Wet- en regelgeving voor aanbieders in Nederland
Centrum voor Microfinanciering INHolland
1
Microfinanciering: geen business voor banken?
Wet- en regelgeving voor aanbieders in Nederland
Centrum voor Microfinanciering INHolland André Engelbertink Roos Kowalec
Januari 2009
2
Voorwoord Microfinanciering is de afgelopen jaren in Nederland in een stroomversnelling terechtgekomen. Mede door het werk van de Raad voor Microfinanciering is het besef gegroeid dat Microfinanciering een plaats in de samenleving verdient. De inzet van Microfinanciering is wenselijk en noodzakelijk. Op centraal en lokaal niveau zoeken diverse actoren naar vormen om Microfinanciering in te zetten. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken heeft het Centrum voor Microfinanciering INHolland onderzoek gedaan naar wet- en regelgeving voor deze sector. Is deze adequaat voor een gezonde ontwikkeling van de sector? En werkt de wet- en regelgeving voldoende stimulerend voor zowel aanbieders als gebruikers? De Microfinancieringssector is de laatste twee decennia sterk gegroeid in ontwikkelingslanden en recentelijk – zij het in mindere mate – in een aantal Europese landen. In enkele landen heeft men deze ontwikkelingen ook gestimuleerd en gereguleerd met specifieke wet- en regelgeving. Om die reden heeft het Centrum voor Microfinanciering INHolland de verkennende studie naar wet- en 1 regelgeving voor aanbieders in Nederland aangevuld met deelstudies over de ontwikkelingen op dit terrein in een aantal landen in het zuiden. Daarbij hebben wij eveneens de vraag overwogen in hoeverre de potentiële marktvraag wet- en regelgeving rechtvaardigt. In hoofdstuk 1 brengen we de wet- en regelgeving in Nederland in kaart. Hoofdstuk 2 biedt een overzicht van ervaringen elders. Het Centrum voor Microfinanciering INHolland heeft een aantal deelstudies naar wet- en regelgeving laten uitvoeren in de niet-Europese landen Oeganda, Bolivia en Pakistan. Daarnaast heeft het European Microfinance Network (EMN) op verzoek van het Centrum voor Microfinanciering INHolland aanvullend onderzoek uitgevoerd. In hoofdstuk 3 kijken we naar de Microfinancieringsmarkt in Nederland en dan in het bijzonder naar de aanbieders. Hoofdstuk 4 bevat aandachtspunten en aanbevelingen voor de ontwikkeling van Microfinanciering in Nederland. Het onderzoek naar wet- en regelgeving voor gebruikers en aanbieders is mede tot stand gekomen dankzij de inbreng en medewerking van derden. We bedanken de buitenlandse onderzoekers, de AFM, de DNB, Senternovem en alle aanbieders van Microfinanciering in Nederland die hebben meegewerkt aan het kwantitatieve onderzoek. Verder bedanken we graag iedereen die heeft meegeholpen aan dit onderzoek door hun kennis met ons te delen en input te leveren voor de stukken. In het bijzonder bedanken wij de leden van de Raad voor Microfinanciering voor hun advies, input en externe stukken voor dit onderzoek.
Klaas Molenaar, Lector Centrum voor Microfinanciering INHolland
1
Het Centrum voor Microfinanciering INHolland heeft ook een (aanvullend) rapport uitgebracht over wet- en regelgeving voor gebruikers.
