N O T U L E N VAN DE VERGADERING VAN 10 NOVEMBER 2009. Voorzitter: de heer R.J.G. Bandell, burgemeester. Griffier: mevrouw M. van Hall. Wethouders: de heren drs. A.T. Kamsteeg, J.H. Lagendijk, F.J. van den Oever, J.W. Spigt en D.A. van Steensel. In deze vergadering zijn aanwezig geweest 37 leden en wel: de dames J.L.M. van Benthem en J. van den Bergh-Wapperom, de heren J.C.C. Bruggeman, D.G.E. Cobelens en J.J.W. van Dongen, mevrouw J. Heijmans, de heren A.G. Hoogerduijn en R.J.J.G. Klaassen, mevrouw D. Koppens-van Leeuwen, de heer W. van der Kruijff, de dames L.J. Kuhlemeier-Booij en C.M.L. Lambrechts, de heren M.P.P.M. Merx, H. Mostert, W.J.M. Nederpelt en J.C. Rakhorst, de dames M.C. Ruisch, K.M. Rusinovic en C. Safranti, de heren D.F.M. Schalken-den Hartog en P.H. Sleeking, mevrouw N. de Smoker-van Andel, de heren O. Soy, W. van der Spoel en B. Staat, mevrouw I. Stevens, de heren S. Tasgin, H.J. Tazelaar, P.J.T. Tiebosch, C.A. van Verk en D.E. Vermeulen, mevrouw V.I. Versluis, de heer H.P.A. Wagemakers, de dames S.M. Wemmers-Wanrooij, E.C. van Wenum-Kroon en G. Yanik alsmede de heer A.G. van Zanten. Afwezig zijn: de heren A. Karapinar en D. Pols. 1.
OPENING EN VASTSTELLEN AGENDA
De VOORZITTER: De vergadering is geopend. Ik heet u allen hartelijk welkom bij de begrotingsbehandeling, door sommigen wel aangeduid als het hoogtepunt van de lokale democratie. Ik wil u voorstellen de agenda enigszins gewijzigd vast te stellen. Ik heb begrepen dat er geen woordvoering is van de fractie-Karapinar en aan de diepste wens van ECO-Dordt/D66 tegemoet wordt gekomen als die fractie gelijk na de pauze het woord mag voeren. Als u daarmee instemt, zal ik de vergadering na de bijdragen van vier fracties schorsen en zal ECO-Dordt/D66 gelijk na de schorsing het woord voeren. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Betekent dit dat de schorsing wordt veranderd of wordt de volgorde veranderd? De VOORZITTER: Het voorstel is te pauzeren nadat de VVD heeft gesproken. Ik stel voor na de behandeling van punt 5 de hamerstukken en stukken ter kennisname te behandelen, zodat alleen de begrotingsbehandeling resteert. Conform wordt besloten. De VOORZITTER: Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Karapinar en de heer Pols, maar ik sluit niet uit dat de heer Pols nog een uurtje op de tribune komt zitten. Ik begrijp dat zijn fractie dat niet toestaat ... Dat is fractiediscipline! Ik hoor dat Dirk opnieuw moet worden geopereerd. Wij wensen hem een goed herstel toe. Laten wij hopen dat het allemaal goed komt. Mevrouw Van Benthem en mevrouw Rusinovic hebben ons laten weten dat zij iets later zullen komen. 2.
ONDERZOEK GELOOFSBRIEVEN VAN DE HEER R.J.J.G. KLAASSEN
De VOORZITTER: Tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Klaassen worden benoemd de heren Wagemakers en Vermeulen en mevrouw Wemmers-Wanrooij. De heer Wagemakers is voorzitter. De vergadering is geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
1
De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. De commissie heeft de geloofsbrieven van de heer Klaassen beoordeeld en in orde bevonden en ziet geen belemmering om de heer R.J.J.J. Klaassen toe te laten als lid van de raad van de gemeente Dordrecht. De VOORZITTER: Ik stel de raad voor overeenkomstig het advies van de commissie te besluiten. Aldus wordt besloten. 3.
BEËDIGEN VAN DE HEER R.J.J.G. KLAASSEN ALS LID VAN DE GEMEENTERAAD
De VOORZITTER: Ik verzoek de griffier de heer Klaassen binnen te geleiden en alle aanwezigen verzoek ik te gaan staan. De heer Klaassen legt in handen van de voorzitter de eed af. De VOORZITTER: U bent beëdigd als lid van de raad en ik stel vast dat u met uw neus in de boter valt. Wij hebben vandaag en morgen twee marathonzittingen. Ik heb begrepen dat uw raadslidmaatschap van korte duur zal zijn, omdat u niet op de kandidatenlijst van de PvdA voorkomt. U vervult de vacature die is ontstaan door het overlijden van Hilton Weidema, wat wij allen zeer hebben betreurd. De aanleiding tot uw beëdiging is triest, maar wij zijn er blij om dat u bereid bent de lege plaats in de fractie van de PvdA in te vullen en de fractie weer compleet is. Ik wens u veel succes toe in de komende maanden. In de aanlooptijd naar de verkiezingen is de sfeer altijd bijzonder, vooral buiten de raad maar een enkele keer ook binnen de raad. Wij zullen dat vandaag en morgen naar ik veronderstel ook merken. Ik schors de vergadering om een ieder in de gelegenheid te stellen de heer Klaassen geluk te wensen met zijn benoeming. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. 4.
MEDEDELINGEN, INGEKOMEN STUKKEN EN LIJST TER INZAGE
De VOORZITTER: Op uw tafels hebt u een erratum van de begroting 2010 en de beantwoording van artikel 40-vragen inzake spoorveiligheid aangetroffen, omdat enkelen uwer dachten dat die beantwoording u nog voor de begrotingsbehandeling zou worden toegezonden. U krijgt een nieuw exemplaar, omdat het exemplaar dat op uw tafel lag uitsluitend de oneven pagina’s bevatte. U hebt nu de beschikking over een compleet exemplaar. Het antwoord is vrij uitvoerig. Als u zich even verveelt – wat ik mij niet kan voorstellen – kunt u zich daarmee vermeien. Het college heeft u het projectplan Zuidpolder ter vaststelling aangeboden. Bij de stukken bevindt zich een verkennende grondexploitatie en risicoanalyse. Ik wijs u erop dat dit stuk u onder geheimhouding is aangeboden. Omdat u de opgelegde geheimhouding op grond van de Gemeentewet in uw eerstvolgende vergadering moet bekrachtigen, wordt u gevraagd daartoe nu te besluiten. Aldus wordt besloten. De VOORZITTER: Voorts een mededeling vanuit de ambtelijke organisatie, die ons allen verheugt: de website van de gemeente Dordrecht heeft opnieuw de nummer 1-notering bereikt en is uit de bus gekomen als de beste website van de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners. Dat blijkt uit het jaaronderzoek 2009 van de overheid.nl monitor. Wij scoorden net iets beter dan de gemeente Almere, die het vorig jaar nummer 1 was. Wij hebben dat niet op ons laten zitten.
2
Van alle Nederlandse gemeenten is Dordrecht nummer 2 geworden. De gemeente Capelle aan den IJssel is nummer 1, wat mij niet verbaast omdat mijn eigen dochter daar werkt. Overigens houdt zij zich voornamelijk met welzijnsbeleid bezig. Bij de introductie van antwoord zien wij dat wij ook dit jaar weer een belangrijke stap hebben gezet, onder andere via internet, en dat wordt allemaal meegeteld. Ik vind dit leuk, omdat onze ambtelijke organisatie erop gespitst is onze website goed te maken. Dat de gemeente Dordrecht als eerste uit de bus is gekomen en het ministerie van Binnenlandse Zaken als beloning een taart heeft aangeboden, geeft de mensen die bij ons werken zeker een kick. Overigens hebben de leden van het college niets van die taart gezien. BESTUUR, PARTICIPATIE EN DIENSTVERLENEN Betrekking hebbend op de bevoegdheden van de raad: a.
Rapport van Deloitte met feitelijke bevindingen inzake fractievergoedingen gemeente Dordrecht 2008.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder a. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen, met de aantekening dat het presidium heeft besloten de vaststelling van de fractievergoeding 2008 als hamerstuk te agenderen voor de raad van 10 november 2009. Betrekking hebbend op de bevoegdheden van burgemeester en wethouders: b.
Raadsinformatiebrief over positionering Ingenieursbureau Drechtsteden.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder b. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen. ONDERNEMERSCHAP EN BEREIKBAARHEID Betrekking hebbend op de bevoegdheden van burgemeester en wethouders: c.
Raadsinformatiebrief over lengtebeperking vrachtverkeer binnenstad (258260)
d.
Afschrift van een brief van bewonerscomité Stooplaan aan het college van burgemeester en wethouder inzake de kruising Stooplaan/Hallincqlaan/Groenedijk.
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij verzoeken u ons een afschrift van uw antwoord op deze brief te doen toekomen. De VOORZITTER: Ik stel vast dat GroenLinks hetzelfde verzoek doet en zeg toe dat beide fracties een kopie van het antwoord zullen ontvangen. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder c. en d. genoemde brieven voor kennisgeving aan te nemen. e.
Afschrift van een brief van Stichting Dordtse Polder aan het college van B&W inzake de Provincialeweg.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder e. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen en – indien de raad dat nodig acht – te betrekken bij de behandeling van het raadsvoorstel 236938. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING: Betrekking hebbend op de bevoegdheden van burgemeester en wethouders: f.
Raadsinformatiebrief over voorontwerp-bestemmingsplan “Provincialeweg” (260682)
3
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder f. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen. SOCIALE INFRASTRUCTUUR Betrekking hebbend op de bevoegdheden van de raad: g.
Raadsinformatiebrief over motie dagbesteding dak- en thuislozen (260581)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder g. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen en tevens aan te geven of hiermee de motie dagbesteding dak- en thuislozen van 11 november 2008 is afgedaan. Betrekking hebben op de bevoegdheden van burgemeester en wethouders: h.
Brief Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA), afdeling Wielwijk, met het verzoek uitbreiding bijdrage G27.
i.
Brief van Platform Mantelzorg Zuid-Holland Zuid over de gevolgen van de pakketmaatregelen AWBZ voor mantelzorgers.
Mevrouw VAN WENUM-KROON: Mijnheer de voorzitter. Het CDA wil graag een afschrift van uw antwoord op deze brief ontvangen. De VOORZITTER: Ik stel vast dat de fracties van de VVD en de VSP hetzelfde verzoek doen en zeg toe dat dit zal gebeuren. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder h. en i. genoemde brieven ter afhandeling in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. j.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzamelbrief september/oktober.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder j. genoemde brief voor kennisgeving aan te nemen. WONEN EN LEEFBAARHEID Betrekking hebbend op de bevoegdheden van burgemeester en wethouders: k.
Brief van de heer/mevrouw H. Donker Duyvis inzake bezwaar tegen de nieuwbouwplannen aan de Korte Kalkstraat 7 en 8.
l. VNG-ledenbrief over model overeenkomst inzameling elektronische apparatuur via milieustraat. m.
VNG-ledenbrief inzake uitvoering WABO en handhaving VROM-taken.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder k. t/m m. genoemde brieven ter afhandeling in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. n.
VNG-ledenbrief over gemeenteambassadeurs water.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder n. genoemde brief voor advies in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen.
4
OVERIGE o. Lijst van ter inzage liggende documenten voor de raadsvergadering van 10/11 november 2009. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder o. genoemde lijst voor kennisgeving aan te nemen. 5.
VASTSTELLEN VAN DE NOTULEN VAN DE RAADSVERGADERING VAN 6 OKTOBER, VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 22 SEPTEMBER EN VAN DE BESLOTEN ADVIESCOMMISSIES VAN 1 EN 29 SEPTEMBER OVER HET MAASTERRAS
De VOORZITTER: De notulen van de vergadering van de adviescommissie van 22 september zijn al vastgesteld. De notulen van de raadsvergadering van 6 oktober 2009 en van de besloten adviescommissies van 1 en 29 september 2009 over het Maasterras worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. Hamerstukken 7.
TOESTEMMING VERLENEN TOT HET INSCHAKELEN VAN PARTICULIERE BEVEILIGERS VOOR DE BESTRIJDING VAN OVERLAST IN DE BINNENSTAD. (255766)
De VOORZITTER: De kennisoverdracht is nog problematisch, maar alles is erop gericht de overgang goed te laten verlopen. Dat zal wel lukken. Mocht dat niet lukken, dan hoort u dat. 8.
INSTELLEN VAN HET EGALISATIEFONDS WEGEN (WEGENBEHEERPROGRAMMA 2010-2019. (248727)
9.
VASTSTELLEN VAN EEN NIEUWE VERORDENING VOORZIENINGEN HUISVESTING ONDERWIJS GEMEENTE DORDRECHT. (247860)
10.
VASTSTELLEN VAN DE VERORDENING GEMEENTELIJKE BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS. (255794)
11.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE VERBOUWING VAN BOERDERIJ SMITZIGT EN DE KANTOORRUIMTE OP DE KERKEPLAAT. (256885)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achtereenvolgens conform de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 12.
VASTSTELLEN VAN HET MEERJARENONTWIKKELINGSPLAN (mop) DORDRECHT 2010-2014 INVESTERINGSBUDGET STEDELIJKE VERNIEUWING (isv). (257314)
De VOORZITTER: Omdat dit plan mogelijk onderwerp van beschouwing zal zijn bij de behandeling van de begroting, stel ik voor de besluitvorming hierover aan te houden en dit punt bij de vaststelling van de begroting formeel vast te stellen. Aldus wordt besloten. 13.
VASTSTELLEN VAN DE FRACTIEVERGOEDING 2008. (264827)
5
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. Stukken ter kennisname 14. 15. 16. 17.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER GROOT ONDERHOUD AAN SPEELVOORZIENINGEN 2009. (255758) RAADSINFORMATIEBRIEF OVER HET PROJECTBESLUIT LEERPARK. (251833) RAADSINFORMATIEBRIEF OVER BEANTWOORDING VAN DE MOTIES AANGAANDE DE KREDIETCRISIS EN DE BOUWLEGES. (251808) JAARVERSLAG 2008 VAN DE REKENKAMER. (222811)
18.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER DE VOORTGANG EN AMBITIEBIJSTELLING VAN DE MAATSCHAPPELIJK ZORG. (241301)
19.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER 24-UURSBEGELEIDING BLIJFHUIS INCLUSIEF CRISISOPVANG VAN HUWELIJKSDWANG. (261312)
20.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER DE NOTITIE OVER ONDERZOEK LEEGSTAND EN VERWAARLOZING HISTORISCHE BINNENSTAD DORDRECHT. (249678)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de stukken 14 tot en met 20 voor kennisgeving aan te nemen. Stukken ter bespreking 6.
VASTSTELLEN VAN DE BEGROTING 2010 EN MEERJARENBEGROTING 20112013 (247800) a. Vaststellen van de begroting 2010 inclusief meerjarenraming 2011-2013; b. Vaststellen en autoriseren van de routine-investeringen (bijlage 4); c. Verwerken in de exploitatiebegroting van de budgettaire gevolgen, zoals verwoord in het raadsvoorstel, als begrotingswijziging. Te betrekken bij de begrotingsbehandeling: d. Meerjarenontwikkelingsplan (MOP) Dordrecht 2010-2013 Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (dossier 257314); e. Voortgang en ambitiebijstelling maatschappelijke zorg (dossier 241301).
Algemene beschouwingen (maximaal 15 minuten per fractie) De VOORZITTER: Wij gaan nu met de algemene beschouwingen beginnen. Na de bijdrage van de fractie van BVD zal de eerste koffieronde langskomen en als ik goed ben geïnformeerd krijgen wij daarbij beschuit met muisjes, omdat de heer Van Zanten opa is geworden van Fernando Rodrico. Fernando weegt 3700 gram, een flinke baby zou men zeggen. Hij is geboren op 3 november 2009. Onze hartelijke gelukwensen, niet alleen aan de heer Van Zanten, maar aan allen die bij de familie horen. Wij zullen ons de beschuiten met muisjes goed laten smaken. Het woord is aan de heer Sleeking, de fractievoorzitter van BVD. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. U hebt van mij een kwartier spreektijd, zeven moties en een cadeautje tegoed. Het einde van deze raadsperiode is in zicht en alle partijen zijn druk doende met nieuwe programma’s en kandidatenlijsten. Het is opvallend dat ook allerlei landelijke politici weer over elkaar heen buitelen en zich actief met lokale verkiezingscampagnes bemoeien. Wat ons betreft is dat ongewenst. Raadsverkiezingen dienen over het lokale beleid te gaan, over
6
de veiligheid en de leefbaarheid in de wijken, het versterken van de lokale economie, stadsvernieuwing, verkeer en vervoer, sociaal beleid en niet in de laatste tijd de communicatie met onze burgers. In Den Haag lijkt het meer en meer te gaan over de aanpak van de heer Wilders in plaats van over de inhoud van het beleid. Wij willen de discussie hier liever niet door de woordenstrijd van de Haagse politici laten vervuilen, wat ons betreft mogen zij in de komende maanden allemaal in Den Haag blijven. De raadsverkiezingen van 3 maart zullen ongetwijfeld verschuivingen in de verhoudingen in onze raad opleveren. Daar ligt meteen een kans om het beleid van het huidige college op enkele belangrijke beleidsonderdelen bij te stellen. Het blijft voor ons een raadsel waarom dit college zo’n hoge prioriteit geeft aan de ontwikkeling van de Zuidpolder en het Belthurepark als woningbouwlocaties in het zeer dure segment en daarvoor een groot deel van het karakteristieke Dordtse polderlandschap wil opofferen. De heer VAN VERK: Bij interruptie: ik veronderstel dat de onder die plannen liggende cijfers de heer Sleeking bekend zijn. De heer SLEEKING: De door het college gepresenteerde cijfers zijn mij bekend. De heer VAN VERK: Dan weet u dat het van belang is dat Dordrecht voldoende draagvlak blijft houden. De heer SLEEKING: Wij zijn van mening dat er daartoe andere mogelijkheden zijn, zoals bijvoorbeeld in de Stadswerven. Bovendien wil ik erop wijzen dat wij meerdere malen om een onderbouwing van die cijfers hebben gevraagd. Gezien de huidige economische ontwikkeling is het naar mijn mening zeer de vraag of daarvan iets overblijft. Ik zal hierop terugkomen. Wij zien dat er geen maatschappelijk draagvlak is voor dit soort ontwikkelingen in onze gemeenschap. Het huidige economische klimaat en het volledig inzakken van de markt voor zeer dure woningen vraagt naar onze mening niet om een prestigieus Machangulu-project of een Blauwe Stad, zoals in Groningen, in de Dordtse polders, maar om het inzetten op stadsvernieuwing en het verbeteren van de leefbaarheid en de woonkwaliteit in de bestaande wijken. In de leefbaarheidsmonitor komt uiteindelijk een gemiddeld totaalcijfer van 7 tot stand, maar die geeft natuurlijk geen compleet beeld. Zeker, de bewoners van Sterrenburg waarderen ook in onze enquête het woon- en leefklimaat met een 7,4 - zelfs 0,2 hoger dan in de monitor -, maar tegelijk geeft 43% aan dat het woonklimaat in de laatste jaren achteruit is gegaan, onder andere door de toename van verkeer- en geluidoverlast, parkeerproblemen en teruglopend onderhoud van de openbare ruimte. De uitvoering van ‘Gewoon Doen’ steunen wij in verband met de aanpak van de verloedering, maar de uitvoering moet natuurlijk niet doorschieten en waar mogelijk moeten wij samen met de bewoners zoeken naar maatwerkoplossingen, bijvoorbeeld bij knelpunten in de parkeervoorzieningen in Sterrenburg en Stadspolders. De heer VAN VERK: U zegt dat ‘Gewoon Doen’ moet worden doorgezet, maar de uitvoering niet mag doorschieten. Hoe ziet u dat? De heer SLEEKING: Als voorbeeld heb ik verandering genoemd in het gedoogbeleid dat tot nu toe kennelijk de gewoonte was, bijvoorbeeld in Sterrenburg. Door het strikt naleven van de regelgeving is daar op dit moment onvoldoende parkeergelegenheid en worden veel bewoners met parkeerbonnen geconfronteerd. Wij moeten natuurlijk wel een alternatief bieden. Wij willen graag met de bewoners bekijken hoe een oplossing voor deze problematiek kan worden gerealiseerd. Pas als oplossingen zijn gerealiseerd, kan tot strikte handhaving worden overgegaan.
7
De heer VAN VERK: Als je zegt dat je gaat handhaven, kan het mijns inziens niet zo zijn dat maar een beetje wordt gehandhaafd. De heer SLEEKING: Dat ben ik met u eens. De heer VAN VERK: De analyse van de oorzaak van de parkeerproblemen toont aan dat veel gezinnen twee auto’s hebben en de garage als opslagplaats gebruiken. De heer SLEEKING: Ja, maar daaraan ligt een geheel andere problematiek ten grondslag. Ten eerste: in het verleden is toegestaan dat parkeergarages voor andere voorzieningen worden gebruikt. Er zijn zelfs bouwvergunningen afgegeven voor het daarin realiseren van een keukentje of een toilet. Dat is min of meer gestimuleerd. Het is geen verplichting parkeergarages te gebruiken. Bij mij in de straat gebruikt iemand ook drie parkeerplaatsen in plaats van één, omdat hij zijn garage voor een ander doel gebruikt. De heer VAN VERK: U zet uw auto toch ook niet op de stoep? De heer SLEEKING: Nee, want dan krijg ik een bekeuring. In de wijk Sterrenburg is dit jarenlang gedoogd en wij zijn van mening, dat daar voldoende parkeergelegenheid moet kunnen worden gerealiseerd voordat streng wordt opgetreden. Op sommige plaatsen worden daarmee vorderingen gemaakt en wij zijn van oordeel dat in overleg met de bewoners naar maatwerkoplossingen kan worden gezocht om dat probleem op te lossen. Wij leggen daartoe een motie voor. De heer MERX: Ik wil de heer Sleeking een vraag stellen. In het kader van de actie ‘Gewoon Doen’ is een brandweerauto door de wijk gereden, die op sommige plekken vastliep. Zegt de heer Sleeking dat nog niet moet worden opgetreden en eerst naar maatwerkoplossingen moet worden gezocht of is hij van mening dat er een middenweg is? De heer SLEEKING: U hebt mij niet horen zeggen dat wij daaraan niets moeten doen. Wij zijn zelf natuurlijk ook met een aantal bewoners door de wijk gegaan en hebben geconstateerd dat er op veel plaatsen ruimte genoeg is, ook al staan auto’s voor een parkeergarage, en er ook ruimte voldoende is voor de hulpverlenende diensten. Ik ben het met u eens dat sprake moet zijn van een gecombineerde aanpak: zoeken naar maatwerkoplossingen en ervoor zorgen dat iedereen zich aan de regels houdt waarover wij het met elkaar eens zijn. De heer MERX: Hoor ik u zeggen dat de excessen, die de hulpverlenende diensten belemmeren als zich een ramp of een ongeval voordoet, moeten worden weggenomen en hard moet worden opgetreden tegen buiten de vakken geparkeerde auto’s en u de overige auto’s met rust wilt laten? De heer SLEEKING: Ik ben het met u eens dat er voldoende ruimte moet zijn voor hulpverlening. Daarnaast pleiten wij voor maatwerkoplossingen in samenspraak met de bewoners. Er zijn allerlei goede suggesties, die naar onze mening op korte termijn kunnen worden opgepakt. Voor het Reeland kwam uit onze enquête nog een 6,8, maar in die wijk vindt maar liefst 60% van de bewoners dat de kwaliteit van de wijk door de overlast van het verkeer, hondenpoep en de problemen met de kamerverhuurbedrijven achteruit is gegaan. Het laatste probleem heeft het college in deze raadsperiode volledig laten liggen, ondanks alle oproepen en voorstellen vanuit deze raad om in actie te komen. Een wijk zoals het Krispijnse Vierkant lijkt door dit lakse beleid behoorlijk te zijn verloederd en het wordt voor de nieuwe raadsperiode een gigantische klus de problematiek rond de huisvesting van arbeidsmigranten en huisjesmelders terug te dringen en de leefbaarheid in de verloederde delen van onze stad op een aanvaardbaar niveau te brengen. Dat zal een zeer hoge prioriteit moeten krijgen.
8
De heer VAN VERK: De heer Sleeking zegt dat de verhuur van kamers in de wijk Reeland tot afbreuk van de leefbaarheid heeft geleid. Ik meen dat wij het vorig jaar gezamenlijk een motie hebben aangenomen. waarin is uitgesproken dat die problematiek moet worden aangepakt, en het college nog niet zo lang geleden in een uitgebreide Kamer een begin van een beleid heeft gepresenteerd. Misschien is dat in de ogen van de heer Sleeking niet voldoende, maar het college heeft daarmee wel een begin gemaakt. De heer SLEEKING: Ik ben het met u eens dat met de 5%-regeling een klein stapje is gezet, maar bij de uitgebreide Kamerbehandeling is ook gebleken dat het college naar onze mening voor wat betreft de wijziging van het bestemmingsplan een verkeerde keuze maakt en een integrale benadering van dit probleem nodig is. Door de bewoners en door BVD zijn daarvoor vele suggesties gedaan waarvan geen enkele is opgepakt. Ik vind het teleurstellend dat het beleid bij de 5%-handhaving blijft steken. Dat is in sommige straten te veel. De heer VAN VERK: Ik constateer dat in die Kamer door een vertegenwoordiger van uw fractie is gezegd dat het verhaal van het college in de prullenbak kan verdwijnen. Als dat gebeurt, wordt niets ondernomen. Mevrouw Van Benthem komt ter vergadering. (14.38 uur) De heer SLEEKING: De door het college aangedragen voorstellen betekenen naar onze mening dat het paard achter de wagen wordt gespannen en de problemen in plaats van kleiner groter worden gemaakt. Om die reden hebben wij uitgesproken dat het college de verkeerde route inslaat. Mevrouw RUISCH: De heer Sleeking stelt dat maar één maatregel is genomen, namelijk de 5%-maatregel. Naar mijn mening heeft hij informatie gemist. Wij weten dat ’s avonds twee tot vier mensen extra worden ingezet om te kijken of sprake is van overbewoning en of het geen janboel is. De heer SLEEKING: Als u daarmee tevreden bent, is dat voor uw rekening. Wij zijn daarover absoluut niet tevreden. Ik wil ook aandacht vragen voor een deelgebied rond het Vrieseplein en het Kasperspad, waar de waardering slechts 5,9 is en 78% van de bewoners van mening is, dat de kwaliteit van de buurt achteruit is gegaan, vooral door de oververtegenwoordiging van hulpverlenende instellingen, waardoor het straatbeeld deels door alcohol- en drugsverslaafden en psychiatrische patiënten wordt bepaald. Al vijf jaar geleden hebben wij om een plan van aanpak gevraagd en pas dit jaar is eindelijk besloten tot een alcoholverbod op de openbare weg en de mogelijkheid tot een gebiedsverbod. Intussen verspreidt de overlast zich naar omliggende wijken, zoals het Reeland en de binnenstad, waar de Kloostertuin na een miljoeneninvestering een nieuwe verzamelplaats van overlastveroorzakers is geworden. Ook hier ligt voor de komende raadsperiode en het nieuwe college een forse opgave. Voor ons is de rond het Vrieseplein en het Kasperspad gegroeide situatie niet acceptabel. Wij zijn van mening dat wij in de hele schil de omvang van de opvang moeten verkleinen in plaats van uitbreiden, zoals nu weer aan de Singel met het DAC gebeurt. Deze problematiek vraagt naar onze mening om een integrale aanpak. De heer VAN DONGEN: De heer Sleeking noemt het Diaconaal Aandachtcentrum als een probleem. Het Diaconaal Aandachtcentrum is zeventien jaar in de binnenstad gevestigd en in die periode zijn er drie incidenten geweest. Over welk probleem heeft de heer Sleeking het eigenlijk? De heer SLEEKING: Ik kan u verwijzen naar een rapportage uit zeer betrouwbare bron, namelijk van de politie, waarin wij inzage hebben gehad. Uit die rapportage blijkt dat het aantal incidenten veel groter is geweest, maar slechts een drietal is geregistreerd. Als dit een goede locatie voor het DAC zou zijn, zouden wij ervoor pleiten het DAC in die buurt te
9
houden. Wij hebben de subsidie voor de verhuisoperatie van het DAC gesteund, maar daarbij wel de kanttekening gemaakt dat wij niet willen dat de problematiek in de Schil wordt versterkt omdat daarover duidelijke afspraken met de bewoners zijn gemaakt. Dit zorgt alleen voor een nieuwe aanzuigende werking in hetzelfde gebied. Mevrouw STEVENS: De heer Sleeking had het zojuist over de overlast gevende groep op het Vrieseplein en over het Kloosterplein en stelde dat de overlast zich in de wijken verspreidt. Heeft hij over een mogelijke oplossing nagedacht? De heer SLEEKING: Ik heb gezegd dat deze problematiek om een integrale aanpak vraagt. Wat ons betreft zal daarmee in de nieuwe raads- en collegeperiode een start worden gemaakt. Mevrouw STEVENS: Wat verstaat u onder een integrale aanpak? Waar hebt u het over? De heer SLEEKING: Dat betekent dat wij de overlast in de komende maanden echt gaan aanpakken en geen dak- en thuislozen meer op straat hebben. De heer VAN VERK: Kunt u ons een beeld geven van wat u daarmee bedoelt? De heer SLEEKING: Wij willen dat de concentratie die daar nu is wordt aangepakt, dat willen wij op die plaats niet meer. Dat zal leiden tot een betere spreiding over de stad. Mevrouw STEVENS: Dus in elke wijk een beetje. De heer SLEEKING: Wij willen de problemen eerst analyseren. Wat komt hier allemaal binnen, bijvoorbeeld via De Hoop of via het Leger des Heils? Horen die mensen hier thuis? Wat gebeurt er met die mensen als zij zijn uitbehandeld of niet uitbehandeld? Blijven zij in onze stad rondhangen of gaan zij terug naar hun plaats van oorsprong? Mevrouw STEVENS: Ik denk dat de heer Sleeking iets heeft gemist. Wij zijn de laatste jaren veel met deze groep bezig geweest en er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd in het kader waarvan onder andere is gekeken naar de herkomst en de problematiek van deze mensen. Ik vind het jammer dat hij die informatie niet heeft kunnen krijgen. De heer SLEEKING: Ik denk dat de mensen aan het Kasperspad en het Vrieseplein u ook hebben gemist. Wij zullen de bewoners van onze stad en hun welbevinden centraal moeten stellen en een effectief beleid moeten voeren om ook deze delen van de stad minimaal op een 7 te krijgen. Dan hebben de mensen ook minder de behoefte uit de stad of de wijken weg te trekken, omdat zij de overlast zat zijn, en behoeven wij onze polders niet met peperdure enclaves vol te bouwen. In november 2005 boden wij de toenmalige wethouder Van der Zwaan symbolisch een zak zand aan met de oproep een inhaalslag te maken voor wat betreft het achterstallig onderhoud en de verzakkingen op diverse plaatsen in onze stad. Met de presentatie van de € 10 miljoen-lijst van wethouder Van den Oever wordt duidelijk dat in de afgelopen jaren op dat gebied inderdaad een mooie prestatie geleverd is. Vooral op de Staart en in de Stadspolders hebben deze investeringen tot een behoorlijke kwaliteitsverbetering geleid. Complimenten daarvoor. Ook in de komende periode zullen flinke investeringen in het wegenonderhoud nodig zijn, omdat vele wegen kennelijk aan het eind van hun Latijn zijn en te lang is gewacht met degelijke onderhoudsplannen. De raad zal daarbij duidelijk de randvoorwaarden en kwaliteitseisen moeten stellen. Het maken van echte keuzes wordt door dit college nog vooruitgeschoven, maar teruglopende inkomsten en een stagnerende economie zullen er ongetwijfeld toe leiden dat
10
in de komende jaren scherper naar de prioriteiten in het beleid moet worden gekeken. Al jaren geleden stelden wij de vraag of de ambities niet te hoog zijn en niet te veel ballen tegelijk de lucht in gaan. Alle grote investeringen en voorbereidingskosten in projecten als Stadswerven en Maasterras zien wij voorlopig niet terugkomen uit de bouwprojecten. Hier kan de wal het schip wel eens gaan keren. BVD wil een hogere prioriteit geven aan de aanpak van de leegstand, met name de leegstand in kantoren. In de Schil bedraagt de leegstand in kantoren 16%. Wij begrijpen dat de huidige wetgeving vastgoedeigenaren met leegstandbezit fiscale voordelen biedt en het fiscaal onaantrekkelijk is kantoorpanden tot huurwoningen om te bouwen. Toch willen wij graag aansluiten bij de initiatieven van de drie grote steden, die erop zijn gericht een veel steviger leegstandsbeleid op te zetten. Het onderzoek van het college uit 2005 heeft helaas niets opgeleverd en de leegstand is alleen maar toegenomen. Ook op de Dordtse Kil III staat intussen weer veel te huur. Een leegstandsheffing en het mogelijk maken van andere functies kunnen instrumenten zijn om de leegstand terug te dringen. Door het bijbouwen van steeds nieuwe kantoren wordt langdurige leegstand juist bevorderd. De heer MERX: De heer Sleeking heeft zojuist voorgesteld de eigenaren van de panden die als gevolg van de economische crisis leegstaan met een extra heffing op te zadelen. Wat is zijn bijdrage aan de economische crisis? De heer SLEEKING: Ik verwijs enerzijds naar de structurele leegstand die wij al heel lang hebben en die niet het gevolg is van de economische crisis. De ontwikkelingen die wij nu in Dordtse Kil III zien, hebben naar mijn mening wel een directe relatie met de economische crisis, wij zien dat leegstand ontstaat en de acquisitie verloopt minder snel dan voorzien. Volgens mij moet je die twee zaken uit elkaar halen. Door steeds weer nieuwe gebouwen te realiseren, wordt de leegstand natuurlijk wel gestimuleerd. De heer MERX: De gemeente bouwt niet, dat wordt gedaan door ondernemers, door ontwikkelaars, die dat alleen doen als zij van mening zijn dat zij een gebouw kunnen afzetten. U stelt een heffing op leegstand voor. In het kader van de economische crisis vraag ik mij af of dat wel een verstandig voorstel is. De eigenaren van leegstaande panden, die het als gevolg van de leegstand al zwaar hebben, worden op die manier met extra lasten opgezadeld. De heer SLEEKING: De eigenaren van leegstaande kantoren hebben het niet zo zwaar. Ik heb er zojuist op gewezen dat leegstand een fiscaal voordeel oplevert. In de grote steden van Nederland wordt gewerkt aan een pakket dat erop is gericht de leegstand aan te pakken, onder andere door middel van een leegstandsheffing, maar dat pakket omvat ook maatregelen om te stimuleren dat leegstaande gebouwen worden omgebouwd. Het zou ons een lief ding waard zijn als de gemeente Dordrecht zich bij die initiatieven zou kunnen aansluiten. Over het projectmanagement en de voortdurende financiële overschrijdingen bij de grote projecten maken wij ons grote zorgen. Terwijl in andere gemeenten wethouders nog wel eens over een overschrijding van € 1,5 miljoen struikelen, wordt in onze stad eerder regel dan uitzondering dat sprake is van een miljoenenoverschrijding, zoals bij de projecten Hofkwartier, Stadswerven, Energiehuis en Sportboulevard, om nog maar te zwijgen over de in IJsland verdwenen miljoenen. Of wij kunnen hier niet rekenen of wij doen maar wat en zien wel waar het schip strandt. Het lijkt wel een strategische keuze laag in te zetten en de raad vervolgens voortdurend met tegenvallers te confronteren. Wij noemen dat ‘de gatenkaasmethodiek’. Vandaar dat wij u vanmiddag symbolisch een cadeautje willen aanbieden, een plak gatenkaas, bedoeld als aanmoediging om in het vervolg in ieder geval waar het het projectmanagement betreft met goede begrotingen te komen. Laten wij met kaderstellende begrotingen gaan werken en zorgvuldiger zijn met reële kostenramingen. De heer VAN VERK: Ik vind dat een goed streven en ben het met de heer Sleeking eens dat wij moeten streven naar een volle kaas in plaats van een gatenkaas. Tegelijkertijd
11
constateer ik dat veel projecten over een zeer lange periode lopen. Sommige projecten stammen zelfs uit de vorige eeuw. Bij een project met een lange looptijd is het maken van een raming erg moeilijk. Bovendien wil ik erop wijzen dat een aantal van de projecten, zoals bijvoorbeeld het Hofkwartier, zich in gebieden met veel oudbouw bevindt en het bekend is dat je bij oudbouw vaak voor vervelende verrassingen komt te staan. Ik wil graag van de heer Sleeking horen hoe hij dat wil dicht timmeren, zonder dat sprake is van stagneren en frustreren. De heer SLEEKING: U zegt het zelf al: het is bekend dat je in die gebieden voor onaangename verrassingen kunt komen te staan. Je kunt rekening houden met funderingsproblematiek en met het feit dat je bijvoorbeeld asbest kunt aantreffen. Op dit moment gebeurt dat veel te weinig, waardoor wij voortdurend met enorme overschrijdingen worden geconfronteerd. De heer VAN VERK: Toen dat besluit werd genomen had ik nog geen zitting in de raad, maar ik heb begrepen dat de post onvoorzien bij het Hofkwartier minimaal was en de gehele raad daarmee heeft ingestemd. De raad had toen natuurlijk kunnen zeggen ‘Beste wethouder, dat is onverantwoord’. Uw partij had dat ook kunnen zeggen. De heer SLEEKING: Wij hebben niet met dat voorstel ingestemd. De heer VAN VERK: U had dat argument kunnen inbrengen. De heer SLEEKING: Wij stellen dit niet voor het eerst aan de orde. Wat ons betreft moet dat in de volgende periode anders. Veel gemeenten hebben speciale teams ingesteld, die de gevolgen van de economische crisis monitoren. In Breda wordt een dergelijke monitor eens per drie weken in het college besproken. Hoe is dat in Dordrecht? Kan dit een van de opbrengsten van de managementuitwisseling met Breda zijn? Gezien de soms cryptische omschrijvingen in de begroting zijn wij benieuwd of alle tegenvallers nu ook volledig in beeld zijn gebracht of dat een volgend college straks met enkele financiële lijken in de kasten op de zevende en achtste verdieping van het Stadskantoor zal worden geconfronteerd. Wij willen hierover volledige transparantie en wij willen ook zo snel mogelijk weten wat de omvang van andere tegenvallers is. Tot nu toe moeten wij daarom te vaak vragen. Wij pleiten voor een actievere informatie van het college. Het project Hofkwartier sla ik over om te voorkomen dat ik in tijdnood kom. Over het cultuurbeleid wil ik wel een opmerking maken. Ondanks alle miljoeneninvesteringen in het cultuurbeleid is de tevredenheid onder de bevolking laag: 24%. Kennelijk zijn wij niet op de goede weg: het museum is gesloten en wij hebben nog steeds geen bioscoop. Wij denken dat wij ons bij het cultuurbeleid meer moeten richten op de toegankelijkheid voor grotere groepen die nu niet van het aanbod profiteren. De groep die is verdreven bij het Hof is natuurlijk helemaal niet tevreden. Die groep mist de sfeer van weleer, toen veel vrijwilligers actief waren. Bij de realisatie van de betaalde parkeervoorzieningen bij de Sportboulevard blijven wij aandringen op een aangepaste regeling om toekomstige vraaguitval te voorkomen. Wij stellen bij motie een nader onderzoek naar enkele varianten voor. Ten aanzien van de duurzame ontwikkeling van onze gemeente heeft het college nu de ambities opgesteld en er is ook het nodige bereikt, zoals de energiebesparing op de openbare verlichting, het project ‘Energieadvies op maat’ en de inkoop van groene energie. Wij delen die ambities en pleiten ervoor Dordrecht als groene gemeente op de kaart te zetten.
12
In het land zijn er talloze initiatieven om te versnellen in een duurzame energieontwikkeling. De heer Willem Vermeend heeft hierover een aansprekend boek geschreven, ‘De wij economie’, waarin de digitale economie, gericht op duurzame energieontwikkeling, centraal staat, gestuurd vanuit een regionale stadseconomie waarin de gemeente een belangrijke rol kan vervullen. De toevoeging van drie windmolens op de Dordtse Kil IV zien wij niet als een substantiële bijdrage, maar wel het inzetten op waterstof, elektrificeren van het vervoer, investeren in windmolenparken op zee en zonneenergiecentrales elders. Wij willen concrete stappen en concrete doelstellingen graag koppelen aan de bespreking van het energiebeleid van Dordrecht en de regio voor de komende periode en daarin past wat ons betreft een onderzoek naar de mogelijkheden voor facilitering van elektrisch aangedreven auto’s en fietsen en het mogelijk beschikbaar stellen van goedkopere parkeervergunningen voor schone auto’s. Wij willen ook graag een onderzoek uitgevoerd zien naar de plussen en minnen van de oprichting van een duurzaam energiebedrijf zoals nu al in Noord-Holland in de vorm van een coöperatie is gestart. De binnenstad. Hoe zorgen wij ervoor dat de binnenstad in de toekomst met webwinkels en de digitale economie kan concurreren? Daarvoor zal veel creativiteit nodig zijn. In ieder geval zal onze binnenstad aantrekkelijk moeten zijn en een optimaal verblijfsklimaat moeten hebben. Wij zouden de binnenstad en het havenkwartier als toeristisch gebied kunnen aanwijzen. Op die manier kunnen wij een verruiming van de zondagopenstelling realiseren en de levendigheid vergroten. Wij willen ook het polderbeleid nog eens grondig met bewoners en ondernemers evalueren, omdat zich nog steeds knelpunten blijken voor te doen. Op dit moment scoort Dordrecht niet als een gastvrije stad en dat wordt alleen maar versterkt als mensen op de laatste zondag van juli voor gesloten winkeldeuren staan. Initiatieven, zoals de renovatie van Bellevue en Villa Augustus, tonen gelukkig aan dat ondernemers nog wel in de kwaliteit van onze stad blijven geloven. Dat vraagt ook een bijzondere zorg voor de ontsluiting en de bereikbaarheid. Wij zijn niet gelukkig met de reacties van de wethouder op de rond het station ontstane situatie. Van ons mag sneller worden gereageerd als zich dergelijke knelpunten voordoen. Een heroverweging van eerdere besluiten moet mogelijk zijn. Reconstructies leiden altijd tot overlast, maar wij moeten het niet moeilijker maken dan het is. Wij zijn blij met de positieve reacties op het experiment met het gratis openbaar vervoer voor 65-plussers. Juist nu de binnenstad een stuk moeilijker bereikbaar is, stellen wij daar iets tegenover. Uit onze enquêtes is ons gebleken dat deze service op een zeer groot draagvlak kan rekenen, namelijk 80%, ook van degenen die daarvan nog geen gebruik kunnen maken. Wij zijn benieuwd naar de eerste resultaten en ook naar de lagere kosten die nu voor de Drechthopper worden gemaakt. Is daarover al iets bekend? Ten aanzien van de integratieproblematiek prijzen wij ons gelukkig dat in onze stad niet de tegenstellingen en de verschillen worden benadrukt, maar de samenwerking en de participatie. Tegelijkertijd stellen wij vast dat het met de inburgering nog niet goed loopt. De Rekenkamer van Den Haag heeft terecht vastgesteld dat het niet alleen gaat om de cijfers, maar ook om de kwaliteit en de resultaten ten aanzien van de participatie in het arbeidsproces of scholing. Wij vermoeden dat de resultaten in Dordrecht niet veel afwijken van de in Den Haag behaalde resultaten en vragen om extra inspanning met daaraan gekoppeld een doorstroom naar werk of scholing. Wat ons betreft mag al tijdens de inburgering met vrijwilligerswerk worden gestart. Er zijn vacatures genoeg en ook vrijwilligerswerk kan een bijdrage leveren aan het bij de lokale gemeenschap betrekken van mensen.
13
Welke extra inspanning wordt geleverd voor de groep die hier na het generaal pardon gevestigd is? Wij begrijpen dat 50% van de groep van 450 op een uitkering is aangewezen. Over de resultaten van de projectmatige benadering van de Antilliaanse Dordtenaren zijn wij niet tevreden. Het aantal uitkeringsgerechtigden is veel te hoog en is ook dit jaar weer toegenomen. Ook het aantal Antilliaanse verdachten is met een score van 12% onaanvaardbaar hoog, zeker gelet op het feit dat deze groep slechts 2,5% van de Dordtse bevolking vormt. Wij kunnen niet staande houden dat de Dordtse projecten succesvol zijn verlopen, dit zeker niet gezien de omvang van de investering. Voor de komende periode verwachten wij resultaatgerichte afspraken en een jaarlijkse evaluatie van de behaalde resultaten. Bovendien willen wij nog in deze raadsperiode de integratiemonitor bespreken. Wij koppelen daar motie 5 aan. De heer VAN VERK: Ik heb de heer Sleeking horen zeggen dat van de 450 generaal pardonners die zich in onze gemeente hebben gevestigd – het zijn er iets meer – de helft een uitkering heeft. Vindt hij dat positief of negatief als hij bedenkt dat deze mensen in het afgelopen jaar in deze stad gehuisvest zijn. De heer SLEEKING: Dat vind ik veel. De heer VAN VERK: Deze mensen mochten daarvoor niet werken. De heer SLEEKING: Ik weet niet hoe lang zij de tijd hebben gehad, maar naar mijn mening is het zaak daar bovenop te zitten en ervoor te zorgen dat die 50% snel omlaag gaat, door scholing of door werk. De heer VAN VERK: Dat ben ik met u eens. De heer SLEEKING: Door het pakket maatregelen in het kader van de AWBZ zullen naar verwachting ruim 100 Dordtenaren vanaf 2010 niet langer gebruik kunnen maken van ondersteunende en activerende begeleiding. Is de herindicering van de totale groep van ruim 1800 Dordtenaren al door het CIZ afgerond? Deze kwetsbare groep ouderen met psychosociale problematiek, maar ook jongeren, heeft naar onze mening ook in de toekomst ondersteuning nodig. BVD ziet hier een rol voor maatschappelijke organisaties zoals De Wielborgh, die dergelijke ondersteuning kan en wil bieden, maar niet over de financiële middelen beschikt om dit te realiseren. Tenslotte nogmaals het milieu. Wij maken ons ernstig zorgen over de ontwikkelingen bij de stortplaats Derde Merwedehaven. In 1991 werd deze stortplaats als de modernste en de veiligste voorziening in Nederland binnengehaald. Een PvdA-wethouder zag daarin toen zelfs de mogelijkheid voor Dordt-promotie. Intussen is gebleken dat veel is misgegaan rond deze stort, waarmee bijna alle partijen in 1991 hebben ingestemd. Als ik het mij goed herinner hebben het CDA en de heer Mostert destijds tegengestemd. Afgelopen week sprak ik mevrouw Ris, die in 1991 bijna 1200 bezwaarschriften tegen de komst van deze stortplaats verzamelde en met wie ik de lange rouwlinten van de Grote Kerk liet wapperen als een protest tegen de komst van deze stortplaats. Alles wat toen door de tegenstanders werd voorspeld is helaas uitgekomen, inclusief de technische mankementen, het stelselmatig overtreden van de regelgeving, steeds ruimere vergunningen en het falende toezicht. Tussen 2001 en 2006 vond helemaal geen toezicht plaats, in ieder geval niet onder regie van onze gemeente. Nu staat de stort van asbest weer ter discussie, net zoals in 2007. Toen werd vastgesteld, dat de stort van asbest niet goed werd afgedekt en big bags met asbest de heuvel werden afgegooid in plaats van met zorg geplaatst. Voor ons staat de gezondheid van onze werknemers en onze burgers, maar ook de burgers van Sliedrecht en de rest van de omgeving, centraal. Wij zijn van mening dat wij de stort van onverpakt asbest in onze gemeente niet moeten toestaan. Daartoe dien ik motie 7 in. Ik wil graag dat de raad zich hierover uitspreekt.
14
Uw presentje hebt u al gekregen. Wij hopen dat dit presentje ertoe zal leiden dat wij bij volgende projecten niet meer met verrassende gaten zullen worden geconfronteerd. De VOORZITTER: Door de fractie van BVD zijn de volgende moties ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010; kennisnemend van de eerste resultaten van de uitvoering van het project 'Gewoon Doen', dat is gericht op het verbeteren van de leefbaarheid en terugdringen van verloedering in de wijken;. - tevens kennisnemend van de signalen die erop duiden dat een strikte toepassing van de regelgeving leidt tot het regelmatig verbaliseren van foutparkeerders in een situatie die tot voor kort werd gedoogd en waarin nu voor de bewoners onvoldoende gelegaliseerde parkeergelegenheid blijkt te zijn; verzoekt het college in overleg met de betreffende bewoners en bewonersorganisatie te zoeken naar maatwerkoplossingen en/of het creëren van extra parkeerruimte om de huidige problemen op te lossen en de raad over het resultaat hiervan te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (1) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 10 en 11 november 2009 ter bespreking van de programmabegroting 2010 en meerjarenbegroting 2011-2013; constaterend dat: - het college van B&W voornemens is de huidige tijdelijke regeling "Betaald parkeren Sportboulevard" ('de € 1,- regeling') na ingebruikname van de Sportboulevard te beëindigen en over te gaan tot een eenheidsprijs per uur; kennisnemend van: - de raadsinformatiebrief inzake betaald parkeren Sportboulevard/Gezondheidspark van 22 oktober 2009 (kenmerk MO/2009/657) en de brief van de Commissie Sportgebruik Zwemaccommodaties (CSZ) van 9 november 2009; overwegend dat: - voor een succesvolle exploitatie van de Sportboulevard gezonde verenigingen een noodzaak zijn; - de parkeerexploitatie van de gemeente voor 2010 een batig saldo van € 500.000,laat zien. is van mening dat: - invoering van de eenheidsprijs per uur leidt tot hoge parkeerkosten voor gebruikers van de Sportboulevard/Gezondheidspark; - dergelijke hoge parkeerkosten kunnen leiden tot ongewenste effecten in de zin van dalende bezoekersaantallen en een teruglopend aantal vrijwilligers; - het huidige voorstel van het college van B&W (d.d. 22 oktober 2009, MO/2009/657) hiermee nog onvoldoende rekening houdt en verenigingen onnodig belast met uitvoering van de voorgestelde compensatie; - de gemeente Dordrecht als eigenaar van de sportaccommodaties en parkeervoorzieningen alle belang en mogelijkheden heeft om maximaal te sturen op het parkeerbeleid van de Sportboulevard/Gezondheidspark; verzoekt het college van B&W: - nader onderzoek te verrichten naar de financiële consequenties van aanpassing van de voorgenomen eenheidsprijs per uur met de volgende varianten: - invoeren van een maximum te betalen parkeergeld van twee maal het normale uurtarief tussen 18.00 en 03.00 uur voor een periode van vier jaar; - invoeren van een maximum te betalen parkeergeld van twee maal het normale uurtarief op de zaterdag en de zondag voor een periode van vier jaar; - de uitkomsten van dit onderzoek aan de raad te rapporteren voor het eind van 2009; - de uitkomsten te betrekken bij de bespreking met de raad van de raadsinformatiebrief van 22 oktober 2009; en gaat over tot de orde van de dag.’ (2) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010 en de meerjarenbegroting 2011-2013;
15
constaterende dat: - de gemeente Dordrecht duurzaamheid hoog in het vaandel heeft staan en een hoog ambitieniveau heeft geformuleerd voor de komende periode; overwegende dat: - elektrische auto's en scooters in het kader van schoon en zuinig op deze punten erg goed scoren en facilitering hiervan kansen biedt om Dordrecht als gastvrije en groene stad op de kaart te zetten; verzoekt het college: - een plan van aanpak voor het wegnemen van belemmeringen die het versnelde gebruik van elektrische auto's en scooters in de weg staan, waarbij in elk geval aandacht wordt geschonken aan het wagenpark van alle gemeentelijke diensten; - de mogelijkheid binnen de gemeentelijke diensten de aanschaf van elektrisch aangedreven voertuigen en daarmee de gemeentelijke voorbeeldfunctie te bevorderen; - de mogelijkheden van subsidie van de provinciale en rijksoverheid; - onderzoek naar de realisatie en kosten van oplaadpunten in en om de binnenstad, zowel voor elektrisch aangedreven fietsen als scooters als auto's, en daarin te betrekken dat in verschillende parkeergarages een noodzakelijke 380 Volt (krachtstroom)voorziening al aanwezig is; en gaat over tot de orde van de dag.’ (3) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010; kennisnemend van de ambities van het college m.b.t. duurzame ontwikkeling en het energiebeleid voor de komende periode; van mening dat de komende periode een versnelling zal moeten worden ingezet in de voortgang van een duurzame energieontwikkeling gezien de negatieve effecten van de toepassing van fossiele brandstoffen; overwegend dat de oprichting van een duurzaam lokaal of regionaal energiebedrijf al dan niet met private partners zoals dat elders ook wordt gestart, kan leiden tot een sterkere positie van de gemeente c.q. regio bij de ontwikkeling van een duurzame economie; verzoekt het college een oriënterend onderzoek te verrichten naar de plussen en minnen voor de oprichting van een duurzaam energiebedrijf en de uitkomst daarvan te betrekken bij de uitvoering van het energiebeleid voor de komende raadsperiode; en gaat over tot de orde van de dag.’ (4) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010; kennisnemend van de resultaten van de factsheet Antilliaanse Dordtenaren zoals die onlangs is gepresenteerd door het Onderzoekscentrum Dordrecht, waaruit onder andere blijkt dat een relatief hoog percentage Antillianen een beroep doet op een WWB-uitkering en tevens een relatief zeer hoog percentage uit deze groep in aanraking komt met justitie; van mening dat deze resultaten teleurstellend zijn gezien de energie die wordt gestopt in allerlei projecten voor deze doelgroep; overwegend dat het niet acceptabel is dat een groot deel van deze groep Antilliaanse Dordtenaren kennelijk onvoldoende in staat is op eigen kracht en op een positieve wijze te participeren in de Dordtse samenleving en de arbeidsmarkt; verzoekt het college eerst te inventariseren welke precies de behaalde resultaten zijn van alle gedane investeringen in het Antillianenbeleid, ook in vergelijking met andere 'Antillianensteden' en daarin te betrekken de beoordeling van het rijk van de behaalde prestaties; verzoekt tevens alvorens nieuwe projecten te starten resultaatgerichte doelstellingen te formuleren bij activiteiten die gericht moeten zijn op een volwaardige participatie van deze groep in de Dordtse samenleving en daarover vervolgens jaarlijks te rapporteren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (5) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter bespreking van de programmabegroting 2010 en meerjarenbegroting 2011-2013;
16
constaterend dat: - door de pakketmaatregelen Awbz 2009 het huidige aanbod ondersteunende begeleiding (in bijzonder dagopvang) door diverse maatschappelijke organisaties aan een groep burgers in onze in onze stad met ingang van 2010 komt te vervallen; - tevens constaterend dat de gemeente Dordrecht deze voorziening niet ondersteunt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); kennisnemend van: - de rapportage van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de eerste helft van 2009 betreffende de gevolgen van de herindicatie door het CIZ van de huidige groep gebruikers van ondersteunende begeleiding (AWBZ), in totaal 1849 mensen, waaruit blijkt dat: o op dat moment ruim 60% van de doelgroep nog geen herindicatie heeft gehad en: o 15 % van de mensen met herindicatie minder of geen ondersteunende begeleiding meer gaat ontvangen in 2010; overwegend dat: - de huidige groep gebruikers van ondersteunende begeleiding, een kwetsbare groep in onze samenleving is waarvoor dagopvang een belangrijke bijdrage heeft in het dagelijks functioneren en deelnemen aan de samenleving; is van mening dat: - het huidig aanbod van ondersteunende begeleiding in het kader van dagopvang voor de huidige gebruikers gehandhaafd moet worden; - de gemeente Dordrecht in het kader van de Wmo hieraan een (financiële) bijdrage kan leveren. verzoekt het college: - in overleg met maatschappelijke organisaties nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden en financiële consequenties van het handhaven van ondersteunende begeleiding voor de groep mensen die nu op basis van herindicatie door het CIZ niet meer in aanmerking komen voor ondersteunende begeleiding en - de raad nog voor het eind van 2009 hierover te rapporteren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (6) De VOORZITTER: Ik wijs erop dat motie 6 mede is ondertekend door Sandra Wemmers van de VSP. ‘De raad van de gemeente Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010 en de meerjarenbegroting 2011-2013; kennisnemend van: de discussie over de mogelijke stort van onverpakt asbest op de stortplaats Derde Merwedehaven; van mening dat: de gemeente Dordrecht dient vast te houden aan de oorspronkelijke voorwaarden voor deze stortplaats ten aanzien van veiligheid voor werknemers en omwonenden, waarbij aantoonbaar is vastgesteld dat asbestresten een groot risico vormen voor de volksgezondheid; spreekt uit dat: het in het kader van de volksgezondheid niet acceptabel is dat onverpakt asbest wordt gestort op de stortplaats Derde Merwedehaven; verzoekt het college: erop toe te zien dat dit ook niet zal plaatsvinden; en gaat over tot de orde van de dag.’ (7) De heer VAN VERK: Mijnheer de voorzitter, leden van de raad, publiek. Toen wij hier een jaar geleden stonden, begonnen de contouren van de crisis zich langzaam af te tekenen. De verwachting was, dat de crisis in Nederland zou meevallen. Optimistische geluiden alom. Inmiddels heeft de economische crisis ook ons land hard getroffen: de woningmarkt stagneert, de beurzen bereikten dit jaar een dieptepunt en de werkloosheid neemt toe. Tegelijkertijd tekenen zich aan de horizon enkele lichtpuntjes af. Het IMF voorspelt voor Nederland een grotere groei dan ons eigen CBS en bij de industrie is weer sprake van enige groei. Het ergste lijkt voorbij, maar alom wordt voor te veel optimisme gewaarschuwd.
17
Ondanks deze lichtpuntjes maken wij ons zorgen over vooral de mensen die in deze zware tijd zonder werk zijn komen te zitten, over de mensen die in de problemen raken bij de financiering van hun huis en over de mensen die aan lager wal raken omdat zij alles zijn kwijtgeraakt. De zorg voor deze mensen doet ons nog meer vasthouden aan de pijlers van onze partij - werk en solidariteit -, zonder daarbij de duurzaamheid uit het oog te verliezen. In de komende jaren zullen wij ons vooral richten op een beleid dat werk op de eerste plaats zet. Daarbij richten wij ons op de groep werklozen die wat ons betreft de meeste aandacht verdient, namelijk de mensen die door de crisis werkloos zijn geworden en thuis zitten, mensen met een lage opleiding, ouder dan 45 jaar. Deze regio lijkt harder door de crisis te worden getroffen dan de rest van het land. De werkloosheid stijgt sneller en de groep werklozen lijkt moeilijker te helpen. Wij vragen om een aantal maatregelen om de werkgelegenheid te bevorderen. Zoals gezegd willen wij ons nadrukkelijk op de groep van 45 jaar en ouder richten. Voor deze groep willen wij een extra inspanning om te voorkomen, dat opnieuw een groep mensen ontstaat die langdurig werkloos blijft en daardoor gedemotiveerd raakt. Inzoomend op deze groep willen wij dat het college onderzoek doet naar de mogelijkheden voor een specifiek om- en bijscholingsbeleid. Tegelijkertijd willen wij dat het huidige bemiddelingsbeleid voor deze groep met nog meer kracht wordt doorgezet en wij roepen bedrijven op oog te hebben voor de positie en de kwaliteiten van juist deze groep mensen. Bij de behandeling van de Interimnota hebben wij gepleit voor onorthodoxe maatregelen in de bouw. Op dit moment is het college … De heer HOOGERDUIJN: Wij zijn het met de PvdA eens dat het belangrijk is de aandacht op werklozen boven de 45 jaar te richten. Dat vinden wij prima, maar wij zijn van mening dat ook specifiek aandacht nodig is voor de groep tot 27 jaar. Als wij niet uitkijken, zal een generatie verloren gaan. Vindt u niet ook dat extra aandacht naar die groep moet uitgaan? De heer VAN VERK: De problematiek van de jongeren verschilt wezenlijk van de problematiek van de mensen van 45 jaar en ouder. Veel jongeren blijven langer doorleren, waardoor bij die groep nog geen grote problemen zijn ontstaan. Daarbij komt dat jongeren op die manier een betere startkwalificatie kunnen verwerven. Op dit moment zien wij daar nog geen grote problemen. Tevens wil ik erop wijzen dat het rijk een plan voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid heeft vastgesteld, waarvan onze gemeente ook zal profiteren. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat de heer Van Verk een punt heeft, maar wij hebben zorgen over de jongeren die niet doorstuderen en nu bijvoorbeeld uitzendwerk doen. Veel van die jongeren komen niet aan de bak, omdat er niet veel bedrijven zijn die nog mensen aannemen. Voor die groep is het probleem van de werkloosheid wezenlijk en groot. De heer VAN VERK: Waarvan acte. De heer VAN DONGEN: Omdat op dit moment veel maatregelen worden genomen die erop zijn gericht jongeren aan het werk te krijgen, ben ik het met de heer Van Verk eens dat de groep van 45-jarigen extra aandacht behoeft vanuit de gemeente. Die mensen moeten inderdaad weer aan het werk. Omdat ik de heer Van Verk over ‘een aantal maatregelen’ heb horen spreken, is bij mij het beeld ontstaan, dat hij met een stortvloed aan maatregelen wil komen om die mensen weer aan het werk te krijgen. Is hij het met mij eens, dat het uitgangspunt van de bestrijding van de werkloosheid bij het individu moet liggen en de mensen zelf de verantwoordelijkheid hebben voor het ter hand nemen van hun reintegratie? Ik ben van mening dat wij hen daarbij moeten helpen en maatwerk moeten leveren aan de 45+-groep. De heer VAN VERK: Vandaar mijn pleidooi voor bijscholingsmaatregelen. Als deze mensen bijscholing volgen, zullen zij een andere of betere positie op de arbeidsmarkt kunnen verwerven.
18
Wij willen ons richten op onorthodoxe maatregelen voor wat betreft de bouw. Op dit moment is het college in overleg met de corporaties in het kader van de prestatieafspraken lange termijn. Wij vragen het college de mogelijkheden te onderzoeken om tot een versnelde uitvoering van de onderhoudsplannen te komen. Versnelde uitvoering leidt in ieder geval tijdelijk tot werkgelegenheid, die ter overbrugging van de komende jaren kan dienen. Werkgelegenheid en duurzaamheid kunnen eveneens goed samengaan. Projecten zoals ‘Energie op Maat’ moeten met kracht worden voortgezet en mogelijk worden uitgebreid en projecten, die het gebruik van alternatieve energiebronnen stimuleren en het vermorsen van energie tegengaan, willen wij bevorderen. Het plaatsen en onderhouden van bijvoorbeeld oplaadpunten voor auto’s en scootmobielen voorziet zowel in een behoefte als in een beetje werkgelegenheid. Kortom: dit soort projecten levert meer duurzaamheid op en kan tegelijkertijd de werkgelegenheid bevorderen. Om de werkgelegenheid te bevorderen is een goed en aantrekkelijk vestigingsklimaat nodig en een goede dienstverlening aan zittende en toekomstige ondernemers is een voorwaarde om bedrijven en organisaties, die voor de broodnodige werkgelegenheid zorgen, aan te trekken en vast te houden. Bedrijven en organisaties bouwen aan en investeren mee in de ontwikkeling van onze stad. Het feit dat de dienstverlening van de gemeente van de ondernemers slechts een zesje heeft gekregen is een teken aan de wand. Vooral de onderdelen ‘contact met bestuurders’, ‘lokale regeldruk’ en ‘snelheid van beantwoording’ scoren slecht, net een vijf. Er wordt geklaagd over het gebrek aan daadkracht bij de gemeente, een weinig ondernemersvriendelijke behandeling en lange wachttijden op antwoord. Zelfs eenvoudige aanvragen blijven lang liggen terwijl dat de ondernemer elke dag geld kost. De dienstverlening aan de inwoners scoort daarentegen goed. De PvdA is er verbaasd over dat de dienstverlening aan bedrijven veel minder goed scoort. Wij verwachten dat het college voor het einde van het jaar met een analyse komt van wat schort aan de dienstverlening en maatregelen voorstelt, die de dienstverlening aan de ondernemers op een gelijk niveau brengt als de dienstverlening aan de rest van de Dordtenaren. De PvdA heeft twee jaar geleden de bedrijfsgerichte gebiedsverbeteringszones onder de aandacht gebracht. Inmiddels heten die zones bedrijfsinvesteringszones. Zij bieden ondernemers de mogelijkheid op een bedrijfsterrein of in een winkelgebied gezamenlijk een aantal zaken te regelen. Wij hebben vernomen dat de Stichting Beveiliging Bedrijfsterreinen Dordrecht een aanvraag heeft ingediend om in Kil I en II, Crabbepolder en Louter Bloemen een BIZ te vestigen. Wij stellen dat zeer op prijs en gaan ervan uit dat deze aanvraag daadkrachtig, vriendelijk en binnen de tijd zal worden behandeld, zodat de raad nog in deze raadsperiode zijn fiat zal kunnen geven aan het uitvoeringsprogramma. Een andere maatregel die werkgelegenheid kan bieden is het vergroten van mogelijkheden voor creatieve ondernemers in de wijken. De Kansenflat van Wielwijk is een voorbeeld van de wijze waarop creatieve ondernemers gestimuleerd kunnen worden. Wij vragen het college deze vorm van kansenzones te stimuleren door samen met de corporaties te onderzoeken welke mogelijkheden er nog meer zijn voor dergelijke initiatieven in de wijken van Dordrecht en zullen daartoe een motie indienen. Naast het creëren van werkgelegenheid vormt solidariteit de tweede pijler van ons denken. Veel mensen voelen zich vandaag de dag bedreigd in hun inkomen, werk en wonen. Solidariteit betekent voor ons dat wij in een gezamenlijke inspanning problemen blijvend willen oplossen, dat wij streven naar een maatschappij waarin niemand aan de kant staat en waarin ervan wordt uitgegaan dat elke burger zijn bijdrage levert aan de leefbaarheid van zijn omgeving. Een maatschappij, waarin mensen zorg hebben voor elkaar en waarin de zwakkeren bescherming wordt geboden. In dat kader willen wij aandacht vragen voor drie zaken: het minimabeleid, de overlast en de inburgering.
19
Wij realiseren ons dat de gemeente op het terrein van inkomensbeleid niet veel kan en mag doen, maar hetgeen wel kan willen wij zo veel als mogelijk toepassen. De brede doorlichting draagt als motto ‘vertrouwen en verantwoordelijkheid’. Een motto, dat wij ook passend vinden bij de Sociale Dienst. Dit betekent dat met een aanvraag zo weinig mogelijk bureaucratische rompslomp gemoeid moet zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat aanvragers snel en efficiënt worden geholpen. Tegelijkertijd moet nadrukkelijk worden gecontroleerd en moet uitkeringsfraude hard worden bestraft. Uitkeringen dienen niet op ledigheid gericht te zijn, maar moeten mensen stimuleren tot zinvol werk. Speciale aandacht vragen wij voor zzp’ers. Als hun werk wegvalt, dient voor deze groep maatwerk te worden toegepast om te voorkomen dat zij hun werkkapitaal moeten opeten. Omdat wij dit contraproductief vinden, vragen wij het college op korte termijn een apart beleid voor deze groep te ontwikkelen. De heer MERX: Hebt u daarover ideeën? Hoe kan naar uw mening worden voorkomen dat zzp’ers hun werkkapitaal moeten opeten? De heer VAN VERK: Ik zal een voorbeeld geven. Een zzp’er die klusjesman is en nu niet meer aan de bak komt, dus aangewezen is op een uitkering, loopt het risico dat wordt gezegd ‘je hebt een aardig kapitaal aan gereedschap en je hebt een busje, ga dat eerst maar eens opeten voordat je bij ons aanklopt voor een uitkering’. Dat werkt contraproductief. Ik ben van mening dat deze mensen hun werkkapitaal moeten kunnen behouden. De heer MERX: Is dit voorbeeld aan uw gedachten ontsproten of is dit een reëel voorbeeld? Ik vraag mij dat af. De heer VAN VERK: Dit komt voor. Wij hebben verhalen gehoord van mensen die te horen hebben gekregen dat zij eerst hun werkkapitaal moeten opeten voordat zij in aanmerking komen voor een uitkering. De heer WAGEMAKERS: BVD heeft het vorig jaar en het jaar daarvoor aandacht gevraagd voor het minimabeleid. Onder andere is door ons voorgesteld de inkomensgrens voor de bijzondere bijstand te verhogen. Destijds heeft de PvdA ons voorstel niet gesteund. Gelet op de woordvoering van de heer Van Verk vraag ik mij af of de PvdA het nu wel met ons eens is dat wij dat zouden moeten doen. De heer VAN VERK: Dat heb ik niet gezegd. De heer WAGEMAKERS: Daarom stel ik u die vraag. De heer VAN VERK: Dat begrijp ik. Aan het ophogen van het percentage, zoals door uw fractie is voorgesteld, ben ik nog niet toe. Ik denk dat het in de komende jaren al moeilijk genoeg zal zijn het huidige minimale minimabeleid in tact te houden. Wij weten allemaal dat in de komende jaren forse bezuinigingen op de gemeente afkomen. Het in tact houden van de sociale voorzieningen zal een grote taakstelling zijn. Om die reden pleit ik ervoor het huidige beleid te handhaven. De heer WAGEMAKERS: Ik meen dat u een aantal minuten geleden hebt gezegd dat de PvdA het minimabeleid wil verstevigen, omdat er bij de groep die daaraan behoefte heeft een aantal knelpunten is. De heer VAN VERK: Ik heb gezegd dat wij het huidige minimabeleid vanuit de solidariteitsgedachte op zijn minst willen handhaven. Als er mogelijkheden zijn om het minimabeleid te verbeteren, willen wij dat op een goed moment best in overweging nemen, maar ik denk dat dat een overweging is die in de volgende raadsperiode thuishoort. De heer WAGEMAKERS: Gelet op de huidige economische ontwikkelingen zie ik handhaving van het bestaande minimabeleid als een achteruitgang.
