Wetenschapsnieuws in de media
Onderzoek naar het effect van NWO-persberichten Afstudeerstage feb - jun 2007 Jop de Vrieze, Master Science Communication Begeleiding: David Redeker (NWO) en Liesbeth de Bakker (UU)
Samenvatting Pers wenst communicatie op maat Perscommunicatie heeft veel baat bij een persoonlijkere en meer gedifferentieerde aanpak. Dat is de voornaamste conclusie van het onderzoek dat Jop de Vrieze uitvoerde in opdracht van de afdeling Voorlichting en Communicatie van NWO. Hij ondervroeg zeventien journalisten en stuurde een webenquête naar alle afnemers van NWO-persberichten. Hoe kan NWO hen optimaal bedienen? Allereerst zocht de Vrieze in interviews uit wat journalisten onder een goed persbericht verstaan. Journalisten zien het liefst een zo zakelijk mogelijk bericht dat de essentie al in de lead duidelijk maakt. NWO voldoet prima aan deze normen, maar scoort over het algemeen niet erg goed in de media. Dit lijkt twee oorzaken te hebben: 1) De berichten zijn behoorlijk sober 2) het onderzoek waarover NWO bericht is niet altijd even spannend. De interviews lieten vergelijkbare trends zien. Onderzoekberichten zijn volgens de respondenten wel degelijk en betrouwbaar, maar niet verrassend. Bovendien valt op de opmaak nog veel te winnen. Nu is die kaal en ongedifferentieerd. Beeldmateriaal Op verschillende vlakken zijn verbeteringen mogelijk. Persberichten kunnen aantrekkelijker worden door het toevoegen van meer beeldmateriaal en informatie over de onderzoekers. Een overzichtelijker lay-out kan het de journalist een stuk makkelijker maken om het bericht te screenen. Ook op een ander niveau zijn er perspectieven. Door een persoonlijker benadering kan de voorlichter volgens de Vrieze beter inspelen op de specifieke eisen van media. Dit kan telefonisch, maar ook bijvoorbeeld door persbijeenkomsten te organiseren. Hiernaast kan de voorlichter bij de gewone persberichten rekening houden met zijn afnemers, door het bericht af te stemmen op de doelgroep die het best bij het onderwerp aansluit. Input kan beter Nu verzamelt NWO relatief willekeurig promoties en (heel af en toe) publicaties om over te schrijven. Wanneer deze input kwalitatief verbetert, wordt het aanbod vanzelf aantrekkelijker voor afnemers. Verschillende media lieten weten interesse te hebben in nieuws over bredere onderzoeksprogramma’s. Niet al het succes van persberichten is direct zichtbaar. Sterker nog, de meeste journalisten geven aan de berichten vaak indirect te gebruiken. Toch betekent dit niet dat kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit. Wanneer je altijd boeiender nieuws brengt, zal zowel je indirecte als directe succespercentage toenemen. Onderzoek Al deze bevindingen komen voort uit interviews met zeventien belangrijke media en een webenquête, verspreid onder alle afnemers van NWO-persberichten. De interviews waren vooral bedoeld om beweegredenen van journalisten te achterhalen en in te gaan op hun overwegingen. De enquête leverde meer generaliseerbare informatie op, omdat deze door 124 personen, waaronder 83 journalisten, werd ingevuld. De responsratio onder journalisten was 38%. In de interviews vroeg hij onder meer wat de journalisten belangrijke nieuwsaanleidingen vonden, wat de reputatie van de NWO-persberichten was en hoe ze de onderzoekberichten meestal gebruikten. Ook vroeg hij om concrete suggesties ter verbetering van de persberichtenservice. Wetenschapscommunicator Jop de Vrieze voerde dit onderzoek van februari tot juli 2007 uit in het kader van de afronding van zijn masteropleiding Science Communication in Utrecht. Steekwoorden: Onderzoek Persberichten
Communicatie
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
Media
Nieuwsaanleiding
2
Voorwoord Ik weet nog goed hoe Jop bij NWO binnenkwam. In het najaar van 2006 werd hij er door de studie op uitgestuurd om kennis te maken met de beroepspraktijk. Ik ontving Jop en twee andere studenten en sprak een uur met ze over het werk als communicatieprofessional. Jop viel meteen op. Hij was scherp, stelde de juiste vragen en leek te snappen waar ik het over had. Een tijdje later belde hij om te vragen of ik een verhaal kon houden voor Mebiose, zijn studievereniging. Ik kon niet, maar ik vroeg hem om na te denken of hij misschien stage wilde lopen. En dat wilde hij. Ik ben blij met het degelijke onderzoek naar onze perscommunicatie. We haalden bijna veertig procent respons onder de journalisten op onze enquête. En van de twintig journalisten die op ons wensenlijstje hadden staan om uitgebreid te interviewen, heeft Jop er zeventien aan de tand kunnen voelen. Halverwege, op basis van tussentijdse resultaten, wilde ik eigenlijk al meteen wat veranderingen aan onze persberichten doorvoeren. Maar ja dat zou het onderzoek in de war schoppen. Nu mag het dan eindelijk. En Jop? Die zullen we missen. Zijn pindakaas, zijn zalm en zijn charmes. Jop, het ga je goed. Succes in Ecuador en ik kom je vast nog wel tegen in de beroepspraktijk. David Redeker, persvoorlichter NWO
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
3
Inhoudsopgave Samenvatting.............................................................................................................................. 2 Voorwoord ................................................................................................................................. 3 Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 4 1. Inleiding ............................................................................................................................. 6 2. Inhoudelijke oriëntatie ....................................................................................................... 7 3. Probleemstelling................................................................................................................. 9 4. Opzet en uitvoering van het onderzoek........................................................................ 10 4.1. Interviews ................................................................................................................. 10 4.1.1. Beschrijving en verantwoording van de open interviews ................................ 11 4.1.1.1. Materiaalverzameling................................................................................... 12 4.1.1.2. Registratie, verwerking en preparatie van de gegevens ............................... 12 4.1.1.3. Beschrijving en verantwoording van de analysebeslissingen ...................... 12 4.2. Enquête................................................................................................................. 12 4.2.1.1. Keuze en selectie van de doelgroep ............................................................. 13 4.2.1.2. Beschrijving en verantwoording van de enquête ......................................... 13 4.2.1.3. Materiaalverzameling................................................................................... 14 4.2.1.4. Beschrijving en verantwoording van de analysebeslissingen ...................... 14 5. Resultaten en conclusies............................................................................................... 15 5.1. Interviews ............................................................................................................. 15 5.1.1. Goede persberichten......................................................................................... 15 5.1.1.1. Resultaten ..................................................................................................... 15 5.1.1.2. Conclusie en discussie.................................................................................. 15 5.1.2. NWO persberichten.......................................................................................... 16 5.1.2.1. Resultaten ..................................................................................................... 16 5.1.2.2. Conclusie en discussie.................................................................................. 16 5.1.3. Leeswijze en selectieprocedure persberichten ................................................. 16 5.1.3.1. Resultaten ..................................................................................................... 16 5.1.3.2. Conclusie en discussie.................................................................................. 16 5.1.4. Factoren die een rol spelen............................................................................... 17 5.1.4.1. Resultaten ..................................................................................................... 17 5.1.4.2. Conclusies en discussie ................................................................................ 17 5.1.5. Inhoudelijke tips............................................................................................... 17 5.1.5.1. Resultaten ..................................................................................................... 17 5.1.5.2. Conclusies en discussie ................................................................................ 18 5.1.6. Persoonlijke benadering ................................................................................... 18 5.1.6.1. Resultaten ..................................................................................................... 18 5.1.6.2. Conclusies en discussie ................................................................................ 18 5.1.7. Overige tips en opmerkingen ........................................................................... 19 5.1.7.1. Resultaten ..................................................................................................... 19 5.1.7.2. Conclusies en discussie ................................................................................ 19 5.1.8. Layout............................................................................................................... 19 5.1.8.1. Resultaten ..................................................................................................... 19 5.1.8.2. Conclusies en discussie ................................................................................ 19 5.1.9. Algemene discussie interviews ........................................................................ 20 5.2. Enquête................................................................................................................. 21 5.2.1. Resultaten ......................................................................................................... 22 5.2.1.1. Verschillen tussen journalisten en andere belangstellenden ........................ 22 5.2.1.2. Antwoorden journalisten .............................................................................. 22 5.2.2. Conclusies en discussie enquête....................................................................... 25 Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
4
5.3. Overkoepelende conclusies .................................................................................. 26 5.4. Overkoepelende discussie .................................................................................... 27 Slotsom............................................................................................................................. 28 6. Aanbevelingen naar aanleiding van dit onderzoek (op willekeurige volgorde). Hoe de pers beter te bedienen: ................................................................................................. 29 7. Referenties.................................................................................................................... 30 Bijlage 1: Voorbeeld onderzoekberichten........................................................................ 31 Bijlage 2: Uitnodigingsbrief interviews ........................................................................... 33 Bijlage 3: interview-vragenlijst........................................................................................ 34 Bijlage 4: Respondenten interviews ................................................................................. 35 Bijlage 5: Antwoorden van de interviewrespondenten .................................................... 37 Bijlage 6: Enquête............................................................................................................ 41 Bijlage 7: Enquête zoals ingevuld door de journalisten .................................................. 44 Bijlage 8: Verklaringen bij persberichten enquête .......................................................... 49 Bijlage 9: Algemene tips enquête ..................................................................................... 51
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
5
1. Inleiding De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is verantwoordelijk voor de verdeling van het grootste deel van het overheidssubsidies voor wetenschappelijk onderzoek. Centraal hierbij staan vernieuwing en kwaliteit. Met subsidies en andersoortige financiële steun van NWO verrichten meer dan 4500 wetenschappers onderzoek; in Nederland, maar ook bij buitenlandse instituten, onderzoekscentra en universiteiten. De subsidies gaan naar toponderzoek en onderzoeksapparatuur. Naast het inhoudelijk coördineren van onderzoeksprogramma's behoort dat tot NWO's belangrijkste taken. Onderzoek leidt tot resultaten. Met publicatie hiervan én financiële verslaglegging legt NWO rekenschap af tegenover geldschieters. NWO probeert deze publicaties zo veel mogelijk bekendheid te geven. Dit gebeurt voornamelijk door het versturen van persberichten. Deze onderzoekspersberichten (vanaf nu: onderzoekberichten) geven beknopt de inhoud van het onderzoek weer en beschrijven de belangrijkste resultaten en conclusies. De algemene richtlijnen voor persberichten zijn bekend.1 Toch is het niet echt duidelijk wat een journalist nu echt doet besluiten om een persbericht te gebruiken voor zijn medium. Niet eerder heeft NWO op een grondige manier gekeken het functioneren van haar onderzoekberichten en vandaar dit onderzoek. Om het geheel eenduidig en afgebakend te houden, heb ik persberichten over beleid, benoemingen en overige zaken buiten beschouwing gelaten. Dergelijke berichten verstuurt NWO ook regelmatig en deze dienen een ander primair doel. Een persbericht over onderzoek definieer ik als: Een kort artikel over onderzoeksresultaten, opgesteld volgens de normen van een persbericht. 2 Het onderzoek bestond uit twee delen. Allereerst voerde ik diepte-interviews uit op een selectie van journalisten en vervolgens hield ik een enquête onder alle contacten van de NWO perslijst. In dit rapport presenteer ik de resultaten en conclusies van het onderzoek en laat ik zien hoe ik te werk ben gegaan. Het rapport behandelt de twee delen apart. De resultaten van de interviews zijn niet generaliseerbaar voor het hele NWO persbestand, maar geven weer hoe de belangrijkste media met de onderzoekberichten omgaan. De interviewresultaten gebruikte ik bij het opstellen van de enquête om te achterhalen wat de rest van de media over dezelfde zaken te melden hebben.
1 2
Mies 2002 Mies 2002
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
6
2. Inhoudelijke oriëntatie Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar persberichten over onderzoek. Ik heb dan ook geen vergelijkingsmateriaal of achtergrondliteratuur over dit onderwerp kunnen vinden. Dit type onderzoek vindt vaak plaats binnen een organisatie en daarom is openbare publicatie meestal niet aan de orde. Alle veronderstellingen in dit hoofdstuk zijn dan ook gebaseerd op vermoedens en ervaringen uit de praktijk van medewerkers van de afdeling voorlichting en communicatie van NWO, voornamelijk van mijn directe begeleider, persvoorlichter David Redeker. Een grove schets van de huidige situatie omtrent de onderzoekberichten bij NWO: Momenteel verstuurt NWO eens per twee weken een bundel persberichten per email (zie bijlage 1). De mail kent geen duidelijke hiërarchie en bevat achtereenvolgens de categorieën 'onderzoek' (vaak promoties), 'publicaties' (boeken en rapporten) 'agenda' en 'benoemingen'. Er wordt geen gebruik gemaakt van verschillende lettertypes, vetgedrukte of cursieve letters. De onderzoekberichten kennen geen indeling op onderwerp: de titels zouden genoeg informatie moeten verschaffen over de inhoud. Iedereen die zich (kosteloos) geabonneerd heeft op de perslijst van NWO ontvangt dezelfde berichten - van vakblad tot persbureau, van voorlichter tot overige belangstellende. NWO heeft in het verleden wel geëxperimenteerd met het opsplitsen van berichten per onderwerp, maar journalisten bleken toen zo bang om iets te missen dat ze zich vrijwel zonder uitzondering op alle onderwerpen abonneerden. NWO geeft de mail met onderzoekberichten bewust een kale opmaak. Dit is de meest laagdrempelige optie, aangezien een geavanceerdere lay-out soms problemen kan geven bij het openen van de mail. Bovendien leidt deze opmaak in elk geval de aandacht niet van de inhoud af.3 Uiteraard heeft de medaille ook een keerzijde. Er zijn weinig mogelijkheden om aandacht te trekken naar bepaalde onderdelen en de huisstijl van NWO komt in de mail niet naar voren. Wanneer een journalist verder wil lezen dan alleen de kop en lead, wordt hij doorgelinkt naar de homepage. Die is uiteraard wel opgemaakt in de NWO huisstijl. De bundel onderzoekberichten bevat onder andere persberichten naar aanleiding van NWOpromoties die in de twee weken na verschijning aan verschillende universiteiten plaatsvinden. De NWO-voorlichters achterhalen deze promoties dankzij tips van een proefschriftendrukker en door agenda’s van universiteiten door te nemen. Er is geen directe plicht of stimulans voor onderzoekers om NWO over hun aankomende promotie of publicatie in te lichten. Van hun kant krijgt de afdeling V&C dan ook zeer zelden input. Er zijn in het verleden wel pogingen gedaan om wetenschappers alert te maken op de mogelijkheid om een persbericht te maken, maar dit bleef beperkt tot het eenmalig mailen van groepen onderzoekers. Om te voorkomen dat voorlichters van universiteiten en NWO dubbel werk doen, overleggen ze over de verdeling van de promoties. In de praktijk bepaalt de universiteit vaak of het voor hen de moeite waard is en zo niet, dan kijkt NWO of ze er iets mee wil. Het spreekt voor zich dat universiteiten de meest opzienbarende dingen in veel gevallen zelf willen doen, maar soms hebben de universiteitsvoorlichters geen tijd. Bovendien zien niet alle universiteiten het belang van dit soort reclame in. Het is dus niet zo dat NWO alleen de restjes krijgt, maar een luxepositie is het niet. 3
Uit gesprek met David Redeker
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
7
De reputatie van NWO-persberichten is betrouwbaar en serieus. Journalisten moeten voor grappige berichtjes of wereldschokkend nieuws over het algemeen niet bij NWO zijn. Die betrouwbaarheid is vooral te danken aan het feit dat NWO niet snel onderzoeksresultaten overdrijft of PR-achtige taal uitslaat. De berichten zijn sober omdat er geen citaten in voorkomen en de taal ingetogen is. Wel wordt er regelmatig gekozen voor prikkelende titels. NWO berichten bevatten niet vaak afbeeldingen. Hier wordt de laatste tijd wel meer nadruk op gelegd, maar het komt niet vaak voor dat onderzoekers geschikte materialen kunnen leveren.4 Het schrijven van persberichten is geen doel op zich. Een organisatie wil daarmee iets bereiken – voornamelijk (positieve) publiciteit. De onderzoekberichten van NWO dienen twee doelen: 1) Het genereren van publiciteit over NWO als subsidiegever en dé stimulator van Nederlands toponderzoek. 2) Het genereren van publiciteit over wetenschappelijk onderzoek in het algemeen. In mijn onderzoek heb ik gekeken naar het tweede, algemenere doel. Dit is het belangrijkste doel van de onderzoekberichten. Voor de naamsbekendheid van NWO gebruikt de organisatie voornamelijk andere persberichten. Maar wanneer is een persbericht succesvol? Je kunt een boodschap in verschillende situaties als geslaagd bestempelen. Aanleiding voor een paginagroot interview in de Volkskrant is een succes, maar plaatsing op de website Gezondheidsnet ook. Het hangt bovendien van het medium, de journalist en natuurlijk het moment af wat er met het bericht gebeurt - je hebt dus niet alles in de hand. En dan heb ik het nog niet eens over alle indirecte successen. Journalisten laten onderwerpen vaak even rijpen of combineren verschillende onderwerpen waardoor de oorspronkelijke bron niet meer te achterhalen is. Sommige media, zoals persbureaus, vatten het onderzoekbericht beknopt samen en passen het eventueel een klein beetje aan. Snelle media zoals websites nemen berichten vaak integraal over van deze persbureaus of direct van NWO. De wat gespecialiseerdere media maken er vaak meer werk van. Zij gebruiken de persberichten als een startpunt om zelf op onderzoek uit te gaan. Zij bellen meestal de onderzoeker en gaan op zoek naar aanvullende informatie. Bij hun werk is het al wat moeilijker te achterhalen of het een gevolg is van een NWOpersbericht. Een derde manier is nog lastiger te achterhalen: een journalist legt het bericht apart of slaat het op in zijn geheugen, om er later op een (meestal indirecte) manier alsnog iets mee te gaan doen. Deze journalist gebruikt dan het persbericht niet als nieuwsaanleiding, maar hij wacht op een externe nieuwsaanleiding of een geschikt moment voor een achtergrondverhaal. Tenslotte werken journalisten vaak ook andersom: ze pikken iets op uit de actualiteit en gaan dan zoeken in de persberichten of daar recentelijk nog onderzoek naar gedaan is. Deze persberichten hoeft hij dus nog niet in zijn achterhoofd opgeslagen te hebben. Journalisten vertegenwoordigen allerlei groepen mensen. Het is dan ook een uitdaging om voor al deze mensen geschikt materiaal te leveren.
