Wezenlijke kenmerken en waarden EHSgebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
A&W-rapport 1787
in opdracht van
Wezenlijke kenmerken en waarden EHSgebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
A&W-rapport 1787
M.S.E. Greve R. Strijkstra
Foto Voorplaat Vollenhovermeer vanuit de westelijke oever, Mirte Greve (A&W)
M.S.E. Greve, R. Strijkstra 2012 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer. A&W-rapport 1787 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden
Opdrachtgever Provincie Flevoland Visarenddreef 1 8232 PH Lelystad Telefoon 0320 26 52 65
Uitvoerder Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Postbus 32 9269 ZR Feanwâlden Telefoon 0511 47 47 64 Fax 0511 47 27 40
[email protected] www.altwym.nl
Projectnummer 1922wwv
Projectleider R. Strijkstra
Status Eindrapport
Autorisatie Goedgekeurd
Paraaf R. Strijkstra
Datum 14 november 2012
©
Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Inhoud 1 2 3 4 5
Inleiding EHS-Doelbenadering Kadoelermeer Vollenhovermeer Bronnen
1 3 9 15 21
Bijlage 1
25
Natura 2000-gebieden
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Figuur 1.1. Overzicht van EHS-gebieden Kadoelermeer en Vollenhovermeer.
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
1
1
Inleiding
Aanleiding De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen (Natuurbeleidsplan 1990). De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft boven andere belangen. Het netwerk van natuurgebieden moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en daardoor uitsterven. Het Rijk en de provincies hebben afspraken gemaakt over de planologische en kwalitatieve bescherming van de EHS. Deze afspraken zijn in overleg met gemeenten en maatschappelijke organisaties gemaakt en zijn verwerkt in de ‘Spelregels EHS’ (Ministerie van LNV et al. 2007). In de EHS geldt het ‘nee, tenzij’ principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast, niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De Provincie Flevoland heeft de Spelregels EHS als uitwerking van het Omgevingsplan 2006 overgenomen in haar provinciaal beleid. In het document 'Spelregels EHS, EHS-kaart en EHS-doelbenadering' van de provincie is dit beleid uitgeschreven. Wezenlijke kenmerken en waarden De beslissing of een ingreep in de EHS kan doorgaan, hangt dus naast de instandhouding van het oppervlakte en de samenhang van de EHS af van de mate van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Om significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden te toetsen, dienen deze nauwkeurig te zijn vastgesteld, bij voorkeur aan de hand van goed uitgewerkte definities. Dit zorgt er voor dat er geen ecologische en functionele aspecten over het hoofd worden gezien en dat het voor een ieder duidelijk is waar bij toetsingen naar gekeken wordt. Een definitie voor wezenlijke kenmerken en waarden is te vinden in de Nota Ruimte (2004, p.114): “De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen van het gebied. Het gaat daarbij om de bij het gebied behorende natuurdoelen en –kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde”. Er volgt geen verdere uitleg van de gebruikte criteria noch wordt er een middel gegeven om de criteria te kwantificeren. De kenmerken en waarden hebben daardoor veelal een beschrijvend karakter en de objectiviteit in de vaststelling van ‘significante aantasting’ wordt daardoor belemmerd. Daarnaast wordt geen onderscheid gemaakt tussen kenmerken en waarden, met als gevolg dat bij de inventarisatie van een gebied door verschillende instanties of personen, verschillende indelingen naar kenmerken en waarden worden gehanteerd. Om deze reden is in opdracht van Provincie Flevoland door Arcadis de ‘EHS-Doelbenadering’ ontwikkeld (Arcadis 2008) en toegepast voor de gemeenten Almere (Arcadis & Provincie Flevoland 2009), Lelystad (Greve & Miedema 2011a), Dronten (Greve & Miedema 2011b), Noordoostpolder en Urk (Greve & Miedema 2011d) en Zeewolde (Greve & Miedema 2011c).
2
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Doel van dit rapport Op basis van de definitieomschrijving en methodiek van de hiervoor genoemde 'EHSdoelbenadering' beschrijft dit rapport de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden Vollenhovermeer en Kadoelermeer,, behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur (zie figuur 1.1). Het primaire doel van het rapport is om de wezenlijke kenmerken en waarden te beschrijven, zodat deze na vaststelling door Gedeputeerde Staten van Flevoland beschermd en voor de toekomst behouden kunnen worden. Het rapport kan echter ook gebruikt worden door initiatiefnemers die plannen willen ontwikkelen binnen de EHS, om inzicht te krijgen waaraan getoetst moet worden en bijvoorbeeld welke waarden door initiatiefnemers kunnen worden vergroot. Aan de andere kant is het een leidraad voor het Bevoegd Gezag, die de toetsing moet controleren (besluit Gedeputeerde Staten d.d. 24 februari 2009). De toetsing van de wezenlijke kenmerken en waarden vind plaats volgens de 'Spelregels EHS' (Ministerie van LNV et al. 2007). Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van de voor dit rapport meest relevante punten uit het rapport ‘EHS-Doelbenadering, methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur’ (Arcadis 2008). Dit hoofdstuk is toegevoegd zodat dit voorliggende rapport zelfstandig kan gelezen worden. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Kadoelermeer, hoofdstuk 4 die van het Vollenhovermeer. In Bijlage 1 wordt ingegaan op de aangewezen waarden van de Natura 2000-gebieden De Wieden, De Weerribben en Zwarte Meer.
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
2
3
EHS-Doelbenadering
Inleiding In het rapport ‘EHS-Doelbenadering, methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur’ (Arcadis 2008) wordt uitgebreid de achtergrond, aanleiding en uitwerking van de EHS-Doelbenadering beschreven. Hieronder volgt een samenvatting van de voor het voorliggende rapport meest relevante punten. De EHS-Doelbenadering is een methode waarbij de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS-gebieden worden vastgesteld aan de hand van de doelstellingen die de basis vormen voor de Ecologische Hoofdstructuur. Deze doelstellingen zijn (Spelregels EHS): ● ● ● ●
Het realiseren van een samenhangend netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden; Het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecosystemen, inclusief de bijbehorende soorten; Het focussen op nationaal en/of internationaal belangrijke soorten; Het duurzaam behouden van ecosystemen: zorgdragen voor de randvoorwaarden voor behoud: de juiste bodem-, water- en beheerscondities.
