Aan de kant van het Veluwemeer worden hoge grondwatertrappen aangetroffen (GWT II), terwijl de noordkant van het gebied droger is (GWT VII). De waterkwaliteit is zodanig dat bijzondere soorten als Watersnip, Krabbenscheer, Gevlekte witsnuitlibel en Weidebeekjuffer voorkomen. De vaarten en tochten in het gebied hebben een drainerende werking op het Harderbos. De Pluvierentocht is mede hierom afgedamd en omgelegd. Hierdoor heeft de toch enkel nog een drainerdende werking op een relatief korte bosstrook aan de buitenrand van het Harderbos (meded. Natuurmonumenten). Het Broekbos is door de provincie aangewezen als behorende tot de TOP-lijst verdroging. In het zuidoostelijke en zuidwestelijke deel van het gebied is sprake van kwel.
54
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 10.1 Overzicht EHS-gebied Harderbos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
55
Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (31,3 ha) Dit betreft de waterpartijen in het Harderbos, waaronder de Lepelaar, de Broekplas en de tochten en vaarten. De tochten en vaarten zijn van belang voor Winde, Rivierdonderpad en Kleine modderkruiper. Daarnaast vormen de tochten en het open water geschikt foerageergebied en vliegroute voor soorten als Rosse Vleermuis, Watervleermuis en Meervleermuis. In het Broekbos en de Lepelaar is Krabbenscheer aanwezig men komen Gevlekte witsnuitlibel en Bruine winterjuffer voor. Nabij de Hoge Dwarsvaart is de Ringslang waargenomen en in het gebied is in 2010 een beverburcht vastgesteld (mondelinge meded. Natuurmonumenten). De oevers van de Hoge Dwarsvaart zijn natuurvriendelijk ingericht. N05.01 Moeras (25,8 ha) De moerassige gebieden zijn van belang voor soortgroepen als libellen, amfibieën, moeras- en watervogels, enkele zoogdieren en voor de Ringslang. Het moerasdeel van het Broekbos is van grote waarde voor broedvogels, zoals Roerdomp, Snor, Porseleinhoen en Baardmannetje (Van de Water 2004, 2005). Krooneenden uit het Veluwemeer kunnen hier in hoge concentraties (soms meer dan 200) rusten en foerageren. N05.02 Gemaaid rietland (2,4 ha) Dit beheertype betreft enkele rietvelden van het Broekbos. Deze dienen als broedgebied voor moerasvogels als Baardmannetje. N10.2 Vochtig hooiland (3,2 ha) Dit betreft de zuidelijke rand van het gebied Broekbos. N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (59,7 ha) Op verschillende plaatsen in het gebied zijn percelen grasland aanwezig. Deze zorgen voor meer afwisseling in het landschap. Op de overgangen van grasland naar bos biedt dit broedgelegenheid voor allerlei zangvogels, en leefgebied voor vlinders en libellen, waaronder Vroege glazenmaker. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (317,5 ha) Het Harderbos is een jong polderbos met veel loofhout en enkele percelen naaldhout. Het bos omvat een groot aantal boomsoorten, zoals Populier, Wilg, Es, Esdoorn, Beuk, Iep, eik, Linde, Kers, Hazelaar en Tamme kastanje. Een deel van het gebied is van 2005 tot 2009 vernat in het kader van het Pilotprogramma Waterberging-Natuur (Van Manen et al. 2008). In het gebied worden soorten aangetroffen als Kleine bonte specht, Wielewaal, Boommarter, Groot heksenkruid en Bosandoorn. Door het voedselrijke karakter van het gebied, herbergt het een grote biomassa (meded. Natuurmonumenten). N16.02 Vochtig bos met productie (101,5 ha) Dit beheertype betreft delen ten westen van de Hoge Dwarsvaart. Ook dit gebied is in potentie van belang voor soorten als Das en verscheidene bosvogels als Boomvalk. In 2007 is een groot deel van de populieren ten westen van de Hoge Dwarsvaart omgewaaid als gevolg van een zware storm. Dit gebied herbergt soorten als Boommarter, Wielewaal, Buizerd en Havik. N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (4,1 ha) Dit betreft een bosstrook ten oosten van de Hoge Vaart.
56
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 10.2 Natuurbeheertypen Harderbros (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
57
N00.01 Nog om te vormen naar natuur (53,2 ha) Aan de westzijde wordt het bosje ‘De Houtsnip’ versterkt door de inrichting van 19 ha extra natuur(bos). Hierdoor ontstaat een ongeveer 350 m brede strook langs de dijk. De drie percelen in deze strook zijn nu nog intensief in gebruik als akker en agrarisch grasland. Aan weerszijden van de golfbaan langs de Ganzenweg wordt een strook nieuwe natuur aangelegd, die moet zorgdragen voor een goede verbinding met het Harderbroek. De Pluvierentocht wordt ingericht met natuurvriendelijke oevers. Relaties Natura 2000-gebieden Het Harderbos wordt door middel van de Harderdijk gescheiden van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Via de Hoge Dwarsvaart is er een aquatische verbinding tussen het Veluwemeer en de tochten binnen het gebied. De Hoge Dwarsvaart, maar ook de beschutting die het Harderbos biedt tegen harde wind, is (mogelijk) van belang voor de aangewezen Meervleermuis. De plassen, poelen en vaarten binnen het gebied fungeren als broedgebied voor moerasvogels, maar ook als foerageergebied van aangewezen soorten als Lepelaar, Grote zilverreiger en Roerdomp. Opmerkelijk is het gebruik van de Broekplas door Krooneend. Enkele honderden exemplaren van deze aangewezen soort gebruikt de Broekplas jaarlijks als rust- en foerageerplaats. Ecologische Hoofdstructuur Het Harderbos ligt in een brede zone langs de oostrand van Flevoland die onderdeel uitmaakt van de EHS. Het gebied bestaat voor een groot deel uit bos en levert daarom een bijdrage aan de boscomponent van de EHS. Vanwege de aanwezigheid van een aantal waterpartijen vervult het gebied ook een rol als natte en open verbinding tussen Kievitslanden en Harderbroek. Via de ecologische verbindingszones Hoge Vaart en Larservaart is het gebied ook verbonden met bosgebieden in midden-Flevoland, zoals Larserbos en Knarbos. Tussen het Harderbos en het Harderbroek ligt de Ganzenweg (N302). Deze gebieden zijn verbonden door de grote faunapassage ‘De Baardman’ en door een ecoduiker halverwege de Ganzenweg. Het gebied vormt een belangrijke droge en natte stapsteen in de ecologische verbinding langs de oostrand van Flevoland. Daarnaast loopt er vanuit het Harderbos ook een ecologische verbinding met de Veluwe via enkele eilandjes in het Veluwemeer. Belang en schaalniveau Het Harderbos levert met ruim 300 ha bos een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van de EHS voor bosvogels in Flevoland. Ook aan de doelstelling voor moerasvogels, vleermuizen en libellen levert het gebied een belangrijke bijdrage, door de aanwezigheid van vaarten, plassen en moeras. Daarnaast is het gebied een belangrijke stapsteen voor de robuuste verbinding Natte As tussen de Vechtplassen en de IJsseldelta. Potentiële waarden Ten westen van de Hoge Vaart wordt het areaal Haagbeuken- en essenbos (N14.03) uitgebreid. Hierdoor komen percelen met het beheer Vochtig bos met productie (N16.02) te vervallen. Ter hoogte van de camping en het bungalowpark wordt een deel beheerd als Rivier- en beekbegeleidend bos (N14.01) (zie figuur 10.3). Dit geldt ook voor het natuurontwikkelingsgebied ten zuiden van de golfbaan. Soorten als Bever en Boommarter kunnen hiervan profiteren. Voor een zich voortplantende ringslangpopulatie zijn broeihopen aangelegd. Door de aanleg van de geplande kleinere en grotere ecologische verbindingen zullen mogelijkheden worden gecreëerd voor uitwisseling van soorten tussen diverse EHS-gebieden. Zie figuur 10.3 voor de potentiële beheertypen van het Harderbos.
58
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 10.3 Potentiële beheertypen Harderbos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
59
Soorten Broedvogels Dodaars, Grauwe gans, Roerdomp, Porseleinhoen, Buizerd, Havik, Watersnip, IJsvogel, Spotvogel, Bruine kiekendief, Baardmannetje, Blauwborst, Snor, Boomklever, Boomvalk, Wielewaal, Kleine bonte specht Niet-broedvogels Lepelaar, Grote zilverreiger, Krooneend, Zoogdieren Bever, Das, Boommarter, Eekhoorn (pot.), Meervleermuis, Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Gewone dwergvleermuis Laatvlieger, Bunzing, Hermelijn, Wezel, Dwergmuis Reptielen Ringslang Vissen Rivierdonderpad, Kleine modderkruiper, Winde Libellen Glassnijder, Gevlekte witsnuitlibel, Bandheidelibel, Weidebeekjuffer, Smaragdlibel, Vroege glazenmaker, Bruine winterjuffer Planten Rietorchis, Krabbenscheer, Steenanjer, Dwergviltkruid
60
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
61
11 Knarbos Wettelijk- en beleidskader • •
EHS: Waardevol gebied, Overige EHS, Nieuwe natuur (figuur 11.1) TOP-lijst verdroging
Gebiedskenmerken Het EHS-gebied Knarbos is gelegen op de grens van Oostelijk- en Zuidelijk Flevoland, aan weerszijde van de Knardijk. Het is een circa 490 ha groot natuurgebied dat in beheer is bij Het Flevo-landschap. Het gebied is ontstaan in de jaren ’60 en ‘70 en bestaat uit een viertal elementen, te weten het Knarbos Oost, Knarbos West, Stuifketel en Wilgenreservaat. Het gebied wordt omgeven door grootschalig intensief landbouwgebied. Het Knarbos Oost en West vormen een bosgebied aan weerszijden van de Knardijk. Het bos is aangeplant tussen 1973 en 1975. In beide delen ligt een plas (Knarplas en Beverplas). In het oostelijk deel ligt een groot open terrein, met daarin de eerder genoemde Knarplas, ook wel de Knarvennen genoemd. De Stuifketel ligt ten noordwesten van het Knarbos. Dit kleine gebied zou zich moeten hebben ontwikkeld tot een stuifzandgebiedje. Het gebied bleek echter te klein om te functioneren als stuifzandgebied en bestaat uit een afwisseling van bos met open zandige schrale delen en een poel (Koopmans en Miedema 2008). Het Wilgenreservaat betreft een natuurlijk ontwikkeld wilgenbos, dat is aangewezen als bosreservaat, met daarin enkele plassen. In het met Schietwilgen begroeide gebied ligt een voormalige zandwinput, die grotendeels is dichtgegroeid. Het gebied wordt doorsneden door de Vogelweg (N706), Knarweg en de Knardijk. Vooral de Vogelweg vormt een belangrijke barrière die het gebied van zuidwest naar noordoost in twee stukken verdeelt. Langs de Knardijk is aan één kant een faunapassage onder de weg aangelegd. Recreatief medegebruik van het gebied vindt plaats in de vorm van meerdere fietspaden, wandelroutes en een golfparcours in het zuidoostelijke deel (Koopmans & Miedema 2008). Abiotische kenmerken Het EHS-gebied Knarbos ligt op 3 tot ruim 4 meter beneden NAP. In de noordelijke richting is sprake van een lichte gradiënt van laag naar hoog. Het gebied ligt hoger dan het nabij gelegen landbouwgebied. Aan de zijkanten van het gebied gaat zand over in zware klei. Het gehele boscomplex ligt grotendeels op een welving van de pleistocene zandbodem, die hier en daar onder de relatief dunne (plaatselijk < 0,5 m) Zuiderzee kleilaag ligt. Het Wilgenreservaat ligt op lichte klei en zavelgrond. Het gebied kent een bijzondere waterkwaliteit, doordat kwelwater dat afkomstig is van de Veluwe, door de zandlaag naar boven komt. Omdat het omliggende landbouwgebied lager ligt dan het bosgebied en de afwatering is afgestemd op de landbouw (grondwaterpeilen tussen -5 en -5,5 m NAP), treedt verdroging op in het Knarbos en voornamelijk in de Knarplas. Deze plas valt in de loop van het voorjaar droog en is om deze reden opgenomen in het Plan van Aanpak Verdroging van de provincie Flevoland (Kersten et al. 2007).