3
Samenvatting Microfinanciering in Nederland is in opmars. Het aantal aanbieders is in 2008 gestaag gestegen. Momenteel zijn er in Nederland 24 organisaties die Microfinanciering aanbieden. Voor deze aanbieders geldt in Nederland geen aparte wet- en regelgeving, maar zij kunnen in bepaalde gevallen wel te maken krijgen met toezichthouders als De Nederlandsche Bank (DNB) of de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Aanbieders kunnen onder het toezicht van deze instanties vallen vanwege hun inleenactiviteiten: hoe en van wie de instelling het geld aantrekt. Of vanwege hun uitleenactiviteiten: vooral aan wie en waarvoor de instelling het geld uitleent. Een kredietinstelling die haar kredieten wil financieren met spaargelden (inlenen) of opvorderbare gelden van niet-professionele marktpartijen, heeft een bankvergunning nodig en krijgt te maken met bijbehorend toezicht en rapportageverplichtingen. Bij uitlenen kunnen er regels zijn voor kredietgelden verstrekken. Als een instelling kredieten uitsluitend verstrekt ter financiering van een bedrijfsproduct of –activiteit, houden de AFM en de DNB daarop geen toezicht en is geen vergunning nodig. Gaat het niet om bedrijfskrediet maar om krediet voor een particulier (consumptief krediet), dan geldt de Wet op het consumentenkrediet (Wck). Deze heeft tot doel kredietnemers te beschermen tegen mogelijke ondeskundige praktijken van kredietaanbieders. Uit het veldonderzoek blijkt dat banken de voorkeur geven aan een consumptief krediet verstrekken, omdat ze liever de lening aan een particulier koppelen dan aan een bedrijf. Om de Nederlandse wet- en regelgeving in een perspectief te plaatsen is nader onderzoek gedaan in vier landen met decennialange ervaring met Microfinanciering: Bolivia, Oeganda, Pakistan en Frankrijk. Daarnaast is een verkennende studie gedaan naar de wet- en regelgeving in dertien Europese landen. De meeste West-Europese landen hebben pas in de afgelopen jaren de waarde van Microfinanciering ontdekt. Vaak denkt men dat Microfinanciering in de zin van starterskrediet heel nieuw is in WestEuropa, maar in feite bestaat die al decennialang. Vooral de niet-Europese landen Bolivia, Oeganda en Pakistan hebben een heel lange traditie wat betreft Microfinanciering, waarbij het begrip Microfinanciering veel breder is dan alleen maar bedrijfsfinanciering. Financiële inclusie, toegang tot bancaire diensten, was en is in die landen nog steeds een belangrijke extra doelstelling bij Microfinanciering ontwikkelen. Een bepalend onderscheid tussen Europese landen - of beter: West-Europese - en overige landen betreft de aanwezigheid van een sociaal vangnet. Waar niet (ontwikkelingslanden) of bijna niet (OostEuropa) zo'n vangnet is, ziet men dat de ontwikkeling en groei van aanbieders groot is. Wat opvalt in de landen waar de Microfinancieringssector sterk ontwikkeld is, is dat de aanbieders in deze sector zich hebben ontwikkeld tot een soort bancaire instellingen. In de Europese landen (Frankrijk en Ierland, maar ook enkele Oost-Europese landen) heeft de sector een veel socialer karakter. De aanbieders richten zich er vooral op specifieke achtergestelde groepen. Door de grote nadruk op het maatschappelijk karakter is van financiële zelfstandigheid echter (nog) geen sprake. De aanbieders van Microfinanciering die hebben deelgenomen aan het kwalitatieve onderzoek, hebben een aantal belemmeringen benoemd. Deze betroffen vooral belemmeringen op uitvoeringsniveau, zoals de instroom van klanten, ondernemingsplannen toetsen en vrijwillige en betaalde coaching. En niet in de laatste plaats de financiering van de operaties. De gemiddelde Nederlandse aanbieder van Microfinanciering heeft niet te maken met het toezicht van de AFM en DNB, omdat deze zich beperkt tot bedrijfskredieten en zijn financieringsmiddelen vooral bestaan uit projectgebonden fondsen, giften en subsidies. Hoewel consumptief krediet wel wordt aangewend voor bedrijfsactiviteiten, onttrekt dat zich volledig aan ons oog.
4
In Nederland is aan de ene kant sprake van een mismatch tussen aanbod en vraag. Aan de andere kant geven de aanbieders aan er onvoldoende in te slagen de doelgroep daadwerkelijk te bedienen. Tot slot durven we te stellen dat veel financiering van startende bedrijven zich aan ons oog onttrekt, omdat ondernemers gebruikmaken van privéleningen. Geld lenen met een regulier inkomen (bijvoorbeeld via een partner of op basis van het eigen parttime inkomen) is vele malen makkelijker dan een bedrijfslening verwerven.