Elk EHS-gebied heeft zijn eigen rol in het behalen van de doelstellingen die voor de hele EHS zijn gesteld. De wezenlijke kenmerken en waarden waaraan getoetst wordt, zouden dus die aspecten van het EHS-gebied moeten zijn, die bijdragen aan de doelstellingen voor de EHS. Hierna volgt een uitwerking van de aspecten die volgens de doelbenadering worden meegenomen in de vaststelling van de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS-gebieden. Het is belangrijk om op te merken dat niet alle aspecten die hier besproken worden, op ieder gebied van toepassing of even relevant zijn. De hieronder gehanteerde indeling wordt ook toegepast in de hoofdstukken per EHS-gebied. Wettelijk- en beleidskader Het wettelijk kader bepaalt de wettelijke bescherming die het gebied geniet. Het gaat erom of het gebied een Natura 2000-gebied is (Natuurbeschermingswet 1998), een Beschermd Natuurmonument (Natuurbeschermingswet 1998) of geen van beide (EHS beleid). Regelmatig hanteren provincies naast het landelijk beleid, een provinciaal beleid om bijzondere (natuurlijke) waarden in de provincie te beschermen. Het gaat hier bijvoorbeeld om oude bosdelen, bijzondere geomorfologische processen zoals zandverstuiving of kwel, maar ook om bijvoorbeeld een stiltegebied of grondwaterbeschermingsgebied. Door middel van dergelijk beleid kent de provincie Flevoland specifiek bepaalde waarden toe aan het EHS-gebied, die daarom opgenomen dienen te worden in de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. De Ecologische Hoofdstructuur in Flevoland bevat verder de in het Omgevingsplan Flevoland (2006) opgenomen ‘ecologische verbindingszones’, ‘prioritair gebied’, waardevol gebied’ en ‘overige EHS’. In het Omgevingsplan Flevoland staat hierover het volgende: ●
Prioritaire gebieden: naast de gebieden die in het verleden al door het Rijk zijn aangewezen (als Natura 2000-gebied, Beschermd natuurmonument of Bosreservaat), gaat het om gebieden waar zeer bijzondere natuurwaarden zijn ontstaan die vanwege bijzondere abiotische omstandigheden niet of nauwelijks elders in Flevoland realiseerbaar zijn (bijv. Kuinderplas, Bremerbergbos, Ellerslenk). Toepassing van de ‘saldobenadering’ is in de prioritaire gebieden niet mogelijk, in tegenstelling tot de andere EHS-gebieden, waar de ‘saldobenadering’ wel kan worden toegepast.
4
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
●
Waardevolle gebieden: dit zijn gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. De gebieden zijn essentieel voor de gewenste samenhang en kwaliteit van de EHS. Binnen deze gebieden is de ruimte voor het toepassen van de saldobenadering beperkt, tenzij de natuurkwaliteit en/of –kwantiteit en de gebruikswaarde van het gebied verbeteren. De prioritaire en de waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS. Overige EHS: deze gebieden hebben vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij de kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden ook duurzaam te blijven beheren. De gebieden lenen zich voor de saldobenadering, waarbij nadrukkelijker dan bij de waardevolle gebieden ook verplaatsing aan de orde kan zijn.
●
Gebiedskenmerken Bepaalde kenmerken van een gebied worden niet gerekend tot de abiotische randvoorwaarden voor een natuurbeheertype, maar wel kenmerkend voor het gebied. Denk hierbij aan (infrastructurele) barrières, stilte, rust, toegankelijkheid, openstelling(tijden) en de randlengte. Gebiedskenmerken zijn soms bepalend voor de aanwezigheid en verspreiding van soorten, wat het lastig maakt om te beoordelen of deze kenmerken apart voor het gebied opgenomen moeten worden. Het is ook mogelijk dat een kenmerk geen effect heeft op de aanwezige of potentiële soorten, maar wel op de belevingswaarde van een gebied (bijvoorbeeld geluids- of lichtintensiteit). Abiotische kenmerken Door middel van de EHS wordt gestreefd naar een duurzame natuur, waarin condities worden gecreëerd of behouden die op lange termijn een gezond ecosysteem faciliteren. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de volgende abiotische eigenschappen: Bodem ● Textuur: natuurbeheertypen zijn vaak gebonden aan een bepaalde bodemtextuur. ● Nutriëntgehalte: het nutriëntgehalte van de bodem kan van grote invloed zijn op de vegetatie. ● Kalkrijkdom: het belang van de aanwezigheid van kalk is te vinden in de zuurbufferende eigenschap. Water ● Type: een natuurbeheertype kan vereisen dat er stilstaand water (poelen, vennen, meertjes etc.) of stromend water (beken, riviertjes, etc.) aanwezig is. ● Waterherkomst: zowel voor de fysisch chemische samenstelling als voor de levensgemeenschappen in het water is het belangrijk om in kaart te brengen wat de herkomst van het water is. Denk aan regen, grondwater, kwel, etc. ● Kwaliteit: net als het nutriëntgehalte van de bodem is ook het nutriëntgehalte en de daarmee gerelateerde waterkwaliteit van invloed op de aanwezige flora en fauna. In geval van oppervlaktewateren worden ook aspecten als doorzicht en chemische belasting opgenomen. ● Afmetingen (lengte, breedte, diepte): de afmetingen van het water zijn van belang voor de ecologische mogelijkheden en ontwikkelingen. Actuele natuurwaarden per natuurbeheertype Volgens de Spelregels EHS en de Nota Ruimte moeten zowel de actuele als potentiële natuurwaarden worden beschermd. Daarbij is de focus van de EHS gericht op ecosystemen, inclusief daarbij horende soorten. Het gaat hier dus om alle doelen die door de Provincie en
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
5
beheerder bepaald zijn voor het gebied. De actuele natuurwaarden worden uitgesplitst naar natuurbeheertypen. Deze zijn voor alle EHS-gebieden in Flevoland vastgelegd in het Natuurbeheerplan 2011 (Provincie Flevoland 2010) en zijn van belang voor de subsidies die in het kader van beheer worden verleend. Daarbij wordt kort toegelicht wat de huidige kwaliteiten van de beheertypen zijn: zowel de staat van het beheertype als belangrijke populaties van enkele kenmerkende (doel)soorten worden vermeld. De aanwezigheid van deze soorten kan afhankelijk zijn van het uitgevoerde beheer. In deze kan dit onderdeel van de wezenlijke kenmerken en waarden als indicator dienen van de effectiviteit van het uitgevoerde beheer. Relatie Natura 2000 en EHS In de Spelregels EHS staat: “Volgens het Natuurbeleidsplan (1990) is de EHS het samenhangend netwerk van in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen”. Uit deze definitie wordt duidelijk welk doel de EHS moet dienen, namelijk: het duurzaam behouden van ecosystemen die in nationaal of zelfs internationaal opzicht belangrijk zijn. Natura 2000-gebieden maken in de meeste gevallen deel uit van de EHS. De samenhang tussen het Natura 2000-netwerk en de rest van de EHS is dan ook een essentieel kenmerk van een gebied. Het betreffende EHS-gebied kan een bijdrage leveren aan de instandhoudingsdoelen van de (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden, maar ook voor het halen van de landelijke instandhoudingsdoelen (bijv. Grote zilverreiger in de Oostvaardersplassen). Deze rol zal in de regel altijd voor aangewezen soorten uit het betreffende Natura 2000-gebied gelden. De