62
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 11.1. Overzicht EHS-gebied Knarbos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
63
Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (6,3 ha) Dit betreft de Knarplas in Knarbos Oost en de Beverplas in Knarbos West. In de huidige situatie zijn beide plassen van beperkt belang voor broedvogels van open water; de Dodaars is hier waargenomen als broedvogel. De Knarplas is één van de beste libellengebieden van Flevoland. In het gebied komen onder andere Bruine winterjuffer, Zwervende en Tengere pantserjuffer voor (meded. E. Colijn). In de Beverplas is een beverburcht aangetroffen. In en langs de rand van de Knarplas zijn de in Flevoland schaarse Veenpluis, Naaldwaterbies en Waterpostelein waargenomen (Koopmans & Miedema 2008). De Grote zilverreiger wordt incidenteel foeragerend waargenomen in de Beverplas (www.waarneming.nl). N05.01 Moeras (1,4 ha) Het moerasgedeelte bestaat uit het natte deel ten noorden en in het verlengde van de Knarplas. Dit gebied vormt voortplantingsgebied voor onder andere de Sprinkhaanzanger. Hier werd in 2007 de in Flevoland schaarse Borstelbies aangetroffen (Koopmans & Miedema 2008). N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (52,0 ha) Dit beheertype betreft het westelijke deel van Stuifketel, de Knarvennen en enkele kleinere delen in Knarbos Oost en West. De Knarvennen is botanisch interessant met een soort als de beschermde Rietorchis en de in Flevoland schaarse planten Knolrus, Borstelbies en Fraai duizendguldenrkuid (meded. Flevo-landschap). Tevens vormt de Knarvennen broedgebied van Graspieper en Sprinkhaanzanger (Koopmans & Miedema 2008 en NDFF). N12.06 Ruigteveld (50,4 ha) De open terreinen met riet in het Wilgenreservaat zijn al langere tijd aan het verruigen waardoor er een ruigteveld is ontstaan. Hier groeit onder andere de zeldzame Gebogen driehoeksvaren en de Moeraswespenorchis (meded. Flevo-landschap). Door de aanwezigheid van schoon, kalkrijk water, komen in het Wilgenreservaat soorten voor als Rode ogentroost. De ruigtevelden worden niet actief beheerd (meded. Flevo-landschap). N14.03 Haagbeuken- en essenbos (370,6 ha) Alle bospercelen in het gebied worden tot dit natuurbeheertype gerekend. Toch zijn er grote verschillen. Het wilgenbos in het Wilgenreservaat heeft zich ongestoord kunnen ontwikkelen sinds de inpoldering van zuidelijk Flevoland in 1968. Het Knarbos bestaat deels uit aangeplante populieren, met daarnaast Es, eik en Esdoorn. Dit bosgebied heeft een bijzondere vorm met veel randlengte. De ondergroei bestaat uit brandnetels en op open plekken is opslag van vlier, meidoorn en wilg. In Knarbos Oost is de Grote keverorchis aangetroffen. Het bos is van belang voor broedvogels als Nachtegaal en Wielewaal en een relatief groot aantal roofvogels (Sperwer, Havik en Buizerd) In de Stuifketel zijn Glassnijder en Vroege glazenmaker aangetroffen (Koopmans & Miedema 2008). N00.01 Nog te ontwikkelen natuur (9,4 ha) De nog te ontwikkelen natuur in het Knarbos bestaat nu uit twee akkers, die in agrarisch gebruik zijn.
64
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 11.2. Natuurbeheertypen Knarbos (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
65
Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen het EHS-gebied Knarbos en Natura 2000-gebieden. Ecologische Hoofdstructuur Het EHS-gebied Knarbos vormt een belangrijke stapsteen in de natte en droge ecologische verbindingszone Knardijk. Dit geldt vooral voor het Wilgenreservaat en Knarbos West, omdat die direct aan de Knardijk grenzen. Via deze ecologische verbindingszone worden het Knarbos en andere natuurgebieden in Flevoland, zoals Hollandse Hout, Oostvaardersplassen, Harderbroek en De Burchtkamp met elkaar verbonden. Via de Vogeltocht en Vogelweg is enige uitwisseling mogelijk met de EHS-gebieden Larservaartbos en Larserbos. Via de tochten aan weerszijden van de Knardijk en de Eendentocht, sluiten de Beverplas en Knarplas aan op de natte verbindingszones langs de Larservaart, Lage Vaart en Hoge Vaart. Op deze manier wordt het Knarbos verbonden met moerasgebieden als Harderbroek, Praambos en Oostvaardersplassen. Belang en schaalniveau Het EHS-gebied Knarbos is van belang als bosgebied voor bosvogels en als stapsteen in de ecologische verbindingszone Knardijk. Rond de plassen in het Knarbos-Oost groeien de soorten Naaldwaterbies, Borstelbies en Waterpostelein. Deze soorten zijn zeldzaam in de provincie Flevoland. Het Knarbos is van belang voor roofvogels, bosvogels en libellen. Potentiële waarden De ambitie voor de Knarplas betreft een omvorming naar zwakgebufferd ven (N06.05). Veel vogelsoorten, maar ook Ringslang en Rugstreeppad, kunnen profiteren als verdroging van het gebied wordt tegengegaan. Het is de bedoeling dat de grote akker wordt omgevormd tot een grote plas (N04.02), die in open verbinding komt te staan met de Beverplas. De kleinere akker wordt ingericht als kruiden en faunarijk grasland (N12.02). Knarbos Oost kan zich ontwikkelen tot een meer natuurlijk Essen-Iepenbos, met gevarieerde overgangen van het bos naar de omliggende gebieden. Deze ontwikkelingen zullen ten goede komen aan bosvogels, insecten en vleermuizen. Mogelijk zullen soorten als Das en Boommarter zich in het gebied vestigen. Zie figuur 13.3 voor de potentiële beheertypen van het Knarbos. Soorten Broedvogels Dodaars, IJsvogel, Havik, Buizerd, Grauwe klauwier (pot.), Spotvogel, Kneu, Nachtegaal, Wielewaal, Putter, Boomklever (pot.), Matkop, Grauwe vliegenvanger Zoogdieren Bever, Das (pot.), Boommarter (pot.), Gewone dwergvleermuis Wezel, Hermelijn, Bunzing, Reptielen Ringslang (pot.) Amfibieën Rugstreeppad (pot.)
66
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 11.3 Potentiële beheertypen Knarbos.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
67
Libellen Glassnijder, Vroege glazenmaker, Zwervende pantserjuffer, Bruine winterjuffer Dagvlinders Bruin blauwtje Overige ongewervelden Rode bosmier Planten Rode ogentroost, Brede wespenorchis, Grote keverorchis, Naaldwaterbies, Waterpostelein, Veenpluis, Knolrus, Borstelbies, Fraai duizendguldenrkuid, Moeraswespenorchis
68
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
69
12 EVZ Knardijk incl. EVZ Knardijk-Ooievaarplas Wettelijk- en beleidskader •
EHS: Ecologische Verbindingszone, Waardevol gebied & Gebied begrensd als nieuwe natuur (figuur 12.1)
Gebiedskenmerken Deze ecologische verbindingszone met een oppervlakte van 90 ha en een lengte van bijna 10 km tussen de Lage Vaart en het Wolderwijd, bestaat uit een dijk die de waterscheiding vormt tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. De dijk die beheerd wordt door Waterschap Zuiderzeeland, is begroeid met kruidenrijk grasland, met aan de onderzijde onregelmatig enkele struiken (Kersten et al. 2007). Een nog aan te leggen strook nieuwe natuur tussen de Knardijk en de Ooievaarplas en een verbinding tussen de Hoge Vaart en Harderbroek dienen deze verbinding te completeren tussen de Veluwerandmeren en de Oostvaardersplassen. Via de onder de A6 doorlopende Lepelaartocht wordt een open verbinding gerealiseerd met de Oostvaardersplassen. De dijk wordt grotendeels begraasd door schapen. Over het grootste deel van de Knardijk loopt een fietspad van beton. Alleen over het meest zuidelijke deel bij het Harderbroek loopt een klinkerweg over de dijk, die ook door autoverkeer wordt gebruikt. Langs beide zijden van de dijk loopt een tocht, deels met natuurlijke oevers. Tussen de Hoge Knarsluis en het Knarbos staat een aantal windmolens aan de noordzijde van de dijk. Veeroosters op het fietspad, hekken rond de begraasde delen en grotere kruisende wegen (Vogelweg N706, Gooise weg N305 en Rijksweg A6) vormen knelpunten in de verbindingszone. Abiotische kenmerken De Knardijk bestaat uit zand en ligt grotendeels op zware, voedselrijke kleigrond, die onder invloed staat van kwel, de zogenaamde hydrokleivaaggronden. Ter hoogte van het Knarbos ligt een welving van de pleistocene zandbodem, die hier onder een dunne kleilaag ligt. De Knardijk heeft aan weerszijden een sloot. De sloot aan de zuidwestzijde, de Ooievaarstocht, loopt via een duiker onder de Vogelweg door, maar heeft (nog) geen verbinding met de Hoge Vaart. De sloot aan de noordoostzijde, de Knartocht, heeft (nog) geen verbinding onder de Vogelweg. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (5,6 ha) De Ooievaarstocht is ter hoogte van het westelijke deel van het Knarbos verbreed en ingericht met natuurlijke oevers. Hierdoor is dit deelgebied geschikt geworden voor de Bever. N05.01 Moeras (1,9 ha) Er is geen informatie voorhanden over dit gebied. N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (87,3 ha) Het dijklichaam van de Knardijk bestaat uit grasland en wordt begraasd met schapen. De graslanden worden niet ecologisch beheerd en worden daarom zo nu en dan gemaaid met een klepelmaaier, waarbij het gemaaide gras niet wordt afgevoerd. Er is weinig bekend over planten en broedvogels die hier voorkomen. Wel bekend is dat de dijk regelmatig gebruik wordt door roofvogels om er te foerageren, waaronder de Bruine en Blauwe kiekendief (Kersten et al. 2007).
