Wetenschap en vroomheid
1
Wetenschap en vroomheid Lezing bij de opening van het academisch jaar van de PThU vestiging Utrecht, 31 augustus 2009
J. Muis
Het ideaal van Voetius
Voetius roept in de rede waarmee hij de Illustere School opent alle hoogleraren en studenten op om hun wetenschappelijk werk te doen met vroomheid. 1 Met retorisch vernuft en enorme belezenheid in de klassieke literatuur herhaalt hij in de toonaarden van de alle wetenschappen, dat wetenschap zonder vroomheid slechts menselijke ijdelheid is en haar doel, de verheerlijking van God, mist. De studenten krijgen te horen dat ze zich niet te buiten moeten gaan aan roken, drinken en rondslenteren, maar alle kostbare tijd die ze van God hebben gekregen aan hun studie moeten besteden. De veelvuldige dronkenschap van studenten werd in de hand gewerkt doordat zij geen belasting voor bier of wijn hoefden te betalen – een maatregel waarmee de academie hen probeerde te lokken. Onder de theologiestudenten waren speciaal de studenten van het Seminarium Paulinum berucht om hun wangedrag. (21) Ik heb niet de indruk dat Voetius’ waarschuwing tegen roken en drinken voor ons erg actueel is. Wat het slenteren betreft: een ontspannende wandeling of een aangename conversatie levert soms meer inzicht op dan het lezen van nog een extra artikel of nog een extra boek – dit is overigens geen aanbeveling om geen boeken meer te lezen. De volgende vermaning van Voetius zal, vermoed ik, wel op onze instemming kunnen rekenen: ‘Wee u, wee mij, wee alle theologen (…) als wij zouden disputeren voor het geloof en met ons leven tegen het geloof zouden ingaan.’ (59) Heel Voetius’ lange rede is één uitroepteken achter de stelling in de titel: wetenschap dient verbonden te worden met vroomheid. Dat spreekt voor Voetius vanzelf omdat wetenschap en vroomheid volgens hem harmonieus bij elkaar aansluiten. Ook in de wetenschap gaat het om wijsheid en daarvan zegt hij: ‘De ware wijsheid (…) is die, die niet slechts het verstand verlicht, maar ook het hart verwarmt, die niet slechts blote begrippen der waarheid en vluchtige beelden in de hersenen of op het oppervlak ervan schildert, maar ook innerlijk doordringt tot de binnenste kernen van het gemoed en de gevoelens. Zij maakt de mensen niet alleen geleerder, maar ook beter.’ (61)
Wetenschap en vroomheid
2
Voetius’ wetenschapsbegrip is achterhaald
Of wetenschap en vroomheid wel verbonden kunnen worden is voor Voetius geen probleem. Dat komt door zijn begrip van wetenschap. Dat verschilt op twee belangrijke punten van ons begrip van wetenschap. Het eerste punt is de samenhang tussen de verschillende wetenschappen. Voetius gaat in zijn rede alle wetenschappen langs die in de Illustere School worden onderwezen: rechten, filosofie, medicijnen, taalkunde, poëtica, retoriek en geschiedenis. Zij alle bieden kennis die een middel is om God te eren en te dienen. Als laatste wordt de theologie genoemd als de wetenschap bij uitstek, die alle andere wetenschappen vooronderstelt. De kennis van God staat zo in één rij met alle andere kennis. Wat een modern lezer opvalt, is dat natuurkunde, scheikunde, biologie, psychologie, sociologie en economie ontbreken. De empirische natuur- en menswetenschappen bestonden nog niet. In de moderne wetenschap, die zich juist tijdens Voetius’ leven begint te ontwikkelen, worden wereld en kosmos echter waargenomen als een eigenstandige werkelijkheid, los van God, en zij worden verklaard zonder verwijzing naar goddelijk handelen. Juist deze wetenschappen zijn buitengewoon succesvol geweest, hebben ons wereldbeeld ingrijpend veranderd, en de mensheid geweldig vooruit geholpen in de beheersing van de natuurkrachten en de bestrijding van ziekten. Zij hebben ook onze beleving van de wereld blijvend veranderd, en daarmee onze beleving van Gods werkzaamheid in deze wereld. Het tweede punt betreft de methode van de wetenschap. Bij Voetius is wetenschap allereerst het geheel van overgeleverde kennis, kennis van bronnen, teksten, feiten, en de juiste filosofische en morele beginselen – kennis die zo doorgegeven kan worden aan een volgende generatie. In het geheel van die kennis neemt de kennis van God op basis van het Woord van God de centrale plaats in: de theologie is de eerste van de wetenschappen. (53) In de moderne wetenschap staan empirische waarneming, theorievorming en verklaring voorop. De vraag is hoe we empirische verschijnselen theoretisch kunnen verklaren en hoe we onze theorieën kunnen toetsen aan empirische werkelijkheid. God is geen empirisch verschijnsel dat wij kunnen verklaren, en ook niet een wetenschappelijke hypothese waarmee wij empirische verschijnselen verklaren. Daarom is in de moderne wetenschappelijke beschrijving en verklaring van de