soorten kunnen het gebied onder meer gebruiken als foerageergebied, ecologische corridor of winterverblijfplaats. Hieronder vallen tevens de typische soorten van habitattypen die (potentieel) voorkomen in een EHS-gebied en een bijdrage kunnen leveren aan de instandhoudingsdoelstelling van de habitattypen in nabij gelegen Habitatrichtlijngebieden. Voor de EHS-gebieden Vollenhovermeer en Kadoelermeer betreffen dit de volgende habittypen: ● H3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties (kranswierwateren) ● H3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (Meren met Krabbenscheer en fonteinkruiden) ● H6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (ruigten en zomen). Voor de EHS zelf kan het gebied functioneren als kerngebied, ‘stepping stone’, corridor of ecologische verbindingszone. In het geval van een ecologische verbindingszone (EVZ) is het van belang wat het ambitieniveau is (dit is beleidsmatig vastgelegd in zgn. modellen, zie voorgaande). Aan het ambitieniveau zijn vervolgens soorten gekoppeld waarvoor de verbindingszone geschikt moet zijn. Belang en schaalniveau Eén van de doelstellingen van een EHS-gebied is het belang in (inter)nationaal opzicht. Een EHS-gebied kan echter ook van lokaal of regionaal belang zijn. Zo kunnen aanwezige of nagestreefde natuurwaarden in een gebied (zeer) zeldzaam zijn op lokale, regionale, nationale of internationale schaal, wat als kenmerkend voor het gebied aangemerkt kan worden. Potentiële natuurwaarden De potentiële natuurwaarden zijn de natuurwaarden die het gebied in potentie heeft, gelet op de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied en de natuurbeheertypen die voor het gebied zijn vastgesteld in de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan 2011. Hierop aansluitend wordt
6
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
vermeld welke beheerambities er liggen. Indien beheerambities zijn gedefinieerd, worden deze weergegeven in een figuur. Soorten De kwaliteit van een gebied of ecosysteem, is te meten aan de hand van de soorten die aanwezig zijn. Soorten stellen bepaalde eisen aan een gebied, waarbij de ene soort veeleisender is dan de andere. Door soorten op te nemen in de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied, wordt aangegeven welke kwaliteiten worden nagestreefd. Zo houdt een Waterspitsmuis van natuurvriendelijke oevers, helder water en een rijke onderwatervegetatie, een Boommarter van dikke bomen, rust en voldoende voedsel en een Roerdomp van onverstoorde, brede rietkragen met een variatie aan riettypen. De aanwezigheid van de soorten zegt daarbij iets over de natuurwaarde van een gebied. Voor de vaststelling van de ‘soorten’ per gebied zijn de volgende vijf vragen nagegaan: 1. Welke soorten behoren tot de in het EHS-gebied aanwezige natuurdoeltypen volgens het Handboek Natuurdoeltypen (Bal et al. 2001)? Welke soorten hiervan zijn relevant gezien bijvoorbeeld hun verspreiding binnen Nederland? De vanaf 1 januari 2010 gehanteerde natuurbeheertypen uit het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschapsbeheer zijn te herleiden tot één of enkele natuurdoeltypen, waardoor de relevante soorten zijn te achterhalen. Zo kan bijvoorbeeld beheertype N14.03 Haagbeuken- en essenbos (uit SNL) worden gekoppeld aan natuurdoeltype 3.53 Zoom, mantel en droog struweel (uit Bal et al. 2001). Relevante soorten voor dit natuurdoeltype zijn onder andere Buizerd, Torenvalk, Zanglijster, Ruige dwergvleermuis, Sleedoornpage, Bosaardbei en Kamsalamander. 2. Is het gebied relevant voor soorten die middelzwaar of zwaar zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet (tabel II en III)? 3. Heeft het EHS-gebied voor een soort een belangrijke ondersteunende functie bij het behalen van de instandhoudingsdoelen van een nabijgelegen Natura 2000-gebied? Ter ondersteuning van de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen habitattypen uit omliggende Habitatrichtlijngebieden in de omgeving van het EHS-gebied die tevens (potentieel) voorkomen in het EHS-gebied, worden de typische soorten opgenomen. 4. Behoort de soort tot de lijst van door de Provincie Flevoland aangewezen prioritaire soorten (De Vries et al. 2008)? 5. Is het gebied van (inter)nationaal belang voor een soort, of is de soort een speciaal beheerdoel van de beheerder? Een soort hoeft niet per se vastgesteld te zijn in het gebied. Als de soort redelijkerwijs de potentie heeft om het gebied op den duur te bereiken en het doel is om aan de eisen van deze soort te voldoen, wordt de soort opgenomen in de wezenlijke waarden. Hiermee worden de kwaliteiten die de soort vereist, beschermd door ze vast te leggen in de wezenlijke kenmerken en waarden. In de beschrijvingen van de gebieden wordt het in dit rapport apart vermeld als het om potentiële soorten gaat (pot.). Voor alle soorten geldt dat het EHS-gebied (potentieel) geschikt moet zijn voor een populatie van deze soort. Dit betekent dat zwervende exemplaren van soorten en toevallige waarnemingen niet per se leiden tot het opnemen van een soort in de wezenlijke kenmerken en waarden. Hierbij moet nog worden opgemerkt, dat niet van alle soorten de precieze verspreiding bekend is; er is bij de vaststelling van de ‘soorten’ gebruik gemaakt van beschikbare en gepubliceerde verspreidinggegevens, aangevuld met informatie van de beheerders (die een conceptversie van dit rapport hebben gescreend). De gekozen methode heeft daarnaast beperkingen: omdat
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
7
wordt uitgegaan van de vastgestelde beheertypen per gebied, worden hieraan één of meerdere natuurdoeltypen gekoppeld. Het kan echter voorkomen dat binnen een dergelijk gebied, meerdere landschapstypen aanwezig zijn die tevens aansluiten bij andere natuurdoeltypen of zelfs beheertypen. Om deze reden kunnen ook soorten van deze natuurdoeltypen worden opgenomen als 'soort'. Een voorbeeld hiervan zijn rietoevers aan de rand van een gebied dat is begrensd als beheertype N04.02 Zoete plas, waar soorten voorkomen die passen bij de landschapstypen die gekoppeld zijn aan N12.06 Ruigteveld, zoals Dwergmuis. Toetsing wezenlijke kenmerken en waarden In dit rapport zijn de wezenlijke kenmerken en waarden beschreven van de EHS-gebieden Kadoelermeer en Vollenhovermeer. Deze wezenlijke kenmerken en waarden betreffen de bovengenoemde onderdelen zoals vastgesteld in de 'EHS-doelbenadering'. Middels de 'Spelregels EHS' (Ministerie van LNV et al. 2007) kan worden getoetst of aantasting van deze wezenlijke kenmerken en waarden aan de orde is en hoe volgens deze spelregels kan worden gewerkt. Voorbehoud: In deze rapportage is gebruik gemaakt van de EHS-begrenzing zoals deze in 2010 is vastgesteld en de actuele en potentiële beheertypekaarten uit het Natuurbeheerplan 2011 van de Provincie Flevoland. In een zich ontwikkelende provincie zullen beide kaartbeelden door de jaren heen veranderen. De verwachting is dat deze verandering de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied niet “wezenlijk” veranderen. Om echter zeker te zijn van de meest recente en vigerende kaarten dient men te allen tijde www.flevoland.nl te raadplegen.