4
Uit gesprek met David Redeker
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
8
3. Probleemstelling NWO bedient de pers, voornamelijk door het schrijven van persberichten. Het doel hiervan is zoveel mogelijk publiciteit te genereren, waardoor de organisatie en de gehele wetenschap bekendheid verwerven bij het publiek. De centrale vraag is dus: hoe kan NWO die perscommunicatie optimaal uitvoeren? Om hier achter te komen zal ik de belevingswereld van de journalisten in duiken. - Hoe gaan zij te werk als ze onderwerpen zoeken en als ze persberichten selecteren? - Wat vinden journalisten nu precies interessant en relevant? - Voldoen NWO berichten aan de criteria van deze journalisten? - Zijn er nog verbeteringen mogelijk? - Sluit NWO op alle media even goed aan? - Zal een gedifferentieerd aanbod leiden tot een beter bereik? - Zijn er alternatieve manieren op de pers te informeren?
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
9
4. Opzet en uitvoering van het onderzoek In het onderzoek definieerde ik twee doelgroepen: 1) de belangrijkste persrelaties van NWO 2) álle persrelaties van NWO Om erachter te komen hoe journalisten het best bediend kunnen worden en op basis waarvan de selectie van persberichten plaatsvindt, ging ik op zoek naar de beweegredenen van een groep voor NWO belangrijkste journalisten. Hierbij wilde ik in reactie op hun antwoorden doorvragen naar de achterliggende gedachten. Vanwege deze flexibiliteit besloot ik om te beginnen met het afnemen van diepte-interviews en niet eerst de enquête te versturen. De interviews moesten een beeld geven van de voorkeuren van journalisten. Omdat ik deze interviews stuk voor stuk persoonlijk afnam, had ik de mogelijkheid om specifieke aandacht te geven aan onderdelen die ik voor de betreffende journalist van belang achtte. Voor ik aan de slag ging pretestte ik het interviewprotocol bij een collega met ervaring in de wetenschapsjournalistiek. Zij gaf aanwijzingen waardoor ik mijn vragen helderder en concreter wist te maken. De resultaten plaatste ik in een bredere context door het versturen van een enquête naar iedereen die op de perslijst van NWO stond. Hierin onderzocht ik dezelfde problematiek, waardoor er sprake was van de multimethode.5 Het op verschillende manieren beantwoorden van dezelfde vragen verhoogt de betrouwbaarheid van de uiteindelijke informatie. Wel moet ik hierbij de kanttekening plaatsen dat er, zoals gezegd, sprake is van een enigszins afwijkende onderzoekspopulatie. De interviews voerde ik uit met een bewuste selectie van journalisten die veel met NWO te maken hebben óf zouden moeten hebben, de enquête stuurde ik naar álle persrelaties van NWO. Ik heb er bewust voor gekozen om de enquête pas na het uitvoeren van de interviews samen te stellen. De trends die ik waarnam in de interviews nam ik mee bij het opstellen van de enquête. De inhoud hiervan verschilt dan ook iets van de topiclijst van de interviews. Bij het opstellen van het onderzoeksplan hadden we in eerste instantie ook een vergelijking tussen de persberichten van ANP en NWO opgenomen, omdat het vermoeden was dat NWOpersberichten het vooral goed doen als ze door het ANP worden overgenomen. Van deze analyse hebben we uiteindelijk afgezien, omdat media die relatief veel met NWOpersberichten doen duidelijk aangaven niet via het ANP te werken. Media die het ANP wel gebruiken voor ideeën, zullen dat niet snel toegeven. Een onderzoek naar de directe link tussen ANP-aandacht en totale aandacht vergt een andere aanpak. Dit is een idee voor verder onderzoek. 4.1. Interviews Keuze en selectie van de respondenten Voor de interviews hebben we een selectie gemaakt van verschillende media. We benaderden schriftelijk van ieder medium een journalist die waarschijnlijk veel te maken heeft of zou kunnen hebben met onderzoekberichten. In feite waren dit sleutelinformanten: individuen die speciale kennis, een bijzondere status of communicatievaardigheden bezitten.6 De brief die ik deze informanten stuurde is te vinden in bijlage 2. In de brief benadrukte ik dat de betreffende journalist er ook voor kon kiezen om het verzoek door te spelen naar een collega. Een aantal journalisten maakten gebruik van deze mogelijkheid. Enkele dagen tot twee weken na het versturen van de uitnodigingsbrief belde ik naar de betreffende redactie om te vragen of er iemand bereid was mee te werken en direct een afspraak te maken. Bij de selectie van de 5 6
Baarda 1995 Crabtree 1992
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
10
media hebben we van alle belangrijke mediatypen minstens één afgevaardigde benaderd. Belangrijk betekent hier dat ze veel met wetenschap doen, of juist volgens de NWOvoorlichters te weinig met wetenschap doen. De onderzoekspopulatie vormt dus geen representatieve steekproef van het totale persbestand, maar van het deel daarvan met de hoogste potentie. Het ging om de volgende media: -
Dagbladen Populairwetenschappelijke tijdschriften Vakbladen Radio/tv-programma's Internetmedia
Bij de toonaangevende media heb ik geen selectie gemaakt. Deze zogeheten 'kwaliteitskranten' (NRC Handelsblad, Volkskrant en Trouw) heb ik zonder uitzondering benaderd. Een aantal aangeschreven media werkten niet mee aan het onderzoek. De Telegraaf gaf expliciet aan geen tijd te hebben voor dit soort onderzoeken. De journalist van het Algemeen Dagblad wilde per mail benaderd worden, maar reageerde uiteindelijk ook na verschillende pogingen niet op mijn verzoek. De journalist van het Eindhovens Dagblad was voor langere tijd afwezig en geen van zijn collega's nam zijn wetenschapswerk over. Het Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) gaf aan geen persberichten over wetenschappelijk onderzoek te maken en daarom niets aan het onderzoek te kunnen toevoegen. Voor de Geassocieerde Pers Diensten (GPD), persbureau voor regionale media, gold hetzelfde. Daarom heb ik deze media uiteindelijk niet opgenomen in mijn lijst met interviews. In bijlage 4 staan beschrijvingen van alle benaderde respondenten en de wijze waarop ik ze geïnterviewd heb - telefonisch of face to face. 4.1.1. Beschrijving en verantwoording van de open interviews Ik heb alle interviews persoonlijk afgenomen. Omdat de media waarvoor de journalisten werken nogal uiteenlopen, heb ik de interviews niet volgens een strikt protocol afgewerkt. Niet alle vragen zijn bij iedere journalist aan bod geweest, maar ik heb bij alle journalisten de relevante informatie ingewonnen. De interviewduur varieerde van tien minuten tot een uur, afhankelijk van de betrokkenheid van de journalist bij het onderwerp. Over het algemeen waren de telefonische gesprekken korter dan de face to face-interviews. Na een korte introductie ging ik over op het interviewprotocol.7 Ik stelde voornamelijk open vragen en enkele gesloten vragen. Hierbij gaf ik zo min mogelijk suggesties, om de respondenten niet in een bepaalde hoek te duwen en hen bij het beantwoorden geen beperkingen op te leggen.8 De opties die vermeld zijn bij de vragen in het protocol zijn slechts ter verduidelijking, voor het geval dat de respondent de vraag niet begrijpt. Dit was zelden het geval. Ik ben begonnen met een algemene vraag: ‘hoe ziet volgens u een goed persbericht eruit? Wat bevat het en wat vooral niet?’ Het is niet één keer voorgekomen dat journalisten me uiteindelijk het antwoord op een vraag schuldig bleven. In die gevallen dat de vraag niet direct duidelijk was, gaf ik een toelichting. Hierbij waakte ik voor suggestief taalgebruik en sturing in een bepaalde richting. Zowel mondelinge als telefonische interviews hebben voor- en nadelen. Tijdens een mondeling interview heeft de interviewer veel invloed. Hij kan bijsturen, doorvragen, de 7 8
Frey 1995 Millar 1992
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
11
(nonverbale) reactie van de respondent zeer goed monitoren en ervoor zorgen dat op alle vragen een bevredigend antwoord komt. Het uitvoeren van interviews zorgt vaak voor een hoog responspercentage en er treedt vrijwel geen responsbias op - vertekening van de resultaten omdat van een bepaalde groep relatief veel of juist weinig mensen reageren.9 10 Nadeel van een mondeling interview is de grote kans op sociaal wenselijke antwoorden. Door de persoonlijke interacties zal een respondent niet zo snel zeggen wat hij vindt, als hij het gevoel heeft dat de interviewer graag iets anders hoort.11 Mogelijk zal de enquête hierover meer duidelijkheid scheppen, aangezien bij die vorm van informatievergaring sociaalwenselijke antwoorden veel minder voorkomen. Helaas is het niet gelukt om alle benaderde journalisten te interviewen. Dit heeft mogelijk een effect op de resultaten van het onderzoek. Onder de media die ik uiteindelijk niet sprak waren namelijk de Telegraaf en het Algemeen Dagblad. Dit zijn media die naar de smaak van NWO weinig doen met de onderzoekberichten en ik was erg benieuwd naar hun redenen hiervoor. 4.1.1.1.Materiaalverzameling Tijdens de gesprekken heb ik aantekeningen gemaakt in steekwoorden en korte zinnen. Ik maakte bij het uitvoeren van de interviews gebruik van een standaard protocol (zie bijlage 3). Dit protocol hanteerde ik niet zeer strikt, aangezien het open interviews waren. Wel zorgde ik dat ieder onderwerp bij iedere respondent aan bod kwam. Dit vulde ik aan met voor die journalist relevante vragen. De interviews bestonden verder uit het gezamenlijk doornemen van een selectie van persberichten uit recente bundels en één los persbericht over een publicatie in een vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift. 4.1.1.2.Registratie, verwerking en preparatie van de gegevens Ik heb de aantekeningen van alle interviews vrijwel direct na afname uitgewerkt op de pc. Hierbij heb ik de volgorde van het interviewprotocol aangehouden. Vervolgens heb ik de antwoorden van de verschillende journalisten samengevoegd per vraag. In eerste instantie heb ik alle relevante antwoorden gecodeerd naar onderwerp en de kern van de antwoorden op basis hiervan ingedeeld. De antwoorden staan gegroepeerd weergegeven in bijlage 5.12 4.1.1.3.Beschrijving en verantwoording van de analysebeslissingen Ik heb geen uitgebreide analyse kunnen uitvoeren op de resultaten van de interviews, omdat ik geen grote groep journalisten geraadpleegd heb en de ondervraagden bovendien geen standaardiseerbare antwoorden gegeven hebben. Het is dus gebleven bij het afleiden van trends uit de gegevens. Ik heb de antwoorden wel gecodeerd en ingedeeld per onderwerp, maar de informatie was te heterogeen om er numerieke waarden aan toe te kennen. De analyse heb ik in dit verslag geïllustreerd met een selectie van uitspraken.13 4.2. Enquête De enquête stelde ik op in overleg met sociaalwetenschappelijk onderzoeker Arthur Bakker en docent wetenschapscommunicatie Liesbeth de Bakker (tevens oud-journalist). Beide zijn betrokken bij de masteropleiding Science Communication aan de Universiteit Utrecht. Bij de samenstelling heb ik gebruik gemaakt van vakliteratuur over het opstellen van questionnaires en interviews. Helaas ontbrak hiervan de titel en kon ik de docent die de literatuur aan me 9
Czaja 2005 Millar 1992 11 Czaja 2005 12 Russell Bernard 2000 13 Russell Bernard 2000 10
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
12
verstrekt had niet meer achterhalen. Hierdoor was het plaatsten van een referentie niet mogelijk. Bijlage 6 geeft de enquête weer. 4.2.1.1.Keuze en selectie van de doelgroep Als doelgroep van de enquête hebben we het volledige persbestand van NWO genomen. Deze lijst bestaat uit landelijke en regionale media, universiteitsbladen, vakbladen, voorlichters en anderen. Iedereen mag in principe lid worden van de perslijst. In totaal ontvingen 423 mensen de enquête in hun mailbox. De samenstelling van de perslijst ziet u in afbeelding 1. De enquête was primair bedoeld om de mening van journalisten te Samenstelling perslijst NWO beschrijven. In totaal waren 218 Overig nietNWO voorlichter ontvangers journalist (51%). Het is NWO 8% interessant om te zien of er grote 21% Voorlichter verschillen zijn tussen de niet-NWO NWO overig verschillende groepen: journalisten, 17% voorlichters en overigen.14 Overigens 3% zijn alle journalisten in dit deel van freelancer het onderzoek als even belangrijk 5% redacteur aangemerkt; ik maakte geen onderscheid tussen een stagiair bij 46% een regionaal nieuwsblad en de chef wetenschap van Elsevier. Afb. 1: Samenstelling perslijst NWO. Redacteur=journalist in vaste dienst. Freelancer=journalist zonder vaste aanstelling. Overig=geen journalist of voorlichter
4.2.1.2.Beschrijving en verantwoording van de enquête Omdat journalisten belang hebben bij een betere perscommunicatie en deelname zeer laagdrempelig was, verwachtte ik een grote respons op de door mij ontwikkelde webenquête, te meer omdat de enquête nog geen tien minuten in beslag nam.15 Ik heb de enquête bewust kort gehouden. Dit verhoogt de participatiegraad en voorkomt dat journalisten het gevoel krijgen dat ze hun tijd aan het verdoen zijn. Natuurlijk zullen er altijd journalisten zijn die zelfs dit te veel moeite vinden, maar op deze manier heb ik geprobeerd die groep tot een minimum te beperken. De lengte die ik in gedachten had bleek voldoende om alle vragen kwijt te kunnen die ik wilde stellen. In de uitnodigingsmail (bijlage 6) legde ik uit waarvoor de enquête zinvol was, waarom de mening van de respondenten nodig was en wat NWO met de resultaten wil gaan doen.16 Voor ik de enquête verstuurde testte ik hem op een collega met journalistieke ervaring, die voor gelegenheid in haar oude rol kroop en kritische feedback gaf. De enquête bestond voornamelijk uit meerkeuzevragen. Om te voorkomen dat journalisten hun antwoord niet kwijt konden, voegde ik bij de meeste vragen een extra optie toe. Daar konden ze aangeven dat ze de vraag niet van toepassing vonden of zelf een alternatief antwoord geven. Ik koos er op basis van literatuur voor om te beginnen met een vrij gemakkelijke vraag, gevolgd door wat specifiekere vragen. Verder is de volgorde zo logisch mogelijk gehouden. Bij de laatste vraag moesten de respondenten bij een aantal voorbeeldberichten aangeven hoe waarschijnlijk het was dat ze hier iets mee zouden gaan 14
Fink 1995 Bourque 1995 16 Bourque 1995 15
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
13
doen. Om hierbij de beweegredenen te weten te komen, vroeg ik respondenten hun antwoord kort toe te lichten.17 4.2.1.3.Materiaalverzameling Alle gegevens werden aangeleverd in een Excel bestand. Ik heb de resultaten van de meerkeuzevragen verwerkt in statistiekprogramma SPSS versie 15.0. Hiervoor codeerde ik deze resultaten in getallen. De functie (journalist voor een dagblad, - voor een universiteitsblad enz.) codeerde ik als nominaal getal omdat hier geen sprake was van een volgorde of ordening. De meeste overige gegevens codeerde ik als ordinale getallen. Een reeks ordinale getallen geeft wel een volgorde aan, maar hierbij is niet duidelijk of de verschillen tussen de antwoord even groot zijn. Omdat het gevoelskwesties zijn hoeft het verschil tussen oneens en enigszins oneens bijvoorbeeld niet precies even groot te zijn als het verschil tussen enigszins eens en eens. De antwoorden op de open vragen heb ik wel bekeken en ik bijlage 8 en 9 toegevoegd, maar niet uitgebreid geanalyseerd. Hiervoor was het databestand niet omvangrijk genoeg en lagen de antwoorden waaruit deze bestond te ver uiteen. Bovendien was er een technische fout opgetreden bij de verwerking van de gegevens, waardoor in het gegevensbestand een aantal verklaringen bij de laatste vragen verschoven waren. 4.2.1.4.Beschrijving en verantwoording van de analysebeslissingen Allereerst wierp ik in SPSS een algemene blik op de antwoorden van alle respondenten door de relatieve frequenties te berekenen. Omdat ik eigenlijk alleen geïnteresseerd was in de antwoorden van journalisten, verwijderde ik na een kleine vergelijking de antwoorden van alle niet-journalisten. Wel heb ik eerst de verschillen tussen journalisten en overige respondenten bestudeerd. Hiervan behandel ik enkele resultaten in dit verslag. Een subgroepanalyse van de verschillende mediagenres liet wel aardige verschillen zien, maar de groepen waren te klein om op basis hiervan harde uitspraken te kunnen doen. Enkele van de trends komen terug in de resultatensectie van dit rapport. Voor deze subgroepanalyse beperkte ik mij uiteindelijk tot de percentages per functie bij de hoogste categorieën van de selectiecriteria. Ik keek hierbij eerst naar het percentage dat de hoogste categorie invulde en bij gelijke percentages gaf het percentage bij de op één na hoogste categorie de doorslag.