70
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 12.1. Overzicht Ecologische Verbindingszone Knardijk (gedeelte in gemeente Zeewolde) (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
71
N12.06 Ruigteveld (0,9 ha) Er is geen informatie voorhanden over dit gebied. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (0,9 ha) Er is geen informatie voorhanden over dit gebied. N16.02 Vochtig bos met productie (0,7 ha) Er is geen informatie voorhanden over dit gebied. N00.01Nog om te vormen naar natuur (12,7 ha) De strook tussen de Knardijk en de Ooievaarplas is begrensd als nog om te vormen natuur. Modellen Ecologische verbindingszone Salamander en pad Langs de vaarten aan weerszijden van de Knardijk zijn speciaal voor amfibieën natuurlijke, doorgaande oevers aangelegd met riet, ruigten en struwelen en zijn op enkele plekken poelen aangelegd. Das en Ree Begroeiing met struiken; om de paar kilometer grote stapstenen langs de verbindingszone (Wilgenreservaat/Knarbos, Hoge Vaartbos en Harderbroek). Otter en Waterspitsmuis Langs de vaarten aan weerszijden van de Knardijk zijn natuurlijke, doorgaande oevers aangelegd met riet, ruigten en struwelen. Blankvoorn en libel Speciaal voor libellen zijn op verschillende plekken langs de dijk poelen gegraven. Knelpunt voor de verspreiding van vissen vormen de verschillende waterpeilen die in de sloten langs de dijk gehanteerd worden en het feit dat er geen open verbinding is met zowel de Hoge Vaart als de Lage Vaart, waardoor er weinig uitwisseling plaatsvindt met vissen elders in Flevoland. Relaties Natura 2000-gebieden De Knardijk vormt een verbinding tussen de Natura 2000-gebieden Oostvaardersplassen in het noordwesten en de Veluwerandmeren in het zuidoosten. Het verband tussen de Knardijk en de Natura 2000-gebieden is op dit moment beperkt. De Knardijk wordt wel regelmatig gebruikt als foerageergebied door kiekendieven en andere aangewezen broedvogelsoorten van de Oostvaardersplassen. Ecologische Hoofdstructuur De Knardijk vormt een belangrijke schakel in het netwerk van ecologische verbindingszones in zuidelijk en oostelijk Flevoland, doordat ze in directe verbinding staat met de Hoge en Lage Vaart. De verbindingszone verbindt natuurgebieden ten zuidwesten van Lelystad (Oostvaardersplassen, Hollandse Hout, Praamweg, Bufferstrook, Reigerplas/Ooievaarplas) met gebieden in het midden (Knarbos en Wilgenreservaat) en langs de Veluwerandmeren (Harderbroek, Harderbos en Wolderwijd). De dijk doet dienst als trekroute en geleiding voor verschillende vogelsoorten (tapuiten, kwikstaarten, zwaluwen), als trekroute voor vlinders en libellen en als geleidingselement voor vleermuizen (Laatvlieger, Meervleermuis) en kiekendieven.
72
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 12.2. Natuurbeheertypen E VZ Knardijk (gedeelte in gemeente Zeewolde) (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
73
Belang en schaalniveau Doordat de dijk een droge en natte ecologische verbinding vormt tussen de Natura 2000-gebieden Oostvaardersplassen en Veluwerandmeren, is deze van nationaal belang. Daarnaast vormt het een belangrijke verbinding tussen de EHS-gebieden in het zuidelijke deel van Flevoland. Omdat de verbindingszone nog niet optimaal is ingericht, is het actuele belang op dit moment nog beperkt. Potentiële natuurwaarden De strook is als een natte én droge verbinding in te richten met kruidenrijk- en faunarijk grasland (N12.02), afgewisseld met struweel, ruigte, poelen en natuurvriendelijke oevers (meded. Flevolandschap). Deze strook completeert de verbinding Veluwemeer-Oostvaardersplassen. Via de Reigerplas en de onder de A6 doorlopende Lepelaartocht wordt het Oostvaardersplassengebied bereikt. De combinatie van de graslanden met veel insecten en verspreid staande struiken biedt mogelijkheden voor Roodborsttapuit, Paapje en Grauwe klauwier om zich te vestigen in de verbindingszone. Door aan één kant een brede natte zone langs de Knardijk te realiseren en het water te laten aansluiten op de Hoge en Lage Vaart, wordt de dijk beter geschikt als natte verbindingszone voor vissen (Paling en Winde), reptielen (Ringslang) en libellen (Vroege glazenmaker en Glassnijder); daarnaast kan hierdoor de waterkwaliteit verbeteren, omdat de kwel die langs een deel van de Knardijk omhoog komt, meer ruimte krijgt (Kersten et al. 2007). Zie figuur 18.3 voor de potentiële beheertypen van de Knardijk. Soorten Broedvogels Veldleeuwerik, Graspieper, Blauwborst, Roodborsttapuit (pot.), Paapje (pot.), Grauwe klauwier (pot.) Niet-broedvogels Bruine kiekendief, Blauwe kiekendief, Kleine zilverreiger (pot.), Grote zilverreiger (pot.) Zoogdieren Bever, Bunzing, Wezel, Hermelijn, Das (pot.), Waterspitsmuis (pot.), Meervleermuis, Watervleermuis, Laatvlieger, Ruige Dwergvleermuis Reptielen Ringslang Vissen Kleine modderkruiper, Paling, Winde (pot.) Libellen Vroege glazenmaker (pot.), Glassnijder (pot.) Dagvlinders Bruin blauwtje Planten Rietorchis, Kamgras (pot.), Wollige distel (pot.)
74
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 21.3 Potentiële beheertypen EVZ Knardijk
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
75
13 EVZ Horsterwold- Harderbroek Wettelijk- & beleidskader •
EHS: Ecologische verbindingszone (figuur 13.1)
Gebiedskenmerken Als alternatief voor de verbindingszone Hoge Vaart moet langs de zuidzijde van bedrijventerrein Trekkersveld een ecologische verbindingszone worden gerealiseerd van regionaal niveau voor droge en natte soorten (Arcadis 2000). Het is nog niet duidelijk waar deze verbindingszone tussen de EHSgebieden Horsterwold en Harderbroek exact wordt gerealiseerd. Waarschijnlijk komt de zone voor een deel langs de zuidzijde van de Gooise Weg te liggen. Hier ligt nu al een strook bosaanplant met daarnaast een sloot tussen Horsterwold (Spiekweg tussen Zeewolde en bedrijventerrein Trekkersveld) en de Knardijk. De gehele strook tussen de Gooise Weg en de Ossenkampweg komt in aanmerking voor realisatie van de zone. In dit gebied liggen nu nog twee akkerbouwbedrijven en een waterwingebied van Vitens. Dit gebied bestaat uit grasland. Abiotische kenmerken Er zijn geen gegevens bekend over de abiotische kenmerken van dit gebied. Model EVZ Salamander en Pad Om de verbindingszone geschikt te maken voor soorten die bij dit model passen dient de zone te bestaan uit een mozaïek van plas-drasbermen, vochtig grasland, ruigtes, struwelen en kleine bosschages met een minimale breedte van 10 tot 15 meter. Daarnaast dienen enkele stapstenen, met een onderlinge afstand van enkele kilometers, gerealiseerd te worden. Ook moet er een open verbinding komen met het open water en dient de waterloop barrièrevrij ingericht te worden, wil de verbinding tevens voldoen aan de eisen voor aquatische fauna. Het terrein van waterbedrijf Vitens aan de Ossenkampweg kan dienst doen als stapsteen. In totaal zijn ongeveer drie stapstenen nodig om de verbindingszone optimaal te laten functioneren. Das en Ree Om aan de eisen van dit model te voldoen, moet de zone bestaan uit een brede corridor van kleinschalige elementen. De kern hiervan dient gevormd te worden door een houtsingel van ca 25 meter breedte en bosjes (stapstenen) van enkele hectares, eventueel aangevuld met een strook van ongeveer 500 meter met landschapselementen als houtsingels, heggen en kleine bosjes (t.b.v. Das). De strook bosaanplant langs de Gooise weg kan als begin van deze houtsingel gezien worden. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas Dit betreft een poel ongeveer halverwege het traject van deze ecologische verbindingszone. De actuele natuurwaarden zijn onbekend.
76
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 13.1 Overzicht Ecologische Verbindingszone Horsterwold – Harderbroek.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
77
N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland Dit betreft een klein perceel ter hoogte van de Knardijk. De actuele natuurwaarden zijn onbekend. De verbindingszone bestaat in de huidige situatie uit een smalle strook bomen tussen de Gooise Weg (N305) en een sloot (Snortocht). Er zijn op dit moment nog niet of nauwelijks natuurwaarden in de verbindingszone aanwezig. Relaties Ecologische Hoofdstructuur Deze zone moet op termijn de ecologische verbinding vormen tussen het Horsterwold en het Harderbroek. Hierdoor wordt een keten van natuurgebieden langs de oostrand van Flevoland met elkaar verbonden. De zone sluit bovendien aan op de verbindingszone langs de Knardijk, die een belangrijke verbinding vormt richting Lelystad en op de Hoge Vaart (via het Vaartbos). Belang en schaalniveau De verbindingszone langs de Hoge Vaart ter hoogte van Zeewolde kan niet goed functioneren door de aanwezigheid van bedrijventerrein Trekkersveld. Dit bedrijventerrein heeft uitbreidingsplannen ten noorden van de Hoge Vaart. De realisatie van deze verbindingszone is van regionaal belang voor de droge en natte natuur in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland. Potentiële waarden Als de zone gerealiseerd is, dan zijn er mogelijkheden voor zowel droge soorten (Boommarter, Das) als voor natte soorten (Bever, Ringslang), om zich via deze zone te verplaatsen van Horsterwold naar Harderbroek en vice versa. Dit kan leiden tot vergroting van het verspreidingsgebied van deze soorten. Soorten Zoogdieren Bunzing, (pot.), Hermelijn (pot.), Wezel (pot.), Bever (pot.), Boommarter (pot.), Das (pot.), Meervleermuis (pot.) Amfibieën Rugstreeppad (pot.), Reptielen Ringslang (pot.)