20
De heer VAN VERK: Daarover verschillen wij van mening. Het huidige vrijstellingsbeleid bij allerlei belastingen en heffingen voor de sociale minima dient in de komende jaren gewaarborgd te worden. Dalende inkomsten bij de overheid mogen niet tot een aantasting van dit beleid leiden. Bij de verstrekking van de langdurigheidstoeslag dreigen problemen te ontstaan. Door een toename van het gebruik dreigt daar een structureel tekort van € 250.000,- op regionaal niveau, dat zal moeten worden opgelost. Wij willen nu al vaststellen dat voor ons niet aanvaardbaar is, dat wordt gesleuteld aan de hoogte van deze uitkering of aan het tijdstip waarop deze uitkering plaatsvindt. Wij verzoeken het college met voorstellen te komen die zorg dragen voor de dekking van dit tekort en vragen de portefeuillehouder dit op regionaal niveau af te kaarten. Mevrouw RUISCH: U hebt gezegd dat niet aan de langdurigheidstoeslag mag worden gesleuteld. Ook niet in positieve zin? De heer VAN VERK: Op die vraag wil ik hetzelfde antwoord geven als op de vraag die de heer Wagemakers zojuist stelde. Dat is best bespreekbaar, maar ik ben van mening dat dit een kwestie is die pas in de volgende collegeperiode aan de orde zal moeten komen. Mevrouw RUISCH: U kunt natuurlijk wel een voorkeur uitspreken. Dat is geen dictum aan anderen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: De heer Van Verk heeft het college gevraagd met voorstellen voor de dekking van het verwachte tekort op de langdurigheidstoeslag te komen. Ik heb begrepen dat de Sociale Dienst een buffer heeft waaruit dat tekort mogelijk zal kunnen worden betaald. Heeft de heer Van Verk signalen gekregen die erop duiden dat dat niet mogelijk zal zijn? Is de buffer leeg? De heer VAN VERK: Er is een buffer, maar die raakt op een gegeven moment wel op. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik meen dat de buffer een veelvoud is van de € 250.000,- die u noemde. De heer VAN VERK: Het aantal mensen dat op een uitkering is aangewezen is toegenomen en… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat klopt, maar de langdurigheidstoeslag heet niet voor niets langdurigheidstoeslag. Die uitkering is bestemd voor een bepaald deel van onze uitkeringsgerechtigden. De heer VAN VERK: Dat deel groeit op dit moment ook. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik deel uw zorg, maar uw vraag vind ik voorbarig. Vandaar. De heer VAN VERK: Ik heb erop willen wijzen dat wij niet willen dat aan de langdurigheidstoeslag wordt gesleuteld. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat ben ik met u eens. De heer VAN VERK: Het is goed dat wij het daarover met elkaar eens zijn. U kunt het voorbarig vinden dat wij dit nu naar voren hebben gebracht, maar beter nu geroepen dan dat wij er over een paar jaar achter komen dat daaraan wel is gesleuteld. De heer WAGEMAKERS: Binnen de commissie WZI is over modernisering van het minimabeleid gesproken. Ik heb begrepen dat het voornemen bestaat in het eerste kwartaal van 2010 met ideeën ter zake te komen. Zojuist heb ik de heer Van Verk horen zeggen dat
21
het moderniseren aan de nieuwe raad is. Betekent dit dat van de PvdA op dit terrein in het volgende kwartaal niets te verwachten valt? De heer VAN VERK: Wij zullen zeker proberen daaraan een bijdrage te leveren, maar laten wij wel wezen: op dit moment ligt een beleidsarme begroting voor en wij hebben afgesproken geen grote nieuwe uitgaven te wensen. In het licht daarvan wil ik nu geen pleidooi houden voor het opkrikken van voorzieningen en uitkeringen naar niveaus die in de volgende periode wellicht niet aan de orde zullen kunnen zijn. Als wij dat zouden doen, zouden wij mensen blij maken met een dode mus. Laat ik helder zijn: wij zijn best bereid daarover na te denken en daarover mee te praten, maar op dit moment verkeren wij niet in een positie om dat te doen. Mensen met schulden bevinden zich in een kwetsbare situatie, die om snelle oplossingen vraagt. Dit betekent voor ons dat de uitbreiding van de capaciteit ertoe moet leiden, dat er in februari 2010 geen sprake meer is van lange wachttijden en iedereen binnen vier weken na aanmelding wordt geholpen. Dat wordt overigens ook wettelijk geregeld. Binnen de schuldhulpverlening willen wij speciale aandacht vragen voor de ‘draaideurklanten’. Wij verwachten van het college een pakket aan maatregelen die erop gericht zijn dit probleem te bestrijden. Herhaaldelijke schuldhulpverlening draagt immers ook bij aan oplopende wachttijden. Ondanks inspanningen van allerlei organisaties blijven mensen buiten de boot vallen. Deze mensen leven deels op straat en zorgen daar voor veel overlast. Opjagen van deze groep is in onze visie niet de oplossing, omdat deze mensen steeds weer ergens opduiken. Voor deze mensen, die wij meer als patiënt dan als cliënt willen zien, moet de zorginfrastructuur uitkomst bieden. Om tot een structurele oplossing te komen stellen wij het volgende voor: in de komende maanden formuleert een taskforce bestaande uit politie, justitie en zorg, onder regie van het college een gezamenlijk beleid voor de overlastgevende dak- en thuislozen, gestoeld op gezamenlijk gedeelde doelen, en vanuit dit beleid wordt een zorginfrastructuur opgezet die deze groep opvang biedt. Die zorginfrastructuur zal uit een scala aan zorgvoorzieningen bestaan en realisering van deze zorginfrastructuur zal uiteindelijk tot een ‘zero tolerancebeleid’ op straat kunnen leiden. Deze structurele oplossing duurt te lang voor het oplossen van de huidige problemen, die ook wij zien, met ongeveer 25 notoire overlastgevers. Voor deze groep willen wij een lik-opstukbeleid voeren en vervolgens willen wij vanuit die positie onderzoeken wat een effectieve aanpak voor deze groep, voor de individuele persoon, is. Samenwerking op bovenregionaal niveau biedt daarbij mogelijkheden en kansen, niet alleen voor de gemeente maar ook voor de overlastgever. Financiën mogen bij deze aanpak geen belemmering vormen. Integratie betekent voor ons wederzijds begrip en respect voor elkaars ideeën en standpunten. Niet het aanscherpen van verschillen, maar juist het benadrukken van overeenkomsten en het productief maken van eventuele verschillen, zal leiden tot een samenleving die haar basis vindt in tolerantie en wederzijds respect. Dit neemt niet weg dat integratie niet vanzelf gebeurt. Inburgering vormt een belangrijke schakel, omdat kennis van de maatschappij en beheersing van de taal onmisbare instrumenten zijn bij het ontwikkelen van wederzijds respect en begrip. Bij de uitvoering van de inburgering lijkt het steeds meer te ontbreken aan een maatwerkaanpak. Buitenlanders die perfect Nederlands spreken, volkomen ingeburgerd zijn en soms hoge posities bekleden, kregen tegelijkertijd met mensen die nauwelijks kunnen lezen en schrijven een aanbod tot inburgering. Wij willen de inburgering zien als een uitgestelde leerplicht, waaraan iedereen moet deelnemen. Deze leerplicht moet wel op het niveau van de betrokkene worden afgestemd, wat betekent dat in enkele gevallen sprake zal zijn van vrijstelling. De voornaamste inspanning moet gericht worden op de groep mensen die nut en noodzaak van inburgering niet lijkt te zien en de mensen die allerlei praktische belemmeringen ondervinden. Wij willen dat de gemeente de groep die nut en noodzaak niet inziet op persoonlijke wijze benadert en duidelijk maakt dat inburgering
22
moet. Tegelijkertijd moeten mensen die belemmeringen ondervinden bij het wegnemen daarvan worden geholpen. Ervaringen bij het project generaal pardon met deze vorm van intensieve begeleiding waren veelbelovend. Tenslotte het openbaar vervoer voor 65-plussers. De door de heer Sleeking genoemde getallen stemmen tot optimisme. Dit lijkt een geslaagd project. Het is mooi dat het project begin 2010 zal worden geëvalueerd, maar wij moeten vaststellen dat het project tot juli 2010 loopt. Als het project succesvol is, lijkt het ons vreemd dan te stoppen. Wij willen graag waarborgen dat dit project zal kunnen worden voortgezet, wat voor 2010 maximaal € 750.000,- zal vergen, welk bedrag gedekt kan worden uit het resultaat van de jaarrekening 2010. Wij weten allemaal dat een aantal aanloopkosten niet meer behoeft te worden gemaakt. Wij gaan ervan uit dat het nieuwe college een structurele dekking voor de jaren na 2010 zal vinden, waarbij onder andere aan dekking uit de parkeergelden kan worden gedacht. Voorts enkele aandachtpunten in het kader van de grote projecten en de financiën. De huidige economische omstandigheden leiden bij ons tot een nadrukkelijke heroverweging van de grote projecten. Wij willen twee soorten projecten onderscheiden. Bij de projecten die de sociale en culturele infrastructuur versterken zijn wij voor wat de investering betreft niet of veel minder afhankelijk van marktpartijen. Voorbeelden hiervan zijn de Sportboulevard en het Hofkwartier. Daarnaast zijn er de meer aan grondexploitatie gebonden projecten, waarbij wij bijzonder afhankelijk zijn van commerciële marktpartijen. Voorbeelden hiervan zijn Stadswerven en Maasterras. De projecten die onze sociale en culturele infrastructuur versterken moeten met volle kracht worden voortgezet, omdat Dordrecht te lang onderaan allerlei culturele lijstjes heeft gebungeld. Wij hebben dit onderdeel te lang verwaarloosd, waardoor achterstallig onderhoud is ontstaan. Herstel van een dergelijke staat van onderhoud vergt altijd veel geld en daarbij loop je altijd tegen verborgen gebreken aan. De heer VAN DONGEN: Heb ik goed begrepen dat u zich op het standpunt stelt dat de projecten Sportboulevard en Hofkwartier onverminderd moeten doorgaan? De heer VAN VERK: Ja, dat hebt u goed begrepen. Mevrouw Rusinovic komt ter vergadering. (15.30 uur) De heer VAN DONGEN: Wilt u de kostenoverschrijdingen gewoon meenemen? De heer VAN VERK: Ik stel voor dat ik mijn betoog eerst afmaak. Daarna zal ik wellicht op die vraag terugkomen. Het exact ramen van dergelijke projecten is vrijwel ondoenlijk. Daar tegenover staat dat de aantrekkelijkheid wordt vergroot als het geheel in goede staat van onderhoud verkeert. Een grotere aantrekkelijkheid zal leiden tot een prettiger leefklimaat in de stad en zal een grote aantrekkingskracht op toeristen hebben. Het laatste is van groot belang voor de economische ontwikkeling van Dordrecht. Dit betekent dat budgetten niet eindeloos kunnen worden overschreven, maar wij zijn wel van mening dat er behoorlijk wat ruimte moet zijn om deze projecten te kunnen uitvoeren. Een project half uitvoeren leidt uiteindelijk tot niets. De heer VAN DONGEN: Ik heb de neiging dat met u eens te zijn. Om die reden hebben wij het college het vorig jaar bij de algemene beschouwingen gevraagd met een investeringsoverzicht – een soort knoppennotitie à la Stadswerven – te komen, op basis waarvan de raad ervoor kan kiezen bepaalde projecten gezien het belang en de economische effecten daarvan door te zetten, hoewel daarvoor wellicht extra investeringen nodig zullen zijn. Die oproep steunen wij. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik heb begrepen dat de heer Van Verk de overschrijdingen en de beschikbare budgetten op de een of andere wijze wel wil beperken.
23
Wat hij daarover gezegd heeft is vaag. Op welk moment besluiten wij dat het genoeg is geweest en tot een herijking moet worden overgegaan? Dat is nu juist het punt dat wij bij het Hofkwartier hebben gemaakt. Op basis van de een half jaar geleden gepresenteerde rapportage, waaruit is gebleken dat de financiën uit de hand lopen, hebben wij voorgesteld alles op een rijtje te zetten en te bezien of het mogelijk is tot een herijking van dat project te komen. Het gaat niet alleen om restaureren en renoveren. Bij het aantrekkelijk maken van het cultureel landschap van Dordrecht gaat het met name om de activiteiten die je kunt bieden. Dat moeten activiteiten zijn waar mensen op af komen. Uit de waardering blijkt dat dat tot nu toe nog niet is gelukt, maar het Hofkwartier is natuurlijk nog bij lange na niet klaar en ook het museum niet. Ook daar zijn wij deels van commerciële partners afhankelijk. Kijk maar naar het Filmhuis, waarbij wij niet zonder commerciële partner kunnen. In feite ondergraaft de heer Van Verk zijn eigen stelling. Dat aspect zit ook in dat project. Ik stel vast dat de PvdA het project Hofkwartier coûte que coûte wil doorzetten, wat ik onverstandig vind. Als wij met zulke gigantische tekorten worden geconfronteerd, moeten wij mijns inziens bereid zijn ons af te vragen of wij wel op de goede weg zijn of dat wellicht het moment is aangebroken om tot een nadere overweging te komen en bepaalde onderdelen uit het project te halen. De heer VAN VERK: Volgens mij hebben wij een wezenlijk verschil van opvatting over de uitvoering van het Hofkwartier. Waar u voortdurend voor de integraliteit van dat project pleit en zegt dat… De heer SLEEKING: Zo is het in het verleden ook gepresenteerd. De heer VAN VERK: In het verleden is het inderdaad zo gepresenteerd. Dat zal ik niet ontkennen. De heer SLEEKING: Uw fractie heeft daarmee ingestemd. De heer VAN VERK: Inmiddels zijn wij een stuk verder en een aantal jaren geleden hebben wij vastgesteld dat wij het project Hofkwartier modulair gaan benaderen. Wij zullen per onderdeel bekijken wat er gebeurt en per onderdeel beoordelen wat wel en niet kan. Het museum is nu bijna af en het Filmhuis dreigt er zowaar te komen. Wij vinden dat een goede ontwikkeling. De Kloostertuin is gereed en ik ben in tegenstelling tot de heer Sleeking van mening dat dat een prachtige tuin is geworden. De overlastgevers die de heer Sleeking daar heeft gezien zijn mijns inziens niet de overlastgevers van het Vrieseplein. In de zomer zitten daar een paar punkers, wat gothics en enkele andere jongeren, die zich heerlijk ontspannen. Dat geeft wel eens overlast, dat is logisch. Blijft over de Statenschool en DiEP, waarover wij binnenkort een notitie zullen ontvangen, waarin zal worden ingegaan op de mogelijkheden die er zijn. Wij kunnen niets doen, wij kunnen ook de volledige integrale uitvoering aangeven wat bijzonder veel zal kosten en er is een middenkeuze. Ik wil vooropstellen dat er iets met DiEP zal moeten gebeuren. DiEP kan niet blijven zitten waar het nu gevestigd is en de Statenschool is een traject dat niet meer te keren is. De Statenschool gaat naar De Vest verhuizen. De heer SLEEKING: Ik zou niet weten waarom dat traject niet meer te keren zou zijn. De heer VAN VERK: Omdat daaraan geen enkele behoefte is, ook niet bij de mensen van de Statenschool. Naar mijn mening zijn zij op het overgaan van het oude gebouw naar een modern gebouw ingesteld. Overigens is dat zo langzamerhand ook wel nodig, het gebouw dateert van 1913. Wij kunnen daarover nostalgisch doen, maar… De heer SLEEKING: De Statenschool heeft geen andere keuze gehad. De Statenschool is tot deze operatie gedwongen en het is logisch dat men zich daarop op enig moment is gaan instellen. Ik heb uit uw woorden begrepen dat dit niet wegneemt, dat ook voor uw fractie een moment kan aanbreken waarop een nadere overweging van dit onderdeel van het project zal plaatsvinden.
24
De heer VAN VERK: Natuurlijk! De VOORZITTER: Mag ik u verzoeken uw betoog af te ronden? De heer VAN VERK: Ik ben bijna klaar, mijnheer de voorzitter. Dat brengt mij bij de projecten die aan een grondexploitatie zijn gebonden. Wij hebben op dit eiland een aantal diamantjes die wij graag willen laten schitteren. Daarbij denken wij vooral aan Stadswerven, maar ook aan de Zuidpolder als toekomstig groot project. Wij willen daar vooral duurdere en dure woningen realiseren, een woningtype dat bij de huidige economische tij niet of nauwelijks zal worden verkocht. Wij zijn van mening dat de zaken juridisch en planologisch zo ver moeten worden afgerond, dat de mogelijkheid van bouw overblijft. Wat ons betreft houdt dit het beoordelen en vaststellen van stedenbouwkundige plannen en vrij gedetailleerde bestemmingsplannen in, die de hoge kwaliteit van het bouwen in die gebieden waarborgen en voorkomen dat daar ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden. Wat ons betreft behoeft in Stadwerven voorlopig niet gebouwd te worden, maar dat houdt niet in dat daar niets kan gebeuren. De bouw van een bioscoop die past in het stedenbouwkundig plan is geen probleem, maar woningbouw ligt duidelijk moeilijker. Een gefaseerde en versnipperde aanpak mag niet leiden tot een half afgebouwde wijk zoals de Blauwe Stad in Oost-Groningen of een pijnlijk verlies aan kwaliteit. De financiële gevolgen van dit uitstel bedragen weliswaar € 2 miljoen per jaar, maar dat bedrag wordt deels door de prijsontwikkeling gecompenseerd. Voorts willen wij het college nadrukkelijk de mogelijkheid bieden het gebied tijdelijk voor een ander doel te gebruiken. Voor de Zuidpolder willen wij een bestemmingsplan waarin wonen mogelijk wordt gemaakt. Om dit te realiseren, zal ook daar van voldoende gegarandeerde afzet sprake moeten zijn. Wij wensen geen enkele afwijking van de afgesproken kwaliteit, die uiteraard in het natuurlijke landschap moet passen. Het doel is en blijft 500 woningen van hoge kwaliteit in het dure prijssegment en wij zien op dit moment geen reden tot heroverweging. De huidige crisis zal immers van tijdelijke aard zijn. Mevrouw RUISCH: Bij eerdere discussie over de woningbouw heeft de PvdA-fractie uitgesproken dat zij voorstander is van diversiteit in wijken. In dat licht bezien begrijp ik niet waarom de PvdA ervoor pleit in de Zuidpolder 500 dure, grote woningen te bouwen. De heer VAN VERK: Vanaf het begin is het de bedoeling geweest dat in de Zuidpolder grote, dure woningen, dus woningen in het hogere segment, worden gebouwd. Mevrouw RUISCH: Begrijp ik goed dat u voor wat de Zuidpolder betreft het principe van de diversiteit loslaat? De heer VAN VERK: Ja, in dat opzicht laten wij het principe diversiteit los. Ik denk ook niet dat het voor de hand ligt in Wielwijk villa’s te bouwen. Mevrouw RUISCH: Nee, maar ik denk dat het wel mogelijk is in de Zuidpolder eenvoudige woningen te bouwen. De heer VAN VERK: Wilt u in de Zuidpolder sociale woningbouw realiseren? Mevrouw RUISCH: Betaalbare woningen kunnen daar zeker worden gebouwd. Wij hebben altijd gezegd dat diversiteit goed is voor een wijk. Met sociale woningbouw is niets mis. De heer VAN VERK: Als wij het daarover gaan hebben, komen wij in een eindeloze technische discussie over betaalbaarheid en diversiteit terecht. Ik denk niet dat dit het juiste moment is om die discussie te voeren. Wij pleiten ervoor aan het begin van elke collegeperiode te onderzoeken of de voorgestelde ontwikkeling van duur landelijk wonen in het gebied nog nodig is voor de stad om te
25
voorkomen dat de kapitaalkrachtigen de stad ontvluchten en om het demografische en economische draagvlak voor allerlei voorzieningen te behouden. De heer MERX: Ik heb de u zojuist een stevig pleidooi voor het bouwen van grote, dure woningen horen houden en ik moet vaststellen dat u in dezelfde adem zegt, dat de plannen voor de Zuidpolder aan het begin van de nieuwe collegeperiode moeten worden heroverwogen. De heer VAN VERK: Dat klopt, ik heb vastgesteld dat er op dit moment geen afzetmogelijkheden zijn voor deze woningen. Wij stellen voor aan het begin van elke nieuwe collegeperiode vast te stellen of in die periode van vier jaar afzet mogelijk zal zijn. Als dat niet het geval is, moeten wij daar niet gaan bouwen. De heer MERX: U hebt ook gezegd dat uw fractie een gedetailleerd bestemmingsplan wil vaststellen, waarin precies wordt vastgelegd wat in het gebied zal komen. Komt dat ook ter discussie? De heer VAN VERK: Nee, het bestemmingsplan staat voor wat ons betreft vast, maar wij willen dat aan het begin van elke collegeperiode wordt afgewogen of het bestemmingsplan wel te realiseren is. Door de hoge kwaliteit die wij daar wensen is het mogelijk, dat het daar in de komende jaren niet van zal komen. De heer MERX: Eigenlijk zegt u dat wij daar niet moeten gaan bouwen als er geen vraag is, maar wij dat wel mogelijk moeten maken. De heer VAN VERK: Ja. De heer SLEEKING: Mag ik u vragen wat het nut is van het vaststellen van het bestemmingsplan? Wat is daarvan de meerwaarde als wij nog niet zeker weten dat hetgeen daarin staat zal worden uitgevoerd? Dat zou ertoe kunnen leiden dat wij in dezelfde problemen komen als bij het bestemmingsplan Belthurepark, dat nu tot in de hoogste instantie is vastgesteld terwijl de kans dat dit gebied zal worden ontwikkeld gelet op de markt klein is. Omdat wij aan een bestemmingsplan vastzitten, lijkt het mij verstandiger het bestemmingsplan in het midden te laten. Mijns inziens is het beter eerst op grond van harde cijfers de noodzaak van bebouwing aan te tonen voordat wij daarover een beslissing nemen. De heer VAN DONGEN: Ik constateer dat het standpunt van de PvdA-fractie in de buurt komt van de uitgangspunten van de motie ‘Graszaad’, die ik heb overwogen toen bij Stadswerven de eerste tekorten zichtbaar werden. Gaat de PvdA voor wat betreft de bebouwing van de Zuidpolder van hetzelfde standpunt uit: bestemmingsplan vaststellen, maar nog niet bouwen? De heer VAN VERK: Ja. Wij willen het bestemmingsplan vaststellen, omdat wij op die manier kunnen voorkomen dat in dat gebied ongewenste ontwikkelingen zullen plaatsvinden. De heer SLEEKING: Het gebied heeft een bestemming met een beschermende werking. Welke ongewenste ontwikkelingen kunnen daar plaatsvinden als het huidige bestemmingsplan wordt gehandhaafd? De heer VAN VERK: Volgens mij moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. De heer SLEEKING: Er moet helemaal niets, dat beslist de raad. Als wij dat niet nodig vinden, kunnen wij dat achterwege laten. De heer VAN VERK: Wij hebben de Structuurvisie vastgesteld, waarin wij op hoofdlijnen hebben vastgelegd hoe wij het willen hebben.
26
De heer SLEEKING: Over een jaar kunnen wij een nieuwe Structuurvisie vaststellen. De heer VAN VERK: Er komt nu een projectplan, dat tot een bestemmingsplan zal leiden. Ik zal het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Door de fractie van de PvdA zijn de volgende moties ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009: neemt kennis van het feit dat: - er in Dordrecht en bij het rijk steeds meer aandacht is voor ondernemers in met name herstructureringswijken; - ondernemers een belangrijke functie in wijken hebben; - zij door hun bedrijvigheid de wijk aantrekkelijker maken en werkgelegenheid stimuleren; - vooral startende en creatieve ondernemers zich in deze tijd in wijken willen vestigen; constateert dat: - het starten van een eigen bedrijf mogelijkheden biedt om niet werkloos te zijn, om als ondernemer ervaringen op te doen en een positieve bijdrage te leveren aan de aantrekkelijkheid van de wijk; - er ondernemers zijn die locaties zoeken waar zij onder gunstige omstandigheden hun bedrijf kunnen starten in woonwijken; overwegende dat: - in Wielwijk in samenwerking van Woonbron de Kansenflat is gerealiseerd; - dit oorspronkelijke woongebouw van functie is veranderd, waardoor kleine bedrijfsruimten zijn ontstaan die aantrekkelijk zijn voor startende en creatieve ondernemers; - er op dit moment meerdere aanvragen zijn voor dergelijke bedrijfsruimtes; - de ervaringen met de Kansenflat positief zijn; draagt het college van burgemeester en wethouders op: - samen met de woningcorporaties ook in andere wijken te onderzoeken welke gebouwen nog meer in aanmerking kunnen komen voor een Kansenflat; - in het voorjaar van 2010 met voorstellen te komen naar de gemeenteraad om ook in andere wijken een Kansenflat te realiseren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (8) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009: kennisgenomen hebbend van: de voortgangsnotitie en ambitiebijstelling maatschappelijke zorg; constaterende dat: - het rondhanggedrag van verslaafden in de binnenstad is toegenomen en de omwonende regelmatig overlast hiervan ondervinden; - maatschappelijke zorginstanties, de politie en de gemeente de problemen kennen en naar een aansluitende aanpak zoeken; - de huidige aanpak met alleen hulpverlening en toename van toezicht niet blijvend werkt in de praktijk en de overlast van deze doelgroep zich voortzet.; overwegende dat: - een taskforce bestaande uit politie, justitie en zorg noodzakelijk is om de problematiek succesvol aan te pakken; - deze taskforce onder regie van het college een gezamenlijk beleid gaat formuleren voor overlastgevende dak- en thuislozen; - dit beleid gestoeld moet zijn op gezamenlijk gedeelde doelen; - vanuit dit beleid een zorginfrastructuur wordt opgezet die opvang biedt aan deze groep overlastgevende dak- en thuislozen, bestaande uit een scala aan zorgvoorzieningen die ertoe moet leiden dat de overlast op straat stopt; - de uitvoering van dit beleid in nauwe samenwerking gebeurt met andere maatschappelijke partners; - realisering van deze zorginfrastructuur zal leiden tot een zero-tolerance beleid bij overlast op straat;
27
draagt het college van burgemeester en wethouders op: - het initiatief te nemen om deze taskforce te organiseren en te faciliteren, zodat het broodnodige overleg en beleid - om de overlast structureel aan te pakken - kan worden gerealiseerd; - na realisering van deze zorginfrastructuur een zero-tolerance beleid bij overlast op straat in gang te zetten; - zolang dit beleid er nog niet is, moet de overlast daar waar dat nodig is vanuit de bestaande mogelijkheden worden aangepakt; - In het voorjaar van 2010 met voorstellen te komen naar de gemeenteraad; en gaat over tot de orde van de dag.’ (9) ‘De gemeenteraad van Dordrecht in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009, behandelend de begroting 2010; constateert dat: - in juli 2009 een experiment is gestart met gratis openbaar vervoer voor 65-plussers; - in januari 2010 een eerste evaluatie beschikbaar zal komen over deze proef; - in de begroting 2010 geen geld is gereserveerd voor eventuele voortzetting van dit experiment vanaf juli; - de aanloopkosten (maken van pasjes en communicatietraject) al gemaakt zijn en verlenging van de proef derhalve minder geld zal kosten; overweegt dat: - voortzetting van gratis openbaar vervoer voor 65-plussers na 1 juli 2010 afhankelijk is van de evaluaties die in 2010 zullen plaatsvinden; - in geval van voortzetting de nieuwe gemeenteraad de (structurele) dekking hiervoor bij de begroting 2011 zal moeten regelen; - in het evaluatiejaar 2010 geen risico van discontinuïteit mag worden gelopen; draagt het college op: toe te zeggen dat bij een positieve evaluatie het experiment met gratis openbaar vervoer voor 65-plussers voor het gehele jaar 2010 gegarandeerd zal worden en zelf te zoeken naar een dekking hiervoor; en gaat over tot de orde van de dag.’ (10) De VOORZITTER: Ik meen dat de heer Van Verk heeft gesuggereerd dat dit bedrag uit de jaarrekening 2009 zou kunnen worden betaald. Klopt dat? De heer VAN VERK: De jaarrekening 2010. De VOORZITTER: Die stellen wij pas in 2011 vast. Ik denk dat u de jaarrekening 2009 bedoelt. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. ‘Zin in de toekomst’ is de landelijke slogan van GroenLinks. Zin in de toekomst, ondanks de crisis, de crisis die meer is dan een financiële crisis, zoals Femke Halsema bij Prinsjesdag al aangaf. Ik citeer: ‘Wij hebben ook te maken met een klimaatcrisis, een energiecrisis en een voedselcrisis. Aanjager van dit alles is crisis nummer vijf, de waardencrisis. Ik spreek van een hebberige en kortademige cultuur, waarin hyperconsumptie als het hoogste geluk wordt beschouwd. Het is zaak nu gedurfde keuzes te maken en in te zetten op duurzame groei, zonder dat dit ten koste gaat van minder bedeelden.’ Zin in de toekomst, als je erin gelooft dat het anders kan, dat andere keuzes mogelijk zijn. Bijvoorbeeld: minder investeren in weer een groot project en dat geld aan ‘sociaal’ besteden. In het afgelopen jaar zijn veel zaken in gang gezet, ik noem er een paar in willekeurige volgorde. De locatie waar het hostel zal komen is eindelijk bekend. Het gaat nog even duren, maar misschien betekent deze stap ook weer iets meer zin in de toekomst voor de toekomstige bewoners. Als de samenwerking tussen de beheergroep van belanghebbenden en omwonenden slaagt, zullen zij ook minder bezorgd zijn over de toekomst. Voorts noem ik de goede ontwikkeling in Dordt-West, zowel fysiek als sociaal, en actieve buurtbewoners, die investeren in de toekomst.
28
Ik noem ook de realisatie van de Sportboulevard, een prachtig complex en qua opbouw erg toekomstgericht. Ook wil ik erop wijzen dat wij in het algemeen meer grip hebben gekregen op de grote projecten en ik wil eveneens de ontwikkeling van de nieuwe Biesbosch vermelden, alsmede de plannen voor het door GroenLinks zo vurig gewenste Filmhuis in de binnenstad. Dit alles geeft zin in de toekomst. Niet gelukkig is de fractie van GroenLinks met het besluit de Zuidpolder te bebouwen, omdat de noodzaak daarvan absoluut niet is aangetoond en omdat de bebouwing ten koste zal gaan van het authentieke poldergebied. De ontwikkeling van een aantal grote projecten, zoals het Hofkwartier, Achterom/Bagijnhof en Stadswerven, is nog altijd zorgelijk. Wij hebben zin in de toekomst, maar constateren de verharding in de samenleving. Korte lontjes en weinig respect en waardering voor de ander met als gevolg een afgenomen veiligheidsgevoel. Bij de behandeling van het MJP later deze maand kunnen wij nog uitgebreid op de achter ons liggende collegeperiode terugkomen. Ik richt mij nu op de voorliggende begroting 2010 en de meerjarenbegroting 2010-2013. Onze sleutelbegrippen zijn ‘sociaal’ en ‘milieu’. Overlast lijkt de drijfveer te zijn van veel discussies in onze stad. Evenementen geven overlast. Oost-Europese werknemers geven overlast, dak- en thuislozen geven overlast, jongeren geven overlast, psychiatrische patiënten geven overlast. GroenLinks mist in de discussies regelmatig enige compassie met de mensen in onze stad die het niet zo goed voor elkaar hebben. Wij bagatelliseren de problemen niet, maar willen wel naar voren brengen dat mensen die het niet zelfstandig redden recht hebben op onze steun en onze zorg. Toen ik dit aan het schrijven was, moest ik denken aan een uitspraak van de voorzitter van deze raad enige tijd geleden. Ik citeer: ‘De kwaliteit van de samenleving kun je aflezen aan de wijze waarop met kwetsbare groepen wordt omgegaan.’ Misschien heb ik de voorzitter niet helemaal letterlijk geciteerd, maar dit is wel de strekking van zijn opmerking. Sociaal. De crisis kent veel gedupeerden, mensen die hun baan verliezen, jongeren die niet aan een baan komen. De gemeentelijke financiële ruimte wordt minder en daarom wordt in een aantal voorzieningen gesneden dan wel de kaasschaaf gehanteerd. Dat blijft uiteraard een kwestie van politieke keuzes. Werk en inkomen. Het aantal mensen dat een beroep doet op de Sociale Dienst stijgt. Afgezien van de financiële aderlating is het voor velen moeilijk te accepteren dat zij geen werk meer hebben. Zeker als mensen gedurende lange tijd op een uitkering of een minimuminkomen zijn aangewezen, wordt het moeilijker de eindjes aan elkaar te knopen. In tegenstelling tot de PvdA zal GroenLinks zich voor de minima blijven inzetten. Wij willen dat meer mensen sneller voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komen. De heer VAN VERK: Wilt u suggereren dat de PvdA zich niet voor het minimabeleid inzet? Hebt u niet goed naar mij geluisterd? Mevrouw RUISCH: Ik heb wel goed naar u geluisterd. Ik bedoel te zeggen dat wij ons ook op korte termijn voor het sneller doen ingaan van de langdurigheidstoeslag willen inzetten. Daarover waren wij het niet eens. De heer VAN VERK: Dat is maar een klein aspect. Mevrouw RUISCH: GroenLinks wijst op een aantal maatregelen die het voor werklozen mogelijk maken hun situatie zelf te verbeteren. Wij zijn niet onverdeeld enthousiast over de huidige re-integratietrajecten. Daarom vragen wij de Sociale Dienst Drechtsteden meer
29
mensen te wijzen op de mogelijkheid van een persoonlijk re-integratiebudget, zodat zijzelf de keuze kunnen maken. Ik verneem hierop graag de reactie van de wethouder. Wij willen ook dat ruimte wordt geboden om met behoud van de uitkering een studie op HBO-niveau te volgen. In Rotterdam loopt zo’n experiment. GroenLinks wil dat Dordrecht eveneens zo’n experiment opzet en dient daartoe een motie in. Beide maatregelen passen goed bij de wens meer aandacht te besteden aan de groep werklozen vanaf 45 jaar, die lijkt te worden afgeschreven. De heer WAGEMAKERS: Uit het jaarverslag 2008 blijkt, dat het gemiddeld opleidingsniveau in onze stad niet lager is dan elders. Om die reden kan ik de link met het HBO niet leggen. Waarom kiest u voor het HBO? Mevrouw RUISCH: Omdat het al mogelijk is met behoud van een uitkering op MBO-niveau te studeren. Studeren op HBO-niveau kan niet met behoud van een uitkering. Ik denk dat het goed is dat de werklozen hun tijd nuttig besteden met activiteiten die erop zijn gericht hun positie te versterken. Daaraan wil ik toevoegen dat wij altijd veel woorden wijden aan de kennismaatschappij die wij zouden willen zijn. Ik denk dat het voor een deel van de werklozen mogelijk moet zijn zich daarop te richten. De heer WAGEMAKERS: Beschikt u over cijfers die erop wijzen dat een deel van de doelgroep in aanmerking komt voor het volgen van een HBO-opleiding? Volgens mij zit het probleem van de werkloosheid meer in de andere lagen, bij mensen die niet bij het aanbieden van een HBO-opleiding gebaat zijn. Mevrouw RUISCH: Het probleem zit in alle lagen. De groep waarop ik doel is waarschijnlijk niet groot, maar er is een groep die graag verder wil studeren en het volgen van een studie op HBO-niveau is met behoud van de uitkering niet toegestaan. Aantallen kan ik u niet geven. Beide maatregelen passen goed bij de wens meer aandacht te besteden aan de groep werklozen van 45 tot 55 jaar, die lijkt te worden afgeschreven. De jeugdwerkloosheid is de zorg van iedereen. Bij de beroepsbegeleidende leerweg in het MBO ontbreekt het aan voldoende stageplaatsen, waardoor de opleiding van jongeren in gevaar komt. GroenLinks dringt aan op intensieve samenwerking tussen de overheid, het onderwijs en het bedrijfsleven om hiervoor oplossingen te vinden. De vrijwilligers in onze stad. Eén van de vrijwilligersgroeperingen, georganiseerd in het Historisch Platform, heeft de vorige week ideeën gepresenteerd over de wijze waarop de rijke geschiedenis van Dordrecht zichtbaarder kan worden gemaakt. GroenLinks vindt dat goede ideeën. Vandaag is de dag van de mantelzorgers, een grote groep onzichtbaren die zich onbetaald inzetten voor de zorg van mensen om hen heen en daarmee de samenleving een grote dienst bewijzen. De jaarlijkse vergoeding van € 250,- is niet meer dan een symbolisch bedrag en lijkt niet vanzelfsprekend bij alle mantelzorgers terecht te komen. Hoe zit dat in Dordrecht? Ik maak een soepele overstap naar de zorg, waar het overigens niet altijd soepel loopt. Binnen de AWBZ komen de lichte gevallen niet meer voor een vergoeding in aanmerking. GroenLinks vindt dat een slechte keuze. Een deel van deze mensen zal geïsoleerd raken en de gevolgen daarvan zullen ons via een andere weg evenveel of meer gaan kosten. Om erger te voorkomen moeten deze mensen op onze steun kunnen rekenen. Wij willen meedenken over oplossingen voor deze groep. In het pakket van maatregelen voor de jeugd is de hele BEKE-aanpak in de financiële paragraaf geschrapt. Argument hiervoor: het was een projectsubsidie van drie jaar. Geen andere instelling werkt met deze methode. Nu wordt de ervaring van drie jaar werken met goed resultaat door het putje gespoeld. Graag vernemen wij hierop de reactie van de wethouder.
30
Wij zetten grote vraagtekens bij de bezuinigingen in de maatschappelijke zorg. Het rijk gaat minder uitkeren, maar het is de keuze van de gemeenteraad eigen geld in te zetten. Bij een overschrijding van € 4 miljoen of meer op grote projecten worden vaak minder tegenargumenten aangevoerd dan bij de discussie over de noodzakelijke € 100.000,- extra voor de begeleiding van mishandelde vrouwen en kinderen. Het is maar waar je je prioriteit legt. De inburgering van migranten blijft een aandachtspunt. Duale trajecten genieten onze voorkeur, maar wij hebben ook te maken met groepen inburgeraars die niet in hun eigen taal zijn gealfabetiseerd. Voor deze mensen is het traject lang en moeizaam. Meer aandacht vragen wij voor de noodzakelijke voorzieningen om migrantenvrouwen in staat te stellen actief te participeren en in te burgeren. GroenLinks vindt het nog te vroeg om het Antillianenbeleid in het algemene beleid onder te brengen. Aansluitend op de opmerking hierover van BVD wil ik naar voren brengen dat ook naar onze mening veel te verbeteren is, maar Dordrecht ook heeft bewezen dat het door haar opgezette Antillianenbeleid goed is. Landelijk wordt daarnaar gekeken. De heer SLEEKING: Ik ben heel benieuwd met welke argumenten en met welk bewijsmateriaal u deze stelling wil onderbouwen. Mevrouw RUISCH: U vraagt mij mijn stelling te onderbouwen? Als voorbeeld noem ik de methode van de routecoaches, die prima loopt. Wij denken dat die methode een goed resultaat zal opleveren. Voorts wil ik het Centro di Mamma noemen, dat in een belangrijke behoefte voorziet. Dat er binnen de groep problemen zijn ontkennen wij niet. Om die reden zeggen wij dat verbetering mogelijk moet zijn. De heer SLEEKING: De verbetering blijkt totaal niet uit de factsheets die wij hebben gekregen, noch uit de door de wethouder gemaakte opmerkingen over het ontbrekende kader, de rommelige sfeer, de onenigheid, het gebrek aan samenwerking en ga zo maar door. Er is absoluut geen aanleiding te zeggen dat het goed gaat met het Antillianenbeleid, het gaat helemaal niet goed! Wij moeten afwachten of wij straks niet door het rijk zullen worden gedwongen geld terug te betalen, omdat wij de doelstellingen niet hebben gehaald. Als dat gebeurt, wil ik u wel eens horen. Mevrouw RUISCH: Wacht u die tijd maar af. Milieu. Het bewust omgaan met energiebronnen, energiegebruik, de kwaliteit van lucht en water is noodzakelijk om te voorkomen dat wij toekomstige generaties met een failliete boedel opzadelen. Zin in de toekomst krijg ik als ik kennisneem van de creatieve ideeën van jonge mensen, zoals de leerlingen van het Da Vinci College en het Dalton Lyceum. In het Lagerhuisdebat met leerlingen van het Dalton Lyceum moesten de aanwezige raadsleden zich in hun rol als tegenstander flink weren om hun milieuplannen onderuit te halen. Het was een spel, maar het viel mij als GroenLinkse niet mee met droge ogen vol te houden dat ik de auto boven het openbaar vervoer prefereer, zeker niet terwijl de wethouder milieu op de tribune zit. Het komt dus goed, want de jeugd heeft de toekomst. Dordrecht beschikt over een goed waterplan. Het beleid van Dordrecht Kleurrijk Groen zal in 2010 worden geactualiseerd en de nieuwe bomenlijst is in concept gereed. Het gemeentelijk wagenpark wordt milieuvriendelijker gemaakt en het project ‘Energie op Maat’ zal ook in de regio worden uitgerold. Wat kunnen wij nog meer doen om het milieu te sparen en de samenleving duurzamer te maken? Voor de korte termijn stelt GroenLinks voor in aansluiting op het gratis openbaar vervoer voor 65-plussers op alle weekends en de donderdagavonden gratis openbaar vervoer naar en van het centrum aan te bieden zolang de herinrichting van het stationsgebied, die veel verkeersoverlast geeft, nog niet is afgerond. Dit scheelt veel autoverkeer, wat tot een CO2-
31
reductie zal leiden. Bovendien zal de overlast op de zwaar belaste Singel afnemen en dit is ook goed voor de omzet van de winkeliers in het centrum. De heer VAN VERK: Wat mag dit van GroenLinks gaan kosten? Mevrouw RUISCH: Er zijn wel wat potjes waaruit wij kunnen putten. De heer VAN VERK: Ik vroeg niet waar u dat geld vandaan wilt halen, ik vroeg wat dit van u mag gaan kosten. Mevrouw RUISCH: Dat heb ik niet berekend. Ik kan wel een bron aangeven waar het daarvoor benodigde geld mogelijk kan worden gevonden. Het is geen gering bedrag. De heer VAN VERK: Wij moeten vaststellen dat gratis openbaar vervoer niet gratis is. Het voorstel van GroenLinks klinkt sympathiek, maar dit is zo’n algemene maatregel … Wat wilt u hiermee bereiken? Mevrouw RUISCH: Dat heb ik aangegeven. De heer VAN VERK: Ik heb geen gratis openbaar vervoer nodig en u waarschijnlijk ook niet. Mevrouw RUISCH: Nee, maar wij praten hier ook niet voor onszelf. Wij willen proberen het centrum te ontlasten. Ik heb in de stad gehoord dat diverse winkeliers last hebben van inkomstenderving omdat het centrum momenteel slecht bereikbaar is. Misschien zou dit een geste in hun richting kunnen zijn. Dat zou kunnen. GroenLinks pleit voor de inzameling van kleine elektrische apparaten. De inname van oude apparaten door de leveranciers werkt niet en de meeste mensen gaan echt niet met hun oude elektrische tandenborstel naar het afvalbrengstation. Daarom dienen wij een motie betreffende de inzameling van kleine elektrische apparaten in. De heer VAN VERK: Wat moet ik mij daarbij voorstellen? Mevrouw RUISCH: Wij stellen voor dat bij winkels grote bakken komen te staan waarin mensen hun kleine elektrische apparaten kwijt kunnen. Dat wordt een leuke boel daar. Om het milieu van de stad en de regio blijvend te ontlasten zijn diverse structurele maatregelen nodig. GroenLinks Drechtsteden heeft bij de discussie over de Rom-D bereikt, dat duurzaamheid in brede zin de basis is voor alle businesscasussen. Ook lokaal zullen wij dit uitgangspunt op alle beleidsterreinen moeten gaan hanteren. De heer SLEEKING: Ik herinner mij dat een vertegenwoordiger van uw fractie in de Drechtraad een motie met die strekking heeft ingediend, maar daarvoor geen meerderheid was te vinden in verband met de motivatie die in de motie werd gegeven. De heer Nederpelt heeft vervolgens besloten de motie in te trekken. In het algemeen wordt gekeken naar het versterken van de duurzaamheid bij de projecten op bedrijventerreinen. Dat is natuurlijk niet nieuw. Bij alle ontwikkelingen van bedrijventerreinen staat het thema duurzaamheid voorop. Wat u extra hebt bereikt is mij niet duidelijk. Volgens mij maakt u het groter dan het in de Drechtraad daadwerkelijk is geweest. Ik adviseer u uw woorden zorgvuldig te kiezen. Mevrouw RUISCH: Bescheidenheid siert de mens, dat begrijp ik. Dank u wel. GroenLinks is voorstander van toekomstgericht bouwen en wil graag dat dit bij de ontwikkeling van het Maasterras wordt toegepast. GroenLinks wil niet bouwen voor leegstand maar toekomstgericht bouwen, zodat de gebouwen bij een veranderde vraag getransformeerd kunnen worden naar de behoefte van de markt. Wij dienen hiertoe een motie in.
32
GroenLinks wil het zware bevoorradingsverkeer uit de binnenstad weren. Op die manier wordt niet alleen de luchtvervuiling tegengegaan, maar wordt ook de trillingshinder die funest is voor de vele ouden huizen en gebouwen in de binnenstad uitgebannen. Door GroenLinks en ECO-Dordt/D66 is een aantal gesprekken gevoerd met geïnteresseerde Dordtse vervoerders en TLN, Transport Logistiek Nederland, met als doel tot een beter vervoersmanagement te komen. Hierover dienen wij samen met Eco-Dordt/D66 een motie in. De heer VAN VERK: U maakt mij nieuwsgierig. Hoe ziet u dat voor u? Ik heb u zojuist een pleidooi voor gratis openbaar vervoer horen houden, dat als doel heeft meer mensen naar de stad te krijgen. De bevoorrading is natuurlijk ook noodzakelijk. Mevrouw RUISCH: Wij hebben van bewoners gehoord dat hun huizen staan te trillen als die grote vrachtwagens door hun straat rijden. Wellicht kan worden gewerkt met overlading en citytransport, een systeem dat in Utrecht al wordt toegepast, en kan daarvoor op die manier een oplossing worden gevonden. Wij zitten nu pas in het beginstadium. De heer VAN VERK: Hebt u enig idee wat dat zal gaan kosten? Mevrouw RUISCH: Ja, dat zal ik straks voor u uitrekenen. Wij zijn blij met het initiatief Drechtwarmtenet van ENECO en HVC. Wij zullen deze ontwikkeling met belangstelling volgen. Dat brengt mij bij het groen. De laatste boom bij het station is gevallen, dat was droevig om te zien. Meerdere mensen hebben mij daarop deze week aangesproken. Actueel is de discussie over de bomenkap aan de Stooplaan. GroenLinks constateert dat beter moet worden gecommuniceerd. Nu moet steeds achteraf worden uitgelegd waarom en hoe, wat zeeën van tijd kost terwijl het kwaad al is geschied. Boosheid, ‘ze doen maar wat’, enzovoort. Brei dat maar eens recht. GroenLinks vindt dat in alle gevallen de bewoners en belanghebbenden opnieuw moeten worden benaderd als bomen worden gekapt. Mensen schrikken pas als dat echt gebeurt. Een brief van maanden geleden waarin de kap wordt aangekondigd zijn zij al lang vergeten. Duidelijkheid over het tijdstip van de vervangende aanplant is ook heel nuttig. Trouwens: mijn fractie zou dat ook erg op prijs stellen. Dat praat gemakkelijker als je boze mensen aan de telefoon krijgt. Het gaat om de dagelijkse leefomgeving van mensen. Wij willen dat onze burgers betrokken en verantwoordelijke zijn. GroenLinks wil deze afspraken vastleggen als onderdeel van het beleid. Wij dienen hierover een motie in. Ik kom bij de indringende discussie over de overbewoning in diverse wijken met alle ergernis en ellende van dien. Bij de recente discussie in De Vierkant in Oud-Krispijn werd duidelijk dat in het grootste deel van de huizen niets aan de hand is, maar een handvol verhuurders en huurders zich nergens iets van aantrekt. Deze mensen verpesten het leefklimaat voor de bewoners van de hele straat en daar word je niet vrolijk van. Wij vragen het college maatregelen te treffen die malafide verhuurders harder aanpakken en dringen aan op snelheid voor wat betreft het realiseren van afdoende maatregelen en het beter informeren van Oost-Europese werknemers. Zie ook onze motie van november 2008. Soms geldt: niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Dus: handhaven. Nu wij bij de wijken zijn beland pleit GroenLinks ervoor in het kader van leefbaarheid in alle wijken jaarlijks een aantal kerstbomen te plaatsen, zodat mensen elkaar daar omheen kunnen ontmoeten en wijken in de donkere dagen rondom kerstmis een prettige uitstraling krijgen. In de wijk Crabbehof werkt dit al jaren heel goed, maar ieder jaar blijkt het weer onzeker te zijn of de bomen er weer zullen komen. Wij vragen de wethouder of hij dit kan toezeggen.
33
De gemeentelijke organisatie en de brede doorlichting. GroenLinks juicht het toe dat alle afdelingen medeverantwoordelijk zijn gemaakt voor de noodzakelijke bezuinigingen en heeft vertrouwen in de resultaten van de brede doorlichting. Het stelt ons teleur dat naar aanleiding van de motie ‘Diversiteitsbeleid’ uit 2008 nog steeds geen concrete plannen aan de raad zijn voorgelegd. In de begroting staat daarover wel een aardige algemene paragraaf, maar wij willen graag concrete plannen zien. Kan de wethouder aangeven wanneer wij de uitgebreide plannen kunnen verwachten? Wij staan aan de vooravond van een nieuwe periode. Wij krijgen een nieuwe raad en bovendien een nieuwe burgemeester. Een nieuwe ronde, nieuwe kansen. Best spannend! Tot slot. De huidige crisis dwingt ons scherpere keuzes te maken en bedreigingen in kansen om te zetten. GroenLinks zet in op bewuster omgaan met energie, duurzaamheid centraal bij alles wat wij doen, en sociaal: veel aandacht voor de mensen in onze stad, met extra aandacht voor de kwetsbare groepen. Wij doen een oproep aan alle Dordtenaren zich in te zetten voor hun eigen leefomgeving en de mensen om zich heen. Wij zeggen: gewoon doen. GroenLinks heeft zin in de toekomst. Daar krijgen wij energie van. De VOORZITTER: Door de fractie van GroenLinks zijn de volgende moties ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 10 en woensdag 11 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; kennisgenomen hebbend van: - het regionaal beleid over de uitkeringen die worden verstrekt door de Sociale Dienst Drechtsteden; - de landelijke wetgeving, die er niet in voorziet dat men met behoud van een uitkering vanaf het 30e jaar kan studeren; - de wens dat het opleidingsniveau in Dordrecht wordt verhoogd; - het feit dat het mogen volgen van een opleiding inwoners weer nieuwe kansen biedt; - het feit dat Rotterdam is gestart met een pilot voor inwoners met een uitkering die een deeltijd hbo mogen volgen; is van mening dat: - het huidige uitkeringenbeleid er niet in voorziet dat een studie op hbo-niveau wordt gevolgd; - inwoners moeten worden gestimuleerd hun opleidingsniveau te verhogen, zodat zij meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt; overwegende dat: - het verhogen van het onderwijsniveau een prioriteit is; - het beleid rond uitkeringen is gemandateerd aan de Drechtraad; - het wenselijk is dat mensen die een uitkering ontvangen worden gestimuleerd om opleidingen te volgen; draagt het college op: in overleg te treden met de andere Drechtsteden en het onderwijsveld om de mogelijkheid voor het volgen van een deeltijdopleiding op hbo-niveau binnen de Drechtsteden te realiseren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (11) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 10 en woensdag 11 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; kennisgenomen hebbend van: - de periode die de herinrichting van het stationsgebied in beslag zal nemen; - de bereikbaarheid van het centrum hierdoor ernstig zal worden belemmerd; - het gegeven dat de ondernemers in het centrum inkomsten derven als gevolg van de slechte bereikbaarheid; - het feit dat het (leef)milieu ernstig te lijden heeft onder de files en opstoppingen;
34
- de melding van veel bewoners van diverse routes dat zij veel stank-, geluid- en trillingshinder ondervinden van het toegenomen verkeer. overwegende dat: - gedurende de periode van herinrichting tegemoet gekomen moet worden aan de getroffen ondernemers en de bewoners; - gratis openbaar vervoer op de zaterdagen en op koopavond mensen kan uitnodigen om niet met de auto naar het centrum te komen; - de voorgestelde maatregel ertoe bijdraagt dat het leefmilieu wordt ontzien; - de omzet van de bedrijven in het centrum hierdoor positief wordt beïnvloed; verzoekt het college: de voorgestelde maatregel zo spoedig mogelijk te realiseren, uiterlijk met ingang van 1 december 2009; en gaat over tot de orde van de dag,’ (12) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 10 en woensdag 11 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; kennisgenomen hebbend van: - het gemeentelijk beleid over afvalscheiding, waarbij het stimuleren van afvalscheiding centraal staat via het bieden van service richting burgers en bedrijven; - het feit dat veel inwoners bij de aanschaf van kleine huishoudelijke artikelen met een stekker, een batterij of een spaarlamp geen oud apparaat inleveren, - het gegeven dat de helft van de elektrische apparaten bestaat uit kleine apparaten; - het feit dat het beleid erin voorziet dat ondernemers de oude apparaten innemen, maar dit in de praktijk niet werkt; - het gegeven dat inwoners het omslachtig vinden kleine gebruikte elektrische apparatuur af te geven bij een afvalbrengstation; - het landelijk project Wecycle, waarin ook het Da Vinci college in participeert; is van mening dat: - het huidige instrumentarium onvoldoende voorziet in een goede scheiding voor kleine elektrische apparaten. overwegende dat: - het noodzakelijk is de huidige doelstelling minimaal te handhaven; - vooral inwoners meer aan afvalscheiding kunnen doen. verzoekt het college: inzamelingsdepots van kleine elektrische apparatuur beter te realiseren, zoals depots voor kleine apparaten in de verschillende winkelcentra of bij scholen; en gaat over tot de orde van de dag.’ (13) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 10 en woensdag 11 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; constaterend dat: - op het Maasterras een groot bouwvolume voor kantoren wordt geambieerd; - binnen de plannen diverse bouwwerken uit meerdere lagen bestaan; - de markt voor kantoorruimte en wooneenheden moeilijk is te voorspellen; - veel leegstand wordt veroorzaakt door de onmogelijkheid en de hoge kosten van de transformatie van woon- naar kantoorfuncties en vice versa; overwegende dat: - geanticipeerd wordt op de toekomstige vraag; - in eerste instantie vooral kantoren zijn toegestaan op het Maasterras; - leegstand onwenselijk is; - op deze locatie sprake moet zijn van een bouwwijze die erin voorziet dat eenheden met weinig aanpassingen zijn te transformeren naar een andere functie;. verzoekt het college: bij het aangaan van overeenkomsten die leiden tot het ontwerpen en bouwen van gebouwen met meerdere lagen in het programma van eisen op te nemen dat zij, bij een veranderende vraag, kunnen worden getransformeerd; en gaat over tot de orde van de dag.’ (14)
35
‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 10 en woensdag 11 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; overwegend dat: - de bereikbaarheid van de binnenstad beter kan; - met minder of andere verkeersbewegingen de milieuverontreiniging, de geluidhinder en het trillingsniveau kunnen worden verminderd; - de binnenstad gedurende de venstertijden 'op slot' is voor leveranciers, wat leidt tot een aantal moeilijk inpasbare maatregelen; - het opstellen van een bevoorradingsprofiel in bijvoorbeeld Nijmegen, Rotterdam en Maastricht heeft geleid tot de inrichting van stadsdistriubutiecentra; constaterend dat: - om genoemde problemen voor een deel structureel op te kunnen lossen het van belang is, niet alleen vanuit het gevoel te reageren, maar ook een goed beeld te hebben van de werkelijke problemen; - nader onderzoek nodig is om duidelijk te maken welke de werkelijke problemen zijn en welke oplossingen mogelijk zijn in Dordrecht; is van mening dat: een bevoorradingsprofiel een integrale benadering van de problematiek mogelijk maakt, gelet op economische vitaliteit, verkeersveiligheid, leefbaarheid, bereikbaarheid, kwaliteit van bevoorrading, draagvlak bij burgers en ondernemers; verzoekt het college: een bevoorradingsprofiel te laten opstellen voor de binnenstad van Dordrecht en hiervoor € 30.000,- uit de algemene reserve beschikbaar te stellen ter dekking van de kosten van de ambtelijke voorbereiding en het feitelijk onderzoek; en gaat over tot de orde van de dag.’ (15) De VOORZITTER: Deze motie is mede ondertekend door ECO-Dordt/D66. ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 10 en woensdag 11 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; kennisgenomen hebbend van: - het gemeentelijk beleid over het kappen van bomen; - het programma 'Gewoon doen'; is van mening dat: - betrokkenheid van bewoners bij de eigen (leef) omgeving moet worden gestimuleerd; - het volledig informeren van bewoners/belanghebbenden over de noodzaak van het kappen van bomen en over het tijdstip van de bomenkap bijdraagt aan begrip en acceptatie; - altijd moet worden aangegeven of en wanneer vervangende bomen worden geplaatst; overwegende dat: - in het kader van gezamenlijke zorg voor de leefomgeving bewoners en belanghebbenden moeten worden benaderd als partners; - groen in de wijken en straten bijdraagt aan een positief beeld; - bomen belangrijk zijn in verband met C02-opname en de reductie van fijnstof; - in het beleid is opgenomen dat gekapte bomen worden vervangen. draagt het college op: in voorkomende gevallen betrokkenen en de gemeenteraad tijdig en volledig te informeren over de voorgenomen kap van bomen en het tijdstip van de nieuwe aanplant; en gaat over tot de orde van de dag.’ (16) De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Ik heb slechts twee moties en, als ik niet te vaak geïnterrumpeerd word, een spreektijd van ongeveer tien minuten. Misschien zal het ons toch lukken min of meer op de geplande tijd te pauzeren. Voor ons ligt de laatste begroting van het huidige college, tevens de laatste begroting onder uw leiding. Voor ons ligt een beleidsarme, maar wel een dekkende begroting en een
36
begroting die in de loop der jaren steeds transparanter is geworden en de risico’s van grote projecten beter in beeld brengt. Het blijft echter moeilijk sturen op soms oude cijfers. De economische crisis heeft ook voor Dordrecht grote gevolgen. Het nieuwe college zal daarom prioriteiten moeten stellen en keuzes moeten maken. De brede doorlichting is een goede aanzet om te komen tot voorstellen van € 10 miljoen aan ruimte. De VVD is overigens van mening dat wij in de komende periode wellicht ook keuzes zullen moeten maken in de investerings- en grondbedrijfcomplexen om financieel op orde te kunnen blijven en de lasten voor onze burgers niet te laten stijgen. De VVD kijkt terug op een bewogen raadsperiode, waarin zij bestuursverantwoordelijkheid heeft gedragen. Dat doen wij overigens nog steeds. In de afgelopen raadsperiode is veel bereikt, veel grote projecten zijn in een vergevorderd stadium, maar nog niet alles is gereed. Misschien is de stad wel nooit af. College- en raadsleden hebben in deze raadsperiode, ook privé, vreugdevolle en trieste momenten meegemaakt. De VVD wil alle raadsleden en wethouders op dit moment al voor de goede samenwerking bedanken en wenst iedereen veel succes toe in de periode tot aan de verkiezingen in maart volgend jaar. Terugkijkend: veiligheid en leefbaarheid waren en zijn belangrijke thema’s voor de VVD. In de wijken horen wij over het algemeen positievere geluiden over de leefbaarheid. Van BVD heb ik begrepen dat zij andere geluiden heeft gehoord. De € 10 miljoen-lijst met projecten is in dit kader een goed voorbeeld. Het betrekken van burgers bij de inrichting van hun wijken draagt daaraan naar onze mening voor een belangrijk deel bij. De heer WAGEMAKERS: De vorige week was er een wijkoverleg in Dubbeldam, waar naar ik schat ongeveer 50 bewoners aanwezig waren die de nodige zorgpunten hadden, punten die naar hun mening niet goed gaan in hun wijk. Eén van uw fractiegenoten of burgerraadsleden was bij dat overleg aanwezig. Is dat signaal niet doorgekomen? De heer MERX: Jawel. Ik heb zojuist met nadruk gezegd dat de geluiden over de leefbaarheid positiever worden. Met andere woorden: wij zijn er nog niet. Zojuist heb ik ook gezegd dat een stad nooit af is en altijd wensen overblijven. Tegelijkertijd is er nog behoorlijk veel te doen. Denk bijvoorbeeld aan rondhangende en overlast gevende drugs- en alcoholverslaafden, overlast gevende hangjongeren of de problematiek van de arbeidsmigranten, die soms in erbarmelijke omstandigheden worden gehuisvest en in sommige gevallen veel overlast veroorzaken. Je zult er maar tussen wonen. Gelukkig is het beleid aangescherpt, maar beleid alleen is niet voldoende. Strikt en stevig handhaven… Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: U somde een aantal groepen op die overlast veroorzaken. Ik wil erop wijzen dat ook het verkeer in de wijken de bewoners veel overlast geeft. Daarover heb ik u niet gehoord. De heer MERX: Ik ben nog niet klaar met mijn betoog, ik zit pas op twee minuten! Dat is inderdaad een punt. Zo dadelijk zal ik daarop terugkomen. De leefbaarheid neemt ook snel af door graffiti en vernielingen in de openbare ruimte. Laten wij ervoor zorgen dat deze overlast snel tot een minimum wordt beperkt. Voor ons blijft het belangrijk dat de schade op de daders wordt verhaald. Direct confronteren met de financiële effecten van hun gedrag werkt naar onze mening effectief. Hoe staat het eigenlijk met het schadeverhaal op daders? Ik denk bijvoorbeeld aan de personen die het vorig jaar de scholen in Stadspolders in brand hebben gestoken. Hiervoor is op meerdere momenten aandacht gevraagd en inmiddels staat de volgende jaarwisseling al weer voor de deur. Waar sprake is van een behoorlijk hoge schade kunnen wij ons voorstellen dat de daders
37
gedurende langere tijd meerdere uren in de week onbetaald nuttig werk voor de gemeenschap doen. Het gaat erom de daders te laten zien dat het ons ernst is. De heer VAN VERK: Ik heb u meerdere voorbeelden van overlast horen noemen, maar u hebt slechts één aanpak genoemd, namelijk het verhalen van schade. Hebt u ook gedachten over de andere vormen van overlast? De heer MERX: Ja, laat ik beginnen met de hangjongeren. Ik voorzie dat ik dik over de tien minuten heen zal gaan. Wij zijn het met u eens dat wij ons niet druk moeten maken over jongeren die er anders uitzien dan anderen en bijvoorbeeld in de Kloostertuin gezellig met elkaar zitten te keuvelen. Met intimiderend gedrag, vernielingen, troep achterlaten en soms zelfs seksuele escapades in de openbare ruimte hebben wij echter wel een probleem, zeker als dat met overmatig alcoholgebruik en het gebruik van drugs gepaard gaat. Het vorig jaar hebben wij daarover ook gesproken. Als de politie daartegen optreedt, moet er naar onze mening voor worden gezorgd dat de ouders van die jongeren ter plekke met het gedrag van hun eigen kinderen worden geconfronteerd. Als ouders niet bereid zijn daar naartoe te komen, lever die kinderen dan desnoods thuis af. Zorg ervoor dat ouders weten wat hun kinderen uitspoken. Ik ben ervan overtuigd dat veel ouders gezellig thuis naar de televisie kijken en niet weten wat hun kinderen op dat moment aan het doen zijn. Ik kan nog wel even doorgaan, maar dat gaat op dit moment te ver. Wellicht kunnen wij hierover in de commissie doorpraten. Evenals andere fracties maakt de VVD zich zorgen over de Derde Merwedehaven. De positieve stoffenlijst wordt door de provincie steeds weer eenzijdig opgerekt. Het is nu voornemen daar asbest te laten storten, wat ook al eerder is gebeurd. Dat kan toch niet zomaar! Wat voor nut heeft een lijst die oneindig oprekbaar is? In het belang van de veiligheid en de gezondheid van – wij volgen de woorden van de heer Sleeking – onze medewerkers, onze burgers en de inwoners van Sliedrecht, moeten wij hieraan paal en perk stellen. Wij kunnen niet lijdzaam blijven toezien, laat staan dat wij hiervoor verantwoordelijkheid kunnen dragen. De VVD verzoekt het college te onderzoeken of het mogelijk is de Derde Merwedehaven voortijdig te sluiten en zo ja, tegen welke kosten. Wij zullen daarover een motie indienen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik loop vooruit op de motie, waarvan ik de inhoud nog niet ken. U hebt het college gevraagd te onderzoeken of het mogelijk is de Derde Merwedehaven voortijdig te sluiten. Vanuit welke invalshoek wilt u dat benaderen? Die stort is helaas niet van ons. De heer MERX: Dat is juist, dat is het probleem. Om die reden vragen wij het college te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om die stort voortijdig te sluiten. Als het mogelijk is dat te bevorderen en wij daarin een rol kunnen vervullen, willen wij graag weten welke kosten daarmee zullen zijn gemoeid. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Uw initiatief verheugt ons zeer. De heer SLEEKING: De gemeente is nog maar kort geleden met een verlengde openstelling van de Derde Merwedehaven akkoord gegaan. In het verleden hebben wij ook incidenten gehad. Wat brengt u er nu toe om voortijdige sluiting van de Derde Merwedehaven te vragen? De heer MERX: Dat leidt bij mij tot de vraag waarover u zich druk maakt. De heer SLEEKING: Het gaat mij erom dat men zich aan de afspraken en aan de regelgeving houdt en daar geen stoffen worden gestort die er niet gestort mogen worden. De stort van asbest wordt verruimd ten opzichte van de vorige regelgeving. De heer MERX: Dat is precies waarover wij ons zorgen maken.