Wetenschap en vroomheid
3
werkelijkheid voor God geen plaats. De moderne wetenschap is in haar methode goddeloos, zoals Marcel Sarot treffend heeft gezegd.2
Het verschil tussen wetenschap en vroomheid
Wanneer we uitgaan van onze feitelijke, moderne wetenschap verandert Voetius’ uitroepteken achter de verbinding van vroomheid met wetenschap in een vraagteken. Vroomheid is immers leven in ontzag voor God: met Hem rekenen door Hem te gehoorzamen en op Hem rekenen door Hem te vertrouwen. De omgang met God wordt beoefend en geoefend in bepaalde regelmatig terugkerende handelingen zoals bijbellezing, meditatie en gebed. Deze geloofspraktijken onderbreken het alledaagse leven, maar zijn tegelijk een training die je hele levenshouding stempelen. Wetenschap is een poging om heel de wereld helemaal te beschrijven en te verklaren zonder God. Wetenschap en vroomheid zijn daarom verschillende praktijken. Je kunt de wereld niet wetenschappelijke beschrijven en verklaren door omgang met God te beoefenen. Je kunt ook niet God vertrouwen en gehoorzamen door Hem wetenschappelijke te beschrijven en te verklaren. Deze verschillende vaardigheden vereisen ook verschillende attitudes. Je laten gezeggen door de Ander verschilt hemelsbreed van de weigering om ook maar iets van een ander aan te nemen wat je niet met je eigen waarneming en verstand kunt beoordelen. Het verschil is zo opvallend, dat zowel wetenschappers als vromen vaak denken dat wetenschap en vroomheid elkaar uitsluiten en dat men daarom alleen voor het ene kan kiezen door het andere te verwerpen. De wetenschapper geeft dan elke vroomheid prijs voor zijn wetenschap, en de vrome mijdt iedere vorm van wetenschap als een verleiding en bedreiging voor zijn vroomheid. Ik denk echter dat wetenschap en vroomheid elkaar alleen uitsluiten, wanneer zij totalitair worden, dat wil zeggen: wanneer de vaardigheden en de attitude die in het eigen domein passend zijn ook daarbuiten het hele leven gaan beheersen. Dat zowel vroomheid als wetenschap totalitair kunnen worden, is niet zo vreemd. Beide richten zich immers op heel de werkelijkheid rondom ons. Beide kunnen je ook helemaal boeien en in beslag nemen. In beide kun je opgaan en jezelf verliezen. Beide kunnen, door voortdurende herhaling, heel je houding gaan bepalen. Beide worden dan grenzeloos. De vrome gaat denken dat een handeling die goed is in de omgang met God automatisch ook goed is in
Wetenschap en vroomheid
4
wetenschappelijk onderzoek. Hij gaat op God rekenen, waar hij zelf moet rekenen, bijvoorbeeld wanneer hij de ouderdom van de aarde moet vaststellen, of wanneer hij het schrijven van een paper moet plannen. Maar vertrouwen op God kan niet worden vertaald in een wetenschappelijke methode. De wetenschapper die de grenzen van zijn wetenschap uit het oog verliest, gaat denken dat de houding die past bij zijn onderzoek goed is in alle omstandigheden van het leven. Hij gaat God overal buiten houden, ook waar dat methodisch niet meer wordt vereist, bijvoorbeeld wanneer hij geconfronteerd wordt met verdriet van andere mensen of met de boodschap van de bijbel. Wanneer God principieel uit heel het leven wordt gebannen, is het methodisch atheïsme een levensbeschouwelijk atheïsme geworden dat omgang met God onmogelijk maakt. Het is daarom belangrijk het verschil tussen wetenschap en vroomheid goed vast te houden. Wat vroom is, is nog niet wetenschappelijk, en wat wetenschappelijk is, is nog niet vroom. Wetenschap en vroomheid kunnen alleen samengaan, wanneer zij worden gerespecteerd in hun eigen waarde en wanneer hun grenzen worden erkend. Worden zij vermengd, dan gaat het mis.