17
Bourque 1995
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
14
5. Resultaten en conclusies 5.1. Interviews Niet alle benaderde journalisten waren bereid om mee te werken aan het onderzoek. Een kleine groep gaf aan hiervoor geen tijd te hebben. Eén journalist beantwoordde de vragen per mail. Dit was overigens een zeer zinvolle bijdrage. Ik heb uiteindelijk een substantieel aantal interviews telefonisch uitgevoerd: zeven van de zeventien. Hieronder bevonden zich de drie grote kranten NRC, Volkskrant en Trouw. De face to face interviews waren over het algemeen langer en gaven me meer gelegenheid om in te gaan op de persberichten zelf. Desondanks heb ik ook uit de telefonische interviews een aanzienlijke hoeveelheid informatie kunnen halen. Eén van de interviews, met freelancer Govert Schilling, ging op zijn verzoek niet zozeer over de NWO-persberichten, maar over onderzoekspersberichten in het algemeen. Hij gaf aan over de onderzoekberichten weinig concreets te kunnen melden. In bijlage 4 heb ik een lijst toegevoegd met beschrijvingen van de geïnterviewden, de interviewvorm en de media waarvoor zij werken. Tevens heb ik daar vermeld welke aangeschreven media niet meewerkten. 5.1.1. Goede persberichten Ik vroeg de journalisten waar een goed persbericht volgens hen uit moet bestaan. Wat moet een persbericht bereiken? Wat vooral niet? 5.1.1.1.Resultaten Over hoe een goed persbericht eruit moet zien, zijn de meeste journalisten het wel eens. Hun meningen sluiten wat dat betreft goed aan op de theorie over persberichten: zakelijkheid en helderheid zijn de steekwoorden. De nieuwswaarde moet direct al uit de lead naar voren komen. 18 Zoals freelancer Govert Schilling het formuleerde: 'Goede persberichten maken in de titel het onderwerp duidelijk en geven in de lead de essentie weer.' Belangrijke negatieve punten over onderzoekspersberichten in het algemeen waren 'pas op voor te veel PR-taal', (Versluis, Intermediair) en 'poging tot journalistiek' (van Calmthout, de Volkskrant). De zogeheten 'kritische' media, waar de Volkskrant onder valt, wensen minder smeuïgheid in persberichten dan de wat populairder schrijvende media. Koenen (Quest): 'Persberichten mogen in de lead best kort door de bocht gaan.' De meeste van de ondervraagde media zien de persberichten over onderzoek als startpunt voor hun eigen werk. Wim Hengel (Reformatorisch Dagblad) omschreef het als volgt: 'Een goed persbericht is een springplank voor de journalist.' 5.1.1.2.Conclusie en discussie De geïnterviewde journalisten zijn overwegend van het oude stempel: geef ons het nieuws maar, dan voeren wij de journalistiek wel uit. Een persbericht moet volgens hen niet te frivool zijn. De inhoud moet zichzelf verkopen. Wat bij deze antwoorden wel mee zou kunnen spelen is sociale wenselijkheid. Journalisten weten hoe persberichten eruit zouden moeten zien en zullen bovendien altijd ontkennen dat ze zich laten verleiden door smeuïge koppen en spannende persberichten. Die wil de journalist immers zelf maken. Toch blijkt in de praktijk dat opvallende koppen de aandacht trekken, ook bij journalisten.19 Verder lijkt er ook een onderschatting van het voorlichterswerk te bestaan. De voorlichter vat in hun visie het onderzoek samen tot de (nieuws)kern, journalisten zorgen voor de duiding. In 18 19
Mies 2002 Uit gesprek met David Redeker
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
15
de praktijk voert de voorlichter al een groot deel van het journalistieke werk uit. De antwoorden uit deze interviews geven aan dat persberichten niet zakelijk genoeg kunnen zijn, maar in de praktijk maakt een sprekender kop en een journalistiekere lead waarschijnlijk wel vaak het verschil. Dit heb ik ook zelf in mijn korte loopbaan als journalist én voorlichter ondervonden. 5.1.2. NWO persberichten Ik wilde van de journalisten weten in hoeverre NWO-persberichten voldoen aan de criteria die in paragraaf 5.1.1 naar voren kwamen. Wat is de reputatie van de NWO-persberichten? 5.1.2.1.Resultaten De respondenten zijn over het algemeen positief over de kwaliteit van de NWO-persberichten. Ze zijn zakelijk, oprolbaar (hebben de essentie bovenin staan) en hebben een betrouwbaar imago. Ze zijn zeker niet frivool te noemen en missen volgens enkele geïnterviewden soms de échte relevantie (Keulemans, NW&T). Het feit dat NWO over alle disciplines binnen de wetenschap bericht en zich dus niet gespecialiseerd heeft, is volgens Marc Koenen (Quest) soms ook een nadeel: 'De ene keer blijft NWO hierdoor te veel in de wetenschap hangen, de andere keer slaat ze door naar de simplistische kant.' Gespecialiseerdere persvoorlichters hebben hier volgens hem minder last van. 5.1.2.2.Conclusie en discussie Inhoudelijk voldoen NWO-persberichten aan de norm. Er wordt volgens de regelen der kunst gewerkt en met de betrouwbaarheid zit het ook goed. Deze tevredenheid vertelt ons echter niets over de aantrekkelijkheid en de mate waarin de berichten de journalisten ook echt aanspraken. Frivoliteit en relevantie, daarover zijn de journalisten iets minder positief. Er kunnen twee redenen zijn voor een journalist om een onderwerp links te laten liggen: het onder spreekt hem écht niet aan of het komt in het bericht niet uit de verf. De kunst is dus om onderwerpen die nu als ongeschikt worden aangemerkt, dusdanig aantrekkelijk te maken dat de journalist er wél iets mee gaat doen. Met een dergelijk suggestie zal een journalist niet snel komen, omdat die er vanuit gaat dat voorlichters slechts het nieuws aanreiken en dat hij er een verhaal van maakt. 5.1.3. Leeswijze en selectieprocedure persberichten Ik onderzocht hoe journalisten de persberichten doornemen en op basis van welke elementen in het bericht ze bepalen of een bericht potentieel interessant is. 5.1.3.1.Resultaten Journalisten beperken zich vooral tot het welbekende 'koppensnellen'. Vrijwel iedere journalist kijkt eerst naar de koppen, begint de lead te lezen en beslist op grond daarvan of hij doorleest. De lead moet dus de nieuwsaanleiding en de nieuwswaarde brengen, en moet een indruk van het onderzoek geven. Spiering (NRC): 'als de kop niks is, houdt het meteen al op.' Voor regionale of universiteitsgebonden media is ook belangrijk waar het onderzoek is uitgevoerd of waar de onderzoeker vandaan komt. Gespecialiseerde journalisten schiften op basis van het onderwerp en sturen opvallende zaken eventueel door naar collega's. 5.1.3.2.Conclusie en discussie Dit resultaat benadrukt wat literatuur over persberichten ons al zegt: de titel en lead zijn van essentieel belang.20 Journalisten geven aan zakelijke titels te willen, maar als ze snel door het 20
Mies 2002
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
16
brede aanbod heen scrollen, kan een opvallende kop hen net even wat meer verleiden de rest van het bericht te gaan lezen. Op basis van kop en lead moeten ze in gedachten al een artikel kunnen schrijven. Er moeten dus niet te veel denkstappen nodig zijn. 5.1.4. Factoren die een rol spelen Ik vroeg de journalisten naar hun belangrijkste criteria om berichten op te pikken. Wat geeft bij een potentieel interessant bericht de doorslag? 5.1.4.1. Resultaten 'Relevantie'. Dat is wel het meest gebruikte woord bij het beantwoorden van deze vraag. Journalisten schrijven voor doelgroepen en die lezen niet zonder reden. Meestal gaat het hier om maatschappelijke relevantie, bij vakbladen en kwaliteitskranten ook om wetenschappelijke relevantie. Keijzer (Novum) noemde het de 'what's in it for me' factor. Naast maatschappelijke relevantie staan veel journalisten ook open voor 'leuk' nieuws. Dat brengt NWO volgens hen nog niet zo vaak. Het bericht moet op een of andere manier onderscheidend zijn. Secundaire factoren kunnen ook een rol spelen. Een publicatie in een aansprekend wetenschappelijk tijdschrift zoals Nature of Physical Review Letters is geen nieuwswaarde op zich, maar geeft wel een indicatie. Een mooie en volledige omschrijving kwam van routinier Marcel Hulspas (DePers): 21 Is het mogelijk om een onderzoek in driehonderd woorden zodanig samen te vatten dat de lezer de kern ervan begrijpt, het leuk vindt om te lezen en de relevantie van het onderzoek voor zichzelf/de samenleving kan inzien?' De meeste wat tragere media worden gedwongen om creatiever te zijn bij hun onderwerpkeuze. Versluis (Intermediair): 'Wij nemen berichten die waarschijnlijk niet door NRC, de Volkskrant en andere snelle media behandeld worden.' 5.1.4.2.Conclusies en discussie Journalisten zijn 'cherrypickers'. Ze hebben geen behoefte aan een overzicht van de stand van zaken in de wetenschappelijke wereld - vakbladjournalisten uitgezonderd. Het is aan de voorlichter en de journalist om het gat tussen de wetenschap en het publiek te dichten. Als de voorlichter er niet in slaagt om de journalist ervan te overtuigen dat hij de brug kan slaan, is het bericht niet geslaagd, kan wel geconcludeerd worden uit de treffende verwoording van Hulspas. Omdat journalisten vaak minder tijd per onderwerp hebben dan voorlichters, moet de laatste groep ervoor zorgen dat de onderwerpen voldoende geprepareerd zijn om als nieuwswaardig aangemerkt te worden. Media met verschillende frequenties hebben verschillende overwegingen. Bij de vluchtige persbureaus geldt eigenlijk alleen 'nieuws' en 'opvallend'. Hoe langzamer het medium, hoe meer andere factoren meespelen. Achtergrondverhalen vragen meestal om iets meer diepgang, waardoor bijvoorbeeld context en onderzoeksmethoden meer aandacht krijgen. 5.1.5. Inhoudelijke tips De belangrijke vraag: hoe zouden we de perscommunicatie inhoudelijk beter kunnen maken? 5.1.5.1.Resultaten Verschillende journalisten kwamen met spontane ingevingen. Toepassingen en context lijken af en toe wat meer aandacht te mogen krijgen. 'NWO moet oppassen dat de leads niet te vaag worden', meldt Orving (Hoe?Zo!). 'Je zou verschillende persberichten kunnen maken voor 21
Mies 2002
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
17
verschillende media', merkt Koenen (Quest) op. Verschillende journalisten gaven aan meer over lopend onderzoek te willen horen, zodat ze bredere verhalen zouden kunnen produceren. 5.1.5.2.Conclusies en discussie Inhoudelijk scoort NWO goed, Ook lijkt er behoefte aan andere nieuwsaanleidingen dan alleen promoties en publicaties. Lopend onderzoek heeft de interesse van meerdere verdiepende media. Dit lijkt vooral interessant voor achtergrondverhalen en bij actuele aanleidingen. 5.1.6. Persoonlijke benadering Ik was benieuwd of journalisten het op prijs stellen om persoonlijker benaderd te worden. En hoe kijken ze aan tegen primeurs? 5.1.6.1.Resultaten De meeste journalisten staan zeer positief ten opzichte van een directe benadering. 'Persoonlijke benadering werkt natuurlijk, zolang je niet overdrijft', aldus De Vries (Kennislink). Mater (ANP): 'Als je echt wat leuks hebt, moet je gewoon bellen.' Exclusiviteit is een stapje verder en daarover hebben sommige zo hun bedenkingen. Chef wetenschap van de Volkskrant Van Calmthout: 'Exclusiviteit zou ik niet aan beginnen. Dat is veel te willekeurig en je mist er juist zaken door.' NWT redacteur Maarten Keulemans vindt het zelfs 'schandalig': NWO zou iedereen gelijk moeten bedienen, omdat de organisatie boven de partijen moet staan. Ik vind het niet netjes dat sommige media dan bevooroordeeld worden.’ Zijn collega Marcel Crok had een goede tip: 'Ga om de tafel zitten met voorlichters en journalisten, daar komen veel mooiere dingen uit dan uit anonieme persberichten.' 5.1.6.2.Conclusies en discussie Iedere journalist wil graag een primeur. Het exclusief benaderen van pers kan dan ook zeker zijn vruchten afwerpen. Een krant zal eerder over een onderzoek berichten als ze er zeker van is dat de concurrent er (nog) niets mee doet en de persoonlijke aandacht impliceert dat er over nagedacht is of het onderwerp bij hen past. Een aantal iets verder denkende redacteuren plaatst echter enkele terechte kanttekeningen bij dit enthousiasme. Een journalist die aan een primeur denkt, denkt aan zichzelf. Geen enkele journalist is blij als zijn concurrent de primeur heeft. De kans dat hij alsnog iets met het onderwerp doet, neemt in dit soort situaties aanzienlijk af. Bij een onevenwichtige verdeling van primeurs kunnen zure gezichten ontstaan en dat is het laatste wat je met deze benadering wilt bereiken. Exclusieve benadering kan dus een zeer effectieve communicatiestrategie zijn, mits uitermate zorgvuldig uitgevoerd. Heel anders ligt het wanneer je spreekt over een persoonlijke benadering. Hierbij probeer je geen primeurs weg te geven, maar schat je alvast in of een onderwerp in het bijzonder geschikt is voor een bepaald medium. Door de betreffende journalist hierover op te bellen, verklein je de kans dat hij het onderwerp over het hoofd ziet. Bovendien bouw je door een dergelijke aanpak een soort vertrouwensband op met de journalist, mits je tips natuurlijk hout snijden. NWO moet als onafhankelijke organisatie natuurlijk wel oppassen dat het geen vriendjespolitiek gaat bedrijven. Wat ook een zeer goede opzet lijkt, is het organiseren van bijeenkomsten voor voorlichters en journalisten. Dit doet denken aan het jaarlijkse evenement Bessensap, waar NWO wetenschappers de kans geeft om op een aantrekkelijke en bondige wijze hun onderzoek aan de pers te presenteren. Deze bijeenkomsten zouden dan een soort kleine Bessensapjes moeten worden, maar dan met voorlichters in plaats van onderzoekers als informant. Dit pakket van relatiegerichte communicatie lijkt een veilig alternatief voor het weggeven van exclusieve primeurs.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
18