38
De heer SLEEKING: Dat is toch een kwestie van handhaving? U moet andere argumenten hebben om tot voortijdige sluiting te willen overgaan. De heer MERX: Wij hebben met een stort te maken waarvan een andere overheid het bevoegd gezag is. Die andere overheid kan eenzijdig bepalen dat de lijst met weet ik wat wordt aangevuld. Vandaag is het asbest en morgen is het weer iets anders. Dat kunnen wij toch niet over onze kant laten gaan? Wij moeten daaraan paal en perk stellen. Het gaat om de veiligheid en de gezondheid van de burgers, de medewerkers en de direct omwonenden. Dat kunt u toch niet ontkennen? De heer SLEEKING: Uw partij heeft in 1991 voor de aanleg van deze stort gestemd en is daarvoor mede-verantwoordelijk. De heer MERX: Toen liep ik nog in een korte broek! De heer SLEEKING: U komt er wel heel laat achter dat dat een verkeerde beslissing is geweest. De heer MERX: ‘Beter laat dan nooit’ hoor ik hier zeggen. Daarbij sluit ik mij aan. Wij zullen uw reactie op onze motie wel zien. Ik veronderstel dat u onze motie niet zult steunen. Een ander aspect van veiligheid is dat politie, brandweer en ambulance snel op de plaats van bestemming moeten kunnen komen. Elke seconde telt immers. Het bekeuren van auto’s die in de weg staan heeft de volledige steun van de VVD, maar wij vragen ons af of het bekeuren in Sterrenburg niet doorslaat. ‘Doe gewoon’ zou ik zeggen, handhaaf met verstand. Dat brengt mij bij de thema’s bereikbaarheid, economie en werkgelegenheid. Voor wat betreft het thema bereikbaarheid zijn grote vorderingen gemaakt. Ik denk bijvoorbeeld aan het knooppunt N3/A16, aan de vorderingen die gemaakt zijn bij de plannen voor de bouw van nieuwe parkeergarages in de stad en de upgrading van het station. Wij maken ons echter wel zorgen over de bereikbaarheid van de stad tijdens de bouwperiode. In de afgelopen periode zijn ook besluiten genomen waar de VVD niet of niet volledig achter kan staan. Ik noem het gratis openbaar vervoer, waarvan een belangrijke doelgroep is uitgesloten, en ik herhaal nog eens de woorden van de heer Van Verk: ‘gratis bestaat niet’. Iedere burger wordt dagelijks met de verkeersveiligheid geconfronteerd. Helaas moeten wij constateren dat het aantal jeugdige verkeersslachtoffers is toegenomen. De VVD vraagt zich af of de 30- en 50-kilometerzones wel handhaafbaar zijn. Ons blijven berichten bereiken dat de politie en het OM niet willen of kunnen handhaven in onder andere de wijk De Hoven en bij de provinciale weg die daarlangs loopt. De reden zou zijn dat dit gebied formeel buiten de bebouwde kom is gelegen. Klopt dat? Zo ja, wat gaat u daaraan doen en wanneer zal wel kunnen worden gehandhaafd? De bewoners maken zich daarover terecht ernstig zorgen. Ook zou de VVD graag zien dat onnodige verkeerslichten snel worden weggehaald en het fietsverkeer zo min mogelijk het snelverkeer kruist. Dit zijn maatregelen die de doorstroming en de verkeersveiligheid flink zullen bevorderen en snelle en veilige fietsverbindingen zullen Dordtenaren wellicht verleiden met de fiets in plaats van met de auto naar de stad of naar het werk te gaan. De VVD zou ook graag zien dat het vervoer van gevaarlijke stoffen niet langer dwars door Dordrecht gaat. Het nieuwe college zal op de ingeslagen weg moeten voortgaan, moeten blijven lobbyen en druk op hogere overheden blijven uitoefenen.
39
Zoals gezegd: de gevolgen van de economische crisis gaan niet aan Dordrecht voorbij. Wij zullen extra kracht moeten zetten op het sterker maken van de stadseconomie en het zo veel mogelijk behouden van de werkgelegenheid, ruimte bieden aan ondernemers, innovatie en dynamiek. De gemeente moet bij elke opdracht het Dordtse bedrijfsleven nadrukkelijk uitnodigen mee te dingen. Ik hoor instemming. Dat hebben wij al binnen! Voor opdrachten vanuit de Drechtsteden moeten uiteraard bedrijven uit de Drechtsteden worden uitgenodigd. Enorme drempels zoals hoge omzetcijfers moeten daarbij worden vermeden en natuurlijk wordt de rekening vervolgens binnen dertig dagen betaald. College, ga vooral door met het coachen van startende ondernemers door ervaren en geslaagde ondernemers. Dat is een succes gebleken. Het ondernemersloket moet worden uitgebouwd met ambtenaren die de ondernemer met raad en daad bijstaan en niet doorverwijzen. Ik noem dat maar ‘de ondernemersmariniers’. De nu gescoorde zes is weliswaar een voldoende, maar voor de VVD is dat cijfer te laag. De VVD is van mening dat naar een acht moet worden gestreefd. Bedrijven en de overheid kunnen niet zonder goed opgeleide werknemers. Daarom zijn investeren in onderwijs en kennis en het voorkomen van verzuim van groot belang. Meer hogere scholen trekken talent en bedrijven aan. Onderwijs en opvoeding en het leren met elkaar omgaan begint al bij de peuterspeelzalen en bij de kinderopvang. Het is goed dat de leiders en leidsters uit alle bevolkingsgroepen komen. Hoe eerder kinderen ervaren dat mensen met een andere huidskleur of een ander geloof dan zijzelf ook gewone mensen zijn, des te beter het is en jonge kinderen van buitenlandse afkomst leren daar bovendien de Nederlandse taal, maar de taal is soms een probleem. Is er zoiets als een verplichte taaltoets voor de leidsters en begeleiders? Zo niet, wil de gemeente zo’n toets invoeren? Wij zullen hierover een motie indienen. Bedrijven brengen niet alleen werkgelegenheid, maar ook levendigheid, veiligheid en diversiteit, ook in de wijken. Daarom moeten ondernemers zich ook gemakkelijk in Dordtse wijken kunnen vestigen, met dien verstande dat uiteraard met type en aard van het bedrijf rekening moet worden gehouden. Startende ondernemers moeten gemakkelijk van huis uit kunnen beginnen en niet worden opgezadeld met extra huur of vestiging in een bedrijfsverzamelgebouw, hoewel dat laatste zeker ook voordelen heeft. Men moet kunnen kiezen. De heer HOOGERDUIJN: In de begrotingsstukken van het college heb ik gelezen dat de invloed van het gemeentebestuur op de economie beperkt is. Ik constateer dat u pleit voor het door het college versterken van de stadseconomie. Bedoelt u te zeggen dat de wethouder economie de turbo moet aanzetten? De heer MERX: Als u dat ‘turbo’ wilt noemen, mag u dat van mij. Ik heb daarover niet nagedacht. Wij pleiten ervoor dat ondernemers die zich bij de gemeente melden niet in een Kafkaiaanse toestand worden getrokken. Wij willen dat een ambtenaar klaar staat, die de ondernemer bij allerlei procedures begeleidt. Ik chargeer: het moet niet zo zijn dat ondernemers steeds naar andere afdelingen worden doorverwezen. Wij zijn voorstanders van het in het leven roepen van ‘ondernemersmariniers, die ondernemers als een coach met raad en daad bijstaan. Veel mensen beginnen, al dan niet noodgedwongen omdat zij op straat zijn komen te staan, voor zichzelf en wij vinden het interessant na te denken over de mogelijkheid dat die mensen vanuit hun eigen huis of vanuit hun eigen wijk aan de slag kunnen. Dat brengt levendigheid en diversiteit in de wijk en draagt misschien ook bij aan de veiligheid. Zojuist heb ik gezegd dat uiteraard rekening moet worden gehouden met de aard van het bedrijf. In een woonwijkje kan geen zware chemische industrie worden gevestigd. De heer HOOGERDUIJN: Uw antwoord is minder beperkt dan ik veronderstelde. Ik ben daar blij om.
40
De VAN DONGEN: Ik ben er blij om dat u zoveel aandacht aan de stedelijke economie hebt gegeven en ben het eens met hetgeen u daarover hebt gezegd. In de begroting wordt aangegeven dat het economische structuurversterkingsprogramma in de komende jaren van € 6,7 miljoen naar € 5,6 miljoen zal worden teruggebracht. Hoe duidt u dat? De heer MERX: Als een bezuiniging. De heer VAN DONGEN: Als een gewenste bezuiniging? De heer MERX: Wij moeten keuzes maken en hier is kennelijk een keuze gemaakt die… De heer VAN DONGEN: Gehoord uw verhaal veronderstel ik dat dit niet uw keuze is. De heer MERX: Wat wij voorstellen hoeft niet meer geld te kosten. Over de toeristische sector als groeisector voor Dordrecht heb ik het nog niet gehad. Dat het aantal toeristische bezoeken is teruggelopen is niet verwonderlijk. De stad wordt nagenoeg volledig verbouwd en de bereikbaarheid staat onder druk. Als alle projecten klaar zijn, zullen de bezoekers komen en geld gaan besteden in het museum, het Hof, de winkels en de horeca. Dat zal weer nieuwe bedrijven aantrekken die kansen ruiken en dus ook werkgelegenheid. Kunnen wij die bezoekers wel ontvangen? Hebben wij daarvoor dan voldoende parkeergelegenheid en voldoende hotels? Als wij het over toerisme en bezoekers hebben, mogen wij niet vergeten Dordt in Stoom, Big Rivers, de kerstmarkt en de boekenmarkt te noemen. Dit zijn grote evenementen in de binnenstad, die een aanzienlijke economische spin off hebben. De VVD wil deze evenementen graag behouden en wil ook meer evenementen in Dordrecht verwelkomen, zodat Dordrecht in de top vijf van de evenementensteden komt. Wij vinden dat evenementen met name in de binnenstad moeten plaatsvinden, met inachtneming van een goede balans tussen evenement en leefbaarheid. Wellicht kunnen wij in dat kader de opening van de Sportboulevard eens on-Dordts groots aanpakken, zodat wij landelijk op de kaart komen te staan. Wellicht kunnen wij daar pre-Olympische Spelen laten plaatsvinden en motiveert dat de Dordtenaren meer te gaan sporten. Ik hoor de wethouder instemmend lachen. Dat zit goed! Nu ik het over sport heb, wil ik er nogmaals op wijzen dat de sportcomplexen en gymzalen goede materialen, ontsluiting en parkeergelegenheid nodig hebben en voor kinderen in alle opzichten veilig moeten zijn. Naar onze mening wordt daaraan nog steeds te weinig aandacht besteed. Waarom gebeurt dat zo weinig? De heer NEDERPELT: Ik kan uw opmerking over veiligheid van de sportcomplexen en kinderen niet plaatsen. De heer MERX: Sportvoorzieningen zijn plaatsen waar kinderen gedurende langere tijd kunnen verblijven en de activiteiten zijn niet altijd aan sociale controle onderhevig. Kinderen zijn soms aan vrijwilligers overgeleverd. Ik wil benadrukken dat verreweg de meeste vrijwilligers het beste voor hebben met kinderen en op een goede manier met kinderen omgaan, maar het komt helaas ook voor dat mensen met verkeerde bedoelingen zich in sportaccommodaties of elders bevinden. Dit komt niet alleen in de sport voor. Ik verwijs naar de zwemleraar in Den Bosch. Ik heb bedoeld te zeggen dat wij ervoor moeten zorgen dat onze sportaccommodaties in dat opzicht veilig zijn, maar wij moeten er ook voor zorgen dat de gebruikte materialen veilig zijn, de luchtkwaliteit goed is en dat soort zaken. De heer NEDERPELT: Hebt u het idee dat in Dordrecht iets moet gebeuren om ongewenst gedrag te voorkomen? De heer MERX: Het probleem is dat dergelijk ongewenst gedrag niet snel aan het daglicht komt. Helaas zijn er te veel voorbeelden van situaties waarin daarvan sprake is. Ik heb het nu niet over Dordrecht, maar over de landelijke schaal. Naar mijn mening moeten wij
41
daarvoor in het belang van de veiligheid van kinderen aandacht hebben. In het verleden hebben wij daarover een motie ingediend en de wethouder heeft toen gezegd de landelijke ontwikkelingen te willen afwachten en op basis daarvan te zullen acteren. Die toezegging hebben wij. Onze wens hieraan aandacht te besteden is breder dan alleen het aanpakken van ongewenst gedrag. Ik heb ook aandacht gevraagd voor de veiligheid van speelmaterialen en de parkeergelegenheid. Als voorbeeld noem ik de situatie bij Oranje-Wit, waar je op zaterdag niet fatsoenlijk kunt binnenkomen omdat her en der auto’s zijn geparkeerd. Op sociaal terrein zijn de nodige besluiten genomen en zijn lastige knopen doorgehakt, zoals de locatie voor het hostel, en zijn verstrekkende maatregelen genomen, zoals het alcoholverbod en het verder reguleren van de kamerverhuur. Zeer tevreden zijn wij over de invoering van de nieuwe Wmo en het Wmo-loket, maar over het doelgroepenbeleid zijn wij minder tevreden. De VVD wil mensen niet in hokjes plaatsen op grond van hun ras, sekse, seksuele geaardheid, geloofsovertuiging of wat dan ook. Ik verwijs naar de plaquette die boven de CDA-fractie hangt. De VVD wil mensen niet in hokjes plaatsen en allerlei voorzieningen bieden waarop anderen geen of alleen tegen betaling recht hebben. Met andere woorden: positief discrimineren. Ik noem de homo’s en lesbiënnes, Antillianen en allochtone vrouwen. Wij willen niet dat zij moeten verantwoorden waarom er voor hen wel een speciaal beleid is en voor anderen niet. Zelf willen zij dat trouwens ook niet. Dit kan wel, maar alleen als het hoogst noodzakelijk is en voor een beperkte periode. Bovendien zijn de resultaten van een dergelijk beleid zeer twijfelachtig en werkt dit beleid discriminatie in de hand. Dit is al eerder aangehaald. De heer SLEEKING: De heer Merx heeft het Antillianenbeleid genoemd. Uit de cijfers blijkt dat wij voor wat betreft de integratie van deze groep tegen een flinke achterstand aankijken. Is de heer Merx van mening dat wij daarop geen specifiek beleid moeten zetten, omdat de mensen zich daardoor gediscrimineerd voelen of omdat zij zich daardoor extra aangesproken voelen? Mijns inziens is er alle aanleiding op dit gebied een extra inspanning te plegen. Als de heer Merx zegt dat wij resultaatgerichte afspraken voor de korte termijn moeten maken en hij binnen één of twee jaar resultaten wil behalen, zijn wij het met elkaar eens. De heer Merx kan naar mijn mening niet met droge ogen beweren dat wij op dit gebied niets behoeven te doen en deze groep aan haar lot kunnen overlaten. De heer MERX: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb bedoeld te zeggen dat wij secuur en resultaatgericht te werk moeten gaan. Wij moeten mensen niet op grond van hun ras, seksuele geaardheid of wat dan ook in een hokje plaatsen. Dat moet een reden en een doel hebben en dat doel moet binnen korte termijn worden gerealiseerd. Ik hoor met enige regelmaat dat mensen het niet leuk vinden op een verjaardagsfeestje te moeten uitleggen waarom zij wel recht hebben op bepaalde voorzieningen en andere mensen niet. Op die manier werken wij discriminatie in de hand. Wij moeten daarmee secuur omgaan. Ik zeg niet dat wij geen doelgroepenbeleid moeten voeren, maar ik benadruk dat wij daarmee heel zorgvuldig moeten omgaan. De heer VAN VERK: Ik begrijp niet wat u bedoelt. Wat wilt u nu wel en wat wilt u niet? Wij kunnen vaststellen dat een aantal groepen in deze maatschappij op een behoorlijke achterstand staat. Die groepen kunnen wij allemaal benoemen. Wilt u daarvoor nu wel of geen apart beleid? Zo ja, wilt u alleen een korte-termijnbeleid voeren, waarvan wij weten dat het alleen korte termijn-oplossingen biedt, of zegt u dat het, om de achterstanden weg te werken, noodzakelijk is gedurende langere tijd een apart doelgroepenbeleid te voeren? De heer MERX: Van het voeren van een structureel doelgroepenbeleid zijn wij geen voorstanders, omdat een dergelijk beleid mensen niet activeert. Wij moeten mensen activeren. Wij moeten ervoor zorgen dat mensen in de maatschappij gaan participeren en daarop mag best druk worden gezet. Daarom pleiten wij voor een doelgroepenbeleid – als wij dat al willen -, dat heel specifiek op een bepaald probleem is gericht. Helder moet zijn wat wij met dat beleid willen bereiken en op welke termijn wij ons doel willen bereken. Een
42
structureel doelgroepenbeleid geeft onzes inziens scheve ogen en werkt in de hand dat bevolkingsgroepen niet naast elkaar, maar tegenover elkaar komen te staan. De VVD wil dat voorkomen. De heer VAN VERK: Kunt u een voorbeeld geven van langdurig beleid waarbij dat beeld ontstaat? Ik kan dat niet. De heer MERX: Het Antillianenbeleid. De heer VAN VERK: Is dat in uw visie een langdurig beleid? De heer MERX: Dat beleid loopt al behoorlijk lang. Vindt u niet? De heer VAN VERK: Dat beleid loopt een jaar of tien. De heer MERX: Dat vind ik best lang. De heer VAN VERK: Ik heb van u geen analyse van de oorzaak daarvan gehoord. De heer MERX: Nee, u draait het om. De analyse waarom het beleid niet werkt ontbreekt. Ik zeg niet dat het beleid helemaal niet werkt, maar naar mijn mening blijven de resultaten achter bij wat wij voorstaan. Wij hebben destijds ook met dat beleid ingestemd, laat dat helder zijn, maar wij beginnen ons zorgen te maken over het feit dat effecten uitblijven. De heer Sleeking heeft daarvan een aantal voorbeelden genoemd. Wij vragen ons af of het beleid voldoende effectief is. De heer SLEEKING: Dat betekent niet dat er aanleiding is met dit beleid te stoppen. Mijns inziens moet worden bezien waarom het beleid niet effectief is geweest en welk beleid wel effectief zal zijn. Als ik de heer Merx goed heb begrepen, pleit hij ervoor met het specifieke doelgroepenbeleid te stoppen. Gelet op de achterstanden die er nog zijn is dat voor ons dat totaal niet aan de orde. Het lijkt mij buitengewoon onverstandig hierop niet langer een extra inspanning te plegen. De heer VAN DONGEN: U weet dat in de Tweede Kamer voor het afschaffen van het doelgroepenbeleid, met name voor Antillianen, wordt gepleit. Wij zijn daarmee al vanaf 2001 bezig en mijns inziens is geen sprake van een doelgroepenbeleid, maar van betutteling. De VOORZITTER: Mag ik de heer Merx vragen zijn betoog af te ronden? De heer MERX: Ik zal afsluiten, mijnheer de voorzitter. Er zijn bepaalde problemen, die onder andere met werkloosheid en andere zaken te maken hebben. Wij zijn van mening dat wij vooral daarnaar moeten kijken en het niet uitmaakt of iemand een Antilliaanse, Marokkaanse of Nederlandse achtergrond heeft en de leeftijd ook niet uitmaakt. Dit is zoals gezegd de laatste begrotingsbehandeling die u als burgemeester van onze stad meemaakt. Afscheid nemen wij vandaag nog niet, maar wij willen op dit moment wel onze waardering uitspreken voor uw inzet en de inzet van het college voor onze stad. Ik dank u voor uw aandacht. De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD zijn de volgende moties ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010; constateert dat: - er wederom een voornemen van de provincie is om de stoffenlijst uit te breiden; - dit volgens de VVD de volksgezondheid in gevaar kan brengen; overweegt:
43
hierop als gemeenteraad in te grijpen door over te gaan tot voortijdige sluiting van de Derde Merwedehaven; verzoekt het college: - uit te spreken of zij de mening van de VVD deelt dat dit zo niet langer kan voortgaan; - aan te geven wie in juridische zin verantwoordelijk is voor de Derde Merwedehaven en de gezondheidsrisico's - welke consequenties een voortijdige sluiting met zich meebrengt, zowel juridisch als financieel; - de raad hierover voor 1 maart 2010 te rapporteren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (17) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter gelegenheid van het bespreken van de begroting 2010; constateert dat: - Dordrecht veel aandacht en energie besteedt aan het VVE onderwijs en daarmee aan het wegwerken van taalachterstand bij peuters; - voor veel peuters uit die doelgroep dit de enige momenten zijn waarop ze in aanraking komen met de Nederlandse taal; - uit onderzoek in steden als Rotterdam en Amsterdam is gebleken dat een aanzienlijk deel van de leidsters (circa 15%) zelf niet aan het vereiste taalniveau voldoet; - er signalen zijn die erop duiden dat dit in Dordrecht ook het geval is; - de wethouder heeft aangegeven dat er extra geld voor professionalisering via het rijk komt; - een werkgroep opgericht wordt om dit geld zo effectief mogelijk in te zetten; overweegt: peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Dordrecht te verplichten alleen leidsters voor de groep te zetten die wel het vereiste taalniveau hebben. Op deze manier willen wij kinderen uit de doelgroep optimale kansen bieden hun taalachterstand in te lopen en vertrouwen wij erop dat zij een goede start op de basisschool maken; verzoekt het college: - de werkgroep in kaart te laten brengen hoeveel leidsters in Dordrecht niet aan het vereiste taalniveau voldoen en de raad hierover voor 1 maart 2010 te informeren; - actie te ondernemen om aangetoonde taalachterstanden voor aanvang van het volgend schooljaar weg te werken en vinger aan de pols te houden om achterstanden in de toekomst te voorkomen; en gaat over tot de orde van de dag.’ (18) De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor tien minuten. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. De behandeling van de begroting 2010 is een bijzondere. De verkiezingen voor de gemeenteraad staan voor de deur en dit is de laatste begroting van dit college. Dit is een reden om de balans op te maken, te bekijken wat van de plannen is terechtgekomen en of er misschien reden is voor een feestje. Mijn vorige algemene beschouwingen stonden in het teken van duurzaamheid en in deze algemene beschouwingen zal ik ingaan op de toekomst en de financiële onderzekerheden die eraan komen. In de afgelopen jaren is door het college gestuurd en zijn zaken gerealiseerd die hard nodig waren. Dat het college op uitvoering heeft gestuurd kunnen wij zien. De tunnel in de Laan der Verenigde Naties is er gekomen. Wij vinden dat een prima zaak en geven het college een compliment voor de wijze waarop dat project is uitgevoerd.
44
De broodnodige regionale samenwerking loopt steeds beter en wordt op andere plaatsen in het land als voorbeeld genomen van hoe het anders kan. Bijzonder tevreden is mijn fractie over de ontwikkelingen op het gebied van de wijkeconomie en de Dordtse Diamanten. Hoewel wij hierin nog moeten doorpakken, kunnen wij vaststellen dat al resultaten zijn geboekt. In het kader van de verslaafdenopvang zijn ook resultaten geboekt. Wij hebben besluitvorming over het hostel gehad, maar die besluitvorming is moeizaam verlopen. Zorgpunt is nog wel de inpassing in de wijk. In dit verband is het interessant een vergelijking te trekken met de ontwikkeling bij De Hoven. Hoe krijgt de Stichting De Hoop het voor elkaar zo geruisloos zo ver door te ontwikkelen in de polder en aan de Oudendijk? Blijkbaar is daar geen sprake van overlast. Ook de onrust over de vestiging van het Diaconaal Aandachtcentrum aan de Singel laat zien hoe belangrijk beeldvorming over verslaafdenopvang is. Bij de locatie van het DAC in de binnenstad zijn er in zeventien jaar drie incidenten geweest. Dat is eigenlijk probleemloos. Aan het begin van deze collegeperiode hebben CDA, VVD, CU/SGP en PvdA afgesproken dat de Zuidpolder voor woningbouw zal worden ingezet. Het plan ligt er inmiddels, het wachten is op de verwerving van de gronden en misschien ook wel op de behoefte. Ik herhaal hier nog maar een keer dat er volgens ECO-Dordt/D66 vooralsnog geen behoefte is aan woningbouw in de Zuidpolder. Mijn fractie hecht grote waarde aan het open polderlandschap en wil bebouwing zo lang mogelijk voorkomen. Voor wat ECO-Dordt/D66 betreft zijn er grenzen aan de bebouwing in oppervlakte, in hoogte en in beschikbare locaties. Zorgen maken wij ons over de mogelijke stort van asbest in de Derde Merwedehaven. De positieve stoffenlijst wordt steeds verder opgerekt, dat is al eerder gemeld. Wij willen graag dat het college hierop actie neemt en ons geruststelt. Over het onderhoud van de wegen maken wij ons ook zorgen. De Wegennota ligt er nu, maar in feite wordt de problematiek naar het volgende college doorgeschoven. Ik verwijs naar onze inbreng in de adviescommissie. De heer SLEEKING: Ik wil graag op uw opmerking over de Derde Merwedehaven reageren. Ik veronderstel dat u de brief met de reactie van het college aan de provincie hebt gezien. Is die reactie op de mogelijke ontwikkelingen naar uw mening adequaat? De heer VAN DONGEN: Nee, ik denk dat wij daarop steviger moeten reageren. Ik moet zeggen dat het betoog van de heer Merx over het eerder sluiten van de Derde Merwedehaven mij zeer heeft aangesproken. Zorgen maken wij ons ook over het niet beschikbaar zijn van zaken die onze stad aantrekkelijk moeten maken voor jongeren. Iedere zichzelf respecterende 100.000+gemeente heeft tenminste één bioscoop of één discotheek in het centrum. De voortgang van de ontwikkeling van Stadswerven stagneert. Zijn wij net bekomen van het miljoenenverlies en is het masterplan vastgesteld, dan wordt het stil. Geen prijsvraag voor de invulling van de kop van De Staart, geen plannen die de extra kwaliteit tonen waarom de raad heeft gevraagd. Wij hebben vragen. Hoe verhoudt dit plan zich tot de kredietcrisis? Hoe ver is het met de verbinding Nautisch Kwartier? Uit welke kwaliteitselementen kan de raad nog kiezen? U kunt ons ongeduldig noemen, maar praten over de recessie getuigt wel van realisme. Wij moeten de problemen benoemen en zullen keuzen moeten maken. De behandeling van de begroting 2010 heeft zoals gezegd, gelet op het feit dat de verkiezingen voor de deur staan, een speciaal randje. ECO-Dordt/D66 kijkt nu al naar de toekomst en wil weten of er reden is voor een feestje. Ik stel in ieder geval wel vast, dat zeer feestelijk is begroot. Zelfs het meerjarenperspectief laat het beeld zien, dat Dordrecht zich in financiële zin op een eiland bevindt en de crisis aan ons voorbijgaat. Dat snap ik, het
45
college wil de verkiezingen van 2010 niet ingaan als een college dat allerlei bezuinigingen doorvoert. Dat neemt niet weg, dat ECO-Dordt/D66 in dit feestgedruis een zo helder en realistisch mogelijke blik wil hebben en houden, ook op de gemeentelijke financiën, zodat wij met een eerlijk beeld de verkiezingen in kunnen en het nieuwe college niet meteen met noodmaatregelen behoeft te komen. De heer HOOGERDUIJN: Ik heb begrepen dat hard wordt gewerkt aan de brede doorlichting. Daarover is ook al een presentatie gegeven. Mijns inziens moet de brede doorlichting tot bezuinigingen leiden. Ik heb de indruk dat Dordrecht daarmee inhoudelijk fors bezig is en daarmee verder is dan menige andere gemeente. Ik heb de heer Van Dongen horen zeggen dat dit beleid niet goed uit de verf komt… De heer VAN DONGEN: Ik zal daarop uitgebreid ingaan. De brede doorlichting zal ongeveer € 10 miljoen moeten opleveren en ik denk dat de van rijkswege op ons afkomende financiële uitdagingen een grotere bezuiniging zullen vergen. Overigens zou ik in de begroting graag ook nog wat ruimte voor nieuw beleid willen hebben. Ik kom daarop terug. Wij weten dat er kortingen zullen komen op het Gemeentefonds. Tot 2011 zijn wij veilig, maar voor de jaren daarna circuleren berichten over een korting van 15 tot 20% door het land. Het kabinet investeert slechts in zo’n twintig commissies die dat en nog veel meer gaan onderzoeken. Dat betekent voor ons lang afwachten, in elk geval tot na maart 2010. Ik denk dat het goed zou zijn als Dordrecht en de Drechtsteden duidelijkheid van het kabinet zouden eisen. De begroting 2010 heeft als werktitel ‘Sociaal en Solide’. Solide als in duurzaam, stevig, hecht, betrouwbaar. Sociaal is gericht op de maatschappelijke verbetering, op een evenwichtige verdeling van welvaart en bevordering van welzijn. Hoe sociaal is de begroting nu? Is de begroting vooral solide? Ik zie een beleid dat erop is gericht een zo stevig mogelijke financiële positie te realiseren. Is de begroting voldoende gericht op maatschappelijke verbetering, op het verkrijgen en verdelen van welvaart en het bevorderen van welzijn? In de begroting staat dat de gemeente Dordrecht in de afgelopen jaren haar eigen vermogen en haar reservepositie fors heeft vergroot en blijft vergroten. In vijf jaar tijd is de algemene reserve verdubbeld. In 2004 bedroeg de algemene reserve € 25 miljoen, eind 2009 € 50 miljoen en in 2013 verwacht het college een algemene reserve van € 73 miljoen. Voor het eigen vermogen van de gemeente Dordrecht zien wij hetzelfde beeld. In 2004 bedroeg het eigen vermogen € 518 miljoen, in 2009 € 548 miljoen en in 2013 € 585 miljoen. De recessie tast de reservepositie van Dordrecht blijkbaar niet aan en het college voert een beleid, waardoor de reservepositie in de komende jaren nog steviger zal worden. Reden voor feest? Dit kan niet waar zijn. Het rijk bezuinigt, bedrijven moeten mensen ontslaan, burgers moeten met minder rondkomen en de gemeente wordt rijker en rijker. Investeren wij wel genoeg? Laten wij voldoende zien dat het ons menens is? Zijn wij wel genoeg frontsoldaat, die meevecht om deze crisis goed door te komen? Van ons wordt verwacht dat wij de economie stimuleren. Investeringen moeten naar voren worden gehaald en wij zullen nu wellicht zelf financiële risico’s moeten nemen. Doen wij wel genoeg? Naar de mening van mijn fractie niet. Ik zal u zeggen waarom. Het college begroot dat de bijstandsuitkeringen in de komende jaren op een gelijk niveau zullen blijven. De begrote schuldsanering gaat zelfs omlaag en de herstructurering van de Vogelbuurt zal niet volgens het intensieve stramien worden begeleid. Hiervoor worden geen middelen beschikbaar gesteld. Op de uitgaven voor de economische structuurversterking zal na 2010 15% worden bezuinigd. De helft van de werklozen in onze stad bestaat uit mensen van 45 jaar en ouder en voor deze groep wordt niets gedaan. De wachtlijsten in de Jeugdzorg zijn onacceptabel lang, wat een zeer schadelijk effect heeft op de adequate begeleiding van deze jongeren en de ambities bij het Hofkwartier worden losgelaten. Het in de begroting geschetste beeld vraagt om een gevoel van urgentie. Het is urgent dat wij keuzen maken die bepalend zijn voor de toekomst van Dordrecht en de Dordtenaren. Dat missen wij in deze begroting.
46
Kan het anders? Ja. Mijn fractie vindt het ophogen van de algemene reserve in een tijd van recessie ongewenst. Wij zijn voor een anticyclische economische politiek en het verhogen van de reserves in een tijd van recessie past daar niet bij. De heer MERX: U hebt gezegd dat de op de gemeente afkomende bezuinigingen van rijkswege een bedrag van € 10 miljoen te boven zullen gaan. Misschien is de reservepositie in het leven geroepen om als buffer te kunnen dienen. Hoe wilt u het bedrag dat boven die € 10 miljoen uitgaat opvangen? De heer VAN DONGEN: In mijn woordvoering zal ik daarop uitvoerig ingaan. Ik verzoek u, als u na mijn woordvoering meent dat ik uw vraag nog niet heb beantwoord, uw vraag nogmaals te stellen. Wegkijken voor een naderende storm is angst en dat willen wij niet. Wij geloven in de toekomst en willen de kansen benutten die er liggen. Wij willen investeren in Dordrecht en wij willen investeren in Dordtenaren. Dat brengt ons tot de vraag: hebben wij daarvoor voldoende middelen? Mijn fractie constateert dat de vastgestelde rekening een bedrag in kas noemt, een eigen vermogen, dat € 14 miljoen hoger ligt dan het bedrag waarmee de begroting 2010 begint. Er ligt nu een erratum en ik ga ervan uit dat het erratum de juiste cijfers bevat. In het erratum is de rekening 2008 € 6 miljoen hoger dan het bedrag waarmee de begroting begint. Dat bedrag hebben wij al vast in de knip! Voor het geval dit ook een pijnlijke vergissing van de zijde van het college zal blijken te zijn, gaat mijn fractie nog verder. Wij willen de discussie aangaan over de vraag of het mogelijk is in de begroting structurele ombuigingen te vinden. Die discussie gaat verder dan de opbrengst van de brede doorlichting. Wij willen zoeken naar ombuigingen die er enerzijds voor zorgen dat wij een antwoord hebben op de crisis en ons anderzijds in staat stellen nu in de stad te investeren. Wij willen middelen vinden die ons in staat stellen te investeren in onderwijs en in jongeren en die ons in staat stellen de economie nieuw leven in te blazen. In een motie vraag ik het college aan te geven welke de mogelijkheden zijn, maar wij zullen zelf ook een aantal voorbeelden geven van hoe het anders kan. Mijn fractie loopt daarvoor niet weg. Problemen durven benoemen is goed. Problemen alleen maar uitvergroten en vervolgens geen oplossing geven of durven geven, omdat je bang bent voor de consequenties, is angst zaaien en bangmakerij, wrijven in vlekken. De heer MERX: Staan de ombuigingen waaraan u denkt in de motie? Gaat u daarop nog in? De heer VAN DONGEN: Daarop zal ik zo dadelijk ingaan. U bent een ongeduldig mens, mijnheer Merx! Wrijven in vlekken doen wij zeker niet. ECO-Dordt/D66 erkent de problemen, maar komt ook met ambities om de problemen op te lossen. Ik zal u precies vertellen welke keuze wij daarin maken. Wij willen vernieuwen en weer vertrouwen in elkaar. Wij willen vooral minder ingewikkeldheid, bijvoorbeeld als het gaat om het landschap van welzijns- en sociale subsidies. De gemeente geeft jaarlijks tientallen miljoenen uit aan subsidies. ECODordt/D66 vindt het nodig daarbij opnieuw de basistaak van de gemeente te bezien. Wij willen zorgen voor een veilige woonomgeving, zorgen voor de zwakkere die niet voor zichzelf kan zorgen, zorgen voor onderwijs waarbij mensen leren hun talenten te ontwikkelen. Wij gaan uit van de eigen kracht van mensen. De meeste mensen zijn goed in staat voor zichzelf en hun omgeving te zorgen. Voor degenen dat niet kunnen willen wij de omstandigheden scheppen waarin zij dat wel kunnen. Wij willen geen afhankelijkheid van subsidies creëren. Subsidies zijn bedoeld als stimulering, door te lang te subsidiëren kweken wij afhankelijkheid. Het perspectief moet altijd zijn dat mensen het zelf doen, op eigen kracht. Daarom willen wij het beleid herzien.
47
Dat geldt met name voor het doelgroepenbeleid, waarover wij zojuist kort hebben gediscussieerd. Er zijn bijvoorbeeld vijftien zelforganisaties, die gesubsidieerd worden voor groepen die soms al lang zelfredzaam zijn. De Spaanse gezinshoofden worden bijvoorbeeld nog steeds gesubsidieerd. Ik ben van mening dat wij moeten bezien of dat nog wel nodig is. Over de Antilliaanse Dordtenaren hebben wij zojuist gesproken. Het Antillianenbeleid kan naar onze mening een plek krijgen in het algemene beleid. Wij zijn niet tevreden over de resultaten van de projectmatige aanpak. Het aantal Antillianen in Dordrecht bedraagt momenteel ongeveer 3000 en daarvan hebben ongeveer 300 Antillianen extra aandacht nodig. De kosten per jaar bedragen € 764.000,-. Integreren is werken en leren. De Wet Investeren in Jongeren – route 23 zo u wilt – geldt voor alle Dordtse jongeren, ook voor jongeren met een Antilliaanse achtergrond. Dat geldt ook voor de € 850.000,- die naar het leerlingenvervoer gaan. Hoeveel jongeren helpen wij daar eigenlijk mee? Is dat allemaal nog nodig? Naar de Stichting Dordtse Academie gaat een subsidie van € 128.000,- per jaar voor een jaarlijkse lezing. Dit zijn slechts drie voorbeelden. Kritisch kijken naar wat wij allemaal subsidiëren en of dat wel effectief is, kan onzes inziens potentieel € 1,5 miljoen structureel opleveren. Let wel: wij willen die subsidies niet van de ene op de andere dag beëindigen, maar wij willen in de raad wel discussiëren over de vraag of wellicht subsidies in stand worden gehouden die hun stimulerende werking allang kwijt zijn. Dat geld kunnen wij op een andere manier in de stad inzetten. De heer MERX: Dank u voor uw antwoord. De heer VAN DONGEN: Graag gedaan. Het Hofkwartier is één van de projecten die de Dordtse binnenstad aantrekkelijk moeten maken door onze rijke historie zichtbaar te maken voor een breed publiek. De ambitie was aanvankelijk zo groot, dat grote stromen bezoekers verwacht werden waarvoor aan de Steegoversloot een parkeergarage moest worden gebouwd. Belangrijk voor de werkgelegenheid in de binnenstad is dat deze bezoekers ook de winkels een bezoek brengen. De ambities zijn als gevolg van kostenstijgingen en overschrijdingen inmiddels fors naar beneden bijgesteld. Mijn fractie betreurt dat en wil het college vragen de raad een knoppennotitie met keuzemogelijkheden voor extra investeringen in het Hofkwartier voor te leggen. Wij vinden het voor de binnenstad buitengewoon belangrijk dat dit project wordt afgerond. Het programma Economische Structuurversterking wil mijn fractie op peil houden. In de begroting is een bezuiniging van € 6,7 naar € 5,6 miljoen per jaar voorzien. Deze 15% willen wij ongedaan maken. Misschien willen wij zelfs wel extra in dit programma investeren. Wij willen investeren in kansrijke nieuwe initiatieven, zoals de creatieve sector, en voor alle bedrijventerreinen die niet op de shortlist van de ROM-D staan willen wij plannen voorbereiden, onderzoeken en in de ROM-D inbrengen. Dat is voorinvestering. In een tijd waarin het in economisch opzicht minder gaat moeten wij inzetten op structuurversterking, zodat wij de winkel op orde zullen hebben als het weer beter zal gaan. Het realiseren van een stadsdistributiecentrum is een maatregel die op een duurzame wijze past binnen het versterken van de economische structuur. Samen met GroenLinks dienen wij een motie in waarin om dit onderzoek gevraagd wordt. Ook over het programma Economische Structuurversterking dienen wij een motie in, die ten doel heeft de voorgenomen bezuiniging ongedaan te maken. Laten wij de wijkwinkelcentra niet uit het oog verliezen. De wijkwinkelcentra zijn belangrijk voor de werkgelegenheid, de diversiteit en de aantrekkelijkheid van wijken en buurten. Door het vertrek van ondernemers die het niet meer bolwerken, dreigen de wijkwinkelcentra in een neerwaartse spiraal te komen. Als voorbeeld noem ik de ReewegOost. Naar onze mening zal het gericht aanwijzen van economische kansenzones in dit kader een instrument kunnen zijn. Graag verneem ik van het college een visie, die gericht is op de toekomst van wijkwinkelcentra.
48
Al eerder noemde ik de wachtlijsten bij de Jeugdzorg. Jongeren die in de problemen komen en bij Jeugdzorg worden aangemeld moeten zeer lang op hulp wachten, soms een jaar. Dat is echt niet acceptabel. In de tijd die verstrijkt worden de problemen doorgaans niet minder. De lange wachtlijsten bij Jeugdzorg kunnen leiden tot vroegtijdig schoolverlaten, huiselijk geweld en zelfs zelfdoding. Ik vraag het college in een motie om een plan van aanpak om de wachtlijsten samen met andere overheden te laten verdwijnen. De heer VAN VERK: De directe verantwoordelijkheid voor de Jeugdzorg ligt niet bij de gemeente, maar bij de provincie en het rijk. De heer VAN DONGEN: Ik veronderstel dat wij het erover eens zijn dat dit een ernstig probleem is. Ik maak mij hierover grote zorgen. U kunt ervoor kiezen van dit probleem weg te kijken, maar wij willen onze verantwoordelijkheid nemen. De heer VAN VERK: Dat zeg ik niet. Ik heb u een vraag gesteld… De heer VAN DONGEN: Er ligt een probleem. De heer VAN VERK: Daar gaat het niet om. Ik bedoel te zeggen dat een door deze raad aanvaarde motie wezenlijk aan een oplossing moet bijdragen. Van een motie voor de Bühne ben ik geen voorstander. De heer VAN DONGEN: Ik vind dat het college zich tezamen met andere overheden maximaal moet inzetten om dit probleem op te lossen. Desnoods moeten noodverbanden worden aangebracht en moet de gemeente Dordrecht daarvoor zelf geld neerleggen. Die gelden probeer ik door middel van de door mij aangezwengelde discussie over de subsidies vrij te spelen. Het is belangrijk dat wij hier samen met andere overheden op korte termijn uit komen. Misschien kan de gemeente Dordrecht geld beschikbaar stellen aan scholen waarmee zij gericht iets voor probleemjongeren kunnen doen. Deze discussie voeren wij ook niet als het gaat om het aanleggen van extra afritten van de N3. Daaraan betalen wij ook mee. Het is maar waarvoor je kiest. De heer VAN VERK: Daarmee ben ik het eens. De heer VAN DONGEN: Wij investeren in de herstructurering van onze wijken. Dat is prima. De wijze waarop dat in Dordrecht-West gebeurt, met een intensieve begeleiding, verdient veel lof. Deze herstructurering heeft een zeer positief effect op de leefbaarheid in deze wijken. De Vogelbuurt, die de facto een doorstromingswijk is geworden omdat veel mensen naar Dordrecht-West verhuizen, wordt binnenkort zelf ook een herstructureringswijk. De gevolgen daarvan zijn nu al zichtbaar in de wijk. De leefbaarheid in de wijk staat nu al onder druk: 60% van de bewoners geeft aan dat de leefbaarheid is afgenomen. ECODordt/D66 is van mening dat snel overgestapt dient te worden naar een intensievere beheersstructuur in de wijk om te voorkomen dat deze afglijdt. Ik zal hierover een amendement indienen. De heer VAN VERK: U zegt dat de Vogelwijk een doorstroombuurt is geworden voor DordtWest en de leefbaarheid als gevolg daarvan onder druk is komen te staan. Kunt u dat nader duiden? De heer VAN DONGEN: Dat kan ik nader duiden. Mensen verhuizen al dan niet tijdelijk vanuit Dordt-West naar de Vogelbuurt en allerlei projecten gaan schuiven. Mensen investeren doorgaans niet in wijken waarin zij maar een jaar wonen. Dat betekent dat de aandacht voor de wijk vermindert. Als ik nu op het Vogelplein loop, zie ik daar een heel andere populatie dan pakweg twee of tweeëneenhalf jaar geleden. Het tevredenheidsonderzoek heeft uitgewezen dat de bewoners van de wijk van mening zijn dat de leefbaarheid achteruit is gegaan.
49
De heer VAN VERK: In Crabbehof wordt geklaagd over de doorstroming van Dordt-West en in Wielwijk, Nieuw-Krispijn, de Vogelbuurt en Dubbeldam wordt daarover ook geklaagd. De opvatting dat dit iets zegt over de mensen die uit Dordt-West afkomstig zijn wil ik niet delen. De heer VAN DONGEN: Dat heb ik niet gezegd. De heer VAN VERK: Dat stel ik, omdat daarover in al die wijken wordt geklaagd. Ik geloof ook niet dat zoveel mensen naar zo veel verschillende wijken zijn gegaan en ten derde: de mensen die zich in een andere wijken vestigen, vestigen zich daar in de regel permanent. De heer VAN DONGEN: Dat komt inderdaad voor, maar er zijn ook veel mensen die van plan zijn naar hun geliefde Dordt-West terug te gaan. Ik kan hen daarin geen ongelijk geven. Omdat de Vogelbuurt anders dan Dubbeldam een herstructureringswijk wordt, pleit ik ervoor daarop extra intensieve begeleiding te zetten om alles goed te laten verlopen. Ik zie dat de herstructurering in Dordt-West goed verloopt, zo’n behandeling wil ik ook voor de Vogelbuurt en daarvoor heb ik geld over. ECO-Dordt/D66 wil aandacht vragen voor de groep werklozen tussen 45 en 55 jaar. Meer dan de helft van de werklozen in Dordrecht valt in deze leeftijdscategorie en ik heb in de begroting geen beleid gevonden dat erop is gericht deze groep actief naar werk te begeleiden. In de praktijk blijkt dat het voor deze mensen moeilijk is aan werk te komen, terwijl de kans op een plaats op de arbeidsmarkt na drie maanden werkloosheid snel afneemt. De kans dat deze groep als gevolg van de economische crisis zal groeien neemt toe. Met de PvdA ben ik het eens dat onderwijs een grote rol zal moeten spelen bij het weer aan het werk krijgen van deze groep mensen. Ik dien een motie in, waarin ik het college vraag op korte termijn beleid te ontwikkelen dat erop is gericht de werkloosheid in de leeftijdscategorie 45 jaar en ouder effectief aan te pakken. De heer TAZELAAR: In 2006 heeft de VSP daarover een motie ingediend die raadsbreed is aangenomen. Zo dadelijk zal ik daarop terugkomen. Waarom refereert de heer Van Dongen daar niet aan? Wij weten allemaal dat het lang duurt voordat moties worden uitgevoerd. De gehele raad heeft met die motie ingestemd en naar mijn mening moeten wij het college op het niet uitvoeren van die motie aanspreken. De heer VAN DONGEN: Dat laat ik aan de indiener van de motie over, mijnheer Tazelaar. Ik sluit af. ECO-Dordt/D66 heeft waardering voor de duidelijkheid van de begroting 2010, maar mist daarin een antwoord op de ontwikkelingen die zich voordoen in de economie van ons land en rondom het Gemeentefonds. Er wordt rustig doorbegroot. Wij zijn van mening dat nogmaals scherp moet worden gekeken naar de uitgavenkant en de effectiviteit van onze subsidieverlening. Wij vinden dat wij in deze tijd van recessie juist naar vernieuwingen moeten streven, die ons beter toerusten voor de toekomst. Zo worden wij sterker, socialer en democratischer. Visie, leiderschap en resultaatgerichtheid zijn de sleutels om de afstand tussen burger en bestuur te overbruggen. Dat beleid zal uitgevoerd moeten worden door een nieuwe raad, een nieuwe burgemeester en een nieuw college. Tijd voor nieuw beleid. Dank u wel. De VOORZITTER: Door de fractie van ECO-Dordt/D66 zijn de volgende moties ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 10 en 11 november 2009, ter bespreking van de begroting 2010; kennisnemend van de begroting en met name van de ontwikkeling reservepositie pagina 145 paragraaf 4.4.2.; constaterend dat: - de reservepositie op 31-12-2008 volgens het vastgestelde jaarverslag 2008 € 551.626.000,- bedraagt; - de reservepositie eind 2008 volgens voorliggende begroting € 537.783.000,bedraagt;
50
- het college dit verschil inmiddels via een erratum heeft verklaard; overwegende dat: tussen melding van foutieve vermelding en het verschijnen van het erratum veertien dagen zijn verstreken en het college in de tussenliggende tijd geen melding van deze fout heeft gemaakt; van mening zijnde dat: de raad altijd op de betrouwbaarheid van verstrekte gegevens moet kunnen vertrouwen; spreekt uit haar teleurstelling uit; en gaat over tot de orde van de dag.’ (19) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 10 en 11 november 2009, ter bespreking van de begroting 2010; kennisnemend van: - de begroting en met name het sluitend financieel perspectief 2010-2013, waarbij het college alleen rekening houdt met een korting op de acressen van de maximale totale opbrengst van de brede doorlichting, zijnde € 10 miljoen; - de komende korting op het gemeentefonds; overwegende dat: - de maximale opbrengst van de brede doorlichting nog onzeker is, maar naar verwachting onvoldoende zal zijn om de te verwachte korting op het gemeentefonds op te vangen; - deze begroting en met name het meerjarenperspectief nog onvoldoende rekening houdt met voornoemde korting, uitgezonderd de acressen; van mening zijnde dat: de raad over alle mogelijkheden om de rijksbezuinigingen na 2011 op te vangen geïnformeerd dient te zijn; draagt het college op: te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn en de raad hierover voor het verschijnen van de Kadernota, dus eigenlijk bij pre-Kadernota, te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (20) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 10 en 11 november 2009, ter bespreking van de begroting 2010; kennisnemend van: - de begroting en met name van de teruglopende gelden voor de economische structuurversterking; overwegende dat: - de gemeente blijft focussen op kansrijke nieuwe initiatieven zoals de creatieve sector; spreekt uit dat: het niveau 2010 voor de verdere jaren 2011-2013 minimaal gelijk dient te blijven; draagt het college op: maatregelen te nemen om het niveau economische structuurversterking 2010 te borgen; en gaat over tot de orde van de dag.’ (21) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009, ter bespreking van de begroting 2010; overwegend dat: - mede door de huidige wachtlijsten bij Jeugdzorg leerlingen niet naar school gaan; - de wachtlijst bij Jeugdzorg kan leiden tot vroegtijdig schoolverlaten; constaterend dat: hierdoor een ongewenste situatie ontstaat; verzoekt het college: - op korte termijn met de provincie in overleg te treden om de problemen bij Jeugdzorg inzichtelijk te krijgen; - de raad over de uitkomst te informeren en indien nodig te komen met voorstellen om een tijdelijk noodverband aan te leggen; en gaat over tot de orde van de dag.’ (22)
51
‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009, ter bespreking van de begroting 2010; overwegende dat: in de programmabegroting 2010 en meerjarenbegroting 2011 - 2013 wordt aangegeven dat bijna de helft van de werklozen in Dordrecht ouder is dan 45 jaar; constaterend dat: - in de programmabegroting 2010 en meerjarenbegroting 2011-2013 nergens wordt aangegeven wat het beleid is om deze groep 45-plussers zo spoedig mogelijk aan het werk te helpen; - het zaak is in de eerste drie maanden van de werkloosheid van de 45-plusser maatregelen te nemen omdat de kans op de arbeidsmarkt reeds na drie maanden werkloosheid verslechtert; verzoekt het college: - binnen drie maanden een actieplan te ontwikkelen waarbij de werkloosheid onder de groep 45-plussers effectief wordt aangepakt; - waarbij in eerste instantie wordt ingezet op de groep die korter dan drie maanden werkloos is en later ook de overige 45-plussers perspectief op een baan wordt geboden; - dit actieplan met bijbehorende begroting aan de raad voor te leggen; en gaat over tot de orde van de dag.’ (23) De VOORZITTER: Door de fractie van ECO-Dordt/D66 is het volgende amendement ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering d.d. 10 en 11 november 2009, ter bespreking van de begroting 2010; kennisnemend van: de begroting en met name van de vastgestelde visie en planvorming betreffende de Vogelbuurt, waarbij voor de gemeentelijke inzet begin 2010 duidelijk zal worden wat verwacht wordt; constaterend dat: tevens in de begroting vermeld staat dat voor financiering van de gemeentelijke plannen de komende jaren geen middelen beschikbaar zijn; overwegende dat: - het nog tot 2012 kan duren, voordat begonnen wordt met de uitvoering van het plan; - het wenselijk is het niveau schoon, heel en veilig in stand te houden, opdat de buurt niet afglijdt; - een sociaal programma momenteel al nodig is om de bedreiging van een 'doorstroombuurt' tegen te gaan; spreekt uit: het college op te dragen begin 2010 voor de raad inzichtelijk te maken welke mogelijkheden en welke kosten hieraan verbonden zijn, zodat de raad bij de kadernota een afweging kan maken; besluit de tekst op pagina 50 ‘Voor de financiering van gemeentelijke inzet zijn de komende jaren geen middelen beschikbaar’ te wijzigen in ‘Voor de financiering van de gemeentelijke inzet zal bij de kadernota 2011 een afweging worden gemaakt’; en gaat over tot de orde van de dag.’ (A1) De VOORZITTER: Ik wil u voorstellen nog één spreker aan te horen voordat wij gaan pauzeren en dat is de fractievoorzitter van het CDA. Kunt u daarmee instemmen? De heer VAN DER KRUIJFF: Gelet op wat wij voor de periode tussen nu en acht uur op de agenda hebben staan, wil ik u voorstellen de vergadering te schorsen en om acht uur verder te gaan , mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Ik laat het oordeel graag aan de raad over. De heer MERX: Wij kunnen ons in het voorstel van de heer Van der Kruijff vinden.
52
De heer MOSTERT: Wij zouden ook kunnen besluiten de vergadering om half acht te hervatten. Gelet op wat ons tweede termijn nog te wachten staat, veronderstel ik dat het ons niet zal lukken om elf uur klaar te zijn. De VOORZITTER: Wij hebben nog drie sprekers te gaan. Ik stel voor dat wij om acht uur verdergaan met de fractievoorzitter van het CDA en een ieder probeert de interrupties te beperken. Natuurlijk mag geïnterrumpeerd worden, maar ik stel voor dat niet meer te doen over onderwerpen waarover al is geïnterrumpeerd. Na afronding van de algemene beschouwingen zal ik de vergadering opnieuw schorsen, zodat het college zich op de beantwoording kan beraden. Ik verzoek de leden van het college conform de afspraak om half acht in de collegekamer aanwezig te zijn en de leden van de agendacommissie verzoek ik zo dadelijk naar de collegekamer te komen om de werkzaamheden van de agendacommissie af te ronden. De vergadering is geschorst. Schorsing. (17.17 uur) De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Wij vervolgen de algemene beschouwingen, het woord is aan de fractievoorzitter van het CDA. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Vandaag bespreken wij de laatste begroting in deze raadsperiode, de laatste begroting voor de verkiezingen. Dat de verkiezingen naderen blijkt wel uit de vele voorspelbare stokpaardjes die vandaag door vele fracties uitvoering zijn bereden en dat terwijl een beleidsarme begroting voorligt. De raad vraagt om vele nieuwe impulsen. Ik zou de andere fracties willen adviseren de verkiezingen af te wachten voordat zij met die impulsen aan de slag gaan. Wij praten nu onder andere omstandigheden over de begroting dan in de afgelopen drie jaar. In het afgelopen jaar is om verschillende redenen bij velen onzekerheid gegroeid. Door de recessie raken mensen hun baan kwijt en neemt de werkloosheid toe, met name onder jongeren en 45-plussers. Bedrijven gaan failliet en mensen krijgen hun huis niet verkocht en zitten soms met dubbele of helemaal niet te dragen lasten. ‘Niemand van school af zonder diploma’ was in de afgelopen jaren het credo. Nu wordt de vraag gesteld: ‘Waar moet ik heen met mijn diploma?’. Niemand van school af zonder baan! Stageplaatsen zijn krap voorhanden en sponsors van verenigingen of evenementen haken af. Los daarvan: de verhoudingen in Nederland verscherpen en er zijn bevolkingsgroepen die zich afvragen of zij in Nederland nog wel welkom zijn. Voor je het weet is het ‘ieder voor zich’ in plaats van ‘samen sterk’. Samenleven doe je niet alleen. U herinnert zich wellicht nog de inbreng van het CDA in de afgelopen jaren. In 2006 was ons leidende thema de gespreide verantwoordelijkheid. Het is niet de overheid die alles van boven kan sturen en het is net zo min de markt waaraan je alles kunt overlaten. Durven samenwerken, vertrouwen en uit handen geven is nodig om maatschappelijke verandering, slagkracht en draagvlak te bereiken. Dat was toen het leidende thema. In 2007 was ons leidende thema leiderschap. Wij gaven aan de behoefte te hebben Dordrecht te versterken met buitengewone mensen met buitengewone capaciteiten, met daarbij speciale aandacht voor de rol van de wijkmanager, die als vertegenwoordiger van de gemeente het scharnier vormt naar wat dagelijks in de stad gebeurt en inhoud geeft aan interactie en participatie. Wij hebben het daarover vandaag al uitvoerig gehad. In 2008 benadrukte het CDA het belang van talentontwikkeling op school, op het werk, bij sport, muziek en cultuur. Kom los van de gemiddelden en kijk naar individuen. Als wij daar alles uit halen wat erin zit doen wij het goed. Dat is de norm. Door het zichtbaar neerzetten van rolmodellen wordt het niet alleen duwen van onderen, maar ontstaat ook een sterke zuigkracht van boven, voorbeelden die men wil nastreven. In deze moeilijke tijd zijn al deze zaken meer dan ooit nodig en het is goed te zien dat wij op al deze aspecten in de afgelopen jaren aantoonbaar vorderingen hebben gemaakt. Zowel in het onderwijs als het welzijnswerk, de sport en de cultuur zijn samenwerkingsverbanden
53
met toonaangevende instellingen en personen tot stand gekomen. Wij vierden successen, nieuwe opleidingen werden in onze gemeente gevestigd en een prachtige sportaccommodatie is in aanbouw. Nationaal vermaarde theatergezelschappen hebben zich aan Dordt verbonden en ik wil ook de unieke Calvijn-tentoonstelling noemen, die landelijk bekend is en grote bezoekersaantallen trekt. Qua burgerparticipatie hebben wij intussen ‘Burgers aan Zet’, ‘Dordtse Dialogen’ en ‘Gewoon Doen’, prima ontwikkelingen die passen in wat wij graag tot stand zien komen. Heel goed. De voor ons liggende begroting ziet er solide uit. Daarin staan geen wilde plannen: doorgaan met de trajecten en uitvoeren wat wij ons voorgenomen hebben, daarmee een impuls gevend aan de economie, de werkgelegenheid en de aantrekkelijkheid van onze stad en regio. Een degelijk financieel beleid met nauwelijks lastenstijgingen in het volgend jaar en dat zonder dat onze financiële huishouding in de knel komt. De oogst van een jarenlange financieel behoudende koers, natuurlijk geholpen door jarenlange forse dividenduitkeringen. De grote lijnen van het beleid staan als een huis en de doorgetrokken lijn naar het volgend jaar is kloppend. Het plaatje stemt ons tevreden. En toch en toch en toch… Als wij in de stad luisteren waar de onvrede zit – velen doen dat, dit is het leidende thema van vandaag -, horen wij dat er over de grote lijnen geen onvrede is. Onvrede bestaat over praktische ergernissen: ergernis over hangjongeren, die luidruchtig en vervelend zijn. Er is ergernis over overbewoning door Oost-Europeanen en er is ergernis over te hard rijden door het woonerf, over gevaarlijk verkeersgedrag bij scholen en over vernielingen. Kortom: er is ergernis over andere mensen. Die ergernis uit zich in een oproep aan de overheid : meer toezicht en meer handhaving. Ik heb dat vandaag al vele malen gehoord. Overheid, politie, doe er iets aan. Doe iets aan de hangjongeren, doe iets aan de overbewoning door Oost-Europeanen, doe iets aan het te hard rijden, doe iets aan de verkeersveiligheid bij scholen en doe iets aan de vernielingen. Natuurlijk wil het CDA ook dat de Dordtse overheid daaraan iets doet, niet eens zo zeer meer dan nu maar wel zichtbaarder en sneller, meer gericht. Wij willen dat meer gericht wordt geacteerd naar de concrete bron van ergernis. Nu zien wij te vaak een te traag en te laag in de organisatie belegd proces met onvoldoende regie over de betrokken instanties. Door nadrukkelijk te laten zien dat wij als gemeentebestuur de praktische overlast en zorg die mensen ervaren serieus nemen, kunnen wij als overheid een extra steentje bijdragen aan het woon- en leefgenot in Dordrecht. De ambitie in het meerjarenbeleidsprogramma en dus ook in de programmabegroting 2010 halen wij niet als wij kijken naar de aan overlast gerelateerde scores. De scores zijn matig en de doelstellingen en metingen op de indicatoren met betrekking tot overlast in de buurt in het begrotingsprogramma Wonen en Leefbaarheid geven een verslechterend beeld te zien. Wij hebben duidelijk behoefte aan verbetering en het zou overigens goed zijn de doelstellingen expliciet te verbinden met de doelstellingen in het begrotingsprogramma Veiligheid, waarin overlast ook één van de aandachtpunten is. Als wij het college vragen meer energie te steken in de vermindering van overlast, vragen wij u zowel om het stevig aanpakken van onacceptabel gedrag als om strakke handhaving en intensief toezicht. Door velen is het belang daarvan benadrukt. De VVD en BVD deden dat met name. Dat is wel erg eenzijdig, dan wordt het kil en koud. Daar hoort ook een andere kant bij: bemiddeling, praten met de overlastgevers en hun ouders, maar ook met de klagers. Soms zit daar het probleem. Het is zaak de verhoudingen niet onnodig te verharden en voeding te geven aan polarisatie. Wij moeten laten zien dat er wetten zijn die wij willen handhaven, maar ook bewogen zijn met mensen die problemen ondervinden. Wij moeten laten zien dat er regels van fatsoen zijn waaraan wij ons houden en wij verwachten dat anderen zich daaraan ook houden. De heer SLEEKING: Natuurlijk kan ik voor een deel met uw betoog meegaan. Wij hebben ook voorstellen gedaan om in bepaalde delen van de stad met mensen in gesprek te gaan om tot oplossingen te komen. Ik wil verwijzen naar het gebied rond het Vrieseplein en het
54
Kasperspad. U weet dat daar al jarenlang met wisselend succes met de omwonenden wordt gesproken. Daar zijn regelmatig sessies in kerken en wijkgebouwen, er zijn klankbordgroepen, praatgroepen en noem maar op. Dat leidt dus niet tot oplossingen. De mensen die daar overlast veroorzaken vormen een hardnekkige groep en een deel daarvan is niet aanspreekbaar of corrigeerbaar. Ik vraag u welke oplossing u daarvoor ziet. Het praten houdt immers een keer op. Er zullen concrete maatregelen moeten worden genomen om de oplossingen te bereiken waar de mensen in de buurt om vragen. De heer VAN DER KRUIJFF: In de voorliggende begroting staat dat de overlast in de binnenstad voornamelijk aan drank en drugs gerelateerd is. Ik veronderstel dat dit op het Vrieseplein en het Kasperspad ook het geval is. Mensen die overlast geven, zijn ook mensen met een probleem. Mensen voor wie wij hebben te zorgen, mensen voor wie wij voorzieningen hebben te treffen. Ik ben het met u eens dat het niet verstandig is al die voorzieningen op één hoop te vegen. Ook wij zijn van oordeel dat spreiding noodzakelijk is. Uiteindelijk zit de oplossing in het helpen en bieden van onderdak aan deze mensen. Wij moeten deze mensen niet buiten onze stad onderbrengen, wij moeten hen in onze samenleving een plek bieden waar wij hen kunnen helpen en opvangen, de zorg die wij voor onze medemens hebben inhoud gevend. De heer SLEEKING: Dat ben ik met u eens, maar wij zien dat dit in sommige gevallen tot excessen leidt. Onlangs heeft bijna de helft van de bewoners van de Almsvoetstraat bij de wethouder geprotesteerd en ik heb het idee dat de wethouder met de handen in het haar zit en niet weet wat hij daarmee aan moet. Dat protest is het gevolg van plaatsing van probleemgevallen in een wijk. Als wij niet voor een strikte begeleiding en strikte afspraken zorgen, dan gaat het nog veel meer mis dan het nu al mis gaat. De heer VAN DER KRUIJFF: Luisterend naar uw woordvoering denk ik dat wij op dezelfde lijn zitten. Enerzijds moet de overlast worden bestreden en moet worden gehandhaafd om ervoor te zorgen dat dingen niet ontsporen. Dat vergt soms met de harde hand ingrijpen, wat niet leuk is voor degene die het betreft. De handhaving moet echter wel gepaard gaan met compassie voor de mensen die overlast geven. Vaak zijn dat mensen die aan lagerwal zijn geraakt en zorg en hulp nodig hebben. Wij zullen langs beide sporen moeten inzetten. De heer HOOGERDUIJN: Ik heb u nog niets horen zeggen over het project ‘Gewoon Doen’, waarover wij allen positief zijn. Hoe ziet u dat project in het licht van hetgeen u zojuist naar voren hebt gebracht? Bent u daarover ook positief of bent u wellicht van mening dat daar iets bij moet? Het project ‘Gewoon Doen’ loopt over een tijdje af. Bent u met ons van mening dat dit project moet worden verlengd? De heer VAN DER KRUIJFF: Ik heb aangegeven dat wij erg te spreken zijn over alle opgestarte trajecten die zijn bedoeld om dialogen met de bewoners van de stad aan te gaan. In het afgelopen jaar heeft niet alleen onze fractie, maar heeft ook de raad vele aan overlast gerelateerde brieven van bewoners ontvangen. Dat de bewoners daarover ergernis hebben blijkt ook uit de monitor en dat die ergernis in vergelijking met voorgaande jaren is toegenomen, betekent onzes inziens dat wij daarop een antwoord moeten vinden en het beleid moeten intensiveren en op zijn minst moeten voortzetten. De heer VAN VERK: Ik hoor de heer Van der Kruijff en ook anderen regelmatig over ‘de overlast’ spreken. In de verhalen die ik daarover heb gehoord, mis ik aandacht voor de toenemende intolerantie bij mensen. Dat kinderen die in de Hoftuin spelen wordt als overlast ervaren. Hoe kijkt de heer Van der Kruijff daar tegenaan? De heer VAN DER KRUIJFF: Dat ben ik helemaal met u eens. Ik heb gezegd dat bemiddeling en praten met overlastgevers en hun ouders en met de klagers ook nodig zijn. Het probleem zit soms inderdaad bij de klagers. Volgens mij is dat wat de heer Van Verk bedoelt. De recessie raakt ons. Het CDA roept op met kracht door te zetten op de bestrijding van werkloosheid, scholing en het ondersteunen van bedrijven. Velen hebben daarover
55
gesproken, volgens mij begrijpt iedereen wat wij bedoelen en bent u ook van plan dat te gaan doen. Wij zullen dat schouder aan schouder moeten doen met scholen, bedrijven en de uitkeringsinstantie en niet in het minst over de mensen om wie het gaat zelf, zodat iedereen ziet dat de Dordtse overheid doet wat zij kan. Dat mag iets kosten, ook letterlijk. De Sportboulevard. Bij een eerdere gelegenheid hebben wij u bij motie gevraagd de mogelijkheid van het invoeren van gratis parkeren voor het vrijwilligerskader van de op de Sportboulevard gevestigde sportverenigingen te onderzoeken. Dank voor de adequate uitwerking daarvan. Wij vinden het mooi dat dit in goed overleg met de Sportraad is gebeurd. Daaraan zie je dat goede communicatie werkt. Wij zijn daarover erg tevreden. Het tweede punt waarop wij willen terugkomen is de afhandeling van brieven. Bij de behandeling van de Kadernota in juli daagden wij het college uit met onze fractie een weddenschap aan te gaan en alle ingekomen brieven in de periode na de zomervakantie tot de begrotingsbehandeling binnen zes weken te beantwoorden. De fractie van het CDA heeft vanaf eind juni tot vandaag het respectabele aantal van 164 brieven en e-mails van Dordtse burgers en instellingen ontvangen. Op mijn plaats ziet u een mooie CDA-groene map staan, waar al die brieven en e-mails in zitten. Van die164 brieven en e-mails hebben wij er met ons zessen 156 binnen zes weken beantwoord. Dat is 95,1%. Een heel ambtenarenlegioen moet toch in staat zijn dat ook voor elkaar te krijgen met een groter aantal? Wij zijn erg benieuwd naar de prestaties van de gemeentelijke organisatie op dit moment. Wie mogen wij feliciteren? Op de bioscoop blijven wij keer op keer terugkomen. Wanneer krijgt Dordrecht nu eindelijk weer eens een bioscoop? De mensen in de stad begrijpen niet waarom dat zo lang duurt. Wij krijgen daarover vragen en wij weten ook niet meer waarom. Het is onbegrijpelijk dat een stad zoals Dordt geen bioscoop heeft. Wij kunnen niet uitleggen waarom niet. Op vele vlakken boeken wij voortgang – kijk naar Bellevue en het Filmhuis – en nu nog de bioscoop. Het CDA verwacht dat het college zich verplicht een doorbraak in dezen te forceren, opdat Dordrecht het volgend jaar wel een bioscoop zal hebben. Op pagina 23 staat dat het aantal Dordtenaren dat vrijwilligerswerk verricht van 42% tot 32% is gedaald. Wij herkennen dit niet en zijn benieuwd wat er aan de hand is. Waarop dit percentage is gebaseerd is onduidelijk. Wij willen graag met grote spoed uitgezocht zien of dit percentage juist is. Wij willen weten hoe het zit. In de Dordtse regio is fors behoefte aan goed technisch geschoold personeel, wij lezen dat in de kranten. Het CDA verzoekt het college een plan op te stellen, dat erop is gericht leerlingen al op de basisschool met techniek in contact te brengen, de doorgaande lijn naar middelbaar en hoger technisch onderwijs voor Dordtse jongeren aantrekkelijk te maken, zich in te spannen voor nauwe samenwerking tussen het bedrijfsleven en technisch onderwijs en alles op alles te zetten om een nieuw aanbod van hoger technisch onderwijs aan de stad en de regio te binden. Daarin zitten de kansen voor werk, daarin onderscheiden wij ons. Het opsporen en ontmantelen van wietkwekerijen verdient prioriteit, omdat zij vaak voor onveilige situaties zorgen en deze illegale activiteit sowieso ongewenst is. Momenteel gebeurt opsporing en ontmanteling op basis van strafrechtregelgeving. In vele plaatsen in het land hanteert men hiernaast de bestuurlijke aanpak, die het mogelijk maakt de kosten van opsporing en ontmanteling op de daders te verhalen. Hetzelfde geldt voor eventuele uitkeringsfraude en belastingontduiking. De heer VAN VERK: Het streven is erop gericht wietkwekerijen op te sporen en te ontmantelen, weg ermee! Tegelijkertijd constateer ik dat er in Dordrecht acht coffeeshops zijn waar de producten van wietkwekerijen vrij verkrijgbaar zijn. Hoe wil de heer Van der Kruijff het probleem oplossen dat coffeeshops wel wiet mogen verkopen, maar geen aanvoer kunnen krijgen? Dat is net zoiets als tegen Albert Heijn zeggen: ‘Jullie mogen van alles verkopen, maar wij doen de deur aan de achterkant dicht.’