8
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
3
9
Kadoelermeer
Wettelijk- en beleidskader EHS: waardevolle EHS (figuur 3.1) Gebiedskenmerken Het Kadoelermeer is gelegen ten zuiden van Vollenhove, tussen de Noordoostpolder en ten zuidoosten van het Hoge land van Vollenhove. Het meer beslaat een oppervlak van 100 ha. Aan de noordzijde ligt het Vollenhovermeer, aan de zuidzijde het Zwarte Meer. Het gebied is grotendeels in eigendom van het Waterschap Zuiderzeeland en in beheer bij Natuurmonumenten. De vaargeul is vanaf 1 januari 2013 in eigendom en beheer van de Provincie Flevoland. Het meer is ontstaan bij de aanleg van de Noordoostpolder. Met het uitdiepen van de vaargeul zijn twee eilanden aangelegd. Ten zuiden van de Vollenhoverbrug ligt de jachthaven van Vollenhove. Daarnaast zijn ter hoogte van de Voorstersluis en de Kadoelersluis voorzieningen voor het aanleggen van boten. De functie van het meer is gericht op natuur met recreatief medegebruik. Er is één beroepsvisser actief in het gebied. Voor de scheepvaart (zowel recreatief als vrachtvaart) vormt het meer een doorgaande verbinding tussen het Zwarte Meer en het Overijsselse achterland. Naast recreatievaart wordt de omgeving van het meer gebruikt om te wandelen en om te fietsen via het fietspad langs de oude dijk tussen Vollenhove en de Kadoelersluis. Nabij Vollenhove is een ijsbaantje aangelegd. De aanwezigheid van recreanten, zowel langs de oevers als op het meer, zorgt voor visuele verstoring van met name broed- en pleisterende vogels. Twee bruggen (Flevoweg aan de noordzijde en Kadoelerweg over de Kadoelersluis aan de zuidzijde) verbinden de Noordoostpolder met de provincie Overijssel. Deze twee wegen veroorzaken dat licht en geluid vanaf de wegen het natuurgebied binnenkomt. Nabij de Voorstersluis ligt een elektriciteitsverdeelstation. Hier vanuit overbruggen hoogspanningsleidingen het Kadoelermeer. Abiotische kenmerken Ten oosten van het meer bevindt zich het Hoge land van Vollenhoven, een stuwwal- en keileemcomplex. Door erosie is aan de westpunt van de stuwwal een steile keileemwand (klif) ontstaan. Dit betreft een met struweel begroeide wand op meer dan 100 m van de huidige oever van het meer. De onderwaterbodem bestaat uit jonge zeeklei. Langs het Kadoelermeer liggen in de oeverzone poldervaaggronden in zware kalkrijke zavel. De overgang van de polder met het Kadoelermeer wordt gevormd door een dijk met oeververdediging van zware steenstort. Met name de oostelijke oevers zijn deels onbeschoeid en hebben plaatselijk een geleidelijke overgang van water naar land. Het Kadoelermeer staat in open verbinding met het Vollenhovermeer. Het meer is ondiep (max. 1 m) met uitzondering van de vaargeul vlak langs de dijk aan de nieuwe land-zijde die 2 à 3 meter diep is. Het optreden van regionale kwel is beperkt door de lager gelegen Noordoostpolder. Invloeden van lokale kwel zijn mogelijk nabij het hoger gelegen Vollenhove. Het water wordt verder gevoed door regen en instromend oppervlaktewater. Daarnaast wordt het water uit het Kadoeler- en Vollenhovermeer gebruikt als inlaatwater voor De Wieden en De Weerribben in tijden van uitzonderlijke droogte. Het meer heeft een ingesteld zomerpeil van 0,2 NAP en winterpeil van -0,4 NAP.
10
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Figuur 3.1. Overzicht EHS-gebied Kadoelermeer.