5.1.7. Overige tips en opmerkingen Naast de gestructureerde vragen kregen de journalisten ook de ruimte voor eigen inbreng. Waar kwamen ze tussendoor mee? Wat wilden ze nog even kwijt? 5.1.7.1.Resultaten 'Redacties hebben geen geld voor plaatjes', merkt Braun (Mare) op. Spiering (NRC) noemt een punt dat ook Braun bracht: 'Een niet overgenomen bericht is nog niet meteen nutteloos geweest.' 'Zorg voor een Nederlandstalige AlphaGalileo en presenteer je daar goed', tipt Versluis (Intermediair). AlphaGalileo is een onafhankelijke site waar wetenschapsvoorlichters hun Engelstalige (en Franstalige, Duitstalige en Spaanstalige) persberichten op kunnen plaatsen om journalisten op een effectieve wijze te bereiken. Over tags (steekwoorden die bij een artikel aangeven waar het over gaat) zijn sommige journalisten erg te spreken, terwijl anderen er juist helemaal niets in zien. 5.1.7.2.Conclusies en discussie Persberichten fungeren voor journalisten als signalering. Soms is het een directe aanleiding, maar soms is het slechts de attendering waar de journalist later (indirect) iets mee doet. Journalisten leggen sommige zaken bewust opzij. Het onderzoek zelf is niet altijd de nieuwsaanleiding, maar soms kan een andere nieuwsaanleiding het onderzoek plotseling in de schijnwerpers zetten. Het is dan ook niet gewenst om je voortaan te beperken tot het maken van persberichten die op het moment van verzending zó relevant zijn dat ze vrijwel zeker opgepikt worden. Journalisten willen, ondanks hun chronisch tijdgebrek, op de hoogte blijven van wat de wetenschap uitvoert en slaan toe als het moment daar is. Tags zouden wat toe kunnen voegen, zeker voor de terugzoekbaarheid van de berichten. Het lijkt erop dat vooral jonge journalisten hierop zitten te wachten. Het draait allemaal om toegankelijkheid en overzicht. NWO betaalt overigens vanaf 1 juli de Engelstalige AlfaGalileo voor de Nederlandse academische instituten. Verder is het Platform Wetenschapscommunicatie (PWC) begonnen met een persberichtendoorstuurservice op de leest van AlfaGalileo en Nieuwsbank. 5.1.8. Layout 5.1.8.1.Resultaten 'Vooral de ordening en presentatie kunnen beter.' De Vries (Kennislink) drukt het duidelijk uit en hij is niet de enige. Braun (Mare) is het met hem eens:'Jullie mail is nu nog helemaal kaal. Daar kunnen jullie nog veel op winnen.' 'NWO stuurt geen html bestanden. Hierdoor is het egaal en ligt er geen nadruk op de belangrijkste zaken,' zegt Orving (Hoe?Zo!). 5.1.8.2.Conclusies en discussie Een kale mail geeft bij niemand technische problemen, maar beperkt tegelijk de mogelijkheid om de leesbaarheid te verbeteren. De vormgeving en uitstraling van de NWO-persberichten is erg minimaal en verschillende journalisten gaven te kennen dat ze zich hieraan stoorden. Voor deze minimalistische opmaak is gekozen in een tijd dat veel computers nog moeite hadden met het verwerken van met html opgemaakte emails. Die tijd is voorbij; iedereen heeft tegenwoordig beschikking over een mailprogramma dat een lichte opmaak aankan. Journalisten laten zich graag leiden en duiden bij het lezen van de mail, al is het maar omdat ze er dan sneller doorheen vliegen. Een opgemaakte tekst kan nadruk leggen op de belangrijkst zaken en een hiërarchie aanbrengen in het geheel. De mail leest dan prettiger en sneller. Bovendien gaven een aantal journalisten aan dat dit ook ten goede zou komen aan de
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
19
uitstraling van NWO richting journalisten, al is het maar door de huisstijl beter naar voren te laten komen. 5.1.9. Algemene discussie interviews De geïnterviewde journalisten waren overwegend positief over de NWO-persberichten. Het is lastig te bepalen in hoeverre dit mede het resultaat is van de vriendelijkheid van de journalisten. Dit kan immers altijd leiden tot sociaal wenselijke antwoorden. De kritische opmerkingen betroffen vooral de presentatie en toegankelijkheid van de persbundel en niet zozeer de inhoud van de berichten. Wel kwam impliciet uit de antwoorden naar voren dat NWO niet het adres is voor de meest spannende persberichten en laten dit nou juist de berichten zijn waar de meeste journalisten op zitten te wachten. Verbetering moet dus niet zozeer gezocht worden in het aanpassen van de persberichten op zich. Het gaat om twee zaken: de aantrekkelijkheid van het onderzoek waarover de persberichten gaan en de manier van aanbieden. Dit sluit aan bij onze vermoedens. Het schrijven van persberichten hebben we wel onder de knie, maar hoe springen we eruit? Dit lijkt essentieel te zijn om direct resultaat te kunnen zien van de perscommunicatie. Allereerst lijkt NWO last te hebben van een imagoprobleem: voor het spannendste onderzoek gaan journalisten elders op zoek. Verder blijkt de sobere stijl niet altijd gunstig uit te pakken. Journalisten geven dan wel aan dat ze niet vallen voor verleidingen, maar dit zouden heel goed sociaal wenselijke standpunten kunnen zijn. Verschillende journalisten gaven aan dat NWO wel degelijk, maar niet frivool is. NWO is volgens hen niet het adres voor de opmerkelijke nieuwtjes, maar de persberichten geven wel een goede indruk van waar de wetenschap op het moment staat. In andere woorden: interessant, maar niet boeiend. Hoe aantrekkelijk je de berichten ook maakt, als je geen vernieuwende of maatschappelijk relevante dingen brengt, zullen journalisten het links laten liggen. Een promotie op zich is geen nieuwsitem, slechts een aanleiding. Het lijkt erop of de wetenschapsjournalistiek in de afgelopen jaren is verschoven van promoties naar publicaties in wetenschappelijke tijdschriften(naar Versluis, Intermediair) en dat NWO nog een beetje achter de feiten aanloopt. Hierin speelt ook mee dat universiteiten het meest opzienbarende nieuws meestal zelf willen brengen. NWO moet dus assertiever en scherper worden. Waarom zou een universiteit altijd voorgaan als onderzoek met NWO-geld betaald is? Momenteel nemen universiteiten persberichten van NWO nog wel eens over. Andersom verzoekt NWO de voorlichter van de universiteit vaak de subsidiegever te vermelden in het persbericht. Omdat deze berichten zelden aan de wensen van de NWO-voorlichters voldoen, komen deze niet tussen de eigen NWO-persberichten te staan, maar is hier elders een plekje voor op de site ingeruimd. Journalisten houden van een persoonlijke benadering. Hieruit spreekt waardering voor hun werk en het kost hen zelf minder energie om een selectie te maken. Hoewel de hier uitgevoerde interviews geen representatieve steekproef vormen, zijn wel de belangrijkste informanten aan het woord geweest. Natuurlijk zijn de andere afnemers ook van belang. Vooral internet lijkt een ideaal podium voor NWO-persberichten. Echter, van de ondervraagde personen kan NWO de meeste aandacht verwachten. Bovendien werken de meeste ongespecialiseerde media via grote persbureaus als het ANP en Novum. Deze bureaus heb ik beide in mijn onderzoek aan de tand gevoeld en daarmee ook indirect hun afnemers. Door bijeenkomsten te organiseren kan NWO ook deze grotere groep journalisten persoonlijker benaderen.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
20
Het publiek en dus ook het gros van de media is steeds meer gericht op beeld. Figuren die bij het onderzoek passen of foto's ter illustratie van het verhaal zijn zeer welkom en kunnen het verschil maken. Niet al het effect van persberichten is direct zichtbaar. Hulspas (DePers) noemt dit zijn 'reservebankje', verschillende andere journalisten geven ook aan de berichten in hun geheugen op te slaan. Dit is niet direct meetbaar, maar geeft wel aan dat het regelmatig versturen van niet-wereldschokkende berichten wel degelijk nut kan hebben. Echter, het is nog altijd beter om evenveel berichten van hogere kwaliteit te versturen. Hiervoor is meer input en selectie nodig. Journalisten werken lang niet altijd vanuit het wetenschappelijke aanbod. Wanneer zij iets in de actualiteit signaleren, waar door NWO betaald onderzoek over gedaan is, moet dit snel traceerbaar zijn op internet. Een journalist zou in zijn zoektocht naar onderzoek- of onderzoekers direct bij NWO uit moeten komen. Toegankelijkheid en aantrekkelijkheid zijn de sleutels tot succes. 5.2. Enquête In totaal vulden 124 van de 423 respondenten (29%) de enquête in. 58% Van hen deed dit na de eerste uitnodiging, 42% na de reminder. Op de lijst staan naast journalisten veel voorlichters en andere belangstellenden van binnen en buiten de organisatie. Ook bij de respondenten was een substantieel deel geen journalist van beroep, maar dit percentage was lager dan in de gehele populatie: 51% van de perslijst is journalist, ten opzichte van 67% onder de respondenten. De totale respons onder journalisten komt hiermee op 83, dat is 38%. Figuur 2 laat zien waar deze journalisten voornamelijk voor werkten.
8% universiteitsblad
2% freelance wisselend
11% populairwetenschappelijk tijdschrift
6% radio/tv
2% persbureau 1% algemeen tijdschrift
34% vakblad
18% internetmedium
17% Dagblad
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
21
5.2.1. Resultaten 5.2.1.1.Verschillen tussen journalisten en andere belangstellenden Allereerst heb ik gekeken naar de verschillen tussen de antwoorden van journalisten en nietjournalisten. Bij de meeste vragen waren de verschillen tussen deze groepen niet significant. Een aantal vragen sprong er wel uit. Bij de vraag op wat voor manier men de persberichten het liefst zou willen ontvangen, bleken journalisten meer tevreden (53%) met de huidige verzendwijze dan anderen (34%). De meningen waren behoorlijk verdeeld bij deze vraag. Voor zowel het alternatief om alleen een bundel te versturen als de optie van louter losse berichten koos ongeveer 20% van de journalisten. Bij de overigen was dit respectievelijk 37% en 29%. 5.2.1.2.Antwoorden journalisten Na het verwijderen van alle niet-journalisten uit de dataset keek ik naar de antwoorden van de volledige groep van 83 journalisten. De resultaten van de groep journalisten in zijn geheel zijn te vinden in bijlage 7. Selectiecriteria Ik legde verschillende criteria aan de journalisten voor en vroeg hoe vaak ze deze hanteren bij hun selectie van persberichten om iets mee te doen. De meest gehanteerde criteria voor selectie van een persbericht bleken relevantie voor de doelgroep, of het onderzoek opvallend was en of het daadwerkelijk wetenschappelijk van belang was (afb. 3 en 4). Verder scoort controverse ook vaak goed, bijna 50% van de journalisten gaf aan hier vaak op te letten. Voor de meeste journalisten is de impact op de samenleving een erg belangrijke factor. Een eerste schifting vindt vaak al op het persoonlijk vlak plaats – het eigen vakgebied vormt voor ruim 40% van de respondenten altijd een criterium. opvallend nieuws 40
30
30
Frequency
Frequency
wetenschappelijk belang 40
20
10
20
10
0
0 geen antwoord
nooit
soms
regelmatig
vaak
altijd
Afb.3 : de rol van wetenschappelijk belang bij selectie van persberichten
geen antwoord
nooit
soms
regelmatig
vaak
altijd
Afb.4 : de rol van opvallend nieuws bij selectie van persberichten
Factoren die een veel kleinere rol spelen, zijn de reputatie van de vakgroep en de aantrekkelijkheid van het persbericht zelf. Bij dit laatste is weer wel van belang of er sprekende cijfers beschikbaar zijn. Hoewel weinig journalisten hier altijd op letten, geven velen aan het als vaak gebruikt criterium te zien.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
22
Popwet
Vakblad
Dagblad
Internet
Radio/tv
Universiteit
6
4
1
5
5
3
7
5
3
4
1
3
11
9
7
7
12
12
10
11
10
8
9
10
9
10
11
11
6
9
4
7
6
9
4
5
8
8
8
9
9
7
3
3
2
3
2
6
5
6
5
6
8
7
11
12
12
11
6
2
1
1
4
1
2
1
2
2
9
2
11
11
Wetenschappelijk belang Impact op de samenleving Reputatie vakgroep Boeiende foto’s Beeldende metafoor Algemene interesse Aansprekende cijfers Opvallend onderzoek Controversieel onderzoek Onderzoeker uit regio Relevant voor doelgroep Uit eigen vakgebied Totaal aantal 9
28
14
15
5
7
Tabel 1: belangrijkste factoren bij selectie voor verschillende media. 1=belangrijkst, 12=minst belangrijk. Popwet=populairwetenschappelijk tijdschrift, Universiteit=universiteitsblad
De subgroepen waren klein, maar toch heb ik in een tabel de verschillen aangegeven. De subgroepanalyse is gebaseerd op de door de respondenten het meest belangrijk geachte factoren. Ik keek hierbij eerst naar de categorie 'altijd' en daarna naar de categorie 'vaak'. Deze resultaten zouden een enigszins vertekend beeld kunnen geven, aangezien de subgroepen nogal klein waren. De hier niet vermelde subgroepen (persbureau, freelance voor wisselende media en algemeen tijdschrift) waren zo klein dat het niet mogelijk was een top 12 samen te stellen. Tot de verbeelding sprekende cijfers
Het onderzoek is relevant voor de doelgroep
40
60
Frequency
Frequency
30
20
40
20
10
0
0
geen antwoord
nooit
soms
regelmatig
vaak
altijd
geen antwoord
nooit
soms
regelmatig
vaak
altijd
Spelen een rol bij selectie
Afb.5 : het belang van cijfers bij selectie van persberichten
Afb.6: het belang van relevantie voor de doelgroep bij selectie van persberichten
Nieuwsaanleidingen Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
23
Ik wilde weten wat journalisten relevante nieuwsaanleidingen vinden. Ik maakte hierbij onderscheid tussen promoties, publicaties en aflopende onderzoeksprogramma's. De antwoorden ontlopen elkaar niet veel. Alle drie de aanleidingen worden overwegend als aardig relevant tot relevant aangemerkt. Vooral de vakbladjournalisten zijn erg geïnteresseerd in de afronding van onderzoeksprogramma's. Journalisten van persbureaus zijn over geen van de geboden opties enthousiast, bij hun gaat het gewoon om de nieuwswaardigheid van de inhoud (al gaat het hier om hele kleine aantallen). NWO-persberichten Ik was benieuwd wat journalisten van de persberichten van NWO vinden, zowel inhoudelijk als wat opmaak betreft. Over het algemeen waren over ze erg te spreken over de persberichten, alleen laat de verrassendheid volgens hen nog wel wat te wensen over.