56
De heer VAN DER KRUIJFF: Dat u die vraag nu net aan ons stelt! Ik ga ervan uit dat algemeen bekend is dat het CDA voorstander is van sluiting van de coffeeshops in Dordrecht. De heer VAN VERK: De realiteit is anders: de coffeeshops zijn nog steeds geopend. Mevrouw RUISCH: Kunt u ons zeggen hoe u dat wilt oplossen? De heer VAN VERK: Dat is duidelijk, onze partij streeft al jaren naar legalisatie van de wietkwekerijen. De heer VAN DER KRUIJFF: Het is duidelijk dat wij daarover van mening verschillen. Vooralsnog is het kweken van wiet een illegale activiteit die allerlei ongewenste neveneffecten met zich meebrengt, zoals bijvoorbeeld diefstal van elektriciteit en brandgevaarlijke situaties. Wietkwekerijen gaan bovendien vaak gepaard met belasting- en uitkeringsfraude. De heer VAN VERK: Legalisering zou die problemen oplossen. De heer VAN DER KRUIJFF: Het is duidelijk dat wij een andere koers voorstaan. De heer VAN DONGEN: Als ik het goed begrijp pleit de heer Van der Kruijff voor handhaving van regels rondom woningen et cetera. Je mag de elektriciteit van je buren niet aftappen en geen brandgevaarlijke situaties laten ontstaan. De heer VAN DER KRUIJFF: Dat is de bestuurlijke aanpak. Langs die lijn willen wij deze illegale activiteiten bestrijden en de mensen aanpakken die daarmee fors geld verdienen. De heer VAN DONGEN: Ik zie uw wens los van het feit dat het een wietkwekerij betreft. Als het om een autosloperij zou gaan, zou u dezelfde eis hebben gesteld. De heer VAN DER KRUIJFF: Ja, daarmee ben ik het eens. De heer MOSTERT± Mijnheer de voorzitter. Ik wil erop wijzen dat wij hierover al jaren spreken en het CDA hierop steeds de vinger legt. Ik vraag mij af waarom het zo lang duurt voordat wij deze problematiek onder controle krijgen. De heer Van Verk van de PvdA heeft een ander standpunt. Wij delen het standpunt van het CDA in dezen. Waarom duurt het zo lang? Het is niet voor het eerst dat het CDA hierover begint en in feite is er nog weinig gebeurd. De heer VAN DER KRUIJFF: Misschien is dat omdat deze raad hierover verdeeld denkt. Wellicht is dat de oorzaak. Wij zouden graag zien dat op dit gebied meer gebeurt. Van ENECO hebben wij gehoord dat het aantal opgerolde wietkwekerijen door de beschikbare capaciteit bij de politie wordt beperkt en het mogelijk is meer kwekerijen op te rollen. Op deze manier zouden wij dit probleem ook kunnen aanpakken en kan de politie meer tijd aan andere zaken besteden. Voor ons is het vanzelfsprekend dat deze problematiek op deze wijze wordt aangepakt, maar kennelijk geldt dat niet voor iedereen. Daar zal de vertraging in zitten. Wij zouden graag zien dat ook in Dordrecht op een bestuurlijke aanpak wordt overgeschakeld en dienen een motie in, waarin wij het college vragen de mogelijkheden daarvoor te onderzoeken en de raad een voorstel voor te leggen. Wij hebben dit niet in de motie verwoord, maar het zou natuurlijk helemaal mooi zijn als het mogelijk zal blijken in Drechtstedenverband tot een samenhangende aanpak te komen. Dit is immers een probleem dat zich niet alleen binnen de grenzen van onze stad voordoet. Over het Wmo-loket heb ik in eerdere woordvoeringen enthousiasme gehoord, maar wij hebben zorgen over de stagnatie in het functioneren van het Wmo-loket. Het is goed dat het loket er is, maar bij de advisering in de frontoffice - de eerstelijnsondersteuning en advisering - blijkt de breedte van de kennis en de breedte van de hulp die kan worden
57
aangeboden tegen te vallen. Daarmee halen wij niet het geambieerde niveau van de eerstelijnsadvisering en -verwijzing. Ook in de backoffice hebben de achterliggende organisaties de beoogde integratie nog steeds niet voor elkaar. Dat onze verwachtingen onvoldoende worden waargemaakt is ons ook gebleken uit signalen van de Wmoadviesraad. Verbetering is dringend noodzakelijk en onze vraag aan het college is uiteraard daaraan aandacht te besteden en gas te geven. Ik rond af. De laatste periode van deze raad eindigt anders dan wij dachten. In een tijd van recessie en verscherping van verhoudingen is er eens te meer de noodzaak in een gespreide verantwoordelijkheid samen te werken met bedrijven, inwoners en instellingen in deze stad, werkend vanuit vertrouwen en vasthoudend aan onze kernwaarden, en is er eens te meer de noodzaak leiderschap te tonen in deze stad. Buitengewone mensen met buitengewone capaciteiten zijn nodig, vooral ook in de wijken. Eens te meer is er de noodzaak in te zetten op de ontwikkeling van de talenten in deze stad. Wij moeten rolmodellen in de schijnwerpers zetten, zodat anderen zich daaraan kunnen optrekken. Er is eens te meer de noodzaak vanuit die grote lijnen ook invulling te geven aan kleinschalig, mensgericht handelen, waar sprake is van gevoelens, onvrede en overlast, soms begripvol en soms ook helemaal niet, maar altijd in een open dialoog. De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA is de volgende motie ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009, behandelend de begroting 2010; constaterende dat: - het exploiteren van een hennepkwekerij strafbaar is, overlast veroorzaakt, brandgevaar oplevert, het woon- en leefklimaat van de omgeving en het veiligheidsgevoel van omwonenden aantast; - het exploiteren van een hennepkwekerij veelal gepaard gaat met andere strafbare feiten zoals diefstal van elektriciteit, belastingontduiking, uitkeringsfraude en in gevaar brengen van de omgeving; - deze activiteiten schadelijk zijn voor de samenleving, de leefbaarheid van de omgeving, het woningaanbod, de openbare orde en veiligheid en het maatschappelijke aanzien van de stad Dordrecht; - de schade die is gemoeid met ontruimen van hennepkwekerijen in Dordrecht nauwelijks op de hennepkweker/eigenaar wordt herhaald; overwegende dat: - de inzet van het bestuursrecht aanvullend is op het strafrecht. Bestuursrecht kan ingezet worden bij overlastgerelateerde en gevaarzettende gevallen; - bestuursrecht de mogelijkheid geeft om lik-op-stuk-beleid te voeren; een bestuurlijke reactie kan vaak sneller worden gegeven dan via het reguliere strafrecht; - bestuursrecht biedt mogelijkheden om de geleden schade te verhalen, zoals ontruimingskosten, uitkeringsfraude en de Belastingdienst kan navorderingsaanslagen opleggen; - inzet van bestuurrecht kan de inzet van strafrechtelijk apparaat ontlasten. De politie en het Openbaar Ministerie kunnen hun aandacht meer richten op de achterliggende georganiseerde criminaliteit; verzoekt het college: - op korte termijn het overleg te initiëren met de partners op het gebied van de bestuurlijke aanpak van de hennepteelt, teneinde te komen tot de opstelling van een samenwerkingsconvenant, waarin afspraken worden neergelegd over ieders inzet bij deze handhaving; - voor de Kadernota 2011 te rapporteren over de uitkomst; en gaat over tot de orde van de dag.’ (24) De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter, leden van de gemeenteraad, dames en heren op de tribune. Allereerst willen wij onze waardering uitspreken voor het vele werk en de zorgvuldigheid waarmee de begroting is samengesteld, dit in een tijd waarin de recessie ook in onze gemeente de nodige zorgen baart.
58
De begroting is sluitend, maar de VSP maakt zich nu al zorgen over de uitvoering. Wij doelen niet op de ramingen van het Grondbedrijf. Afhankelijk van de duur van de recessie lijken die ons best reëel, maar wij zien ze meer als lange termijnramingen. Onze zorg over de begroting betreft voornamelijk de rentelasten op nog niet ten uitvoer gebrachte projecten, zoals bijvoorbeeld Stadswerven. Ook bij deze begroting maken wij ons zorgen over de tijdsplanning van projecten, het uitlopen daarvan en de vele onvoorziene tegenvallers. Ik noem het museum en het Hofkwartier. De stilte rond de uitwerking Energiehuis maakt ons zenuwachtig. Als de wet van Murphy hierop nog meer van toepassing wordt, hebben wij zeker te weinig reserves in kas. Ook de uitvoeringskosten van de Wmo baren ons zorgen. Daarop wordt steeds meer bezuinigd, terwijl de vraag naar zorg toeneemt. Dit kan tot een aanslag op de Dordtse financiën leiden. Hoe worden deze voorzieningen voor de toekomst gegarandeerd? Door de recessie zijn meer werklozen te verwachten en ook is te verwachten dat meer mensen in de bijstand zullen komen, wat meer kosten voor de gemeente met zich zal meebrengen. Om de werkgelegenheid voor de Dordtse inwoners van 45 jaar en ouder onder de aandacht te brengen hebben wij, zoals ik zojuist memoreerde, in 2007 een motie ingediend. Ik denk dat wij een vooruitziende blik hadden. In die motie hebben wij gewezen op het feit dat de werkloosheid onder Dordtenaren van 45 jaar en ouder heel hoog is en uitgesproken, dat deze mensen zowel op economisch als op sociaal gebied een belangrijke functie kunnen vervullen en hun kennisoverdracht velen ten goede kan komen. Wij hebben het college verzocht een actieplan te maken voor het verbeteren van de werkgelegenheid, scholing en re-integratie, dat actieplan binnen drie maanden ter beoordeling aan de raad voor te leggen – dit is later doorgehaald – en aan te geven hoe het Leerpark hierbij een rol zou kunnen spelen. Wij vinden het sympathiek dat ECO-Dordt/D66 hierover eveneens een motie indient. Wij hebben nu met een recessie te maken en het probleem van de werkgelegenheid is nu nog groter dan toen deze motie werd ingediend. Erop wijzend dat deze motie al vele jaren geleden door de raad is aanvaard, verzoeken wij het college meer positieve resultaten te laten zien. Wij verbazen ons erover dat hiermee in de begroting geen rekening is gehouden. Gezien het kabinetsbesluit de AOW-leeftijd te verhogen en gelet op de recessie, verwachten wij dat de problemen van deze groep in Dordrecht steeds groter zullen worden. Het ouderenbeleid komt in deze begroting maar matig over. Zorginstellingen zitten vol en er zijn wachtlijsten. Wonen met zorg wordt steeds meer een behoefte en er is steeds meer vraag naar, al twijfelt onze wethouder daar nog wel eens aan. De Vogelbuurt wordt aangepakt. Het zou goed zijn als daar een woonzorgcomplex met het concept van De Wielen zou worden gerealiseerd. Wij hebben navraag gedaan en vernomen dat de zorginstelling van het Leger des Heils geen uitbreidingsplannen heeft. In deze wijk wonen nu al veel ouderen, waarschijnlijk zal dat aantal toenemen en wij zijn van mening dat de wijk met de bouw van een zorgcomplex zou zijn gebaat. Het woningprogramma in Dordrecht – de PALT-afspraken – is bijna gehaald en in Drechtstedenverband wordt over de nog te bouwen woningen gefilosofeerd. Dordtenaren willen niet uit hun stad verhuizen. Zij willen in betaalbare woningen wonen, die aan de eisen van de tijd voldoen. Het bouwen in de Zuidpolder heeft niet onze instemming. Wij betreuren de daarover door de raad genomen beslissing. Bebouwing van de Zuidpolder zal zeker niets toevoegen aan de vraag naar woningen voor jongeren en 55-plussers in onze stad. Waar over de sociale infrastructuur wordt gesproken, moeten welzijn en eenzaamheid als speerpunten worden gezien. Wij zijn van mening dat niet aan het welzijnswerk mag worden getornd. Veel eenzame ouderen die nu gebruik maken van de dagopvang kunnen daarvan met ingang van 1 januari niet langer gebruik maken, omdat zij geen indicatie hebben of krijgen. Sommigen van hen zijn niet bij machte een indicatie aan te vragen. Diverse locaties moeten de deuren sluiten, omdat geen extra geld vrijkomt. De gemeente heeft een
59
compensatieplicht, maar wij weten niet wat hiervoor vrijgemaakt kan worden. Er moet een tussenoplossing komen. Hoe denkt u dit probleem aan te pakken? De samenwerking van diverse instellingen in de wijken is aan te bevelen, ook om het migrantenbeleid een goede kans te geven. Het aanpassen van bushaltes om die voor mindervaliden en ouderen toegankelijk te maken is in volle gang. Inmiddels zijn 300 bushaltes aangepast. Is er een planning voor de vele nog resterende haltes, zodat wij niet nog jaren op de verdere uitvoering moeten wachten? Wij denken aan samenwerkende uitvoering met andere projecten. Het veiligheidsgevoel neemt toe, wij zijn op de goede weg. Toch zijn wij van mening dat door betere handhaving voor wat de veiligheid betreft een positiever beeld te zien zal zijn. Met name aan de handhaving van regels ontbreekt het nog wel eens, wij hebben dat vanavond al vaker gehoord. De verkeersveiligheid rondom scholen is naar onze mening nog steeds onvoldoende. Daar is sprake van onvoldoende toezicht en onvoldoende handhaving. Positief zijn wij over het alcoholbeleid in onze stad. Om de sociale betrokkenheid van onze burgers te vergroten, stellen wij u voor naast activiteiten in de binnenstad ook activiteiten in de wijken te bewerkstelligen. Al onze wijken hebben centrale wijken en parken waar dit kan worden gerealiseerd. Als dit goed wordt georganiseerd, kan de bekendheid bij de bewoners van andere wijken worden bevorderd. Het mediabeleid. De perikelen rond RTV Dordrecht verbazen ons. De steeds terugkerende discussie over de financiën en het voortbestaan van RTV Dordrecht moet eens ophouden. Aan de opdrachten is voldaan. Als Dordrecht zich in en buiten de regio wil profileren, dan is RTV Dordrecht daarvoor een uitstekend medium waarop wij trots mogen zijn. De gemeente Dordrecht wil voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. De heer VAN VERK: Kan de heer Tazelaar ons zeggen aan welke opdrachten RTV Dordrecht heeft voldaan? De heer TAZELAAR: Er is een lijst samengesteld van punten waaraan RTV Dordrecht moest voldoen wil de gemeente Dordrecht geld beschikbaar stellen en aan die punten is voldaan. Als u mij op de man af vraagt welke punten dat zijn, moet ik dat voor u opzoeken. Ik heb de lijst niet bij mij. De heer VAN VERK: Ik weet dat op die lijst onder andere het zoeken van samenwerking met andere omroepen en het verwerven van meer reclame-inkomsten zijn vermeld en ik meen dat daarvan niet veel is terechtgekomen. De heer TAZELAAR: RTV Dordrecht heeft dat wel geprobeerd, maar dat is nog niet gelukt. Ik weet dat RTV Dordrecht daarmee hard bezig is en volop aan het lobbyen is. Onze gemeente lukt het ook niet altijd alles voor elkaar te krijgen. Wij zijn van mening dat wij best trots mogen zijn op RTV Dordrecht. Ik heb gezegd dat de gemeente Dordrecht voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten. Ik wil benadrukken dat mediabeleid geen hobby is en professionaliteit vraagt, wat geld kost. Daarbij komt dat vele ouderen en zieke mensen van de programmering van RTV Dordrecht genieten. De heer MERX: Ik stel u voor de woordvoering van uw fractie in de laatste commissievergadering na te lezen. Dat was een iets ander geluid. De heer TAZELAAR: Dat kan, wij zijn nu met de behandeling van de begroting bezig. Als wij alle commissievergaderingen moeten overdoen, zijn wij om elf uur nog niet klaar met onze woordvoering. Ik heb maar vier blaadjes. De heer MERX: U kunt de volgende keer ook niet naar de commissievergadering komen.
60
De heer TAZELAAR: Je kunt van mening verschillen. Het groenonderhoud in de wijken is zeer verbeterd, maar wij vragen toch meer aandacht voor het tijdig snoeien en bijhouden van het groen op onoverzichtelijke plaatsen. Op sommige kruisingen en aanrijroutes van fietspaden staat het groen veel hoger dan de toegestane 60 centimeter, wat tot ernstige ongelukken kan leiden. Om de culturele activiteiten in de stad te bevorderen zou het goed zijn op doordeweekse dagen een programma voor 60-plussers vast te stellen. Wij hebben daarom eerder gevraagd. Ook sport kan daarbij een goed uitgangspunt zijn. In één van de commissievergaderingen is het voorstel gedaan klassieke muziek ten gehore te brengen. Daar zien wij ook wel iets in. Het korenfestival heeft veel bezoekers naar de binnenstad gebracht en de bezoekers hebben dat festival goed gewaardeerd. Het gratis openbaar vervoer voor 65-plussers is een succes, velen laten de auto staan. Dit project komt ook tegemoet aan het probleem van vereenzaming. Om de juiste kosten te bepalen, zou het goed zijn een sluitend telsysteem te hanteren. Op die manier kan worden bepaald hoeveel mensen van het gratis openbaar vervoer gebruik maken. De schatting van de kosten is nu natte vingerwerk. Wij pleiten voor voortzetting van het gratis openbaar vervoer. De heer MERX: Waar haalt u deze wijsheid vandaan? De heer TAZELAAR: Ik ben zelf een paar keer met de bus gegaan. De heer MERX: Dan spreekt het voor zich! Dank u wel. De heer TAZELAAR: Ik weet niet of u dat wel eens hebt gedaan. U hoort nog niet tot de doelgroep. De heer MERX: Het is helder. U bent met de bus gegaan, dus het experiment is een succes. De heer TAZELAAR: Ik wil het wel even uitleggen: ik liet mijn kaartje zien en ik kon doorlopen. Mensen met een strippenkaart moeten hun kaart in het automaatje stoppen. De heer MERX: Ik ben bijna om! De heer TAZELAAR: U stelt mij een vraag. Ik ben van mening dat de tellingen niet goed gaan. Als mensen hun pasje ergens in moeten drukken, weten wij hoeveel mensen van het gratis openbaar vervoer gebruik maken. De schatting dat dit experiment € 1,5 of € 2 miljoen kost is naar mijn mening natte vingerwerk. De Wegennota heeft haar weg naar de gemeenteraad gevonden. Hieruit blijkt dat vele miljoenen zullen moeten worden geïnvesteerd om het wegenstelsel voor de toekomst te kunnen garanderen. Wij verwachten een goede planning, afgestemd op de externe uitvoeringen. Het programma brede doorlichting, dat erop is gericht door effectieve bezuinigingen miljoenen uit te sparen, is een goede aanpak. De heer VAN DONGEN: U hebt erop gewezen dat voor uitvoering van de Wegennota vele miljoenen nodig zullen zijn. Die miljoenen staan nog niet in de begroting. De heer TAZELAAR: Dat is juist en wij hebben die miljoenen wel nodig. De heer VAN DONGEN: Waar gaat u die miljoenen vandaan halen?
61
De heer TAZELAAR: Waar komt al dat andere geld vandaan? Er is zoveel geld uitgetrokken voor zaken die niet ten uitvoer zijn gebracht. Ik denk dat er nog wel ergens een potje zal zijn dat daarvoor zal kunnen worden gebruikt. De heer VAN DONGEN: Als u wilt weten of we daarvoor een potje hebben, raad ik u aan in de begroting te kijken. De heer TAZELAAR: Ik heb gezegd dat wij een goede planning verwachten, afgestemd op externe uitvoeringen. Wij hebben gehoord dat het niet alleen nodig zal zijn de bovenlaag aan te pakken, maar ook naar de onderlaag moet worden gekeken. Het kan niet zo zijn dat een beetje wordt aangerommeld. Als wij de wegen aanpakken, moeten wij dat met het oog op de toekomst gelijk goed doen. Tot slot. ‘Wij hebben een stad met vele wijken, omringd door lange dijken. Een stad met vele mensen, die allemaal iets hebben te wensen. Een stad met vertier en eenzaamheid is alleen te besturen door een goed beleid. Een stad waarin jong en oud samenwonen en samengaan, we hebben het zo goed mogelijk in deze begroting staan. De uitvoering vraagt veel inzicht en geduld, u, mijnheer de voorzitter, hebt deze taak steeds vervuld. Uw doorzetting, inzet, wijsheid en kracht heeft veel samenwerking tot stand gebracht. Met een brok in mijn keel en een dreigende traan, dank ik u namens de Verenigde Seniorenpartij dat ik, bij uw laatste begrotingsbehandeling, voor u mocht staan.’ De VOORZITTER: Hartelijk dank voor dit gedicht. Dit is een gedicht dat ik eigenlijk aanstaande zaterdag aan Sinterklaas moet voorlezen. Uit Madrid is mij geworden dat Sinterklaas onze stad zaterdag met veel allure zal aandoen. De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. De laatste spreker zou de heer Karapinar zijn. Vanmorgen hebben wij in de krant kunnen lezen hoe het met hem gaat. Wij hopen dat het snel beter met hem gaat en wij hem spoedig weer in ons midden mogen terugzien. Op 3 maart 2010 zal Deo Volente een nieuwe gemeenteraad worden gekozen. Bekende gezichten, mensen die soms jarenlang lid zijn van deze raad, zullen daarna niet meer terugkeren. Dat is ook de reden waarom ik hier op verzoek van collega Mostert sta. Bij de fractie van de CU/SGP gaat het om een vaste koers. Hiervoor is een betrouwbaar kompas nodig. In de Bijbel heeft God regels gegeven voor het leven, die voor ons persoonlijk duurzaam en heilzaam zijn, maar ook voor de samenleving waarin wij een plaats mogen innemen. Wij zien de overheid als dienares van God, de burgers van deze stad ten goede en tot zegen. Over de plaatselijke overheid en de burgers wil ik het volgende opmerken. Wij vinden het belangrijk dat het gemeentebestuur een betrouwbare partner is voor de inwoners. Een vereiste is helder communiceren over plannen en keuzes. Het vergroten van de tevredenheid over de dienstverlening verdient hoge prioriteit. In onze bestuursstijl en
62
communicatie moeten wij open, zichtbaar, resultaatgericht en klantgericht zijn. Ook de burgerparticipatie is een belangrijke factor bij het vergroten van het vertrouwen. De netwerk-samenwerking moet verder doorgroeien. Wij noemen de Gemeenschappelijke Regelingen Drechtsteden en Zuid-Holland-Zuid. Van belang wordt steeds meer betrokkenheid van de burgers. Vanwege de aanmerkelijke bestuurlijke, beleidsmatige en financiële belangen zijn meer inzicht en effectieve sturing gewenst. Wij vinden het terecht dat de nota Verbonden Partijen is vastgesteld. In het kader van betere sturing verwijzen wij ook naar het zeer recente rapport van de gezamenlijke Rekenkamers over de Drechtsteden. Bij de actuele evaluatie Drechtsteden vinden wij dit een belangrijk punt. Het zeer positieve rapport van de gezamenlijke Rekenkamers is zonder meer een felicitatie waard. Bandell op zijn best! Over financiën en economie merken wij op, dat de begroting 2010 bijzonder is door de aanstaande verkiezingen en natuurlijk ook door de economische crisis. Normaliter is in de aanloop naar verkiezingen sprake van rustig vaarwater. Nu echter moeten duidelijke politieke keuzes worden gemaakt met betrekking tot financiën en economische en sociale zaken. Onze fractie doet daaraan met overtuiging graag mee via de kernbegrippen ‘rentmeesterschap’ en ‘solidariteit’. Wij dringen aan op een spoedige en inhoudelijke betrokkenheid van de raad bij de aanstaande bezuinigingen. Via een goede uitwerking van de Kadernota is gelukkig nu nog sprake van een sluitend perspectief, maar gemeenten moeten er rekening mee houden dat zij vanaf 2011 € 3 miljard minder zullen krijgen. De algemene uitkering kan wel 20% dalen vanwege te verwachten bezuinigingen door het rijk. Wij vragen de wethouder of wij hiermee niet meer rekening moeten houden. Naar aanleiding van de de raad nog niet bekende negenmaandsrapportage – die rapportage zal in de raadsvergadering van 1 december aan de orde komen – vragen wij ons af welke effecten van structurele aard van de economische crisis nu bij het college bekend zijn. Graag krijgen wij daarvan vanavond een actueel beeld, dit temeer daar de financiële effecten van de economische crisis niet concreet in de voor ons liggende begroting zijn meegenomen, wat ons aan struisvogelgedrag doet denken. Als vervolg op een presentatie van het Grondbedrijf krijgen wij terecht op korte termijn voorstellen. Wij menen dat het hoog tijd is dat de raad een oordeel geeft over te nemen maatregelen, zeker voor wat betreft een aantal grote projecten. De heer VAN DONGEN: Ik herinner mij dat u zojuist bij interruptie naar voren hebt gebracht dat het college de reserves en dus het weerstandsvermogen met het oog op de financiële gevolgen van de economische crisis wil verhogen. De heer HOOGERDUIJN: Het klopt dat ik daarover een vraag heb gesteld. Ik heb u gevraagd wat u daarvan vindt. Ik heb toen niet gezegd wat ik daarvan vind. Dat heb ik nu gedaan, ik denk dat wij het aardig eens zijn. De recessie is voelbaar op meerdere terreinen. Vooral over de sociale problematiek zijn wij bezorgd. Het vorig jaar bij de begrotingsbehandeling, maar ook recent bij de behandeling van de Kadernota en de Interim-nota, zijn wij hierop breed ingegaan, inclusief maatregelen. Wij zullen hetgeen wij daarover eerder gezegd hebben niet herhalen, maar wij hebben wel een kleine toegift. Wij zijn teleurgesteld over de zin op bladzijde 60 – ik citeer -: ‘De invloed die wij als gemeente hebben op de economie is beperkt.’ In de richting van de heer Merx heb ik dat vanmiddag ook opgemerkt. Ons oordeel over die zin luidt als volgt: natuurlijk past bescheidenheid, maar de suggestie dat de overheid bar weinig kan doen is niet de onze. Daarbij wijzen wij ook op onze belangrijke positie in de regio. Wij veronderstellen dat de wethouder daarop vanavond zal willen reageren.
63
Afgezien hiervan menen wij ten aanzien van oorzaak en gevolg van de kredietcrisis, dat er goede mogelijkheden zijn om verantwoord de bakens te verzetten en vernieuwingen door te voeren, ondanks de ingrijpende, jarenlange bezuinigingen die op ons afkomen, met name vanaf 2011. Het nader stellen van politieke prioriteiten is onvermijdelijk. Het aantal zwakkeren in de samenleving zal toenemen en wij verwachten dat als gevolg van de bezuinigingen door het rijk straks veel minder geld beschikbaar zal zijn. Kort gezegd menen wij, dat de economische crisis vraagt om een nieuwe doordenking van de verhouding overheid-markt-burger en ook om een heroriëntatie op de rol van de overheid. Vanuit haar christelijke traditie zal onze fractie proberen hieraan inhoud te geven, vooral sociaaleconomisch. Enkele sociale aspecten komen verder in mijn betoog nog aan de orde. Over het onderwerp veiligheid het volgende. De overwegend positieve ontwikkeling in het veiligheidsbeeld van onze stad stabiliseert gelukkig. Wel blijft de kleine groep veelplegers, die voor veel overlast zorgt, zorgelijk. In de komende jaren zal terecht veel aandacht worden geschonken aan het verbeteren van de subjectieve veiligheid. Wij denken vooral aan het intensiveren van afspraken over de aanpak van overlast en verloedering. Voortzetting van het project ‘Gewoon Doen’, ook na 2010, lijkt ons een prima zaak en wij onderstrepen het belang van buurtpreventie. Wij verzoeken de wethouder om een reactie op het voorstel het project ‘Gewoon Doen’ voort te zetten. Aanhoudende aandacht vraagt ook de sociale veiligheid. Een belangrijke ontwikkeling is de uitbouw van de ketensamenwerking in de richting van een zogenaamd Veiligheidshuis, met daarin de aanpak van jeugd en veelplegers. Het screeningsoverleg huiselijk geweld, waarbij diverse instanties zijn betrokken, vinden wij ook belangrijk. Verder blijft de fysieke veiligheid de gemoederen bezighouden. Door onze fractie zijn artikel 40-vragen gesteld. Door ons stedelijk gebied rijden verreweg de meeste treinen met brandbaar gas en chemicaliën, overal vandaan uit Europa. Wij herhalen dat alle aandacht nodig is voor de recente zorgen van spoorbeheerder ProRail: nauwelijks toezicht op inhoud en onderhoud, veel gevaarlijker dan gedacht. Je weet niet wat je leest! Wij waarderen de onlangs huis-aan-huis verspreide informatiebrochure ‘Risicowijzer’, maar voor wat betreft het voorkomen van calamiteiten is kennelijk nog veel winst te boeken. Wij dienen hierover een motie in, die u als een steuntje in de rug moet zien. Wij danken u voor de vanmiddag ontvangen antwoorden, die wel op algemene beschouwingen lijken. De antwoorden zien er op het eerste gezicht adequaat uit. Met betrekking tot het onderwerp cultuur heeft onze fractie de volgende inbreng. Het culturele profiel van Dordrecht bepaalt mede de aantrekkelijkheid van de stad. Het programma Hofkwartier staat na bouwtechnische en financiële tegenslagen gelukkig weer op de rails en de inhoudelijke programmering van het Hofkwartier krijgt steeds meer gezicht. Wij dringen aan op spoedige afrondende besluiten, zodat de voorgenomen ambities eindelijk kunnen worden gerealiseerd. In het Hofkwartier staan de jaartallen 1572 – democratie – en 1618 – reformatie – terecht centraal. Het Calvijnjaar heeft de stad buitengewoon op de kaart gezet met tentoonstellingen en herdenkingen met allure, ook qua vermarkting een goede zaak. Wij vinden het prima, dat onze gemeente meer extrovert omgaat met de historische mogelijkheden via het onder de aandacht brengen van ons erfgoed. Voor wat betreft het historisch profiel onderstrepen wij recente plannen van het Platform Stedelijke Herdenking en het Historisch Platform Dordrecht. Wij dienen hierover een motie in. Over het Energiehuis is een besluit genomen. In 2010 zal worden gestart met de verbouwing, de renovatie, van dit industriële erfgoed. Prima, deze ontwikkeling tot een veelzijdig podium en een bruisend cultuurcentrum voor Dordrecht en de regio, ook al
64
krijgen wij niet voor alle activiteiten de handen op elkaar. Bij eerdere gelegenheden hebben wij onze principiële uitgangspunten genuanceerd toegelicht. Voor wat betreft het thema sport menen wij dat sprake is van een forse kwaliteitsslag en een sterke verbreding van de sport met relaties naar diverse beleidsterreinen zoals onderwijs, jeugd en integratie. Terecht is nagedacht over de Sportraad met als resultaat een uitstekend visiedocument. Over het beleidskader sport merken wij kort samengevat het volgende op. Op onderdelen hebben wij bezwaren, bijvoorbeeld voor wat betreft de zondagssport en subsidie aan de beroepssport. Onze prioriteit ligt bij de amateursport en de breedtesport. Wij onderstrepen het belang van goed lopende en moderne sportverenigingen vanwege het belang van gezondheid en beweging en ook als aspecten zoals sociale cohesie, respect en participatie van burgers. Wij vragen specifiek aandacht voor de vrijwilligers, de doelgroep jongeren, ouderen, vergrijzing, gehandicaptensport en het SMS-Kinderfonds. Integratie. Onze fractie is voorstander van het zogenaamde inclusiefbeleid. Voorzieningen dienen goed toegankelijk te zijn voor iedereen, ongeacht herkomst. In bijzondere gevallen kan gericht beleid nodig zijn, zoals voor de groep Antilliaanse Dordtenaren. Recente cijfers laten zien dat bij hen werkloosheid, voortijdig schoolverlaten, het tienermoederschap en ook criminaliteit naar verhouding veel vaker voorkomen. Nu dit beleid aan herijking toe is, pleiten wij ervoor het beleid goed voort te zetten. De heer MERX: U zegt dat het beleid aan herijking toe is en u wilt het beleid tegelijkertijd voortzetten. Wat zegt u nu eigenlijk? Wilt u een herijkt beleid voortzetten? De heer HOOGERDUIJN: Het beleid is aan herijking toe in de zin van ‘wat doen wij ermee?’. Wij zijn van mening dat het beleid voor de groep Antilliaanse Dordtenaren niet moet worden beëindigd, maar met kracht moet worden voortgezet. De heer MERX: Wilt u de herijking niet afwachten? De heer HOOGERDUIJN: Wij willen daarover nadenken en daaraan meedoen, maar wij willen het gerichte beleid voor deze groep zeker doorzetten. Wij moeten wel tegen het licht houden wat onder de omstandigheden wijs en verstandig is. Wij vragen u wat de betrokken instellingen doen om het zogenaamde inclusiefbeleid voor deze groep mogelijk te maken. Over de sociale aspecten van de economische crisis wil ik kort nog het volgende opmerken. De recessie treft onze stad hard voor wat betreft het aantal werklozen, onder andere door de relatief laag geschoolde beroepsbevolking en de soorten industrie in Dordrecht. De groep burgers met een… De heer VAN DONGEN: Ik wil graag nog even terugkomen op uw opmerkingen over het Antillianenbeleid. Wat u daarover gezegd hebt, heb ik even laten bezinken, maar ik begrijp niet wat u geprobeerd hebt ons te vertellen. U hebt erop gewezen dat de groep Antiliaanse Dordtenaren bovenmatig problemen heeft. Voor de aanpak daarvan hebben wij overigens allerlei reguliere trajecten. U hebt gezegd dat het beleid moet worden herijkt, maar u wilt daarmee ook gewoon doorgaan. Daaruit maak ik op dat u door een herijking of door argumenten van onze kant dan wel de VVD niet kan worden overtuigd van het feit, dat wij het anders moeten gaan doen e un het huidige beleid sowieso wilt voortzetten. De heer HOOGERDUIJN: Herijking houdt in dat het beleid tegen het licht wordt gehouden. Klopt het beleid nog wel en moeten wij het beleid op een enkel punt misschien aanpassen? Wij zijn er voorstanders van het beleid voort te zetten, wij willen dat beleid niet stoppen. Dat is de essentie.
65
De heer VAN DONGEN: Wanneer mag dit beleid van u wel worden gestopt? De heer HOOGERDUIJN: Dat kan ik zo niet zeggen. De heer VAN DONGEN: Wilt u dit beleid tot in de eeuwigheid voortzetten? De heer HOOGERDUIJN: Nee, dat hangt ervan af. Ik denk dat wij op een gegeven moment de thermometer erbij moeten houden en… De heer VAN DONGEN: Dat is de herijking. De heer HOOGERDUIJN: Dat zou je een herijking kunnen noemen. Op latere termijn moet worden bezien hoe het ervoor staat. Misschien kan ooit worden gezegd… De heer VAN DONGEN: Ik denk niet dat u op korte termijn succes zult boeken, maar goed… De heer HOOGERDUIJN: Dat heb ik ook niet beweerd. De heer WAGEMAKERS: U stelde dat de beroepsbevolking van onze stad relatief laag is opgeleid. Ik heb in de stukken gelezen dat het opleidingsniveau van onze beroepsbevolking iets boven het landelijk gemiddelde ligt, ik meen 1%. Ik vraag mij af waarop u die uitspraak hebt gebaseerd. Volgens mij klopt hetgeen u over onze beroepsbevolking gezegd hebt niet. De Dordtse beroepsbevolking is niet relatief laag opgeleid. De heer HOOGERDUIJN: Ik meen mij te herinneren dat daarover door de Drechtsteden en door de directeur van de Sociale Dienst veel is geschreven. Dordrecht is door de specifieke soorten industrie in vergelijking tot andere gemeenten heel gevoelig voor de crisis en… De heer WAGEMAKERS: Nu zegt u iets anders. De heer HOOGERDUIJN: Er zijn twee aspecten: het door u genoemde punt en het feit dat de Dordtse beroepsbevolking relatief laag is opgeleid. De heer WAGEMAKERS: Wij hebben het hier over Dordrecht en niet over de Drechtsteden. De heer NEDERPELT: Wij hebben onlangs in Drechtstedenverband een presentatie gekregen van een onderzoeker die zich met dit onderwerp bezighoudt. Bij die presentatie heeft hij benadrukt dat gigantisch veel aandacht moet worden besteed aan het opscholen, dus het verhogen van het opleidingsniveau, van alle mensen in Dordrecht, omdat de Dordse beroepsbevolking een te laag opleidingsniveau heeft. De heer WAGEMAKERS: Wat u nu zegt is iets anders. Van de totale beroepsbevolking heeft 77% een middelbaar tot hoger opleidingsniveau, wat betekent dat het opleidingsniveau van een kwart van de Dordtse beroepsbevolking aan de lage kant is. Dat betekent niet dat wij in Dordrecht met een relatief laag geschoolde beroepsbevolking te maken hebben. Ik herhaal dat het niveau 1% boven het landelijk gemiddelde ligt. Er is wel een categorie die zorg nodig heeft. Als u dat bedoelt, kan ik u volgen. De heer HOOGERDUIJN: Ik geloof niet dat het zin heeft hierover door te spreken. De heer Nederpelt is mij bijgevallen, maar ik wil niet uitsluiten dat de heer Wagemakers gelijk heeft. Misschien kan wethouder Spigt vanavond het verlossende antwoord geven. De groep burgers met een bijstandsuitkering is met 12,5% gegroeid. Dat is bijna twee keer zo veel als het landelijk percentage. Terecht worden allerlei initiatieven genomen om mensen weer aan het werk te krijgen. Wij menen dat vooral jongeren onder de 27 jaar en de groep 45- tot 55-jarigen extra aandacht nodig hebben. Wij steunen het beleid zoals dit wordt uitgevoerd. Ik heb hier nog achter staan: ‘Wethouder Spigt op zijn best’.
66
De heer VAN DONGEN: Ik ben er blij om dat u en uw fractie het beleid steunen, maar bij mijn weten is er geen beleid voor 45- tot 45-jarigen. In deze begroting heb ik dat althans niet gevonden. Daarom heb ik daarover tot tevredenheid van de heer Tazelaar een motie ingediend. Welk beleid steunt u? De heer HOOGERDUIJN: Wij steunen het beleid dat in bredere zin door de Sociale Dienst wordt gevoerd. Dat beleid is niet alleen een zaak van Dordrecht, maar wat breder van de Drechtsteden. Wij vinden dat via de Sociale Dienst, via wethouder Spigt, tijdig is ingehaakt op de economische crisis, de problematiek tijdig is onderkend en op adequate manier crisismaatregelen zijn doordacht en ingevoerd. Dat is wat ik heb willen zeggen. De heer VAN DONGEN: U hebt twee specifieke groepen als de grote probleemgroepen van dit moment aangeduid. Dat wij een normaal werkloosheidsbeleid hebben is akkoord en dat wij succesvol zijn bij het begeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt door de Sociale Dienst is ook akkoord. U hebt twee groepen genoemd en uw steun voor het beleid voor die twee groepen uitgesproken. Volgens mij is er voor die twee groepen geen beleid. De heer HOOGERDUIJN: Ik heb die twee groepen inderdaad genoemd. Ik heb willen benadrukken dat wij het beleid op dat punt en het totale beleid, de crisismaatregelen met daarbinnen de twee punten die u bedoelt, tijdig en adequaat vinden. Toeleiding tot betaald werk blijft wat ons betreft hoofdzaak. Daarnaast is het een reële optie na te gaan hoe werklozen bij vrijwilligerswerk kunnen worden ingezet. Helaas is sprake van een grotere toeloop naar de schuldhulpverlening. Is de huidige bezetting binnen de Sociale Dienst voldoende om de kortere intakeperiode waar te maken en het toenemend aantal jongeren met probleemschulden in behandeling te kunnen nemen? Voor wat betreft het grote stedenbeleid gaan wij akkoord met het voorstel het investeringsbudget stedelijke vernieuwing volledig aan Dordt-West te besteden. Als beperking van het aantal projecten tot een efficiëntere werkwijze leidt, moeten wij dat niet nalaten, maar wij moeten ervoor waken dat andere wijken in een neerwaartse spiraal terechtkomen, zoals de Vogelbuurt en delen van Stadspolders. In de begroting staat dat voor de Vogelbuurt in de komende jaren geen geld beschikbaar zal zijn. Wij vinden dat, indien verbeterplannen voor de Vogelbuurt in een versnelling komen, een nadere afweging zal moeten plaatsvinden. Het laatste thema waarop ik wil ingaan is het thema milieu en duurzaamheid. In Dordrecht wordt slechts 41% van het afval gescheiden aangeleverd. Dat blijft ver weg van onze ambitie: 53% in 2010. Het op te starten ophalen van kunststofverpakkingen is een goede stimulans. Volgens de wethouder is het percentage alleen door zogenaamde beprijzing omhoog te brengen. Hij relativeerde het lage percentage door te wijzen op vrijkomende restwarmte bij het verbrandingsproces. Wij vragen de wethouder onderzoek te verrichten naar nut, noodzaak en effect van het gescheiden ophalen van afval. Moeten wij vasthouden aan onze ambitie of is die ambitie zinloos? De heer MERX: U hebt de resultaten zojuist voorgelezen. Wat is uw eigen oordeel daarover? De heer HOOGERDUIJN: Ik ben van mening dat het percentage aan de lage kant is en omhoog moet. Wij willen zeker aan de ambitie vasthouden. De heer MERX: U hebt de wethouder gevraagd onderzoek te verrichten naar nut, noodzaak en effect van het gescheiden ophalen van afval. Wat vindt u daarvan zelf? Stel dat het college zegt dat het failliet van de gescheiden inzameling van afval is bewezen en voorstelt daarmee te stoppen. Ik kan mij niet voorstellen dat het college dat zal zeggen, maar gesteld dat dat zou gebeuren. Wat zou dan uw reactie zijn?
67
De heer HOOGERDUIJN: Die 53% laten wij zeker niet los. Wij moeten die ambitie niet laten vallen, die willen wij handhaven. Wij willen wel onderzoeken hoe het komt dat het percentage aan de lage kant is. Als wij weten wat daarvan de oorzaak is, kunnen wij daaraan iets doen. Om die reden vinden wij het van belang daarnaar onderzoek te doen. Wij willen doorgaan met het zo veel mogelijk gescheiden inzamelen van afval en willen onze ambitie op dat gebied halen. De heer VAN VERK: Begrijp ik goed dat u het beleid wilt herijken, maar toch gewoon wilt doorgaan? De heer HOOGERDUIJN: Mijn excuses voor de vergelijking, maar ons standpunt over het Antillianenbeleid en het gescheiden inzamelen van afval komt inderdaad op hetzelfde neer. De heer VAN DONGEN: Ik hoop dat de inhoudelijke vergelijking niet de boventoon gaat voeren! De heer HOOGERDUIJN: Dat bedoel ik. Ook op dit punt willen wij onderzoeken of wij op de goede weg zijn en waarvan wij kunnen leren, maar wij willen wel met het beleid doorgaan. Wij willen onze ambitie handhaven. Met betrekking tot de stortplaats Derde Merwedehaven zijn wij van mening dat Dordrecht zich hard moet maken om de regelgeving over asbest 100% van toepassing te laten zijn. Binnenkort wordt de raadsinformatiebrief Energiebeleid Dordrecht in de adviescommissie behandeld. Wij vinden de doelstellingen op het gebied van energieverbruik en vervoerskilometers een forse stap in de goede richting. Het is onze plicht als rentmeester zuinig om te gaan met de grondstoffen die de aarde ons biedt. Om nu reeds het duurzaam autogebruik te stimuleren, dient onze fractie een motie in die erop is gericht in de parkeergarages stroomaansluitingen voor het opladen van elektrische auto’s te maken. Tenslotte. Ook door het ambtelijk apparaat is veel werk verzet voor het tot stand brengen van deze begroting. Graag spreken wij daarvoor onze dank uit. Wij wensen het college, de raad en het ambtelijk apparaat Gods onmisbare zegen toe bij het uitvoeren van hun verantwoordelijke taken. De VOORZITTER: Door de fractie van de CU/SGP zijn de volgende moties ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009, behandelend de begroting 2010; constateert dat: - in ons land per jaar 22.500 goederentreinen uit allerlei Europese landen gevaarlijke stoffen vervoeren, waarvan 4400 met brandbaar gas; - tussen Dordrecht, de Rotterdamse haven, Tilburg en Breda de meeste treinen met brandbaar gas rijden; overweegt: - dat het afgelopen jaar vier ongelukken zijn gebeurd met goederentreinen, terwijl eens in de tien tot twintig jaar normaal is; - dat onlangs bleek dat goederenvervoer per spoor gevaarlijker is dan gedacht: volgens spoorbeheerder ProRail is er nauwelijks toezicht door IVW op de inhoud en de staat van onderhoud van de wagons (de 14 spoorvervoerders moeten volgens ProRail direct veiligheidsmaatregelen nemen) en is alle aandacht nodig voor strengere richtlijnen voor explosieve stoffen die onder hoge druk worden vervoerd; spreekt als zijn mening uit dat: - het juist met betrekking tot het stedelijk gebied van Dordrecht wezenlijk is goede controle te houden op de inhoud en de staat van onderhoud van wagons en strengere richtlijnen goederentreinen-gevaarlijke stoffen; verzoekt het college:
68
al het mogelijke te (laten) doen om juist in Dordrecht calamiteiten met goederentreinen, gevaarlijke stoffen en chemicaliën te voorkomen, voor wat betreft inhoud en onderhoud door middel van strenge controle en strengere richtlijnen; en gaat over tot de orde van de dag.’ (25) ‘De gemeenteraad van Dordrecht in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009, behandelend de begroting 2010; constateert dat: - de stad Dordrecht haar beleid laat leiden door de kernkwaliteiten van de stad 'water, historie en vernieuwing' en met name haar historie een 'unique selling point' is; - zich in de openbare ruimte tal van mogelijkheden voordoen om geschiedenis zichtbaar te laten worden, bijvoorbeeld via straatnaamborden, plaquettes, standbeelden, het conserveren van historische gebouwen en historische evenementen; - het Platform Stedelijke Herdenking en het Historisch Platform Dordrecht allerlei concrete suggesties en plannen hebben, qua beleid inspirerend voor B&W en het ambtelijk apparaat; - de samenwerking rond de Historische Kalender tussen de Platforms, de gemeente Dordrecht, Stichting Dordrecht Marketing en DiEP een goede eerste stap is; overweegt dat: - het Platform Stedelijke Herdenking en het Historisch Platform Dordrecht unieke burgerinitiatieven zijn waarin historisch bewustzijn, creativiteit en kennis over de stadsgeschiedenis zich verenigen; - de huidige straatnamencommissie van de gemeente gediend is bij input vanuit bovengenoemde platforms; - allerlei bekende Dordtenaren uit het verleden (bijvoorbeeld Jacob de Witt, Top Naeff, Cornelis van Vollenhoven en Jacobus Borstius) geen straatnaam hebben; - verschillende straatnaamborden onleesbaar en incompleet zijn en soms foutieve informatie bevatten; - straatnamen binnen nieuwbouwwijken historisch gekleurd kunnen worden naar bekende Dordtse gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld de Vrije Statenvergadering en de Nationale Synode; spreekt als zijn mening uit dat: - historisch bewustzijn bij de inrichting van de openbare ruimte van belang is; - het Platform Stedelijke Herdenking en het Historisch Platform Dordrecht structureel betrokken moeten worden bij de inrichting van de openbare ruimte; verzoekt het college: - ervoor zorg te dragen dat het Platform Stedelijke Herdenking en het Historisch Platform Dordrecht met enige regelmaat in overleg treden met beleidsmakers van de Gemeente Dordrecht onder de werktitel 'Commissie Historie in de openbare ruimte'; - te bevorderen een notitie 'Historische straatnamen', waarin gerapporteerd wordt op welke wijze de huidige historische straatnaamborden eventueel aangepast, aangevuld, dan wel vervangen kunnen worden en waarin ook aandacht wordt geschonken aan het wegwerken van blinde vlekken in het straatnamenbestand; en gaat over tot de orde van de dag.’ (26) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 een 11 november 2009, behandelend de begroting 2010; constateert dat: - er groeiende belangstelling is voor elektrische auto’s; - elektrisch rijden bijdraagt aan een betere luchtkwaliteit; overweegt dat: - er in Dordrecht nog geen openbare oplaadpunten aanwezig zijn; spreekt als zijn mening uit dat: - door de gemeente op deze ontwikkelingen moet worden ingespeeld; - van de gemeente op het terrein van duurzaam energiegebruik een voorbeeldfunctie uitgaat; - realisatie van oplaadpunten past in het energiebeleid van de gemeente; verzoekt het college:
69
- in de parkeergarages Spuihaven en Veemarkt een oplaadpunt voor elektrische auto’s met parkeerplaats te realiseren; - na realisatie hiervan hieraan brede bekendheid te geven; en gaat over tot de orde van de dag.’ (27) De VOORZITTER: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de algemene beschouwingen. Ik schors de vergadering, in de eerste plaats om de woordvoerders cultuur de gelegenheid te geven met wethouder Lagendijk in de collegekamer bijeen te komen. Daarna zal het college kort bijeenkomen om zich over de ingediende moties te beraden. Ik stel voor dat wij uiterlijk half tien weer beginnen. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Ik stel voor mijn beantwoording als volgt te doen. Allereerst zal ik op een aantal beschouwingen op het terrein van financiën reageren. Vervolgens zal ik aan de hand van de moties op een aantal milieuonderwerpen ingaan en tot slot zal ik een enkele opmerking maken over de beheersing van de Nederlandse taal door de mensen die onze kinderen moeten leren Nederlands te spreken. Uiteraard dank voor de gemaakte complimenten voor de door ons geboekte voortgang waar het de leesbaarheid van de begroting betreft. De heer Van Dongen heeft een boeiend betoog over de financiën gehouden. Met zijn goedvinden zou ik zijn betoog in drie delen willen uiteenrafelen: besturen, begroten en boekhouden. Over het besturen heeft hij diverse interessante opmerkingen gemaakt. Hij stelde onder andere de vraag of een systeemverandering noodzakelijk is in de verhouding tussen de gemeentelijke overheid, de burgers, instellingen en bedrijven in de stad. De heer Van Dongen heeft in dit verband de subsidies en het leerlingenvervoer als voorbeeld genoemd. Ik denk dat inderdaad veranderingen nodig zijn. Los van de noodzaak tot bezuinigen is het altijd goed met die vraag bezig te zijn. Wij hebben dit traject al gestart voordat sprake was van begrotingsdruk. Wij noemen dat de brede doorlichting. De raad heeft daaraan mogen proeven in een presentatie die daarover is gegeven. De brede doorlichting is geen eenvoudige bezuinigingsopgave, maar gaat over de vraag die de heer Van Dongen centraal stelde. Hoe verhoudt de overheid zich tot tal van instellingen en tot de mensen in de stad? De brede doorlichting heeft als motto ‘vertrouwen en verantwoordelijkheid’ meegekregen. Ik kan u zeggen dat dit een boeiend traject is en wij daar nog lang niet uit zijn. De discussie over de vraag hoe wij kunnen werken op basis van vertrouwen naar tal van instellingen in de stad, hoe wij toezicht kunnen houden aan de achterkant en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen is boeiend. Bij tal van organisatieonderdelen van de gemeente en tal van inhoudelijke dossiers gaan wij in op de vraag of wij niet tot een herordening moeten komen van hetgeen wij aan het doen zijn. Dat zal tot voorstellen leiden en het daaraan gehangen bedrag van € 10 miljoen staat symbool voor het uitgangspunt dat naar alles mag worden gekeken. Wij hebben met elkaar afgesproken dat er geen taboes zijn. Wij willen langs tal van onderwerpen – bijvoorbeeld het subsidiebureau, het welstandsbeleid – kijken of kan worden gekomen tot een herordening van de manier, waarop wij als overheid werken en het spreekt voor zich dat de op dat terrein te ontwikkelen voorstellen met de gemeenteraad zullen worden besproken. Ik zal de door de heer Van Dongen genoemde voorbeelden nu niet langslopen. Als ik dat zou doen, zou ik direct in de valkuil vallen en ervoor gaan pleiten het leerlingenvervoer overeind te houden. Het spreekt voor zich dat het leerlingenvervoer in een behoefte voorziet en wij ook in de toekomst in die behoefte willen blijven voorzien, maar of wij dat op dezelfde manier zullen blijven doen is de vraag. Dat is de discussie die wij met elkaar zullen moeten voeren.
70
De heer VAN DONGEN: Ik heb niet voor afschaffing van het leerlingenvervoer willen pleiten. Ik wil discussiëren over de vraag of hetgeen wij doen wel nodig is, of de manier waarop wij het leerlingenvervoer organiseren wel juist is en of dat € 850.000,- moet kosten. Wethouder VAN STEENSEL: In de presentatie hebt u een tweetal voorbeelden gekregen. Het eerste voorbeeld was van het subsidiebureau. Instellingen die voor subsidiëring in aanmerking willen komen moeten jaarlijks een begroting indienen en rekeningen insturen en wij willen bekijken of wij niet tot meerjarige afspraken kunnen komen. Dat zal bij de instellingen in de stad en bij ons tot een lastenverlichting en tot een besparing leiden. Een ander voorbeeld kreeg ik de vorige week van de Belastingdienst. Jaarlijks wordt een groot aantal bezwaren tegen OZB-heffingen ingediend. Die bezwaren komen vaak uit een behoefte aan meer informatie voort, mensen hebben behoefte aan een toelichting op de wijze waarop de waardering van hun pand tot stand is gekomen. Wij zijn aan het bekijken of informatieavonden kunnen worden belegd in de periode waarin de gemeentelijke aanslag wordt verzonden. Op die avonden kunnen mensen binnenlopen en om informatie vragen voordat zij de aanslag betalen. Langs die lijn zal op een plezierige manier in de behoefte van veel mensen kunnen worden voorzien en zal kunnen worden voorkomen dat zij zich genoodzaakt voelen een bezwaarschrift in te dienen. De heer SLEEKING: Een groot deel van de bezwaren wordt gehonoreerd. Dat betekent dat die bezwaren terecht zijn ingediend. Wethouder VAN STEENSEL: Een groot deel … De heer SLEEKING: Het is natuurlijk leuk dat het college probeert de bezwaren via informatiebijeenkomsten weg te masseren, maar dat neemt niet weg dat kennelijk fouten worden gemaakt bij het vaststellen van de waarden en mensen daartegen terecht bezwaar maken. Wethouder VAN STEENSEL: Het is juist dat ongeveer de helft van de bezwaarschriften wordt gehonoreerd. Dat geeft aan dat mensen zelf ook zien dat fouten zijn gemaakt. Dat heeft vaak te maken met verhuizingen en het moment waarop een aanslag wordt verzonden. Dan blijven nog steeds ongeveer 750 bezwaren over, die wellicht kunnen worden ondervangen. Wij moeten onszelf altijd blijven afvragen waarom wij de dingen doen zoals wij ze doen en of wij hetgeen wij doen wel op een goede manier doen. Wij verwachten daardoor zeker besparingen te kunnen realiseren. Een bedrag in de orde van grootte van € 10 miljoen zal daar zeker uit moeten komen, maar ik sluit niet uit dat er verdergaande voorstellen zullen komen, die wij in een aantal gevallen niet voor onze rekening zullen willen nemen. De raad zal daarover een besluit moeten nemen. De heer VAN DONGEN: Ik begrijp uit het antwoord van de wethouder, dat wij binnenkort in de raad zullen discussiëren over het subsidiebeleid en over de wijze waarop wij met de instellingen in de stad omgaan. Wethouder VAN STEENSEL: Het traject van de brede doorlichting is inmiddels gestart en ik sluit niet uit dat wij de raad op korte termijn voorstellen zullen voorleggen, omdat zaken zo evident zijn dat wij met het nemen van actie niet op de nieuwe gemeenteraad willen wachten. Er zullen echter ook voorstellen zijn die in de nieuwe gemeenteraad onderwerp van debat zullen zijn. Wij werken niet naar één groot einddocument met een slotakkoord toe. In dit traject komt het laaghangend fruit het eerst aan bod en voor de ingrijpender voorstellen hebben wij meer tijd nodig. Dat brengt mij bij het kopje ‘begroten’. In de richting van de heer Sleeking wil ik opmerken dat na maart niet allerlei financiële lijken uit de kast zullen rollen, waarvan wij nu al op de hoogte zijn. Dordrecht begint wel steeds meer op een ‘gewone gemeente’ te lijken, wat betekent dat wij ook naar de toekomst toe de dividendinkomsten van ENECO voor een bedrag van € 6 miljoen in de begroting hebben opgenomen, overigens voor een aantal jaren ook nog niet. Vanaf 2011 loopt dat bedrag op tot € 6 miljoen. Wij lopen meer dan in het verleden risico’s, die risico’s hebben wij ook benoemd. Wij hebben een aantal
71
recessiegevoelige posten bewust niet veranderd, wat betekent dat wij daar een groter financieel risico lopen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de bouwleges - dat kan men zien in de negenmaandsmarap -, maar wij hebben wel de afspraak gemaakt, dat de bouwleges meerjarig kostendekkend moeten zijn. Puur boekhoudkundig hebben wij daarvoor een oplossing. Voorts geldt dat voor de uitkeringen. Voor een bepaald percentage draaien wij zelf op voor de risico’s die wij lopen, die overigens wel gemaximeerd zijn. Als de stijging van het aantal uitkeringen boven een bepaald maximum komt - ik meen dat het maximum 10% is -, wordt de rijksuitkering aan onze gemeente aangepast. Dat is dus een geclausuleerd risico. De heer SLEEKING: In de door mij voorafgaand aan de behandeling van de begroting gestelde vragen heb ik aan de orde gesteld dat mijns inziens hier en daar wel erg voorzichtig en terughoudend is begroot, bijvoorbeeld waar het gaat om de groei van het beroep op de schuldhulpverlening en om vrijstellingen van gemeentelijke heffingen. Wij zien niet dat rekening wordt gehouden met de mogelijkheid, dat daarop een groter beroep zal worden gedaan. Ik verwacht daar wel degelijk tegenvallers. Bovendien wil ik erop wijzen dat de ondergrondse containerisatie, die nog niet concreet wordt genoemd, eenmalig miljoenen kan gaan kosten. De hoogte van de daarmee gemoeide kosten zijn nog niet helder, maar die kosten komen er wel aan. Als u zegt dat die kosten binnen de huidige kaders kunnen worden opgevangen vind ik dat prima, maar er zitten ook structurele tegenvallers aan te komen. Wethouder VAN STEENSEL: Ik begrijp wat u bedoelt. Wij hebben in de begroting een lange lijst van risico’s opgenomen en zijn bezig die risico’s op geld te waarderen. Gelet op al die risico’s hebben wij het weerstandsvermogen van € 10 miljoen tot € 20 miljoen verhoogd. Langs die lijn willen wij een buffer hebben om tegenvallers, die er in toenemende mate zullen zijn, te kunnen opvangen. Recessiegevoelige posten zijn moeilijk te begroten, omdat geen mens een zinnig woord kan zeggen over hoe lang de recessie zal gaan duren. Voor het komende jaar kunnen wij die posten misschien nog wel goed begroten, maar niemand weet hoe wij dat op een reële manier in de meerjarenbegroting zouden moeten doen. Bovendien hebben wij ons nog niet neergelegd bij een stagnerende bouwproductie en bij de effecten van het actieplan Jeugdwerkloosheid. Ook langs die lijn willen wij in budgettaire zin de druk erop houden. Wij zullen daarover in ieder P&C-document rapporteren en met elkaar debatteren over de vraag of de genomen maatregelen wel effectief zijn. Begrotingstechnisch hebben wij mogelijke tegenvallers via de verhoging van de algemene post van € 10 tot € 20 miljoen opgevangen. Daarnaast zit in het meerjarenperspectief nog enige ruimte in de geraamde dividendinkomsten. In de richting van de heer Hoogerduijn merk ik op dat wij de dividendinkomsten hebben gebruikt om het tekort op het accress van het gemeentefonds te dekken. Na 2011 hebben wij dat buitengewoon solide opgelost door de dividendinkomsten wat hoger in de begroting op te nemen, overigens op hetzelfde niveau als in de afgelopen periode. Daar zit nog ruimte in de begroting 2011 tot 2013. In die drie jaar zitten wij nog niet op het niveau van € 6 miljoen. De heer VAN DONGEN: U noemt het ENECO-dividend. Wij hebben kunnen lezen dat het stroomverbruik met 9 à 10% is afgenomen. Om die reden verwacht ik niet dat ENECO ruimschoots dividend zal gaan uitkeren. U hebt aangegeven dat de financiële reserves van de gemeente worden verhoogd om weerstand te kunnen bieden aan de lange lijst van risico’s . Wethouder VAN STEENSEL: U verwart de reserves met het weerstandsvermogen. In mijn boekhouddeel zal ik proberen dat verschil toe te lichten. Onder het kopje ‘begroten’ wil ik eerst nog op een terecht door de heer Van Dongen aangesneden punt ingaan. Het rijk denkt inderdaad na over mogelijke bezuinigingen op het huishoudboekje tot een bedrag van tussen de € 35 en € 40 miljard. Het gemeentefonds
72
omvat ongeveer 16% van de rijksuitgaven en de gemeente Dordrecht krijgt daarvan 1%. Voor de gemeente Dordrecht zou dat een bezuiniging van € 35 tot € 40 miljoen kunnen betekenen. Vanmorgen hebben wij daarover in het college kort gesproken. Die bezuiniging zal niet zomaar een uitname zijn. Het rijk zal alleen tot dergelijke bezuinigingen kunnen komen als daaraan stelselherzieningen ten grondslag liggen. Men kan niet door kaasschaven of door simpelweg te bezuinigen tot dit type bezuinigingen komen. Dat betekent dat ook de verhouding tussen het rijk, de provincies en de gemeenten onderwerp van systeemwijzigingen zal moeten zijn. Op dit moment is er geen gemeente die daarover al een zinnig woord kan zeggen - zo het rijk dat al zou kunnen -, laat staan dat wij de financiële vertaling daarvan al voor onze rekening kunnen nemen. Er is geen gemeente die dat al heeft gedaan. Bij het hoofdstukje ‘besturen’ heb ik gezegd dat wij op gemeenteniveau naar de mogelijkheden voor systeemwijziging kijken. Met de rijksopgave die daarbij ligt zal die discussie in de komende jaren ongetwijfeld in verhevigde vorm onderwerp van debat zijn in onze gemeenteraad. Afgelopen zondag heeft de staatssecretaris de vraag gesteld of het systeem van peuterwerk, kinderopvang en scholen niet moet worden herzien. Ik ben er zeker van dat met die systeemwijziging veel geld te halen is. Ook in Dordt lopen wij aan tegen private partijen, door de gemeente gesubsidieerde instellingen en scholen die weer een ander regime kennen. Het kan efficiënter en ook qua huisvesting kan het anders. De heer VAN DONGEN: Voor wat betreft het gemeentefonds zal sprake zijn van een uitname door het rijk - de systeemwijziging waarover de wethouder sprak -, maar het gemeentefonds zal ook dalen doordat de rijksuitgaven drastisch worden teruggedraaid en taken worden overgeheveld. Dat zal er ook toe leiden dat de uitkering aan de gemeente Dordrecht zal afnemen. Wethouder VAN STEENSEL: Wat wij weten, wat het rijk ons in het meerjarenperspectief in het vooruitzicht heeft gesteld, hebben wij naar mijn oordeel op een verstandige manier in de begroting verwerkt. Ik zal een voorbeeld geven. Vanmorgen hebben wij in het college de uitkomsten van de septembercirculaire besproken. Wij zien dat daarin een bescheiden plus zit, die wij niet in deze begroting hebben verwerkt. Dat doen wij overigens nooit bij de begroting en de rekeningen. Het volgend jaar zien wij die weer terugkomen. Omdat daaraan systeemwijzigingen ten grondslag zullen liggen, zou het echt onzinnig zijn nu al voorstellen in de orde van grootte van € 35 tot € 40 miljoen te doen. Dergelijke voorstellen zouden op drijfzand zijn gebaseerd. Het rijk zal dergelijke bezuinigingen echt niet ineens met de meicirculaire over de schutting gooien. Ik kom nu bij het onderdeel ‘boekhouden’ en wil eerst een enkele opmerking maken over de reservepositie van onze gemeente. Wij hebben de raad een erratum doen toekomen, omdat een stomme administratief technische fout was gemaakt. Het zou beter zijn geweest als wij die fout eerder mondeling in de commissie zouden hebben toegelicht, maar de commissie financiën ging niet door - die werd aan de commissie veiligheid toegevoegd - en het is mij simpelweg ontschoten daarover een opmerking te maken. Het aan de raad toegezonden erratum betekent niets als het om de vrij besteedbare middelen gaat. De algemene reserve is inclusief de reserve van het Grondbedrijf. De bestemmingsreserve is inclusief de reserve SI. Dat is een reserve in de orde van grootte van € 200 miljoen. In een aparte bijlage hebben wij daarvan een beschrijving gegeven. Die beschrijving betreft reserveringen voor zaken waarvoor wij de raad nog geen kredietvoorstellen hebben voorgelegd. In dat reservestaatje zitten bijvoorbeeld ook de gelden voor het Hofkwartier, waarover de raad een besluit heeft genomen, maar waarvoor het krediet nog niet is verleend. Wij hebben met elkaar afspraken gemaakt over de wijze waarop wij dat zullen doen. De heer TIEBOSCH: Als wij een begroting krijgen, zeker in deze tijd, gaan wij goed kijken wat op ons afkomt en wij hebben gelezen dat in de algemene reserve van € 537 miljoen alle risico’s zijn meegenomen. Vervolgens hebben wij bedacht dat het bedrag veel hoger zou moeten zijn en wij zijn toen op € 552 miljoen uitgekomen. Wij zijn daarover op tijd in
73
discussie gegaan. Dit is veel te lang blijven hangen, dit had veel eerder uitgelegd kunnen worden. Bij ieder bedrag dat nu komt zijn steeds alle risico’s meegenomen. Als raadslid moeten wij op de bedragen in de begroting kunnen vertrouwen. Ik verzoek u in het vervolg ook goed naar de teksten te kijken. Voorkomen moet worden dat een jojo-effect ontstaat. Als dat gebeurt, is het voor raadsleden moeilijk het debat over dit soort zaken op een goede manier met het college te voeren. Wethouder VAN STEENSEL: Ik zeg graag toe dat wij bij de jaarrekening 2009 een uitgebreider beschrijving van de reserves zullen geven. Laten wij met elkaar afspreken, dat wij een uitsplitsing zullen maken van wat nu alleen een totaalstaatje is en zullen aangeven waaruit de reserves bestaan, zodat u dat kunt nagaan. In politieke zin, in de zin van vrij besteedbaar geld, betekent dit staatje helemaal niets. Dan moeten wij het echt hebben over rekeningoverschotten, de lopende begroting, de kleine ruimte die in het ENECO-dividend zit en de risico’s die wij daarnaast nog lopen. Voor boekhouders is het interessant. Het erratum geeft aan dat een fout is gemaakt, maar die fout heeft geen relevantie voor het debat dat wij vanavond voeren. Laat staan dat € 14 miljoen extra vrij besteedbaar zou zijn. Ik zou u om de hals vallen als dat het geval zou zijn, maar ik moet u helaas teleurstellen. Die vlieger gaat niet op. De heer TIEBOSCH: U zult het toch met mij eens zijn dat ooit een moment aanbreekt waarop u zegt ‘wij praten niet meer met een boekhouder, maar wij praten over risico’s en serieuze zaken’. Als een doorkijk zou zijn gegeven naar een algemene reserve van niet die € 546 miljoen naar richting € 580 miljoen, maar wij bijvoorbeeld op een bedrag van € 300 miljoen zouden zijn uitgekomen, had u misschien gezegd ‘ik voorspel dat wij in 2014 een artikel 12-gemeente zijn’. Wij moeten toch iets met die doorkijk van de algemene reserve? Dat is toch niet alleen iets voor boekhouders? Wethouder VAN STEENSEL: Zeker, maar de manier waarop wij het nu hebben gepresenteerd – alleen de totaalopgave – heeft maar een betrekkelijke waarde. Dat is wat ik heb willen aangeven. Daarin zit bijvoorbeeld de reserve SI. Je zou alle projecten moeten langsgaan om na te gaan in hoeverre wij al verplichtingen zijn aangegaan en kredieten zijn verstrekt. Nogmaals: de manier waarop dit bedrag nu is gepresenteerd heeft voor een raadslid maar een betrekkelijke waarde, zeker als daaraan de conclusie wordt verbonden dat wij alleen maar aan het potten zijn in plaats van aan het uitgeven. Dat is een vergelijking die in dezen echt niet opgaat. Wij kunnen dit wel veel inzichtelijker maken en ik zeg graag toe dat de volgende keer te zullen doen. De heer TIEBOSCH: Misschien kunt u expliciet aangeven welk bedrag het college van plan is in het komende jaar te investeren. Dat zou de ontwikkeling van de algemene reserve duidelijker maken. Wethouder VAN STEENSEL: Het is de vraag wat de relevantie is van het totaalbedrag aan investeringen. Het is niet eenvoudig dat bedrag te bepalen. Een deel van de investeringsprojecten betalen wij uit SI. Dat zou een gemakkelijke optelsom zijn. Het IHP zit bijvoorbeeld in de exploitatiebegroting en wij moeten al die bedragen omrekenen om te kunnen aangeven wat wij in één jaar gaan investeren. Ik stel voor dat wij daarover nog een keer met elkaar debatteren. Als dat echt nodig is, zullen wij dat uiteraard doen, maar ik ben er op voorhand nog niet van overtuigd dat dat zinvol zou kunnen zijn. Het totaalbedrag dat wij in het komende jaar gaan uitgaven bedraagt ongeveer € 550 miljoen. Dat is het totaal van de voor ons liggende begroting. Tot zo ver over de moties 19 en 20 van ECO-Dordt/D66. Het blokje financiën wil ik hiermee afronden. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Gehoord het antwoord van de wethouder en de door hem gedane toezegging met betrekking tot de inzichtelijkheid van de reservepositie trek ik motie 19 in. Motie 19 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen.