5
Verantwoording onderzoeksvaardigheden: wet- en regelgeving voor de aanbieders
Het onderzoek zijn we gestart met secundaire data verzamelen en relevante bronnen (literatuur en internet) raadplegen. Om een beter beeld te krijgen van de mate waarin de praktijk ‘last’ ondervindt van de wet- en regelgeving, hebben we vervolgens alle ons bekende aanbieders geënquêteerd. Tegelijkertijd hebben we landenstudies laten uitvoeren in Bolivia, Oeganda, Pakistan en Frankrijk. Voor deze landen hebben we gekozen vanwege hun decennialange traditie wat betreft Microfinanciering en vanwege de wet- en regelgeving die in deze landen voor MFI’s is ontwikkeld. Dit met als doel om te kijken in hoeverre deze ontwikkelingen ons iets kunnen leren over de Nederlandse Microfinancieringsmarkt ontwikkelen. Met deze kennis zijn wij gaan praten met verschillende externe partijen: de Raad voor Microfinanciering, de DNB, AFM en KvK, CWI en Platform Zelfstandige Ondernemers. Ook hebben we deelgenomen aan diverse relevante seminars. De in dit onderzoek verwoorde analyse is op basis van deze primaire en secundaire data tot stand gekomen. Vervolgens hebben we de conclusies en aanbevelingen geverifieerd bij de betrokken partijen.
Secundaire data
Primaire data
Enquête +
verwerken van
Secundaire data Landen studies i n Bolivia, Oeganda, Pakistan en Frankrijk
Primaire data
Oriëntatie markt
d.m.v
literatuur + internet
res ultaten
Primaire en se
Interviews (DNB, AFM en anderen )
Analys
Verifiëren van conclusies
Schrijven en herschrijven van
onderzoeksrapport
6
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................................... 3 Samenvatting…………………………………………………………………………………………………….4 Verantwoording onderzoeksvaardigheden: wet- en regelgeving voor de aanbieders ............................ 6 1 Wet- en regelgeving financiële sector Nederland ................................................................................ 8 1.1
Aanbieders van Microfinanciering: wet- en regelgeving ......................................................... 8
1.2
Inleen van geld door een aanbieder ....................................................................................... 8
1.3
Uitleen (microkrediet) .............................................................................................................. 9
2 Wet- en regelgeving internationaal gezien ......................................................................................... 12 2.1
Ervaringen in het buitenland: van stimulerend naar regulerend ........................................... 12
2.2
Regulering Microfinancieringssector: wens of noodzaak?.................................................. 144
2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4
Regelgeving nader bekeken ................................................................................................. 15 Het recht om spaargelden te beheren……………………………………………………………15 Geen beperking voor de hoogte van rente op leningen………………………………………..16 'Collateral' beperking in ontwikkeling Microfinanciering………………………………………..16 Gelden van derden aantrekken………………………………………………………………… 16
3 Is de Nederlandse markt klaar voor Microfinanciering? ..................................................................... 17 3.1
Wie zijn de aanbieders van Microfinanciering? .................................................................... 17
3.2
Waar lopen de aanbieders van Microfinanciering tegenaan? .............................................. 19
4 Aandachtspunten ............................................................................................................................... 20 5 Conclusies .......................................................................................................................................... 22 Literatuurlijst .......................................................................................................................................... 24 Over het Centrum voor Microfinanciering INHolland……………………………………………………….26 Annex I Wet- en regelgeving buitenlandstudie……………………………………………………………...27 Annex II Samenvatting wet- en regelgeving Bolivia .............................................................................. 28 Annex III Samenvatting wet- en regelgeving Pakistan ......................................................................... 31 Annex IV Samenvatting wet- en regelgeving Oeganda ........................................................................ 31 Annex V Samenvatting wet- en regelgeving Frankrijk…………………………………………………… 36 Annex VI Kwalitatief onderzoek naar wet- en regelgeving voor Microfinancieringsinstellingen……….38 Annex VII Belemmeringen waar aanbieders tegenaan lopen ............................................................... 41
7
1
Wet- en regelgeving financiële sector Nederland
Microfinanciering in Nederland is in opmars. Het aantal aanbieders is in 2008 gestaag gestegen. 2 Momenteel zijn er in Nederland 24 organisaties die Microfinanciering aanbieden. Het gaat om zeer uiteenlopende instellingen, van banken en NGO’s tot lokale overheden. Nederland kent een zeer uitgebreid wet- en regelgevingstelsel voor het kredietwezen. Een aanbieder 3 van krediet krijgt algauw te maken met de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de 4 Autoriteit Financiële Markten (AFM) . De gebruiker van Microfinanciering echter zal doorgaans weinig met deze instellingen te maken hebben. Voor de sector Microfinanciering bestaan (nog) geen afzonderlijke wetten. In dit document hebben we de wetten, regels en toezichthouders geïnventariseerd die voor aanbieders van Microfinanciering van toepassing zijn. De aanbieders hebben vooral te maken met de Zelfstandige Bestuursorganen DNB en AFM, die toezicht houden op de markt van aanbieders van financiële producten. Het gaat hier vooral om vergunningen en toezicht voor aanbieders van financiële producten.