De opmaak van de onderzoekberichten is aantrekkelijk 25
40
20
Frequency
Frequency
De inhoud van onderzoekberichten is helder 50
30
15
20
10
10
5
0
0 nvt
enigszins oneens
niet eens en niet oneens
enigszins eens
eens
Afb.7 : Oordeel van journalisten over de helderheid van NWO onderzoekberichten
oneens
enigszins oneens
niet eens en niet oneens
enigszins eens
eens
Afb.8 : Oordeel van journalisten over de aantrekkelijkheid van de opmaak van NWO onderzoekberichten
De opmaak van de persberichten is volgens de meeste ondervraagden niet onoverzichtelijk of ontoegankelijk, maar over de aantrekkelijkheid zijn ze minder te spreken.(afb. 8) Slechts een marginaal deel van de journalisten leest de hele berichten (4% altijd en 8% vaak). Koppen maken al een grote schifting en na de leads haken de meeste lezers al af. Gebruik van de persberichten Waar gebruiken de journalisten de persberichten voornamelijk voor? En wat doen ze er concreet mee? Weinig journalisten gaven aan de berichten integraal over te nemen. Het meest genoemde doel is het opdoen van ideeën voor later: 42% gaf aan dit vaak te doen. Een ongeveer even grote groep gaf aan de berichten vaak als signalering te gebruiken, 41%. Hiermee bedoelen ze dat ze het bericht niet overnemen of inkorten, maar als directe aanleiding gebruiken om zelf een artikel te schrijven of een item te maken. Steekproef onderzoekberichten Door de journalisten een aantal oude onderzoekberichten voor te leggen, wilde ik te weten komen van wat voor berichten ze vooral gecharmeerd zijn. Helaas zat hier geen voltreffer bij. De percentages die de journalisten invulden bij de vijf titels en leads waren over het algemeen erg laag. De verschillen tussen positieve uitschieters bij de doelgroepen bleken dusdanig klein, dat ik er geen zinnige uitspraken over kan doen. Wel heb ik de opmerkingen van de journalisten bij de verschillende berichten in bijlage 8 opgenomen, om een indruk te geven van hun gedachtegangen.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
24
5.2.2. Conclusies en discussie enquête Journalisten tegenover niet-journalisten Bijna dertig procent van de respondenten gaf gehoor aan de oproep om de enquête in te vullen. Dit is een behoorlijk percentage, zeker gezien het feit dat een groot deel van de ontvangers niet binnen de eigenlijke doelgroep van het onderzoek viel. De respons van de feitelijke doelgroep (journalisten) was zelfs bijna veertig procent. Het is niet bekend hoe dit percentage varieert tussen de verschillende subgroepen. Wat betreft de onderzoekberichten bleken de meningen van journalisten en niet-journalisten weinig van elkaar af te wijken. De meeste verschillen zijn te verklaren door het feit dat journalisten de persberichten anders gebruiken dan anderen – hun vak is immers het schrijven van artikelen of produceren van items. Niet-journalisten hebben andere motieven om zich te abonneren op de NWO-perslijst dan journalisten. Dit onderzoek bewijst niet dat deze ontvangers de onderzoekberichten anders waarderen. Het zou echter kunnen dat de groep die andere wensen heeft de enquête niet heeft ingevuld, omdat ze niet tot de primaire doelgroep behoorden. Een ander onderzoek zou moeten aantonen of er behoefte is aan een aparte nieuwsbrief voor belangstellenden die niet tot de pers behoren. Journalisten Voor de verdere analyse keek ik naar de primaire doelgroep: de journalisten. Uit de vragen over selectiecriteria blijkt dat 'opvallen' voor onderzoek de belangrijkste voorwaarde is om opgepikt te worden. De journalist denkt echt vanuit de lezer: die moet verbaasd, geïmponeerd, verwonderd of op een andere manier geprikkeld worden. Dat het wetenschappelijke belang hierbij nog aardig hoog in het vaandel staat, komt waarschijnlijk omdat onderzoek zonder wetenschappelijke relevantie zelden opzienbarend is. Over afbeeldingen zijn journalisten erg verdeeld. Een behoorlijke groep ziet het als belangrijk criterium, maar 30% geeft ook aan hier nooit rekening mee te houden. Subgroepen De mate waarin bepaalde factoren een rol spelen bij de selectie van persberichten varieert niet enorm, maar er zijn wel degelijk verschillen. Opvallend is dat de dagbladen het wetenschappelijk belang als belangrijkste factor zien, terwijl andere media hier veel minder belang aan hechten. Dit zou te maken kunnen hebben met de van oorsprong geldende doelstelling van de kranten, die vinden dat ze 'relevant nieuws moeten brengen'. Andere media zijn niet zo ingesteld. Internetmedia zijn vooral erg doelgroepgericht, waarschijnlijk omdat websites zich door het gigantische aanbod moeten kunnen onderscheiden. Ten opzichte van andere media zijn radio- en tv-journalisten relatief gevoelig voor een mooie metafoor in het persbericht. Zij denken beeldender dan tekstgerichte journalisten. Het is niet verbazingwekkend dat gespecialiseerdere journalisten meer binnen hun vakgebied blijven hangen dan hun collega’s van de algemene media. Regio speelt voor weinig media een rol, maar bij die media waarvoor het van belang is, is het direct ook het belangrijkste criterium. Universiteitsbladen berichten vrijwel alleen over hun eigen onderzoekers, regionale kranten bespreken alleen onderzoek of onderzoekers uit hun eigen gebied. Ondanks het feit dat deze groep relatief klein is, lijkt aanvullende informatie over de onderzoeker of de onderzoeksregio dan ook zeker van waarde te kunnen zijn. Nieuwsaanleidingen Over de verschillende nieuwsaanleidingen, promoties, publicaties en afgerond onderzoeksprogramma’s, zijn de respondenten niet erg uitgesproken. De nieuwswaarde zit blijkbaar niet zozeer in de aanleiding, maar in het onderzoek en dan voornamelijk de
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
25
resultaten en conclusies daarvan. Wel opvallend is de grote interesse in de afronding van onderzoeksprogramma's, waar NWO momenteel zelden aandacht aan besteedt. Onderzoekberichten De antwoorden op de vragen over NWO-persberichten laten zien dat de pers behoorlijk tevreden is over de kwaliteit. In de dagelijkse praktijk blijkt echter dat dit geen garantie is voor succes en ook de steekproef in dit onderzoek (geen van de berichten sprong er in positieve zin uit) laat zien dat journalisten niet snel enthousiast zijn als er geen wereldschokkende gebeurtenis te melden is. Hier liggen waarschijnlijk twee oorzaken aan ten grondslag, die niet los van elkaar te zien zijn. Allereerst is het aanbod van (degelijke) persberichten over wetenschappelijk onderzoek in Nederland zo gigantisch, dat journalisten zeer selectief kunnen zijn. Ten tweede: één van de gevolgen van de grote hoeveelheid leesvoer die ze aangeleverd krijgen is dat journalisten de persberichten nauwelijks lezen en de inhoud dus niet de doorslag geeft. Het pleit is al beslecht na het lezen van de lead, als de lezer niet al afgehaakt is na de titel. Journalisten zien de berichten meestal puur als trigger en het maakt daarvoor niet zoveel uit hoe volledig, degelijk of toegankelijk de inhoud van het bericht dan is. Ze beslissen vrijwel altijd al op basis van de kop en lead en gaan dan zelf op onderzoek uit. Op het criterium dat daarvoor essentieel lijkt, scoort NWO nu juist niet zo goed - verrassend zijn onderzoekberichten zelden. Dat men niet echt leest komt ook naar voren uit het feit dat ze de inhoud van het bericht niet als belangrijk criterium zien, maar tot de verbeelding sprekende cijfers wel. Die cijfers springen namelijk snel in het oog, in tegenstelling tot een lap tekst. De drie vragen over het leesgedrag van journalisten laten dezelfde trend zien: iedereen leest de koppen, ruim eenderde leest altijd de leads (en 50% vaak) en slechts 3,6% leest de berichten altijd helemaal. Aan de opmaak van de persberichten kan nog heel wat verbeterd worden. Die is nu nog erg sober en kan een stuk aantrekkelijker, zolang dit niet ten koste gaat van de overzichtelijkheid en toegankelijkheid, waar men over het algemeen meer over te spreken was. Functie Journalisten geven aan de persberichten vooral te zien als ideeënleverancier. Regelmatig gebruiken ze een bericht als signalering en nog iets vaker slaan ze het op in hun gedachten om er mogelijk later mee aan de slag te gaan. De prikkel om uiteindelijk een artikel of item te maken komt blijkbaar van allerlei kanten en in veel gevallen niet direct van het persbericht. Dit stelt de doelstelling van dit onderzoek enigszins in een apart daglicht. Moeten we de definitie van succes uitbreiden, of ons erbij neerleggen dat veel resultaat zo indirect is dat we er praktisch niets van terugzien? Ik denk een combinatie van deze twee. Sommige dingen kun je inderdaad niet meten. We moeten ons realiseren dat journalisten grofweg twee redenen hebben om persberichten door te nemen: om direct aan de slag te gaan of om op de hoogte te blijven van het hele vakgebied. Om binnen het eerste criterium te scoren moet je het érg goed doen, voor het tweede lijkt een stuk minder spektakel nodig. Toch liggen ze dichter bij elkaar dan je op het eerste gezicht zou denken. Juist vanwege dat grote aanbod lezen journalisten de onopvallende berichten nauwelijks, ook al geven ze aan die informatie vaak nog voor later te willen onthouden. Op korte termijn zijn ze toch bezig met het zoeken naar verhalen en de rest van de informatie is mooi meegenomen. 5.3. Overkoepelende conclusies Hoe bedien je de pers optimaal? Dit onderzoek heeft veel vermoedens bevestigd, maar ook verrassingen opgeleverd. Degelijkheid is een mooi streven, maar zorgt niet voor succes. Journalisten lezen nauwelijks persberichten, dus moet je vooral toeslaan door een goede kop en lead te maken. Toegankelijkheid is de eerste voorwaarde om de aandacht te trekken, Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
26
vervolgens is van het medium afhankelijk waaraan het bericht verder moet voldoen. Verder kan het opbouwen van intensievere relaties met verschillende journalisten of media veel opleveren voor de communicatie van NWO. Ook met de onderzoekers kan het contact beter. Dit zou kunnen zorgen voor input van aansprekender onderzoek, dat automatisch meer aandacht zal krijgen in de pers. 5.4. Overkoepelende discussie Over het algemeen lijkt het erop of journalisten door de gigantische informatiestroom een beetje immuun zijn geworden voor wetenschap - hun prikkelgrens is erg hoog. Hier zijn in principe twee oplossingen voor: harder prikkelen met persberichten - door deze opvallender en spannender te maken - of op een andere manier prikkelen. Persberichten kun je niet zomaar leuker maken. Voor leuke berichten ben je voor een groot deel afhankelijk van leuk onderzoek, van goede input dus. Aan deze input ontbreekt het op dit moment vaak. Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor deze aanvoer van onderwerpen? Allereerst zijn er de onderzoekers die ervan bewust moeten worden dat hun onderzoek interessant en aantrekkelijk kan zijn voor de media. Concreet kun je hierbij denken aan het melden van aanstaande publicaties, afrondingen van onderzoeksprogramma’s en andere nieuwsaanleidingen. Echter, onderzoekers zijn hier vaak om verschillende redenen, variërend van media-angst tot tijdgebrek, totaal niet mee bezig. Eén mogelijkheid is het verplicht stellen voor NWO-gesubsidieerde onderzoekers van het tijdig melden van publicaties en promoties. Momenteel vinden er wel tussenevaluaties plaats waarbij publicaties en andere vorderingen worden geregistreerd, maar dat is voor de afdeling Voorlichting en Communicatie meestal veel te laat. Nog beter zou zijn om hen het nut van communicatie te laten inzien, maar daar lijkt een hoop meer geduld en energie voor nodig te zijn. Een andere mogelijkheid is om het contact met de belangrijke wetenschappelijke tijdschriften (in elk geval Nature, Cell, Science, PNAS, Journal of biologica Chemistry) zo te intensiveren dat zij NWO standaard ruim van tevoren op de hoogte stellen als er een publicatie van een door NWO betaalde onderzoeker aan zit te komen.22 Deze tijdschriften verplichten auteurs te melden wie het onderzoek betaald heeft, en hebben ook baat bij extra publiciteit voor hun tijdschrift. Uit de interviews kwam naar voren dat journalisten wetenschappelijke publicaties vaak als relevanter beschouwen dan promoties, maar de enquête bevestigde dit niet. Uiteindelijk gaat het om de inhoud van het nieuws, de promotie of publicatie geldt slechts als aanleiding om het te brengen. Zowel melding door onderzoekers als door editors van wetenschappelijke tijdschriften kunnen wat opleveren, maar minstens evenveel vooruitgang kan naar mijn mening geboekt worden op andere manieren. Uit de interviews kwam al naar voren dat een persoonlijke benadering perspectieven biedt. In de enquête heb ik hier bewust niet naar gevraagd, omdat het in ieder geval niet haalbaar is om alle pers op een persoonlijke manier te benaderen. Deze aanpak kan alleen bij een beperkte groep persrelaties toegepast worden. Een alternatief is om groepen journalisten uit te nodigen op speciale persdagen om met voorlichters van NWO te praten over de meest recente vorderingen in de verschillende onderzoeksgebieden. Je neemt dan initiatief, zonder opdringerig te zijn. Dit lijkt vooral aantrekkelijk voor journalisten met interesse in achtergrondverhalen. De enquête liet zien dat men grote onderzoeksprogramma's zeker niet als minder nieuwswaardig ziet dan losse promoties of publicaties. Het is in elk geval geen slechte zaak om de lijntjes met de pers kort te houden. Wanneer je daadwerkelijk 22
http://en.wikipedia.org/wiki/Impact_factor
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
27
een band met iemand opbouwt, zal hij veel eerder een tip van je aannemen dan wanneer je de anonieme verzender van de persberichtenbundel bent. Omdat journalisten vaak een eigen specialisme hebben, kun je van een beperkte groep al snel inschatten of bepaald onderzoek voor hen interessant is. Persoonlijk benaderd of niet, het is in elk geval wel duidelijk dat het niet nodig is om in alle gevallen een verhaal van een heel A4'tje te wijden aan één onderzoek. Meestal zien journalisten het persbericht als signalering of kapstok en lezen ze zo weinig mogelijk verder om vooral een eigen verhaal te schrijven. Natuurlijk zijn er de snelle media zoals persbureaus en internetsites, die wel het hele persbericht gebruiken. Het is aan de voorlichter om vooraf te bepalen of het bericht voor hen geschikt is, of dat het in een iets ander format toegesneden kan worden op de gespecialiseerdere of meer verdiepende media. Tabel 2 geeft in een model weer hoe je verschillende media naar mijn mening het beste kunt benaderen. Dit model is gebaseerd op de resultaten uit tabel 1, de interviews en inschatting op basis van ervaring op de afdeling Voorlichting en Communicatie. Hierbij wil ik benadrukken dat ik het niet nodig acht om over één onderwerp meerdere persberichten te schrijven, maar om vooraf te bepalen wat de primaire doelgroep is en vervolgens de opzet hierop af te stemmen. Nog mooier is om direct vanuit het onderzoek te kunnen beredeneren op welk medium het optimaal aansluit. Nu vroegen we de journalisten per factor het belang aan te geven, beter was geweest een rangorde op te stellen. Deze hadden we dan direct kunnen toepassen in de praktijk. Nu is tabel 1 gebaseerd op de percentages in de hoogste categorieën. Dit geeft op zich ook al goed aan wat het belang van de factoren is, maar de keuze voor het meest geschikte medium zal de voorlichter voornamelijk op basis van intuïtie moeten nemen. Type medium Snel, vluchtig Compleet, verdiepend Selectief, verdiepend Menselijk, dichtbij Snel, beeldend Snel, doelgroep populair, Verdiepend
Voorbeeld
Lengte
Cijfers
Detail
Persbureau
1 A4
++
Vakblad
½-1 A4 ½ A4
Dagblad
-
Maatschappelijke impact ++
Achtergrond +-
Uitleg +
Details onderzoeker -
++
++
+-
+-
-
+-
++
+-
+
++
+-
+
Regionaal, Universiteit Radio/tv
½-1 A4
+-
-
++
+-
+
++
½ A4
-
-
++
++
+
++
internet
1 A4
+-
+
+
+-
+
+
Popwet.. tijdschr.
½ A4
+
+
+-
++
+
+
Tabel 2: ieder medium vraagt om ander nuances in een persbericht Persbureaus en internetmedia worden graag op hun wenken bediend, échte wetenschapsjournalisten gaan liever zelf op onderzoek uit. De doelgroep bepaalt hoeveel detail, achtergrond en uitleg de verschillende media in hun artikelen kwijt kunnen. Ook de menselijke factor varieert.