Kan wetenschap verbonden worden met vroomheid?
Betekent dit nu ook dat wetenschap en vroomheid in elk opzicht van elkaar gescheiden moeten blijven en op geen enkele manier kunnen samengaan? Is het mogelijk dat wetenschap en vroomheid met elkaar verbonden worden? Deze vraag valt uiteen in twee vragen: 1. kan wetenschap verbonden worden met vroomheid? 2. kan vroomheid verbonden worden met wetenschap? Ik begin met de eerste vraag: kan een wetenschapper vroom zijn wanneer hij zijn wetenschap beoefent? Niet in die zin, dat hij vrome handelingen inzet als methodische stappen in zijn wetenschappelijk onderzoek. Maar hoe zit het met de vrome attitude? Voor succesvol wetenschappelijk onderzoek is die zeker niet noodzakelijk. De vraag wordt dan: is een vrome houding ook mogelijk voor een wetenschapper? Kun je wetenschap bedrijven in een houding van ontzag voor God en in dienst aan God? Ik zie geen redenen waarom dat niet zou kunnen. Sterker nog, ik geloof dat dat heel goed kan. Ik zie drie redenen waarom een vrome houding voor de wetenschapper geen enkel nadeel hoeft te betekenen. Om te beginnen is het streven om de werkelijkheid te onderzoeken en te begrijpen niet vreemd aan het christelijk geloof, maar wordt
Wetenschap en vroomheid
5
het juist sterk gestimuleerd door het geloof in de Schepper. Onze werkelijkheid is geschapen, niet goddelijk, eigenstandig, een gave van God, goed om te genieten en goed om als middel te gebruiken, daarom ook goed om te onderzoeken, want onderzoeken is ook genieten en gebruiken. Omdat de werkelijkheid geschapen is door God, kan een ware uitspraak over de werkelijkheid in beginsel nooit in strijd zijn met het geloof in God de Schepper. Ten tweede, heel veel wetenschap is gemotiveerd door het streven de destructieve krachten in de werkelijkheid te beperken en de verzorgende en helende krachten in de natuur als middel voor ons welzijn te gebruiken. Vooral onderzoek in de natuurkunde, de scheikunde, de biologie en de medische wetenschap is gericht op de bestrijding van ziekten. Dat lijkt me helemaal in lijn met de gedachte van Calvijn dat we geroepen zijn de schepping als middel te gebruiken tot heil van onze naaste. Ten derde, de ontdekkingen van structuren en regelmatigheden in de werkelijkheid kunnen een wetenschapper tot verwondering en bewondering brengen. Wanneer die wetenschapper in God gelooft, zal deze bewondering voor de werkelijkheid tegelijk ontzag zijn voor God die haar geschapen heeft. Als houding kan vroomheid daarom heel goed met wetenschap verbonden worden. Dit geldt mutatis mutandis voor de theologie. In de theologische disciplines kun je feiten en verbanden ontdekken, die je als middel kunt gebruiken om God en de naaste te dienen en die tot ontzag voor God en zijn werk kunnen leiden.
Kan vroomheid verbonden worden met wetenschap?
Nu de tweede vraag: kun je vroomheid ook verbinden met wetenschap? Vroomheid heeft de wetenschap niet direct nodig. Je hoeft niet over wetenschappelijke kennis, vaardigheden en attitudes te beschikken om met God te kunnen omgaan. Stel je voor! De vraag is: kan vroomheid ook samengaan met wetenschap? Ik denk van wel, om precies dezelfde redenen waarom wetenschap ook met vroomheid kan samengaan: omdat de wetenschap de werkelijkheid onderzoekt die God geschapen heeft, de werkelijkheid die God ons gegeven heeft om te genieten en om te gebruiken als middel in dienst aan onze naaste. Beter begrip van deze werkelijkheid wekt bij de vrome ontzag voor de Schepper. Vroomheid kan daarom heel goed samengaan met wetenschap.