74
Wethouder VAN STEENSEL: Daar ben ik opgelucht over! De motie van GroenLinks over de inzameling van kleine elektrische apparaten heb ik in de commissie al prima genoemd. Kleine elektrische apparatuur is slecht materiaal, dat moet je niet bij het restafval hebben. Het ligt mede aan de voorzieningen dat nu nog veel elektrische tandenborstels en scheerapparaten in de grijze bakken verdwijnen. Ik zal geen voorstel doen daarvoor een extra zak uit te delen of een container neer te zetten, ik stel voor met een op deze apparaten gericht intelligenter systeem bij de raad terug te komen. Dat brengt mij bij de motie over een duurzaam energiebedrijf. Ik wil erop wijzen dat wij in dat kader al een voorstel hebben gedaan. In het energiebeleid, dat nog in de raad zal worden besproken, is het voorstel gedaan daartoe te komen. Over elektrische auto’s zijn diverse moties ingediend. Ik begrijp dat u allen staat te popelen om het mogelijk te maken dat in elektrische auto’s kan worden gereden. Ik moet u echter teleurstellen. Er zijn bijna nog geen elektrische auto’s, die moeten echt nog ontwikkeld worden. Er is er één – ik heb daarin gezeten – waarin nog geen volwassenen op de achterbank kunnen zitten en waarmee maximaal 200 kilometer kan worden gereden. Het is de vraag of elektrische auto’s in de komende jaren echt de vorm van vervoer zullen worden waarvan wij het moeten hebben. De gemeente zet in op het vervoer via aardgas. Aardgas heeft dezelfde milieuvoordelen als groene energie. Van elektrische auto’s die op grijze energie rijden, worden wij niets wijzer. Auto’s die op aardgas rijden hebben dezelfde milieueffecten als elektrische auto’s en bijna alle automerken verkopen auto’s die op aardgas rijden. Het antwoord op de vraag waarom niet veel meer auto’s op aardgas rijden is, dat er nog te weinig plaatsen zijn waar men aardgas kan tanken. De provincie Zuid-Holland heeft samen met een aantal andere provincies een subsidieregeling in het leven geroepen, die erop is gericht het aantal plekken waar aardgas getankt kan worden behoorlijk uit te breiden. Bij ons op het eiland is ook zo’n plaats gepland en wij zullen aan het tot stand komen daarvan van harte meewerken. Inmiddels dienen zich initiatieven aan van exploitanten die daarop willen overstappen. Onze eigen gemeentelijke organisatie is zich aan het oriënteren op de aanschaf van auto’s die op aardgas rijden en ik heb gehoord dat Netwerk inmiddels auto’s heeft aangeschaft die op aardgas rijden, die in het voorjaar van 2010 zullen worden geleverd. In de komende jaren kunnen wij daarvan veel meer effect verwachten dan van elektrische auto’s. Ik wil de ontwikkeling van elektrische auto’s geen hype noemen, maar het aanschaffen van een elektrische auto heeft op dit moment meer met je imago te maken dan dat het een behoorlijke winst voor het milieu oplevert. Ik stel voor de moties die over elektrische auto’s zijn ingediend bij de behandeling van het energiebeleid te betrekken. Misschien kan daaraan een presentie worden gekoppeld over hoe de energietransitie er precies uitziet en wat wij op het gebied van energie kunnen doen. Voor schepen zijn wij daarmee wel bezig – de walstroom –, maar het betaalsysteem is nog een probleem. In Rotterdam wordt gratis stroom gegeven, maar mijns inziens moeten wij dat niet doen. Op dit moment wordt een betaalsysteem voor walstroom ontwikkeld. Wij doen daarmee ervaring op. De heer SLEEKING: Gehoord de beantwoording van de wethouder ben ik er verbaasd over dat andere gemeenten wel actief bezig zijn met de elektrificering van auto’s. Ik ga dat nazoeken. In onze motie wordt ook over fietsen gesproken. Ik heb begrepen dat 60% van de verkochte fietsen elektrisch wordt aangedreven en oplaadsystemen op dit moment nog in onze stallingen ontbreken. Met het oog op gastvrijheid en de stimulering van het gebruik van de fiets zou dat een aandachtspunt kunnen zijn. Ik heb begrepen dat in de nieuwe stalling op het station wel een oplaadsysteem beschikbaar is, maar bij andere stallingen nog niet.
75
Wethouder VAN STEENSEL: Ik veronderstel dat het feit dat 60% van de verkochte fietsen elektrisch wordt aangedreven niet met het milieu, maar met de gemiddelde leeftijd van de fietsers te maken heeft. De heer SLEEKING: Die mensen laten hun auto thuis en dat is goed voor het milieu. De heer STAAT: Mijnheer de voorzitter. Ook ik wil graag op de woorden van wethouder Van Steensel reageren. Ik ga ervan uit dat het de wethouder bekend is, dat wij aan de vooravond staan van vele ontwikkelingen op het gebied van elektrische auto’s. Veel modellen staan op het punt van uitkomen en er zijn ook allerlei ontwikkelingen voor wat betreft accu’s en dergelijke. Het is zeker dat de elektrificering van auto’s in de komende jaren een grote vlucht zal nemen. De wethouder heeft er terecht op gewezen dat in ons land nog niet veel elektrische auto’s rijden, maar alle deskundigen op dit gebied voorspellen dat het beeld over een paar jaar geheel anders zal zijn. In dat licht bezien ligt het voor de hand dat de gemeente Dordrecht zich op dit gebied kan profileren. Ik heb de raadsinformatiebrief energiebeleid hierop nog eens nagelezen en gezien dat het plaatsen van stroompunten daarin nadrukkelijk als een belangrijk punt wordt aangegeven. Wethouder VAN STEENSEL: Zeker. Het is ook niet het een of het ander. U zegt het goed: wij staan aan de vooravond van. U hebt er ook op gewezen dat de batterijen en die auto’s in de komende jaren zullen moeten worden ontwikkeld. Dit is geen ontwikkeling waarvan wij in het komende jaar op grote schaal zullen kunnen profiteren. Met aardgas is dat anders. Daarom ga ik van en/en uit. Om die reden hebben wij haast met het aardgasvulpunt. Als dat er zal zijn, zullen wij met ons gemeentelijk wagenpark slagen kunnen maken. Ik stel voor bij de bespreking van de notitie over het energiebeleid een verstandige mijnheer uit te nodigen, die daarover een presentatie kan geven en de raad kan meenemen in onze gedachtevorming en de maatregelen waarover wij inmiddels hebben besloten. De VOORZITTER: Mag ik u vragen te proberen uw beantwoording te bekorten? U bent al een half uur aan het woord. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de wethouder nog één korte vraag stellen, die van belang is voor afweging van deze motie. De wethouder merkte op dat het gebruik van auto’s die op aardgas rijden qua duurzaamheid hetzelfde effect heeft als het gebruik van elektrische auto’s. Doelt hij op het rijden met die auto’s of doelt hij ook op het totale productieproces? Om auto’s op elektriciteit te laten rijden zullen kolencentrales immers harder moeten gaan stoken. Wethouder VAN STEENSEL: Voor de luchtkwaliteit maakt het gebruik van aardgas of elektriciteit geen verschil, maar elektrische auto’s moeten wel groene stroom gebruiken. Als elektrische auto’s grijze stroom gebruiken, levert dat macro gezien niet veel op voor de CO2-uitstoot. De heer SLEEKING: Aardgas is een fossiele brandstof. Met het oog op duurzaamheid is elektriciteit een betere keuze. Wethouder VAN STEENSEL: Ja, maar auto’s die geschikt zijn voor aardgas kunnen ook op biogas rijden. Op die manier wordt ook een bijdrage aan de CO2-uitstoot geleverd. Zoals gezegd is dit een maatregel die al in het komende jaar kan worden genomen. De stortplaats aan de Derde Merwedehaven. Ik zou het een mooi staaltje van regionale samenwerking ‘avant la lettre’ vinden als de raad zich positief over motie 7 zou uitspreken. Onze inzet rondom de Derde Merwedehaven en de samenwerking met de exploitant en de provincie is er altijd op gericht geweest daar te komen tot een situatie, waarin mensen weer met elkaar spreken en elkaar weer gaan vertrouwen, zodat een beheersbare situatie zal kunnen ontstaan. Ik moet u zeggen dat de gang van zaken in het laatste half jaar niet bepaald een voorbeeld is van resultaat, waar het gaat om het streven vertrouwen in elkaar te hebben en tot een rustige, stabiele situatie te komen. Bij de Huisvuilcentrale en
76
Crayenstein is dat wel gelukt, maar bij de Derde Merwedehaven zijn wij daarin niet geslaagd. Ik heb begrip voor het ongeduld bij gemeenteraadsleden en voor de uitspraak die de raad zou doen door motie 7 te aanvaarden. De heer SLEEKING: Het is plezierig te horen dat u begrip hebt voor het ongeduld bij de gemeenteraadsleden. Het gaat natuurlijk om de vraag wat u aan die situatie wil doen. Bent u in de gelegenheid de betreffende instanties duidelijk te maken dat wij de gang van zaken niet acceptabel vinden? Wethouder VAN STEENSEL: Ja. Motie 17 vind ik ingewikkeld. Sinds wanneer besluit een gemeenteraad dat een bedrijf moet worden gestopt? De Derde Merwedehaven, Delta, moet het van langjarige contracten met leveranciers van afval hebben. Als de gemeenteraad van Dordrecht voor sluiting van de Derde Merwedehaven pleit, leidt dat onherroepelijk tot kwalijke effecten voor dat bedrijf en ik weet wel waar de rekening daarvoor zal worden neergelegd, namelijk bij de gemeente Dordrecht. Los daarvan zou ik het niet behoorlijk vinden als de gemeenteraad, zonder dat daarover met het bedrijf is gesproken, het besluit zou nemen dat dit bedrijf moet worden gesloten. Wat wij ook van de Derde Merwedehaven en van het bedrijf vinden, volgens mij moeten wij dat niet op deze manier doen. Om die reden ontraad ik de motie. De heer MERX: Daarover verschillen wij van mening. In de motie staat dat de raad wil overwegen tot voortijdige sluiting over te gaan en in dat kader stellen wij u een aantal vragen. Gelet op de tijd zal ik de motie niet voorlezen. Mijns inziens spreekt de motie voor zich. Wethouder VAN STEENSEL: Verplaatst u zich even in de positie van een ondernemer, die wordt geconfronteerd met de uitspraak van de gemeenteraad van Dordt, dat moet worden onderzocht of het mogelijk zal zijn zijn bedrijf te sluiten. Dat doe je niet op die manier. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Die vergelijking gaat niet op. Wij hebben het over een bedrijf dat zich aan verleende vergunningen heeft te houden, maar regelmatig over de schreef gaat. Om die reden zijn wij op een punt beland waarop wij ons afvragen wat wij nog kunnen doen. De heer MERX: Precies. Ik zou u willen voorstellen u te verplaatsen in de mensen die in de omgeving van de Derde Merwedehaven wonen. Ons verzoek aan u is te bezien welke de mogelijkheden zijn en daarbij onze vragen te betrekken. De heer SLEEKING: Dezelfde vragen zijn achttien jaar geleden ook gesteld. De heer Merx zou de destijds door zijn fractie gegeven antwoorden nog eens moeten nalezen. De heer MERX: Die antwoorden gaat u beslist voor mij opduiken. Ik zie ze graag tegemoet. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. In 1991 hebben wij uitvoerig over de Derde Merwedehaven gediscussieerd. U weet wat er gebeurd is: uiteindelijk hebben wij een hele wijk moeten slopen. Zo erg was het. Daaraan wordt nu voorbijgegaan. Wij krijgen klachten tot en met en men weet bijna zeker dat het daar helemaal niet goed gaat. Gaan wij nu weer dezelfde fout maken als in 1991? Ik hoop van harte dat dat niet zal gebeuren. Wethouder VAN STEENSEL: Als een bedrijf niet conform de wet handelt, moet het bevoegd gezag ingrijpen. Via het contract hebben wij daarover ook iets te zeggen. Dat is de manier waarop het bedrijf moet worden aangesproken. In dit land doen wij dat niet door middel van een raadsuitspraak en ik ontraad de raad dan ook dringend deze motie aan te nemen. Als de raad de motie wel aanvaardt, dienen wij een risico aan onze begroting toe te voegen. Nogmaals: ik weet waar dat bedrijf de rekening zal neerleggen.
77
De heer MOSTERT: Wij kunnen op zijn minst onze verontrusting uitspreken over de ontwikkelingen die zich daar kunnen voordoen. Wij willen niet dat wat in het verleden is gebeurd wordt herhaald. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Uiteindelijk gaat het om de vraag wie de rekening betaalt. De wethouder is bang voor de rekening die bij de gemeente zal worden neergelegd, maar ik ben bang voor de rekening die de omwonenden zullen moeten betalen als gevolg van het feit dat daar, zoals nu het geval is, asbest los wordt gestort. Wethouder VAN STEENSEL: Ik wil geen misverstand laten bestaan over hoe wij tegen de Derde Merwedehaven aankijken en over de wijze waarop moet worden opgetreden tegen zaken die daar niet goed gaan. Ik ben het eens met de opmerkingen die daarover door de raad zijn gemaakt. De vraag is vervolgens wat wij daaraan moeten doen. Mijns inziens niet dit. Punt. De heer VAN VERK: Mijnheer de voorzitter. Het verbaast mij dat wij vanmiddag veel betogen hebben gehoord over de noodzaak van handhaving in de richting van individuele burgers, terwijl in een situatie waarin een bedrijf over de schreef gaat heel voorzichtig, stapsgewijze, wordt gehandeld. Wethouder VAN STEENSEL: In de commissie hebben wij dat ook met elkaar gewisseld. Dat is een gesprek tussen gelovigen, die het alle twee niet voor het zeggen hebben op dat punt. Dit is echt een zaak van de provincie. De provincie zal handhavend moeten optreden. Wij gaan daar niet over. De heer MERX: Ik verzoek de wethouder de motie nog een keer goed te lezen en te kijken naar wat wij vragen. Wethouder VAN STEENSEL: De motie van de fractie van de CU/SGP over gevaarlijke stoffen lijkt mij uitstekend. Ook voor wat het vervoer van gevaarlijke stoffen betreft gaan wij niet over de handhaving en moeten wij het van beïnvloeding van anderen hebben. Zeker gelet op uw woordvoering vind ik de motie prima. Tot slot de motie over taalachterstand bij de leidsters op de peuterspeelzalen en de kinderdagverblijven. In de commissie heb ik aangegeven dat hierover naar aanleiding van uit het land gekregen signalen met de peuterspeelzalen is overlegd. Inmiddels is een werkgroepje actief, dat werkt aan de professionalisering van de peuterleidsters en de leidsters op kinderdagverblijven die met de VVE-programma’s werken. Een en ander verloopt in overleg met het Da Vinci College, dat voor de taalcursussen zorgt. Ik wil voorstellen een paar mensen uit te nodigen, die ons vertellen hoe zij daarmee bezig zijn. Dat lijkt mij beter dan het afnemen van toetsen bij leidsters op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven om na te gaan wat het niveau van de taalontwikkeling is en het rapporteren van de raad daarover. Uiteraard laat ik dit aan de raad over, maar ik denk dat de raad beter aan zijn trekken komt als wij dit verzoek op die manier invullen en dat zal ons bovendien veel werk schelen. Het zou overigens wel leuk zijn iedereen een CITO-toets af te nemen. De heer HOOGERDUIJN: Hoe staat het met de negenmaandsmarap? Ik verwacht dat de negenmaandsmarap donderdag bij ons op de mat zal ploffen, een dag nadat wij de begroting hebben vastgesteld. U hebt gezegd dat nog niet bekend is welke de effecten van de crisis op de gemeente Dordrecht zullen zijn en aangegeven u daarbij niet te willen neerleggen. Ik ben van mening dat de raad zich daarover zelf een oordeel moet kunnen vormen. U weet hoe het ervoor staat met de negenmaandsmarap en… De VOORZITTER: Volgens mij gaat u nu met een tweede termijn beginnen. De wethouder is klaar met zijn betoog. U kunt daarop morgen in uw tweede termijn reageren. Wethouder VAN STEENSEL: Volgens mij hebt u de negenmaandsmarap al ontvangen …
78
De heer TAZELAAR: De negenmaandsmarap is gisteren in de bus gevallen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Alleen bij de leden van de auditcommissie, mijnheer Tazelaar. De heer HOOGERDUIJN: Ik heb de negenmaandsmarap nog niet gezien en ik ben van mening dat daarin essentiële informatie staat, waarover de raad de beschikking moet hebben. Misschien zijn wij het met u eens, maar dat kunnen wij nu niet overzien. Wethouder VAN STEENSEL: Ik kan u zeggen dat het uit de negenmaandsmarap naar voren komende beeld niet geruststellend is. Dat beeld onderschrijft hetgeen wij zojuist hebben besproken en is in lijn met de wijze waarop wij de begroting hebben opgesteld. De heer HOOGERDUIJN: Ik hoor de wethouder praten en zijn woorden klinken mij verstandig in de oren, maar ik kan hetgeen hij zegt niet checken. Ik vind het nogmaals gezegd vreemd dat wij de negenmaandsmarap pas donderdag ontvangen. Misschien kan de wethouder daarover morgenavond nog iets zeggen. De VOORZITTER: In ieder geval niet in deze termijn, gelet op de vraag en het antwoord van de wethouder en het feit dat sommige raadsleden de negenmaandsmarap al in huis hebben. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. Meerdere fracties hebben er terecht op gewezen, dat de crisis mensen die werkloos worden hard raakt. Wij zien niet alleen de werkloosheid in deze regio oplopen, wij zien ook dat mensen die daarmee geen rekening hebben gehouden hun baan verliezen. Vaak zijn dat oudere mensen met een lange staat van dienst bij hun werkgever. Die mensen worden geconfronteerd met het feit, dat zij zich bij het UWV Werkbedrijf moeten melden om een beroep op hun recht op WW te doen. Het is juist dat de arbeidsmarkt voor 45-plussers ongunstig is. De fracties van ECODordt/D66, VSP en PvdA hebben daarvoor terecht aandacht gevraagd. Wij moeten constateren dat voor 45-plussers die hun baan kwijtraken niet automatisch een andere baan beschikbaar is, terwijl zij wel een langdurige werkervaring hebben en veel kennis hebben opgebouwd. Dit vraagt van het bedrijfsleven medewerking bij het naar werk toe leiden van deze mensen. De organisatie daarvan kan de Sociale Dienst niet voor haar rekening nemen, omdat wij het over een andere categorie 45-plussers hebben. Wij hebben met het UWV Werkbedrijf op het Werkplein afgesproken, dat wij zullen proberen de faciliteiten die wij hebben te integreren. De regeling ‘Talent 45+’ is door het UWV Werkbedrijf opgezet om 45plussers te begeleiden. Wij hebben in onze stad re-integratiebureaus, zoals NestrX, die zich gespecialiseerd hebben in het helpen van 45-plussers aan een netwerk, dat zij kunnen gebruiken om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Daarnaast hebben wij een aantal bijzondere acties, zoals de actie van de vorige week, die ten doel had 45-plussers en werkgevers te matchen. Dat was een landelijke actie, die successievelijk zal worden herhaald. Er zijn diverse activiteiten die ten doel hebben 45-plussers met het oog op de arbeidsmarkt in een goede positie te brengen en te houden. De heer WAGEMAKERS: U hebt een aantal acties genoemd. Hebben die acties resultaat opgeleverd? Wethouder SPIGT: Die acties hebben weinig resultaten opgeleverd, omdat wij twee bewegingen zien. Enerzijds zien wij dat mensen ontslagen worden of in de deeltijd-WW terecht komen. Dat betekent dat sprake is van een verkapte werkloosheid. Vaak zijn dat mensen die niet hebben voorzien dat zij als gevolg van de crisis in de problemen zouden komen. Voorts zien wij dat veel bedrijven vacatures niet invullen. Ik begrijp die werkgevers wel. Zij stellen zich op het standpunt dat zij de markt nog niet zien aantrekken en geen mensen in vaste dienst kunnen aannemen. Wij willen proberen de mensen met een lange staat van dienst, die over veel ervaring beschikken, zo snel mogelijk weer in een andere werksituatie te krijgen, al is het maar tijdelijk, en wij weten dat het van belang is met deze mensen goede afspraken over begeleiding te maken.
79
Op één van de door het UWV georganiseerde dagen heb ik vooral met hoger opgeleide 45plussers gesproken en ik heb ervaren dat soms sprake is van sociale aspecten, die mensen minder mobiel maken. Ik denk bijvoorbeeld aan mensen die twintig jaar bij Invista in dienst zijn geweest en ineens op straat staan. In de procestechnologie is in deze regio niet veel werk te vinden. Wellicht is voor die mensen bij DSM wel werk te vinden, maar dat is voor velen een brug te ver. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Ik hoor de wethouder diverse maatregelen noemen die mij buitengewoon verstandig in de oren klinken. Het stelt mij gerust dat daaraan hard wordt gewerkt. Gemeentelijk beleid komt over het algemeen via een notitie of via een brief aan de raad tot stand. In de motie wordt de wethouder gevraagd het gemeentelijk beleid, dat hij blijkbaar in zijn hoofd heeft, op papier te zetten om de raad laten zien wat op dit gebied gebeurt. Als wij daarover vervolgens met elkaar spreken, zullen wij misschien tot andere maatregelen kunnen komen die ook effectief kunnen zijn. Wethouder SPIGT: De maatregelen waarover ik heb gesproken zijn door het UWV Werkbedrijf getroffen. Die maatregelen zijn geen gemeentelijk beleid. Dat komt doordat mensen die hun baan verliezen in eerste instantie in de WW terechtkomen. De WW kent een ander kader voor het invullen van afspraken in het kader van re-integratie. Wij hebben aangegeven dat het instrumentarium van de Sociale Dienst ook beschikbaar moet zijn om mensen naar een baan te leiden. Als dat via het instrumentarium van de Sociale Dienst kan, is dat geen enkel probleem, maar in eerste instantie is het maken van afspraken met mensen die een beroep doen op de WW de verantwoordelijkheid van het UWV Werkbedrijf. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. Ik wil mijn vraag herhalen. De wethouder heeft vele activiteiten genoemd. Zijn daarmee concrete resultaten geboekt? Wat hebben die activiteiten opgeleverd? Kan de wethouder die resultaten op enig moment presenteren? Hoeveel mensen zijn daadwerkelijk aan de slag gegaan? Wethouder SPIGT: Dat zal ik nagaan. Dat weet ik op dit moment niet. Het werkgeversservicepunt bemoeit zich hier ook mee. Ik zal nagaan welke concrete resultaten die acties hebben opgeleverd, maar ik ben daarover niet erg positief. Het is zeker niet zo dat deze acties één op één resultaat hebben opgeleverd. Ik hoop dat het mogelijk zal zijn vooral de mensen met een lange werkervaring snel te helpen. De PvdA heeft aandacht gevraagd voor de positie van de zzp’ers. De Zelfstandigenregeling is het vorig jaar opgerekt en kent nu ook een kredietfaciliteit, die kan worden aangeboden aan ondernemers die al een onderneming hebben. Die kredietfaciliteit willen wij graag inzetten bij de ondersteuning van zzp’ers. Als zzp’ers in de problemen komen, kunnen zij een beroep op de Sociale Dienst doen. Zij kunnen echter geen beroep doen op een uitkering, zzp’ers hebben geen WW-rechten. Inschrijving bij de Kamer van Koophandel, wat voor een zzp’er een verplichting is, is een contra-indicatie voor het verkrijgen van een uitkering. Dat betekent dat wij met die mensen als ondernemer het gesprek aangaan en proberen de onderneming overeind te houden, zodat de onderneming weer zelfstandig doorkan als de markt weer aantrekt. Waar dat perspectief er niet is, zullen mensen het advies krijgen hun onderneming te beëindigen. Dat heeft te maken met de ontwikkeling die zich in de markt voordoet. De heer TAZELAAR: Heb ik goed begrepen dat zzp’ers geen financiële ondersteuning kunnen krijgen? Wethouder SPIGT: Ik heb gezegd dat wij een kredietfaciliteit kunnen aanbieden. Dat betekent een overbruggingsuitkering in de vorm van een lening, waardoor het bedrijf de crisis zal kunnen overbruggen. Onder anderen de heer Van Verk heeft iets over de inkomensondersteuning gezegd. Wij hebben met betrekking tot het minimabeleid een eerste evaluatie afgerond. Die evaluatie is vandaag aan de griffier van de commissie WZI verzonden en zal ook bij de andere griffiers
80
terechtkomen. De evaluatie wordt de raad zonder een bijgevoegd voorstel over een mogelijk nieuw minimabeleid toegestuurd, omdat bij de eerste bespreking daarvan in de commissie WZI en met de cliëntenraad, waarbij de uitgangspunten voor het nieuwe minimabeleid zijn voorgelegd, veel vragen zijn gesteld die om nadere bestudering vragen. De evaluatie laat zien dat het gebruik van de minimaregelingen boven verwachting goed is. Het daarvoor beschikbare budget is overschreden en wij moeten nu al van de daarvoor opgebouwde reserve gebruik maken. Wij willen het minimabeleid onder de huidige voorwaarden in 2010 doorzetten. Bij de bespreking van de herziene begroting 2010, die in december in de Drechtraad aan de orde zal zijn, zullen wij discussiëren over de vraag hoe wij met de middelen minimabeleid voor 2010 willen omgaan. In de loop van 2010 zullen wij een nieuw minimabeleid met elkaar kunnen afspreken. Dat lijkt ons verstandiger dan nu met stoom en kokend water proberen een nieuw minimabeleid te creëren, in een situatie waarin wij als gevolg van de crisis zien dat in toenemende mate een beroep op de beschikbare regelingen wordt gedaan. De heer VAN VERK: Betekent hetgeen u zojuist hebt gezegd dat het minimabeleid in 2010 onverkort zal worden gehandhaafd, inclusief langdurigheidstoeslag? Wethouder SPIGT: Dat is ons voorstel, maar wij hebben aangegeven dat de huidige budgetten daarvoor niet toereikend zijn. Bij de behandeling van de begroting 2010 zullen wij daarop terugkomen. De uitkomsten van de evaluatie en de kosten van het minimabeleid zullen dan moeten worden afgewogen. Ik denk dat dat de goede stappen zijn. De heer VAN VERK: Dat betekent dat niet zeker is of het minimabeleid onverkort gehandhaafd zal blijven. Gezien het ontstane tekort kan het beleid bij de behandeling van de begroting nog wijziging ondergaan. Ik wil hierover graag duidelijkheid hebben. Wethouder SPIGT: Het ontstane tekort kan uit de reserve worden gedekt. Daarover is geen discussie. Voor 2010 hebben wij nog een tekort, wat betekent dat wij nieuwe afspraken zullen moeten maken. Dat past binnen de regelingen die wij in het kader van de bekostiging van de Sociale Dienst hebben afgesproken. Als blijkt dat voor het minimabeleid meer middelen nodig zullen zijn, zal de Drechtraad daarover een besluit moeten nemen en dat besluit zal aan de gemeenten worden voorgelegd. De heer VAN VERK: Betekent dit dat wij daarover nog kunnen beslissen? Wethouder SPIGT: Ja. De heer VAN VERK: Dank u. Wethouder SPIGT: In de richting van de fractie van GroenLinks, die een motie over het volgen van HBO heeft ingediend, merk ik op dat hetgeen in de motie staat al mogelijk is, met dien verstande dat daaraan enkele voorwaarden zijn verbonden. Het volgen van HBO wordt door ons mede bekostigd op voorwaarde dat sprake is van een duaal traject. Als mensen bijscholing nodig hebben om hun baan te kunnen behouden, kunnen wij hen een scholingsbudget aanbieden dat ook op HBO-niveau kan worden ingezet. Als een werkgever zich bereid verklaart iemand in dienst te nemen op voorwaarde dat hij of zij een verkorte post-HBO-opleiding of een opscholingscursus op HBO-niveau volgt, financieren wij dat ook, maar wij betalen geen complete HBO-opleidingen. In wezen is dat de strekking van de door mevrouw Ruisch ingediende motie. De door de gemeente Rotterdam gemaakte afspraken zijn mij bekend. De gemeente Rotterdam heeft met het HBO afspraken gemaakt over het financieren van een opleiding. Dat gaan wij niet doen. Wij stellen ons op het standpunt dat wij alles in relatie tot het werk moeten zien. Wij vinden het belangrijker dat wij mensen via een scholingstraject in samenspraak met een werkgever naar een baan en een vaste arbeidsovereenkomst kunnen leiden.
81
Mevrouw RUISCH: Ik begrijp dat het streven erop gericht moet zijn mensen naar werk toe te leiden, maar als er geen werk is, is het natuurlijk doodzonde als mensen thuis zitten en niets doen. Wij willen mensen die thuis zitten een kans geven. Mevrouw VAN BENTHEM: Zouden wij wellicht aan leerwerkconstructies kunnen denken, zoals BBL en BOL, maar dan in voor HBO in plaats van voor MBO? Ik ben het met de wethouder eens dat wij geen HBO-opleidingen moeten financieren als wij niet zeker weten, dat dit als resultaat zal hebben dat mensen aan het werk gaan. Mevrouw RUISCH: Ik zou mij kunnen voorstellen dat de mogelijkheid wordt geboden een HBO-opleiding te volgen die kans op werk biedt, maar niet à la minute. Ik denk dat dat het verhaal is. De heer VAN VERK: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag van de wethouder vernemen waarom hij hiervan geen voorstander is. Dat heb ik hem nog niet horen zeggen. Wethouder SPIGT: Mevrouw Van Benthem heeft die vraag beantwoord. Als een opleiding niet het perspectief biedt dat voltooiing ervan tot werk zal leiden, weten wij niet waarin wij investeren. Wij vragen altijd of iemand met behulp van aanvullende scholing in staat zal zijn uit te stromen naar werk, dan wel afspraken te maken over een arbeidsovereenkomst. Als het antwoord op die vraag ‘ja’ luidt, is het zinnig die investering te doen. Zo niet, dan is het de vraag of scholing zal bijdragen… Mevrouw RUISCH: Ik zal een voorbeeld geven. Op dit moment is duidelijk dat er binnen het onderwijs over een aantal jaren tekorten zullen zijn. Ik zou zeggen: dat is perspectiefvol. Wethouder SPIGT: Als het onderwijs naar de Sociale Dienst komt, aangeeft behoefte te hebben aan tien of twintig leraren en de bereidheid uitspreekt een garantie voor werk af te geven voor mensen die zich omscholen, gaan wij onmiddellijk mensen selecteren en kunnen de geselecteerden gelijk met hun opleiding beginnen. Ik heb het onderwijs de verwachting horen uitspraken dat in de toekomst sprake zal zijn van tekorten, maar het onderwijs is niet in staat daarover met ons afspraken te maken. Ik wil nog even terugkomen op het dispuutje dat de heren Hoogerduijn en Wagemakers zojuist hadden. Beiden hebben een beetje gelijk, maar ik moet ook vaststellen dat zij langs elkaar heen praten. De heer HOOGERDUIJN: Met het eerste ben ik blij. Wethouder SPIGT: De heer Wagemakers heeft er terecht op gewezen dat het opleidingsniveau in onze gemeente niet van het opleidingsniveau in andere steden of regio’s afwijkt. Er zijn natuurlijk wel veel hoog opgeleiden die in Dordrecht wonen en elders werken. De werkgelegenheid in Dordrecht ligt meer op MBO-niveau. Dat is naar ik veronderstel wat de heer Hoogerduijn bedoelde, toen hij stelde dat de arbeidsmarkt in onze regio meer een MBO-arbeidsmarkt is. Wij zien dat terug in de relatie tussen het MBO en het bedrijfsleven in deze regio. De actieradius van de HBO-opgeleiden is iets groter. Ik ben het volledig eens met degenen die hebben aangegeven dat inburgering prioriteit dient te hebben. Het is een feit dat de taalcomponent van inburgering erg belangrijk is voor het op een goede manier kunnen invullen van de arbeidsmarktpositie. Voor mensen die in ons land blijven wonen is het beheersen van de Nederlandse taal essentieel. Met de Wet Inburgering is een valse start gemaakt, maar waar het is misgegaan wil ik nu niet herhalen. Inmiddels zijn wij op stoom. Voor wat betreft de met het rijk voor dit jaar gemaakte afspraken liggen wij geheel op schema en voldoen wij aan onze taakstelling. Die taakstelling houdt in dat dit jaar 527 trajecten van start gaan en dat aantal gaan wij halen. Omdat de start van de inburgering niet vlekkeloos is verlopen, zullen wij de taakstelling voor de periode 2007-2009 niet halen.
82
De heer SLEEKING: Een traject starten betekent niet dat een traject succesvol wordt afgerond. Vandaar mijn vraag welke resultaten zijn behaald. Op welk niveau zijn mensen uiteindelijk gekwalificeerd en wat is hun perspectief voor de arbeidsmarkt of verdere scholing? Wethouder SPIGT: U hebt absoluut gelijk. Wij hebben gemerkt dat een deel van de mensen die gaan inburgeren eerst een alfabetiseringstraject moet doorlopen voordat zij met een inburgeringstraject kunnen starten. In deze regio komen wij die situatie wellicht meer tegen dan in andere regio’s. Wij proberen zoveel mogelijk duale trajecten te starten door mensen niet alleen een taalcursus te geven, maar de cursus met een re-integratietraject te combineren. Daarnaast hebben wij een aantal trajecten in de wijken, die aan het opvoedingsdeel zijn gekoppeld. Het starten van de trajecten hebben wij redelijk goed op orde, maar wij hebben nog geen goed beeld van het slagingspercentage. Het is nog niet bekend hoeveel mensen de cursus in één keer succesvol afronden of dat dat vaak veel langer duurt. Sommige trajecten zijn vrij langdurig. De heer SLEEKING: De koppeling met een re-integratietraject is natuurlijk prima, als dat tot toeleiding naar de arbeidsmarkt leidt. Wij hebben de suggestie gedaan inburgeringstrajecten aan vrijwilligersactiviteiten te koppelen. Die activiteiten zijn in alle wijken te vinden en op die wijze zal ook sprake kunnen zijn van sociale activering. Ik denk dat mensen die moeten inburgeren zaken op die manier sneller zullen oppakken dan wanneer zij alleen in de schoolbankjes zitten. Wethouder SPIGT: Dat klopt, maar mensen moeten wel gemotiveerd zijn vrijwilligerswerk te doen en de vrijwilligersorganisaties moeten ook bereid zijn mensen op te nemen. Wij proberen daarin te bemiddelen. Bij De Olifanten in Krispijn – wellicht ben u daar wel eens geweest – wordt bijvoorbeeld geprobeerd taalonderwijs en maatschappelijke activiteiten in de wijk te organiseren. Wij moeten dat bevorderen, zeker waar het vrijwillige inburgeraars betreft. Op de verplichte inburgeraars kunnen wij enige druk uitoefenen, die mensen moeten volgens de wet aan de slag, maar de vrijwillige inburgeraars moeten wij verleiden aan de slag te gaan en taalles te volgen. Voor wat die mensen betreft hebben wij geen sanctiemiddelen, wij zullen moeten proberen het voor deze mensen aantrekkelijk te maken onderwijs te volgen. Degenen die in het onderwijs werkzaam zijn weten dat mensen die gemotiveerd zijn het best leren. Als mensen niet willen leren, wordt het een lastig verhaal. Rondom de inburgering is alle hens aan dek om ervoor te zorgen dat wij onze doelstellingen halen. De heer VAN VERK: Hoe wilt u de vrijwillige inburgeraars aanpakken? Is daarvoor een plan van aanpak in de maak? Wethouder SPIGT: Wij hebben een inburgeringsagenda, waarin ook de vrijwillige inburgeraars zijn meegenomen. Ik meen dat de inburgeringsagenda in het voorjaar is vastgesteld. Daarin is aangegeven langs welke lijnen wij de inburgering willen organiseren. Wij willen proberen mensen via een maatwerkaanpak te bereiken. Als voorbeeld noem ik het project ‘Achter de voordeur’. Als wij mensen spreken, kan de inburgeringsbehoefte naar boven komen. Via allerlei organisaties en instellingen wordt geprobeerd mensen die willen inburgeren te werven en wij proberen dat financieel zo aantrekkelijk mogelijk te maken, door ervoor te zorgen dat mensen een groot deel van hun eigen bijdrage aan de kosten van de cursus kunnen terugkrijgen. Misschien moeten wij daaraan meer doen, misschien moeten wij daarop meer bonussen zetten. Daarover moeten wij maar eens doorpraten als wij het over de inburgeringsagenda en de evaluatie hebben. Het lijkt mij goed dat Drechtstedenbreed te doen. Het door minister Van der Laan geformuleerde rijksbeleid, dat als uitgangspunt het vinden en binden van Antillianen aan de Nederlandse samenleving heeft, vindt zijn oorsprong in het Dordtse beleid. Hoe zorgen wij ervoor dat wij een moeilijk te benaderen groep als de Antilliaanse gemeenschap aan onze lokale samenleving binden? Wij zijn daarin goed
83
geslaagd, maar dat wil niet zeggen dat wij tevreden zijn over de behaalde resultaten. Het is nog steeds zo dat Antilliaanse Dordtenaren de verkeerde lijstjes aanvoeren. Dat betekent dat specifiek beleid nodig is om de achterstand van deze groep weg te werken en het niveau tot het gemiddelde niveau van de Dordtenaar op te trekken. Dat is nog steeds niet het geval. Op het gebied van de werkloosheid is wel een enorme slag gemaakt. Het werkloosheidspercentage onder jongere Antillianen is van 15,4% naar 2,2% gegaan. In deze periode zien wij echter dat mensen met tijdelijke arbeidscontracten als gevolg van de crisis weer zonder werk geraken. Het aan het werk krijgen en houden van deze jongeren vraagt erg veel energie. Mevrouw VAN BENTHEM: Natuurlijk is niets mis met het wegwerken van achterstanden het tegendeel is het geval -, maar na tien jaar en zoveel geld moeten wij ons wel afvragen of het beleid effectief is. Wethouder SPIGT: Als wij tien jaar lang dezelfde Antillianen zouden hebben begeleid, zou u gelijk hebben. In die tien jaar hebben wij echter twee of drie generaties begeleid en een deel daarvan is via Direction, de Foyer, Entree, D10, het tienermoederproject, Centro di Mamma en de door ons gegeven begeleiding op het goede spoor terecht gekomen. Over die projecten hebben wij het in juni gehad, toen wij de projecten in de periode 2007-2008 evalueerden. Wij hebben geconstateerd dat die projecten goed hebben gelopen en wij daarmee moeten doorgaan. Dit is een langademige aanpak. Mevrouw VAN BENTHEM: Ik kan mij niet voorstellen dat Antilliaanse jongeren de enige jongeren zijn die in dit soort omstandigheden verkeren. Volgens mij zijn er ook veel autochtone jongeren of jongeren met een andere etnische achtergrond, die in soortgelijke omstandigheden verkeren. Waarom is er een beleid dat specifiek op Antillianen is gericht? Wij zijn voorstanders van een generiek beleid in plaats van een beleid dat alleen voor Antillianen bestemd is. De heer VAN VERK: Pleit u nu voor een generiek beleid voor doelgroepen? Mevrouw VAN BENTHEM: Nee, ik pleit voor het afschaffen van het onderscheid op basis van etniciteit en voor het generiek wegwerken van achterstanden bij alle mensen waarbij achterstanden aan de orde zijn. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat pleidooi onderschrijven wij volledig. Ik wil graag van de wethouder vernemen hoe hij tegen de landelijke herijking van het Antillianenbeleid aankijkt. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat de problematiek van de Antilliaanse jongeren verder moet worden teruggedrongen en wij de daarvoor benodigde specifieke kennis en deskundigheid zoveel mogelijk bij reguliere instellingen onderbrengen. Dat is wat mijn fractie in de commissie heeft betoogd en dat is ook het uitgangspunt van het rijk voor het beleid 2010-2013. Vanaf 2014 gaat het rijk de gelden voor dit beleid afbouwen en wij zullen ervoor moeten zorgen, dat dit beleid tijdig volledig is ingebed. Als wij dat niet doen, hollen wij weer achter de feiten aan. Dit is een brief van uw eigen minister, minister Van der Laan. Wethouder SPIGT: Wij zijn het met elkaar eens. Tussen ons bestaat hierover geen verschil van mening. Ik zal een voorbeeld geven. Route 23 is een ‘special product’, gericht op begeleiding van jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en kwetsbare groepen, die ook begeleiding nodig hebben bij de organisatie van hun hele leven. Route 23 is niet alleen voor Antillianen bestemd. De begeleiding van Antillianen vergt echter een speciale aanpak en speciale kennis en is om die reden anders dan de aanpak van autochtone jongeren. Ook daar zijn de problemen best groot en kunnen wij met een maatwerkaanpak, zoals Route 23, goed werk doen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Toen wij hierover in de commissie discussieerden hebt u aangegeven extra maatregelen nodig te hebben op het gebied van VVE, consultatiebureaus, Jeugdzorg, woningbouwverenigingen, onderwijs, ziekenhuis en jonge moeders. Ik weet onderhand niet meer wat u wilt!
84
Wethouder SPIGT: Dat klopt. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wilt u alles of wilt u het beleid minderen en inbedden? Wethouder SPIGT: Als u die instellingen vraagt of zij zijn ingesteld op de vraagstelling van de Antilliaanse gemeenschap, zullen zij antwoorden dat zij daarop slechts zeer beperkt zijn ingesteld. Het rijk doet ook een beroep op de instellingen. De instellingen zullen een breder aanbod moeten formuleren om tegemoet te kunnen komen aan specifieke vragen van specifieke groepen in deze stad. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij gaan dus stimuleren dat het beleid wordt ingebed en uiteindelijk gaan wij het specifieke beleid afbouwen. Wethouder SPIGT: Natuurlijk, maar wij kunnen dat niet afdwingen. Wij zullen dit samen met de instellingen moeten organiseren. Ik nodig u van harte uit de bijeenkomst van de volgende week bij te wonen, waarvoor de uitnodiging volgens mij al is uitgegaan. Op die bijeenkomst kunt u kennisnemen van de initiatieven die wij willen nemen op basis van het voorliggende Antillianenbeleid en de invulling die wij daaraan in de komende vier jaar willen geven. Ik denk dat het heel verstandig is, dat wij daarover doorpraten met de mensen die vanuit de instellingen een aantal werkzaamheden voor deze groepen verrichten. Ik ben ervan overtuigd dat dit debat nog zal worden vervolgd. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik wil nog een opmerking maken over het specifieke karakter van deze groep. De wethouder heeft zojuist gezegd dat in tien jaar twee à drie generaties zijn begeleid. Als dat zo is, gaat het wel erg snel. Volgens mij geeft dit aan dat dit een gigantisch mobiele groep is, die uit een soort ‘eilandhoppers’ bestaat. Als je ziet waar deze mensen oorspronkelijk vandaan komen, is dat ook niet zo gek. Volgens mij maakt dat deze problematiek min of meer ongrijpbaar en is een lokale benadering van deze problematiek daardoor kansloos. Ik denk dat een veel betere afstemming van het beleid tussen Antillianengemeenten noodzakelijk is. Op deze manier loopt hetgeen wij investeren als los zand door de vingers. Mevrouw VAN BENTHEM: Oftewel: het is dweilen met de kraan open. Wethouder SPIGT: Dat ben ik niet met u eens. Wij boeken zeker resultaten. Wij merken dat er binnen de Antilliaanse gemeenschap grote verschillen zijn. Begin oktober was er een bijeenkomst van de Antilliaanse gemeenschap beraden en ik heb toen gemerkt dat er een groot verschil is tussen de Antilliaanse inwoners van Amsterdam en de Antilliaanse inwoners van Dordrecht. Dat verschil heeft te maken met de wijk waar mensen vandaan komen en het doel waarmee zij naar Nederland zijn gekomen. Wij merken dat daar een grote afstand is. Ik ben het absoluut niet eens met de uitspraak dat sprake is van dweilen met de kraan open. Wij zien dat een aantal Antilliaanse jongeren dankzij de door ons geboden ondersteuning goed in onze samenleving is terecht gekomen. Iedere persoon die wij kunnen meenemen telt wel degelijk. De heer MERX: Precies. De woorden van de wethouder sluiten aan bij onze woordvoering in eerste termijn. Alsof iedere Antilliaan hetzelfde is, alsof iedere allochtone vrouw hetzelfde is… Zojuist is door mevrouw Van Benthem herhaald dat moet worden gezocht naar een oplossing voor een groep mensen, ongeacht afkomst, sekse of wat dan ook, die met een bepaald probleem kampt. De wethouder heeft aangegeven daarmee bezig te zijn en het bedoeling is een en ander op die manier te reguleren. Heb ik dat goed begrepen? Wethouder SPIGT: Ja, maar wij ontkomen niet aan een specifieke aanpak. Ik wil dat wel gezegd hebben. Niet alles is grijs… De heer MERX: Ook niet elke autochtoon is grijs.
85
Wethouder SPIGT: Ik rond af, mijnheer de voorzitter. Motie 45+ zou de raad naar mijn mening niet moeten aannemen, omdat hetgeen daarin is aangegeven het beleid van het UWV betreft. De motie over toekomstgericht bouwen op het Maasterras wil ik graag meenemen bij de verdere ontwikkeling en de afspraken inzake de Structuurvisie voor het Maasterras. De motie over het hoger onderwijs en uitkeringen kan ik niet volgen, omdat wij dit beleid op een geheel andere manier invullen dan in de motie wordt voorgesteld. Ik denk dat die motie overbodig is. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij de volgende week, bij de presentatie van het Antillianenbeleid en het programma voor de volgende jaren, nogmaals over dat beleid van gedachten wisselen. Ik stel voor de resultaten regelmatig naar de raad terug te koppelen. Als dat de strekking van de hierover door de heer Sleeking ingediende motie is, kan ik de motie volgen. De VOORZITTER: Leden van de raad. Ik kijk naar de klok. Het is elf uur en wij hebben afgesproken dat wij rond elf uur zullen stoppen. Ik kan mij voorstellen dat wethouder Van den Oever nog het woord voert, maar ik wil de nadrukkelijke afspraak maken dat zowel de wethouder als de raad zich qua wijdlopigheid beperkt. Morgen zien wij elkaar vanaf half vier immers weer. De wethouder popelt om met zijn beantwoording te beginnen, maar ik benadruk dat hij alleen onder die conditie het woord mag voeren. Over ongeveer twintig minuten moet het echt over zijn. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Leden van de raad. In de korte tijd die ons zo-even gegund was, heb ik snel een stukje Leerdammer kaas met gaten gegeten. Wist u dat de gaten in de kaas worden gevormd door zuursel dat aan de kaas wordt toegevoegd? Dat zuurstel zorgt ervoor dat de kaas zijn karaktervolle smaak krijgt en je de kaas lang kunt bewaren. Het zuursel zorgt voor kleine gasvorming en zo ontstaan de gaten in de kaas. Wellicht onbedoeld, maar ik stel vast dat deze kaas als een groot compliment aan het college moet worden gezien: het college voert een karaktervol beleid uit, dat lang houdbaar is. De heer SLEEKING: Ik begrijp dat u er echt kaas van hebt gegeten! Wethouder VAN DEN OEVER: Ik zal nu snel op de onderwerpen bereikbaarheid, economie en leefbaarheid ingaan en de moties beantwoorden. BVD en de VVD, maar ook andere fracties, hebben aandacht gevraagd voor de parkeerdruk in Sterrenburg en Stadspolders. Naar aanleiding van een in de vorige raadsperiode door de VVD ingediende motie, die unaniem door de raad is aanvaard, is een actie gestart die erop is gericht in samenspraak met de bewoners niet ten laste van groen of van speelplekken zoveel mogelijk extra parkeerplaatsen te realiseren. Die actie heeft meer dan 400 extra parkeerplaatsen opgeleverd. Het is dus niet zo dat wij ons niet hebben ingespannen om iets aan de parkeerdruk te doen. Deze exercitie is zeer recent afgerond, maar ik sta zeker open voor goede suggesties om zonder veel discussie of middelen snel nog meer extra parkeerplekken te realiseren De heer SLEEKING: Mij is bekend dat inwoners van Sterrenburg al drie maal hebben gevraagd om een kaart waarop zij specifieke locaties kunnen aanwijzen. Zij zijn er geïrriteerd over dat van de zijde van de gemeente zo weinig alert wordt gereageerd. Ik daag de wethouder uit zijn toezegging handen en voeten te geven. Wethouder VAN DEN OEVER: Wij hebben met veel bewoners heftige discussies gevoerd, omdat de meningen over waar extra parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd erg uiteenliepen. Als het mogelijk is zonder discussie en zonder al te hoge kosten extra parkeerplaatsen aan te leggen, zullen wij dat zeker doen. Over de handhaving door de politie en het OM is veel ophef ontstaan. Ik heb de raad eerder medegedeeld dat wij na overleg in de zogenaamde driehoek tot een mijns inziens goede set
86
van afspraken zijn gekomen. Die afspraken, die nog dit jaar zullen worden ondertekend, zullen worden vervat in een veiligheidsarrangement inclusief een plan van aanpak en zullen tot een aantal aanpassingen in wegen leiden. Daarmee gaan ook financiële middelen gepaard. Ik kan mij voorstellen dat de ondertekening van dat veiligheidsarrangement onderwerp van beraadslaging in de raad zal zijn. Hoewel daarover artikel 40-vragen zijn gesteld, heb ik gemerkt dat veel is gediscussieerd over het snelheidsregime op de provinciale weg. Heel kort: er is discussie over het snelheidsregime op het deel tussen de watertoren en De Hoven. Op dit wegvlak, dat buiten de bebouwde kom ligt, is tijdens de werkzaamheden met een verkeersbesluit een maximale snelheid van 50 kilometer per uur ingevoerd. Dat kan tijdens werkzaamheden, ook buiten de bebouwde kom. Op verzoek van de bewoners is dat verkeersbesluit na beëindiging van de werkzaamheden in stand gebleven en zijn bij de entree van De Hoven op de kruising aanpassingen aangebracht. Daar zijn vluchtheuvels aangebracht, er is extra geasfalteerd en er zijn ook extra attentieborden geplaatst. De politie en het OM hebben na veelvuldig aandringen op handhaving door één van de bewoners aangegeven ondanks eerdere toezeggingen niet te willen en te kunnen handhaven, omdat een maximumsnelheid van 50 kilometer niet in overeenstemming is met de weg. Daarmee wordt gedoeld op de inrichting van de weg volgens de principes van ‘Duurzaam veilig’ en op het feit, dat de weg buiten de bebouwde komgrens is gelegen. De gemeente Dordrecht heeft een procedure gestart met als doel de bebouwde komgrens te verleggen en de financiële middelen bij elkaar gezocht die nodig zijn om aanpassingen aan de weg te kunnen aanbrengen. Omdat de provincie eigenaar van de weg is, vergt die procedure tijd. Met de politie en het OM is inmiddels overeenstemming bereikt. Wij zullen tijdelijk overgaan tot het invoeren van een maximale snelheid van 60 kilometer per uur, omdat de politie heeft aangegeven dan wel te kunnen en te willen handhaven, mits daaraan voorafgaand snelheidsmetingen worden gedaan. Ik zeg dit om de complexiteit van een maatregel te duiden. Op verzoek van het OM zullen wij na invoering van het verkeersbesluit, dat inhoudt dat daar tijdelijk een maximale snelheid van 60 kilometer geldt – dat zal op 18 november zijn – metingen uitvoeren en vervolgens zal het OM bepalen wanneer en op welke tijden handhaving het meest effectief is. Gedurende de looptijd van de procedure die ten doel heeft de bebouwde komgrens te verleggen zullen wij conform het handhavingsarrangement met politie en het OM in overleg treden en bezien welke definitieve inrichting deze weg zal moeten krijgen, zodat ook na invoering van het 50 kilometerregime daadwerkelijk zal kunnen worden gehandhaafd. Bij de beantwoording van de door de fractie van ECO-Dordt/D66 gestelde vragen zal ik hierop terugkomen, maar ik had er naar aanleiding van vragen van de VVD-fractie – voor het eerst aan mij gesteld – behoefte aan hierop in te gaan. Het gratis openbaar vervoer is in veel woordvoeringen aan de orde gesteld. Ik kan melden dat wij de eerste tussenresultaten van de proef met het gratis openbaar vervoer voor ouderen hebben ontvangen. Die resultaten komen vers van de pers en ik kan mij voorstellen, dat wij daarover in het college en in de raad uitvoerig van gedachten zullen wisselen. Wij hebben vooraf geen duidelijke criteria vastgesteld op basis waarvan wij kunnen bepalen of de proef wel of niet een succes is en het lijkt mij daarom goed op korte termijn met elkaar over die resultaten van gedachten te wisselen. Ik zal proberen inzichtelijk te maken welke ruimte er nog is in het door de raad voor deze proef toegekende budget en wat dit zal betekenen voor de verlenging van de proef met een half jaar waarom is gevraagd. Naar mijn mening zal daarvoor een budget van tussen de € 200.000,- en € 300.000,- nodig zijn en ik kan mij niet voorstellen, dat het nieuwe college dat kleine bedrag niet zal kunnen vinden. De heer SLEEKING: Houdt u ook rekening met de kosten van de Drechthopper, die volgens mij… Wethouder VAN DEN OEVER: Ik heb de voorzitter beloofd niet op de zaken vooruit te lopen, maar ik zal dat toch doen. Ik kan melden dat het negatieve effect op de Drechthopper vooralsnog verwaarloosbaar is.
87
De heer VAN VERK: Heb ik goed begrepen dat u de beslissing over het budget voor het tweede halfjaar naar het nieuwe college wilt doorschuiven? Volgens mij stellen wij de begroting voor 2010 morgen vast. Wethouder VAN DEN OEVER: Bij de economische structuurversterking zal ik daarover iets zeggen. Ik wil nu opmerken dat wij een beleidsarme begroting hebben gepresenteerd. Wij voeren een proef uit en het is aan het nieuwe college nieuw beleid te maken. De proef loopt tot halverwege het volgend jaar en ik heb aangegeven, dat wij in deze periode een tussentijdse evaluatie zullen doen, die voor de raad aanleiding zal kunnen zijn het nieuwe college de suggestie mee te geven de proef tot het einde van het jaar door te trekken. Volgens mij zijn de kosten voor het tweede half jaar zodanig beperkt, dat het nieuwe college de daarvoor benodigde gelden moet kunnen vinden. Met de ingediende motie die erop is gericht het gratis openbaar vervoer uit te breiden – alle zaterdagen en koopavonden voor iedereen – ligt het anders. Ik vind dat een sympathieke motie, maar wil er wel op wijzen dat de kosten daarvan voor één jaar naar schatting € 850.000,- zullen bedragen. Die kosten vind ik buitenproportioneel en ik wil er bovendien op wijzen dat wij op de drukke momenten al samen met de provincie voor gratis openbaar vervoer zorgen. Wij hebben bijvoorbeeld in november en december zeven drukke dagen voor gratis openbaar vervoer – ook voor de waterbus – aangewezen. Om die reden wil ik deze motie ontraden. De aanpassingen van de bushaltes gaan onvervaard door. Wij passen ongeveer negentig bushaltes per jaar aan. Voor het jaar 2010 zijn inmiddels subsidies aangevraagd en ook dan zullen wij negentig bushaltes aanpassen. Het is de verwachting dat eind 2010 ongeveer 200 van de 300 bushaltes zullen zijn aangepast. Dat komt neer op 66% en houdt in dat wij ruim boven de landelijke norm van 50% in 2015 zitten. Zo-even heb ik aangegeven dat het college ervoor heeft gekozen in de afgelopen periode behoorlijk wat extra impulsen te geven aan het versterken van het economisch functioneren van de stad. Als voorbeeld noem ik het programma Impuls, de extra impulsen rond wijkeconomie, de Voorstraat-Noord en het programma Binnenstad. Ik zou nog meer voorbeelden kunnen noemen. Samen met de raad zou ik er direct voor kiezen deze investeringen in de volgende raadsperiode voort te zetten, dit zeker nu de brede doeluitkering van het rijk in het kader van het grote stedenbeleid stadseconomie wordt stopgezet. Het is echter een goed gebruik niet over je graf heen te regeren en wij willen de keuze dan ook aan het nieuwe college laten. De heer VAN DONGEN: Is het niet heel hard nodig dat wij die investeringen in de volle breedte blijven doen? Dat is een hartstikke belangrijk onderwerp voor deze stad en dit genereert werk. Als u zegt dat u dat graag wilt doen, daag ik u uit die instelling… Wethouder VAN DEN OEVER: Als de kiezer het mij toestaat aan de onderhandelingstafel plaats te nemen, zal ik mij daarvoor hard maken. Ik gun u hetzelfde. Dat brengt mij bij het ondernemersloket en de door het college genomen maatregelen. De raad heeft daarvan de vorige week niet alleen kennisgenomen, maar daarmee ook unaniem ingestemd. Uit de stukken blijkt overigens dat ondernemers sowieso lager scoren dan burgers. Waar ondernemers overal in het land een zes scoren en aangeven dat dat voldoende is, scoren wij bij burgers een zeven. De acht waarover de VVD heeft gesproken is zeer ambitieus en volgens mij niet realistisch. Er is echter wel alle reden om extra maatregelen te nemen en die hebben wij ook genomen. Op de bedrijfsterreinen gaat het relatief goed en nieuwe bedrijven blijven geïnteresseerd. In de richting van de heer Sleeking wil ik opmerken dat ik mij absoluut geen zorgen maak over de leegstand op De Kil III. Het gaat daar om kleine units en niet over de grote gebouwen waarin eindgebruikers zijn gevestigd.
88
Samen met de ondernemers zetten wij onze schouders eronder om de bedrijfsterreinen schoon, heel en veilig te houden. Ik nodig de leden van de raad graag uit samen met ons en met de ondernemers aanstaande zaterdag een schoonmaakactie te houden op Louter Bloemen. Naar aanleiding van schouwrondes die wij hebben gemaakt, zorgen wij er gezamenlijk ook voor dat Louter Bloemen schoon, heel en veilig blijft. Waar de SBBD, de Stichting Beveiliging Bedrijfsterreinen Dordrecht, in de knel komt, omdat er wellicht onvoldoende deelnemers zijn om de collectieve beveiliging up to date te houden, heb ik aangegeven mij graag in te zetten om de status van BIZ in het kader van de Experimentenwet te verkrijgen. De door de heer Sleeking voorgestelde invoering van leegstandsheffing vind ik ingewikkeld. Welke panden staan echt heel erg leeg? Hoe voorkomen wij dat een ondernemer die zijn pensioen daarin heeft… De heer SLEEKING: Er zijn niet alleen panden die heel erg leeg staan, er zijn ook panden die heel erg lang leeg staan. Wethouder VAN DEN OEVER: Het Waterschapsgebouw, dat inmiddels verhuurd is, zou een voorbeeld kunnen zijn. In het pand aan de Hellingen, dat wij onderzocht hebben, zijn tal van ontwikkelingen. Ik wil erop wijzen dat de Eerste Kamer de Anti-Kraak Wet gaat behandelen, waaraan maatregelen gekoppeld zijn om de leegstand tegen te gaan en een actief beleid te positioneren. Ik stel voor dat beleid over te nemen en maximaal in Dordrecht in te zetten. Overigens: in de eerste acht maanden van het jaar is de leegstand in de binnenstad van Dordrecht aanzienlijk gedaald. Wij hebben de monitor met de leegstandcijfers in de adviesraad behandeld. Dit is een opmerkelijke ontwikkeling, tegen de stroom van de economische recessie in. Het is de raad bekend dat wij voor de binnenstad een lengtebeperking hebben ingesteld, die in januari, na de feestdagen, zal ingaan. Daarover zijn met de ondernemers in de binnenstad veel gesprekken gevoerd. De belangrijkste reden van het instellen van de lengtebeperking is ons streven trillingshinder zoveel mogelijk tegen te gaan. Uit de door ons met de ondernemers gevoerde gesprekken is ons gebleken, dat zij het in de motie genoemde knelpunt met betrekking tot de bevoorrading niet ervaren. Wij hebben hen in de gesprekken over de lengtebeperking gevraagd of het verstandig zou zijn tot een distributiecentrum of iets dergelijks te komen en zij hebben aangegeven daaraan vooralsnog geen enkele behoefte te hebben. In de stukken kan men terugvinden dat wij met de ondernemers de afspraak hebben gemaakt, dat wij dit gezamenlijk zullen oppakken zodra de Stichting Centrummanagement signalen krijgt die erop duiden dat daaraan wel behoefte ontstaat. Een stadsdistributiecentrum kan alleen functioneren als het door onze plaatselijke ondernemers wordt gesteund. Mevrouw RUISCH: Het voorstel dat wij hebben gedaan is niet uitgegaan van de ondernemers, maar van de bewoners van de binnenstad die trillingshinder en andere vormen van overlast ondervinden. Op die basis zijn wij met Dordtste ondernemers gaan praten over de vraag of een stadsdistributiecentrum in Dordrecht wellicht ook een mogelijkheid is. Wethouder VAN DEN OEVER: Het probleem van de trillingshinder lossen wij op met de lengtebeperking. Mevrouw RUISCH: Dat is niet waar, daarover wordt in de stad heel anders gedacht. U moet maar eens met de bewoners van de Houttuin en de Wijnstraat gaan praten. De lengtebeperking is geen oplossing voor het probleem van de trillingshinder. Wethouder VAN DEN OEVER: De lengtebeperking moet nog ingevoerd worden. Met ingang van januari geldt een lengtebeperking van 7,5 meter. Nogmaals: een dergelijk voorstel kan alleen functioneren als ondernemers van mening zijn, dat zij daarbij baat hebben.
89
De Kansenflat. Samen met Trivire, dat is de samensmelting van Progress en Interstede, gaan wij proberen het schoolgebouw in de Eulerlaan met nieuwe, jonge, startende en creatieve ondernemers te vullen. Daarvoor is 4000 m2 beschikbaar. Tevens overleggen wij op dit moment met de corporaties over de mogelijkheden om de Voorstraat-Noord verder invulling te geven en een nieuwe start te maken met Voorstraat 123.Ook in Wielwijk zijn wij in gesprek met de corporaties. Ik ben van mening dat wij ervoor moeten waken een overkill te genereren. Als wij veel locaties aanbieden, krijgen wij een versnippering, wat wij niet willen. Ik wil de initiatieven die er nu liggen graag tot wasdom laten komen, zodat wij op de Eulerlaan en op de Voorstraat-Noord vulling krijgen, en stel voor pas daarna met een volgend gebouw door te gaan. Met de PvdA ben ik het eens dat de Kansenflat een succes is, dat navolging verdient. In de laatste adviesraad hebben wij in het kader van de evaluatie van de detailhandelstructuur met de ondernemers uitvoerig over het detailhandelbeleid gesproken. De heer Van Dongen heeft om een visie op het detailhandelbeleid gevraagd en ook andere fracties hebben in het kader van de leefbaarheid over de winkelcentra gesproken. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij de uitkomsten van de evaluatie en de wijze waarop de ondernemers daar zelf in zitten met de raad delen. Volgens mij hebben wij een gedeelde visie op de wijze waarop wij met de wijkwinkelcentra moeten omgaan en geldt dat ook voor de wijze waarop wij daarmee in het verleden zijn omgegaan. De heer TAZELAAR: Ik wil nog even op de Kansenflat terugkomen. Dat is een mooi project, er zit een kapper die heel veel klanten heeft, maar vijftig meter verder zit een kapperszaak, die daarvan last heeft. Concurrentievervalsing is natuurlijk niet leuk en ik vraag mij af of in dat licht wordt gekeken naar de bedrijfjes die daar wel en niet worden toegelaten. Wethouder VAN DEN OEVER: Het gaat om jonge starters en ik kan mij niet voorstellen dat een buurman daardoor zijn geld niet meer kan verdienen. Nogmaals: daarvoor gelden criteria. Het gaat om jonge starters die de kans krijgen op eigen benen te gaan staan. Volgens mij moeten wij de evaluatie van de wijkwinkelcentra delen. Er blijkt een gezamenlijk met de Federatie Wijkwinkelcentra gedragen visie te zijn. Ik blijf mijn teleurstelling uitspreken over het feit, dat het ons niet lukt het overleg met beleggers over de noodzakelijke herstructurering van de winkelcentra in Sterrenburg, Dubbeldam en Crabbehof sneller van de grond te krijgen. Dat vangen wij echter niet in het detailhandelbeleid. De heer VAN DONGEN: Dat ben ik met u eens. Ik begrijp dat u ons toezegt de evaluatie met ons te delen en voorstellen te zullen doen, die tot het herstel van de wijkwinkelcentra zullen moeten leiden. Ik zie met lede ogen dat de wijkwinkelcentra het op dit moment zwaar hebben. U geeft dat zelf aan. Wethouder VAN DEN OEVER: Ja, maar wel met de nuancering die ik zojuist heb aangebracht. Over de leefbaarheid wil ik kort zijn. Naar mijn mening begint leefbaarheid met de betrokkenheid van bewoners bij hun directe leefomgeving. Ik ben er blij om dat door diverse raadsfracties veel positieve elementen naar voren zijn gebracht: samen de buurt mooier maken, samen met bewoners nadenken over de inrichting van groenplekken en nieuwe speelplaatsen. In dat opzicht hebben wij goede stappen gezet. Ik ben het eens met degenen die gezegd hebben, dat de directe communicatie met bewoners over noodzakelijk onderhoud, zoals het verwijderen van dode bomen, moet worden verbeterd. Dat brengt mij bij motie 1 over ‘Gewoon Doen’. Als ik die motie mag uitleggen zoals zojuist door mij is aangegeven, kan ik daarmee van harte instemmen. Motie 8 over de Kansenflat. Ik heb uitgelegd dat behoorlijk veel ruimte op de markt komt, die ik graag eerst ingevuld wil zien. Ik stel de indieners voor de motie aan te houden en zeg toe ervoor te zorgen, dat op tijd nieuwe ruimte beschikbaar zal zijn.