Slotsom In dit verslag geef ik een heel pakket aan maatregelen die op verschillende niveaus ingrijpen in het huidige communicatieproces. Toch komen al deze maatregelen voort uit één gedachte: de pers is een heterogene doelgroep, met uiteenlopende wensen. Door de verschillende groepen serieus te nemen, kan NWO beter op hun wensen inspelen en zo meer resultaat van haar inspanningen verwachten.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
28
6. Aanbevelingen naar aanleiding van dit onderzoek (op willekeurige volgorde). Hoe de pers beter te bedienen: • Zorg voor een aantrekkelijke en praktische opmaak van de mail, maar voorkom te veel poespas. De mail moet er mooi uitzien, maar de verpakking moet de inhoud niet overschaduwen. • Stel meer beeldmateriaal en links ter beschikking bij de onderzoekberichten. Steeds meer media gebruiken beeld en missen vaak de middelen en het geld om er zelf voor te zorgen. • Zorg voor betere aanlevering van input. Je kunt alleen scoren met onderzoek dat op een of andere manier opzienbarend is. Omdat NWO te veel afhankelijk is van externe tipgevers, gaan de leukste onderwerpen naar universiteiten of publiceert niemand erover. Voorlichters weten vaak hoe het onderzoek er voor staat, zowel in de breedte als bij individuele onderzoekers. Onderzoekers moeten bewust worden van de waarde van hun onderzoek, ook voor de buitenwereld. • Maak persberichten op maat(zie tabel 1 en 2). Niet ieder onderwerp is even geschikt voor alle media. Let hierop en stem het bericht vooral af op het medium dat het best aansluit. • Benader journalisten vaker persoonlijk. Dit kan telefonisch wanneer je iets specifieks voor hen hebt, met of zonder primeur. Tip: organiseer regelmatig contactmomenten met pers en voorlichters.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
29
7. Referenties • • • • • • • • •
D.B. Baarda, M.P.M. de Goede, J. Teunissen, Basisboek kwalitatief onderzoek, Educatieve Partners Nederland 1995 H. Russell Bernard, Social research methods, pg. 443-444, Sage Publications 2000 Linda B. Bourque, Eve P. Fielder, How to conduct self-administered and mail surveys, pg. 30,50,55,67,121, Sage publications 1995 Benjamin F. Crabtree, William L. Miller, Doing qualitative research, pg. 70-76, Sage Publications 1992 Ronald Czaja, Johnny Blair, Designing surveys, A guide to decisions and procedures, pg.40-44 / 44-57, second edition, Sage Publications 2005 Arlene Fink, How to design surveys, pg. 14-15, Sage Publications 1995 James H. Frey, SabineMertens Oishi, How to conduct interviews by telephone and in person, pg. 44-45, Sage Publications 1995 Jeanine Mies, Persberichtenwijzer, pg. 62-101, Sdu Uitgevers 2002 Rob Millar, Valerie Crute, Owen Hargie, Professional interviewing, pg. 129-131, Routledge 1992
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
30
Bijlage 1: Voorbeeld onderzoekberichten Onderzoekberichten mei 2007 (nr. 1) Dit is de elektronische attendering op OnderzoekBerichten, de bundel persberichten over NWO-onderzoek. De links verwijzen naar complete berichten en grote foto's op de NWO-website. Onderstaande lijst staat ook op http://www.nwo.nl/nieuws. *** Onderzoek *** Vetzuurverbranding hoger door inname polyfenolen http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_72EJ7N Polyfenolen, plantaardige stoffen uit onder andere groente, fruit en groene thee, zorgen voor een verandering in de energiehuishouding. NWO-onderzoeker Vincent de Boer heeft ontdekt dat polyfenolen de vetzuurafbraak in ratten vergroten en invloed hebben op het glucosegebruik in vetcellen. A-seksuele worm past zich snel aan bij bodemverontreiniging http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_72DHGG Bodemverontreinigingen leiden tot snelle, en aanzienlijke genetische aanpassingen in de nematode Acrobeloides nanus. In de vervuilde bodem leefde de wormen langer en legde ze meer eieren dan de wormen in de schone bodem. *** Subsidie *** Athena: premie voor jonge vrouwelijke talenten in de chemie http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_72DHBM NWO Chemische Wetenschappen heeft het Athena-programma gestart om de benoeming van talentvolle vrouwelijke onderzoekers op een vaste positie te stimuleren. *** Benoemingen *** Gunning en Van de Stolpe in Raad van Toezicht Netherlands Genomics Initiative http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_72BGV8 Het Algemeen Bestuur van NWO heeft prof.dr. Louise Gunning en ir. Onno van de Stolpe benoemd tot lid van de Raad van Toezicht van het Netherlands Genomics Initiative. Dop Bär en Jos van den Broek aan de slag in het bestuur van de Stichting Bio-Wetenschappen en Maatschappij http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_72BGTF Het Algemeen Bestuur van NWO heeft per 1 januari 2007 prof. dr. P.R. Bär herbenoemd en prof. dr. J.M. van den Broek benoemd tot lid van het bestuur van de Stichting Bio-Wetenschappen en Maatschappij. Monteiro nieuw bestuurslid WOTRO http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_72BGQA Het Algemeen Bestuur van NWO heeft per 1 april 2007 Manuela Monteiro benoemd tot lid van het bestuur van WOTRO. *** Agenda *** 25 april: Conferentie Kennis in Zicht II http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_6YPGE2 Tijdens deze middag staat de toekomst van bèta-gamma energieonderzoek rond energietransitie centraal. 25 april: NWO-Huygenslezing: Cultuur en Identiteit http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_6ZGJNX Op woensdag 25 april houden Willem Frijhoff, Maria Grever en Bas ter Haar Romeny de veertiende NWOHuygenslezing in de Nieuwe Kerk te Den Haag. Tentoonstelling Grijsaards in zwart-wit, Booijmans van Beuningen http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_72EHZY
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
31
NWO-onderzoeker Anouk Janssen heeft als gastconservator een tentoonstelling samengesteld in het Booijmans van Beuningen. ‘Grijsaards in zwart-wit - De verbeelding van de ouderdom in de Nederlandse prentkunst van de 16de en 17de eeuw’ is van 28 april tot en met 29 juli te bezichtigen. 11 mei: Symposium 'De Leeuw met de zeven pijlen' http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_6ZZD6Z Het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis organiseert op 11 mei in Den Haag het symposium 'De Leeuw met de zeven pijlen. 22 mei: Bessensap: wetenschap ontmoet pers http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_69TDR2 Bessensap is hét evenement waar de Nederlandse wetenschap zich presenteert aan pers en publiek. Op deze dag komen journalisten, redacteuren, voorlichters en mediagenieke onderzoekers dichter bij elkaar. ICTDelta, het ICT-Innovatiecongres http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_6YPBWU Op 22 en 23 mei 2007 organiseert ICTRegie 'ICTDelta, het ICT-Innovatiecongres' in het Beatrix Theater, Jaarbeurs Utrecht. ### Aanmelden voor deze e-mailservice: http://www.nwo.nl/perslijst Afmelden voor deze e-mailservice: http://www.nwo.nl/perslijst Doorgeven van adreswijzigingen:
[email protected] -Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Afdeling Voorlichting en Communicatie Postbus 93138 2509 AC Den Haag
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
32
Bijlage 2: Uitnodigingsbrief interviews Datum: 28 maart 2007 Telefoon: 070 3440 714 E-mail:
[email protected]
Betreft: Interviewverzoek afstudeeronderzoek persberichten NWO
Geachte afnemer van NWO-persberichten, beste.....,
NWO wil haar perscommunicatie zo goed mogelijk op de pers afstemmen. Daarom willen we weten hoe jullie omgaan met onze persberichten over onderzoeksresultaten. Wat doet je besluiten om een bepaald bericht over te nemen of ermee aan de slag te gaan? Wat zijn de sterke en zwakke punten van onze persberichten? Om op al deze vragen een antwoord te vinden, voert Jop de Vrieze een onderzoek uit. Jop is stagiair op onze afdeling. Hij volgt momenteel de master Science Communication in Utrecht. Voor zijn onderzoek zal hij de belangrijkste afnemers van NWO-persberichten interviewen. Jullie vallen binnen deze groep. Binnenkort belt Jop om te vragen of jullie mee willen werken aan het onderzoek en zo ja, om een afspraak te maken voor een interview van ongeveer een half uur. Uiteraard krijgen jullie na afloop het verslag van zijn onderzoek toegestuurd. We hopen dat je even wat tijd voor ons wil vrij maken, om uiteindelijk een beter afgestemde NWOperscommunicatie mogelijk te maken. Daar heeft immers iedereen baat bij.
Vriendelijke groet,
David Redeker, persvoorlichter Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Afdeling Voorlichting en Communicatie P.s. Misschien wil je liever een collega naar voren schuiven voor deelname aan dit onderzoek. Uiteraard vinden wij dit ook prima.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
33
Bijlage 3: interview-vragenlijst Algemene gegevens o Leeftijd journalist o Achtergrond journalist (wetenschappelijke opleiding/ervaring?) o Medium waar journalist voor schrijft o Doelgroep van het medium o Doel van de wetenschapsartikelen Algemeen persberichten • Hoe ziet voor jou een goed persbericht over wetenschappelijke resultaten eruit? Wat moet het bevatten en wat vooral niet? Waar dient een goed persbericht voor? • • •
Waarin voldoet NWO hieraan? Wat zijn je suggesties om onze persberichten te verbeteren? Merk je verschil met andere instanties zoals universiteiten in binnen- en buitenland die soortgelijke berichten versturen?
Globale indruk • Hoe lees je NWO persberichten? Wat is belangrijk en waar selecteer je op? • Wat vind je van de wetenschappelijke inhoud van NWO-persberichten? o Te simpel / goed / te ingewikkeld • Haal je voldoende uit de berichten, mis je onderdelen? Inhoud • NWO verstuurt eens per twee weken (tot voor kort eens per maand) een bundel met persberichten en af en toe losse persberichten naar aanleiding van publicaties. • •
Wat vind je van de relevantie van de losse persberichten over onderzoek? Hoe kijk je aan tegen promoties ten opzichte van publicaties in vaktijdschriften?
Omgang met persbericht • Hoe vaak doe je iets met NWO persberichten? • Wat bepaalt bij jou of je iets doet met een persbericht? Wat zou je vinden van: Beknopte persoonsgegevens bij onderzoekbericht (geboorte- en woonplaats) Tags Onderwerpaanduiding Exclusiviteit en primeurs? Heb je verder nog opmerkingen, tips of suggesties?
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
34
Bijlage 4: Respondenten interviews Gaby v Caulil, Bionieuws Bionieuws is het verenigingsblad van het NIBI, het Nederlands Instituut voor Biologie. Bionieuws houdt iedereen die te maken heeft met biologie op de hoogte van de ontwikkelingen in het vakgebied. Bionieuws komt eens per twee weken uit. Van Caulil is hoofdredacteur. Erik Hardeman, Ublad Het Ublad houdt alle medewerkers en relaties van de Universiteit Utrecht op de hoogte van het reilen en zeilen van de universiteit. Wetenschap is daar een belangrijk onderdeel van. Erik Hardeman is de vaste wetenschapsredacteur van dit blad wat dertig keer per jaar verschijnt. Harm Orving, Hoe?zo!-radio Hoe?zo! radio is een dagelijks praatprogramma op Radio 5. De doelgroep van deze zender is 55-plussers. Verder biedt Hoe?zo! uitzendingen aan als podcasts via internet, om zo een jonger publiek te bereiken. Hoe?zo! is tevens de naam van een tv-show over wetenschap, maar hier heeft Orving, die hoofdredacteur van Hoe?zo! radio is, niet mee te maken. Govert Schilling, freelance journalist (telefonisch interview, niet specifiek over NWO) Govert Schilling is een ster in de wetenschapsjournalistiek, zeker als het astronomie aangaat. Hij schrijft voor allerlei media en duikt regelmatig op om ruimtenieuws te duiden. Wim van Hengel, Reformatorisch Dagblad (telefonisch interview) Het Reformatorisch Dagblad is een middelgrote krant met een wekelijkse bijlage over wetenschap. Deze is meer toepassingsgericht dan de bekende bijlagen van Volkskrant en NRC. Het publiek van het RD is overwegend lager opgeleid dan de meeste krantenlezers, hoewel deze lezers aan een inhaalslag bezig zijn. Wim van Hengel is subhoofd wetenschap. Ger Wieberdink, Noorderlicht Noorderlicht bestaat uit een wekelijks radioprogramma op Radio 1 en een website met veel wetenschapsnieuwtjes. Ger Wieberdink voert werkzaamheden uit voor beide onderdelen. Marcel Hulspas, DePers / freelance (mailreactie) Marcel Hulspas is een grote naam in de wetenschapsjournalistiek. Sinds de oprichting van de eerste gratis 'kwaliteitskrant' DePers is dit zijn werkgever. Hulspas doet verder nog losse klussen zoals een wetenschappelijke column in populairwetenschappelijk tijdschrift Natuurwetenschap & Techniek. Gieljan de Vries, Kennislink / Spits Kennislink is één van de meest bezochte populair-wetenschappelijke websites in het Nederlandse taalgebied met 15000 unieke hits per dag. Sinds kort levert Kennislink de wetenschapspagina van het gratis dagblad Spits. De Vries is verantwoordelijk voor berichtgeving over beta-wetenschappen op Kennislink en Spits. Kees Versluis, Intermediair (telefonisch interview) Intermediair is een wekelijks tijdschrift over actualiteit en werk voor hoger opgeleiden. Intermediair heeft een vaste pagina met korte wetenschapsberichten en brengt regelmatig langere wetenschapsreportages. Kees Versluis is verantwoordelijk voor een groot deel van deze wetenschappelijke artikelen. Marc Koenen, Quest (telefonisch interview) Quest is een populairwetenschappelijk tijdschrift met de nadruk op weetjes. Quest heeft zich ten doel gesteld op een leuke manier de kennishonger van het (overwegend hoger opgeleide) publiek te bevredigen. Marc Koenen is webredacteur en eindredacteur van Quest. Hendrik Spiering NRC Handelsblad (telefonisch interview) NRC Handelsblad is een van de toonaangevende kranten van Nederland. NRC heeft, in tegenstelling tot de meeste andere kranten, geen politieke of op een andere wijze bepalende kleur, of het moet het liberale beginsel zijn. NRC brengt ieder weekend een bijlage over wetenschap en onderwijs en iedere dinsdag en donderdag is er een pagina in de gewone krant met wetenschapsberichten. Ook de wetenschapsartikelen in NRC-Next komen
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
35
van de hand van de NRC wetenschapsredactie. Spiering is hoofdredacteur van de NRC wetenschapsredactie. Joep Engels, Trouw (telefonisch interview) Trouw is de krant met de meeste aandacht voor levensbeschouwing van Nederland. Trouw verdient volgens kenners wel het label 'kwaliteitskrant', maar heeft geen losse wetenschapbijlage of wetenschapspagina's. Joep Engels is wetenschapsredacteur. Guus Mater, ANP Het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) is nog altijd het grootste en meest invloedrijke persbureau van Nederland. Vrijwel alle 'snelle' nieuwsbrengers halen hun gegevens van het ANP. Guus Mater is binnen ANP verantwoordelijk voor wetenschap, onderwijs en gezondheid. Martijn van Calmthout, Volkskrant (telefonisch interview) De Volkskrant wordt samen met het NRC gezien als de belangrijkste kwaliteitskranten van Nederland. Van oorsprong is de Volkskrant een socialistische uitgave. De Volkskrant biedt de lezer een wekelijkse bijlage over wetenschap en brengt verder doordeweeks wetenschapsberichten in de gewone katernen. Martijn van Calmthout is chef wetenschap. Natasja Keijzer, Novum Persbureau Novum is de tegenhanger van het ANP als het gaat om persberichtgeving in Nederland. Novum onderscheidt zich door de multimediale aanpak. Novum heeft geen aparte wetenschapsredacteuren in dienst. Natasja Keijzer is hoofdredacteur binnenland en in die rol verantwoordelijk ook voor berichten over wetenschap. Bart Braun, Mare / freelance Mare is het universiteitsblad van Leiden. Het bestaansrecht van Mare staat de laatste tijd ter discussie. De universiteit zou liever een meer pr-gericht blad zien. Mare informeert universiteitsmedewerkers en –relaties over het reilen en zeilen van de universiteit en daar maakt wetenschap deel van uit. Bart Braun is verantwoordelijk voor de wekelijkse wetenschapspagina. Hiernaast freelancet hij voor een aantal populairwetenschappelijke tijdschriften. Maarten Keulemans en Marcel Crok, / Natuurwetenschap en Techniek Natuurwetenschap en Techniek is één van de grootste populairwetenschappelijke magazines van Nederland (en Vlaanderen). Drie jaar geleden veranderde het van een blad waarin wetenschappers voor een breed publiek schreven in een journalistiek blad en dit jaar vond een grondige restyling plaats. Nu is het blad nog meer dan tevoren beeldgericht. Maarten Keulemans werkt sinds kort bij NW&T als redacteur, Marcel Crok sinds drie jaar. Wel benaderd, maar werkten niet mee: De Telegraaf Algemeen Dagblad Eindhovens Dagblad Geassocieerde Pers Diensten Hoger Onderwijs Persbureau
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
36
Bijlage 5: Antwoorden van de interviewrespondenten Goede persberichten… V. Caulil Zijn duidelijk, feitelijk, juist. Hoeft niet frivool. Plaatjes zijn een plus. Hardeman Hebben een lead die een volledig beeld van het onderzoek en de nieuwswaarde geeft. Orving Omschrijven de inhoud helder. Plaatjes worden steeds belangrijker. In de lead moet staan waarom het belangrijk of uniek is. Schilling Maken in de titel het onderwerp duidelijk en geven in de lead de essentie weer. V. Hengel Zijn zakelijk, maar ook prikkelend en uitnodigend. Het moet concurrerend zijn. Wieberdink Geven aan wat er nieuw is: inzicht, kennis, of toepassing. Hulspas Eerst de aanleiding (artikel, promotie, benoeming), daarna een passage populair uitgelegd, daarna een passage (gemarkeerd?) met diepere toelichting, afsluiten (indien relevant) met maatschappelijke relevantie. Niet overdrijven of hypen, bij artikelen/ontdekkingen ook vermelden wat er nog ontbreekt/onzeker is, etc. De Vries Geven in een oogopslag weer waarover het onderzoek gaat en wat er belangrijk aan is. Steekwoorden zijn belangrijk. Versluis Zijn zakelijk. Zeggen wat er aan de hand is. Geen doorbraak pretenderen. Pas op voor PR-taal. Koenen Mogen in de lead best kort door de bocht gaan. Waar ik niet blij mee ben is als het instituut in de eerste regel staat. Spiering Moeten hun nieuwswaarde snel helder maken. Engels Zijn een signalering die in een paar zinnen de kern van het onderzoek weergeeft en mij vertelt waarom ik er iets mee moet doen. Mater Hebben iets te melden en zijn begrijpelijk voor niet-gespecialiseerd publiek. Ze verstoppen het nieuws niet. V. Calmthout Zijn zakelijk. Ik zie nu veel pogingen van voorlichters om er al journalistiek in te brengen. Daar zit ik niet op te wachten. Keulemans Geven kernachtig weer wat wij journalisten ermee kunnen. Een geven links voor meer informatie. NWO persberichten… V. Caulil Zijn helder en feitelijk genoeg. Hardeman Zijn wel boeiend en betrouwbaar, niet frivool. Dat zou wel meer mogen. Orving Moeten oppassen dat de lead niet te vaag is. Ik zou bovendien oppassen met het opzichtig vermelden van de bron in de lead. Schilling Blinken niet altijd uit in helderheid. V. Hengel Zijn gemiddeld tot zeer goed. Fungeren als goede springplank. Wieberdink Zijn op zich oké. Hulspas Zijn goed bruikbaar, vooral om te bewaren om er later iets mee te doen. De Vries Scoren goed qua lengte, informatie en diepgang. Versluis Zitten wat dat betreft volgens mij wel goed. Koenen Blijven nu eens te veel hangen in de wetenschap en slaan dan weer door naar te simpel. Spiering Zijn op zich prima. Engels Missen vaak de fundering. Ik denk vaak: waarom komt NWO hier nu mee? Mater Doen het over het algemeen vrij goed. Keulemans Zijn helemaal niet slecht, maar missen soms de echte relevantie. Leeswijze: V. Caulil Hardeman Wieberdink Versluis Koenen Spiering Engels
Ik lees eerst de koppen en selecteer dan de onderwerpen. Op basis van de lead beslis ik of ik doorklik en doorlees. Ik kijk eerst of de UU erbij betrokken is. Vervolgens kijk ik naar kop en onderwerp. Ik lees de titels. Gaat er een lampje branden, dan ga ik door. Ik screen de koppen en leads. Ik screen de koppen en leads. Als de kop niks is, houdt het meestal al meteen op. Als het over mijn eigen vakgebied gaat, lees ik vaak nog even door. Ik scan de titels.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
37
Mater V. Calmthout
Ik lees de koppen en begin met de eerste regels van de lead. Verder kijk ik naar de datum van publicatie of promotie. Ik kijk alle berichten even door of er iets nieuwswaardigs tussen zit. Ik kijk dan naar onderwerpen en dan beslis ik eventueel verder te lezen.