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
11
De waterkwaliteit van het Kadoelermeer is sinds 1970 sterk verbeterd. De aanwezige watervegetatie duidt desondanks op een eutrofe situatie, waarbij Grof hoornblad domineert. De toestand qua fytoplankton en macrofauna wordt volgens de KRW-standaarden als 'goed' beoordeeld. Nabij de Kadoelersluis is de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater gemeten. Ten aanzien van chloride, fosfaat en zuurstofverzadiging voldeed of overtrof de kwaliteit in 2009 aan het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De concentraties stikstof en het doorzicht worden als 'matig' beoordeeld. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (85 ha) De ondiepe delen van het meer hebben in de zomermaanden een dichte begroeiing met ondergedoken waterplanten. In het meer zijn vissoorten aangetroffen als Rivierdonderpad, Bittervoorn, Kleine modderkruiper en Kwabaal. Door de geringe diepte is het meer tevens geschikt als opgroeiplaats voor Paling. In de winter wordt het meer gebruikt als foerageer- en rustgebied voor overwinterende vogels als Meerkoet, Kuifeend, Smient en Grauwe gans. N05.01 Moeras (10 ha) De oostelijke oevers bestaan plaatselijk uit ruige rietvegetaties met hier en daar wilgenstruweel. In de oeverzone vindt zonder beheer ophoping van organisch materieel plaats dat op termijn invloed kan hebben op de waarde van de rietvelden voor moerasbroedvogels. De twee eilanden worden omringd door een rietzone met Gewone dotterbloem. Hier broeden vogels als Grote karekiet, Snor, Blauwborst, Dodaars en Baardman. De aanwezigheid van waterriet is voor met name Grote karekiet van wezenlijk belang. N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (5,3 ha) Op beide eilanden heeft zich een Schietwilgenbos ontwikkeld. Er bevindt zich hier een horst van Buizerd. De eilanden kunnen in de toekomst een functie vervullen voor Bever en Otter. Relaties Natura 2000-gebieden Het meer is naast rustplaats mogelijk van belang als foerageerplaats van Kleine zwaan. Deze soort is aangewezen voor de Natura 2000-gebieden De Wieden en Zwarte Meer. In onder andere Blokzijl, Den Oldenhof, Sint Jansklooster, Kuinre en Krabbenburg zijn verblijfplaatsen aanwezig van Meervleermuis. Het Kadoelermeer is van belang als foerageergebied van deze vleermuizen. Deze soort legt grote afstanden af tussen verblijfplaats en foerageergebied. Omdat de soort is aangewezen voor de omliggende Natura 2000-gebieden De Wieden, De Weerribben en Zwarte Meer is er een ecologische relatie tussen deze Natura 2000-gebieden en het Kadoelermeer ten aanzien van Meervleermuis. Het meer vormt daarnaast onderdeel van het foerageergebied van de voor De Wieden aangewezen broedvogel Bruine kiekendief. Ecologische Hoofdstructuur Via het gemaal Smeenge is het meer verbonden via de Ecologische verbindingszone Urkervaart-Zwolse Vaart met het IJsselmeer. Deze EVZ doorsnijdt de Noordoostpolder van west naar oost. De twee vaarten lopen in elkaar over ter hoogte van Emmeloord en staan in open verbinding met de Lemstervaart, eveneens een ecologische verbindingszone. Beide vaarten dienen op termijn, samen met de Lemstervaart, de gebieden aan de oost, west- en noordrand van de Noordoostpolder met elkaar te verbinden. Daarnaast staat het Kadoelermeer via de Kadoelersluis in verbinding met het Zwarte Meer en het Ketelmeer.
12
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Figuur 3.2. Natuurbeheertypen Kadoelermeer (bron: Provincie Flevoland).
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
13
De mate waarin migrerende vissoorten zich vanuit het Kadoelermeer kunnen bewegen naar de omliggende wateren wordt bepaald door de mogelijkheden voor vissen om de omliggende gemalen te passeren. In 2012 is bij gemaal Colijn een vispassage gerealiseerd. Voor soorten als Watervleermuis, Rosse vleermuis en roofvogels, zoals de in het gebied broedende Buizerd, is een ecologische relatie mogelijk met het nabij gelegen bosgebied Voorster- en Kadoelerbos en het Kadoelerveld. Ten aanzien van de Otter vormt het Kadoelermeer een uitbreiding van het verspreidingsgebied. Belang en schaalniveau Het Kadoelermeer vormt een verbinding tussen de Natura 2000-gebieden De Wieden (Vollenhovermeer) en het Zwarte Meer. Middels de ecologische verbindingszone Urkervaart en Zwolse Vaart is er een verbinding met het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Het gebied is om deze redenen van nationaal belang. Potentiële waarden De aanleg van brede natuurvriendelijke oevers en geschikte faunapassages langs de bruggen van de Vollenhoverweg en Kadoelerweg komt ten goede aan soorten als Bever en Otter en andere watergebonden soorten. Door de gemalen rond het meer aan te passen, zodat vissen deze gemalen kunnen passeren, wordt de functie van het meer voor migrerende vissen als Rivierprik versterkt. Soorten Broedvogels Aalscholver (foer.), Baardman, Blauwborst, Bosrietzanger (pot.), Bruine kiekendief, Dodaars, Grote karekiet, Grote zilverreiger (foer.), Rietzanger, Roerdomp (foer.), Snor, Zeearend (foer.), Zwarte stern (foer.) Niet-broedvogels Brilduiker, Fuut, Grauwe gans, Grote zaagbek, Grote zilverreiger, Kleine zwaan, Kolgans, Kuifeend, Krakeend, Meerkoet, Nonnetje, Tafeleend, Toendrarietgans, Slobeend, Smient, Wintertaling, Visarend, Zeearend Reptielen Ringslang (pot.) Vissen Bittervoorn, Europese meerval (pot.), Grote modderkruiper (pot.), Kroeskarper (pot.), Kwabaal, Kleine modderkruiper, Paling, Rivierdonderpad, Rivierprik (pot.), Ruisvoorn, Snoek, Vetje (pot.), Winde, Zeelt Zoogdieren Bever (pot.), Bunzing, Dwergmuis Waterspitsmuis, Watervleermuis
(pot.),
Otter,
Meervleermuis,
Rosse
vleermuis,
Ongewervelde dieren Platte schijfhoorn (pot.), Zeggenkorfslak (pot.) Planten Breekbaar kransblad (pot.), Brokkelig kransblad (pot.), Buigzaam glanswier (pot.), Gewone dotterbloem, Grof hoornblad, Fijnstekelig kransblad (pot.), Klein glanswier (pot.), Ruw kransblad (pot.), Stekelharig kransblad (pot.), Sterkranswier (pot.)