90
Ik heb al aangegeven hoe ik met motie 10 over het gratis openbaar vervoer wil omgaan. Laten wij met elkaar naar de evaluatie kijken en bezien of het gat overbrugbaar is. Naar mijn mening is dat het geval. De motie over het aanvullend gratis openbaar vervoer heb ik ten zeerste ontraden. De motie over het bevoorradingsprofiel vind ik sympathiek. Misschien is het een suggestie de motie aan te houden. Wij hebben de ondernemers de toezegging gedaan initiatieven voor een bevoorradingsprofiel te zullen ondersteunen als die aan de orde komen. De motie over de bomenkap wil ik graag als volgt lezen: de direct betrokkenen, de omwonenden, worden volledig geïnformeerd. De raad hoort daar ook bij, maar die kan wellicht later in het traject geïnformeerd worden. Soms is het vanwege de veiligheid onvermijdelijk dat snel wordt gehandeld, maar ik ben het ermee eens dat de communicatie over de kap van bomen moet worden verbeterd. De heer SLEEKING: De raad heeft het vorig jaar ook een motie over het handhaven van groen bij nieuwe projecten aanvaard. Ik ga ervan uit dat die motie nog steeds bij de wethouder op het netvlies staat. Wethouder VAN DEN OEVER: In alle nieuwe projecten die wij gestart zijn is consequent een bomenparagraaf opgenomen. In de sector stadsbeheer is communicatie met de directe omgeving, met name vanuit de beleving, speerpunt nummer 1. De motie is voor de medewerkers een extra ondersteuning. Daaruit blijkt dat de raad er veel belang aan hecht, dat wij op een goede manier met de bewoners communiceren. Motie 21 vind ik zeer sympathiek. Deze motie kan op mijn volledige steun rekenen, maar ik vind wel dat wij dit aan het nieuwe college moeten overlaten. Afsluitend een stukje wiskunde over gatenkaas: meer kaas is meer gaten en meer gaten is minder kaas. Met andere woorden: meer kaas is minder kaas. De VOORZITTER: Met deze wijsheid kunnen wij de nacht in. De heer VAN DONGEN: Een procedurele opmerking, mijnheer de voorzitter. Wij moeten vaststellen dat wij redelijk uitlopen. Ik kan niet in de agenda van mijn collega’s kijken, maar ik vraag mij af of het zinvol zou zijn morgen om half drie in plaats van om half vier te beginnen. De VOORZITTER: Ik zie veel mensen ‘nee’ schudden… De heer VAN DONGEN: Dat is in deze raad gebruikelijk. De heer HOOGERDUIJN: Als wij om half vier met het vervolg van de beantwoording door het college beginnen, zal de tweede termijn van de fracties dan nog voor de maaltijd kunnen worden afgerond? De VOORZITTER: Het is de verwachting dat de inbreng van de drie leden van het college voor de maaltijd zal zijn afgerond. Ik ga ervan uit dat een deel van de fracties na de schorsing voor hun tweede termijn aan het woord zal komen. Ik neem aan dat sommigen van u de tijd tot half vier zullen benutten om al vast op de beantwoording van de vragen van het college, maar ook en vooral op de algemene beschouwingen van de collega’s te reflecteren. De beschouwingen van drie collegeleden zijn natuurlijk uitermate belangrijk, maar zij vormen slechts een beperkt onderdeel van wat hier aan de orde is. Zo stel ik mij de gang van zaken voor. Ik schors de vergadering en wens u allen wel thuis. (23.28 uur) Schorsing.
91
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik heet u allen hartelijk welkom. Zoals wij gisteren hebben afgesproken, zult u vandaag ook een besluit nemen over het vaststellen van het Meerjarenontwikkelingsplan Dordrecht 2010-2014, dat als hamerstuk was geagendeerd. Omdat dit Meerjarenontwikkelingsplan in het kader van de begroting mede onderwerp van beschouwing is, zal ik het desbetreffende agendapunt – agendapunt 12 – vanavond formeel aan de orde stellen. Op verzoek van het ministerie van VROM en WWI is een wijziging aangebracht in paragraaf 3a van het MOP. De schuld ligt echt bij het ministerie! De grijs gearceerde tekst in het bij het raadsvoorstel gevoegde addendum is de nieuwe tekst. Wethouder Kamsteeg zal hierop in zijn woordvoering ingaan. Omdat het vanavond misschien laat zal worden, wil ik hiervoor nu uw aandacht vragen. U wordt verzocht het in uw bezit zijnde MOP vanavond inclusief de gewijzigde tekst vast te stellen. Wellicht vindt u tijdens de middag of de avond nog enige tijd om te kijken of daarin naar uw mening ongerechtigheden zitten. Het spijt mij dat dit zo is gegaan, maar de rijksoverheid heeft nu eenmaal haar eigen dynamiek. Ik stel voor de beantwoording van de zijde van het college te hervatten. Wethouder Kamsteeg heeft het woord. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Wat u zojuist hebt medegedeeld is niet onverwacht gekomen. In de raadsinformatiebrief over dit stuk is vermeld dat door het ministerie mogelijk om aanvullende informatie zal worden gevraagd en die informatie in de vorm van een addendum in de raadsvergadering zal worden uitgedeeld. Dat was een ‘cliffhanger’. De break tussen gisteren en vandaag was lang, ik zal proberen de draad weer op te pakken. Ik zal in mijn beantwoording op een tweetal onderwerpen ingaan: het eerste onderwerp waarop ik wil ingaan is het onderwerp wonen en het tweede is zorg en welzijn. De heer Sleeking heeft onder verwijzing naar de economische crisis naar de argumentatie voor het bouwen van dure woningen in de Zuidpolder gevraagd. Zonder daarop al te uitvoerig in te gaan, wil ik naar voren brengen dat het argument om in onze Woonvisie – zowel de huidige als de nog vast te stellen nieuwe Woonvisie – de nadruk te leggen op het bouwen van woningen in het duurdere segment en een aantal specifieke milieus, namelijk het blauwstedelijke – dus aan de rivier in een stedelijke context – en ook aan de rand - de groene context -, niet in een behoeftenonderzoek, maar in de feitelijke voorraad is gelegen. Men kan dat ook anders interpreteren, maar onze woningvoorraad is naar het oordeel van het college erg armoedig: 54% van de woningen in Dordrecht zit in de sociale hoek. Dat is meer dan het dubbele van het landelijke percentage. De categorie € 250.000,- plus maakt 15% van onze woningvoorraad uit, terwijl dat landelijk 30% is. De Dordtse voorraad is goedkoop - Dordrecht is qua woningvoorraad een goedkoopte-eiland in de randstad - en moet aangepast worden. Dat is de inzet van ons beleid, dat erop is gericht het duurdere segment niet alleen in deze periode, maar ook in de volgende periode, de boventoon te geven. Natuurlijk moeten wij onze plannen aan de realiteit toetsen. De crisis zal zonder twijfel voor vertraging van de realisering van onze plannen zorgen. Wij zien dat nu al gebeuren. De inzet van de Woonvisie, waarover wij in de Drechtraad zullen debatteren, is het beleid niet aan te passen, maar voluit voor een verbetering van de kwalitatieve voorraad te gaan. Daarnaast gaan wij volop door met stadsvernieuwing. Door diverse fracties zijn waarderende woorden gesproken over Dordt-West, die ik zal doorgeven aan de corporaties en de mensen die daarmee binnen de gemeentelijke organisatie actief bezig zijn. Collega Lagendijk zal op de herstructurering van de Vogelbuurt ingaan. Ik constateer dat de corporaties bij de uitvoering van de herstructureringsplannen hun beste beentje voor zetten en hard door werken. Hoewel voor de Leeuwstraat geen subsidie is toegekend, zijn zij daarmee toch begonnen. De samenwerkingsovereenkomst met Trivire over Wielwijk komt binnenkort in het college aan de orde en zal daarna aan de raad worden voorgelegd. Wij hebben daarover een principeovereenkomst bereikt met Woonbron, wat betekent dat voor wat het plan Wielwijk
92
betreft sprake kan zijn van een doorstart. Wij gaan daarmee actief door en ook in OudKrispijn gaat het bouwen door. De heer Van Verk heeft het college verzocht de corporaties te vragen nog meer te doen en heeft met name aandacht gevraagd voor de onderhoudsplannen. Ik zeg toe daarover met de corporaties te zullen spreken. Ik kan het niet goed beoordelen, maar ben wel van mening dat de corporaties hun verantwoordelijkheid nemen en een zwaar investeringsprogramma voor onze stad hebben. Daarbij denk ik niet alleen aan de herstructurering, maar ook aan het hostel, diverse zorgvoorzieningen, de Voorstraat-Noord en de Eulerlaan, waarover collega Van den Oever zojuist heeft gesproken. Ik zal met de corporaties overleggen of het mogelijk is de onderhoudsplannen naar voren te halen. De kwestie van de arbeidsmigranten is door een aantal woordvoerders aan de orde gesteld. In de Kamer hebben wij daarover recent uitvoerig gesproken en wij hebben afgesproken daarop in december te zullen terugkomen. Het doet mij deugd dat hierover genuanceerd is gesproken en niet alleen in termen van ‘arbeidsmigranten geven alleen maar overlast’. Natuurlijk is sprake van een overlastprobleem, maar wij moeten ons ook realiseren dat wij op een verantwoorde manier aan de huisvestingsvraag van deze mensen moeten tegemoetkomen. Wij zijn daarmee hard bezig. Mevrouw Ruisch refereerde aan een eerder door haar gemaakte opmerking over een contactpunt voor de arbeidsmigranten zelf. Ik ben dat echt vergeten. Op weg naar huis bedacht ik dat wij De Twern gevraagd hebben die contacten te leggen. De Twern bekijkt als bewonersondersteuningsorganisatie op welke manier de gemeente meer zicht op deze groep kan krijgen. Het is belangrijk dat arbeidsmigranten in de gelegenheid worden gesteld Dordtenaren te zijn, al is het maar voor een aantal maanden. Dat maakt ons niet uit. Wij willen dat deze groep kennisneemt van bijvoorbeeld de wijze waarop wij met onze buren omgaan et cetera. Op dat gebied gebeurt al het een en ander en wij hopen dat De Twern daarin structuur zal kunnen aanbrengen. Mevrouw RUISCH: Dat is een goed bericht. Wethouder KAMSTEEG: Ik hoop dat dit zal lukken en zal u op de hoogte stellen als wij daarmee wat verder zijn. Het addendum waarover de voorzitter zojuist heeft gesproken zal later in formele zin aan de orde komen. Desgewenst kunnen fracties daarop in hun tweede termijn terugkomen. In het gearceerde gedeelte treft u niet veel nieuws aan. Op verzoek van VROM hebben wij op een aantal punten concretere, kwantitatieve doelstellingen geformuleerd. Het eerste blokje betreft de inkomensdoelstelling. Wij willen 10% meer midden- en hogere inkomens hebben dan nu het geval is. Het tweede blokje betreft de leefbaarheidscijfers. Gelukkig hebben wij in de monitor kunnen zien dat in de vier wijken van Dordt-West vooruitgang zichtbaar is, maar wij hebben aangegeven dat wij die cijfers richting de 7,1 van het Dordts gemiddelde willen krijgen. Collega Lagendijk zal zo dadelijk in beschouwende zin op de verbinding tussen de historie en het nu en de toekomst ingaan. Ik kan melden dat ik binnenkort een gesprek zal hebben met een brede afvaardiging van de straatnamencommissie. Ik zal bezien welke afspraken wij kunnen maken en hoe wij met het desbetreffende verzoek kunnen omgaan. Dat brengt mij bij mijn tweede onderwerp: zorg en welzijn. Allereerst wil ik ingaan op de zogenaamde pakketmaatregel, waarover naar ik heb begrepen veel misverstanden bestaan. Ik neem dat niemand kwalijk, omdat het ministerie het zichzelf en de samenleving tamelijk ingewikkeld heeft gemaakt met alle regelingen van de laatste paar jaar. De pakketmaatregel is per 1 januari 2009 ingegaan en zal dus niet pas met ingang van 1 januari 2010 ingaan. De vergissing wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat er een overgangsregeling is voor mensen met een bestaande indicatie. Voor de nieuwe gevallen gelden de strengere regels al bijna een jaar.
93
Het herindicatieproces vorderde in de eerste helft van het jaar langzaam. Naar het schijnt zal dat proces voor het einde van het jaar kunnen worden afgerond. Wij moeten dat afwachten, dit is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Consequentie van de nieuwe regelgeving is, dat lichte vormen van ondersteunende en activerende begeleiding niet meer uit de AWBZ worden bekostigd. Daarvoor wordt niet langer een indicatie gegeven. Dat is waartoe het rijk heeft besloten. Het beeld van dit moment is dat, conform de verwachtingen van het rijk, de beoordeling van de toegang strenger is geworden, wat tot gevolg heeft dat minder mensen een indicatie krijgen voor ondersteunende en activerende begeleiding – dat geldt voor de lichte gevallen – en minder uren worden geïndiceerd. De staatssecretaris heeft zich ten doel gesteld ervoor te zorgen dat de AWBZ houdbaar, betaalbaar en solidair blijft. Het streven is erop gericht een einde te maken aan de ongebreidelde toename van de kosten om ervoor te zorgen dat het systeem overeind blijft. Wij denken overigens dat de doelgroep waarom het gaat niet alleen uit ouderen bestaat. Er zijn tien groepen gedefinieerd en een aanmerkelijk deel daarvan bestaat uit jongeren met een lichte verstandelijke of lichamelijke handicap, maar bijvoorbeeld ook uit auditief en visueel gehandicapten. De groep die met deze pakketmaatregel te maken krijgt is behoorlijk breed. De vraag rondom dit thema is het vorig jaar al gesteld in een motie van de ChristenUnie/SGP. Welke gevolgen heeft deze pakketmaatregel? Wat gebeurt er nu eigenlijk? Komt er meer vraag naar bijvoorbeeld AWBA-zorg? De eerste waarneming van het landelijk beeld is, dat dit niet het geval is. Dus geen extra vraag naar AWBZ-zorg. De gemeente is in het kader van de Wmo verantwoordelijk voor het compenseren van beperkingen om mensen in staat te stellen in de samenleving te participeren. De vraag of de vraag bij de gemeente terechtkomt kan ik op dit moment niet beantwoorden. Daarover is nog weinig duidelijkheid. De Stichting MEE heeft van het rijk de opdracht gekregen te bezien wat er gebeurt met de mensen die geen indicatie of een aanmerkelijk lagere indicatie krijgen. Het is de bedoeling dat deze mensen worden geholpen hun weg te vinden naar informele zorg en andere vormen van ondersteuning. De Stichting MEE heeft dit jaar echter slechts enkele handenvol mensen gezien. Dat loopt voor geen meter. De staatssecretaris heeft dan ook maatregelen getroffen om daaraan meer te trekken, maar dat kan ons op dit moment nauwelijks helpen. Ik sluit niet uit – ik verwacht dat ook wel – dat een groter beroep op de Wmo zal worden gedaan en ben erg benieuwd om welke voorzieningen het daarbij zal gaan. Wij hebben afgesproken daarnaar op zoek te zullen gaan. Wij hebben contact gehad met het Zorgkantoor, waar dezelfde vraag leeft. Ik vind het plezierig dat het Zorgkantoor een persoon heeft aangesteld die bekijkt welke gevolgen de andere indicatiestelling heeft. Het Zorgkantoor kijkt dus met ons mee. Dat is één van de onderdelen van de motie. Het rijk, dat verwacht dat sprake zal zijn van extra vraag aan de gemeenten, stelt ter compensatie landelijk € 127 miljoen beschikbaar. Het is aan de gemeenten daarvoor een goede bestemming te vinden, waarmee wij al bezig zijn. Als je bekijkt wat het effect zal zijn van de afschaffing van een aantal onderdelen van de AWBZ, zie je dat de AWBZ van individuele voorzieningen meer naar collectieve voorzieningen en van formele naar meer informele zorg gaat. Het laatste betreft vooral de mantelzorgers en de vrijwilligers. Voor wat betreft het eerste deel zal wellicht een groter beroep op ons welzijnswerk worden gedaan. Een paar weken geleden hebben wij de opdracht geformuleerd ons welzijnsbeleid eens goed tegen het licht te houden, dit zeker in relatie tot deze pakketmaatregel. Deze pakketmaatregel zal mogelijk tot een verandering van ons welzijnsbeleid leiden, misschien moeten wij voor andere accenten en andere doelgroepen kiezen. Voor de duidelijkheid wil ik benadrukken dat het niet ons voornemen is over te nemen wat de rijksoverheid heeft geschrapt. Dat kan ook niet, omdat de bezuiniging op de AWBZ bijna € 1 miljard bedraagt. Wij krijgen daar ook geen geld voor, er gaat niets naar de Wmo over. Wellicht zal wel sprake zijn van een ander beroep op de Wmo, dat zijn wij aan het uitzoeken. Daarvoor komen gelukkig middelen beschikbaar, waarschijnlijk enkele tonnen. Dat is plezierig, want daarmee zullen wij substantieel iets kunnen doen.
94
In de motie wordt het college gevraagd het oude AWBZ-beleid voort te zetten. Dat zullen wij zeker niet doen, maar wij zullen wel onderzoeken wat in dat opzicht op ons afkomt. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. Bedoelt de wethouder met ‘het oude beleid’ het totale pakket van AWBZ-maatregelen dat geschrapt is? In de motie wordt specifiek over het stukje ondersteunende begeleiding gesproken. Wij vragen aandacht voor de mensen die die begeleiding dit jaar, het overgangsjaar, nog hebben, maar met ingang van 1 januari 2010, na de herindicatie door het CIZ, zullen kwijtraken. Wethouder KAMSTEEG: Ik wil mijn beantwoording niet al te ingewikkeld en langdurig maken, maar ik heb er om verschillende redenen moeite mee dat dit onderdeel uit het totaal is gehaald. Het gaat niet alleen om ondersteunende, maar ook om activerende begeleiding. Waarom specifiek het onderdeel dagopvang eruit gehaald? Ik heb er nog meer bezwaar tegen dat in de motie vanuit de instellingen wordt geredeneerd. De maatschappelijke organisaties die dit werk doen hebben ook een zakelijk belang. Dat is een discussie die ik liever niet voer. Voor mij staat het belang van de cliënten centraal. In het kader van de Wmo hebben wij altijd als uitgangspunt genomen dat wat de cliënten nodig hebben centraal moet staan. Als bepaalde instellingen geen middelen meer krijgen is dat hun verantwoordelijkheid, maar daaraan heb ik niet direct een boodschap. Nogmaals: het gaat mij erom wat de cliënten nodig hebben. Er gebeurt meer dan alleen op dit onderdeel. De rijksoverheid heeft de AWBZ versoberd - dat is einde verhaal – en er wordt niets naar de gemeente overgeheveld. Wij gaan niet simpelweg overnemen wat het rijk schrapt, zeker niet als wij daarvoor geen middelen krijgen. Wij moeten het geheel opnieuw bekijken. De heer WAGEMAKERS: Mijnheer de voorzitter. In het centraal stellen van de cliënten kunnen wij elkaar volledig vinden. Laat daarover geen misverstand bestaan. De wethouder heeft een klip en klare reactie op de motie gegeven. Ik wil graag van de wethouder vernemen op welke termijn hij het traject met het welzijnswerk denkt te kunnen afronden en met concrete voorstellen te kunnen komen. Als dat wat langer gaat duren, stel ik voor dat wij op korte termijn in een Dordtse Kamer nog eens met elkaar over dit onderwerp van gedachten wisselen. Het einde van het jaar nadert rap en ik denk dat het van belang is met elkaar te overleggen over de vraag wat wij aan de consequenties van de pakketregel kunnen doen. Wethouder KAMSTEEG: De extra middelen waarover ik heb gesproken staan in de septembercirculaire, die nu wordt geanalyseerd. Hopelijk zullen wij die de volgende week dinsdag vaststellen. Ook al hebben wij nog geen plannen, begrotingstechnisch is geld beschikbaar. Dat is een voordeel. Het zou mij een lief ding waard zijn hierover in een Kamer met de raad van gedachten te wisselen. Sowieso is het van belang met elkaar te spreken over wat in die sector speelt. Dat zou mijn advies zijn. Overigens sluit ik niet uit dat het onderdeel dagopvang linksom of rechtsom op de een of andere manier in ons pakket zal worden opgenomen. Dat is één van de mogelijkheden. Ik wil erop wijzen dat er inmiddels ook veel particuliere initiatieven zijn. Als voorbeeld noem ik de Stichting Present met informele hulp, ‘Hulp in praktijk’ met informele hulp en het Diaconaal Aandachtscentrum wil ik eveneens als een vorm van maatschappelijke ondersteuning voor een bepaalde doelgroep noemen. Gelukkig zijn er ook particuliere initiatieven. Als in januari een gaatje kan worden gevonden, lijkt het mij prima dit thema eens goed met elkaar te bespreken. Ik veronderstel dat we daarover dan ook wat meer duidelijkheid zullen hebben. De heer WAGEMAKERS: Van dat aanbod maak ik graag gebruik. Ik wil nog wel terugkomen op mijn vraag wanneer u denkt met concrete voorstellen te kunnen komen. Wethouder KAMSTEEG: Als in januari een Kamer belegd wordt, lijkt het mij nuttig dat dan in elk geval een notitie voorligt waarin informatie wordt verstrekt en waarin wellicht enkele
95
richtingen kunnen worden aangegeven. Het lijkt mij goed in overleg met de raadsleden te bezien welke kant wij kunnen uitgaan. Dat is leuker dan een voorstel dat al ‘af’ is. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn van mening dat januari aan de late kant is, omdat veel mensen met ingang van januari niet meer naar de dagopvang kunnen. De reden dat zich bij MEE niet veel mensen hebben aangemeld is onzes inziens dat men de weg naar Mee niet weet en voor veel ouderen geldt, dat zij niet in staat zijn zich bij MEE te melden. Wij hebben in deze raad besproken dat het belangrijk is mantelzorgers te ontlasten. Als deze groep niet meer naar de dagopvang kan gaan, zullen de mantelzorgers juist extra worden belast. Nogmaals: ik vind januari aan de late kant voor een gedachtewisseling over mogelijke oplossingen voor deze problematiek. Is een tussenoplossing te bedenken en zou het wellicht mogelijk zijn dat deze mensen voorlopig naar de dagopvang kunnen blijven gaan totdat wij een oplossing hebben gevonden? Wethouder KAMSTEEG: Die vraag zou u aan het rijk moeten stellen. De gemeente bekostigt de dagopvang niet en de gemeente heeft deze maatregel ook niet afgeschaft. Wij gaan dat niet doen. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: De gemeente heeft wel een compensatieplicht, waarvoor geld beschikbaar is gesteld. De stichtingen waarover wij praten, de tehuizen in Dordrecht waarin dagopvang niet langer mogelijk zal zijn, hebben al aan het begin van het jaar aan de bel getrokken, maar daarop is nauwelijks gereageerd. Wethouder KAMSTEEG: Volgens mij is de agendaruimte nihil. U zult er toch begrip voor hebben dat wij de tijd moeten hebben om over een fatsoenlijk voorstel na te denken en een afgewogen beslissing moet worden genomen. Dit is een geïsoleerd thema en ik zou het zeer onverstandig vinden als wij nu zouden toezeggen dat wij daarvoor gaan betalen. Hoe sympathiek ik de achter de motie liggende gedachte ook vind, dat is niet de manier waarop wij dit soort onderwerpen moeten behandelen. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Ik vind niet dat wij dit ‘gewoon gaan betalen’. Het gaat mij erom dat wij zorgen voor de inwoners van onze stad voor wie het moeilijk is zelf beslissingen te nemen. Volgens mij was dat vier jaar geleden het uitgangspunt van het college. Wellicht kunnen wij het op een ander tijdstip nog eens samen over dit onderwerp hebben. Wethouder KAMSTEEG: Dat lijkt mij gezellig! In motie 9 van de PvdA wordt de vraag gesteld of onze zorginfrastructuur op orde is. Zo nee, welke lacunes zijn er en hoe kunnen die lacunes zo spoedig mogelijk worden opgevuld? Het in de motie gestelde lijkt mij prima. In feite hebben wij al met de instellingen en politie en Justitie afgesproken dat te gaan doen. Dit is een ondersteuning van die afspraak. Of wij dat nu een taskforce noemen of daarvoor een andere naam verzinnen, dit onderwerp behoeft aandacht en urgentie. Overigens is mij niet bekend dat de infrastructuur niet op orde zou zijn. Ik ben het eens met de stelling, dat wij in de tussentijd moeten doorgaan met ons beleid, dat aan de ene kant streng is en aan de andere kant humaan en erop is gericht mensen te helpen bij het vinden van een oplossing. Ik ben er blij om dat de raad rondom dit thema die toon heeft gevonden en over mensen die een ernstig probleem hebben niet alleen in termen van overlast wordt gesproken. In de afgelopen jaren is dat wel regelmatig gebeurd en daar heb ik mijn buik echt vol van. Ik ben er blij om dat de meeste woordvoerders de beschaafde toon hebben gezet en hebben onderkend, dat het vaak gaat om mensen die ziek zijn en aandacht van onze samenleving behoeven. De heer WAGEMAKERS: Wat in de motie van de PvdA wordt gevraagd is in feite de uitkomst van de werkconferentie van 16 oktober. Die conclusie hebt u zelf neergezet. Wij zijn nu een aantal weken verder. Kunt u aangeven of al stappen zijn gezet? Met andere woorden: is de motie wellicht overbodig?
96
Wethouder KAMSTEEG: Nee, zo snel gaat het helaas niet. Inmiddels hebben wij daarover wel met diverse partijen een vervolgoverleg gehad en wij zullen binnenkort een kleine actieve kerngroep moeten vormen, die dit onderwerp aan de orde zal stellen. Ik meen dat in het voorjaar een eerste rapportage gereed zal moeten zijn. Het lijkt mij goed dat haast wordt gemaakt. Voorkomen moet worden dat dit naar achteren wordt geschoven. De raad heeft naar ik meen anderhalf jaar geleden een voorstel betreffende de mantelzorgcomplimentgelden behandeld. Wij hebben ervoor gekozen die gelden niet zo maar aan een aantal willekeurige mantelzorgers te geven. Het gaat om een eenmalig bedrag en wij hebben hiervoor een aantal onderdelen aangewezen: een mantelzorgdag, een bloembonactie, een werkgeversproject – daarover hebben wij twee weken geleden een conferentie gehad -, buddyzorg en de migrantenmantelzorgers, die wij graag willen stimuleren. In de richting van mevrouw Wemmers merk ik op dat wij op al die fronten actief zijn. Zojuist heb ik gezegd dat wij het welzijnsbeleid in verband met de nieuwe ontwikkelingen tegen het licht zullen houden. Wij doen dat in de opmaat naar de herziening van de Wmobeleidsnota. De Wmo-beleidsnota is vier jaar geleden geschreven en moet in 2010 worden herzien. In de richting van de heer Van der Kruijff merk ik op dat wij de discussie over het loket, waarvoor hij aandacht heeft gevraagd, in dat kader zullen meenemen. Wij kunnen vaststellen dat duidelijk sprake is van vorderingen, maar ik ben het met de heer Van der Kruijff eens dat wij er nog niet zijn. Wij zijn bezig met een verbetertraject en het is goed te bezien waar wij nu staan en welke stappen het verhaal zullen completeren. Dat brengt mij bij de vraag over de vrijwilligers. Hoe zit het met die 42% en 32%? Hebben wij inderdaad bijna een derde deel van onze vrijwilligers verloren? Ik heb navraag gedaan bij het Onderzoekscentrum en mij is gebleken dat dit een vooral methodologische kwestie is. Het eerste percentage - de 42% - is het resultaat van een andere vraagstelling aan een andere groep, namelijk het stadspanel. Aan die groep is met voorbeelden erbij de vraag gesteld wat vrijwilligersorganisaties zouden kunnen zijn. De tweede vraag is in een brede enquête gesteld, op een kortere manier en zonder voorbeelden. Dat was dus een andersoortige steekproef en dat betekent dat de cijfers niet met elkaar vergelijkbaar zijn. Dat is mijn conclusie. Daaraan wil ik nog toevoegen dat de 32% ook ongeveer het percentage is dat uit dezelfde vraagstelling in de overige Drechtsteden naar voren is gekomen. De vraag hoeveel vrijwilligers er zijn is erg moeilijk te beantwoorden. Als mensen wordt gevraagd of zij mantelzorger zijn, vullen zij het een of het ander en soms kunnen zij allebei zijn. Dat is de verklaring die ik heb kunnen achterhalen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik moet vaststellen dat het antwoord van de wethouder de betrouwbaarheid van de cijfers waarop het beleid wordt gebaseerd in een bepaald perspectief plaatst. Er zijn diverse beleidsonderdelen waarbij wij onze besluitvorming op de uitkomst van dit soort onderzoeken baseren. Als voorbeeld noem ik de woningbouw waarnaar een grote vraag zou zijn. Al ons beleid is op dit soort onderzoeken gebaseerd. Het is niet voor niets dat wij zelf enquêtes in de wijken uitzetten. Wij willen meer achtergrondinformatie krijgen en niet alleen van het onderzoeksbureau afhankelijk zijn. Wethouder KAMSTEEG: Of de uitslagen van die enquêtes per definitie betrouwbaarder zijn is natuurlijk de vraag. De heer SLEEKING: Dat zeg ik niet, maar ik ben wel van mening dat zij het beeld completeren. Dit lijkt mij een aandachtpunt voor het college. Ik denk dat het goed is in het vervolg te bezien hoe onderzoeksresultaten tot stand zijn gekomen en of zij wel volledig representatief zijn. Het alleen werken met een vast panel geeft natuurlijk sowieso een vertekend beeld. Het panel bestaat uit een bepaalde groep, die relatief meer bij het beleid is betrokken. Wethouder KAMSTEEG: Akkoord.
97
Overigens zijn de cijfers over de woningvoorraad afkomstig van het belastingkantoor. De cijfers over de WOZ-waarde kunnen wij per woning tellen. De voorraad is een belangrijk argument bij de keuzes in het kader van de Woonvisie. De heer HOOGERDUIJN: U sprak in het eerste deel van uw beantwoording over de vertraging in de plannen op het gebied van de woningbouw als gevolg van de recessie. Kunt u iets zeggen over actuele maatregelen, bijvoorbeeld via bijdragen van het rijk? Wethouder KAMSTEEG: Als u nog meer voorbeelden noemt, behoef ik uw vraag niet meer te beantwoorden. Dat is inderdaad een voorbeeld. De tweede tranche is gestart, mijns inziens is dat het belangrijkste voorbeeld. In de brief over de crisismaatregelen kunt u die maatregelen vinden. Wij zijn ook bereid met ontwikkelaars te praten over andere constructies dan verkoop van grond, bijvoorbeeld erfpacht. Van die mogelijkheid wordt niet veel gebruik gemaakt, want het blijft toch een investering voor ontwikkelaars. Eén van de belangrijkste factoren is het vertrouwen van mensen, dat hen ertoe kan brengen van woning te veranderen. De gemeente is in dezen een betrekkelijk zwakke speler. Wij hebben over opkoopfondsen gesproken - collectief -, maar daarvan hebben wij afgezien. Het is wel zo, dat elke koper tegenwoordig via een makelaar over de prijs onderhandelt. Dat geldt ook voor de te verlaten woning. Je krijgt individuele gesprekken en ik kan u verzekeren dat flink wordt afgedongen. Maatregelen van de ontwikkelaars zelf worden om markttechnische redenen ook behoorlijk getroffen. Als u een woning wilt verkopen, kunt u nu flink onderhandelen. In veel andere landen was dat al gebruikelijk, maar hier vond dat veel minder plaats. Het gaat langzaam en ik hoop dat de tweede tranche, waarvoor wij een stuk of acht projecten hebben ingeleverd, zoden aan de dijk zal zetten en die projecten van start zullen gaan als wij er subsidie voor krijgen. Gelukkig zien wij dat in deze stad wel gebouwd wordt. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik wil u graag nog één vraag stellen. Met de heer Sleeking ben ik het eens dat het kwalijk is als cijfers niet blijken te kloppen. Los daarvan ben ik van mening dat… Wethouder KAMSTEEG: Ik heb niet gezegd dat de cijfers niet kloppen. De cijfers zijn niet vergelijkbaar. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik stel vast dat de percentages in één zin werden vermeld, wat bij ons de indruk heeft gewekt dat het aantal vrijwilligers sterk is afgenomen, maar kennelijk is die conclusie niet juist. Wij zijn erg benieuwd hoe het wel zit. Wethouder KAMSTEEG: Dat weet ik niet, het OCD kon daarover geen zekerheid geven. Ik kan hooguit zelf zeggen dat ik bij de laatste enquête, die aan een bredere doelgroep was gericht, een beter gevoel heb dan bij de eerste. Dat is mijn gevoel, maar daar hebt u niet zoveel aan. De heer VAN DER KRUIJFF: Wij zouden graag zien dat de trend inzichtelijk wordt gemaakt, al weet ik niet hoe dat zou moeten gebeuren. Ik stel voor een onderzoek te doen dat wel vergelijkbaar is met het vorige onderzoek. Wij weten allemaal dat vrijwilligers het cement van de samenleving zijn en ik wil weten of dat cement wel of niet afbrokkelt. Wethouder KAMSTEEG: Het grote voordeel van onze monitor leefbaarheid en veiligheid is, dat op één punt na – dat wordt verklaard – bijna altijd dezelfde vragen worden gesteld, wat betekent dat de uitkomsten vergelijkbaar zijn en wij trends kunnen zien. Daar hebben wij iets aan. De heer WAGEMAKERS: Aanhakend bij de vraag van de heer Van der Kruijff zou ik u willen vragen of u uit de Dordtse maatschappij het signaal hebt gekregen dat het aantal vrijwilligers sterk aan het afnemen is. In de Kamer hebben wij daarover kort gesproken, maar…
98
Wethouder KAMSTEEG: Het antwoord op die vraag is ‘nee’. Ik heb dat aan het OCD gevraagd. Ik heb noch van het SSKW noch van het PAD signalen gekregen die erop duiden dat het aantal vrijwilligers sterk afneemt. Het kan hooguit zo zijn dat een aantal vrijwilligers zich in het kader van re-integratietrajecten niet meer als vrijwilliger opgeeft, terwijl het werk in het kader van het re-integratietraject wel gebeurt. Ik kan mij niet voorstellen dat dit een substantieel aantal is, dat het verschil tussen 42 en 32% verklaart. De heer WAGEMAKERS: Mag ik u herinneren aan de door u in de commissie gedane toezegging, dat u met uw collega Spigt nog eens over dit onderwerp van gedachten zult wisselen? Wethouder KAMSTEEG: Gisteren is al voor een deel op die vraag ingegaan voor wat betreft re-integratie en vrijwilligerswerk. Mag ik gaan zitten, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: U hebt uw uiterste best gedaan om te bereiken dat u precies een half uur hebt gesproken. Wethouder Lagendijk heeft het woord. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Ik zal eerst inhoudelijk op een aantal onderwerpen ingaan en daarna zal ik op ingediende moties reageren. Gisteren heb ik van collega Van den Oever geleerd dat er drie soorten moties zijn: heel sympathieke moties die erg duur zijn; heel sympathieke moties die nogal ingewikkeld zijn en heel sympathieke moties die niet realistisch zijn. Ik kan u bij voorbaat zeggen dat de moties die ik zal handelen allemaal heel erg sympathiek zijn. De toevoeging die daarbij hoort zal ik zo dadelijk vertellen. Door BVD, ECO-Dordt/D66, CDA en PvdA en ook door andere fracties is het een en ander over het cultuurbeleid gezegd, zowel in waarderende als in kritische zin. In de afgelopen tijd hebben wij in de vorm van accommodaties flink in stenen, maar ook in programmering en cultuurbereik geïnvesteerd. Ik ben blij met de steun van de verschillende partijen, die hebben gezegd dat wij op de goede weg zijn en deze ontwikkeling belangrijk hebben genoemd, omdat wij op deze wijze een rijk en gevarieerd cultureel klimaat in de stad creëren. Een goed cultureel klimaat is belangrijk om de stad voor veel mensen aantrekkelijk te houden. De heer Sleeking heeft terecht gewezen op het cijfer dat de tevredenheid over culturele voorzieningen aangeeft. In de door ons gepresenteerde cijfers is dat cijfer een stuk lager dan bij de vorige meting. In mijn ogen vraagt die uitkomst dat wij naar de oorzaak daarvan kijken. Ik denk niet aan een methodologisch dispuut, dat wil ik laten voor wat het is. Ik denk dat het belangrijk is dat wij ons afvragen of wij wel genoeg doen en als wij het gevoel hebben dat wij genoeg doen, moeten wij ons afvragen of wij wel de juiste dingen doen. Spreekt hetgeen wij aanbieden de burgers wel voldoende aan? Naar het antwoord op die vraag ben ik erg nieuwsgierig, omdat ik mij bij het gegeven cijfer niet veel kan voorstellen. Natuurlijk is het een gegeven dat na de vorige meting – in 2005 – de bioscoop is gesloten, wat voor veel mensen, met name jongeren, een groot gemis is. Wij hebben recent de recreatiemonitor bekeken – die komt eraan - en ook daarin zien wij dat de bioscoop een enorm belangrijk onderdeel van de voorzieningenstructuur is. De sluiting van het museum zien wij wel terug in het aantal bezoekers, maar volgens mij niet in de waardering, omdat iedereen weet waarom het museum gesloten is. De programmering van Bibelot is tot grote tevredenheid van de bezoekers enorm uitgebreid en ToBe is in de afgelopen jaren met veel succes veel op locatie gaan doen. Verder wil ik de evenementen noemen: Big Rivers, het Poppenfestival en het Korenfestival. Al die evenementen hebben veel bezoekers getrokken en een hoge waardering gekregen. Ook de Kunstkerk wil ik noemen. Het aantal bezoekers is verviervoudigd in vergelijking met het aantal bezoekers toen alleen in het Hof zelf werd geprogrammeerd. De Calvijntentoonstelling heeft meer dan 120.000 bezoekers getrokken en wij hebben daarop veel positieve reacties gekregen en wij hebben ook DiEP met allerlei producties op locatie. Ik kan
99
mij niet voorstellen dat dit alles zich vertaalt in een oordeel dat neerkomt op ‘eigenlijk is het allemaal bagger en het beleid moet nodig veranderen’. De heer SLEEKING: Wij zullen vandaag niet uitgebreid over de negenmaandsrapportage discussiëren, maar ik wil er wel op wijzen dat daarin enkele indicatoren staan die aanleiding kunnen zijn het verhaal van de wethouder in een zeker perspectief te plaatsen. U hebt het Calvijnjaar genoemd, dat een redelijk positieve uitstraling heeft gehad. Uit de cijfers in de negenmaandsmarap heb ik begrepen dat de gemeentelijke garantiestelling van € 200.000,- daarvoor volledig nodig is in verband met tegenvallende sponsorgelden en tegenvallende entreegelden. Bij Kunstmin zien wij dat het aantal mensen dat een abonnement neemt met 25% is teruggelopen. Misschien is er een correlatie met de economische ontwikkeling en waarderen mensen het culturele klimaat lager dan andere zaken. Wethouder LAGENDIJK: Dat zou kunnen. Als het gaat om cultuur, vrije tijd en sport zien wij dat effect vrij breed. Wij zien dat mensen andere keuzes maken of even afwachten. Op de korte termijn hebben wij een mooie aanleiding om daarover te spreken, namelijk de vierjaarlijkse monitor cultuurparticipatie en cultuurbereik. Het OCD heeft die monitor deze maand afgerond. De monitor ligt al op mijn bureau, maar ik heb nog geen gelegenheid gehad om ernaar te kijken. Wij zullen daarover nog dit jaar een mooi debat hebben. Ik vind het belangrijk kritisch bij dit soort zaken stil te staan. Het is niet mijn insteek daar een flinke streep doorheen te zetten, maar de culturele infrastructuur – de activiteiten, de programmering die wij doen – is zo belangrijk voor de aantrekkelijkheid van de stad, dat wij daarop uiterst kritisch moeten zijn. De heer Van Dongen heeft uitgebreid stilgestaan bij het Hofkwartier en de ambities die wij daar hebben. Ik ben blij met zijn steun voor onze inspanningen daar. Over de ambities heeft de heer Van Dongen zich kritisch uitgelaten. Als ik kijk naar wat wij daar feitelijk aan het ondernemen zijn, moet ik vaststellen dat de ontwikkeling van dit gebied nog steeds gericht is op het presenteren van de geschiedenis en het verder ontwikkelen van cultuur en dat niet alleen op een platte, oppervlakkige manier, wij willen daarin ook verdieping aanbrengen. Wij doen dat met de Kunstkerk, het museum, het Filmhuis en met het Erfgoedcentrum DiEP. Dat loopt tot nu toe best goed, dat vind ik althans. Dat geldt met name voor de Kunstkerk. Bij het museum zijn wij bezig met de afronding en bij het Filmhuis idem dito. De discussie over wat verder in het Hofkwartier moet gebeuren gaat over DiEP. Het college heeft een keuze uit een drietal varianten gemaakt. Bij een eerdere gelegenheid hebben wij de raad daarbij betrokken. Wij zullen de raad een variant voorleggen, waarin wij de presentatie van de nationale en de lokale geschiedenis van onze stad en het educatieve werk van DiEP op een mooie manier met ICT-ondersteuning zullen moderniseren. Een aantal raadsleden heeft dat in Utrecht kunnen zien. De ambities zijn minder hoog dan het oorspronkelijke plan, maar dat wil niet zeggen dat hetgeen wij de raad zullen voorstellen niet als een huis staat en naar mijn gevoel is het voorstel dat wij de raad zullen voorleggen ook financieel gezien beter te verantwoorden. In antwoord op de vraag van de heer Van Dongen om een knoppennotitie wil ik erop wijzen dat de presentatie van de uitwerking van die drie varianten naar mijn mening een goede eerste mogelijkheid is om ergens op te drukken. Als de raad van mening is dat het voorstel van het college de goede richting aangeeft, zullen er bij de uitwerking daarvan in een voorlopig ontwerp - en als dat ontwerp kansrijk lijkt ook bij de uitwerking in een definitief ontwerp - voldoende mogelijkheden zijn om met allerlei varianten plus en min tot een mooie uitwerking te komen. De heer VAN DONGEN: Begrijp ik goed dat de raad niet alleen de keuze van het college voorgelegd krijgt, maar ook de twee alternatieven? Wethouder LAGENDIJK: U krijgt een notitie waarin de drie varianten zullen worden gepresenteerd en zal wordt aangegeven waarom wij voor variant 2 kiezen. Wij vragen het
100
akkoord van de raad voor het op basis daarvan maken van een voorlopig ontwerp en bij de productie van dat voorlopig ontwerp zullen er veel keuzemogelijkheden zijn ten aanzien van de kwaliteit die wij daar willen realiseren en allerlei nuttige toeters en bellen die wij kunnen bedenken. De heer VAN DONGEN: Dat lijkt mij heel feestelijk, maar er is nog een ander discussiepunt dan DiEP, namelijk de discussie over de buitenruimte die in mijn ogen zou moeten worden aangepakt. Daarvoor heeft het college nog niet gekozen. Wethouder LAGENDIJK: In de raadsinformatiebrief die wij de raad recent hebben doen toekomen en die naar ik meen al door de raad is behandeld… Ik hoor dat dat nog niet het geval is, maar in ieder geval is daarover in de commissie al wel gesproken. Het is niet zo dat voor de buitenruimte helemaal geen geld beschikbaar is, daarvoor is wel een bedrag opgenomen. In de raadsinformatiebrief stellen wij voor de discussie over het kwaliteitsniveau van de openbare ruimte naar een later moment te verschuiven. Wij hebben daarvoor nog tijd. Dat betekent wel dat in de huidige opstelling is gekozen voor een bezuiniging in de zin van een sobere invulling van de openbare ruimte. Naar ons gevoel is de voorgestelde invulling van de openbare ruimte acceptabel en blokkeert die invulling niet dat wij in de toekomst – over vier, acht, tien of twaalf jaar – zullen kunnen besluiten de ruimtelijke invulling ter plaatse grootser aan te pakken. Om die reden vinden wij de voorgestelde sobere invulling op dit moment acceptabel, maar het is aan de raad daarover te oordelen. Door vrijwel alle fracties is over leefbaarheid en veiligheid gesproken. Ook daarover hebben wij de raad een raadsinformatiebrief gestuurd. Het belangrijkste signaal uit de monitor is dat het beter gaat. De heer Sleeking heeft er terecht op gewezen dat de leefbaarheidsscore een gemiddelde is, maar wij kunnen wel vaststellen dat het gemiddelde omhoog gaat. Het gaat om herhaalde onderzoeken. Een cijfer op zich zegt betrekkelijk weinig, maar een cijfer in een reeks zegt wel iets, want een reeks toont aan of de situatie stabiel is of vooruit- dan wel achteruit gaat. Wij mogen concluderen dat de leefbaarheid in het algemeen vooruitgaat en ik vind dat echt een mooie prestatie, niet zo zeer van het college maar vooral van alle mensen die in de wijken actief zijn. Ik doel op alle mensen die aanwezig zijn op wijkavonden, proberen oplossingen voor problemen te bedenken en daarin vaak slagen. Die mensen hebben er met elkaar voor gezorgd dat deze ontwikkeling in positieve zin kan worden geconstateerd. Dat investeren werkt is ook een belangrijke conclusie die wij uit de monitor kunnen trekken. De cijfers in Oud-Krispijn en Wielwijk zijn prettig omhoog gegaan. Kennelijk is sprake van volharding en is de verbetering duurzaam. Volgens mij is dat een belangrijke les: investeren werkt, maar je moet wel volhouden. De keerzijde zien wij ook in het rapport. Er zijn wijken die in de risicozone zitten of geraken. Dat zijn wijken waar op termijn iets zal gebeuren, wijken waar met name de scores voor wat betreft sociale samenhang en gehechtheid aan de buurt teruglopen. Het risico bestaat dat die wijken demografisch op drift raken, omdat daar voortdurend nieuwe mensen komen wonen waardoor de samenhang in hoog tempo teloorgaat. Omdat wij in deze wijken niet fysiek investeren, moeten wi investerenj in een sociaal programma. Dat doen wij in Crabbehof en Nieuw-Krispijn en in de Vogelbuurt is dat ook nodig. Daar wordt nu wel samen met de corporatie in opbouwwerk en jongerenwerk geïnvesteerd, maar dat is nog niet het sociaal programma dat daarvoor tot stand zal moeten komen. De monitor bekijkend moeten wij constateren dat ook in andere delen van de stad een sociaal programma nodig is, zoals in delen van de Staart, Sterrenburg en Stadspolders. Dubbeldam geeft voor wat betreft gehechtheid aan de buurt een heel hoog cijfer. Dat is een belangrijk anker in de wijk. Voor wat betreft de Vogelbuurt is de vraag niet of wij daar iets moeten doen, de vraag is hoe snel wij daar iets kunnen regelen. In die zin steunen wij het amendement en zeggen wij graag toe, dat wij aan onze opvolgers zullen doorgeven dat zij bij de Kadernota 2011 hiervoor voorstellen zullen moeten formuleren. Mijn voorstel zou zijn die voorstellen ietsje breder te maken. Het lijkt mij goed aan de hand van de monitor te bezien waar de
101
risicogebieden in deze stad zijn en of wij daarop een adequaat antwoord hebben. Met deze uitleg kunnen wij goed met het amendement leven. De heer VAN DONGEN: Omdat het een amendement is, kan het niet breder. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Het vorig jaar hebben wij bij de algemene beschouwingen een motie ingediend over het sociaal investeren in meer wijken dan in de wijken die nu zijn benoemd. In die motie werd verwezen naar dezelfde problematiek die zich nu voordoet. Wij zien niet alleen in de Vogelbuurt, maar ook in andere wijken, een duidelijke tendens, die erop wijst dat dit wijken zijn die nog net op een voldoende zitten, maar de waardering van de bewoners voor het woonklimaat terugloopt. Voor ons is dat een voldoende indicatie om eens tegen het licht te houden of wij het sociale investeringsprogramma voor de wijken niet integraal zouden moeten inzetten, wellicht op verschillende niveaus, omdat het evenwicht in de laatste jaren uit balans is geraakt. Ik zou het amendement van ECO-Dordt/D66 graag willen betrekken op alle wijken waar indicaties zijn dat de waardering terugloopt. Wij hebben onze motie het vorig jaar naar aanleiding van een toezegging van het college aangehouden, maar zij hangt nog steeds boven de markt. De heer VAN DONGEN: Ik vind het prima als het college ons amendement op die wijze wil interpreteren. De achterliggende gedachte is ook dat wij integraal naar de monitor moeten kijken en integraal maatregelen moeten nemen. De heer SLEEKING: In het amendement wordt de Vogelbuurt specifiek genoemd. De heer VAN DONGEN: Dat komt doordat het een amendement is. In een amendement wijzig je een zin. Je kunt in een amendement niet zeggen ‘zoek en vervang door het gehele document’. Wethouder LAGENDIJK: In de stad moet veel gebeuren en niet alles kan tegelijk. In dat licht bezien ben ik van mening dat de Vogelbuurt de wijk is waar wij het eerst aan de slag moeten gaan als weer ruimte kan worden gecreëerd. In de richting van de heer Sleeking wil ik nog opmerken dat het niet zo is, dat in andere wijken niets gebeurt. Wij stellen elk jaar het jaarprogramma Wijkgericht Werken vast, waarin per doelstelling en activiteit wordt aangegeven waarmee wij bezig zijn. Het het vorig jaar ingediende amendement hebben wij intern besproken en voor zo ver dat mogelijk was in het jaarplan Wijkgericht Werken verwerkt. Wij zullen in de commissie over het jaarplan discussiëren en dan kunnen wij er eens kritisch naar kijken. In het jaarplan staat een expliciete verwijzing naar de resultaten van de monitor, omdat dat een belangrijk inputdocument is. Het amendement van ECO-Dordt/D66 ervaar ik meer als een urgentiestelling. Daarmee ben ik het wel eens, maar het oordeel over het amendement is uiteraard aan de raad. Met de heer Sleeking, die heeft gezegd dat ‘Gewoon Doen’ niet moet doorschieten en het maatwerk moet blijven, ben ik het eens. Collega Van den Oever heeft daarover al het een en ander gezegd. Ik wil benadrukken dat wij onder de titel ‘Gewoon Doen’ pas in actie komen als mensen over het gedrag van andere mensen in hun eigen buurt klagen. Wij doen dat niet op basis van een klacht die wij krijgen, wij doen dat op basis van de monitor. Wij komen in actie als wij signaleren dat er serieuze ergernissen zijn bij een groot deel van de bewoners van een wijk over gedrag dat mensen ten opzichte van elkaar hebben. Of dat nu het rijgedrag, lawaai-overlast of vuil is, maakt niet uit. Wij doen dat eerlijk gezegd niet omdat wij de hulpdiensten graag toegang willen verlenen. Dat moet ook gebeuren, maar dat is niet de basis op grond waarvan wij in een wijk actief optreden. Die basis ligt in ontevredenheid van mensen over het gedrag van hun buren. De heer SLEEKING: Ik kan mij niet voorstellen dat je buurman gaat klagen, omdat jij je eigen auto voor je eigen garage zet en vervolgens daarop wordt gehandhaafd. Die buurman mag ook geen gebruik maken van die parkeerplaats.
102
Wethouder LAGENDIJK: Dat klopt. In Sterrenburg en Stadspolders wordt veel geklaagd over overlast door parkeren en rijgedrag. Deels komen die klachten natuurlijk voort uit het feit dat er in de afgelopen jaren wel veel auto’s, maar geen extra parkeerplaatsen bij zijn gekomen. Er zijn ook allerlei acties ondernomen, die zijn begonnen met de technische vraag die u ook hebt gesteld: ‘Zijn er mogelijkheden om extra parkeerplaatsen te creëren?’. Vervolgens is gevraagd: ‘Leg uit waarom het niet kan zoals het nu gaat en doe een beroep op mensen zich te gedragen en gewoon te doen.’ De consequentie daarvan is dat wordt gehandhaafd. Het is aan bewoners niet uit te leggen dat iemand die zijn auto naast een parkeervak heeft geparkeerd wel een bekeuring krijgt en iemand anders, die zijn auto ook heeft geparkeerd op een plek waar dat niet mag, geen bekeuring krijgt. Ik kan mij wel voorstellen dat gezegd wordt dat het handhavingsbeleid doorschiet. In Sterrenburg hebben wij dat signaal gekregen en wij hebben daarop actie ondernomen. Ik weet niet precies hoe het met het verstrekken van de kaarten is gegaan, maar ik heb op een zaterdag met vier bewoners met een kaart en een enorm meetlint Sterrenburg doorgelopen en wij hebben met elkaar bekeken of een aantal parkeerplekken kan worden gelegaliseerd. Handhaving roept altijd veel weerstand op. Toen wij eerder over de tussenstand van ‘Gewoon Doen’ spraken, ben ik nogal geattaqueerd door de heer Tasgin. Hij stelde vast dat wij lekker bezig waren met ludieke acties en vroeg zich af of nog wel wordt opgetreden. Het is inderdaad de bedoeling dat wordt opgetreden en het is mogelijk dat daarbij inschattingsfouten worden gemaakt. Ik vind dat vervelend, maar mijn inziens is dat niet zo erg. Wij zullen bekijken of wij die fouten kunnen herstellen en of in de sfeer van parkeren meer te regelen is. De heer SLEEKING: Het gaat ons erom dat in het kader van handhaving de juiste prioriteiten worden gesteld. Er zijn vormen van overlast die tot verkeersgevaarlijke situaties leiden. Als voorbeeld noem ik de Kloostertuin. Wij vinden handhaving daar van groter belang dan in een situatie, waarin iemand zijn eigen auto voor zijn eigen garage parkeert. Daar heeft niemand last van. Ik begrijp best dat dit in het pakket wordt meegenomen, maar in de gevallen die geen aanleiding tot klachten geven kunnen wij naar onze mening tot legalisering van de situatie overgaan. Wethouder LAGENDIJK: Dat is ook de conclusie. Wij moeten de beoordeling of wel of niet moet worden bekeurd, bijvoorbeeld waar sprake is van een grensgevalletje, niet aan een politieagent overlaten. Wij moeten een structurele oplossing zien te vinden en dat houdt in, dat wij het parkeren op plekken waar dat kan legaliseren. Wij zijn daarmee bezig. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: U gaat nu uitvoering op de motie ‘Gewoon Doen’ in, maar mijns inziens heeft uw collega daarop al gereageerd. Wethouder LAGENDIJK: Ik heb willen benadrukken dat wij alleen na een signaal van de bewoners optreden en daarbij drie stappen volgen: technische oplossingen, mensen wijzen op hun gedrag, aangeven dat zij elkaar ook moeten corrigeren en handhaving. Handhaving is vaak niet leuk en wij krijgen daarop soms heftige reacties, maar als wij voor dit systeem kiezen, pleit ik ervoor dat nog even vol te houden. Dat wil echter niet zeggen dat wij niet willen corrigeren als blijkt dat te rücksichtslos wordt gehandhaafd. Dat is de mededeling die ik wilde doen. Ik heb al gemeld dat over diversiteit een raadsinformatiebrief in de maak is en stel de raad voor die brief af te wachten. In de raadsinformatiebrief staat concreet welke type investeringen wij in de komende jaren willen gaan doen. Het is juist dat de raad daarop langer heeft moeten wachten dan de bedoeling was. Dat komt doordat de organisatie druk bezig is geweest met de reorganisatie, de regionalisering en het op orde brengen van waarmee zij bezig is. Er zijn veel mogelijkheden om dit onderwerp beet te pakken. Met de instroming van capabele vrouwen in hogere functies is flink voortgang geboekt - bij het Vastgoedbedrijf, DiEP, Monumentenzorg en de SCD zijn vrouwen aan de top gekomen -, maar naar de instroom van migranten moet nog systematischer worden gekeken. Ik stel voor daarover naar aanleiding van de raadsinformatiebrief met elkaar te debatteren.
103
BVD heeft een motie over het betaald parkeren op de Sportboulevard ingediend. Eerlijk gezegd vind ik het indienen van een motie een zwaar middel voor het verkrijgen van informatie. Als de heer Sleeking mij om informatie vraagt, zal ik hem die geven. Ik zeg toe dat ik de door de heer Sleeking gevraagde informatie zal opzoeken en een en ander zal uitrekenen, opdat hij deze informatie bij het debat naar aanleiding van de raadsinformatiebrief als munitie zal kunnen gebruiken. Ik wil er wel op wijzen dat wij kunnen blijven rekenen, maar uiteindelijk een keuze zal moeten worden gemaakt. Willen wij afwachten hoe aantrekkelijk de Sportboulevard zal zijn als hij af is? Of mensen geld uitgeven hangt af van de vraag hoe graag zij ergens naartoe willen, hoe graag zij ergens willen zijn en wat dat mag kosten. Daarom blijven mensen ook gewoon auto rijden als de benzine € 1,50 of € 2,50 of misschien wel € 5,- per liter kost. Mensen doen pas heel laat afstand van hun auto. Die weging zouden wij bij de Sportboulevard ook moeten willen maken. De heer WAGEMAKERS: Natuurlijk heeft de wethouder helemaal gelijk. Ik denk dat mensen juist in de politiek gaan, omdat zij keuzes willen maken. In het voorliggende voorstel zit de keuze geld vrij te maken en de verenigingen de mogelijkheid te geven daaraan zelf invulling te geven. Ik heb gehoord dat enkele verenigingen zich afvragen of zij daarop wel zitten te wachten, omdat dit weer een stukje extra verantwoordelijkheid en lasten geeft. De gemeente is eigenaar van de sportaccommodaties en de parkeergarages en ik zou willen voorstellen dat de gemeente zelf de regie in handen houdt. Wethouder LAGENDIJK: Ik denk dat wij het debat hierover aan de hand van de raadsinformatiebrief moeten voeren. De verenigingen moeten ingroeien in een nieuwe situatie en hoe dat zal gaan is onzeker. Wij weten niet hoe het gedrag van de leden en de sporters zal worden. Wij kunnen met heel specifieke in technisch opzicht vaak ingewikkelde regelingen iets doen, maar wij kunnen de verenigingen ook tot een bepaald bedrag compenseren. Zij kunnen dan zelf bepalen welke bijdrage van hun leden zij redelijk vinden, of zij iets willen doen om het autogebruik af te remmen en of zij het bijvoorbeeld redelijk vinden de contributie te verhogen om de kaderleden een vergoeding te kunnen geven. Op die manier kunnen de verenigingen in de nieuwe situatie ingroeien. De heer WAGEMAKERS: De wethouder vergelijkt verenigingen met een ambtelijke organisatie, een gemeenteraad en een college. Een vereniging is primair bezig sportbeoefening mogelijk te maken. De door de wethouder gestelde vragen zijn legitiem, maar door die vragen bij de verenigingen neer te leggen zadelen wij hen op met een besluitvorming die mijns inziens elders hoort te liggen. Wethouder LAGENDIJK: Wij denken dat wij, als een vereniging bereid is zelf in het mobiliteitsgedrag van haar leden te investeren, met twee maal € 100.000,- een eind komen. Wij kunnen dat bedrag stoppen in een regeling zoals wij die tot nu toe hadden, maar wij kunnen verenigingen ook een afkoopsom geven. Een dergelijke regeling kan voor verenigingen interessant zijn. Als zij dit goed weten te organiseren, kunnen zij daaraan geld overhouden, dat zij in de ingroeiperiode kunnen gebruiken. Er zijn redenen waarom we ongeveer op een bepaald bedrag uitkomen en we moeten in overleg bepalen hoe we dat geld naar de mensen brengen. Of dat via een tariefstructuur, via een declaratiesysteem of via een afkoopsom gebeurt maakt mij eerlijk gezegd niet uit. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik denk dat het goed zou zijn ook eens naar de andere parkeerregimes in Dordrecht te kijken. Hoe doen wij dit in de binnenstad en bijvoorbeeld bij het ziekenhuis? Ik weet dat dit de portefeuille van wethouder Van den Oever is, maar ik wil toch de vraag naar voren brengen of wij niet naar een regime toe moeten dat voor de gehele binnenstad geldt in plaats van overal maatwerk. Dat wij sportverenigingen willen helpen is een andere zaak, het gaat mij erom dat het goed zou zijn vanuit het parkeerregime te denken. Wethouder LAGENDIJK: De regeling die wij voorstellen gaat van het in de motie verwoorde uitgangspunt uit: de verenigingen zijn een belangrijke pijler onder ontwikkeling van de Sportboulevard. Wij vinden het belangrijk dat de verenigingen sterk blijven, actieve leden
104
hebben et cetera, en om die reden zijn wij bereid tot compensatie over te gaan. Dat zijn afwegingen in het kader van het sportbeleid. De wachtlijsten bij het Bureau Jeugdzorg, waarvoor de heer Van Dongen aandacht heeft gevraagd, zijn gezien de problemen waarover wij het hebben als het om geïndiceerde zorg gaat inderdaad een heikel punt. In die zin ben ik het eens met ECO-Dordt/D66. Ik heb bij het Bureau Jeugdzorg geïnformeerd en mij is verteld dat er twee wachtlijsten zijn. De wachtlijst voor de screening en indicatie van mensen is de laatste tijd nogal opgelopen, wat betekent dat mensen maanden op indicatie moeten wachten. Dat is natuurlijk beroerd. Met extra middelen van de provincie zijn ten aanzien daarvan de laatste maand enkele maatregelen genomen, over het welslagen waarvan het Bureau Jeugdzorg erg optimistisch is. Er zijn ook wachtlijsten van mensen die voor een bepaalde zorginstelling zijn geïndiceerd, maar daar niet meteen kunnen worden geplaatst. Dat is een ander soort wachtlijst. Die wachttijd verschilt enorm per instelling, omdat de ene instelling beter in staat is een snelle doorstroming te bevorderen dan de andere. Door de acties die met betrekking daartoe in de afgelopen periode zijn gevoerd, zijn ook die wachtlijsten enorm teruggelopen. Uit het door mij met het Bureau Jeugdzorg gevoerde gesprek heb ik het beeld gekregen, dat de provincie haar verantwoordelijkheid in dezen neemt. Daaraan wil ik toevoegen dat er voor crisisgevallen voorrangprocedures zijn, zodat mensen toch kunnen worden geplaatst, en er voor de mensen die op een wachtlijst voor een zorginstelling staan een soort ambulante onderhoudszorg is. Als mensen voor opname in een zware instelling op een wachtlijst staan, wordt niet gezegd ‘belt u ons niet, wij bellen u en dat kan nog wel een jaar duren’’. Dat is niet de bedoeling. Naar aanleiding van de motie zou ik willen voorstellen een informeel beraad met Jeugdzorg te beleggen, zodat wij met elkaar van gedachten kunnen wisselen over de wachtlijstenproblematiek en de samenwerking met de preventieve jeugdzorg. Wij voeren een beleid dat erop is gericht te voorkomen, dat jongeren het traject bij het Bureau Jeugdzorg in moeten. De heer VAN DONGEN: Dat vind ik een prima idee, maar ik zou de scholen ook bij dat overleg willen betrekken. Ik heb van scholen signalen gekregen die erop duiden dat daar leerlingen rondlopen die lang op een indicatie moeten wachten. Wethouder LAGENDIJK: Dat kan, dat is prima. Ter voorbereiding daarop kunnen wij uiteraard, al dan niet in overleg met de provincie, een aantal feiten en cijfers op een rij zetten. Ik zou willen zeggen: ik hoor wel wanneer u dat overleg wilt voeren. In de motie van de ChristenUnie/SGP over historie in de openbare ruimte staat één onderdeel uit een proclamatie die wij de vorige week van diverse Dordtse historische clubs hebben gekregen. Collega Kamsteeg en ik hebben al toegezegd daarop te zullen reageren. Die proclamatie is prettig breder. Daarin wordt gevraagd om een jaarlijks historisch debat naar aanleiding van een soort Dordtse historische kalender die zou kunnen worden gemaakt en daarin wordt ons ook gevraagd de straatnamen en historische informatie in de openbare ruimte kritisch te bekijken. Bij de behandeling van dit onderwerp zat twee maal dertig man op de publieke tribune. Deze historische clubs willen hun netwerk graag benutten om fondsen voor historische activiteiten te kunnen werven en willen graag meedenken over de mogelijkheden voor toepassing van ICT om de geschiedenis van onze stad beter toegankelijk te maken. Die brede benadering vind ik prettiger dan het voorstel er één onderwerp uit te lichten. Daar is niets mis mee, maar wij willen verder kijken dan alleen het informatie geven over leuke historische feiten. Gelet op het gemeentelijk beleid is het voor ons belangrijk dat wij het verleden zo presenteren, dat dit ook voor het heden iets betekent. Wij zouden bijvoorbeeld kunnen kijken naar de komst van migranten naar onze stad door de eeuwen heen. Ik denk dat wij daarvan veel kunnen leren dat van belang kan zijn in het kader van het huidige debat over integratie. Kijken naar de historische religieuze debatten die wij hebben gehad – allemaal op zoek naar de absolute waarheid en het ware geloof – en wat daarbij goed en fout is gegaan, zal ons naar ik verwacht mooie leermomenten geven, die van belang kunnen zijn voor het debat tussen het christelijke en het islamitische gedachtegoed, dat op dit moment wordt gevoerd. Die verbinding tussen
105
historie en heden zouden wij graag willen leggen en in die richting willen wij antwoord geven op de vier suggesties van de Dordtse historische clubs. Naar aanleiding van de motie zou ik willen opmerken dat niet de vraag aan de orde is of wij iets aan de straatnamen en de historische informatie in de wijken moeten doen, maar het gaat om de vraag hoe wij dat moeten doen. Ik ben geen voorstander van het in het leven roepen van een commissie historie in de openbare ruimte. Mijn voorstel aan de raad is onze voorstellen af te wachten. Op basis daarvan zal de raad zich een gewogen oordeel kunnen vormen over de wijze waarop wij dit willen aanpakken. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. De gemeente Den Ham in Overijssel heeft onder de straatnaamborden prachtige teksten gezet. In zo’n tekst wordt bijvoorbeeld verwezen naar een schilderij van een schilder, dat in een museum hangt. Het zou heel leuk zijn als wij op die manier een wandelroute door Dordrecht zouden kunnen maken. Wij behoeven niet het hele pakket in één keer over te nemen, dat zal waarschijnlijk te veel kosten, maar wij zouden daarmee wel een begin kunnen maken. Voor een historische stad lijkt mij dat heel positief. Wethouder LAGENDIJK: Er zijn hiervan in onze stad ook veel voorbeelden. Wij hebben in het CBK een tentoonstelling van schilderijen van in Krispijn vernoemde Dordtse meesters gehad, waarvoor de bewoners per straat zijn uitgenodigd. De bewoners van de Weissenbruchstraat zijn er bijvoorbeeld op gewezen dat bij het CBK een mooi schilderij van de hand van die schilder hangt en zij zijn uitgenodigd voor een uitleg over dat schilderij door de directeur van het museum. Van die uitnodiging is door veel mensen gebruik gemaakt. Er zijn hiervoor veel mogelijkheden. Ik zou liever zien dat voorstellen worden gedaan dan dat hiervoor een commissie in het leven wordt geroepen. Afsluitend wil ik opmerken dat ik alle moties en ook het amendement heel sympathiek vind en ik hoop, dat de raad met mijn suggesties kan leven. Mevrouw LAMBRECHTS: Wij hebben een vraag gesteld over de inrichting van sport- en spelzalen. Aantrekkelijke sportaccommodaties zijn de pijlers van het sportbeleid. Wij denken daarbij aan de Sportboulevard of de nieuwe sporthal, maar ook de gewone gym- en spelzalen moeten volledig veilig zijn ingericht. Wij krijgen daarover wel eens klachten en verzoeken u daarnaar te kijken. Wethouder LAGENDIJK: Dat zal ik zeker doen. Er is veel kritiek op de kleinere sportaccommodaties en gymzalen. In het kader van het Integraal Huisvestingsplan voor het onderwijs wordt daarnaar gekeken, het streven is erop gericht mooie, nieuwe voorzieningen te realiseren. Ik zal bekijken of het mogelijk is de raad daarover systematisch informatie te geven. Mevrouw RUISCH: Een heel bescheiden vraag: kerstbomen in alle wijken. Wethouder Van den Oever is aan die vraag voorbijgegaan, wethouder Kamsteeg heeft daarover ook niets gezegd en wethouder Lagendijk blijft over. Krijgen wij kerstbomen in alle wijken? Wethouder LAGENDIJK: Ik weet het niet, maar ik vind het een leuk idee en ik zal ernaar kijken. Via het wijkgericht werken zijn er wel mogelijkheden om iets te regelen. Ik denk dat wij hierbij ietsje langer moeten stilstaan, maar ik zal bekijken hoe wij dit kunnen doen. Volgens mij werkt het goed. Mevrouw RUISCH: Ja, het is heel bindend in een wijk. Er is al een paar maal op gewezen hoe belangrijk dit is. De VOORZITTER: Het college neemt hierover de volgende week een besluit. Als wij een probleem zouden maken over kerstbomen… Er zijn drie portefeuillehouders die zich hiermee bezig houden en ik zal mij hiermee ook bemoeien. Aanstaande zaterdag komt Sinterklaas aan en het is zo kerstmis.