78
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 13.2 Natuurbeheertypen EVZ Horsterwold-Harderbroek (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
79
14 EVZ Hoge Vaart Wettelijk- en beheerskader •
EHS: Ecologische verbindingszone & Waardevol gebied (figuur 14.1)
Gebiedskenmerken De Hoge Vaart vormt de ecologische verbinding van het Ketelmeer door oostelijk en zuidelijk Flevoland naar de Randmeerzone. De vaart is eigendom van de Provincie Flevoland en wordt beheerd door Waterschap Zuiderzeeland. De vaart loopt via het Harderbos en Horsterwold naar de Stichtse Putten. Deze verbinding is vooral van lokaal belang voor ‘natte soorten’. Langs de Hoge Vaart bevinden zich verschillende bosjes, waaronder het Karekietbos, met verschillende poelen. De bosjes zijn in beheer bij Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en vormen stapstenen in de verbinding. De oevers zijn gedeeltelijk natuurvriendelijk ingericht. Elementen, zoals oevers met plas-drasbermen, zijn van belang voor de biotoop van soorten. Het doel is het creëren van barrièrevrije waterloop met riet, overgaand in vochtig grasland, ruigten, struwelen en kleine bosschages. Er zullen stapstenen worden ingericht die uit een combinatie bestaan van geïsoleerde poelen, omgeven door rietruigte en inundatievlaktes, inhammen en vochtig grasland, struwelen en bosschages. De Hoge Vaart wordt gebruikt voor beroepsvaart en voor recreatievaart. De inrichting en het beheer van de vaart en de oevers zijn daar dan ook op gericht. Zo zijn er op verschillende punten aanlegsteigers gerealiseerd. De vaart wordt veel door sportvissers gebruikt, die zich hiervoor vaak een weg moeten banen door de ruig begroeide oevers. Omdat er weinig wegen langs de vaart lopen, is er weinig geluid te horen en schijnt er weinig licht op het water. Abiotische kenmerken In de Hoge Vaart is de waterkwaliteit door menging met ‘schone kwel’ en water uit Almere van dusdanige kwaliteit dat hier bijzondere vissoorten voorkomen, waaronder Winde. Deze soort is een ‘zichtjager’ en kan hierdoor alleen gedijen in wateren die weinig troebel zijn. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (125,4 ha) De oevers van de vaart zijn over grote delen voorzien van natuurvriendelijke oevers of steenmatrassen. De steenmatrassen zijn doorgroeibaar en vormen geen belemmering voor het uittreden van dieren (meded. Waterschap Zuiderzeeland). De Hoge Vaart wordt veel gebruikt door watervogels om te rusten en foerageren (Aalscholver, Grote zaagbek). Daarnaast zwemmen er op veel plaatsen Bevers in en langs de vaart en komen er bijzondere vissen voor, zoals Kleine modderkruiper en Rivierdonderpad. N012.02 Kruiden- en faunarijk grasland (62,4 ha) Het grasland langs de oevers van de vaart wordt één tot twee keer per jaar gemaaid en afgevoerd. N14.03Haagbeuken- en essenbos (14,1 ha) Er zijn geen gegevens bekend met betrekking tot het beheer en de aanwezige natuurwaarden in dit gebied.
80
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 14.1 Overzicht Ecologische Verbindingszone Hoge Vaart.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
81
N16.02 Vochtig bos met productie (207,2 ha) Er zijn geen gegevens bekend met betrekking tot het beheer en de aanwezige natuurwaarden in dit gebied. Modellen Salamander en Pad Om de Hoge Vaart geschikt te maken voor soorten die bij dit model passen dient de zone te bestaan uit een mozaïek van plas-drasbermen, vochtig grasland, ruigtes, struwelen en kleine bosschages met een minimale breedte van 10 tot 15 meter. Daarnaast dienen er stapstenen, met een onderlinge afstand van enkele kilometers, gerealiseerd te worden. Voor een groot deel voldoet de Hoge Vaart aan de eisen die dit model stelt. Volgens het model dienen op meer plekken natuurvriendelijke oevers met plasdrasbermen te worden gerealiseerd. Otter en Waterspitsmuis Bij dit model verbindingszone hoort een corridor (25 tot 50 m breed) langs een brede vaart met stapstenen in de vorm van struweelplekken, ruigte en ruige oeverzones. De houtige beplanting vormt een zoveel mogelijk doorgaand lint met overgangen naar een ruigere vegetatie. Als grote stapstenen dienen enkele hectaren grote moerasgebieden met grazige vegetaties, ruigtes en bosschages gerealiseerd te worden. De Hoge Vaart voldoet wel qua inrichting aan de eisen van dit model, maar de grote stapstenen bestaan nu nog vooral uit bos, zodat deze minder geschikt zijn voor natte soorten. Blankvoorn en libel Om vissen en libellen meer kans te geven om zich voort te planten, dienen op meer plaatsen dan nu poelen gerealiseerd te worden, die in open verbinding staan met de Hoge Vaart. Daarnaast kunnen er ook meer overstromingsvlaktes langs de vaart komen en kunnen er kleine inhammen in de oever worden gemaakt. Ook moet er een open verbinding komen met het water van IJsselmeer, Gooimeer/Eemmeer en Ketelmeeren, wil de verbinding tevens voldoen aan de eisen voor aquatische fauna. De sluizen bij Ketelhaven, Lelystad en Almere vormen een barrière voor veel soorten. Relaties Natura 2000-gebieden De Hoge Vaart verbindt drie Natura 2000-gebieden met elkaar, te weten Ketelmeer, Markermeer en Gooimeer/Eemmeer. De vaart staat in open verbinding met twee van deze gebieden (Ketelmeer en Markermeer). De verbinding is vooral van belang voor de aangewezen Meervleermuis. Ecologische Hoofdstructuur De Hoge Vaart vormt een belangrijke corridor door Oostelijk en Zuidelijk Flevoland voor droge, maar vooral natte soorten. De vaart verbindt de Natura 2000-gebieden Ketelmeer en Markermeer met elkaar, maar ook alle tussenliggende natuurgebieden in Flevoland (Roggebotzand, dorpsbossen Biddinghuizen, Harderbos, Vaartbos, Priembos, Stichtse Putten) met elkaar. Daarnaast sluit de verbindingszone aan op de overige verbindingszones in het gebied (Lage Vaart, Wisentbos-Oostrandbossen, Knardijk, OostvaardersWold).
82
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 14.2 Natuurbeheertypen EVZ Hoge Vaart (deel in gemeente Zeewolde) (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
83
Belang en schaalniveau Doordat de Hoge Vaart een centrale plaats inneemt in de EHS van Flevoland en zelfs Natura 2000gebieden met elkaar verbindt, is de vaart van nationale betekenis. Vooral vissen en vleermuizen maken veel gebruik van de Hoge Vaart, maar ook soorten als Bever en Ringslang gebruiken de vaart om zich door Flevoland te verspreiden. Potentiële waarden Het doel is het creëren van een waterloop zonder barrières en riet, overgaan in vochtig grasland, ruigten, struwelen en kleine bosschages. Er worden stapstenen ingericht die uit een combinatie zal bestaan van geïsoleerde poelen, omgeven door rietruigte en inundatievlaktes, inhammen en vochtig grasland, struwelen en bosschages. Soorten Zoogdieren Bever, Boommarter, Meervleermuis, Watervleermuis, Bunzing, Hermelijn, Wezel, Das (pot.), Otter (pot.), Dwergmuis Reptielen Ringslang Vissen Kleine modderkruiper, Rivierdonderpad, Winde, Kroeskarper (pot.), Europese meerval
84
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
85
15 Stichtse Putten NB: Onderstaande beschrijving komt overeen met de beschrijving zoals deze is gehanteerd in de rapportage van de wezenlijke kenmerken en waarden EHS van de gemeente Almere (Arcadis & Provincie Flevoland 2009). Het kaartmateriaal is gebaseerd op het Natuurbeheerplan Flevoland 2011. Wettelijk- & beleidskader •
EHS, ‘waardevol gebied’ (figuur 15.1)