1.1 Aanbieders van Microfinanciering: wet- en regelgeving Microfinancieringsinstellingen (MFI’s) en alle andere aanbieders van Microfinanciering noemen we hier in het vervolg aanbieders. Of een aanbieder van financiële diensten en producten onder het toezicht van DNB en AFM valt, is afhankelijk van een aantal factoren. Een aanbieder kan onder het toezicht vallen vanwege zijn inleenactiviteiten: hoe en van wie de instelling het geld aantrekt. Of vanwege zijn uitleenactiviteiten: vooral aan wie en waarvoor de instelling het geld uitleent.
1.2
Inleen van geld door een aanbieder
Om te bezien of een aanbieder van microkrediet bij geld inlenen te maken krijgt met de AFM zijn twee zaken van belang.
Het gebruik van het woord bank Het gebruik van het woord ‘bank’ vereist een vergunning; een bank valt onder het toezicht van de DNB en AFM, omdat een bank spaargelden kan aantrekken. Een kredietinstelling die haar kredieten wil financieren met spaargelden, zal dus een bankvergunning moeten aanvragen en krijgt bijbehorend toezicht en rapportageverplichtingen. Alleen een bank mag spaargelden aantrekken van haar klanten in Nederland. De wet- en regelgeving voor banken is opgenomen in het Register Wet financieel toezicht (Wft) en valt onder het toezicht van de DNB en AFM.
Opvorderbare gelden aantrekken van niet-professionele marktpartijen Opvorderbare gelden buiten de besloten kring van andere partijen dan de professionele marktpartijen aantrekken is in Nederland voorbehouden aan banken. Het begrip ‘opvorderbare gelden’ bepaalt of de kredietinstelling binnen de reikwijdte van de Wft valt. Om te bepalen of een kredietinstelling onder de reikwijdte van de definitie van bank valt, moet onder meer sprake zijn van opvorderbare gelden
2
Cijfers afkomstig van SenterNovem, november 2008.
3
Informatie verkregen uit een interview bij de DNB.
4
Informatie verkregen uit een interview bij de AFM.
8
verkrijgen buiten de besloten kring. Definitie van opvorderbare gelden: Gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op 5 voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald (Wet financieel toezicht). Om vast te stellen of sprake is van opvorderbare gelden kan men de Wft raadplegen onder artikel 3:5 (2008). Een aanbieder van Microfinanciering krijgt dus te maken met het toezicht van de DNB en AFM op het moment dat het opvorderbare gelden wil aantrekken buiten de besloten kring van andere partijen dan de professionele marktpartijen. In Nederland zijn de niet-bancaire kredietverschaffers voor hun krediet niet afhankelijk van opvorderbare gelden maar meestal van subsidies of andere niet opvorderbare middelen.