Factoren die een rol spelen: V. Caulil Aansprekende publicatie. Impactfactor. Hebben we het onderwerp niet net gehad? Een helder bericht heeft wel echt een voorsprong. Aansprekende getallen maken het concreet. Het onderwerp moet aanspreken. Het past in de actualiteit, geeft meteen een invalshoek. Hardeman Ik kijk altijd als eerste of de UU betrokken is bij het onderzoek. Ik kijk of het een spectaculaire ontdekking is geweest, of het maatschappelijk relevant is en of het leuk is. Orving De nieuwtjes vullen we met opmerkelijke zaken en curiositeiten, de actua met maatschappelijk relevante zaken, de hoofdgast met iets wat wetenschappelijk van belang is en meer raakvlakken heeft zodat je er wat langer over door kunt praten. V. Hengel Voor ons is de praktische waarde erg belangrijk. Verder proberen we in te schatten of het bijvoorbeeld relevant is voor onze lezers om te weten dat een behandeling voor een bepaalde ziekte bestaat. Als iets een nieuwe visie is, heeft het bij ons een streepje voor. Als iemand uit onze achterban iets doet, heeft die meer kans op plaatsing. Plaatjes spelen sterk mee. Wieberdink Wij zoeken aansprekend onderzoek met wetenschappers die (voor de radio) een vlotte babbel hebben. Dingen die leuk zijn,maar niet uitgebreid in NRC of Volkskrant komen. Hulspas Is het mogelijk om een onderzoek in driehonderd woorden zodanig samen te vatten dat de lezer de kern ervan begrijpt, het leuk vindt om te lezen en de relevantie van het onderzoek voor zichzelf/de samenleving kan inzien? De Vries Verrassingseffect, directe impact op het dagelijks leven, relevantie. Wij proberen ook iets minder hippe dingen te behandelen, dat kan ook erg verfrissend zijn. Hoe dichter we bij de bron zitten, hoe groter de kans dat we er iets mee doen. Een directe link naar de bron is dan ook erg nuttig: het proefschrift of de publicatie. Versluis Omdat wij een week aanlooptijd hebben, nemen we berichten die waarschijnlijk niet door NRC volkskrant en andere snelle media behandeld worden. Wij zoeken de krenten in de pap. Koenen Nieuws is bij ons niet echt een criterium, omdat we een maandblad zijn. Spiering De kracht van het onderzoek. Verrassende resultaten. Geen dingen die we zelf ook wel konden bedenken. De Kunst is het nieuwe. Verder is toepasbaarheid en aansprekendheid belangrijk. Een oplossing voor een belangrijke ziekte bijvoorbeeld, of een bijzondere behandeling voor een zeldzame ziekte. Engels Er moet toch een bepaalde nieuwswaarde of toepasbaarheid aan zitten. Het moet concurreren met bosbranden en uitspraken van ministers. Wat voor Trouw ook wel belangrijk is dat je er de mensen ook nog in moet kunnen terugvinden. Mater Of ergens brede belangstelling voor is. Een 'doorbraak', hoewel die term al veel misbruikt is. Plaatjes helpen. V. Calmthout Ik denk haast intuïtief vanuit mijn lezer. Raakt die hierdoor geïntrigeerd? Wil die dit weten, heeft die hier iets aan? Keulemans Een peerreviewed journal is een veilige weg. Tips inhoudelijk: V. Caulil Denk ook eens aan andere nieuwsaanleidingen: bijvoorbeeld labontdekkingen (als je goede contacten hebt met onderzoekers) de ingebruikname van een apparaat dat NWO betaald heeft. Een octrooiaanvraag. Persexcursies zouden ook interessant kunnen zijn. De toepassingen van onderzoek zouden soms nog wat concreter in de berichten omschreven kunnen worden. Hardeman Ik kijk meestal nog in het proefschrift voor methodiek en cijfers. Die zouden nog wel wat meer in het bericht kunnen.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
38
Orving
V. Hengel De Vries Engels Schilling Versluis Braun Koenen Crok Keulemans
Tips overig: V. Caulil
Orving
Schilling Wieberdink De Vries
Versluis Engels Mater Keijzer
Braun V. Calmthout Crok
Het opzichtig vermelden van de bron in de lead kan averechts werken. Meer overkoepelende berichten zouden nuttiger kunnen zijn. Ik mis de followup een beetje. Wat gebeurt ermee? Vermelding van woon- en geboorteplaats kan wel relevant zijn. Inhoudelijk zou er wat meer context in mogen, dat is vaak wat summier. Wij zouden graag meer horen over lopend onderzoek. Dat kan door breder gerichte onderzoekberichten, maar ook door een netwerkfunctie. Soms moet je beslissen dat een onderzoek geen persbericht waard is. Ik vind het prettig als er wat achtergrondinfo in staat. Vooral bij epidemiologisch onderzoek is de methodiek belangrijk. Redacties hebben vaak geen geld voor plaatjes. Je zou verschillende persberichten kunnen maken voor verschillende media. Zorg voor beeldmateriaal. Zorg dat je bovenop publicaties zit. Denk na over wat je in de subjectline zet. Een mini-cv kan erg relevant zijn. Trefwoorden zijn erg relevant voor terugzoeken.
Tags lijken mij erg handig. Dat geeft een goede indruk en maakt bovendien zoeken op de website makkelijk. Een extra telefoontje werkt gewoon in de praktijk. Onderwerpindeling lijkt mij niet echt nodig. Ik zou de bundel uitsplitsen in promoties, agenda en bijv oraties Label die mails goed! Afzender en headliner moeten duidelijk zijn. NWO stuurt geen HTML bestanden. Dit is niet prettig. Het is egaal en er ligt geen nadruk op de belangrijkste zaken. Het vermelden van onderwerpen voegt niet zoveel toe. Je moet terughoudend zijn met bellen. Zorg maar dat je bereikbaar bent. Ik zou een abonnement op een selectie van onderwerpen een goede service vinden. Primeurs zijn wel een goede optie. Vooral de ordening en presentatie kunnen beter. Persoonlijke benadering werkt natuurlijk altijd. Zolang je niet overdrijft. Tags lijken mij een toevoeging. RSS kan je als nieuwsgrazer veel tijd besparen. Zorg voor een landelijke Alpha Galileo en presenteer je resultaten daar goed. Een bepaalde hierarchie zou wel handig zijn, met bijvoorbeeld een 'bericht van de week'Nu is het een groot pakket dat alle kanten opgaat. Dat kan beter. Als je echt leuke dingen hebt, moet je gewoon bellen. In primeurs zijn wij altijd geïnteresseerd. Je kunt erover denken om verschillende versies te versturen. Bellen is niet zo handig, stuur dan liever speciale mails. Jullie mail is nu nog helemaal kaal. Daar kun je nog veel op winnen. RSS is echt super handig, maar ik weet dat veel mensen dat niet snappen. Exclusiviteit zou ik niet aan beginnen. Dat is veel te willekeurig en je mist er juist dingen door. Licht er een of twee berichten uit die jezelf opvielen. Ga om de tafel zitten met voorlichters en journalisten. Daar komen leukere dingen uit dan uit persberichten.
Andere zinnige opmerkingen: Hardeman Zaken die ik niet meteen oppik sla ik wel ergens op in mijn achterhoofd, als aanvulling op mijn beeld van het wetenschappelijk onderzoek. NWO levert wel boeiende en interessante dingen, maar geen frivole zaken. Orving Steekwoorden: toegankelijkheid, aanknopingspunten, pitch. V. Hengel Als een promotie een paar dagen na het bericht plaatsvindt, kunnen we er weinig mee. Hulspas …al heeft het voor mij meer de functie dat ik zo onderzoeken/onderzoekers signaleer en bewaar om er later (als het onderwerp opspeelt) iets mee te doen. Reservebankje dus. Maar dat geeft een veilig gevoel. NWO bevordert dus mijn nachtrust.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
39
Spiering Braun Hengel Keulemans
Een niet geplaatst onderwerp is niet meteen nutteloos geweest. De journalist is geïnformeerd en kan er later iets mee doen. Een persbericht kan ook slagen zonder dat er direct iets mee gebeurt. Soms zijn de berichten wat kortdag. Die zou ik dan eerder willen ontvangen. NWO zou een kwaliteitskeurmerk moeten zijn net zoals peer-reviewed tijdschriften. NWO zou iedereen gelijk moeten bedienen, omdat het boven de partijen moet staan. Ik vind het niet netjes dat sommige media dan bevooroordeeld worden.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
40
Bijlage 6: Enquête Geachte afnemer van NWO-persberichten, NWO wil haar perscommunicatie zo goed mogelijk op de pers afstemmen. Daarom willen we weten hoe u omgaat met onze persberichten over onderzoeksresultaten. Op welke gronden besluit u om een bepaald bericht over te nemen of ermee aan de slag te gaan? Wat zijn volgens u de sterke en zwakke punten van onze persberichten? Om hier achter te komen voert NWO een onderzoek uit. Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is een webenquête die bedoeld is voor alle afnemers van NWO-persberichten. We hopen dat u tien minuten voor ons wilt vrijmaken om deze enquête in te vullen. Onder de inzenders verloten we twintig exemplaren van het boek….., winnaar van de Eurekaprijs 2007. Let u er alstublieft op dat de vragen alleen betrekking hebben op de berichten over onderzoek. Het gaat hier dus niet over toekenningen, benoemingen, aankondigingen en beleidsmatig nieuws. Alvast hartelijk dank. <
link naar de enquête >
Enquête 1 Ik werk voornamelijk voor een… O Dagblad O Huis aan huis-blad O Vakblad O Populairwetenschappelijk tijdschrift O Algemeen tijdschrift O Radio/tv-programma O Internetnedium O Anders, nl. ………… 2
Nieuwsaanleiding
2A • • • • • • • • • • • • •
Ik let in een persbericht op… Wetenschappelijk belang De impact op de samenleving De reputatie van de onderzoeksgroep Aansprekende foto’s of figuren Een beeldende metafoor in het persbericht Algemene interesse Tot de verbeelding sprekende cijfers Opvallend onderzoek of resultaten Controversieel onderzoek of resultaten Dat de onderzoeker uit de regio komt Relevant voor doelgroep of medium Past binnen mijn vakgebied Anders, nl……….
nooit nooit nooit nooit nooit nooit nooit nooit nooit nooit nooit nooit
OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO
2B Hoe relevant vindt u de volgende nieuwsaanleidingen? Promoties niet relevant Publicaties in tijdschriften niet relevant Afronding onderzoeksprogramma’s niet relevant Andere aanleidingen, nl…………..
altijd altijd altijd altijd altijd altijd altijd altijd altijd altijd altijd altijd
O O O O O relevant O O O O O relevant O O O O O relevant
3 NWO-persberichten 3A
Hoe ontvangt u de NWO-persberichten het liefst?
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
41
O O O O 3B
Als bundel Als losse berichten Deels als bundel en deels in de vorm van losse berichten (huidige situatie) Anders, nl. Wat vindt u van de NWO-persberichten?
• • • • • • • • •
De inhoud is helder De inhoud is verrassend De tekst is toegankelijk De informatie is relevant De informatie is volledig De informatie is degelijk De opmaak is overzichtelijk De opmaak is aantrekkelijk De opmaak is toegankelijk
oneens oneens oneens oneens oneens oneens oneens oneens oneens
3C • • • •
Hoe leest u de persberichten? De kop lees ik… altijd De lead lees ik… altijd Het hele bericht lees ik… altijd Anders, nl. ………….
O O O O O nooit O O O O O nooit O O O O O nooit
3D • • • • •
Hoe gebruikt u NWO-persberichten? Ik neem ze integraal over Ik vat ze samen Ik zie ze als kapstok voor een artikel Ik zie ze als signalering voor een artikel Ik gebruik ze als idee voor later
3E
O O O O O eens O O O O O eens O O O O O eens O O O O O eens O O O O O eens O O O O O eens O O O O O eens O O O O O eens O O O O O eens
vaak vaak vaak vaak vaak
geen mening O geen mening O geen mening O geen mening O geen mening O geen mening O geen mening O geen mening O geen mening O
O O O O O nooit O O O O O nooit O O O O O nooit O O O O O nooit O O O O O nooit
Heeft u verder nog opmerkingen of tips waarmee we de persberichtenservice kunnen verbeteren??
………..
4
Ten slotte: Wilt u de onderstaande berichten bekijken alsof ze in uw mailbox zijn afgeleverd? Geef hierbij per bericht aan hoe groot de kans is dat u op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen. Vul 100% in als u er al iets mee gedaan heeft.
I Terabyte op een vierkante centimeter (27 maart) Nieuwe technieken maken het mogelijk om tot een terabyte (duizend gigabyte) aan gegevens per vierkante centimeter op chips op te slaan. Dat voorspelt NWO-onderzoekster Monique Roerdink in haar proefschrift. Zij ontwikkelde en onderzocht een polymeer (plastic) dat gebruikt kan worden om patronen te vormen op chips. Dit maakt zeer efficiënte dataopslag mogelijk. Roerdink promoveert op 5 april aan de Universiteit Twente. …… % kans dat ik op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen Waarom?:………………….. II Nieuw RNA-molecuul voorkomt zelfmoord geslachtscel (3 april) Utrechtse onderzoekers hebben ontdekt dat een nieuwe klasse RNA moleculen essentieel is voor het overleven van geslachtscellen. Deze zogeheten piRNAs blijken veranderingen in het DNA te voorkomen. Geslachtscellen zonder piRNA plegen zelfmoord. Het wetenschappelijke tijdschrift Cell publiceert de bevindingen van René Ketting en zijn collega's op 6 april. …… % kans dat ik op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen Waarom?:…………………..
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
42
III Tropische boer heeft nog veel te leren (10 april) Voedselproducenten in ontwikkelingslanden moeten nog veel verbeteren om optimaal te functioneren op de wereldmarkt. Dat concluderen Wageningse wetenschappers naar aanleiding van hun vier jaar durende onderzoek. Ze bestudeerden vergelijkbare productieketens in verschillende tropische gebieden. Hun bevindingen schreven ze op in een boek: ‘Tropical food chains, Governance regimes for quality management'. Donderdag 12 april vindt de presentatie van dit boek plaats aan de Wageningen Universiteit. …… % kans dat ik op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen Waarom?:………………….. IV Drugsgebruiker steeds voorzichtiger met naalden (10 april) Ondanks dat HIV tegenwoordig behoorlijk goed te behandelen is, gaan drugsgebruikers een stuk voorzichtiger met hun naalden om dan vroeger. Dat concludeerde Colette Smit naar aanleiding van haar studie naar 25 jaar HIV in Nederland. Epidemiologe Smit promoveert op 10 april aan de Universiteit van Amsterdam. …… % kans dat ik op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen Waarom?:………………….. V Zandraket schiet in de verdediging (10 april) De zandraket heeft een gecompliceerde verdedigingstechniek tegen insecten en micro-organismen die planten als voedselbron gebruiken. Onderzoek van Vivian van Oosten heeft uitgewezen dat het plantenhormoon jasmonzuur de hoofdrol speelt tijdens de afweerreactie op insecten en pathogenen. Dit leidt echter niet vanzelfsprekend tot het aansturen van dezelfde genen tijdens de verschillende interacties. Van Oosten promoveert 18 april aan de Wageningen Universiteit. …… % kans dat ik op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen Waarom?:…………………..
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
43
Bijlage 7: Enquête zoals ingevuld door de journalisten Aantal respondenten: 83 (38,2% respons) Ik werk voornamelijk voor een… 16,9% Dagblad 0% Huis aan huis-blad 33,7% Vakblad 10,8% Populairwetenschappelijk tijdschrift 1,2% Algemeen tijdschrift 6,0% Radio/tv-programma 18,1% Internetnedium 2,4% Persbureau 8,4% Universiteitsblad 2,4% Freelance wisselend 2 Nieuwsaanleiding 2A Ik let in een persbericht op… • Wetenschappelijk belang
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
2,4% 7,2% 20,5% 24,1% 43,4% 2,4%
•
De impact op de samenleving
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
3,6% 6,0% 18,1% 37,3% 32,5% 2,4%
•
De reputatie van de onderzoeksgroep
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
16,9% 20,5% 28,9% 18,1% 8,4% 7,2%
•
Aansprekende foto’s of figuren
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
26,5% 21,7% 18,1% 20,5% 6,0% 7,2%
•
Een beeldende metafoor in het persbericht
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
26,5% 30,1% 22,9% 13,3% 0% 7,2%
•
Algemene interesse
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
3,6% 7,2% 27,7% 31,3% 19,3% 10,8%
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
44
•
Tot de verbeelding sprekende cijfers
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
3,6% 8,4% 32,5% 38,6% 9,6% 7,2%
•
Opvallend onderzoek of resultaten
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
1,2% 1,2% 6,0% 42,2% 44,6% 4,8%
•
Controversieel onderzoek of resultaten
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
3,6% 4,8% 20,5% 42,2% 20,5% 8,4%
•
Dat de onderzoeker uit de regio komt
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
62,7% 10,8% 2,4% 6,0% 9,6% 8,4%
•
Relevant voor doelgroep of medium
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
2,4% 1,2% 2,4% 18,1% 73,5% 2,4%
•
Past binnen mijn vakgebied
nooit soms regelmatig vaak altijd geen antw.