Gebiedskenmerken De Stichtse Putten is het eerste natuurgebied dat soorten vanaf het oude land bij de Stichtse Brug tegenkomen. Het gebied beslaat een oppervlak van 98 ha binnen de EHS en bevat afwisselend jong bos, water, grasland, moeras en ruigteveld. Het gebied wordt begrensd door de A27, de N305 en de Gooimeerdijk-Oost. De geluidsbelasting vanaf deze wegen is aanzienlijk, vooral vanaf de A27. In het centrum van het gebied is een modelvliegveldje aanwezig, ook hier kan geluidsbelasting optreden. Het gebied is vrij toegankelijk op de wandelpaden. In het gebied zijn geen kunstlichtbronnen aanwezig. In de nabije omgeving is de lichtbelasting minimaal, omdat de wegen geen straatverlichting hebben (het kruispunt tussen de Gooiseweg en de A27 bevat wel verlichting). In het noorden wordt het gebied doorkruist door een hoogspanningsleiding. Beheertypen Beheertype 14.03: Haagbeuken- en Essenbos (43,7 ha) Beheertype 04.02: Zoete plas (16,7 ha) Beheertype 12.06: Ruigteveld (10,2 ha) Beheertype 05.01: Moeras (18,7 ha) Abiotische kenmerken Beheertypen 14.03: Haagbeuken- en Essenbos Het bos in de Stichtse Putten is sinds 1979 aangeplant en beslaat een oppervlak van 45 ha, waarvan het grootste gedeelte aaneengesloten. In het zuidwesten, noorden en oosten liggen afgezonderde bospercelen van 0,5 tot enkele ha. De bodem bestaat uit klei en zavel en is kalkrijk, matig eutroof tot eutroof en zwak zuur tot neutraal. De gemiddeld laagste grondwaterstand is matig nat tot matig droog. Dood hout is in beperkte mate aanwezig. Beheertype 04.02 – Zoete plas De Stichtse Putten zijn ontstaan in 1979, toen het lokale zanddepot werd aangewend voor de aanleg van de A27. Vanaf halverwege de jaren ’90 zijn de plassen, moerassen en ruigteveld ontstaan, slechts een aantal jaren voor de opening van de snelweg in 1999. In totaal bevat het gebied 17 ha water, verdeeld over vier plassen. De grote plas beslaat ongeveer 11 ha, de overige plassen variëren van 1,5 – 2,5 ha. De plassen worden gevoed met regenwater en kwel vanuit het Eemmeer en Gooimeer. Het water heeft een diepte van 0,5 – 1 m en is mesotroof – matig eutroof. Afhankelijk van wind, regen en beroering door vogels kan het water helder danwel troebel zijn. De plassen bevatten gedeeltelijk flauwe, maar overwegend vrij steile oevers. Beheertype 12.06 - Ruigteveld
86
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Het oosten van het gebied bevat 10 ha Ruigteveld, in het midden gescheiden door enkele hectare bos. Deze ruigte heeft zich sinds 1979 kunnen ontwikkelen. De bodem bestaat uit klei en zavel, is matig eutroof – eutroof, zwak zuur – neutraal en heeft een grondwaterstand van nat tot vochtig.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 15.1 Overzicht EHS Stichtse Putten
87
88
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Beheertype 05.01 – Moeras Het moeras in de Stichtse Putten heeft zich vanaf 1979 kunnen ontwikkelen en beslaat een oppervlak van 19 ha. De bodem is matig eutroof tot eutroof en zwak zuur tot neutraal. De waterstand is nat tot matig nat. Soorten Broedvogels Grauwe vliegenvanger, Koekoek, Krakeend, Kuifeend, Matkop, Nachtegaal, Ransuil, Slobeend, Snor, Spotvogel, Zomertortel Niet-broedvogels Purperreiger Zoogdieren Bever, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Meervleermuis, Rosse vleermuis, Waterspitsmuis, Watervleermuis Amfibieën en reptielen Ringslang Vlinders Sleedoornpage Potentiële soorten Bever, Ringslang, Sleedoornpage en Waterspitsmuis zijn potentiële soorten, die nog niet zijn gesignaleerd in de Stichtse Putten. Relaties Eemmeer & Gooimeer zuidoever Broedlocaties voor Krakeend, Kuifeend en Slobeend Naardermeer Foerageergebied voor Purperreiger Ecologische Hoofdstructuur De Stichtse Putten vormen een belangrijke stapsteen tussen het oude land en de polder, voor o.a. zoogdieren (Waterspitsmuis) en vlinders. Langs de Stichtse Brug is een natuurcorridor aanwezig die het gebied tot op enkele honderden meters nadert. In de toekomst kan het gebied een functie vervullen als corridor voor de Boommarter van Horsterwold naar Almeerderhout. Belang en schaalniveau De aanwezige natuurtypen zijn algemeen aanwezig in zuidelijk Flevoland. De geografische ligging maakt het gebied echter tot een belangrijke stapsteen voor soorten van het oude land richting de polder. Op nationaal niveau levert het gebied een bijdrage aan de ecologische verbinding voor natte natuur (onderdeel van de ‘Natte as’).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 15.2 Natuurbeheertypen Stichtse Putten (bron: Provincie Flevoland).
89
90
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Potentiële waarden en beheer Natuurdoeltype 3.66: Bos van voedselrijke vochtige gronden Natuurdoeltype 3.14: Gebufferde poel en wiel Natuurdoeltype 3.25: Natte strooiselruigte Natuurdoeltype 3.24: Moeras Door een beheer van niets doen in de bossen van de Stichtse Putten kan een ontwikkeling naar hoogopgaand en structuurrijk loofbos plaatsvinden. Winst valt er te behalen in de overgangen tussen bos en moeras of ruigteveld. Door karteling van de bosrand en een goede mantel- en zoomontwikkeling kunnen de overgangen geleidelijk gemaakt worden, waarvan insecten, vlinders en vogels kunnen profiteren. In het open water kunnen door middel van niets doen verlandingsvegetaties een kans krijgen, waar onder andere libellen van kunnen profiteren.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
91
16 OostvaardersWold Wettelijk- en beleidskader • •
• • •
EHS: Waardevol gebied (figuur 16.1) Duurzame inrichting van het watersysteem binnen het OostvaardersWold - 85% is beleefbaar voor recreanten - Gebruik van de zones door heckrunderen en Konikpaarden - Creëren van topnatuur - Het ervaren van een Unique Selling Point op het gebied van natuurgerichte recreatie Ruimte scheppen voor foerageergebied voor Bruine en Blauwe kiekendief Ruimte scheppen voor boscompensatie Creëren van recreatief uitloopgebied
Gebiedskenmerken Het OostvaardersWold (1843 ha) is een toekomstig recreatie- en natuurgebied van ongeveer 11 kilometer lang en gemiddeld anderhalve kilometer breed tussen de Oostvaardersplassen en Horsterwold. Daarbinnen is een gebied van 1434 ha aangewezen als ecologische hoofdstructuur. Dit gebied ligt ten noorden van de zuidelijke hoofdstreng. De ecologische verbindingszone heeft als doelsoort Edelhert. Daarnaast wordt de zone opengesteld voor andere grote grazers (zoals Heckrunderen en Konikpaarden). Deze grote grazers vormen ‘mobile links’ (Soulé & Wilcox 1980), ofwel soorten die als bewegende onderdelen van het ecosysteem voor de verspreiding van niet-mobiele soorten zorgen, zoals planten door middel van het verspreiden van zaden in de mest en in de vacht. Het OostvaardersWold moet grotendeels nog worden ingericht. Een belangrijke randvoorwaarde hiervoor is de inrichting van een duurzaam watersysteem. Het noordelijke deel van het gebied (ten noorden van de Vogelweg) wordt, gezien de lagere ligging ten opzichte van de omgeving, het meest waterrijk en zal qua vegetatie en soortensamenstelling het meest lijken op het natte deel van een deltasysteem. Hier komen twee smalle waterstrengen met vertakkingen. Rondom de strengen zal een moerasachtig gebied met plasdras zones en natte graslanden ontstaan. Het gebied watert niet direct af naar de omliggende vaarten maar zal functioneren als een regenwatergestuurd systeem. Hierdoor komen in tijden van hevige regenval komen gebieden tijdelijk onder water te staan. Dit zorgt voor de ontwikkeling van bijzondere natuur en past het helemaal binnen het beeld van deltanatuur. Via stuwen nabij de A6 wordt geregeld dat het water eventueel uit het OostvaardersWold kan stromen in de Lage Vaart. Ten zuiden van de Vogelweg worden de waterstrengen breder en de vertakkingen minder. In dit deel ontstaan naast uitgestrekte rietoevers ook droge natuurtypen. Het OostvaardersWold moet voorzien in 182 ha boscompensatie door het realiseren van bos dat voornamelijk langs buitenzijden van het OostvaardersWold zal komen te liggen. Aan de zuidoostkant van de Vogelweg vormt bosrijk gebied een rustgebied voor edelherten. Dit rustgebied van 300 ha is beperkt toegankelijk voor de andere grote grazers en afgesloten voor publiek. Overigens is een randvoorwaarde dat 85% van het totale projectgebied (zowel binnen als buiten de EHS) beleefbaar is voor recreanten en fungeert als belangrijk uitloopgebied van de bewoners van Almere door een topattractie voor natuurgerichte recreatie te realiseren.