1.3
Uitleen (microkrediet)
Bij uitlenen kunnen er regels zijn voor krediet verstrekken. Dit wordt onder meer bepaald door de vraag of er sprake is van een bedrijf en of men andere producten dan alleen krediet verstrekt. Kredieten uitsluitend voor bedrijfsproduct of bedrijfsactiviteit Als een instelling kredieten uitsluitend verstrekt ter financiering van een bedrijfsproduct of –activiteit, houden de AFM en DNB daarop geen toezicht en is geen vergunning nodig. Wel zijn een vergunning en toezicht nodig bij consumptief krediet verstrekken. Er is sprake van consumentenkrediet (consument) als een natuurlijk persoon niet in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep een lening aanvraagt en deze niet besteedt aan een bedrijf of beroep uitoefenen. Van ondernemerskrediet (cliënt) is sprake als men het krediet gebruikt ter financiering van een bedrijf of beroep. Aanbieders van Microfinanciering in West-Europa zijn uitsluitend gericht op ondernemingsactiviteiten financieren, of het nu gaat om een bedrijf of beroep of om een parttime of aanvullend inkomen. Anders dan in ontwikkelingslanden is een aanbieder van Microfinanciering in Europa primair gericht op ondernemen en niet op inclusie in de financiële wereld.
5
Citaat uit het Wft, markttoetreding banken: www.dnb.nl/dnb/home/toezicht/nieuwe_toezichtwetgeving/wet_op_het_financieel_toezicht/markttoetreding/banken/nl/46149874.html.
9
Consumptief krediet Als een aanbieder van Microfinanciering zijn activiteiten wil verbreden en bijvoorbeeld ook krediet in de consumptieve sfeer wil aanbieden zonder dat professionele bedrijvigheid wordt uitgeoefend, is er sprake van een consument en is de aanbieder vergunningplichtig en staat deze onder toezicht van de AFM. In dit onderzoek gaan we ervan uit dat Microfinanciering altijd gerelateerd is aan bedrijfsproducten of -activiteiten. De Wet op het consumentenkrediet (Wck) valt daarmee buiten dit 6 onderzoek. Aanvullende diensten 7 Specifieke vergunningen zijn vereist wanneer men aanvullende diensten aanbiedt. In Nederland moeten alle aanbieders van verzekeringen en pensioenen over een vergunning beschikken. De DNB controleert deze aanbieders op basis van de Wet financieel toezicht (Wft). Wil een kredietinstelling alleen als tussenpersoon optreden (ook wel assurantietussenpersoon) genoemd, dan valt deze niet onder het toezicht van de DNB maar onder dat van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
Niet-financieel toezicht aanbieders Momenteel zijn het in Nederland vooral NGO’s die Microfinanciering verstrekken. Deze zijn meestal georganiseerd in de vorm van een stichting met een publiek belang. Ze hebben niet te maken met de toezichthouders van de financiële sector (AFM en DNB), omdat zij gebruikmaken van eigen fondsen (zie ook paragraaf 1.1) en zich alleen richten op financiering van bedrijfsactiviteiten (geen consumptief krediet). Omdat de aanbieders hun diensten in de huidige omstandigheden (relatief lage rente, hoge kosten) nauwelijks commercieel rendabel kunnen maken, zijn zij voor de dekking van hun kosten afhankelijk van subsidies en andere bronnen van inkomsten (sponsoring). Dit gebeurt momenteel op allerlei niveaus, zowel door landelijke overheden (speciale sectoren zoals de kunstsector) als door gemeentelijke overheden. Voor zover bekend worden op dit moment geen provinciale subsidies ter beschikking gesteld. Uiteraard hebben aanbieders ook te maken met de KvK en de Belastingdienst, maar dat wijkt niet af van de gebruikelijke administratieve zaken voor organisaties met een bepaalde rechtsvorm (zoals een stichting of (coop)vereniging). Het gaat hier om inschrijving bij de Kamer van Koophandel en om de belastingwetten (bijvoorbeeld btw-plicht) die hier van toepassing zijn. In dit onderzoek gaan we daar niet verder op in. Natuurlijk hebben de aanbieders enigszins indirect ook te maken met de wet- en regelgeving en vergunningen die gelden voor gebruikers (bijvoorbeeld starten met behoud van uitkering), maar dit heeft voor hen geen consequenties voor wat betreft de wet- en regelgeving die op henzelf van toepassing is. Onderstaande tabel laat zien met welke instanties een aanbieder van krediet te maken kan hebben.