106
De heer HOOGERDUIJN: Ik wil nog even op onze motie over de historie terugkomen. De heer Tazelaar drong een beetje voor, dat is prima… De VOORZITTER: Kunt u met uw opmerking niet tot de tweede termijn wachten? De heer HOOGERDUIJN: Nee, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Dan moet u mij nu duidelijk maken waarom dat niet mogelijk is. De heer HOOGERDUIJN: Ik wil zeggen dat de vergelijking met Den Ham naar mijn mening niet opgaat, omdat Den Ham het grootste boerendorp is dat ik ken. De reactie van de wethouder vind ik heel positief. Onze motie betreft inderdaad een onderdeel van het geheel. Commissie wel of niet… Op de koffie uitnodigen en er dan wat mee doen. Dat is het. De heer TAZELAAR: Ik denk dat de heer Hoogerduijn een andere Den Ham in gedachten heeft dan ik. Den Ham is namelijk geen boerendorp. De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Van Verk op de stoel van de voorzitter plaats te nemen. De heer Van Verk neemt de voorzittershamer over van de heer Bandell. De heer BANDELL: Ik wil met u over een viertal zaken spreken: handhaving, Antillianen, het Onderzoekcentrum Drechtsteden en de brieven. Als je het gezag niet handhaaft, word je op enig moment gedwongen met de sterke arm de openbare orde te herstellen. Dat is het uitgangspunt van het beleid dat in de stad wordt gehanteerd. Dat dit beleid effectief is, zien wij na de enorme actie die elf jaar geleden bij het woonwagencentrum heeft plaatsgevonden. Het is opvallend dat geen der fracties heeft gezegd hoe goed het gaat met de deconcentratie van het woonwagenkamp en met name in het algemeen met de handhaving op de kleine centra. Daaraan wordt iedere dag aandacht besteed. Dat gaat ook op voor de horeca. Als je op het gebied van de horeca niet conform de beleidsregels handhaaft, gaat het niet goed. Dat proberen wij ook te doen bij disco’s, bij snackbars en bij restaurants en ik prijs mij gelukkig dat wij een goed gesprek hebben gehad met de mensen van de discotheek, die een drietal maanden gesloten moest worden. Wij hebben dat niet via de pers gedaan, wij hebben gewoon geprobeerd elkaar te verstaan om het leefklimaat van de bewoners goed te garanderen en tegelijkertijd een prettige omgeving te creëren waarin jongeren zich goed kunnen vermaken. Garanties geven wij niet af, maar er is wel over en weer begrip. Dat geldt ook voor de coffeeshops in de stad. Enkele jaren terug hebben wij ons erg druk gemaakt over één shop in de Voorstraat-Noord, maar wij horen daar nu niets meer over. Natuurlijk gebeurt daar nog wel eens wat, maar het coffeeshopbeleid is in het algemeen succesvol. Zo dadelijk, als ik op de opmerkingen over de wietkwekerijen zal ingaan, zal ik daarop terugkomen. Ik benadruk dat wij de strikte handhaving van de richtlijnen van het Ministerie, de zogenaamde gedoogrichtlijnen, wel in acht nemen, want als we het gezag niet handhaven, moeten we met de sterke arm de openbare orde herstellen. Kijk maar naar Terneuzen, Roosendaal en Bergen op Zoom. Als we een ongewenste ontwikkeling laten uitgroeien, gaat het fout. Dat geldt ook voor seksinrichtingen, altijd een pikant onderwerp. Seksinrichtingen die niet aan de regels voldoen kunnen worden gesloten. Hetzelfde geldt voor huisjesmelkers, een onderwerp waarover wij heel indringend met elkaar spreken en ten aanzien waarvan de raad soms nog meer ambitie toont dan het college. Hoe krijgen wij dit goed georganiseerd? De zaken staan nu goed op de rails. In dit kader vindt niet alleen controle plaats op basis van de Woningwet en bouwregelgeving,
107
maar in de komende tijd zullen ook acties worden ondernomen waarbij de FIOD, de SIOD en de Vreemdelingendienst zullen zijn betrokken. Dat staat niet altijd uitbundig in de krant, maar het gebeurt wel. Voor de Kloostertuin geldt dit evenzeer. Tot 1 juli 2009 waren er 41 meldingen van overlast, 32 maal werd die overlast door jeugd veroorzaakt en 7 maal door alcoholisten. Het beeld dat de overlast door alcoholisten wordt veroorzaakt is door de fractie van GroenLinks genuanceerd. De overlast wordt nogmaals gezegd vooral door jongeren veroorzaakt. In alle gevallen van meldingen heeft de politie slechts vier maal geen inzet kunnen plegen, omdat er andere prioriteiten waren. Toen kwam de zomer. In de periode juli-augustus zijn 42 meldingen van overlast ontvangen. Acht keer kon de politie daarop niet reageren. Het was zomer en het was druk in de binnenstad. Er zijn 12 bekeuringen voor drinken uitgedeeld, in verband met overtreding van het gebiedsverbod zijn 4 aanhoudingen verricht en één keer is een bekeuring uitgedeeld voor het plassen in de openbare ruimte. Er waren 11 verschillende melders, waarvan 3 melders respectievelijk 12, 6 en 5 keer hebben gebeld. De aanhouder wint, zoals u begrijpt. Wat zegt de rapporteur van de politie? ‘Bij veel meldingen worden in de Kloostertuin inderdaad groepjes en groepen jongeren aangetroffen. Vaak lopen collega’s daar direct naartoe en spreken zij hen aan op hun gedrag. Soms, als er wat meer tijd is, worden zij een tijdje onopvallend geobserveerd. Bij heel veel meldingen wordt min of meer normaal tuingebruik geconstateerd.’ Ziet u allemaal hoe dat gebeurt? Het probleem is de dunne scheidslijn tussen waar overlast begint en wanneer sprake is van normaal tuingebruik. De rapporteur heeft tegen mij gezegd zich te kunnen voorstellen dat, als een groep van 20 jongelui bij elkaar zit, hard wordt gelachen, naar elkaar wordt geroepen, wel eens een MP3-speler aan staat et cetera en de omwonenden dit als overlast ervaren. Daar zeg ik bij: zeker als dat ’s nachts gebeurt. In die situatie is echter geen sprake van strafbare overlast en de politie kan dan ook weinig aan deze overlast doen. Toch spreekt de politie die jongeren aan en tot nu toe is de vraag ‘willen jullie de tuin verlaten?’. Dat gebeurt dan ook, maar – nogmaals – formeel valt daaraan weinig te doen. Ik zeg dit alleen om een beeld te geven van de situaties waarin wordt opgetreden en de situaties waarin wij kunnen optreden. Naar aanleiding van alles wat ik hoorde – dat was al een paar weken geleden – heb ik daarnaar navraag gedaan, omdat ik wil weten wat er precies aan de hand is. De heer SLEEKING: Het is goed dat u over het voetlicht hebt gebracht wat aan handhaving wordt gedaan. Wij hebben van omwonenden foto’s ontvangen waarop wij hebben kunnen zien hoe de tuin wordt achtergelaten. Die foto’s zijn een signaal dat daar echt iets mis is. Het is mij opgevallen dat pal op de hoek een bierwinkel is geopend, die tot ’s avonds tien uur open is. Mensen kunnen daar een biertje bestellen, dat zij in de Kloostertuin of op het Vrieseplein kunnen laten brengen. Ik weet niet of de gemeente daarvoor specifiek toestemming heeft verleend, maar ik vind dat een buitengewoon ongelukkige combinatie met de opening van de Kloostertuin. De heer BANDELL: Als ik u mag onderbreken: wij hebben daarover in de Dordtse Kamers gesproken. De heer SLEEKING: U hebt gezegd dat de politie ’s avonds niet kan optreden, maar wij hebben ook milieuregelgeving… De heer BANDELL: Ik heb niet gezegd dat de politie daar niet kan optreden. Ik heb aangegeven dat 12 bekeuringen voor drinken zijn uitgedeeld, er zijn vier aanhoudingen verricht in verband met overtreding van het gebiedsverbod en er is een bekeuring voor plassen in het openbaar uitgedeeld. De politie treedt handhavend en bekeurend op en als er één ergernis is die de politie heeft is het wel, dat die winkel op grond van de huidige Winkeltijdenwetgeving in dit land – dit is geen lokaal maar landelijk beleid – tot dat tijdstip geopend mag blijven.
108
De politie heeft via een gesprek met de betrokken ondernemer geprobeerd te bereiken dat de ondernemer zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt, maar tot nu toe heeft dat niet tot het door ons gewenste resultaat geleid. Daardoor is het soms letterlijk dweilen met de kraan open, wij zijn het hierover eens. Wij hebben veel geld in de Kloostertuin geïnvesteerd. Je kunt van mening verschillen over de vraag of de Kloostertuin mooi is geworden. Ik vind de Kloostertuin mooi, maar anderen vinden de Kloostertuin minder mooi. Dat maakt niet uit. De Kloostertuin is een leuke ontmoetingsplaats, maar wordt niet altijd overeenkomstig onze bedoelingen gebruikt. Ik schets alleen de problematiek. De vraag is, wat wij daaraan moeten doen. Gedacht wordt aan de mogelijkheid een deel van de tuin gedurende een deel van de nacht af te sluiten, maar de praktische effectuering van zo’n maatregel is ingewikkeld, bijvoorbeeld omdat de bewoners achterom met hun bromfiets moeten kunnen binnenkomen. Ik ben er blij om dat wethouder Lagendijk dat vraagstuk zal gaan oplossen. Natuurlijk zijn wij niet gelukkig met de huidige gang van zaken. Als het zo doorgaat, krijgt de Kloostertuin een slechte reputatie, wat erg jammer zou zijn. Dat moeten wij niet hebben. Ik ga verder met mijn betoog. De gemeenteraad heeft ook enkele handhavingsmaatregelen getroffen. Het is mogelijk gebiedsverboden uit te delen en het gebruik en aanwezig zijn van alcohol is in bepaalde delen van de stad niet meer aan de orde. Daarop wordt ook handhavend opgetreden. Wij hebben ook het huisverbod, dat tot nu toe met het strafrecht is samengelopen. Wij hebben in onze stad groepen waartegen de politie wel handhavend kan optreden, maar waarbij voortdurend wordt geconstateerd dat hulpverlening noodzakelijk is. Het is belangrijk dat een keten van instellingen, van verantwoordelijkheden, wordt georganiseerd, zodat er een vloeiende lijn is en effectief iets aan het probleem van de alcoholisten wordt gedaan. Wij hebben in onze binnenstad minder drugsverslaafden – althans manifest – en er is sprake van een omschakeling van drugsgebruikers naar alcoholisten, die de neiging hebben veel luidruchtiger te zijn en meer opvallen. Het is belangrijk dat wij ervoor zorgen dat de hulpverlening goed op een rij wordt gezet. Wij doen dat bijvoorbeeld in de vorm van de aanpak van veelplegers, de aanpak van jeugdige veelplegers en in het Veiligheidshuis, waar wordt geprobeerd de keten rond jongeren, maar ook rond ouderen, op een goede manier te organiseren. De aanpak van deze overlastgevers is niet alleen een zaak van Justitie, openbare orde en veiligheid, maar is vooral een zaak van welzijn en van zorg. Het goed op een rij krijgen van de noodzakelijke zorg is ingewikkeld, maar een vergelijking makend met hoe het een aantal jaren geleden met de organisatie van die zorgketen stond kan ik vaststellen dat wel meters zijn gemaakt. Is het voldoende? Het is nog niet voldoende. Zijn wij er tevreden over? Zeker niet. Het vraagstuk van de dak- en thuislozen is groot en degenen die daarmee het meest worden geconfronteerd zijn de mensen in de omgeving en de politie. Zij staan in de frontlijn bij de aanpak van deze problematiek en zij zijn vaak de beste pleitbezorgers om ervoor te zorgen dat daaraan iets wordt gedaan, dat concrete maatregelen worden getroffen. De fractie van BVD heeft dat ook bepleit. Dan is het wel altijd de vraag: wat bedoelen wij met ‘concrete maatregelen’ en hoe structureel krijgen wij dat voor elkaar? De heer SLEEKING: Ik deel uw analyse volledig. De PvdA heeft een motie ingediend, die erop is gericht een taskforce in te stellen die met een plan van aanpak zal moeten komen. Wij hebben al eerder om een plan van aanpak gevraagd en volgens mij komt hetgeen de PvdA in de motie vraagt op hetzelfde neer. Eerder sprak u over ‘dweilen met de kraan open’. Dat is wat wij willen voorkomen. Wij zijn er absoluut voorstanders van dat de problemen die zich in Dordrecht voordoen integraal en structureel worden aangepakt en wij vinden ook dat ervoor moet worden gezorgd dat de overlast uit de wijken verdwijnt. Het kan echter niet zo zijn, dat de vestiging van allerlei instellingen tot een toename van de problematiek leidt. Wij willen dat aan de voorkant wordt geanalyseerd hoeveel uitwisseling er is en willen weten op welke manier wij onze eigen problemen in samenwerking met de regio gaan oplossen, waarbij moet worden
109
voorkomen dat Dordrecht het afvoerputje van Rotterdam wordt, waar het gemeentebestuur nog strenger is dan in Dordrecht. De heer BANDELL: Het is belangrijk dat wij ons afvragen hoeveel een wijk kan hebben. Onze samenleving is vloeiend. Niet iedereen woont zijn of haar hele leven op het Eiland van Dordt. Wij hebben vrij veel mutaties. Grosso modo moeten wij ons afvragen hoe wij voor een goede spreiding van voorzieningen kunnen zorgen. Daarbij moeten wij uitgaan van historische gegevens, de situatie is nu eenmaal zoals zij is en iedereen weet dat het verplaatsen van instellingen evenals het creëren van nieuwe instellingen niet eenvoudig is. Het geld is niet altijd het probleem, het is noodzakelijk een geschikte locatie met een sociaal klimaat en een zekere mate van aanvaarding te vinden. Ik ben het met iedereen eens, dat wij geen voorzieningen met uitsluitend een aanzuigende werking moeten hebben. De vraag is altijd weer: hoe voorkom je dat? Dat is een tweede. Het uitgangspunt ‘geen aanzuigende werking’ is volstrekt helder en normaal. Dat brengt mij op de actie die wij een dezer weken in het kader van het voorkomen van zinloos geweld en grote overlast zullen ondernemen. Dat wordt een ‘Doe normaal-actie’, waarmee wij zullen proberen meer normstellend bezig te zijn. Wij laten van ons horen, dat merkt u binnenkort. Wij zullen dit in het kader van het grote stedenbeleid doen. Dat brengt mij bij de motie van het CDA. Nog niet zo lang geleden hebben wij vrij uitvoerig over de hennepkwekerijen gesproken. Het pleidooi van het CDA voor het oprollen van hennepkwekerijen via het bestuursrecht is daarbij onderwerp van bespreking geweest. Die discussie wil ik niet overdoen. In Dordrecht – dat geldt ook voor de politieregio – nemen wij alle signalen over het kweken van wiet serieus en die signalen leiden eens in de zo veel weken tot een veegactie. Die actie wordt goed voorbereid en vervolgens wordt geveegd. ENECO is daarbij ook betrokken. Over het algemeen leiden die veegacties tot een prima resultaat, er is geen melding die wij niet opvolgen. Waar ik over ‘we’ spreek, bedoel ik te zeggen dat deze acties onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie worden uitgevoerd. Het kweken en verhandelen van wiet is illegaal en in dat kader is strafrecht aan de orde. Dat deze activiteiten schadelijk zijn voor de samenleving, voor de leefbaarheid van de omgeving, is waar. De raad zal binnenkort een recent door het college vastgestelde rapportage over overlastgevende panden in de stad ontvangen. Als er een signaal is dat, als gevolg van een kwekerij, op een apert brandonveilige situatie duidt, wordt acuut opgetreden. In de Dordtse situatie zie ik geen enkele noodzaak hiervoor extra middelen vrij te maken. In het Rotterdamse kan ik mij dat wel goed voorstellen, in combinatie met toepassing van de – dit is voor de fijnproevers – de Wet Victoria. Als een pand bij voortduring als gevolg van drugshandel en/of prostitutie apert overlast geeft, biedt de Gemeentewet de mogelijkheid zo’n pand te sluiten. Die situaties doen zich in Dordrecht gelukkig niet voor. In de regio – zeker op het platteland – is het op grote schaal kweken van wiet meer een probleem dan in het Dordtse, zo eenvoudig is het. Om die reden ontraad ik de motie. Waarom zouden wij geld beschikbaar stellen voor iets dat wij in de praktijk via het strafrecht doen? Justitie zal blij zijn als de raad deze motie aanneemt, want dat zal betekenen dat Justitie minder geld aan de opruimacties behoeft te besteden. De heer TASGIN: U hebt zojuist gezegd dat u overlast graag integraal wilt benaderen en niet wilt dweilen met de kraan open. Ik zou dezelfde redenering naar de hennepkwekerijen willen doortrekken. Waarom wordt de problematiek van de hennepkwekerijen niet integraal benaderd? Waarom komt de Belastingdienst niet met aanslagen en navorderingen? Waarom kunnen wij fraude met uitkeringen niet stoppen? De heer BANDELL: Waaruit leidt u af dat dit via de lijn van het handhaven van het strafrecht niet gebeurt? Alles wat als zogenaamde bijvangst wordt meegenomen leidt tot actie en die actie is in vele gevallen effectiever als dat via het Openbaar Ministerie gebeurt dan wanneer dat gebeurt via de lijn van het bestuursrecht. De reden daarvan is dat het Openbaar
110
Ministerie – om het simpel te zeggen – kortere klappen kan maken dan het bestuursrecht. Zoals u weet duurt dat altijd aanzienlijk langer. Ik heb niet voor niets gezegd dat wij voor een aantal van de onder het hoofdje Handhaving vermelde onderwerpen multidisciplinair samengestelde teams hebben. De gemeente vervult daarbij een coördinerende rol. Zijn er signalen die op fraude duiden – sociale zekerheidsfraude of belastingfraude -, dan weten de instanties elkaar tegenwoordig uitstekend te vinden. Dat is heel goed, want het kwaad moet worden bestraft en het goede moet worden beloond. Zo zit de wereld helaas niet altijd in elkaar, maar wij proberen dat in Dordrecht met elkaar wel te benadrukken. De heer MERX: Ik wil u twee vragen stellen.Kunt u iets vertellen over het Regionaal Expertisecentrum dat hier zal gaan functioneren en dat, naar ik heb begrepen, een integrale aanpak voorstaat? Mijn tweede vraag betreft het schadeverhaal. De heer BANDELL: Ik heb een nota geparafeerd ter bespreking in het college, waarin de stand van zaken wordt weergegeven. Er was al eerder een nota, maar daarin werd het feitelijke verhaal onvoldoende aangetoond. De nota is inmiddels gecompleteerd en ik kan toezeggen dat de raad deze behoorlijk goed gedocumenteerde nota voor het einde van het jaar zal ontvangen. Het is goed dat de heer Merx mij op het bestaan van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum heeft geattendeerd. Dat is een samenwerkingsverband van de negentien gemeenten in Zuid-Holland-Zuid, waarin Dordrecht volop participeert. Het initiatief hiervoor is uit het Dordtse gekomen. Ook in het land nemen deze zaken toe. Het RIEC is een club waarin de bestuurlijke vraagstukken rond handhaving en bestuurlijke taken op het terrein van financiële fraude en vastgoedfraude en de toepassing van de wet BIBOB worden geconcentreerd. Daar komt de expertise in samenwerking met Justitie en politie aan de orde, waarbij het voortouw bij het bestuur ligt. Als er signalen komen, die erop duiden dat bij wietkwekerijen het bestuur meer aan de bak moet komen, is het Regionaal Informatieen Expertisecentrum de aangewezen instantie om dat op te pakken. De heer TASGIN: Ik wil nog even terugkomen op de bestuurlijke handhaving. Ik ben niet deskundig op het gebied van het strafrecht en bestuursrecht en kan daarover geen uitspraak doen, maar ik heb wel kunnen constateren dat in Rotterdam – ik weet dat Rotterdam hier een beetje gevoelig ligt – en ook in Ridderkerk en Schiedam voor de tijd waarin bestuursrecht is toegepast geen enkele uitkering is gestopt in relatie met hennepkwekerijen en de belasting pas navorderingen is gaan sturen nadat hennepkwekerijen bestuursrechtelijk zijn aangepakt. Na de invoering van een aanpak via het bestuursrecht is veel beter samengewerkt, de regie is door de gemeente in handen genomen en de structuur van de aanpak is verbeterd. Ik zal één voorbeeld geven. In Rotterdam is alleen in 2008 voor € 7,7 miljoen aan belasting nagevorderd. Dat heb ik in een raadsinformatiebrief uit Rotterdam gelezen. Voor die tijd werd dat nooit gedaan. De heer MERX: Ik wil de heer Tasgin vragen of hij het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum kent. Het zou overigens niet verwonderlijk zijn als hij dat niet kent, want het RIEC begint nu pas te draaien. Als ik goed ben geïnformeerd, wordt de bestuurlijke aanpak die de heer Tasgin voorstaat daar in gezamenlijkheid met alle zojuist door de burgemeester genoemde partijen opgepakt. Is de heer Tasgin het met mij eens, dat het goed zou zijn te bezien welke ontwikkelingen het RIEC met zich gaat meebrengen? Volgens mij doet het RIEC precies wat in de motie wordt gevraagd. De heer TASGIN: Wij zijn er voorstanders van dat de aanpak breder wordt getrokken dan Dordrecht. In onze woordvoering hebben wij aangegeven dat wij het een goede zaak zouden vinden als deze problematiek in Drechtstedenverband wordt aangepakt. Wij zouden het nog beter vinden als de problematiek landelijk aangepakt zou worden. Hoe breder hoe beter!
111
Mevrouw STEVENS: Misschien moeten wij hennepkwekerijen gewoon legaliseren. Dan behoeven wij deze discussie niet meer te voeren. De heer VAN DONGEN: Ik wil de heer Tasgin nog één vraag stellen. In de motie wordt zwaar ingezet op overlast, brandgevaar, diefstal van elektriciteit en dergelijke, maar ik heb de indruk dat de heer Tasgin niet alleen de hennepkwekerijen waarbij daarvan sprake is, maar alle hennepkwekerijen wil aanpakken. Heb ik dat goed begrepen? De heer TASGIN: Ik denk dat het een het ander niet tegenspreekt. De heer VAN DONGEN: Voor mij wel. Een hennepkwekerij die brandgevaarlijk is en overlast veroorzaakt vind ik een ander geval dan een gewone hennepkwekerij. De VOORZITTER: Ik stel voor deze discussie nu te beëindigen. Wij hebben vanavond nog een tweede termijn en dan kunnen jullie uitgebreid met elkaar in debat gaan. De heer BANDELL: Bij het afsluiten van het convenant vrijplaatsen – dat zijn plaatsen waar allerlei dingen gebeuren die niet mogen – was de hoofddirecteur van de Belastingdienst Rijnmond, waar wij onder vallen, zeer enthousiast over de wijze waarop de zaken in Dordt worden aangepakt. Hij verzuchtte zelfs, dat hij graag zou zien dat dezelfde aanpak in meerdere steden in het rechtsgebied van de Belastingdienst tot stand zou komen. In aansluiting op wat wethouder Spigt over het Antillianenbeleid heeft gezegd wil ik nog het volgende naar voren brengen. Wethouder Spigt en ik hebben er landelijk voor gepleit een volgsysteem in het leven te roepen, de zogenaamde verwijsindex Antillianen. Door een aantal fracties is gezegd dat de problematiek van de Antillianen een landelijke aanpak vergt en door het in het leven roepen van dat volgsysteem kan daarmee een aanvang worden gemaakt. Helaas heeft het kabinet na een aantal jaren van voorbereiding het besluit genomen dat de verwijsindex er niet mag komen. Voor wat betreft de informatiepositie die wij hebben is het goed te constateren, dat wij ons wijsmaken dat wij veel kennis hebben op het gebied van wat ik criminaliteit Antillianen zou willen noemen en wat aandacht krijgt groeit. Dat houden wij heel goed in de gaten. Het meest verheugende in het beleid – ik zeg dit wethouder Spigt graag na – is het feit dat wij buitengewoon succesvol zijn bij het bestrijden van de jeugdwerkloosheid onder Antillianen. Dat is het begin van de verandering. Wij praten hier over mensen die buitengewoon kansarm uit de Nederlandse Antillen zijn gekomen en vaak behoren tot de groep die daar met de grootste moeite het hoofd boven water kan houden. Voor die groep moet veel gebeuren. Ik hoop dat het gesprek de volgende week vooral zal gaan over de vraag hoe lang zo’n bijzondere aanpak nog nodig is en hoe wij het voor elkaar kunnen krijgen dat wij meer meters maken dan de meters die wij al hebben gemaakt. Wij besteden veel aandacht aan het Antillianenbeleid, daarom weten wij veel en dat komt in cijfers tot uitdrukking. Ik ben portefeuillehouder van het Onderzoekcentrum Drechtsteden. Het OCD mag niet verweten worden, dat op pagina 23 van de begroting de cijfers zijn genoemd die daar zijn vermeld, omdat het OCD cijfers aanlevert aan de gemeente en anderen die cijfers hebben verwerkt. De les die wij moeten leren is dat, als cijfers in dit soort stukken worden gebruikt, moet worden aangegeven dat de bronnen waarbij onderzoek is gedaan verschillend zijn. Ik neem het op voor de deskundigheid van de OCD, dat niet verweten kan worden dat gegevens afkomstig uit twee verschillende bronnen zijn aangeleverd. Bronvermelding is belangrijk. Over de vraag of het OCD deskundig is mag geen twijfel bestaan: het OCD is hartstikke deskundig! De brieven. Ik heb de weddenschap niet aanvaard, maar als ik dat zou hebben gedaan, zou het CDA hebben gewonnen. Het gaat niet alleen om aan mij gerichte brieven. Ik zit net onder het CDA, het scheelt maar 2%. Aan mij gerichte brieven zijn vaak procedurele brieven, dus ik heb gemakkelijk praten. Ik geef aan dat ik niet de baas ben van de stad en
112
ik een bepaalde zaak in handen van de korpschef of bijvoorbeeld een wethouder heb gegeven. Ik ben wel altijd geïnteresseerd in wat met zo’n brief gebeurt. Ik heb wel een verheugend bericht, in het Burgerjaarverslag zal ik hierop terugkomen. Wij hebben nog nooit zo weinig brieven gehad die te laat worden behandeld. Op 9 november waren dat er slechts 90. Dat is echt een laagterecord. Eind oktober is vastgesteld dat 78% van de brieven op tijd is afgehandeld. Wij hebben een werkvoorraad die binnen zes weken moet worden afgehandeld en uit 600 tot 700 brieven bestaat. Ik heb het niet over e-mails, maar over brieven. Het aantal e-mails bedraagt een veelvoud daarvan, maar daar zit veel spam bij. Wij gaan hard op deze weg door, zodat wij het volgend jaar zullen kunnen zeggen dat wij het CDA in welke samenstelling dan ook hebben verslagen. De VOORZITTER: ik stel vast dat de heer Bandell zijn beantwoording binnen een half uur heeft afgerond. De heer Van Verk draagt de voorzittershamer over aan de heer Bandell. De VOORZITTER: Ik wil graag uw aandacht vragen voor een korte mededeling van wethouder Van den Oever. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Ik heb verheugend nieuws en zou het vervelend vinden als de raad dat nieuws morgen uit de krant zou moeten vernemen. Wij hebben een nieuwe vervoerder voor het vervoer over water. De aanbesteding door de provincie in samenwerking met de Drechtsteden is gegund aan een combinatie van Doeksen en Arriva. Doeksen is bekend van de opzet van de fast ferry. Deze vervoerder is op alle drie de beoordelingscriteria als beste uit de bus gekomen. U zult zich wellicht afvragen wat dit voor Dordrecht betekent. Ik kan zeggen dat ik erg tevreden ben. Over het product zal ik het nu niet hebben, maar over de vaartijden – voor ons naast andere punten zoals dienstverlening een stevig issue – wil ik wel iets zeggen. Er komen extra vaarten in de weekends in de periode april/oktober en er komen ook extra weekenddiensten naar Sliedrecht. Dat is voor ons van belang, omdat de Biesbosch daarbij is aangesloten. Daarnaast zal ’s avonds langer worden doorgevaren. Dit is een lang door ons gekoesterde wens. De waterbus – misschien zal de naam worden veranderd – zal ’s avonds langer doorvaren tussen Dordrecht en Rotterdam en tussen Zwijndrecht, Papendrecht en Dordrecht en ook de halfuurdienst tussen Dordrecht en Rotterdam zal worden hersteld. De nieuwe dienstregeling zal op 1 januari 2010 ingaan en de concessie is voor 12 jaar gegund. De VOORZITTER: Dit was een dienstmededeling. Leden van de raad, het is kwart over vijf. Ik stel voor de vergadering nu te schorsen en om half acht te hervatten. Wij zouden tot zes uur doorgaan, maar het lijkt mij weinig zinvol na de schorsing tot zes uur door te gaan. Kunt u met dat voorstel instemmen? De heer SLEEKING: Gezien onze interne planning en reservering pleiten wij ervoor de vergadering om acht uur te hervatten. De heer VAN DONGEN: Ik vind het een goed idee om half acht te beginnen. De heer VAN DER KRUIJFF: Voor ons is half acht ook geen probleem. De VOORZITTER: Ik begrijp dat de heer Sleeking zich op acht uur heeft gericht. Brengen wij jullie erg in de problemen als het half acht wordt? Ik zie dat de heer Sleeking aarzelend knikt. Ik stel vast dat hij zich naar de wens van de meerderheid voegt. Heel erg bedankt! De vergadering is geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik hoop dat u allen van een mooie maaltijd hebt genoten.
113
Ik moet u de groeten doen van het Raadsledenplatform Zuid-Holland-Zuid, dat nog in vergadering bijeen is. De heer Sleeking, voorzitter van de fractie van BVD, heeft het woord voor zijn tweede termijn. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Allereerst een woord van dank voor de uitvoerige beantwoording door het college, de bijdragen van alle betrokken ambtenaren en de medewerkers van de griffie. Ik denk dat ik namens allen raadsleden spreek. Dit zijn bijzondere algemene beschouwingen, de laatste in deze periode. Sommigen van ons zullen er het volgend jaar niet meer bij zijn. Dat geldt ook voor de nestor van onze raad, de heer Mostert, die vanavond zijn laatste beschouwingen meemaakt. Hij heeft het stokje al aan zijn collega overgedragen. Ik begrijp dat dat niet gemakkelijk is en vind het stoer dat hij dat heeft gedaan. Ik hoop dat hij de Dordtse politiek in de toekomst zal blijven volgen en waar nodig mensen een hart onder de riem zal steken. Weliswaar nemen wij vandaag nog geen afscheid van de heer Mostert, maar dit is voor hem naar ik veronderstel een bijzondere avond. De heer MOSTERT: Ik wil Piet hartelijk danken voor zijn woorden. De heer SLEEKING: Bij de aanvang van onze begrotingsbijdrage hebben wij u allen een stuk gatenkaas aangeboden. Ik weet niet of u de kaas geproefd hebt. Zo ja, dan is het natuurlijk de vraag of de kaas u heeft gesmaakt. Van wethouder Van den Oever, die daarvan een studie heeft gemaakt of heeft laten maken, heb ik begrepen dat de gaten bewust in de kaas worden aangebracht. Dat was ook onze taxatie. Wij worden alleen te vaak geïnformeerd over de gaten die her en der vallen. Ik heb het natuurlijk over de projecten. Het is een goed idee de dertien projecten, waarvan enkele aan het einde van de pijplijn zitten en nagenoeg tot een afronding komen, voor de nieuwe raadsperiode begint tegen het licht te houden en te analyseren. Wellicht zullen wij tot de conclusie komen, dat enkele projecten kunnen worden heroverwogen. Volgens mij is dit een suggestie van de PvdA en dit lijkt mij een goed idee. Of wij het eens zijn over de projecten die wel of niet moeten worden overwogen zien wij wel. Daarop kom ik nog terug. Wij hebben een behoorlijk uitvoerige voorbereiding van de begrotingsbehandeling gehad. Wij pleiten ervoor in de toekomst wederom met schriftelijke vragenronden te werken, waarop vervolgens schriftelijke antwoorden kunnen worden gegeven. De vragen en antwoorden van andere fracties die tot steun kunnen zijn hebben wij gemist, wij zien dat als een gemiste kans. De voorbereiding was naar onze mening te informeel en de antwoorden die je in zo’n informele setting in de Raadskelder krijgt hebben weinig status. Op sommige antwoorden wachten wij helaas nog. Die antwoorden verwachten wij de komende week. Het is ook jammer dat de negenmaandscijfers pas in de bus vallen op het moment waarop we min of meer klaar zijn met de voorbereiding van de begrotingsbehandeling en wij de eindverantwoording van het MJP pas na de begroting zullen bespreken, terwijl die wel van invloed kunnen zijn op het vanavond te voeren debat. Door een aantal fracties is daarop gewezen en wethouder Van Steensel heeft daarover iets gezegd. Wij moeten constateren dat de eindejaarsrapportage ongeveer € 4,9 miljoen nadelig uitvalt en bijna € 6 miljoen lager uitkomt dan werd voorzien, wat een behoorlijk bedrag is. Vanmiddag heb ik erop gewezen dat de opmerking van het CDA over het Calvijnjaar in het licht van hetgeen daarover in de negenmaandsmarap is vermeld in een ander perspectief moet worden geplaatst. De gemeentelijke garantie van € 200.000,- zal volledig moeten worden gebruikt, omdat de sponsoring en de entreegelden tegenvallen. Het zou goed zijn bij de voorbereiding van de begrotingsbehandeling al over dergelijke informatie te beschikken. Misschien is dat de volgende keer wel mogelijk. Ik wil nu een reactie geven op de bijdragen van de andere fracties en het college, vervolgens zal ik aandacht vragen voor enkele vragen die nog onbeantwoord zijn gebleven en daarna zal ik de moties en amendementen langslopen.
114
Graag sluiten wij ons aan bij de oproep van de PvdA en andere fracties waar mogelijk nog meer op het stimuleren van werkgelegenheid in te zoomen. De heer Tazelaar heeft het vorig jaar of twee jaar geleden een motie over het stimuleren van werkgelegenheid voor 45-plussers ingediend en hetgeen daarover destijds is gezegd is gisteren en vanmiddag herhaald. De 45-plussers vormen een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Het stimuleren van werkgelegenheid, bijvoorbeeld door het versnellen van onderhoudsplannen en restauratieplannen, vind ik een goed idee. Wat zou het mooi zijn als wij eindelijk eens aan de slag zouden kunnen gaan met de restauratie van het gebouw ‘De Holland’, om maar eens iets te noemen. Over het gratis openbaar vervoer heb ik in onze eerste termijn al iets gezegd. Natuurlijk willen wij daarmee graag doorgaan, zeker gehoord de opmerking van de wethouder dat de kosten van het voortzetten van dit experiment in de tweede helft van 2010 relatief laag zullen zijn. Mijns inziens zouden wij nu al kunnen besluiten het hele jaar te pakken, maar ik ben het wel met de wethouder eens dat wij eerst goed moeten evalueren wat de feitelijke opbrengst van dit experiment is. Wij krijgen positieve reacties en het is een opsteker dat het draagvlak voor het doorgaan met dit experiment 80% is. Wij hebben echt iets goed gedaan. Wij moeten echter ook naar de feitelijke opbrengst van dit experiment kijken. Hoeveel mensen maken gebruik van het gratis openbaar vervoer en leidt dat tot minder autobewegingen? Ik ben ook benieuwd of wij minder kosten maken voor de Drechthopper. Dat hebben wij wel ingecalculeerd en… De heer MERX: Ik begrijp niet goed wat u bedoelt te zeggen. Ik heb u horen zeggen dat wij, gelet op de relatief lage kosten van het voortzetten van dit experiment, nu zouden kunnen besluiten daarmee nog een half jaar door te gaan, maar ik heb u ook horen zeggen dat u de evaluatie wilt afwachten. De heer SLEEKING: Het laatste. De evaluatie komt in het eerste kwartaal van het volgend jaar en ik ben het eens met de opmerking van wethouder Van den Oever, dat de nieuwe raad en het nieuwe college een besluit over voortzetting van deze proef moeten nemen. Dat vinden wij verstandig. Volgens mij zal de PvdA hetzelfde standpunt innemen en dan zitten wij weer op één lijn. Het zal u niet vreemd in de oren klinken dat wij het voor wat de bebouwing van de Zuidpolder betreft oneens blijven met het college, de fractie van de PvdA en de andere collegepartijen. De opstelling van het college is naar onze mening merkwaardig. Wij hebben vastgesteld dat er op dit moment geen behoefte is aan dure woningen en het is ook niet de verwachting dat die behoefte in de komende vier jaar zal toenemen, maar het college wil al wel graag het bestemmingsplan vaststellen. Kennelijk is er een bepaalde gretigheid om de Zuidpolder – wat er ook gebeurt – te bebouwen, als dat nu niet kan dan over tien of twintig jaar. Het standpunt van het college komt erop neer dat dit moet en zal gebeuren en als er geen behoefte is aan dure woningen, zullen wij die behoefte zelf wel creëren. Wij zijn daarvan geen voorstanders. De heer VAN VERK: Naar mijn mening zijn wij duidelijk geweest. Wij hebben gezegd dat we akkoord gaan met bebouwing van de Zuidpolder als het vanuit een sociaaleconomisch of demografisch perspectief bezien noodzakelijk blijkt daar te gaan bouwen en als er voldoende afzetmogelijkheden zijn. Wij zien op dit moment geen aanleiding een ander standpunt in te nemen. De heer SLEEKING: Ik maak mij zorgen over het feit dat de PvdA minder prioriteit wil geven aan de ontwikkeling van Stadswerven, omdat dat er ongetwijfeld toe zal leiden dat de druk op andere gebieden hoger zal worden. Om die reden pleiten wij ervoor actief door te gaan met de ontwikkeling van Stadswerven. Wij zijn van mening dat de ontwikkeling van Stadswerven van groot belang is voor het sparen van het polderlandschap. De heer VAN VERK: Wij hebben ons op het standpunt gesteld dat voor wat Stadswerven betreft enig uitstel van de bouw mogelijk moet zijn, omdat wij willen voorkomen dat op de
115
kwaliteit wordt ingeboet. Wij willen daar geen wijk à la de Blauwe Stad in Oost-Groningen zien ontstaan. Als wij nu in Stadswerven gaan bouwen, is er naar onze mening onvoldoende afzetmogelijkheid. De heer SLEEKING: Ik ben het met u eens dat er perspectief moet zijn en de wijk op een goede manier moet worden ontwikkeld. Over drie maanden zijn er verkiezingen. Het standpunt van de PvdA is helder: de PvdA wil de Zuidpolder ontwikkelen. Het projectbesluit is vastgesteld en de volgende stap is het vaststellen van het bestemmingsplan. Dat is een logisch gevolg van een en ander en daardoor zal bebouwing van de polder mogelijk worden. Ik hoop dat wij daarover in de verkiezingstijd transparant zullen communiceren, dat geen spelletjes zullen worden gespeeld met wat fracties niet en wel willen, dat de standpunten van de huidige collegepartijen helder zullen zijn en ook helder zal zijn op welke termijn zal moeten worden gebouwd. De PvdA stelde dat in Wielwijk geen villa’s gebouwd kunnen worden. Dat raakt natuurlijk de kern van het PvdA-beleid: wonen in het groen is voor mensen met poen en de rest mag het met wat minder doen. Dat is de leidraad van de PvdA anno 2010. De heer VAN VERK: Begrijp ik goed dat de heer Sleeking ervoor pleit sociale woningen in Wielwijk te slopen, zodat daar villa’s kunnen worden gebouwd? De heer SLEEKING: In het licht van het feit dat wij in Wielwijk bezig zijn met een differentiatie van het woningaanbod, vind ik de opmerking van de PvdA, dat Wielwijk zich niet voor het creëren van duurdere woningbouw zou lenen, erg onverstandig. Toevallig weet ik dat in Wielwijk enkele villa’s staan: één villa van een huisarts en één villa aan de dijk. Dat zijn kapitale villa’s van om en nabij € 1 miljoen. Zelfs in Wielwijk moet ruimte te vinden zijn voor de bouw van villa’s. Als daar een paar miljonairs komen wonen, zou dat een buitengewone opsteker voor de wijk zijn. Misschien zijn die miljonairs wel in PvdA-kringen te vinden! De heer VAN VERK: In Wielwijk staan inderdaad al sinds jaar en dag twee villa’s en wij moeten ook vaststellen, dat in de afgelopen jaren met de bouw van de Zilvervloot op het Admiraalsplein een behoorlijk aantal dure woningen aan de wijk is toegevoegd. De heer SLEEKING: Dat ben ik met u eens en dat steunen wij ook, maar ik wil wel opmerken dat het belangrijk is in dat soort contexten voorzichtig te zijn met taalgebruik. De heer VAN VERK: Volgens mij was mijn taalgebruik volstrekt helder. De heer SLEEKING: Ik vind het prima als u daarvoor blijft staan. De PvdA heeft voorgesteld een taskforce in het leven te roepen, die wat de een overlast en de ander hinder noemt zal moeten gaan aanpakken. Misschien moeten wij het eerst over de definiëring van deze begrippen hebben. Gezegd kan worden dat spelende kinderen die af en toe een bal over een schutting schoppen of voor rumoer zorgen hinder veroorzaken, maar die hinder is natuurlijk van een volstrekt andere orde dan de overlast die alcohol- en drugsgerelateerde problematiek veroorzaakt. Omdat wij een aantal jaren geleden in feite hetzelfde voorstel hebben gedaan, omarmen wij het voorstel van de PvdA. Wij vinden het goed dat de problematiek integraal wordt aangepakt, maar dan wel na een grondige analyse van de nulsituatie en de doelgroep die wij op het oog hebben. Wij zijn niet van plan de problemen van de rest van het land in onze wijken te blijven positioneren. Het CDA heeft wederom aandacht gevraagd voor het ontbreken van een bioscoop. Wij vinden dat uitstekend en sluiten ons van harte bij de wens van het CDA aan. Ook wij zijn van mening dat het nieuwe college prioriteit dient te geven aan het realiseren van een volwaardige bioscoop, al dan niet op de Stadswerven. Als er een kans is de ontwikkeling van een bioscoop met de bouw van een nieuw stadion voor FC Dordrecht te combineren, vinden wij dat ook prima. Wanneer gaat het stadion er nu eens komen? Ook daarover
116
krijgen wij in toenemende mate mailtjes. In de richting van de heer Van der Kruijff merk ik op dat wij ons best doen al die mailtjes tijdig te beantwoorden. Het voorstel van het CDA over het verhalen van kosten op wietkwekerijen via een bestuurlijke aanpak spreekt onze fractie in grote lijnen aan. In de praktijk is gebleken, dat illegale kwekerijen in diverse wijken een gevaar voor de omgeving vormen. Wij gaan nu eenmaal niet over legalisering, wij worden alleen met de randverschijnselen van dit gedoogbeleid geconfronteerd. Wij wachten af wat het CDA gaat doen, ik moet u zeggen dat de standpunten in onze fractie niet eensluidend zijn. Over de formulering van de motie is nogal wat discussie. Ik heb aangegeven dat ik voorstander ben van het voorstel van de PvdA-fractie te proberen de gemaakte kosten voor zo ver dat mogelijk is terug te vorderen. Van de heer Tasgin hebben wij gehoord dat daarmee elders successen zijn geboekt en het lijkt mij een goed idee de mogelijkheden daartoe op een rijtje te zetten. Het feit dat wij vanavond een aantal moties zullen behandelen heeft bij mij de vraag opgeroepen wat met de het vorig jaar door de raad aanvaarde moties is gebeurd. Gisteren, vijf minuten voordat de vergadering begon, kregen wij van wethouder Van den Oever een memo van drie kantjes over wat met de raadsbreed ondersteunde motie ‘Roekeloos rijgedrag’ gebeurd is. Die motie is in eerste instantie aangehouden, maar bij de behandeling van de Kadernota unaniem door de raad aanvaard. De wethouder heeft ons een lang verhaal doen toekomen over wat er is gebeurd, maar ik moet vaststellen dat de door de raad aanvaarde motie ‘Roekeloos rijgedrag’, waarin om het instellen van een meldpunt wordt gevraagd, niet is uitgevoerd. Ik vraag mij af wat de waarde van door de raad aanvaarde moties is. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij hebben de spreadsheet waarop u doelt niet ontvangen. Volgens mij heeft alleen uw fractie die gekregen. De heer SLEEKING: Dat klopt. Wij hebben gisteren voor de aanvang van de vergadering drie A4-tjes in de handen gedrukt gekregen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik neem toch aan dat wij altijd alle informatie met elkaar delen. De heer SLEEKING: Ik denk dat het niet onze opdracht is informatie die wij van het college ontvangen… Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Daarop spreek ik u niet aan, ik spreek de voorzitter daarop aan. De heer SLEEKING: Het kopieerapparaat staat bij ons al roodgloeiend en ik heb begrepen dat wij op ons papierverbruik moeten letten. De VOORZITTER: Ik heb zojuist van de griffier gehoord dat het desbetreffende stuk bij de griffie is aangeleverd. Ik ken dat stuk ook niet. De heer SLEEKING: Dat is dus ook weer niet in het college aan de orde geweest! Nou, nou! De VOORZITTER: Naar aanleiding van een afgelopen dinsdag daarover door de heer Soy gestelde vraag is de afspraak gemaakt, dat de wethouder de raad zo snel mogelijk zou informeren. De wethouder heeft zijn best gedaan dat te doen, maar dat laat onverlet dat de overige raadsfracties en de voorzitter van de raad dat stuk ook moeten ontvangen. Als voorzitter van het college ontvang ik dat stuk ook graag. De heer SLEEKING: Ik veronderstel dat wij hierop nog wel zullen terugkomen. De VOORZITTER: Uiteraard. Wij zullen dat stuk agenderen en bekijken wat aan de orde is.
117
De heer SLEEKING: De heer Kamsteeg heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij zijn buik vol heeft van de klachten over overlast. Dat geldt natuurlijk ook voor de mensen die het betreft. De bewoners van het Kasperspad en het Vrieseplein hebben daar ook hun buik vol van. Als de wethouder zijn buik vol heeft kan hij zeggen ‘ik heb het wel gezien, ik ga een ander leuk baantje zoeken en val mij verder niet lastig’, maar de bewoners van die straten blijven met de overlast zitten. Wethouder KAMSTEEG: Dat heb ik niet gezegd. De heer SLEEKING: U hebt wel gezegd dat u uw buik van iets vol hebt. Volgens mij had dat met klachten van deze aard te maken. Wij zullen dat nalezen. De huisjesmelkers. Iedereen die begaan is met de leefbaarheid in de wijken willen wij erop wijzen dat het vaststellen van parapluplannen waar het gaat om een bestemmingsplan het risico met zich meebrengt, dat de problematiek wordt versterkt in plaats van verkleind. Ik neem aan dat wij daarover nog te spreken komen. Vandaag is een aantal malen de uitdrukking ‘dweilen met de kraan open’ gebruikt. Als wij bestemmingsplannen aanpassen en extra ruimte bieden, zijn wij echt verkeerd bezig. De Derde Merwedehaven. Het is opvallend dat VVD’ers, die achttien jaar geleden nog in een korte broek liepen, nu een grote broek aantrekken. Misschien is die broek iets te groot, zij hebben immers achttien jaar de tijd gehad om deze problematiek aan de orde te stellen. De Derde Merwedehaven is al achttien jaar lang een ernstig probleem voor onze stad en onze omgeving. De Derde Merwedehaven had er nooit mogen komen, maar verschillende malen is tot verlenging van de termijn besloten. Uit mijn hoofd gezegd tot 2015. Ik hoor zeggen dat de termijn tot 2017 is verlengd en daarvoor contracten zijn gesloten. De VVD heeft het college gevraagd te berekenen wat sluiting van de stortplaats Derde Merwedehaven zal gaan kosten en de wethouder heeft in antwoord daarop aangegeven, dat dat een kostbare zaak zal zijn. Dat lijkt mij ook, maar ik zou toch graag zien dat de stort wordt gesloten, liever gisteren dan morgen. Als het aan mij zou hebben gelegen, zou de stort er nooit zijn gekomen. Voor wat de stort van asbest betreft is voor ons geen compromis denkbaar. Wij willen niet dat in de Derde Merwedehaven onverpakt asbest wordt gestort. Ik denk dat velen van ons in familie- en kennissenkring zijn geconfronteerd met mensen die zijn getroffen door ziektes die met asbest te maken hebben. Dat is één van de meest vreselijke ziektes die je kan overkomen. Wij willen onze bevolking geen enkel risico laten lopen en zijn van mening dat het toezicht tot 2017 maximaal moet worden gehandhaafd. Dat brengt mij bij de moties. Ik heb begrepen dat onze motie over het uitvoeringsproject ‘Gewoon Doen’ met onze toelichting daarop positief door het college is geïnterpreteerd en ik neem aan dat dit ook voor de raad geldt. De motie over het duurzaam energiebedrijf houden wij aan totdat het stuk dat wij daarover van de wethouder hebben ontvangen wordt behandeld. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat stuk nog niet heb kunnen lezen. Evenals de CU/SGP hebben wij een motie over het stimuleren van duurzaam vervoer ingediend. Wij hebben ons daarover gezamenlijk gebogen en dat heeft geleid tot een nieuwe motie, die wij tezamen met de fractie van de CU/SGP willen indienen. Dat betekent dat wij motie 3 intrekken en motie 3b daarvoor in de plaats komt. Wij willen dat door het college wordt onderzocht welke belemmeringen er op dit moment zijn en wat wij daaraan kunnen doen. Het lijkt ons gemakkelijk op korte termijn voorzieningen voor elektrisch aangedreven fietsen te realiseren. Ik weet niet of de wethouder vandaag de gelegenheid heeft gehad het AD/De Dordtenaar te lezen. Daarin staat een verslag over hoe dit in Rotterdam verloopt. Ik kan mij niet voorstellen dat Rotterdam bezig is met het aanleggen van oplaadpunten als er geen vraag naar is. De wethouder heeft gezegd dat er pas over tien of vijftien jaar vraag naar zal zijn. Wij willen natuurlijk geen investeringen doen die weggegooid geld zullen blijken te zijn. Onderzoek zal moeten uitwijzen welke de
118
mogelijkheden en de kosten zijn en op welk moment dergelijke voorzieningen effectief zullen zijn. Het Antillianenbeleid. Van de wethouder integratie heb ik begrepen dat hij de huidige aanpak wil voortzetten en voorstander is van resultaatgerichte afspraken. Wij verzoeken u onze daarop betrekking hebbende motie in stemming te brengen. De motie over ondersteunende begeleiding houden wij aan tot de discussie die wij daarover in januari zullen voeren. In zijn reactie op de motie over tariefdifferentiatie Sportboulevard heeft de wethouder aangegeven dat hij bereid is een nadere berekening te laten maken. Dat betekent dat deze motie materieel is overgenomen. De motie over de Derde Merwedehaven handhaven wij. Moet ik over alle moties iets zeggen of bewaren wij dat tot later? De VOORZITTER: Ik denk dat het handig is als alle fracties aangeven welke moties zij willen intrekken dan wel handhaven, zoals u dat hebt gedaan. Als er behoefte aan is op een motie te reageren, kan dat in een stemverklaring gebeuren. De heer SLEEKING: Akkoord, dan zal ik het hierbij laten. Motie 3 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De moties 4 en 5 maken, aangehouden zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Door de fracties van BVD en CU/SGP is de volgende motie ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010 en de meerjarenbegroting 2011-2013; constaterende dat: de gemeente Dordrecht duurzaamheid hoog in het vaandel heeft staan en een hoog ambitieniveau heeft geformuleerd voor de komende periode; overwegende dat: - elektrische auto's en scooters in het kader van schoon en zuinig op deze punten erg goed scoren en facilitering hiervan kansen biedt om Dordrecht als gastvrije en groene stad op de kaart te zetten; - elektrisch rijden bijdraagt aan een betere luchtkwaliteit en er in Dordrecht; - nog geen openbare oplaadpunten aanwezig zijn; verzoekt het college : op korte termijn een onderzoek te doen naar het wegnemen van belemmeringen die het versnelde gebruik van elektrische auto's en scooters in de weg staan, waarbij in elk geval aandacht wordt geschonken aan: • de mogelijkheid binnen de gemeentelijke diensten elektrisch aangedreven voertuigen aan te schaffen en daarmee de gemeentelijke voorbeeldfunctie te bevorderen; • de mogelijkheden van subsidie van de provinciale en rijksoverheid; • de realisatie en kosten van oplaadpunten in en om de binnenstad voor auto’s en daarin te betrekken dat in verschillende parkeergarages een noodzakelijke krachtstroomvoorziening al aanwezig is; tevens op korte termijn oplaadpunten voor fietsers te realiseren in de openbare fietsenstallingen; en gaat over tot de orde van de dag.’ (3a) De motie van de CU/SGP komt hiermee te vervallen. Motie 27 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen.
119
De heer VAN VERK: Mijnheer de voorzitter. Wij zeggen dank voor de uitgebreide beantwoording door het college en het vele werk dat door de ambtenaren is verzet. Op veel punten kan ik mij bij het betoog van de heer Sleeking aansluiten, maar ik wil nog wel een aantal kanttekeningen maken. Ons standpunt over de Zuidpolder heb ik zojuist al weergegeven. Overigens werden wij vanmorgen onaangenaam verrast door een artikel over de Bovenpolder. Ik wil nadrukkelijk stellen dat de Bovenpolder wat ons betreft in de komende tien jaar niet in discussie zal komen en in de Structuurvisie duidelijk is vastgelegd dat daar niets zal gebeuren. Over wat over elf jaar, in 2020, zal gebeuren, zal de dan regerende coalitie een beslissing moeten nemen. Als wij daarover nu iets zouden gaan roepen, zouden wij pas echt over ons graf heen regeren. Wij willen vasthouden aan de Wielwijkse Zeedijk als harde grens van de bebouwing van deze stad. Wij hebben in de afgelopen twintig jaar aan die grens vastgehouden en zullen dat in de komende jaren blijven doen. Onze motie over het openbaar vervoer zullen wij aanhouden, maar wij willen wel nadrukkelijk aandacht vragen voor de evaluatie. De wethouder heeft terecht opgemerkt dat voor de komende evaluatie geen criteria zijn gesteld. Wij dringen erop aan dat het college ons voor het einde van het jaar een voorstel voorlegt waarin die criteria zijn opgenomen. Ik heb van de wethouder begrepen dat hij van Arriva een tussenstand heeft ontvangen voor wat betreft de metingen. Wij hebben er behoefte aan dat deze informatie zo snel mogelijk aan de raad wordt voorgelegd, zodat wij kunnen bekijken of de cijfers enig inzicht geven in een evaluatie en of daarvoor aanvullende criteria nodig zijn. Dat de wethouder van mening is dat, als mocht blijken dat het project positief verloopt, geen gat mag vallen in de dienstverlening voor de 65-plussers, is ons duidelijk. De beantwoording van de wethouder van de over het minimabeleid gestelde vragen heeft ons niet gerustgesteld. De wethouder heeft duidelijk gemaakt hoe het proces eruit ziet en welke besluitvorming wordt gepleegd. Dat zal allemaal in de Drechtraad plaatsvinden. Wij willen duidelijk maken dat wij pal wensen te staan voor het voorzieningenpakket dat in onze gemeente wordt verstrekt aan de mensen met een minimuminkomen. Een eventuele verruiming van dat pakket willen wij aan de evaluatie van het minimabeleid ophangen. Als wij dat nodig achten, zullen wij bij de behandeling van dat onderdeel met moties komen. In december willen wij graag met de wethouder van gedachten wisselen over de voortgang op het gebied van de kamerverhuur en de effecten daarvan. Voor wat betreft de Derde Merwedehaven sluit ik mij aan bij de woordvoering van de heer Sleeking. Ook wij vinden het storten van asbest daar onaanvaardbaar. Ik zal nu niet op alle moties ingegaan. Ik heb begrepen dat de scooters in de motie over duurzaam vervoer zijn geschrapt. Wij zouden ervoor willen pleiten de scootmobielen aan deze motie toe te voegen, omdat het niet altijd mogelijk een scootmobiel op te laden waar mensen dat wel nodig hebben. De heer SLEEKING: De scooters staan er nog in en ik kan mij vinden in het voorstel de scootmobielen aan de motie toe te voegen. Daaraan hebben wij inderdaad niet gedacht. Ik vind dit een goede suggestie. De heer VAN VERK: Akkoord, ik denk dat wij het daarover eens zijn. Onze motie over de Kansenflat willen wij aanhouden, onze motie over de zorginfrastructuur blijft gehandhaafd en ik heb al gezegd dat wij onze motie over gratis openbaar vervoer voor 65-plussers aanhouden. Ik moet nog wel mededelen dat sprake is van een omissie onzerzijds. Wij hebben hierover vooraf geen overleg gepleegd met onze partners in dezen, de fractie van BVD, maar inmiddels is dat wel gebeurd. Wij hebben begrepen dat BVD de strekking van de motie ondersteunt en wij sluiten ons aan bij de woordvoering van BVD hierover.
120
De moties 8 en 10 maken, aangehouden zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Bij algemene beschouwingen moet je keuzes maken. Dat zie je bij je eigen partij en dat zie je bij andere partijen. Het is ons opgevallen dat binnen vrijwel alle woordvoeringen een aantal ‘highlights’ aan de orde is gekomen. Ik noem de Zuidpolder, waarover uiteraard wisselend wordt gedacht, en de Derde Merwedehaven. De meeste fracties hebben gezegd dat daar handhavend moet worden opgetreden en de stort van asbest niet mag worden toegestaan. Verder hebben vele fracties hun bezorgdheid uitgesproken over de economische ontwikkelingen en de effecten daarvan voor met name 45-plussers. Wij hebben voorgesteld een schepje op het gratis openbaar vervoer te doen. Dat gaat waarschijnlijk niet lukken, maar de voortzetting van het project voor 65-plussers wordt wel breed door de raad gesteund op voorwaarde dat de uitkomsten van de evaluatie goed zullen zijn. Misschien is de VVD het daarmee niet eens, maar mijns inziens wordt dat voorstel breed door de raad gesteund. Door alle fracties is zorg over de grote projecten uitgesproken. Mijn fractie steunt het pleidooi van BVD voor een brede doorlichting van de grote projecten. Wij zijn erg benieuwd naar de uitkomst daarvan. Wij hebben de laatste tijd meer grip op de grote projecten gekregen, maar een aantal grote projecten baart ons nog steeds zorgen. De heer Van Verk heeft een aantal malen een pleidooi voor solidariteit gehouden, maar ik heb hem bij diverse plannen ook horen zeggen dat zij niets mogen kosten. Als je solidair wilt zijn, maar er geen schepje bij mag is dat heel moeilijk. Zeker in deze tijd van teruggang moeten wij er naar mijn mening iets bij doen om de solidariteit met bepaalde groepen overeind te houden. De heer VAN VERK: Kunt u duiden wat u bedoelt? Ik ben mij er niet van bewust dat ik gezegd heb dat plannen niets mogen kosten. Mevrouw RUISCH: Op mijn vraag hoe u denkt over de mogelijkheid de langdurigheidstoeslag sneller toe te kennen en voor een grotere groep beschikbaar te stellen hebt u geantwoord dat u daarvan geen voorstander bent, omdat dat meer geld zal kosten. Solidariteit kost nu eenmaal geld en wij stellen ons op het standpunt dat… De heer VAN VERK: Ik heb geantwoord dat de komende jaren door bezuinigingen zullen worden getekend en het al een helse opdracht zal zijn het huidige minimabeleid op peil te houden. Daarbij heb ik aangegeven, dat wij bereid zijn aan de hand van de evaluatie van het minimabeleid te bezien wat een verruiming zal kunnen opbrengen. Wij sluiten een verruiming niet op voorhand uit, maar wij moeten ook de tering naar de nering zetten. Mevrouw RUISCH: Dat ben ik met u eens, maar het blijft altijd een kwestie van keuzes. De heer VAN DONGEN: In mijn algemene beschouwingen heb ik een aantal voorbeelden gegeven van beleidsonderdelen waar wij in de komende jaren wellicht geld zullen kunnen vinden. Ik zeg dit ook in de richting van de heer Van Verk. Dat geld zit nu vast in allerlei regelingen waarover wij in het verleden besluiten hebben genomen. Ik denk dat het goed is daar kritisch naar te kijken. Wellicht is het mogelijk daar geld te vrij te maken waarmee wij ruimte krijgen voor nieuw beleid. Ik heb van mevrouw Ruisch en de heer Van Verk nog niet gehoord of zij voor dit soort bezuinigingen openstaan. Mevrouw RUISCH: Ja, dat zou kunnen. Ik ga verder met mijn betoog. De VVD-fractie heeft mij blij verrast met haar pleidooi voor de fietser. De heer VAN DONGEN: U hebt mijn vraag nog niet beantwoord. Mevrouw RUISCH: Ik zeg u toe dat ik daarop zo dadelijk zal terugkomen.
121
De VVD begint op GroenLinks te lijken: voorrang voor de fiets, goede fietspaden… De heer MERX: Ik stel vast dat u de heer Sleeking uitdaagt te vertellen wat wij daarover in 1965 gezegd hebben! De heer SLEEKING: Naarmate wij het historisch besef in onze gemeente belangrijker gaan vinden, zult u in toenemende mate geconfronteerd worden met uitspraken van al uw voorgangers sinds de tweede wereldoorlog. De heer MERX: Daarom zie ik voor u een uitstekende functie bij DiEP weggelegd! Mevrouw RUISCH: Het financiële verhaal van ECO-Dordt/D66 vond ik op een aantal punten lastig te volgen. Ik ben er blij om dat de wethouder heeft gezegd dat wij het verhaal in de commissie nog maar eens uitgebreid met elkaar moeten doornemen. Ik denk dat het goed is daarop meer vat te krijgen. De motie over de oplaadpunten voor elektrische fietsen, scooters en scootmobielen vinden wij een goede zaak. De motie is beperkt, maar wij moeten ergens beginnen. Evenals het CDA zijn wij voorstanders van het bestrijden van illegale hennepkwekerijen, hoewel mijn partij daar wel anders tegenover staat. Het gebruik van softdrugs zal nooit kunnen worden uitgebannen en wij zijn van mening dat ervoor moet worden gezorgd, dat daarin op een goede manier kan worden voorzien. Om die reden vinden wij legalisering van hennepkwekerijen nog steeds een gewenste ontwikkeling. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik weet dat wij over legalisering van hennepkwekerijen van mening verschillen. De motie heeft betrekking op risicovolle, gevaarlijke situaties. Hoe denkt u over ons voorstel dergelijke situaties langs de in de motie beschreven lijn te bestrijden? Mevrouw RUISCH: Wij zijn het met u eens dat gevaarlijke situaties moeten worden bestreden. De heer VAN DER KRUIJFF: Dank u wel. Mevrouw RUISCH: Zojuist heb ik al gezegd dat ik het financiële betoog van de heer Van Dongen heel boeiend vond, maar ik kan daarop niet à la minute een reactie geven. De heer VAN VERK: Bij interruptie: ik dacht dat mevrouw Ruisch zou reageren op het voorstel van de heer Van Dongen uit een aantal door hem genoemde fondsen geld vrij te maken, dat voor nieuw beleid zou kunnen worden ingezet. Ik kan de heer Van Dongen antwoorden dat daarover uiteraard met ons valt te praten, maar wij wel moeten weten welke consequenties dat zal hebben. De heer VAN DONGEN: Uiteraard. Daarom heb ik het college gevraagd te onderzoeken wat nu al mogelijk is. Wij willen daarmee niet op het nieuwe college wachten. De heer VAN VERK: Dat lijkt mij uitstekend. Mevrouw RUISCH: Dat onderzoek steunen wij zeker, mijnheer Van Dongen. Ik zal de moties langslopen. De motie over het HBO hebben wij na overleg met enkele andere fracties aangepast. De groep die wij beogen hebben wij beperkt tot de mensen die zich willen bekwamen in een richting waarvan vrijwel zeker is dat daarin op korte termijn behoefte is aan uitbreiding van het aantal werkkrachten. Ik denk bijvoorbeeld aan het onderwijs en de zorg. De nieuwe motie zal ik u zo dadelijk overhandigen. Naar aanleiding van mijn betoog over de kerstbomen in de diverse wijken heb ik met de wethouders overlegd. Ik dacht dat het om een klein bedrag zou gaan, maar de grote bomen die in de stad staan kosten rond de € 1.200,-, wat voor een wijkbudget een zware belasting
122
is. Het gaat overigens niet alleen om een mooie boom in een wijk. In de wijk Crabbehof zien wij bijvoorbeeld dat men langs de deuren gaat met materiaal waarmee mensen iets in elkaar kunnen frummelen, dat in de boom wordt opgehangen. Ik bedoel dat niet onaardig. Dat is een goede manier om met mensen in contact te komen en op kerstavond ontmoet men elkaar bij de boom. Ook daarover wil ik een motie indienen. De heer VAN DONGEN: Begrijp ik goed dat mevrouw Ruisch een extra motie wil indienen over kerstbomen die zij in de wijken wil neerzetten? Ik vind dat een goed idee, maar in het kader van de duurzaamheid… Mevrouw RUISCH: Dat is inderdaad een punt. De heer VAN DONGEN: Ik bedoel dit constructief en positief. Ik stel voor dat op bepaalde plaatsen in de wijk vaste kerstbomen worden geplaatst, zodat wij niet elk jaar nieuwe kerstbomen behoeven neer te zetten. Dan hebt u mijn steun voor uw motie. Mevrouw RUISCH: Dat staat niet in de motie, maar ik vind dat een aardige aanvulling. De heer TAZELAAR: Ik wil mevrouw Ruisch een vraag stellen. Ik heb in de wijkvergaderingen gehoord dat de kosten van aanschaf van zo’n kerstboom erg hoog zijn en de kosten van aansluiting op het elektra ook een probleem zijn. Er zijn particulieren die zeggen ‘stop die stekker maar bij mij in het stopcontact’. Misschien moeten wij daaraan ook iets doen. Mevrouw RUISCH: Dat zou allemaal kunnen, mijnheer Tazelaar. Dat weet ik ook niet. Ik ga naar de andere moties. De motie over het gratis openbaar vervoer willen wij graag in stemming zien gebracht. De motie over inzameling van klein elektrisch afval en de motie over het toekomstgericht bouwen op het Maasterras zijn overgenomen. De door ons samen met ECO-Dordt/D66 ingediende motie over het bevoorradingsprofiel houden wij aan. Ik meen dat wethouder Van den Oever heeft gezegd dat bij Stadsontwikkeling ernstig aandacht wordt besteed aan het adequaat informeren van mensen over de kap van bomen. Wethouder Van den Oever is even afwezig… Wethouder VAN STEENSEL: Ik vervang wethouder Van den Oever. Die motie is door wethouder Van den Oever overgenomen. Mevrouw RUISCH: Op de andere moties zal ik zo dadelijk ingaan. Motie 11 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. Motie 15 maakt, aangehouden zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Ik dank het college voor de beantwoording en sluit mij voor wat betreft de woorden in de richting van de nestor bij de woorden van de heer Sleeking aan. Ik ben blij met de toezegging dat wij binnenkort meer informatie zullen krijgen over het schadeverhaal. Wij verzoeken u onze motie over taalachterstand in stemming te brengen. Ik heb begrepen dat deze motie feitelijk door het college is overgenomen. Dat lijkt mij prima. De motie over de Derde Merwedehaven trekken wij in en wij dienen daarover een nieuwe motie in. De discussie die wij daarover gisteren hebben gevoerd wekte wellicht de indruk dat wij de Derde Merwedehaven per direct zouden willen sluiten, maar dat is niet het geval. Wij willen de mogelijkheden daartoe onderzoeken, wij willen graag weten wat ons dat zou gaan kosten en wie daarvoor juridisch verantwoordelijk is. De in de motie gestelde vragen
123
worden door ons gehandhaafd en wij verzoeken u de nieuwe motie in stemming te brengen. Het is best mogelijk dat sluiting van de Derde Merwedehaven onbetaalbaar is. Wij willen de kosten daarvan inzichtelijk hebben, opdat wij een goede afweging zullen kunnen maken. Misschien zeggen wij nu iets anders dan in 1991 - dat zou zo maar kunnen -, maar dat besluit is genomen in het vertrouwen dat de stort op een goede wijze zou gaan functioneren. Wij moeten nu helaas vaststellen dat ons te veel signalen bereiken die erop duiden dat dat niet het geval is, zoals het voortdurend oprekken van de lijst en het feit dat met bepaalde materialen onzorgvuldig wordt omgegaan. Als dat zo is, moet je op enig moment een punt durven zetten. De motie van de heer Sleeking, waarin van striktere handhaving wordt uitgegaan, zullen wij steunen. Dat is de eerste stap die wij moeten zetten. Ik hoop dat de griffie ons zo dadelijk een overzichtje zal geven van de moties die nog aan de orde zijn, zodat wij ons op de besluitvorming daarover kunnen voorbereiden. Motie 17 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Door GroenLinks zijn de volgende moties ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op woensdag 11 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; kennis genomen hebbend van: - het regionaal beleid over de uitkeringen die worden verstrekt door de Sociale Dienst Drechtsteden; - de landelijke wetgeving, die er niet in voorziet dat men met behoud van een uitkering vanaf het 30e jaar kan studeren; - de wens dat het opleidingsniveau in Dordrecht wordt verhoogd; - het feit dat het mogen volgen van een opleiding inwoners weer nieuwe kansen biedt; - het feit dat Rotterdam is gestart met een pilot voor inwoners met een uitkering die een deeltijd-hbo mogen volgen; is van mening dat: - het huidige uitkeringenbeleid er niet in voorziet dat een studie op hbo-niveau wordt gevolgd; - inwoners moeten worden gestimuleerd hun opleidingsniveau te verhogen, zodat zij meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt; overwegende dat: - het verhogen van het onderwijsniveau een prioriteit is; - het beleid rond uitkeringen is gemandateerd aan de Drechtraad; - het wenselijk is dat mensen die een uitkering ontvangen worden gestimuleerd opleidingen te volgen; draagt het college op: in overleg te treden met de andere Drechtsteden en het onderwijsveld om de mogelijkheid voor het volgen van een deeltijdopleiding op hbo-niveau voor studierichtingen waarnaar voldoende vraag is of is te verwachten binnen de Drechtsteden te realiseren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (11a) ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op dinsdag 11 en woensdag 12 november 2009, ter bespreking van de Programmabegroting 2010 en de Meerjarenbegroting 2011 – 2013; constaterend dat: - het voor de bewoners van de wijk Crabbehof ieder jaar onzeker is of de kerstbomen aangeschaft kunnen worden; - de activiteiten rondom de kerstbomen, het maken van decoraties door bewoners die zij gezamenlijk in de boom hangen, bijdragen tot de sociale samenhang en verdraagzaamheid binnen de wijk; - zonder structureel budget het continueren van deze activiteit in gevaar komt;.