92
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 16.1. Overzicht toekomstig gebied OostvaardersWold (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
93
In het meest noordoostelijk deel van OostvaardersWold wordt een gebied van 470 ha ingericht als optimaal foerageergebied voor Bruine en Blauwe kiekendieven. Dit gebied kan ook bestaan uit 170 ha optimaal én een equivalent van 300 ha optimaal foerageergebied die gevonden wordt in de rest van de zone. Het foerageergebied krijgt een open karakter met een mix van ruigere, beschutte plekken en meer open gedeeltes. Een deel van het optimaal foerageergebied zal als kruidenrijke en faunarijke akker worden beheerd. Dit foerageergebied wordt niet toegankelijk voor Heckrunderen en Konikpaarden. OostvaardersWold vormt samen met de Oostvaardersplassen en Horsterwold het Oostvaardersland. Het Oostvaardersland wordt ingericht als een aaneengesloten geheel. Op kruisingen met infrastructuur worden ecopassages aangelegd. Grote grazers kunnen zich hierdoor vrij over de hele lengte van het gebied bewegen. In het OostvaardersWold ligt het leefgebied voor Heckrund en Konikpaard tussen de twee hoofdwaterstrengen. De strengen worden zodanig ingericht dat de Heckrunderen en Konikpaarden de waterstrengen niet zullen oversteken. Edelherten kunnen in principe wel overal in het OostvaardersWold komen, omdat de waterstrengen voor hen als goede zwemmers geen barrière vormen. Het verschil in toegankelijkheid voor de grazers binnen OostvaardersWold zal leiden tot een variatie in de begroeiing. In combinatie met de andere natuurlijke processen als erosie door wind en water wordt op deze manier uiteindelijk het gebied gevormd. Het beheer van het OostvaardersWold (met uitzondering van het foerageergebied voor kiekendieven) is gericht op het zoveel mogelijk bieden van ruimte aan dergelijke natuurlijke en dynamische processen. Hiermee wordt gestreefd naar het verkrijgen van topnatuur in het OostvaardersWold, een natuur met grote ecologische waarde en een rijke diversiteit aan flora en fauna. De ‘Grote Trap’ is thans onderdeel van het plangebied OostvaardersWold. Het is bestaande natuur dat wordt omgevormd. De Grote Trap ligt op de oorspronkelijke reserveringsstrook voor de Adelaarsweg ten behoeve van een nog aan te leggen weg vanaf Nijkerk naar de Markerwaard. De Grote Trap ligt tevens langs de Wulptocht tussen de Ibisweg en Schollevaarweg. De Grote Trap bestaat uit een brede tochtsloot met op de aangrenzende stroken extensief begraasd grasland, afgewisseld met aangeplante bosjes, spontaan opgeslagen vlierstruwelen, ruigtevegetaties, enkele drinkpoelen en een grotere plas. Het gebied vormt al een overgang van moeras naar bos. Door inscharing van vee zijn de natuurwaarden beperkt gebleven. Abiotische kenmerken OostvaardersWold ligt op de helling van een plateau van dekzandlagen uit het Pleistoceen. De zone loopt af van hoog in het zuidoosten tot lager in het noordwesten. In het pakket dekzand liep in het verre verleden de bedding van de rivier de Eem. Langs de oevers van de Eem kwam al vroeg bewoning voor. Hierdoor is de kans op archeologische vondsten in een deel van het gebied groot. In het noordwestelijke deel van het gebied ligt een opduiking van het dekzandpakket. Daarnaast liggen in de oude rivierbeddingen veenlagen. Beide delen worden bij de herinrichting van het gebied zoveel mogelijk gespaard (Provincie Flevoland 2009). Het waterpeil in OostvaardersWold zal in de toekomst fluctueren tussen 6,20 en 5,00 m beneden NAP (maximaal 4,80 m beneden NAP). Er worden kades aangelegd langs de rand van de zone om wateroverlast voor het omliggende landbouwgebied te voorkomen. Door aanleg van de zone wordt 300 ha open water en 120 ha plas-dras gerealiseerd, wat een bijdrage aan de waterberging in Flevoland oplevert van zeker 340 ha. Het watersysteem van OostvaardersWold moet duurzaam worden, zonder invloed op het omliggende landbouwgebied. Dit betekent dat het watersysteem gevoed wordt door regenwater en dat waterzuivering plaatsvindt door onderwaterplanten en riet in natuurvriendelijke oevers. Er vindt geen koppeling plaats aan het water van de Hoge en Lage Vaart. In droge periodes kan wel
94
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 16.2 Beheertypen OostvaardersWold (bron: Provincie Flevoland).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
95
water worden ingelaten vanuit de Hoge Vaart en in natte periodes is afvoer naar de Lage Vaart mogelijk (Provincie Flevoland 2009b). Er wordt maximaal 50 cm verschil verwacht tussen zomer- en winterpeil. Actuele waarden en beheer N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (112 ha) De bestaande zone langs de Wulptocht tussen de Ibisweg en de Schollevaarweg (ook wel Grote trap of Adelaarstracé genoemd) wordt tot dit beheertype gerekend. Deze strook bestaat uit een brede tochtsloot met op de aangrenzende stroken extensief begraasd grasland, afgewisseld met aangeplante bosjes, spontaan opgeslagen vlierstruwelen, ruigtevegetaties enkele drinkpoelen en één grotere plas (Jalving et al. 2000). Dit gebied is van belang voor boerenlandvogels (Veldleeuwerik, Graspieper, Gele kwikstaart), moerasvogels (Dodaars, Blauwborst) en voor struweelvogels (Zomertortel, Koekoek, Paapje, Spotvogel en Grauwe klauwier). N16.02 Vochtig bos met productie (39 ha) De westelijke punt van het Vaartbos, tussen Adelaarsweg en Bosruitertocht, wordt in de toekomst onderdeel van het OostvaardersWold. Dit gedeelte bestaat nu nog uit dit natuurbeheertype, met voornamelijk Populieren en daarnaast andere loofhoutsoorten. Dit multifunctionele bos is vooral van belang voor bosvogels en zoogdieren die van bos houden (Boommarter). N 00.01 en N00.02 Nieuwe natuur (1160 ha) Het gebied dat binnen het OostvaardersWold komt te liggen, maar niet binnen het bestaande gebied de Grote Trap valt, bestaat uit agrarisch bouwland en grasland met beperkte natuurwaarden (weide- en akkervogels). In het verleden heeft de Grauwe kiekendief regelmatig in dit gebied gebroed en in elk geval worden de akkers als foerageergebied gebruikt door deze vogelsoort (mededeling Provincie Flevoland). N12.05 Kruiden- of faunarijke akker (106 ha) Twee percelen langs de Dodaarsweg zijn nu ingericht als kiekendieffoerageergebied. Dit is een tussenstap in de ontwikkeling van het gebied (dit betreft de stand van 2011). De komende jaren zal sprake zijn van de ontwikkeling van diverse kiekendieffoerageergebieden waarbij de locaties kunnen veranderen. De ambitie voor de komende jaren is aangegeven in het natuurbeheerplan en in het provinciaal inpassingsplan.. Het gebied is ingericht met granen, kruiden en luzerne en wordt strooksgewijs beheerd, om zo optimale prooidichtheden en foerageermogelijkheden te creëren voor kiekendieven. Andere akkervogels zullen hier ook van profiteren. Zowel Blauwe (vooral in de winter) als de Bruine Kiekendief (in de zomer) maken sinds de inrichting al goed gebruik van de kavels. Relaties Natura 2000-gebieden Het OostvaardersWold heeft in de toekomst via het Kotterbos een directe aansluiting op Natura 2000gebied Oostvaardersplassen. Volgens het huidige beheer blijft de relatie tussen het OostvaardersWold en de Oostvaardersplassen nog beperkt tot het voorkomen van de aangewezen broedvogels Dodaars en Blauwborst en incidentele meldingen van de niet-broedvogels Bruine- en Blauwe kiekendief. De natte graslanden en rietlanden kunnen worden gebruikt door niet-broedende en ruiende Grauwe ganzen uit de Oostvaardersplassen. Andere Natura 2000-gebieden in de omgeving, zoals Lepelaarplassen, Markermeer en Veluwerandmeren liggen op grotere afstand van de verbindingszone en de relatie zal zich daarom beperken tot een aangewezen soort als de Meervleermuis, die van het OostvaardersWold gebruik kan maken om zich van
96
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
het Markermeer naar de Veluwerandmeren te verplaatsen en vice versa. Omdat de Meervleermuis al voorkomt langs de Lage Vaart en de Hoge Vaart en in het Horsterwold, lijkt de kans hierop groot.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
97
Ecologische Hoofdstructuur Een deel van de ecologische verbindingszone is als EHS begrensd. Het betreft 1434 ha. Het is de bedoeling dat het OostvaardersWold de twee grootste natuurgebieden van Flevoland, Oostvaardersplassen en Horsterwold, met elkaar gaat verbinden. Daarmee worden ook andere natuurgebieden beter aangesloten op de EHS, te weten Praamweg, Energiestrook en Kotterbos in het noordwesten en Priembos en Vaartbos in het zuidoosten. Bovendien kruist OostvaardersWold twee belangrijke verbindingszones door zuidelijk en oostelijk Flevoland, de Hoge en Lage Vaart. Door de aanleg van OostvaardersWold zal het EHS-netwerk in Flevoland een impuls krijgen. Het gebied wordt geschikt voor zowel droge als natte soorten en vooral geschikt voor zoogdieren, moerasvogels, roofvogels, vissen en vleermuizen. Belang en schaalniveau De huidige Grote Trap vormt thans een verbinding van regionaal niveau voor natte en droge natuur. Na de realisatie van het OostvaardersWold, is deze van internationaal belang worden als verbinding en als leefgebied voor een groot aantal aan water gebonden soorten en grote en middelgrote zoogdieren. Voor water- en moerasvogels en kleinere zoogdieren wordt het gebied van regionaal en deels nationaal belang. Voor Bruine- en Blauwe kiekendief levert de zone foerageergebied op, hetgeen bijdraagt aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten in de Oostvaardersplassen. Potentiële waarden De ambitie voor het OostvaardersWold is het realiseren van deltanatuur (met het beheertype moeraslandschap) met een duurzaam watersysteem en met recreatiemogelijkheden. De komende tijd wordt een verdere uitwerking van het ontwerp gemaakt. Afhankelijk daarvan zal of een kleiner deel van het gebied of het gehele gebied het beheertype rivier- en moeraslandschap (N01.03) en Kruiden- en faunarijke akker (N12.05) krijgen. Op dit moment is de waarde van de verbinding langs het Adelaarstracé nog beperkt, omdat er geen aansluiting is op de Hoge en Lage Vaart. Na realisatie van OostvaardersWold nemen de natuurwaarden sterk toe. Het gebied zal als verbinding en als leefgebied fungeren voor zowel grote grazers (Edelhert), Boommarter, Bever, Otter, Ringslang, Kleine modderkruiper, libellen en vleermuizen (Meervleermuis). Daarnaast zal het gebied dienst doen als foerageergebied voor Bruine- en Blauwe kiekendief en zal het gebied leefgebied worden voor water- en moerasvogels. Ook broedvogels van struweel (Paapje, Grauwe klauwier) zullen het gebied gaan bevolken.