14
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
4
15
Vollenhovermeer
Wettelijk- en beleidskader ● EHS: waardevolle EHS (figuur 4.1) ● Natura 2000-gebied (figuur 4.1) ● Wetland Gebiedskenmerken Het Vollenhovermeer is gelegen ten noorden van Vollenhove, tussen de Noordoostpolder en het Hoge land van Vollenhove. Het meer beslaat een oppervlak van 132 ha. Aan de noordzijde ligt het Vollenhoverkanaal en Blokzijl, aan de zuidzijde het Kadoelermeer. Het gebied is grotendeels in eigendom van het Waterschap Zuiderzeeland en in beheer bij Natuurmonumenten. De vaargeul is vanaf 1 januari 2013 in eigendom en beheer van de Provincie Flevoland. Het meer is ontstaan bij de aanleg van de Noordoostpolder. Aan de oostkant van het meer, langs de oude zeedijk van Vollenhove naar Blokzijl, zijn grote rietoppervlaktes. De overgang van de Noordoostpolder naar het meer wordt gevormd door een dijk, waarbij een oeververdediging is toegepast van zware steenstort. Aan deze dijk zijn 2 vrije aanmeermogelijkheden, aan de uiterste noordzijde, en ter hoogte van de Viswaterweg in de Noordoostpolder. De oostelijke oever heeft een meer natuurlijk karakter. De functie van het meer is gericht op natuur met recreatief medegebruik. Er is één beroepsvisser actief in het gebied. Net achter de dijk, op het nieuwe land ten noorden van Vollenhove, ligt een surflocatie met parkeerplaats. Vanaf dit punt wordt gesurft op het Vollenhovermeer. Daarnaast wordt het meer gebruikt voor vracht- en recreatievaart. Over de dijk aan de westzijde van het meer loopt een fietspad. Langs de dijk aan de oostzijde loopt een landbouwweg dat tevens in gebruik is als fietspad langs het meer tussen Moespot en Vollenhove. Aan de zuidzijde ligt de Flevoweg, die middels een brug de Noordoostpolder met het de provincie Overijssel verbindt. Deze weg veroorzaakt dat licht en geluid vanaf de wegen het natuurgebied binnenkomt. Naast recreatievaart wordt het meer en haar oevers gebruikt om te vissen en te wandelen (Zuiderzeepad). De aanwezigheid van recreanten, zowel in de oevers als op het meer, zorgt voor visuele verstoring van met name broed- en pleisterende vogels. Abiotische kenmerken Langs het Vollenhovermeer wordt meest zeer fijn zand aangetroffen. Nabij Vollenhove ligt een klein gebied met lutumhoudend sediment. De oeverzone bevat vlakvaaggronden in kalkhoudende zandgrond. De onderwaterbodem bestaat uit jonge zeeklei. Het Vollenhovermeer staat in open verbinding met het Kadoelermeer. Het meer is ondiep (max. 1 m) met uitzondering van de vaargeul vlak langs de dijk aan de nieuwe land-zijde die 2 à 3 meter diep is. Het meer heeft een ingesteld zomerpeil van -0,2 NAP en winterpeil van -0,4 NAP. Het water uit het Vollenhovermeer wordt gebruikt als inlaatwater voor De Wieden en De Weerribben in tijden van uitzonderlijke droogte. Het optreden van regionale kwel is beperkt door de lager gelegen Noordoostpolder. Invloeden van lokale kwel zijn mogelijk nabij het hoger gelegen Vollenhove. De waterkwaliteit van het Vollenhovermeer is sinds 1970 sterk verbeterd. Het water is helder en bevat door de geringe diepte een hoge bedekking van waterplanten. De toestand qua fytoplankton en macrofauna wordt volgens de KRW-standaarden als 'goed' beoordeeld. De hoge bedekking aan waterplanten (onder andere kranswieren en fonteinkruiden) duidt ook op een (chemisch) goede waterkwaliteit.
16
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Figuur 4.1. Overzicht EHS-gebied Vollenhovermeer
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
17
Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (109 ha) De ondiepe delen van het meer kennen in de zomermaanden een dichte begroeiing met ondergedoken waterplanten, waaronder kranswieren en fonteinkruiden. In het meer zijn vissoorten aangetroffen als Rivierdonderpad, Bittervoorn, Kleine modderkruiper en Kwabaal. Door de geringe diepte is het meer tevens geschikt als opgroeiplaats voor Paling. In de winter wordt het meer gebruikt als foerageer- en rustgebied voor overwinterende vogels als Kleine zwaan, Grote zaagbek, Slobeend en Meerkoet. N05.01 Moeras (23 ha) Dit gebied betreft de oever van het Vollenhovermeer en enkele (schier)eilanden en bevat een moerasvegetatie van voedselrijk milieu. De oeverlanden worden gedomineerd door Riet. Het maairegime is zodanig dat een variatie van jong en overjarig riet wordt gecreëerd. Op beschutte plaatsen in de rietgordel groeien grote aantallen Gewone dotterbloem. Op enkele plaatsen groeit Rietorchis. Daarnaast wordt het rietland afgewisseld met soorten als Moerasmelkdistel en broeden er vogels als Grote karekiet, Roerdomp, Blauwborst, Baardman, Rietzanger en Porseleinhoen. Voor soorten als Grote karekiet en Roerdomp is de aanwezigheid van voldoende areaal waterriet van wezenlijk belang. N05.02 Gemaaid rietland (0,2 ha) Het gebied wordt gepacht door een rietsnijder en wordt jaarlijks gemaaid. Dit rietveld doet dienst als broedgebied voor soorten als Rietzanger en Blauwborst en als foerageergebied van Zwarte stern. Relaties Natura 2000-gebieden Het Vollenhovermeer vormt als Vogelrichtlijngebied onderdeel van het Natura 2000-gebied De Wieden. De rietzone aan de oostzijde van het Vollenhovermeer speelt een zeer belangrijke rol in het behoud van de populatie Grote karekieten. Het behoud van deze rietkraag en van de rust aldaar is van groot belang voor het behalen van het instandhoudingsdoel ten aanzien van deze soort. Tijdens het broedseizoen dient het meer en de brede rietzones aan de oostzijde als foerageergebied van Zwarte stern en als broedgebied van Bruine kiekendief. Het meer is naast rustplaats mogelijk van belang als foerageerplaats van Kleine zwaan. Het meer is tevens mogelijk als foerageergebied van belang voor Meervleermuis die in de omgeving verblijfplaatsen heeft in Blokzijl, Den Oldenhof en Sint Jansklooster. Omdat deze soort grote afstanden aflegt tussen verblijfplaats en foerageergebied, is deze ook relevant voor de Natura 2000-gebieden De Weerribben en Zwarte Meer waarvoor Meervleermuis tevens is aangewezen. Ecologische Hoofdstructuur De ecologische verbinding Leeuwterveld-Vollenhovermeer verbindt De Wieden met het Vollenhovermeer. Deze verbinding wordt naar verwachting ingericht als structuurrijke en bloemrijke graslanden en -ruigten. Ten westen van het meer ligt het Voorsterveld, onderdeel van het Voorsterbos in de provincie Flevoland. Ten oosten van het meer ligt het EHS-gebied de Vollenhoofsche Uiterdijken in de provincie Overijssel. Voor soorten als Watervleermuis en Rosse vleermuis is een ecologische relatie mogelijk met het nabij gelegen bosgebied Voorsteren Kadoelerbos.
18
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Figuur 4.2. Natuurbeheertypen Vollenhovermeer (bron: Provincie Flevoland).