8,4% 6,0% 16,9% 16,9% 50,6% 1,2%
2B Hoe relevant vindt u de volgende nieuwsaanleidingen? Promoties niet relevant aardig irrelevant neutraal redelijk relevant relevant
4,8% 9,6% 25,3% 31,3% 28,9%
Publicaties in tijdschriften
niet relevant aardig irrelevant neutraal redelijk relevant relevant geen antwoord
Afronding onderzoeksprogramma’s
niet relevant 0% aardig irrelevant 9,6% neutraal 19,3%
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
3,6% 9,6% 25,3% 32,5% 26,5% 2,4%
45
redelijk relevant 42,2% relevant 28,9% 3 NWO-persberichten 3A Hoe ontvangt u de NWO-persberichten het liefst? Als bundel Als losse berichten Deels als bundel en deels losse berichten (huidige situatie) Anders 3B Wat vindt u van de NWO-persberichten? De inhoud is helder
20,5% 21,7% 53,0% 4,8%
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
2,4% 0% 7,3% 6,1% 35,4% 50,0%
De inhoud is verrassend
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
1,2% 0% 27,8% 40,5% 26,6% 5,1%
De tekst is toegankelijk
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
1,2% 0% 3,7% 14,6% 43,9% 37,8%
De informatie is relevant
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
3,6% 1,3% 3,8% 20% 47,5% 27,5%
De informatie is volledig
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
6% 0% 3,8% 24,4% 47,4% 24,4%
De informatie is degelijk
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
6% 0% 0% 10,3% 48,7% 41,0%
De opmaak is overzichtelijk
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
8,4% 6,6% 15,8% 21,1% 36,8% 19,7%
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
46
De opmaak is aantrekkelijk
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
4,8% 11,4% 30,4% 17,7% 29,1% 11,4%
De opmaak is toegankelijk
geen mening/geen antw oneens enigszins oneens niet eens en niet oneens enigszins eens eens
4,8% 6,3% 12,7% 27,8% 31,6% 21,5%
nooit zelden af en toe vaak altijd geen antwoord
0% 0% 1,2% 13,3% 80,7% 4,8%
De lead lees ik…
nooit zelden af en toe vaak altijd geen antwoord
0% 0% 20,5% 44,6% 28,9% 6%
Het hele bericht lees ik…
nooit zelden af en toe vaak altijd geen antwoord
0% 30,1% 55,4% 8,4% 3,6% 2,4%
nooit zelden af en toe vaak altijd geen antwoord
71,1% 9,2% 11,8% 8,4% 3,6% 2,4%
Ik vat ze samen
nooit zelden af en toe vaak altijd geen antwoord
40,8% 18,4% 21,1% 13,2% 6,6% 8,4%
Ik zie ze als kapstok voor een artikel
nooit zelden af en toe vaak altijd geen antwoord
10% 15% 32,5% 27,5% 15% 3,6%
Ik zie ze als signalering
nooit zelden
0% 10,3%
3C Hoe leest u de persberichten? De kop lees ik…
3D Hoe gebruikt u NWO-persberichten? Ik neem ze integraal over
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
47
•
4
Ik gebruik ze als idee voor later
af en toe vaak altijd geen antwoord
30,8% 43,6% 15,4% 6%
nooit zelden af en toe vaak altijd geen antwoord
5,1% 12,7% 30,4% 44,3% 7,6% 4,8%
Ten slotte: Wilt u de onderstaande berichten bekijken alsof ze in uw mailbox zijn afgeleverd? Geef hierbij per bericht aan hoe groot de kans is dat u op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen. Vul 100% in als u er al iets mee gedaan heeft.
I Terabyte op een vierkante centimeter (27 maart) Nieuwe technieken maken het mogelijk om tot een terabyte (duizend gigabyte) aan gegevens per vierkante centimeter op chips op te slaan. Dat voorspelt NWO-onderzoekster Monique Roerdink in haar proefschrift. Zij ontwikkelde en onderzocht een polymeer (plastic) dat gebruikt kan worden om patronen te vormen op chips. Dit maakt zeer efficiënte dataopslag mogelijk. Roerdink promoveert op 5 april aan de Universiteit Twente. Gemiddeld 20% kans dat men op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen II Nieuw RNA-molecuul voorkomt zelfmoord geslachtscel (3 april) Utrechtse onderzoekers hebben ontdekt dat een nieuwe klasse RNA moleculen essentieel is voor het overleven van geslachtscellen. Deze zogeheten piRNAs blijken veranderingen in het DNA te voorkomen. Geslachtscellen zonder piRNA plegen zelfmoord. Het wetenschappelijke tijdschrift Cell publiceert de bevindingen van René Ketting en zijn collega's op 6 april. Gemiddeld 14% kans dat men op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen III Tropische boer heeft nog veel te leren (10 april) Voedselproducenten in ontwikkelingslanden moeten nog veel verbeteren om optimaal te functioneren op de wereldmarkt. Dat concluderen Wageningse wetenschappers naar aanleiding van hun vier jaar durende onderzoek. Ze bestudeerden vergelijkbare productieketens in verschillende tropische gebieden. Hun bevindingen schreven ze op in een boek: ‘Tropical food chains, Governance regimes for quality management'. Donderdag 12 april vindt de presentatie van dit boek plaats aan de Wageningen Universiteit. Gemiddeld 14% kans dat men op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen IV Drugsgebruiker steeds voorzichtiger met naalden (10 april) Ondanks dat HIV tegenwoordig behoorlijk goed te behandelen is, gaan drugsgebruikers een stuk voorzichtiger met hun naalden om dan vroeger. Dat concludeerde Colette Smit naar aanleiding van haar studie naar 25 jaar HIV in Nederland. Epidemiologe Smit promoveert op 10 april aan de Universiteit van Amsterdam. Gemiddeld 15% kans dat men op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen V Zandraket schiet in de verdediging (10 april) De zandraket heeft een gecompliceerde verdedigingstechniek tegen insecten en micro-organismen die planten als voedselbron gebruiken. Onderzoek van Vivian van Oosten heeft uitgewezen dat het plantenhormoon jasmonzuur de hoofdrol speelt tijdens de afweerreactie op insecten en pathogenen. Dit leidt echter niet vanzelfsprekend tot het aansturen van dezelfde genen tijdens de verschillende interacties. Van Oosten promoveert 18 april aan de Wageningen Universiteit. Gemiddeld 14% kans dat men op korte termijn iets met dit bericht zou gaan doen
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
48
Bijlage 8: Verklaringen bij persberichten enquête Waarom wel of niet aan de slag met een persbericht? Een ruime greep uit verklaringen bij vraag 4 • geen sociale wetensch. • Niet voor mijn doelgroep • Valt buiten mijn vakgebied;maar heeft nog wel enige links. Interessant om de lead te lezen. • waar gaat dit heen? • veel te veel wetenschap in detail • kans niet erg groot doordat het onderwerp nogal specialistisch is voor het blad waar ik voor werk • Cell is goed tijdschrift;geslachtcellen geurt naar sex (dus interessant);maar verder vooral wetenschappelijk interessant en minder voor de man in de straat. • Actuele aanleidng om eht over een maatschappelijk probleem te hebben. • niet mijn terrein • Te technisch verhaal;moeilijk te vertalen naar iets populair-wetenschappelijks. • buiten scope • Valt binnen vakgebied;is belangrijk tijdschrift maar er zijn al zo veel overgespecialiseerde verhalen over detailfuncties van RNA in omloop. Overigens heeft een collega daar uiteindelijk anders over geoordeeld en er wel iets mee gedaan in ons blad • ander vakgebied • Het blijft te veel hangen in het onderzoek zelf. Wat betekent dit;is voor mij veel relevanter. • Voor onze doelgroep (regionaal dagblad) een tikkie te abstract. • is niet mijn vakgebied • Als er plek is zou ik dat zeker in Mediator plaatsen. • Past minder goed bij onderwerpkeuze van mijn krant. • Ik bekijk de persberichten als bron van informatie en niet voor publicitaire doeleinden. • deze publicatie komt niet uit mijn instituut voort. • UU gerelateerd • geen tijd of opdracht over onderwerp • Het persbericht is te moeilijk voor mijn doelgroep;wat betekent dat ik er veel extra werk aan heb. • Geen echte medische interesse. • Alleen als het relevantie heeft voor Wagenings onderzoek • Te complex onderwerp voor kort bericht;onduidelijk of dit stof is voor langer artikel. • Geen opdrachtgevers die hier iets mee kunnen. vind het zelf wel beetje interessant • Is technisch;maar is wel iets van te maken wat een bredere doelgroep begrijpt en aanspreekt. • wel mijn vakgebied;maar ik schrijf voor vakbladen meestal achtergrondartikelen. Dit is meer geschikt voor kort nieuwsbericht;die schrijf ik als freelancer niet zo vaak. • Te wetenschappelijk;niet voor onze doelgroep • Enigszins relevant voor mijn algemene ontwikkeling • Nederlands;(epi)genetica;Cell;Hubrechtlab • Is medisch wel relevant;maar niet zozeer voor onze doelgroep • Te basaal wetenschappelijk • Niet mijn vakgebied;kan dit niet plaatsen • Gezondheidszorg informatie. • Heeft niet met aandachtsgebied van mijn blad te maken. • Dat is binnen mijn gebied;dus als ik tijd heb zou ik er wat mee doen (En ik heb er ook voor twee bladen over geschreven) • Niet uit de regio;wel mogelijk interessant om aan te stippen in freelance-verhaal • Niet TU/e en niet relevant voor TU/e'ers. • wellicht in combinatie met bevindingen • Erg specifiek en daardoor niet geschikt voor doelgroep. Wel om in het achterhoofd te houden. • Niet direct van toepassing (vanwege ons vakgebied: indien een evenement wordt verbonden aan de presentatie;dan komen wij zeker wel in actie. Ons lidmaatschap is slechts een manier om een betrokken gevoel bij NWO als onze opdrachtgever te ondersteunen). • Wellicht zou ik het artikel lezen maar is toch redelijk ver van mijn bed. • Snap de materie niet. piRNA? Geslachtscellen? Zelfmoord? • geen industriële toepassing
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
49
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Niet eigen aandachtsveld Gezondheidsbelang Praktische relevantie (bijvoorbeeld bij behandeling ziekte) vooralsnog gering of te specialistisch. Aansprekende kop. Moeilijk onderwerp voor groot publiek Interessant;specialistisch;leuke invalshoek;niet wegens tijdgebrek Staat ver van gewone lezers af leent zich minder voor een kort bericht;vereist te veel achtergrondkennis zelfde als boven. Iets hoger percentage omdat het onderzoek naar cellen en hun genoom en metabolisme;vooral in het licht van oncologisch onderzoek hier verder gevorderd is dan polymeeronderzoek. te specialistisch Interessant en voor mij relevant. Maar misschien eerder bruikbaar als onderdeel van een groter verhaal dan voor een apart stukje. Niet relevant voor KNMI Gezondheidszorg informatie deze berichten stuur ik door naar de collega's voor publicatie in de dagelijkse nieuwspagina's Niet uit regio;wel dicht bij belangstelling. Zou het noemen in groter artikel over drugsgebruik;mocht een freelance-opdrachtgever daar belangstelling voor hebben. te ver af van mijn kernonderwerp dierproeven Erg specifiek en daardoor niet geschikt voor doelgroep. Wel om in het achterhoofd te houden. Dit sluit niet aan bij ons blad. Neem het bericht voor kennisgeving aan en dat is voldoende. Mwah.. En wat concludeer je daar dan uit? Drugsgebruikers zijn blijkbaar niet gek... maatschappelijk relevant onderwerp Feit op zich zegt weinig. Kan mogelijk wel dienen als illustratie van breder onderwerp over veranderend drugsgebruik. Maatschappelijk relevant. Spreekt aan. Concreet onderwerp. Opvallend in vgl met homoseks. Is wel iets voor een van de bladen waarvoor ik schrijf. Misschien wat klein te marginaal;te weinig maatschappelijke relevantie bericht lijkt in tegenspraak met wat kranten vaak beweren;namelijk dat men tegenwoordig slordiger met naalden omgaat. De HIV-onderzoekers bij ons ken ik goed en ik vraag ze dat. niet technisch-wetenschappelijk relevant voor mij niet echt interessant Te klein qua onderwerp;is mijn indruk. Ons kantoor volgt W&T ontwikkelingen in de VS en niet in NL. Als dit raakvlakken heeft met de gezondheidszorg zou ik dit plaatsen Wel in mijn vakgebied;maar wel erg specifiek. boooo-ring. Stof X beïnvloedt gen Y;in enorme puzzel van tientallen stoffen en honderden genen waar duizenden wetenschappers al decennia aan kloten;en hier heeft iemand één puzzelstukje gevonden. Stop de persen - NOT. Krant verschijnt in gebied met veel landbouw. Kan interessant zijn voor de lezer. Jasmonzuur? Ik wil lezen dat hij zijn belagers met 'natuurlijk traangas'(ik noem maar iets geks) afweert. Je hebt één kans om de aandacht te krijgen;en bij jasmonzuur is die kans verkeken. Plaatselijke markt. Afhankelijk van wat het betekent voor bijvoorbeeld biologische plagenbestrijding. deze zou ik doorsturen naar iemand waarvan ik weet dat ze hiermee bezig is Te specialistisch. Kan eventueel van pas komen in onderwerp over bijvoorbeeld landbouw zonder gebruik van gif;maar dat lijkt vooralsnog wat vergezocht. Goede kop. Iets te specialistisch. Aardig;maar borduurt voort op reeds bestaande kennis. Wellicht klein stukje Wel aardig;biedt inzicht in manier waarop planten zich kunnen verdedigen tegen insecten leuk;maar zeer specifiek onderzoek;zal ik niks mee doen. Enerzijds interessant;anderzijds erg op de vierkante centimeter en de zin over genen is erg vaag. Misschien als onderdeel van een groter verhaal.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
50
Bijlage 9: Algemene tips enquête • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• •
Tip: dat NWO aan een onderzoek heeft meebetaald is misschien interessant voor de afdeling communicatie van NWO;maar volkomen non-nieuws voor journalisten. Nee;ik zou nog wel meer (medische/psychologische) berichten willen lezen. Mij verbaast het geringe aantal persberichten. De affiliatie van de onderzoekers is niet altijd even duidelijk vermeld. Een vast format hiervoor zou mooi zijn. Nieuwsbrief onderzoekberichten is goed;het zouden niet allemaal losse berichten waard zijn. Maar wellicht is het mogelijk de onderwerpen per discipline te groeperen;dat scheelt leeswerk voor degenen die toch maar in enkele vakgebieden geïnteresseerd zijn. Ad Vraag 3d. Vooral voor recensies van publicaties. Structurering van het nieuws naar vakgebied;zou helpen! Dan hoef ik niet allerlei nieuws door te nemen wat voor mijn blad niet relevant is. Sterker enten op actualiteit Ik kan prima uit de voeten met de manier waarop het zo gaat. Een aantrekkelijker opmaak;meer "niveaus" in de opmaak nee;ik ben heel tevreden Ik zou graag een gericht profiel opgeven;omdat nu het merendeel van de berichten voor mij niet relevant is. De eigenlijke inhoud komt niet altijd goed uit de verf;omdat de persberichten soms te veel in metaforen blijven hangen. Daardoor neemt het vrij veel tijd om beslag om deze persberichten te lezen en de vertaalslag te maken naar het eigenlijke onderwerp. Denk als journalist;niet als wetenschapper. Ik vind met name dat de persberichten die ik via de mail krijg;slecht van lay out. Veel universiteiten doen dat stukken beter. nee;op zich lees ik bijna alle berichten;maar ik ben geen redacteur dus ik bewerk de berichten niet voor opname in de krant. Ik stuur de berichten wel door naar de mogelijk geïnteresseerde redacteur. Ze zijn heel bruikbaar maar je kunt er maar een beperkte doelgroep van journalisten mee bereiken. Het is juist de sport iets te vinden om over te schrijven waar geen persbericht van is. Tegen dat mechanisme is weinig te doen. Dit is geen antwoord op bovenstaande vraag;maar een algemene opmerking over onderstaande vragen)Kijk zelf naar medisch gerelateerde berichten;maar kijk tevens naar onderwerpen die voor collega's op onze wetenschapsredactie interessant zijn. Medische onderwerpen komen in onderstaande voorbeelden niet voor. Waarom dat zo is;blijft onduidelijk Nee;het gaat goed. Het stempel van NWO zorgt ervoor dat ik niet of nauwelijks op de reputatie van de onderzoeksgroep let. Misschien wel handig om een of twee keer per jaar medewerkers van NWO attenderen op deze mogelijkheid. In mijn omgeving ontvangt niet iedereen het en die zijn ook niet op de hoogte hiervan.
Wetenschapsnieuws in de media Onderzoeksverslag Jop de Vrieze, feb - jun 2007
51