6
De Wet op het consumentenkrediet (Wck) heeft als doel kredietnemers te beschermen tegen mogelijke ondeskundige praktijken van kredietaanbieders. Voor consumentenkrediet verstrekken zijn er geen regels van prudentiële (DNB) aard van toepassing en is de AFM de enige financiële toezichthouder. De volgende aspecten zijn dan van toepassing6:
7
Vergunningplicht; voordat een consumentenkrediet mag worden aangeboden, moet een vergunning worden aangevraagd. Prospectusplicht: in de prospectus staan de voorwaarden van de kredietaanbieder, waaronder de kredietsom, het termijnbedrag en - bij niet-doorlopend krediet - de looptijd. Financiële Bijsluiter: bij complexe producten moet een Financiële Bijsluiter ter beschikking worden gesteld.
Aanvullende diensten: in dit verband worden diensten als verzekeringen, pensioenen en beleggingen bedoeld.
10
Tabel 1: Instanties (Bron: Centrum voor Microfinanciering INHolland, Toezichthouders, 2008).
Instanties
Hoofdtaak
Effecten
Aandachtspunten voor beleid
DNB
Prudentieel Toezicht
Aftopping rentestand consumenten
Regels NGO's/ MFI’s
AFM
Gedragstoezicht
Beter inzicht, meer vertrouwen
Reactief beleid
11
2
Wet- en regelgeving internationaal gezien
2.1 Ervaringen in het buitenland: van stimulerend naar regulerend Om de Nederlandse wet- en regelgeving in een perspectief te plaatsen is nader onderzoek gedaan in vier landen met decennialange ervaring met Microfinanciering: Bolivia, Oeganda, Pakistan en Frankrijk. Daarnaast is een verkennende studie gedaan naar wet- en regelgeving in dertien Europese landen. Kijken we naar de West-Europese landen, die natuurlijk de meeste gelijkenis met Nederland vertonen, dan is duidelijk dat de meeste West-Europese landen pas in de afgelopen jaren de waarde van Microfinanciering hebben ontdekt. Wat aan wet- en regelgeving is ontwikkeld, dateert bijna allemaal van eind 20e eeuw, begin 21e eeuw. Alleen Ierland, Engeland en Frankrijk waren in de jaren negentig al uitermate actief op dit terrein. Maar dat was vooral op het gebied van starters- en ondernemerskrediet, zoals dit ook in Nederland in de jaren tachtig in zwang raakte. Vaak denkt men dat Microfinanciering in de zin van starterskrediet heel nieuw is in West-Europa, maar starterskrediet – ook voor kleine bedrijven – bestaat al langer. In Ierland ontwikkelde men al in 1993 de County & City Enterprise Boards (CEB’s), waarvan er tegenwoordig nog zo’n 35 bestaan. Zij werden gefinancierd door het Ministerie van Financiën en Europese fondsen (ERDF). De oorspronkelijke gedachte achter deze CEB’s was vooral banen creëren, wat gaandeweg steeds meer bedrijven ontwikkelen is geworden. Die gedachte was overigens niet nieuw. In Nederland had men in de jaren tachtig, toen werkloosheidsbestrijding door kleinbedrijfontwikkeling ook hier in zwang raakte, vele varianten op dit initiatief. Er waren door de (lokale) overheden gefinancierde instituten die gericht waren op banen creëren door kleinbedrijfontwikkeling. Eén van die instituten heette letterlijk Job Creation, dat haar bestaan ontleende aan het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen, vooral via nieuwe startende ondernemers. In de liberaliseringsslag die zich begin jaren negentig in Nederland voltrok, zijn die instellingen geheel verdwenen. In Frankrijk was men sinds eind jaren tachtig door de stuwende kracht van Maria Novak, CEO van ADIE, al gefocust op wet- en regelgeving ontwikkelen voor deze micro-ondernemers. Toch verliep de ontwikkeling in Frankrijk redelijk traag en zien we er in de jaren negentig weinig groei. Enigszins merkwaardig, want Frankrijk kampt al decennialang met hoge werkloosheid, in de meeste Europese landen in de jaren tachtig reden om een eigen bedrijf te starten (al dan niet met een uitkering) te stimuleren. Duidelijk is dat Novak in de jaren negentig vooral op het gebied van wet- en regelgeving voor kredietaanbieders maar ook in de sfeer van advisering en begeleiding van ondernemers veel weet te bereiken. Met als gevolg dat in het begin van de 21e eeuw het aantal kredietnemers van ADIE eindelijk sterk begint te groeien, al staat dat nog in geen verhouding tot de vele miljoenen mensen die inmiddels in niet-Europese landen met Microfinanciering zijn geholpen. Vooral de niet-Europese landen Bolivia, Oeganda en Pakistan hebben een heel lange traditie wat betreft Microfinanciering, waarbij het begrip Microfinanciering veel breder is dan alleen maar bedrijfsfinanciering. Financiële inclusie, toegang tot bancaire diensten, was en is in die landen nog steeds een belangrijke extra doelstelling bij Microfinanciering ontwikkelen. Door de onstuimige groei in de afgelopen decennia in deze landen en de vele duizenden Microfinancieringsinstellingen (MFI’s) ontstond in de jaren negentig de noodzaak tot regulering van de Microfinancieringssector. Dit gebeurde vooral door (internationale) NGO’s, die een beroep deden op de overheden om de Microfinancieringssector te reguleren.