124
is van mening dat: - de aanschaf van drie kerstbomen gezien moet worden in het kader van het bevorderen van leefbaarheid en samenzijn in de wijk; - bewoners en activiteitenbegeleiders niet elk jaar in onzekerheid moeten verkeren omtrent de financiële haalbaarheid van de aanschaf ervan; overwegende dat: - activiteiten die mensen bij elkaar brengen belangrijk zijn voor Crabbehof; - bewoners van de wijk dit gebaar van de gemeente erg waarderen; verzoekt het college: een jaarlijks budget beschikbaar te stellen om deze activiteit mogelijk te maken; en gaat over tot de orde van de dag.’ (28) De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD is de volgende motie ingediend: ‘De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 10 en 11 november 2009 ter behandeling van de begroting 2010; constateert dat: - de provincie wederom voornemens is de stoffenlijst uit te breiden; - dit volgens de WD de volksgezondheid in gevaar kan brengen; verzoekt het college: voor de gemeenteraad de mogelijkheden inzichtelijk te maken om in deze situatie in te grijpen met als uiterste maatregel een eventuele voortijdige sluiting; aan te geven wie in juridische zin verantwoordelijk is voor de Derde Merwedehaven en de gezondheidsrisico’s en welke consequenties een voortijdige sluiting met zich meebrengt, zowel juridisch als financieel, en de raad hierover voor 1 maart 2010 te rapporteren; en gaat over tot de orde van de dag.’ (17a) De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. De vorige sprekers hebben erop gewezen dat dit voor een aantal leden van onze raad, onder wie onze nestor, de laatste begrotingsbehandeling is. Ik hoop ook dat hij de Dordtse politiek zal blijven volgen. Ook voor onze burgemeester is dit zijn laatste begrotingsbehandeling in Dordrecht en ik hoop dat ook hij de Dordtse politiek van niet al te ver van hier zal blijven volgen. Ik heb goed geluisterd naar wat door mijn collega’s is opgemerkt en meen te mogen vaststellen, dat zij steunen wat ik in onze algemene beschouwingen naar voren heb gebracht. Na een aantal jaren sturen op uitvoering door dit college – dat is deels succesvol geweest – lijkt de tijd voor nieuw beleid aangebroken. De huidige ontwikkelingen vragen daarom. Wij moeten investeren in werk, kennis, innovatie en duurzame economie en ook nadrukkelijk naar de woningmarkt kijken. In de beantwoording door het college van hetgeen door ons naar voren is gebracht heb ik deels een bevestiging gehoord. Ik vind het jammer dat wethouder Spigt heeft aangegeven dat al veel voor 45-plussers wordt gedaan en hij daar niet van is. Ik wil naar voren brengen dat die mensen, voordat zij bij de gemeente aankloppen, al langer dan drie maanden werkloos zijn en de eerste drie maanden voor mensen in deze leeftijdcategorie die op zoek zijn naar werk cruciaal zijn. In de motie van GroenLinks wordt ervoor gepleit de HBO-studies te betalen. Ik denk dat het mogelijk moet zijn dat de gemeente samen met andere instanties bepaalde arrangementen aanbiedt. Voor jongeren doen wij dat per slot van rekening ook. Mijns inziens is het bieden van een opleiding een deel van de sleutel om deze mensen weer aan het werk te helpen. Met de PvdA ben ik het eens dat het ambitieniveau voor Stadswerven hoog dient te zijn, maar dat wordt lastig in deze tijd. Van de opmerking van de PvdA dat dit project wellicht ‘on hold’ moet worden gezet ben ik echter geschrokken, omdat aan die keuze grote financiële consequenties zullen zijn verbonden. Volgens mij moeten wij daarmee erg voorzichtig zijn. Ik ben het ook eens met degenen die gezegd hebben dat de druk op de buitengebieden groter zal worden als wij Stadswerven niet in ontwikkeling nemen. Ik doel op de Zuidpolder, die mijn fractie nog niet wil bebouwen. Ik ben blij met het standpunt van de PvdA, dat de
125
Zuidpolder niet moet worden bebouwd zolang de noodzaak daarvoor niet is aangetoond en de afzet niet gegarandeerd is. De heer VAN VERK: Kunt u mij uitleggen waarom de druk op de buitengebieden wordt verhoogd als de ontwikkeling van Stadswerven tijdelijk ‘on hold’ wordt gezet? De heer VAN DONGEN: Omdat daar ook woningen worden gebouwd, zo simpel is het. Misschien zal daar een ander type woningen worden gebouwd, maar dat zijn deels wel woningen in hetzelfde prijssegment. De heer VAN VERK: Als er geen markt is voor de woningen die wij in Stadswerven gaan bouwen, zal er ook geen markt zijn voor woningen in andere gebieden. De heer VAN DONGEN: Het verschil tussen Stadswerven en de Zuidpolder is, dat Stadswerven ons per jaar ongeveer € 2 miljoen kost. De heer VAN VERK: Dat klopt. Daarom hebben wij nadrukkelijk gesteld dat moet worden geprobeerd daar tijdelijk een andere voorziening te treffen. De heer VAN DONGEN: Als dat lukt, ben ik daar ook voor. Ik ben het met u eens dat het hoge ambitieniveau leidend moet zijn. Ik wijs alleen op de financiële consequenties van het ‘on hold’ zetten van dit project, die groot kunnen zijn. Als die maatregel noodzakelijk zal blijken te zijn omdat er, waar gaat om het ambitieniveau, geen ontwikkelmogelijkheden zijn, wil ik graag van het college vernemen hoe wij de nadelige effecten daarvan kunnen ondervangen. De heer SLEEKING: Stel dat ontwikkeling van Stadswerven niet mogelijk blijk te zijn en de Zuidpolder in beeld komt – D66 heeft bebouwing van de Zuidpolder in de afgelopen twintig jaar niet uitgesloten –, dan kan ook voor de fractie van ECO-Dordt/D66 in de komende vier jaar de vraag aan de orde komen of wij verder moeten gaan met de ontwikkeling van de Zuidpolder. De heer VAN DONGEN: Daarover kan ik helder zijn. Ik weet niet hoe wij ons daarover twintig jaar geleden hebben uitgesproken… De heer SLEEKING: Ik heb een keurig overzicht vanaf 1992 gemaakt, waarin u alle standpunten van uw voorgangers en uzelf kunt nalezen. Die standpunten zijn glashelder: D66 is vanaf de eerste Structuurvisie akkoord gegaan met de Zuidpolder als mogelijke woningbouwlocatie. Dat standpunt heeft D66 nooit verlaten. De heer VAN DONGEN: Ik ben blij met dit geluid. Mijn partij krijgt wel eens het verwijt dat zij niet helder is, maar de heer Sleeking zegt nu zelf dat onze standpunten glashelder en consistent zijn. Het is fijn dat te constateren. Op dit moment kan ik ook glashelder zijn: wij zien geen noodzaak voor het in de komende vier jaar bebouwen van de Zuidpolder. Dat geldt trouwens ook voor de Bovenpolder, waarover de heer Van Verk het een en ander heeft gezegd. Ook wij werden onaangenaam verrast door het krantenbericht van vanochtend. Dat brengt mij bij de Derde Merwedehaven. Het kan toch niet waar zijn dat in de Derde Merwedehaven asbest los zal worden gestort. In mijn woordvoering heb ik aangegeven hoe ik daarover denk en ik ben blij met de opvattingen die de wethouder in reactie daarop heeft geventileerd. Eerlijk gezegd begin ik bedenkingen te krijgen bij de rol die de provincie in dit theater speelt. Ik zal nu op de moties ingaan. De motie over het uitvoeringsproject ‘Gewoon Doen’ van BVD zullen wij niet steunen, omdat wij van mening zijn dat het daarin gestelde ten koste van groen en speelplekken zal gaan.
126
Wij hebben al een slag gemaakt, er zijn al veel plekken gerealiseerd en het moet een keer genoeg zijn. De heer SLEEKING: En de mensen lossen de problemen zelf maar op! De heer VAN DONGEN: Voor een deel hebben de mensen de problemen zelf veroorzaakt. Wij zijn voor de aanpak van overlastgevende, brandgevaarlijke, het woon- en leefklimaat in de omgeving bedreigende en elektriciteit stelende panden, maar niet omdat daar hennep wordt gekweekt. Als dat is wat met de daarover ingediende motie wordt bedoeld, kan ik haar steunen. In de constateringen en de overwegingen van de motie wordt ervan uitgegaan dat het exploiteren van hennepkwekerijen overlast veroorzaakt. Onlangs heb ik tijdens een ballonvlucht in een zeer dun bevolkt gebied van Nederland met mijn eigen ogen kunnen constateren, dat in sommige maïsvelden ook een ander gewas staat. De motie mag geen vrijbrief zijn om door de stad te raggen om hennepkwekerijen op te sporen. De heer Tasgin luistert helaas niet… De heer VAN DER KRUIJFF: Ik zal de motie toelichten. De motie is bedoeld zoals de heer Van Dongen haar heeft uitgelegd. Wij hebben dit zo opgeschreven, omdat dit een zeer herkenbare situatie is. Bij hennepkwekerijen in de stad is vaak sprake van brandgevaar en wordt vaak elektriciteit gestolen et cetera. Het gaat ons om de overlastbestrijding en de bestrijding van gevaar, maar niet alleen bij hennepkwekerijen. In andere situaties gaat dit ook op, maar voorbeelden daarvan liggen minder voor de hand. Ik kan wel een enkel voorbeeld noemen: de opslag van vuurwerk. De heer VAN DONGEN: Als u de motie zo uitlegt, zal ik haar steunen. Hetzelfde staat in ons verkiezingsprogramma voor de afgelopen periode. Ik zal consequent zijn om te voorkomen dat ik een zwarte stip krijg op een lijstje van de heer Sleeking! De VOORZITTER: Kan de heer Van der Kruijff een voorbeeld noemen van een hennepkwekerij in een gevaarlijk pand in deze stad waartegen niet is opgetreden? Dat intrigeert mij. Waar is sprake van een gevaarlijke situatie met een hennepkwekerij waartegen niet is opgetreden? Omdat daarvan naar mijn mening geen voorbeelden zijn te noemen, ben ik van mening dat deze motie overbodig is. Als het om imaginaire situaties gaat, vraag ik mij af waarmee wij bezig zijn. De heer TASGIN: Ik kan geen voorbeeld noemen van situaties waarin niet is opgetreden. Men belt mij niet op met de mededeling dat ergens een hennepkwekerij is, men belt de politie of het nummer van Misdaad Anoniem. Ik ben het met u eens dat adequaat wordt opgetreden als het bestaan van een hennepkwekerij in het centrum van de stad wordt gemeld. Als het gaat om een hennepkwekerij die niet in het centrum van de stad is gelegen, wordt echter op de agenda gekeken om te zien wanneer het uitkomt daartegen op te treden. Dat is het beleid. De heer VAN VERK: Wilt u zeggen dat, als een melding van een hennepkwekerij in Crabbehof of Wielwijk binnenkomt, eerst in de agenda wordt gekeken in welk half jaar tijd kan worden gevonden om daartegen op te treden? Dat is flagrante onzin! De heer TASGIN: Ik heb niet over een half jaar gesproken. De heer VAN VERK: Ik weet uit eigen ervaring, dat onder andere door de corporatie Woonbron onmiddellijk wordt opgetreden. De heer VAN DONGEN: Ik heb het idee dat mijn woordvoering gekaapt wordt, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Ik wil graag helder hebben waarover wij het hebben. Gaat u verder. De heer VAN DONGEN: Ik wil graag reageren op de motie van de CU/SGP over historie in de openbare ruimte. Mijn reactie daarop is dat wij een straatnamencommissie in het leven
127
hebben geroepen. Toen ik raadslid werd heb ik mij voorgenomen mij nooit met straatnaamgeving te bemoeien. Zoals reeds is aangekondigd hebben wij motie 19 over de € 14 miljoen ingetrokken. Dat was meer emotie dan motie, maar motie 20 en 21 willen wij graag in stemming zien gebracht. Dat brengt mij bij de motie over de wachtlijsten in de jeugdzorg. Ik ga graag in op het aanbod van de wethouder daarover al dan niet in het bijzijn van vertegenwoordigers van scholen informeel met mensen van het Bureau Jeugdzorg te spreken. Wij verzoeken u ons amendement in stemming te brengen. De VOORZITTER: Houdt u de motie over de wachtlijsten in de jeugdzorg aan? De heer VAN DONGEN: Die motie houd ik aan. Motie 22 maakt, aangehouden zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Ook wij willen onze waardering uitspreken voor onze nestor. Wij weten dat de beslissing vandaag niet zelf het woord te voeren voor hem ‘over zichzelf heen stappen’ is geweest. Wij hebben daarvoor veel waardering en uiteraard hebben wij ook waardering voor de waardevolle bijdragen die hij in de afgelopen jaren aan de begrotingsbehandelingen heeft geleverd. Ik wil nu ingaan op hetgeen in de afgelopen twee dagen aan de orde is geweest. Misschien is het goed dat eens vanuit de breedte te doen. Met name de woordvoering van ECODordt/D66 begon vanuit de breedte. ECO-Dordt/D66 stelde de vraag welke doelstellingen wij hebben, waaraan wij ons geld uitgeven en of wij wellicht andere keuzes zouden kunnen maken. Die terechte vraagstelling dringt zich altijd op aan het einde van een periode dan wel aan de vooravond van een nieuwe periode. De verkiezingen komen eraan, wij zijn allemaal onze programma’s voor de komende vier jaar aan het schrijven en dan denk je weer eens expliciet na over de vraag wat je precies wilt. Dat wij dat allemaal doen, hebben wij in de woordvoeringen van alle fracties gehoord. Ik kan vaststellen dat al diverse ideeën zijn gelanceerd, die wij vast en zeker in verkiezingsprogramma’s zullen terugvinden. Wij gaan graag in dat denken mee, maar vragen ons wel af of wij dat bij de behandeling van de begroting 2010 moeten doen. Wij willen weten welke financiële ruimte er is. Die informatie kunnen wij deels uit de begroting halen, maar natuurlijk moeten wij in de komende periode opnieuw met elkaar gaan nadenken over de prioriteiten die wij willen stellen, de vraag waaraan wij ons geld willen uitgeven en waaraan niet meer. In dat opzicht zij wij het helemaal eens met ECO-Dordt/D66. Wij zullen dat in de komende periode graag met elkaar doen, wij vinden dat een goed idee. Heel wat thema’s zijn voorbijgekomen, waaronder het thema ‘duurzaamheid’ in welk kader over de elektrische scooters en scootmobielen en het rijden op aardgas is gesproken. Volgens mij zijn wij het er allemaal over eens dat wij een verschuiving naar milieuvriendelijker vervoer zien en onze stad voorop moet lopen bij het treffen van voorzieningen daarvoor. Over het energiebeleid zullen wij het aan de hand van de zojuist verschenen notitie van het college nog met elkaar spreken. Het lijkt mij goed dat te doen en ik kan u op voorhand verklappen dat ook wij staan voor een duurzaam beleid en bij deze ontwikkelingen willen vooroplopen. Of wij het daarbij over aardgas of elektriciteit hebben en hoe daarvoor moet worden betaald weet ik niet, maar volgens mij zijn het erover eens dat wij in de volgende periode in die richting maatregelen zullen moeten nemen. Dank voor de door diverse fracties uitgesproken steun voor de bioscoop. Ik stel vast dat wij het allemaal hoog tijd vinden dat de bioscoop er komt. Daaraan behoef ik niet veel woorden vuil te maken.
128
Gratis openbaar vervoer. U weet dat wij daarvan in het verleden geen voorstanders waren, wij hebben dat destijds ook onderbouwd. Ik wil nu geen voorschot nemen op hoe wij daar straks tegenaan zullen kijken. Ik wil de evaluatie afwachten. De evaluatie zal ons tonen wat het gratis openbaar vervoer ons heeft gebracht en welke de voor- en nadelen ervan zijn. Het is al te gemakkelijk te zeggen dat wij er altijd tegen zijn geweest en er tegen zullen blijven, maar men moet niet van mij verwachten dat ik zonder dat ik inzicht in de evaluatie heb gehad nu ineens met een verlenging van het project instem en daarvoor extra geld wil uitgeven. Dat zal ik dan ook niet doen. De heer VAN VERK: Dat heb ik niemand horen zeggen. Alle fracties hebben gezegd de evaluatie te willen afwachten. De heer VAN DER KRUIJFF: U probeert wel veilig te stellen dat hiervoor in 2010 geld beschikbaar zal zijn. De heer VAN VERK: Ja, met als voorwaarde dat aan de beslissing tot verlenging een positieve evaluatie vooraf zal gaat. De heer VAN DER KRUIJFF: Precies. Dat ben ik met u eens, maar als sprake zal zijn van een evaluatie zonder vooraf vastgestelde criteria vinden degenen die een project bedacht hebben het resultaat al gauw positief en degenen die tevoren niet veel in het project zagen kunnen zeggen dat het niets heeft gebracht. De heer VAN VERK: U hebt niet goed naar mijn tweede termijn geluisterd. Ik heb gezegd dat wij voor 1 januari een voorstel voor de te stellen criteria willen hebben, waarover wij met de wethouder van gedachten willen wisselen. Die gedachtewisseling zal voor de evaluatie plaatsvinden. Evalueren op basis van achteraf vastgestelde criteria is zinloos. De heer MERX: Misschien heb ik ook niet goed naar de heer Van Verk geluisterd, dat zou zo maar kunnen. De heer Van Verk heeft samen met andere partijen een motie over gratis openbaar vervoer ingediend waarin geen criteria zijn gesteld en hij vraagt nu aan de wethouder, die deze motie gedwongen heeft uitgevoerd, zelf de criteria te bedenken. Ik ben van mening dat de indieners van de motie de criteria zelf moeten bedenken. De heer VAN VERK: Nu breekt mijn klomp! Wij hebben een motie ingediend, die wij hebben aangehouden. De wethouder heeft er gisteren nadrukkelijk op gewezen dat er nog geen criteria zijn voor een evaluatie. Wij hebben ook geconstateerd dat dat niet het geval is en daarom hebben wij de wethouder gevraagd voor 1 januari 2010 te komen met een voorstel, waarin hij aangeeft op grond van welke criteria hij dit project wil evalueren, zodat wij daarover met elkaar van gedachten zullen kunnen wisselen. De heer MERX: Dat is duidelijk. Ik had het over de destijds door u ingediende motie. U vraagt nu een ander met criteria te komen. Ik zou dat zelf oppakken. De heer VAN VERK: Wij hebben een aantal doelstellingen geformuleerd, ik begrijp het probleem niet. Die doelstellingen zullen geëvalueerd worden. De heer VAN DER KRUIJFF: Kan ik verdergaan met mijn betoog, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: Dit wordt nog een mooi debat. Gaat u verder. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik kan mij goed herinneren dat de heer Van Verk destijds stelde: daarover behoeven wij het niet te hebben, wij willen dit gewoon. Dat geeft mij weinig hoop dat de criteria helder zullen zijn, maar wij zullen het zien. De heer SLEEKING: Dit vind ik wel erg flauw van de heer Van der Kruijff. Wij zijn ongeveer drie jaar bezig geweest met de voorbereiding van deze proef. Wij hebben daarvoor werkbezoeken afgelegd en materiaal verzameld en wij hebben met elkaar in verschillende varianten doelstellingen geformuleerd. Ik ben het wel met de heer Van der Kruijff eens dat
129
de evaluatiecriteria niet zorgvuldig zijn benoemd, maar wij hebben daarvoor nog de tijd. De opmerking die de heer Van der Kruijff daarover heeft gemaakt vind ik… De heer VAN DER KRUIJFF: … een brug te ver. Ik ga meteen achteruit en neem de vorige brug. Wij gaan het binnenkort over de criteria hebben. Velen hebben aandacht gevraagd voor de zorg voor de kwetsbaren in onze stad, zeker gezien de recessie. De PvdA heeft daaraan veel woorden gewijd, wij hebben daarover opmerkingen gemaakt en ook GroenLinks heeft erover gesproken. Wij zijn het met de PvdA eens dat het handhaven van het huidige minimabeleid al een toer zal worden. Handhaving van dat beleid is ons veel waard en wij zullen alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat dat mogelijk zal zijn. Wij weten dat er mensen zijn die langdurig werkloos zijn en langdurig op een minimuminkomen zitten, maar als wij extra geld inzetten investeren wij dat geld liever in activering en het aan het werk krijgen van mensen dan aan het verhogen van de langdurigheidstoeslag. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de ingediende motie over het onderwijs en de motie over het aan werk helpen van mensen. De Derde Merwedehaven is uitvoerig aan de orde geweest. Voor het college, dat niet over de stortplaats gaat, is het lastig als het de opdracht krijgt ervoor te zorgen dat daar geen asbest wordt gestort. Volgens mij zijn wij het er allemaal over eens dat alles op alles moet worden gezet om ervoor te zorgen dat op de stortplaats in de Derde Merwedehaven binnen de regels wordt gehandeld. Als daar afval wordt gestort op een wijze die niet aan de regels voldoet, kunnen wij natuurlijk altijd naar de rechter stappen. Ik kan mij niet voorstellen dat er regels zijn die het open storten van asbest toestaan. Daarop moet strak worden gehandhaafd. Wij zullen de motie steunen waarin het college wordt opgeroepen alles op alles te zetten om te voorkomen dat in de Derde Merwedehaven asbest wordt gestort. Parkeren op de Sportboulevard. Wij zijn het met het college eens, dat het goed is te bekijken hoe wij de sportverenigingen kunnen ondersteunen en hoe het parkeren voor het vrijwilligerskader betaalbaar kan worden gehouden. Wij kunnen daarvoor geld beschikbaar stellen, maar het is ook goed de verenigingen in dezen een eigen verantwoordelijkheid te geven. Voor de langere termijn is de vraag aan de orde hoe wij met de parkeerexploitaties willen omgaan. In de motie van BVD wordt het voorstel gedaan het lage tarief in de avonduren tot twee uur te maximeren. Dat is een mogelijkheid die wij kunnen overwegen. Ik zou graag willen dat de financiering van het gehele parkeerregime in Dordrecht wordt geijkt. Wij hebben in de binnenstad een regime waarbij men ’s avonds voor één uur betaalt. Misschien kunnen wij een oplossing vinden door overal twee uur te laten betalen. Mijns inziens zou dat een evenwichtiger oplossing zijn, die vanuit het parkeerbeleid zelf kan worden gefinancierd. Wij zouden dat liever zien dan een oplossing die inhoudt dat er geld bij moet. Over het Antillianenbeleid is uitvoerig gesproken. Wij hebben daaraan in onze algemene beschouwingen geen woorden gewijd, maar velen anderen hebben dat wel gedaan. De doelstellingen explicieter formuleren lijkt ons verstandig en gezien de problematiek lijkt het ons ook verstandig aan deze groep specifieke aandacht te blijven besteden. Uit alle cijfers blijkt dat dit een groep is die meer problemen heeft dan andere groepen en daaraan mogen wij best extra specifieke aandacht blijven geven. De burgemeester heeft er terecht op gewezen dat wij geen aandacht hebben besteed aan wat goed gaat, zoals bijvoorbeeld de handhaving rondom woonwagenbewoners. Zo ziet u maar, wij hebben allemaal de neiging zaken over het voetlicht te brengen die naar onze mening niet deugen en beter moeten. De burgemeester heeft volkomen gelijk: de begeleiding van en communicatie en dialoog met de woonwagenbewoners is een voorbeeld voor veel andere dossiers. Het gaat nu heel goed, maar dat heeft wel veel tijd gekost en… De heer SLEEKING: Ik wilde de heer Van der Kruijff net vragen wanneer dat project ongeveer afgerond moet zijn. Volgens mij was dat negen jaar geleden. Over succesvol gesproken!
130
De heer VAN DER KRUIJFF: Daarover zijn wij het eens, maar als wij kijken waar wij nu staan en zien wat in de afgelopen jaren in de wijkcentra is gebeurd, kunnen wij vaststellen dat het goed gaat en wij het goed hebben gedaan. Het heeft inderdaad wel erg lang geduurd. Ik hoop dat die lange duur geen maatstaf is voor andere projecten waarbij zulk soort zaken aan de orde zijn. Op het gebied van de inburgering gaat het naar de mening van sommige fracties niet en naar de mening van andere fracties wel beter. U weet dat de inburgering voor ons een belangrijk aandachtspunt is. Wij zien dat het beleid waarbij wij achter de voordeur komen goed werkt, daardoor heel wat situaties worden opgespoord en dit beleid ertoe leidt dat mensen aan inburgeringstrajecten gaan deelnemen. Wij zouden willen zeggen: ga daarmee vooral door. De brieven. Complimenten aan de burgemeester, die in zijn eentje bijna hetzelfde percentage heeft weten te scoren als wij met ons zessen. Eerlijk gezegd weet ik niet meer welk percentage het vorig jaar is genoemd, maar ik meen te mogen vaststellen dat wij met 78% van het totaal vorderingen maken. Hoe dat zit heeft de burgemeester vast paraat. Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat het met 22% van 600 à 700 brieven in zes weken nog steeds mis gaat. Dat zijn er nog steeds heel veel. Kortom: er is nog werk aan de winkel, maar het gaat de goede kant uit. Wij zullen erop blijven letten, u had ook niet anders verwacht. Bij de discussie over onze motie betreffende bestuurlijke handhaving zijn diverse onderwerpen de revue gepasseerd die wij zelf niet hebben genoemd, waaronder het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum. Het lijkt ons uitermate verstandig de expertise van het RIEC te gebruiken, wij moeten daar niet iets nieuws naast zetten. Wij willen wel graag iets aanvullends neerzetten: naast de strafrechtelijke aanpak ook de bestuurlijke aanpak, met name waar het overlastgevende, gevaarzettende situatie betreft en men mag dat ook breder zien. Dat heeft als plus dat ENECO, de Belastingdienst en de uitkeringsinstanties in de gelegenheid worden gesteld geld terug te halen. Ik heb de burgemeester horen zeggen dat dat al volop gebeurt. Hij zit dichter bij het vuur en beschikt waarschijnlijk over de cijfers, maar wij hebben uit de raadsinformatiebrieven en uit informatie uit andere gemeenten begrepen dat sprake is van een significante toename van de bedragen die opgespoord en verhaald worden. Wij hebben op dit gebied veel research gedaan en ik kan u zeggen dat wij uit onze contacten met ENECO terug hebben gekregen, dat bij vermoedens van elektriciteitsdiefstal de capaciteit bij de politie mede een bepalende factor is voor de snelheid waarmee wordt opgetreden. Als het mogelijk is daarin via de weg van de bestuurlijke handhaving een versnelling aan te brengen, zou dat naar onze mening een goede zaak zijn. De heer Tasgin heeft pakken papier met alle informatie die over dit onderwerp beschikbaar is. U weet dat het CDA een fractie is die niet met symbolische moties strooit. Wij gebruiken moties als wij ervan overtuigd zijn dat er iets moet gebeuren en willen dat de raad zich daarover uitspreekt, omdat wij zien dat het college een andere mening is toegedaan. Wij hebben geconstateerd dat dit in dezen het geval is. Wij staan voor dit punt om de redenen die ik zojuist heb aangegeven. Als u van mij een adres wilt horen, zal ik bij ENECO navraag moeten doen. Ik wil dat met alle liefde doen, maar ik weet niet zeker of ENECO bereid zal zijn straatnamen en huisnummers te verschaffen. De heer MERX: Ik wil de heer Van der Kruijff een vraag stellen. Hij noemde het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, dat nog niet zo heel lang draait. Daarin wordt door allerlei diensten – bestuur, Belastingdienst, politie, Openbaar Ministerie, FIOD, OECD – samengewerkt en naar de concrete problematiek gekeken. Die aanpak gaat veel verder dan de hennepkwekerijen, het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum kijkt naar allerlei vormen van zware en georganiseerde criminaliteit. In de richting van de heer Van Dongen wil ik nog opmerken dat een hennepkwekerij vaak met andere vormen van criminaliteit gepaard gaat, dit los van de vraag of je hennep lekker vindt of niet. Ik zeg niet dat de heer Van Dongen hennep lekker vindt, hij moet mij niet verkeerd begrijpen. De heer Van der Kruijff heeft gezegd dat hij daar niet iets naast wil zetten. Heb ik goed begrepen dat hij het prima zou vinden als het door hem gewenste
131
beleid in het RIEC wordt ingebed? Mijn vraag is of het niet goed zou zijn als wij eens een presentatie zouden krijgen over wat daar precies gebeurt en of dat aansluit bij onze wensen. De heer VAN DER KRUIJFF: In de motie wordt het college gevraagd op korte termijn overleg te initiëren met de partners op het gebied van de bestuurlijke aanpak. Het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum is één van de partners waarmee dat overleg zal moeten worden gevoerd. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. Gisteren en vandaag zijn vele suggesties gedaan en antwoorden gegeven. Hartelijk dank daarvoor. Hieruit blijkt maar weer dat onze vraagstukken niet eenvoudig zijn op te lossen. Neem bijvoorbeeld de eerder door ons ingediende motie over werkloosheid onder mensen ouder dan 45 jaar. Ik dank de partijen die daarvoor wederom in de vorm van een motie aandacht hebben gevraagd. Van wethouder Spigt heb ik begrepen dat hij de vinger aan de pols houdt en alles zal doen wat mogelijk is om deze mensen aan werk te helpen. Wij hebben er begrip voor dat de recessie dat bemoeilijkt. Ouderenzorg. Wonen met zorg, dat komt maar matig over. De wethouder merkte op dat in het Reeland woningen voor ouderen zijn gepland. Dat is juist, maar wij vinden dat dit veel te weinig gebeurt. Van de wethouder heb ik begrepen dat het zeker mogelijk zal zijn het experiment met het gratis openbaar vervoer voor 65-plussers te verlengen als de evaluatie positief uitvalt. Hij veronderstelt dat de verlenging met een half jaar ongeveer € 8.000,- zal gaan kosten. De heer VAN VERK: De wethouder heeft gezegd dat verlenging met een half jaar € 200.000,- à € 300.000,- zal gaan kosten. De heer TAZELAAR: Dat maakt niet uit, dat is bijna even veel! De heer SLEEKING: En het was wethouder Van den Oever! De heer TAZELAAR: Wij hebben er goede hoop op. Het is niet leuk te horen dat de dagopvang voor ouderen als gevolg van bezuinigingen van rijkswege buitenspel wordt gezet. Gezegd is ‘als het rijk het niet doet, doen wij het ook niet’. Ik denk dat wij daarover nog eens moeten praten. Over het opladen van elektrische auto’s en fietsen is ook uitvoerig gesproken. In de vorige commissievergadering hebben wij de directie van het energiebedrijf ENECO op bezoek gehad, die het plan heeft daarmee aan de slag te gaan. Het lijkt mij goed dat de wethouder eerst bij ENECO te rade gaat om te vragen hoe ver het met die plannen staat, voordat hij vele ambtenaren vraagt zich daarover te buigen. Misschien wil ENECO de aansluitpunten wel voor niets beschikbaar stellen. In mijn eerste termijn heb ik een opmerking over het mediabeleid van RTV Dordrecht gemaakt. Ik heb begrepen dat wij daarover nog komen te spreken, dat is ook noodzakelijk. Bebouwing van de Zuidpolder heeft niet onze steun. Een polder is een polder en daar hoort geen speelzolder bij. In mijn eerste termijn heb ik u, mijnheer de voorzitter, al bedankt voor al het werk dat u hebt gedaan. De heer Mostert wil ik danken voor de steun die onze partij en ik persoonlijk in de loop der jaren van hem hebben gekregen. Ik wens hem veel sterkte en gezondheid toe. Wij zijn het ermee eens dat in Dordrecht een bioscoop moet komen. Dat is ook voor onze doelgroep belangrijk. Tegenover een groot stadion staan wij ook positief en wij denken
132
daarbij eveneens aan een prachtig oefenterrein en een goede accommodatie voor Jubal, dat nog steeds in de problemen zit. Van deze gelegenheid wil ik ook gebruik maken om de mensen van de griffie te bedanken voor het vele werk dat zij hebben gedaan en de snelheid waarmee zij dat gedaan hebben. Alles ziet er prachtig uit. Daarvoor Alle waardering! Dank u wel. De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. Allereerst zal ik enkele opmerkingen maken naar aanleiding van de inbreng van het college en daarna zal ik op de moties ingaan. Met de wethouder zijn wij van mening, dat de gemeenteraad tijdig bij de brede doorlichting moet worden betrokken. Dat traject is inmiddels met een presentatie van start gegaan en moet voor wat betreft de inhoudelijke kant zo doorgaan. Dat de recessiegevoelige posten in de begroting bewust niet zijn veranderd vinden wij nog steeds merkwaardig – ik druk mij voorzichtiger uit dan gisteren – en dat geldt ook voor het feit, dat de negenmaandsmarap pas morgen bij de leden van de raad op de mat ploft. De raadsleden die lid zijn van de auditcommisise hebben de negenmaandsmarap eergisteren ontvangen. Wij verzoeken de wethouder om een korte toelichting op de negenmaandsmarap, zodat over twee weken, bij de bespreking in de adviescommissie of in de raadsvergadering van 1 december, niet zal kunnen worden gezegd dat wij iets niet hebben geweten. Als de wethouder dat doet, ben ik het bij voorbaat eens met de conclusies die hij gisteren naar voren bracht. Met de VVD onderstrepen wij het belang van versterking van de stadseconomie, juist nu. Wij hebben begrepen dat de wethouder economie daarmee volop bezig is. Wij gaan ervan uit dat bij de aanstaande herijking van het Antillianenbeleid heldere kaders en meetbare doelstellingen zullen worden vastgesteld en uiteraard zijn wij voor aansluitende voortzetting. Gisteren heb ik dat al toegelicht, maar ik wil dit graag nogmaals naar voren brengen. Scheiden van afval. Gisteren hebben wij het college gevraagd om een onderzoek, dat zal moeten uitwijzen welke kant het op moet, dit in relatie tot onze ambities en wat er nu is. Wellicht kan aan betere voorlichting worden gedacht. Het beprijzen, dat de wethouder zelf noemde, zou onzes inziens in de afwegingen moeten worden meegenomen. Wij verzoeken de wethouder hierop een korte reactie te willen geven. Dat brengt mij bij onze motie over oplaadpunten voor elektrische auto’s. Zoals reeds is medegedeeld hebben wij deze motie ingetrokken en gezamenlijk met de BVD een nieuwe motie ingediend. Gelet op de zeer positieve reactie van de wethouder willen wij onze motie ‘historie straatnamen’ aanhouden. Wij verwachten zonder meer dat dit goed zal komen. Ik zal nu op moties van de andere fracties ingaan. Mijn reactie op motie 1 van BVD zal iets uitgebreider zijn… De VOORZITTER: Ik zal de moties zo dadelijk individueel aan de orde stellen. Wij weten nu welke moties nog voorliggen. Het lijkt mij verstandig te bekijken of leden van het college er behoefte aan hebben kort op de in deze termijn ingediende moties te reageren. Ik stel voor de vergadering na de reactie van het college een minuut of tien te schorsen. Voor de rokers onder ons is dat niet onbelangrijk. Na de schorsing zal ik eerst de stemming over het amendement aan de orde stellen, vervolgens stellen wij de begroting vast en daarna zullen wij de moties stuk voor stuk behandelen. Alle fracties zullen dan de gelegenheid hebben een stemverklaring af te leggen. De heer HOOGERDUIJN: Mag ik op één motie nu niet even ingaan, mijnheer de voorzitter?
133
De VOORZITTER: Natuurlijk! Als u dat zo vraagt… De heer HOOGERDUIJN: Ik wil graag iets zeggen over de motie van BVD over het actieplan ‘Gewoon Doen’, om te bereiken dat wij die motie kunnen ondersteunen. Uit de monitor leefbaarheid en veiligheid is gebleken dat de Dordtenaren meer verloedering ervaren, onder andere door fout parkeren. Om die reden is het actieplan ‘Gewoon Doen’ in het leven geroepen. Na ludieke acties, onder andere van de brandweer, wordt nu – onzes inziens volledig terecht – op handhaven ingezet. Dat wil zeggen: bij herhaald verkeerd parkeren volgt een boete. In de motie van BVD wordt de suggestie gewekt dat sprake is van een te strikte toepassing, gezien het eerder gedogen. Natuurlijk moeten wij naar oplossingen kijken, daar gaat de motie over en dat gebeurt ook al. Wij willen het belang daarvan met BVD onderstrepen, maar kunnen dat alleen doen als het signaal waarover ik zojuist sprak wordt afgezwakt of tegengesproken. De heer SLEEKING: Ik kan daarover kort zijn. Op onze motie is door twee wethouders gereageerd en wij kunnen ons vinden in de uitleg die zij aan de motie hebben gegeven. Wethouder Lagendijk is uitvoerig op de motie ingegaan en heeft aangegeven dat hij al actief op zoek is naar extra mogelijkheden. Dat is de strekking van deze motie. Wij hebben niet gezegd dat wij af willen van de handhaving op dit punt. Motie 26 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Ik kijk nog even naar het college. Is er behoefte aan overleg over de nieuw ingediende moties? Ik stel voor dat wethouder Van Oever namens het college op de motie over de kerstbomen reageert, maar eerst zal wethouder Spigt op de over zijn portefeuille ingediende motie ingaan. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. Over de aangepaste motie van GroenLinks over hoger onderwijs en uitkeringen wil ik de volgende opmerking maken. Wat het college in deze motie wordt gevraagd te doen is niet uitvoerbaar. Dat heeft alles te maken met het doel waarvoor wij de re-integratiemiddelen willen inzetten. Wij zetten de reintegratiemiddelen wel in als het gaat over opleidingen in relatie tot een baangarantie, maar dat staat niet in deze motie. In de motie wordt alleen over opleidingen gesproken en de reintegratiemiddelen zijn daarvoor niet bedoeld. HBO-opleidingen passen in de combinatie van leren, werken en het in een duaal verband proberen mensen zo snel mogelijk naar de arbeidsmarkt te leiden - gisteren heb ik aangegeven dat dit nooit ter discussie is geweest -, maar alleen opleiden zonder baangarantie is geen perspectief en kan dan ook niet door de Sociale Dienst worden gerealiseerd. Mevrouw RUISCH: De wethouder heeft dit gisteren ook gezegd. Ik heb daarover vandaag contact gehad met Rotterdam en bevestigd gekregen dat hetgeen in de motie wordt voorgesteld daar wel kan, met dien verstande dat het moet gaan om opleidingen voor beroepen waarvan duidelijk is dat daarin op korte of iets langere termijn behoefte zal zijn aan uitbreiding van personeel. Om die reden heb ik de motie in die zin aangescherpt. Mevrouw VAN BENTHEM: In Rotterdam is financiering van een opleiding alleen mogelijk als de werkgever tekent voor een baangarantie. De heer NEDERPELT: In Rotterdam is geen sprake van een werkgarantie voor mensen die een HBO-studie gaan volgen. Het kan zijn dat er een werkgarantie is, maar mensen kunnen sowieso een opleiding volgen in een sector waarin zij een grote kans op werk hebben. Dit project draait sinds kort en de ervaring leert, dat de meeste mensen die een studie hebben gevolgd een baan hebben gevonden. Er is echter geen zwart op wit-koppeling met een baangarantie, dus geen zwart op wit duaal traject of leerwerktraject. De heer SLEEKING: Zijn er nog meer werknemers van de gemeente Rotterdam aanwezig?
134
De VOORZITTER: Naar mijn mening heeft de wethouder een voldoende duidelijke toelichting gegeven. Het gaat er natuurlijk om welke mogelijkheden wij in de Dordtse situatie hebben en wat wij van belang vinden. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Het is bijna Sinterklaas! Zo zou ik de motie van GroenLinks over de kerstbomen willen betitelen. Wij hebben het over drie kerstbomen en over nog geen € 5.000,-. Ik wil de raad twee dingen meegeven. Ten eerste: wij zetten jaarlijks 25 of 26 kerstbomen in de stad en zorgen ervoor dat daar verlichting en dergelijke in hangt. Dat kost ons ongeveer € 100.000,-. Als wij willen dat in alle wijken drie kerstbomen worden neergezet – ik zou niet weten waarom wij dat alleen in Crabbehof zouden doen – moeten wij 33 bomen planten… Mevrouw KOPPENS-VAN LEEUWEN: Onze motie is specifiek op Crabbehof gericht, omdat in Crabbehof om de kerstbomen heen activiteiten worden georganiseerd. In andere wijken is dat niet het geval. Wethouder VAN DEN OEVER: U zult wel begrijpen wat ik bedoel. Als wij dit in alle wijken gaan doen, zal ons dat ongeveer € 50.000,- kosten. Dat is dan uw Sinterklaascadeautje. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Ik prijs mij gelukkig met de financiële beschouwingen, die weinig stof hebben doen opwaaien. Volgens mij is dat het bewijs dat wij op financieel gebied saai en dienstbaar zijn geweest. Zelfs op dit moment krijgen wij nog het begin van het verwijt dat wij geld aan het oppotten zijn. Ik denk dat weinig gemeenten dat op dit moment meemaken. Ik heb begrepen dat motie 20 wordt gehandhaafd. Ik wil erop wijzen dat de bij ons bekende korting op het Gemeentefonds volledig in de voorliggende begroting en de meerjarenbegroting is verwerkt. Over hetgeen waarmee het rijk nu bezig is en de effecten die dat voor de gemeenten zou kunnen hebben, is op dit moment nog weinig zinnigs te zeggen. Wij kunnen dat nog niet in een getal weergeven. Ik heb aangegeven dat het rijk niet tot substantiële bezuinigingen zal kunnen komen door simpelweg taken te schrappen. Daarvoor zal echt een systeemwijziging noodzakelijk zijn en het is voor ons niet doenlijk de raad voor die tijd voorstellen te doen voor de wijze waarop wij daarop zouden kunnen inspelen. Los van hetgeen vanuit het rijk op ons af zal komen en los van bestaande budgetten en alle kaders die wij hebben, zijn wij wel binnen onze eigen gemeentelijke organisaties aan het bekijken of wij niet tot een nieuwe ordening tussen de overheid en de stad kunnen komen. Ik zeg graag toe dat wij bij dat denken in de komende maanden nauw contact met de raad zullen houden om op elkaar aangesloten te blijven. De voorstellen waarvan wij denken dat zij politiek onomstreden zijn - voorstellen die op een groot draagvlak kunnen rekenen zullen wij de raad al doen toekomen en voorstellen waarover discussie zal moeten worden gevoerd zullen bij de raad bekend zijn, maar daarover zal nog niet worden besloten. Ik ga ervan uit dat wij daarover in de verkiezingstijd interessante debatten zullen kunnen voeren, waaruit helder zal worden welke keuzen de raad zal willen maken. De heer VAN DONGEN: Het gaat mij erom dat wij in de verkiezingstijd over de juiste cijfers beschikken en mijn fractie zou graag bij de behandeling van de pre-Kadernota al een debat willen voeren over de maatregelen die denkbaar zijn waar het gaat om inspelen op de rijksbezuinigingen. Een enkeling van ons heeft de negenmaandsmarap al ontvangen. Daarin staan enkele ontwikkelingen die mij nu al doen denken ‘dat gaat zo maar niet’. Daarom willen wij met de huidige raad bij de behandeling van de pre-Kadernota al over mogelijke voorstellen praten. Wethouder VAN STEENSEL: Ik zeg nogmaals dat alle ons bekende bezuinigingen van het rijk en de in de negenmaandsmarap verwerkte effecten van de recessie zonder problemen in de huidige begroting kunnen worden opgevangen. In de begroting is daarin voorzien. Ik wil ervoor pleiten de discussies over begroten en besturen niet door elkaar te halen. Dat zou namelijk ten onrechte de suggestie kunnen wekken dat onze begroting niet tegen de op ons afkomende bezuinigingen en gevolgen van de recessie bestand is. Los van de financiële
135
noodzaak vind ik het ook interessant het debat hierover met de raad te voeren. Ik zeg graag toe dat wij op ieder moment waarop de raad daarom vraagt het net kunnen ophalen en kunnen aangeven hoe ver wij met ons denken zijn. De fracties kunnen op dat moment uitspreken of wij naar hun mening ver genoeg of misschien te ver gaan. Ik zou graag hebben gezien dat wij over de Derde Merwedehaven net zo’n saai debat zouden hebben gevoerd als over het financiële deel van deze beschouwingen. Ik realiseer mij dat ik gisteren alleen op de ingediende moties heb gereageerd. Degenen die aanwezig waren bij de commissievergadering waarin de Derde Merwedehaven ook aan de orde is geweest, weten dat ik toen blijk heb gegeven van mijn irritatie over de wijze waarop de exploitant en de provincie met dit dossier omgaan. Wat ik daarover in de commissie gezegd heb, zal ik nu niet in geuren en kleuren herhalen. Gisteren heb ik aangegeven waarom ik geen voorstander ben van de motie van de VVD over de Derde Merwedehaven. Inmiddels is een andere motie ingediend. Ik ben graag bereid op ieder moment waarop dat wordt gevraagd langs te komen om met de raad te delen – het liefst wil ik dat in beslotenheid doen – hoe ver wij zijn met het nadenken over de vraag ‘wat moeten wij met de stortplaats?’. Het lijkt erop dat wij er niet in slagen ons ideaalbeeld – een functionerende stortplaats waarbij de exploitanten zich bewust zijn van de omgeving en in goede communicatie met de omgeving voor rust zorgen – te realiseren. Dat betekent dat wij andere wegen moeten bewandelen en wij hebben daartoe veel mogelijkheden. Ik wil daarover graag met de commissie van gedachten wisselen. Duurzaam vervoer. Ik heb goed geluisterd naar de daarover gemaakte opmerkingen. Aan punten waar elektriciteit kan worden afgetapt zal het niet liggen of in Dordrecht wel of niet elektrisch kan worden gereden. Gisteren heb ik aangegeven dat het mijns inziens niet zo is, dat wij voor het een of het ander moeten kiezen. Ik zeg graag toe dat wij voorstellen zullen ontwikkelen die ertoe zullen leiden, dat op tijd elektrische oplaadpunten beschikbaar zullen zijn. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat wij voor het gemeentelijk wagenpark, Netwerk en de bussen met andere alternatieven bezig zijn en ik heb niemand horen zeggen dat dit verkeerd zou zijn. Ik zou de motie zo willen uitleggen, dat het niet ‘in plaats van’ maar en/en is. Als de raad zich in die uitleg kan vinden, is het geen enkel probleem een voorstel te ontwikkelen. Mevrouw KUHLEMEIER-BOOIJ: Ik wil erop wijzen dat de motie uit twee delen bestaat. De motie heeft ten doel dat onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden. Dat onderzoek is op elektrische auto’s en elektrische scooters gericht. Ik heb ernaar geïnformeerd en mij is geworden, dat daarop zowel in Europa als in Japan groot wordt ingezet. De ontwikkeling van elektrisch vervoer is veel verder gevorderd dan de ontwikkeling op het gebied van biogas. Ik heb met de fietsenstalling van V&D gebeld en gehoord dat men daar regelmatig vraagt of elektrische fietsen kunnen worden opgeladen. Het stopcontact zit er al, er moet alleen een grotere doos, bijvoorbeeld met vijf aansluitingen, komen. Op het ogenblik worden meer elektrische fietsen dan gewone fietsen verkocht, de waterbus gaat vaker varen, de nieuwe Biesbosch is in ontwikkeling en mensen maken vaak met de fiets een toeristisch uitstapje. Ik denk dat het goed is als wij oplaadpunten krijgen. De Scheffers Huiskamer heeft er al één en ik ben van mening, dat wij moeten bevorderen dat meer horecabedrijven oplaadpunten krijgen. Nogmaals: de motie bestaat uit twee delen. Wethouder VAN STEENSEL: Ik wil niet millimeteren. Ik wil de motie overnemen, maar hetgeen in de motie wordt gevraagd wil ik in een totaalkader plaatsen. Deze oproep beschouw ik niet als een mededeling van de raad dat wij met de ontwikkelingen op het gebied van vervoer op aardgas moeten stoppen. Het is en/en. De ontwikkelingen gaan inderdaad snel, maar het zal zeker nog enkele jaren duren voordat op grotere schaal met elektrische auto’s zal worden gereden. Het feit dat ENECO een groot voorstander is van het gebruik van elektrische auto’s verbaast mij niets. ENECO handelt niet in aardgas. Als aandeelhouder zeg ik: ENECO zou het eens moeten durven iets anders te beweren.
136
De heer TAZELAAR: Ik heb gezegd dat ENECO heeft aangegeven graag elektrische aansluitpunten te willen realiseren. U kunt de verslagen erop nalezen en… De VOORZITTER: Volgens mij is de motie meer dan voldoende toegelicht. Wij weten precies waarover het gaat. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. De VVD stelde dat haar taalmotie zou zijn overgenomen. Over de doelstellingen zijn wij het eens, maar over de manier waarop niet. Ik zou de fractie van de VVD willen voorstellen deze motie in te trekken. Materieel krijgt zij wat zij bedoelt. Als de VVD wil dat wij peuterleidsters en mensen van de kinderopvang een taaltoets gaan afnemen en de raad over de uitkomst van die toets rapporteren, dring ik er sterk bij de raad op aan de motie af te wijzen, zodat wij kunnen doorgaan met hetgeen waarmee wij bezig zijn. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Ik heb slechts twee opmerkingen. De heer Van Verk heeft gevraagd of het mogelijk is in december over de voortgang op het gebied van kamerverhuur in het kader van huisvesting van arbeidsmigranten te spreken. Dat zal niet mogelijk zijn. Wij zetten alles op alles om het mogelijk te maken dat het ontwerpbestemmingsplan en de Huisvestingsverordening in december aan de orde kunnen komen. Op verzoek van de fractie van de PvdA heb ik toegezegd halfjaarlijks te zullen rapporteren. Wij hebben dat in september gedaan en de raad zal in januari de volgende rapportage over de voortgang ontvangen. Voorts wil ik opmerken dat de heer Sleeking mij verkeerd heeft geciteerd. Ik wil dit noemen, omdat ik daar slecht tegen kan. Ik heb inderdaad een emotie in uw midden gelegd. Als je zegt dat je ergens je buik vol van hebt, is dat een emotie. Ik heb dat gezegd naar aanleiding van de eenzijdige bejegening van de doelgroep van de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9. De groep dak- en thuislozen, verslaafden en mensen die een ernstig psychiatrisch probleem hebben zijn niet primair overlastgevers. Punt uit. Dat zijn mensen die af en toe voor overlast zorgen en de overheid heeft, los van de Wmo, de morele taak deze mensen te ondersteunen. Klachten over overlast moeten natuurlijk serieus worden genomen. Daarmee ben ik zelfs begonnen. De VOORZITTER: De vergadering is geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Aan de orde is het amendement van de fractie van ECO-Dordt/D66 over de Vogelbuurt. Zijn er fracties die een stemverklaring willen afleggen? De heer VAN VERK: Het CDA is nog niet aanwezig, mijnheer de voorzitter. De heer VAN DONGEN: Dat went snel! De VOORZITTER: Het CDA komt nu binnen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik werd op het verkeerde been gezet en meende dat het amendement alleen betrekking heeft op de Vogelbuurt. De heer Van Dongen heeft inmiddels een toelichting gegeven en ik ben het met hem eens, dat het goed is de begroting in deze zin te wijzigen. Amendement 1 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: Deze amendering houdt in dat de tekst van de begroting verandert. Het besluit verandert niet.
137
Aan de orde is begroting 2010, inclusief de meerjarenraming 2011-2013. Wenst iemand een stemverklaring af te leggen? De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben voldoende vertrouwen in de ons aangeboden begroting om daarmee te kunnen instemmen. Het is u bekend dat wij op onderdelen bezwaar maken tegen uitvoeringsplannen, maar menen dat dit een begroting is waarmee wij kunnen gaan werken, zeker gelet op de nadere toelichting die de wethouder financiën zojuist heeft gegeven. Wij verwachten dat deze begroting ons het volgend jaar niet in problemen zal brengen. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Wij stemmen in met deze begroting, omdat dit een werkbare begroting is, met inachtneming van de door ons gemaakte opmerkingen over de reserves en de Zuidpolder. De heer HOOGERDUIJN: Mijnheer de voorzitter. Wij vragen de gebruikelijke aantekening dat wij geacht wensen te worden bij de van onze fractie bekende principiële punten te hebben tegengestemd, zoals wij dat ieder jaar doen. De VOORZITTER: Ik constateer dat de begroting met inachtneming van de gemaakte opmerkingen met algemene stemmen is aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het geamendeerde voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: Aan de orde is het vaststellen en autoriseren van de routineinvesteringen. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: Aan de orde is het verwerken in de exploitatiebegroting van de budgettaire gevolgen, zoals als begrotingswijziging verwoord in het raadsvoorstel. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: Aan de orde is agendapunt 12. 12.
VASTSTELLEN VAN HET MEERJARENONTWIKKELINGSPLAN (MOP) DORDRECHT 2010-2014 INVESTERINGSBUDGET STEDELIJKE VERNIEUWING (ISV) (257314).
De VOORZITTER: Zoals gezegd dient hierover besluitvorming plaats te vinden inclusief het addendum dat u op uw tafels hebt aangetroffen. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: De voortgang en ambitiebijstelling maatschappelijke zorg, die ook onder dit agendapunt stonden vermeld, heeft de raad in de vorm van een raadsinformatiebrief al voor kennisgeving vastgesteld. Aan de orde is motie 1, de motie ‘Gewoon Doen’. De heer MERX: Mijnheer de voorzitter. Het zal u niet verbazen dat de VVD met deze motie zal instemmen. In de vorige raadsperiode – zo ver gaat mijn geheugen wel terug – hebben wij een gelijksoortige motie ingediend die met algemene stemmen is aanvaard en waarmee met name op het gebied van parkeren naar verbetering werd gestreefd. Omdat wij deze motie als het verlengde van die motie zien, zullen wij daarmee instemmen.
138
Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. De door de heer Sleeking gemaakte opmerkingen over het groen en de speelvoorzieningen zijn ons uit het hart gegrepen. Onder die voorwaarde zullen wij met deze motie instemmen. Motie 1 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van PvdA, VSP, CU/SGP, BVD, VVD, CDA en GL. Tegen stemt: de fractie van ECO-Dordt/D66. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 2, de motie ‘Betaald parkeren Sportboulevard’. De wethouder heeft een aantal toezeggingen gedaan, maar ik heb begrepen dat de motie wordt gehandhaafd. Motie 2 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van PvdA, ECO-Dordt/D66, VSP, CU/SGP en BVD. Tegen stemmen: de fracties van VVD, CDA en GL. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 3a, waarin de scootmobielen aan de scooters zijn toegevoegd. De geamendeerde motie 3a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 5 over het Antillianenbeleid. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie kan zich vinden in het verzoek aan het college smartere doelstellingen te formuleren, maar de argumenten in de motie kunnen wij niet delen. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Deze motie gaat ons niet ver genoeg. Wij zijn voorstanders van het inbedden van dit beleid in het algemene beleid en in de motie wordt over het starten van nieuwe projecten gesproken. Wij zijn het wel eens met het verzoek aan het college resultaatgerichte doelstellingen te formuleren. De heer MERX: Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van Dongen. Motie 5 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen : de fracties van BVD, CDA en VSP. Tegen stemmen: de fracties van VVD, GL, PvdA, ECO-Dordt/D66 en CU/SGP. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 7 betreffende de Derde Merwedehaven. De heer SLEEKING: Wij handhaven deze motie, omdat wij het belangrijk vinden dat de raad van Dordrecht hierover een uitspraak doet. De heer VAN DER KRUIJFF: Wij zullen voor deze motie stemmen. De motie eindigt met de zin ‘verzoekt het college erop toe te zien, dat dit ook niet zal plaatsvinden’. Dat is uiteraard een oproep aan het college alles wat mogelijk is in het werk te stellen om te voorkomen dat op de stortplaats Derde Merwedehaven onverpakt asbest wordt gestort, maar wij realiseren ons dat het college daarover niet gaat en niet aan het onmogelijke kan worden gehouden. Motie 7 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: De opvatting van de raad in dezen is duidelijk. Aan de orde is motie 9, de motie ‘Opzetten zorginfrastructuur’. De heer MERX: De VVD-fractie is het eens met de strekking van de motie, maar kan zich ook vinden in het antwoord van de wethouder, die heeft gezegd dat hetgeen waarom in de
139
motie wordt gevraagd in feite al gebeurt. Om die reden zal een deel van onze fractie de motie niet steunen, maar het daarachter liggende idee steunen wij wel. De heer VAN DONGEN: Wij zullen deze motie steunen, hoewel wij moeite hebben met het gebruik van de term ‘zero-tolerancebeleid’. Wij vinden dat reactionair taalgebruik. Mevrouw RUISCH: Wij sluiten ons aan bij de argumentatie van de heer Merx. Wij zullen de motie wel steunen. De heer VAN DER KRUIJFF: Wij sluiten ons aan bij de argumentatie van de heer Van Dongen. Motie 9 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de PvdA, ECO-Dordt/D66, VSP, CU/SGP, CDA, BVD en GL. Tegen stemt: de fractie van de VVD. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 11a. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Wij willen deze motie aanhouden met het verzoek aan de wethouder te organiseren, dat wij op termijn zullen worden geïnformeerd over de wijze waarop dit in Rotterdam wordt geregeld. De VOORZITTER: Ik neem aan dat de wethouder daartegen geen bezwaar heeft. Hij vindt dat zelfs prima. Motie 11a maakt, aangehouden zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 12, de motie over aanvullend gratis openbaar vervoer. Mevrouw RUISCH: Die motie trekken wij in, mijnheer de voorzitter. Motie 12 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 13 over de inzameling van kleine elektrische apparatuur, die door de portefeuillehouder is omarmd. Motie 13 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 14 over toekomstgericht bouwen op het Maasterras. Ook die motie is omarmd, zij het door een andere portefeuillehouder. De heer MERX: Mijns inziens is al toegezegd dat bij de planontwikkeling zo veel mogelijk met de ontwikkelingen op dat moment rekening zal worden gehouden. Om die reden zullen wij niet met deze motie instemmen. Als je aan het bouwen bent, kun je de architectuur niet meer veranderen. Motie 14 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van GL, PvdA, ECO-Dordt/D66, CU/SGP, VSP, CDA en BVD. Tegen stemt: de fractie van de VVD. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 16 over de bomenkap, omarmd door weer een andere portefeuillehouder. Ik neem aan dat deze motie gehandhaafd blijft. Dat is inderdaad het geval.
140
Motie 16 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 17a over de Derde Merwedehaven. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wethouder Van Steensel heeft toegezegd de raad of de commissie – als dat nodig is eventueel in beslotenheid – te zullen informeren. Het lijkt mij verstandig die bijeenkomst af te wachten alvorens hierover een uitspraak te doen. De voorliggende motie leidt naar mijn mening tot niets. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijn stemverklaring ligt in dezelfde lijn als de stemverklaring van de heer Sleeking, maar het einde is anders. Het lijkt ons goed eerst een besloten commissievergadering te houden, waarin de wethouder de over de Derde Merwedehaven gestelde vragen kan beantwoorden. Als met de motie op een mondelinge rapportage in de commissie wordt gedoeld, kunnen wij met de motie instemmen. Mevrouw RUISCH: Wij sluiten ons bij dit voorbehoud aan. Eerst een besloten vergadering en daarna kunnen wij hierover een besluit nemen. Wij zouden graag zien dat de motie wordt aangehouden. De VOORZITTER: Geven deze stemverklaringen de heer Merx aanleiding de motie aan te houden? De heer MERX: Wij zien geen reden de motie aan te houden, mijnheer de voorzitter. Wij verzoeken u de motie in stemming te brengen. Wij hebben er geen enkele moeite mee – sterker nog: wij kunnen het begrijpen – de rapportage in beslotenheid te bespreken. De heer VAN DONGEN: Het lijkt mij wel goed dat de raad zich hierover in de openbaarheid uitspreekt. De heer MERX: Absoluut. Daarom willen wij de motie in stemming zien gebracht. Motie 17a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de PvdA, ECO-Dordt/D66, VSP, CU/SGP, CDA, BVD en VVD. Tegen stemmen: de fractie van GL. De voorzitter: Aan de orde is motie 18 over taalachterstand bij leidsters van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Motie 18 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van de VVD en BVD. Tegen stemmen: de fracties van de PvdA, ECO-Dordt/D66, VSP, CU/SGP, CDA en GL. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 20 over komende rijksbezuinigingen. De heer MERX: Wij zullen voor deze motie stemmen met inachtneming van de kanttekening dat niemand aan het onmogelijke kan worden gehouden. De heer HOOGERDUIJN: Wij vinden deze motie best realistisch, maar zijn het met de wethouder eens dat het daarin gestelde pas te zijner tijd zal gaan spelen. Hoe dat zal gaan, moeten wij afwachten. Wij hebben nog tijd genoeg en het lijkt ons beter dat de nieuwe raad en het nieuwe college zich hierover buigen. De heer SLEEKING: Ik sluit mij aan bij de motivatie van de heer Hoogerduijn, mijnheer de voorzitter. Motie 20 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van GL, PvdA, ECO-Dordt/D66 en de VVD.
141
Tegen stemmen:
de fracties van BVD, CDA, CU/SGP en VSP.
De VOORZITTER: Aan de orde is motie 21 over de economische structuurversterking. Motie 21 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van ECO-Dordt/D66 en GL. Tegen stemmen: de fracties van VVD, BVD, CU/SGP, CDA, VSP en PvdA. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 23, de motie 45+. Mevrouw RUISCH: Omdat het voor deze groep opgezette project nog maar kort loopt, is mijn fractie erg benieuwd naar de evaluatie. Wij willen ons nu nog niet positief over deze motie uitspreken. Wij vinden de motie prematuur. De heer VAN DONGEN: Welk project? De wethouder heeft beschreven wat het UWV op dit gebied doet. Mevrouw RUISCH: Het UWV gaat daarover. De heer VAN DONGEN: Ik ben van mening dat de gemeente in dezen proactiever moet acteren. Dat zal niet meevallen, daarvan heeft de wethouder mij wel overtuigd. Motie 23 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de PvdA, ECO-Dordt/D66, VSP, CDA en BVD. Tegen stemmen: de fracties van GL, VVD en CU/SGP. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 24 over de bestuurlijke aanpak van hennepkwekerijen. De heer MERX: De VVD zal met deze motie instemmen, maar wel met de kanttekening dat het beleid in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum wordt ingebed. Wij zijn ook van mening dat een bestuurlijke aanpak van deze problematiek belangrijk is. De heer SLEEKING: Wij nemen de motivatie van de heer Merx over. De heer VAN DONGEN: Wij zullen de motie steunen, maar ik heb zojuist wel de kanttekening gemaakt dat het ons niet alleen gaat om het aanpakken van hennepkwekerijen. Wij willen dat overlastgevende, brandgevaarlijke situaties gekoppeld aan criminaliteit en fraude worden aangepakt. Motie 24 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de VVD, BVD, CDA, CU/SGP, VSP en ECODordt/D66. Tegen stemmen: de PvdA en GL. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 25 over de controlerichtlijnen goederentreinen gevaarlijke stoffen. Motie 25 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 28 over het budget van kerstbomen voor Crabbehof. Mevrouw RUISCH: Wij trekken deze motie in, mijnheer de voorzitter. Motie 28 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Leden van de raad. Zowel voor de heer Mostert als voor mij was dit de 35e begrotingsbehandeling die wij hebben meegemaakt. Er zal een moment komen waarop
142
Henk en ik al die 35 begrotingsbehandelingen, op verschillende plekken beleefd, nog eens met elkaar zullen doornemen. Ik denk dat wij met elkaar mogen constateren dat wij mooie debatten hebben gehad en de tijd hebben genomen om met elkaar van gedachten te wisselen. Het feit dat de begroting, ondanks alle verschillen die er zijn, met algemene stemmen is aanvaard, is een goed signaal naar de bevolking toe. Dat straalt uit dat de raad de wil heeft in 2010, met de verkiezingen in het vooruitzicht, het beste voor de stad na te streven. Ik dank u allen voor uw bijdragen en nodig u graag uit in de Raadskelder het glas te heffen op de vaststelling van de begroting 2010. De vergadering is gesloten. (22.05 uur)
143