98
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Figuur 16.2 Potentiële beheertypen OostvaardersWold (bron: Provincie Flevoland)
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
99
Soorten Vogels Blauwe kiekendief, Bruine kiekendief, Grauwe kiekendief, Grote Zilverreiger (pot.), Kleine Zilverreiger (pot.), Woudaap (pot.), Roerdomp (Pot.), Grauwe gans, Zomertaling (pot.), Slobeend (pot.) Porseleinhoen (pot.), Kwartelkoning (pot.), Snor (pot.) Rietzanger (pot.), Paapje, Blauwborst, Gele Kwikstaart, Veldleeuwerik, Grauwe Klauwier. Zoogdieren Edelhert (pot.), Heckrund (pot.), Konikpaard (pot.), Bever, Otter (pot.), Boommarter, Hermelijn, Bunzing, Wezel, Noordse woelmuis (pot.), Waterspitsmuis (pot.), Watervleermuis, Meervleermuis Amfibieën Rugstreeppad (pot.) Reptielen Ringslang Vissen Paling, Bittervoorn (pot.), Kleine modderkruiper, Winde Libellen Glassnijder, Vroege glazenmaker Planten Moerasandijvie (pot.), Kamgras
100 A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Literatuur Arcadis Heidemij Advies 2000 Totaalvisie ecologische verbindingen Flevoland. Provincie Flevoland. Arcadis Heidemij Advies BV, Assen. Arcadis 2008. EHS-Doelbenadering; methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur. Arcadis, Amersfoort. Arcadis/Provincie Flevoland 2009. Wezenlijke kenmerken & waarden EHS gemeente Almere. Arcadis, Amersfoort/Provincie Flevoland, Lelystad. Boer, P. de 2003. Broedvogels van de Stille Kern in 2002. SOVON-inventarisatierapport 2003/16. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Bremer, P. 2009. Wat maakt Flevoland uniek? Een analyse en overzicht van zeer kenmerkende plant- en diersoorten in de provincie Flevoland. Bijlsma, R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij, Haarlem / Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV, Utrecht. Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen (eds.) 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrete Survey Nederland, Leiden. EIS-Nederland, De Vlinderstichting & Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2007. Waarnemingenverslag dagvlinders, libellen en sprinkhanen. EIS-Nederland, Leiden / De Vlinderstichting, Wageningen / Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, Assen. Groenendijk, D., T. Termaat & H. de Vries 2005. Libellen in de oostrand van Flevoland: actuele situatie, potenties en maatregelen. Rapportnummer VS2005.030. De Vlinderstichting, Wageningen. Haven, B. & E. van Wijhe 2002. Monitoringsrapport. Verslag vlinderwaarnemingen in Zuid Flevoland en omgeving Zeewolde 1995-2001. Intern rapport Staatsbosbeheer, Zeewolde. Kranenbarg, J. & J.E. Herder 2007. Inventarisatie vissen in de Harderhoek en de Stille Kern, Flevoland. Rapportnummer 2007-03. Stichting RAVON, Nijmegen. LASER 2000. Kennisgeving van een voorgenomen velling. LASER, ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij, Den Haag. Limpens, H.J.G.A. 2002. Meervleermuizen aan de Gelderse randmeren. VZZ, Arnhem. Limpens, H.J.G.A., j. Reinhold & R.H. Witte 2005. Vleermuizen in Flevoland. Tussentijdse rapportage 2005. VZZ rapport 2005.086. VZZ, Arnhem. Manen, W. van 2000. Broedvogels van het Hulkesteinse bos en een deel van het Horsterwold in 2000. SOVON-inventarisatierapport 2000/12. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Manen, W. van 2001. Broedvogels van een deel van het Horsterwold in 2001. SOVONinventarisatierapport 2001/17. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Miedema, H., P. Biezenaar & B. Lanjouw 2008. Ecologische waarden van vier natuurgebieden in de zuidlob van Flevoland. A&W-rapport 890. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Veenwouden. Ministerie van LNV 1990. Natuurbeleidsplan 1990, Ministerie van LNV, Den Haag Ministerie van LNV 2003. Ondernemen en de Flora- en faunawet. Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV 2004a. Werken aan Natura 2000. Handreiking voor de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Concept Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV 2004b. Besluit Rode Lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV, Den Haag.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
101
Ministeries van LNV en VROM en de provincies 2007. Spelregels EHS; beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzing EHS. Ouwehand, J., A. Brenninkmeijer & E. Wymenga (red.) 2007. Ecologische waarden van natuurgebieden in de oostrand van Flevoland. Bouwstenen voor een toekomstvisie. A&W-rapport 890. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Veenwouden/Oranjewoud bv, Heerenveen. Provincie Flevoland 2002. Gebiedsplan voor natuur en landschap Flevoland. Provincie Flevoland, Lelystad. Provincie Flevoland 2006. Omgevingsplan Flevoland 2006. Provincie Flevoland, Lelystad. Provincie Flevoland 2009. Natuurbeheerplan Flevoland 2010. Provincie Flevoland, Lelystad. Provincie Flevoland 2010. Natuurbeheerplan Flevoland 2011. Provincie Flevoland, Lelystad Ouwehand, J., A. Brenninkmeijer & E. Wymenga (red.) 2007. Ecologische waarden van natuurgebieden in de oostrand van Flevoland. Bouwstenen voor een toekomstvisie. A&W-rapport 890. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Veenwouden/Oranjewoud bv, Heerenveen. RAVON 2004. Waarnemingsoverzichten 2002. RAVON 17: 32-48. Reinhold, J. 2005. De Ringslang in Flevoland. in: RAVON 21 7(3) 2005. Stichting RAVON, Nijmegen. Reinhold, J. 2009. Bevertelling Flevoland 2009. Landschapsbeheer Flevoland, Lelystad. Smit, B. 2006. Harderbos, De variatie in flora en vegetatie in een zandig gebied rondom een plas naast de Strandgaperstocht 2005. Soulé, E. & B. A. Wilcox. 1980. Conservation Biology: An Evolutionary-Ecological Perspective. Sinauer Associatess. Sunderland, Massachusetts SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Stichting European Invertebrate Survey – Nederland / Stichting Anemoon 2003. Bedreigde en verdwenen land- en zoetwatermollusken in Nederland (Mollusca); basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Vries, J. de, P. Bremer, B. de Bruijn, B. Koks, S. Kragten, A.J. Rossenaar, T. Termaat, J. Thissen& R. Zollinger 2008. Uitwerking leefgebiedenbenadering Flevoland voor soorten. Rapport VS2008.038, De Vlinderstichting, Wageningen. Water, E. van. 2005. Wezenlijke waarden EHS Flevoland. Interne notitie Provincie Flevoland, Lelystad. Wymenga, E. 2000. Weidevogels onder de loep in het Grutto- en Greppelveld. A&W-rapport 231. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Veenwouden. Tax, M.H. 1989. Atlas van de Nederlandse dagvlinders. Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, ’s-Graveland/ Vlinderstichting, Wageningen. Geraadpleegde internetsites www.bodemdata.nl www.hetlnvloket.nl www.ravon.nl www.flevoland.nl www.flevolandschap.nl www.ministerielnv.nl www.minlnv.nl/natura2000 www.naturalis.nl/over naturalis/gelieerde instellingen/European Invertebrate Survey (EIS) www.natuurflevoland.biofaan.nl www.natuurkaart.nl www.natuurloket.nl www.visseninflevoland.nl (digitale visatlas Flevoland) www.waarneming.nl
102 A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Bijlage 1
Modellen voor ecologische verbindingszones
Model Salamander en Pad Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen, waarin ‘natte’ elementen als poelen, inhammen, plasbermen en dergelijke essentieel zijn. Doel en gidssoorten Verspreiding en leefmogelijkheden bevorderen van amfibieën en reptielen (Kamsalamander, Kleine watersalamander, Gewone pad, Rugstreeppad, Groene en Bruine kikker en Ringslang) en dagvlinders. Door enkele grotere stapstenen, met een onderlinge afstand van enkele kilometers, een open verbinding te geven met het open water en de waterloop barrièrevrij in te richten, zal de verbinding tevens voldoen aan de eisen voor aquatische fauna. Begeleidende soorten Het model biedt een leefgebied aan een zeer grote verscheidenheid van diersoorten, als Das, Ree, muizen, Egel, Hermelijn, Bunzing, vleermuizen, alsmede libellen, struweelvogels en rietvogels (onder meer Rietzanger, Blauwborst, Grote karekiet). Bouwstenen: corridor De corridor bestaat uit een mozaïek van plas-drasbermen, vochtig grasland, ruigtes, struwelen en kleine bosschages met een minimale breedte van 10 tot 15 meter. Lokaal, met een onderlinge afstand van circa 1 kilometer, maakt het mozaïek plaats voor brede (minimaal 10 meter) oeverzones met vitaal riet. Bouwstenen: stapsteen Kleine stapstenen (< 1 hectare), op een onderlinge afstand van circa 300 meter, bestaan uit een poel omgeven door (riet)ruigte. De volgende richtlijnen gelden voor een amfibieënpoel: • Zonbeschenen • oppervlak van tenminste 25 m2 • in droge perioden moet nog 50 centimeter water aanwezig zijn; de meest wenselijke diepte varieert van 1 – 1,5 meter de oever waar de middagzon op staat moet glooiend zijn; voor de rest een afwisseling van steile en vlakke oevers brak water (> 300 mg Chloride/liter) is minder geschikt tot ongeschikt voor amfibieën met uitzondering van de Rugstreeppad; hiermee moet bij de locatiekeuze zoveel mogelijk rekening worden gehouden voor amfibielarven is het van belang dat de poelen geen vis bevatten, omdat ze anders worden opgegeten; daarom mag er geen verbinding met het open water aanwezig zijn. Grotere stapstenen (1 tot 4 hectaren), op een onderlinge afstand van circa 1 kilometer, zijn ingericht als basisbiotoop voor amfibieën: één of meerdere poelen met een onderlinge afstand van maximaal 100 meter. De poelen zijn omgeven door (riet)ruigtes, struwelen en bosschages. Het is van belang dat er voldoende schuilmogelijkheden zijn in de vorm van dood hout, bladafval en dergelijke. Maximalisatie Verbreding van de corridor, zodat voor zowel doel- als begeleidende soorten een aaneengesloten leefgebied ontstaat.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Model Otter en Waterspitsmuis Dit model bestaat uit een aan vaarten en tochten gebonden corridor met stapstenen in de vorm van struweelplekken, ruigte en ruige oeverzones. Doel en gidssoorten Verspreiding en leefmogelijkheden van Otter, Bever, Noordse Woelmuis, Waterspitsmuis, Ringslang en algemene soorten amfibieën. Begeleidende soorten Diersoorten als Das, Ree, Egel, Wezel, Hermelijn en Bunzing, alsmede struweelvogels, moerasvogels (zoals Rietzanger, Blauwborst, Grote karekiet en Snor) en algemene soorten dagvlinders. Bouwstenen: corridor Een 25 tot 50 meter brede corridor bestaande uit doorgaande brede oeverstroken (> 10 meter) met vitaal riet, overgaand in ruigere vegetaties met struwelen. De houtige beplanting vormt een zoveel mogelijk doorgaand lint met overgangen naar een ruigere vegetatie. Bouwstenen: stapsteen Enkele hectaren grote moerasgebieden met grazige vegetaties, ruigtes en bosschages op een afstand van circa 1 kilometer. Maximalisatie Verbreding van de corridors, zodat voor zowel gidssoorten als begeleidende soorten een aaneengesloten leefgebied ontstaat. Uitbreiding van de oeverstroken met vitaal riet tot een dusdanige omvang dat hierin zelfstandige populaties van moerasvogels duurzaam kunnen voorkomen. Model Das en Ree Dit model bestaat uit een brede corridor van kleinschalige elementen. ‘Natte’ elementen zijn niet noodzakelijk. Doel en gidssoorten Verspreiding en leefmogelijkheden bevorderen van middelgrote zoogdieren (Ree, Das, Boommarter, Eekhoorn) en dagvlinders, met name de aan bosranden en open plekken in het bos gebonden soorten. Begeleidende soorten Diverse diersoorten, zoals muizen, Egel, Eekhoorn, Wezel, Hermelijn, alsmede struweelvogels en algemene amfibieënsoorten. De geleidende structuren zijn voor vleermuizen van belang. Bouwstenen: corridor De kern hiervan wordt gevormd door een houtsingel van 20 tot 30 meter breedte en bosjes (stapstenen) van enkele hectares, eventueel aangevuld met een strook van ongeveer 500 meter met landschapselementen als houtsingels, heggen en kleine bosjes (tbv Das).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Bouwstenen: stapsteen Stapstenen op onderlinge afstand van enkele kilometers tbv Das. Per stapsteen enkele tientallen hectaren kleinschalig agrarisch landschap met voldoende foerageermogelijkheden in de vorm van akkerranden, vochtige graslanden en fruitbomen. Beheer In stand houden van de vegetatiestructuur. De heggen en de struiken in de houtsingels moeten ongeveer om het jaar gesnoeid worden om een dichte structuur te behouden. Maximalisatie Volledige aaneenschakeling van dassenleefgebied d.m.v. een kleinschalig, extensief beheerd cultuurlandschap met veel landschapselementen (bosjes, poelen, houtwallen) en kleine boskernen van enkele hectaren groot. Model Blankvoorn en Libel Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen. Als enkele van de stapstenen uit het model salamander en pad een verbinding met open water hebben, dan voldoet dit model tevens aan de eisen van het model Blankvoorn en Libel. Doel en gidssoorten Verspreiding en leefmogelijkheden bevorderen van aquatische fauna en van oeverfauna met een hoog verbreidingsvermogen (libellen). Wat betreft de aquatische fauna gaat het in Flevoland met name om vissen van stilstaand water (Drie- en Tiendoornige stekelbaars, Blankvoorn, Snoekbaars, Brasem, Karper, Spiering en Pos). Begeleidende soorten Algemene soorten amfibieën, Ringslang, Otter, Bever, Waterspitsmuis, Rietgors, Kleine karekiet en vleermuizen kunnen zich door deze inrichting laten leiden. Bouwstenen: corridor Een waterloop met dusdanige migratiemogelijkheden dat er een leefgebied aanwezig is (paai- en opgroeigebied, foerageergebied, overwinteringsgebied) voor een gezonde vispopulatie. Een ongeveer 1015 meter brede strook inrichten met natuurlijke oevers, plasdrasbermen en bosschages, langs circa een kwart van de totale lengte van de verbinding. Langs het overige deel van de waterloop moet t.b.v. de Otter dekkingbiedende vegetatie voorkomen. Er kan worden volstaan met een smalle rietgordel (2-5 meter) met hier en daar wat struiken, in combinatie met een plasberm. Bouwstenen: stapsteen Op abiotisch kansrijke plaatsen paai-, schuil- en overwinteringsmogelijkheden voor vissen creëren met een onderlinge afstand van enkele kilometers. hierbij kan gedacht worden aan grotere inundatievlaktes, inhammen en moerasjes waar zijtochten in de hoofdtocht/vaart uitmonden. Als paaiplaats heeft harde, steenachtige of zandige bodem de voorkeur. Het heeft de voorkeur om een natuurlijk peilregime te hanteren (hoog winterpeil, laag zomerpeil).