12
Een bepalend onderscheid tussen Europese landen - of beter: West-Europese - en overige landen is de aanwezigheid van een sociaal vangnet. Waar niet (ontwikkelingslanden) of bijna niet zo'n vangnet (Oost-Europa) is, zie je dat de ontwikkeling en groei van aanbieders groot is. Gebruikers zijn gewend aan overleven zonder staatssteun. Alles wat daarbij kan helpen, zoals een investering om bedrijfsmatige activiteiten te ontwikkelen, grijpt men er aan. In West-Europa, waar de meeste landen een redelijk sociaal vangnet hebben, zien we dat men meer moeite moet doen om mensen tot bedrijfsmatige activiteiten aan te zetten. Verlies van (uitkerings)rechten is een belangrijke belemmering om de stap naar het ondernemerschap te zetten. In tegenstelling tot de mensen in landen zonder vangnet hebben mensen hier wél het gevoel dat ze iets te verliezen hebben. Wat opvalt in tabel 2 is dat in landen als Bolivia en Oeganda de aanbieders zich hebben ontwikkeld tot een soort bancaire instellingen, ook al hebben ze dan een ‘status aparte’. Aan de ene kant mogen ze wel spaargelden aantrekken (overigens alleen van de gebruikers), maar aan de andere kant beheren ze geen lopende rekeningen. Het zijn dus geen banken, maar ze bieden wel een volledig dienstenpakket aan. In de Europese landen (Frankrijk en Ierland, maar ook in enkele Oost-Europese landen) heeft de Microfinancieringssector een veel socialer karakter. De aanbieders richten zich vooral op specifieke achtergestelde groepen en zijn gericht op sociale inclusie. Door de grote nadruk op het maatschappelijk karakter is er van financiële zelfstandigheid bij de aanbieders nog geen sprake. Het is ook om die reden dat banken huiverig zijn om in de markt van Microfinanciering te stappen. Ze zien er simpelweg geen brood in.
13
Tabel 2: Focuspunten landenstudies (Bron: Centrum voor Microfinanciering INHolland, Landenstudie (verricht in Oeganda, Pakistan, Bolivia, Frankrijk, Ierland en Nederland), 2008).