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
19
Belang en schaalniveau Het Vollenhovermeer vormt een zeer belangrijke rol in het behalen van de instandhoudingsdoelstelling van Grote karekiet voor het Natura 2000-gebied De Wieden. Daarnaast draagt het gebied bij aan het behalen van een aantal andere instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Om deze redenen is het gebied van internationaal belang. Potentiële waarden De aanleg van geschikte faunapassages langs de brug van de Flevoweg en het gemaal A.F. Stroink komt ten goede aan Bever, Otter en andere watergebonden soorten. Soorten Broedvogels Aalscholver (foer.), Baardman, Blauwborst, Bosrietzanger (pot.), Bruine kiekendief, Dodaars, Grote karekiet, Grote zilverreiger (foer.), Porseleinhoen (pot.), Rietzanger, Roerdomp, Snor, Watersnip, Zeearend (foer.), Zwarte stern (foer. en pot.) Niet-broedvogels Brilduiker, Fuut, Grauwe gans, Grote zaagbek, Kleine zwaan, Kolgans, Kuifeend, Krakeend, Meerkoet, Nonnetje, Pijlstaart, Slobeend, Smient, Tafeleend, Toendrarietgans, Wilde zwaan, Wintertaling, Visarend Reptielen Ringslang (pot.) Vissen Bittervoorn, Grote modderkruiper, Europese meerval (pot.), Kleine modderkruiper, Kroeskarper (pot.), Kwabaal, Paling, Rivierdonderpad, Rivierprik (pot.), Ruisvoorn, Snoek, Vetje (pot.), Winde, Zeelt Zoogdieren Bever (pot), Bunzing, Dwergmuis Waterspitsmuis, Watervleermuis
(pot.),
Otter,
Meervleermuis,
Rosse
vleermuis,
Planten Breekbaar kransblad (pot.), Brokkelig kransblad (pot.), Buigzaam glanswier (pot.), Doorgroeid fonteinkruid (pot), Fijnstekelig kransblad (pot.), Gewone dotterbloem, Glanzig fonteinkruid (pot.), Groot blaasjeskruid (pot.), Klein glanswier (pot.), Rietorchis, Ruw kransblad (pot.), Stekelharig kransblad (pot.), Sterkranswier (pot.) Ongewervelden Bruine korenbout (pot.), Glassnijder (pot.), Platte schijfhoorn (pot.), Vroege glazenmaker (pot.), Zeggenkorfslak (pot.)
20
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
5
21
Bronnen
Arcadis 2008. EHS-Doelbenadering; methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur. Arcadis, Amersfoort. Arcadis Heidemij Advies 2000 Totaalvisie ecologische verbindingen Flevoland. Provincie Flevoland. Arcadis Heidemij Advies BV, Assen. Arcadis/Provincie Flevoland 2009. Wezenlijke kenmerken & waarden EHS gemeente Almere. Arcadis, Amersfoort/Provincie Flevoland, Lelystad. ATKB 2010. Visstandbemonstering Vollenhover- en Kadoelermeer 2010. Rapport : 20091265/rapp.001 juli 2010. ATKB, Geldermalsen Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal en F.J. van Zadelhoff (2001). Handboek Natuurdoeltypen, Wageningen. Bijlsma, R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij, Haarlem / Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV, Utrecht. Bouwhuis, H., E. Deiman, M. Hokken, J. Meijerink, R. Maasdam 2009. Achtergrond-document KRW IJsselmeerpolders. Toelichting bij de inspraak op Waterbeheerplan Zuiderzeeland en omgevingsplan Flevoland. Waterschap Zuiderzeeland, Lelystad Bremer, P. 2009a. Wat maakt Flevoland uniek? Een analyse en overzicht van zeer kenmerkende plant- en diersoorten in de provincie Flevoland. Bremer, P. 2009b. De violetkleurende moerasmelkzwam (Ladtarius aspedeus), over een eerste vondst in de provincie Flevoland, over natuurbos en melksap bij melkzwammen. Nieuwsbrief Werkgroep Mycologisch Onderzoek IJsselmeerpolders Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen (eds.) 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. EIS-Nederland, De Vlinderstichting & Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2007. Waarnemingenverslag dagvlinders, libellen en sprinkhanen. EIS-Nederland, Leiden / De Vlinderstichting, Wageningen / Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, Assen. Goede, A.F. de, K. van der Veen 2000. Beheersvisie Kadoeler- en Vollenhovermeer. A&Wrapport 197. Altenburg & Wymenga bv, Veenwouden. Greve, M.S.E., H. Miedema 2011a. Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Lelystad. A&W-rapport 1358. Altenburg & Wymenga bv. Feanwâlden Greve, M.S.E., H. Miedema 2011b. Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeente Dronten. A&W-rapport 1359. Altenburg & Wymenga bv. Feanwâlden Greve, M.S.E., H. Miedema 2011c. Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk. A&W-rapport 1360. Altenburg & Wymenga bv. Feanwâlden Greve, M.S.E., H. Miedema 2011d. Wezenlijke kenmerken en waarden EHS gemeente Zeewolde. A&W-rapport 1361. Altenburg & Wymenga bv. Feanwâlden Herder, J.E., J. Kraneberg 2007. Inventarisatie beleidsrelevante vissen in het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland. Stichting RAVON, Nijmegen Hop, J., J. Kampen 2010. Visstandbemonstering Vollenhover- en Kadoelermeer 2010. Rapportnummer 20091265/rapp001. ATKB Geldermalsen KIWA Water Research/EGG-consult 2007. Knelpunten- en kansenanalyse Natura 2000-gebied 35 - Wieden. Kiwa Water Reseach, Nieuwegein/ EGG, Groningen
22
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Limpens, H.J.G.A., K. Mostert & W. Bongers (eds.) 1997. Atlas van de Nederlandse Vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Ministerie van LNV 1990. Natuurbeleidsplan 1990, Ministerie van LNV, Den Haag Ministerie van LNV 1990. Natuurbeleidsplan. Regeringsbeslissing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Den Haag. Ministerie van LNV 2004a. Werken aan Natura 2000. Handreiking voor de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Concept Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV 2004b. Besluit Rode Lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van VROM 2005. Nota Ruimte. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Den Haag. Ministeries van LNV en VROM en de provincies. Spelregels EHS. Beleidskader voor compensatiebeginsel EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS: www.rijksoverheid.nl Natuurmonumenten 2012. Verspreidinggegevens flora en fauna 2007-2012. Vereniging Natuurmonumenten, 's-Graveland Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Provincie Flevoland 2002. Gebiedsplan voor natuur en landschap Flevoland. Provincie Flevoland, Lelystad. Provincie Flevoland 2006. Omgevingsplan Flevoland 2006. Provincie Flevoland, Lelystad. Provincie Flevoland 2009. Natuurbeheerplan Flevoland 2010. Provincie Flevoland, Lelystad. Provincie Flevoland 2010. Natuurbeheerplan Flevoland 2011. Provincie Flevoland, Lelystad Provincie Overijssel 2009. Werkdocument Natura 2000 De Wieden & De Weerribben 20092015. Provincie Overijssel, Zwolle Reinhold, J., A-J Haarsma, J.R. Regelink & H. J. G. A Limpens, 2007. Vleermuizen in Flevoland: een beschermde diergroep in beeld gebracht - Eindrapportage 2007. LBF-2007015. Landschapsbeheer Flevoland i.s.m. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Reinhold, J. 2008. Bosbeheer en vleermuizen in Flevoland. Landschapsbeheer Flevoland, Lelystad i.s.m. Provincie Flevoland, Lelystad, VZZ, Nijmegen. Vries, J. de, P. Bremer, B. de Bruijn, B. Koks, S. Kragten, A.J. Rossenaar, T. Termaat, J. Thissen & R. Zollinger 2008. Uitwerking leefgebiedenbenadering Flevoland voor soorten. Rapport VS2008.038, De Vlinderstichting, Wageningen. Water, E. van. 2005. Wezenlijke waarden EHS Flevoland. Interne notitie Provincie Flevoland, Lelystad. Waterschap Zuiderzeeland 2006. Watersysteembeheer. Jaarrapportage 2006. ISSN: 18716490. Waterschap Zuiderzeeland, Lelystad Geraadpleegde internetsites www.flevoland.nl www.flevolandschap.nl www.ministerielnv.nl www.naturalis.nl/over naturalis/gelieerde instellingen/European Invertebrate Survey (EIS) www.natuurflevoland.biofaan.nl www.natuurkaart.nl www.natuurloket.nl www.natuurmonumenten.nl www.ndff.nl www.overijssel.nl www.ravon.nl www.rijksoverheid.nl
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
www.waarneming.nl www.verspreidingsatlas.nl www.wikipedia.org www.zuiderzeeland.nl
23
24
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Bijlage 1
25
Natura 2000-gebieden
In de directe omgeving van de beschreven EHS-gebieden ligt een aantal belangrijke Natura 2000-gebieden. Deze gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese habitatrichtlijn en/of Vogelrichtlijn. Dit betreft de Natura 2000-gebieden De Wieden, De Weerribben, Zwarte Meer en IJsselmeer. De Natura 2000-gebieden zijn aangewezen wegens het voorkomen (of potentie) van bepaalde zeldzame en kwetsbare soorten en habitattypen. De aangewezen waarden worden genoemd in de aanwijzingsbesluiten van deze gebieden en zijn hieronder weergegeven. Deze informatie is afkomstig van de huidige, voorlopige wetteksten, zoals die vermeld staan op de website van het Ministerie van EL&I via www.rijksoverheid.nl. Aanvullende informatie omtrent de bescherming van de Natura 2000-gebieden staat vermeld in de teksten van de aanwijzingsbesluiten. Mogelijk worden enkele van deze teksten in de nabije toekomst enigszins aangepast. Natura 2000-gebied Zwarte Meer Habitattype H3150 Meren met Krabbenscheer en fonteinkruiden H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea) H6510B Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) Habitatsoorten H1145 Grote modderkruiper H1149 Kleine modderkruiper H1163 Rivierdonderpad H1318 Meervleermuis Broedvogels A021 Roerdomp A029 Purperreiger A119 Porseleinhoen A292 Snor A295 Rietzanger A298 Grote karekiet Natura 2000-gebied De Weerribben Habitattypen H3140 Kranswierwateren H3150 Meren met Krabbenscheer en fonteinkruiden H4010B Vochtige heiden (laagveengebied) H6410 Blauwgraslanden H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea) H7149A Overgangs- en trilvenen (trilvenen H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)
Niet-broedvogels A005 Fuut A017 Aalscholver A034 Lepelaar A037 Kleine zwaan A039b Toendrarietgans A041 Kolgans A043 Grauwe gans A050 Smient A051 Krakeend A052 Wintertaling A054 Pijlstaart A056 Slobeend A059 Tafeleend A061 Kuifeend A125 Meerkoet A156 Grutto A197 Zwarte stern
H7210 *Galigaanmoerassen H91D0 *Hoogveenbossen Habitatsoorten H1042 Gevlekte witsnuitlibel H1060 Grote vuurvlinder H1082 Gestreepte waterroofkever H1134 Bittervoorn H1145 Grote modderkruiper H1149 Kleine modderkruiper H1318 Meervleermuis H1903 Groenknolorchis H4056 Platte schijfhoren
A&W-rapport 1787 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS-gebieden Kadoeler- en Vollenhovermeer
Broedvogelsoorten A021 Roerdomp A029 Purperreiger A119 Porseleinhoen A153 Watersnip Natura 2000-gebied De Wieden Habitattypen H3140 Kranswierwateren H3150 Meren met Krabbenscheer en fonteinkruiden H4010B Vochtige heiden (laagveengebied) H6410 Blauwgraslanden H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea) H7149A Overgangs- en trilvenen (trilvenen H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) H7210 *Galigaanmoerassen H91D0 *Hoogveenbossen Habitatsoorten H1042 Gevlekte witsnuitlibel H1060 Grote vuurvlinder H1082 Gestreepte waterroofkever H1134 Bittervoorn H1145 Grote modderkruiper H1149 Kleine modderkruiper H1163 Rivierdonderpad H1318 Meervleermuis H1903 Groenknolorchis H4056 Platte schijfhoren
A197 Zwarte stern A292 Snor A295 Rietzanger A298 Grote karekiet
Broedvogelsoorten A017 Aalscholver A021 Roerdomp A029 Purperreiger A081 Bruine kiekendief A119 Porseleinhoen A122 Kwartelkoning A153 Watersnip A197 Zwarte stern A275 Paapje A292 Snor A295 Rietzanger A298 Grote karekiet
Niet-broedvogelsoorten A005 Fuut A017 Aalscholver A037 Kleine zwaan A041 Kolgans A043 Grauwe gans A050 Smient A051 Krakeend A059 Tafeleend A061 Kuifeend A068 Nonnetje A070 Grote zaagbek A094 Visarend
23
Bezoekadres Suderwei 2 9269 TZ Feanwâlden Postadres Postbus 32 9269 ZR Feanwâlden Telefoon 0511 47 47 64 Fax 0511 47 27 40
[email protected]
www.altwym.nl