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Beheer • Jaarlijks de helft van de watervegetatie schonen in de periode september tot half oktober mbv een maaikorf om zoveel mogelijk planten en dieren te sparen; bagger en plantenresten niet op de oever deponeren, maar gebruiken voor broeihopen tbv de Ringslang en anders afvoeren. • Bij voorkeur een natuurlijk peilregime hanteren • Moerasvegetatie (riet en natte ruigten) om de drie jaar gefaseerd maaien en afvoeren. Maximalisatie Herstel van de waterkwaliteit
Model Edelhert en Eland (niet van toepassing in Noordoostpolder) Doel en gidssoorten Verspreiding en leefmogelijkheden bevorderen van Edelhert, Wild zwijn en Eland. Begeleidende soorten Het model biedt plaats aan een grote verscheidenheid aan fauna van bossen en parkachtige gebieden. Te denken valt aan soorten als Ree, Das, Boommarter, Eekhoorn, Steenmarter, verschillende soorten vleermuizen en kleine zoogdieren- vogelsoorten. Bouwstenen: corridor De corridor bestaat uit een netwerk van ongeveer 25 meter brede rijen bosplantsoen, bestaande uit inlandse boom- en struiksoorten. Een optimale verbinding heeft een breedte van 400-500 meter. Bouwstenen: stapsteen Kleine stapstenen, bestaande uit kleine bosschages van tenminste één hectare groot, liggen op een onderlinge afstand van 2 tot 3 kilometer. Deze bosschages bestaan uit inlandse boom- en struiksoorten die, om de hoeveelheid dekking te optimaliseren, in wildverband zijn geplant. De nabijheid van onbeschaduwd water tot 2 meter diep is van belang voor gebruik door de Eland. Beheer De te ontwikkelen bossen moeten een rijke vegetatiestructuur krijgen. De eerste tientallen jaren zal selectief moeten worden gedund om een gevarieerde leeftijdsopbouw te krijgen. Daarna kan bosbeheer achterwege blijven. Knelpunten • Bronnen van verstoring (drukke wegen en bebouwing) dienen zoveel mogelijk te worden vermeden • Onderbrekingen van de corridor door snelwegen en spoor dienen, met het oog op de verkeersveiligheid, te worden uitgerasterd (door middel van een grofwildkerend raster van 2 m hoog) • Snelwegen en spoor moeten onderkruist worden door middel van wildtunnels of overkruist door middel van ecoducten. Wildtunnels dienen te voldoen aan de formule: Hoogte x Breedte ≥ 1,5 Lengte
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Als minimum tunnelhoogte geldt 4 meter. Van ecoducten met een breedte van 50 meter is bekend dat ze doorgaans goed worden gebruikt Maximalisatie Verbreding van de corridor en aanleg van zo groot mogelijke stapstenen.
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Bijlage 2
Natura 2000-gebieden
In de directe omgeving van de beschreven EHS-gebieden ligt een aantal belangrijke Natura 2000gebieden. Deze gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese habitatrichtlijn en/of Vogelrichtlijn. Dit betreft de Natura 2000-gebieden Oostvaardersplassen, Lepelaarsplassen, IJsselmeer, Markermeer & IJmeer en Veluwerandmeren. De Natura 2000-gebieden zijn aangewezen wegens het voorkomen (of potentie) van bepaalde zeldzame en kwetsbare soorten en habitattypen. De aangewezen waarden worden genoemd in de aanwijzingsbesluiten van deze gebieden en zijn hieronder weergegeven. Deze informatie is afkomstig van de huidige, voorlopige wetteksten, zoals die vermeld staan op de website van het Ministerie van LNV via www.minlnv.nl/natura2000. Aanvullende informatie omtrent de bescherming van de Natura 2000-gebieden staat vermeld in de teksten van de aanwijzingsbesluiten. Mogelijk worden enkele van deze teksten in de nabije toekomst enigszins aangepast.
Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen Broedvogels A004 Dodaars A017 Aalscholver A021 Roerdomp A022 Woudaap A026 Kleine zilverreiger A027 Grote zilverreiger A034 Lepelaar A081 Bruine kiekendief A082 Blauwe kiekendief A119 Porseleinhoen A272 Blauwborst A292 Snor A295 Rietzanger A298 Grote karekiet Niet-broedvogels A027 Grote zilverreiger A034 Lepelaar
A038 Wilde Zwaan A041 Kolgans A043 Grauwe gans A045 Brandgans A048 Bergeend A050 Smient A051 Krakeend A052 Wintertaling A054 Pijlstaart A056 Slobeend A059 Tafeleend A061 Kuifeend A068 Nonnetje A075 Zeearend A132 Kluut A151 Kemphaan A156 Grutto
Natura 2000-gebied Lepelaarplassen Broedvogels A017 Aalscholver A034 Lepelaar Niet-broedvogels A034 Lepelaar A043 Grauwe gans A051 Krakeend
A054 Pijlstaart A056 Slobeend A059 Tafeleend A061Kuifeend A068 Nonnetje A132 Kluut A156 Grutto
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Natura 2000-gebied IJsselmeer Habitattypen H3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition H6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones betreft de subtypen: H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea) H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) H7140 Overgangs- en trilveen betreft het subtype: H7140A Overgangs- en trilvenen (trilvenen) Habitatrichtlijnsoorten H1163 Rivierdonderpad H1318 Meervleermuis H1340 Noordse woelmuis (prioritair) H1903 Groenknolorchis Broedvogels A017 Aalscholver A021 Roerdomp A034 Lepelaar A081 Bruine kiekendief A119 Porseleinhoen A137 Bontbekplevier A151 Kemphaan A193 Visdief A292 Snor A295 Rietzanger Niet-broedvogels A005 Fuut
A017 Aalscholver A034 Lepelaar A037 Kleine zwaan A039 Toendrarietgans A040 Kleine rietgans A041 Kolgans A043 Grauwe gans A045 Brandgans A048 Bergeend A050 Smient A051 Krakeend A052 Wintertaling A053 Wilde eend A054 Pijlstaart A056 Slobeend A059 Tafeleend A061 Kuifeend A062 Topper A067 Brilduiker A068 Nonnetje A070 Grote zaagbek A125 Meerkoet A132 Kluut A140 Goudplevier A151 Kemphaan A156 Grutto A160 Wulp A177 Dwergmeeuw A190 Reuzenstern A197 Zwarte stern Complementaire doel(soort) Meervleermuis
A&W rapport 1361 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Zeewolde
Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer Habitattype H3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. Vegetaties Habitatrichtlijnsoorten H1163 Rivierdonderpad H1318 Meervleermuis Broedvogels A017 Aalscholver A193 Visdief Niet-broedvogels A005 Fuut A017 Aalscholver A034 Lepelaar A043 Grauwe gans
A045 Brandgans A050 Smient A051 Krakeend A056 Slobeend A058 Krooneend A059 Tafeleend A061 Kuifeend A062 Topper A067 Brilduiker A068 Nonnetje A070 Grote zaagbek A125 Meerkoet A177 Dwergmeeuw A197 Zwarte stern Complementaire doel(soort) Meervleermuis
Natura 2000-gebied Veluwerandmeren Habitattypen H3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties H3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition Habitatrichtlijnsoorten H1149 Kleine modderkruiper H1163 Rivierdonderpad H1318 Meervleermuis Broedvogels A021 Roerdomp A298 Grote karekiet
Niet broedvogels A005 Fuut A017 Aalscholver A027 Grote zilverreiger A034 Lepelaar A037 Kleine zwaan A050 Smient A051 Krakeend A054 Pijlstaart A056 Slobeend A058 Krooneend A059 Tafeleend A061 Kuifeend A067 Brilduiker A068 Nonnetje A070 Grote zaagbek A125 Meerkoet