Wetenschap en vroomheid
6
Wetenschap en vroomheid moeten verbonden worden in een academische ambtsopleiding
Maar nu gaan we in de PThU nog een stap verder. In een academische ambtsopleiding kunnen ze niet alleen samengaan, maar moeten ze ook samengaan. Want hier is de vrome iemand die zich voorbereidt op het werk van predikant. In die voorbereiding kan vroomheid niet zonder wetenschap om drie redenen. De eerste is dat wij in West-Europa in een wereld leven waarin veel mensen denken dat elke vorm van vroomheid berust op gebrek aan kennis of gebrek aan wetenschappelijk inzicht. Vromen die de wetenschap negeren en in hun vroomheid wetenschappelijke kennis ontkennen werken dit vooroordeel in de hand. Vroomheid staat daardoor onder de voortdurende verdenking dat zij berust op achterhaalde kennis. Willen wij als theologen en predikanten duidelijk maken dat de geloofsovertuigingen waarop onze omgang met God berust geen achterhaalde meningen zijn, dan moeten we ons zo goed mogelijk op de hoogte stellen van wetenschappelijke kennis en er op toezien dat we onze vroomheid niet bouwen op verouderde wetenschappelijke inzichten. We zijn door God in deze werkelijkheid geplaatst om hier te leven en te geloven. De wetenschappen zijn een machtig middel om deze context van onze vroomheid beter te leren kennen in al haar aspecten. De tweede reden is, dat we niet alleen de context, maar ook de bronnen van onze vroomheid door de wetenschap beter kunnen leren kennen: de geschiedenis van Israël, van Jezus, van de kerk; de teksten van de bijbel en van de kerkelijke, spirituele en theologische traditie. En ook het functioneren van de geloofspraxis en de verbanden van de geloofsinhoud kunnen we onderzoeken. De wetenschap is nodig om onze vroomheid goed te begrijpen en goed uit te leggen aan anderen. Zo kan vroomheid als echte vroomheid worden onderscheiden van verkapte of mislukte wetenschap en in dienst worden gesteld van de missie van de kerk. De derde reden is, dat een predikant zijn eigen vroomheid moet kunnen inzetten en hanteren in zijn werk. Ook als studenten voor het predikantschap hebben wij ieder onze eigen vroomheid. Die vroomheid wordt in de opleiding verder niet onderwezen. Er zijn andere plaatsen waar je kunt leren om persoonlijk met God om te gaan in schriftlezing, meditatie en gebed. Maar een eigen geloofsattitude en eigen geloofspraktijk zijn onmisbaar. Onze geloofsattitudes en geloofspraktijken kunnen erg verschillen. Er is zeker geloof en er is onzeker geloof. Er zijn ook
Wetenschap en vroomheid
7
vragen en twijfels, maar vragend en twijfelend geloof is ook geloof. Maar hoe zijn geloof er verder ook uit mag zien, wie predikant wil worden moet iets met zijn eigen geloof kunnen doen. Het competentiedocument van de masteropleidingen van de PThU in Utrecht en Leiden stelt, dat de competente predikant kritisch kan reflecteren op de eigen in de praxis pietatis geleefde geloofsattitude en dat hij het eigen geloof helder en integer kan communiceren. Die reflectie is een theoretische, die communicatie een praktische aangelegenheid. Het tweede kan niet zonder het eerste, de praktijk niet zonder de theorie. Je kunt alleen helder en eerlijk met je eigen geloof werken, als je het ook kritisch kunt analyseren. Kritisch analyseren betekent ook: analyseren in het licht van wetenschappelijke kennis en inzichten. Daarom vereist de vroomheid van de predikant wetenschap.
Besluit
De theologiestudie biedt prachtige en unieke kansen om wetenschap en vroomheid met elkaar te verbinden. Ik hoop dat wij, studenten en docenten aan de PThU, het komende jaar met elkaar die kansen zullen grijpen. Dat wij zo studeren en onderzoeken dat onze ontdekkingen onze omgang met God en onze dienst aan de naaste ten goede komen. Ik hoop bovendien dat ieder in het onderwijsaanbod de mogelijkheden weet te vinden en te benutten om zich verder te ontwikkelen tot een competent predikant of tot een competent docent.
1
De nummers in de tekst verwijzen naar de pagina’s van: Gisbertus Voetius, Inaugurele rede over Godzaligheid te verbinden met wetenschap, gehouden aan de Illustere School te Utrecht op de 21e augustus 1634. Latijnse tekst opnieuw uitgegeven met Nederlandse vertaling, inleiding en toelichtingen door Aart de Groot, Kampen: Kok 1978.
2
Marcel Sarot, De goddeloosheid van de wetenschap. Theologie, geloof en het gangbare wetenschapsideaal, Zoetermeer: Meinema 2006.