Landen van studie
Focus aandachtspunten
Saillante punten
Bolivia
Groei sector → Ontwikkeling wetgeving refererend aan NGO’s/MFI’s/banken
Wetgeving leidt tot opkomst van quasibanken met spaar/depositofaciliteiten, MFI met spaargelden
Oeganda
Current account-mogelijkheden beperkt/niet mogelijk Rol NGO’s verkleind door sterkere regulering
Pakistan
Frankrijk Ierland
Groei sector → Ontwikkeling regulatory framework
Regulering rol NGO’s en banken
Lobbywerk vanuit NGO’s en groei sector (reacties) → aanpassing bestaande sociale wetgeving en bankwetten
Starterskrediet → toegankelijker maken
Autonome ontwikkeling door NGO’s in Microfinancieringssector
Stimuleren sociale participatie met speciale regels Vrijgeven rentes Speciale ondersteuning doelgroepen
Nederland
Wetgeving/regels (bankwetten/sociale wetten/belasting) en mogelijke rol ten aanzien van Microfinanciering
Bankwetten geen effect Regelgeving vooral gericht op selectieve groepen, beperkt in omvang Gesubsidieerd inefficiënt aanbod Ontbreekt stapsgewijze ontwikkeling, vanuit jarenlange werkloosheid naar ondernemerschap
2.2 Regulering Microfinancieringssector: wens of noodzaak? Microfinanciering is in de meeste ontwikkelingslanden gestart vanuit een behoefte (vooral bij NGO’s) om mensen die geen werk en geen/weinig inkomsten hadden mogelijkheden te bieden om een bron van inkomsten te genereren. Overal en nergens ontstonden ‘income generating projects’ (IGP's) gefinancierd met leningen en giften. Aangezien er geen regels bestonden voor de leningen, ontwikkelden betrokken NGO’s hun eigen systemen. Het is niet verwonderlijk dat in Oeganda, Bolivia en Pakistan NGO’s een beroep deden op de overheid om tot regulering te komen. In Bolivia omdat de Microfinancieringssector er in de jaren negentig een dusdanige vlucht had genomen dat de omvangrijke geldstromen in deze sector regulering noodzakelijk maakten. In Pakistan en Oeganda was het vooral een lobby van internationale NGO’s, die allerlei ‘ongewenste’ aanbieders op de markt zagen komen. Tegelijk was er de noodzaak om tot regulering te komen, omdat de Microfinancieringsinstellingen ook steeds meer met spaargelden gingen werken en er een noodzaak was tot bescherming van spaargelden. In Frankrijk was de regulering vooral gericht op de markt ontwikkelen. Hoewel ADIE (de belangrijkste MFI) al in
14
1989 gestart is, is de grote vlucht pas in de afgelopen tien jaar gekomen. Wet- en regelgeving in Frankrijk is pas in de eerste vijf jaar van deze eeuw tot stand gekomen. 20% van de 50.000 klanten die ADIE in bijna twintig jaar geholpen heeft, heeft vorig jaar een lening gekregen. Bolivia en Oeganda zijn typische voorbeelden van landen waar door wildgroei (aan NGO’s) een dringende noodzaak tot regulering was ontstaan. Ondanks hun grote voorsprong in tijd (vergeleken met andere landen) zien we dat het vrij lang duurt om tot regelgeving te komen, omdat veel partijen betrokken zijn en gehoord worden. Vooral het Oeganda-landrapport geeft een inkijkje in de enorme hoeveelheid benodigde processen en procedures om in zo’n situatie te komen tot adequate regelgeving. De meeste wet- en regelgeving komt uiteindelijk in het begin van de 21e eeuw tot stand. Vooral Frankrijk heeft zich in de laatste vier, vijf jaar enorm gemanifesteerd en is met een reeks van maatregelen gekomen. Niet alleen om de Microfinancieringsinstellingen te faciliteren en te reguleren, maar vooral ook om voor gebruikers de nodige maatregelen te nemen. Twee zaken springen in het oog in dit reguleringsproces: a. De opzet van een APEX-organisatie/-fonds als stimulator van de ontwikkeling van de sector Overheden dachten met de opzet van een alles overkoepelende organisatie (APEX) in één klap de sector te kunnen reguleren en faciliteren. Uiteindelijk blijkt die ambitie te hoog gegrepen. De APEXorganisaties blijken uiteindelijk een beperkte rol te spelen. Dat komt vooral omdat door de regulering (bijvoorbeeld in Bolivia en Oeganda) maar enkele sterke partijen (MFI’s) overblijven die weinig steun nodig hebben, terwijl de overige (NGO’s) zo klein en verspreid zijn dat de APEX-organisatie daaraan nauwelijks iets kan bieden. In Bolivia zijn het uiteindelijk twee partijen die het leeuwendeel van de markt voor hun rekening nemen, in Oeganda zijn dat vijf partijen. b. De oprichting van een toezichthouder De opzet van een toezichthouder leidt tot een sterke kwaliteitsverbetering van de sector. Zowel in Bolivia als in Oeganda zien we dat door de rapportage- en auditsystemen de sector zich vooral in beheer en controle sterk ontwikkeld heeft. Portfolio regulations (voldoende diversificatie), credit risk management, liquiditeit en het ontstaan van Bureaus voor Krediet Registratie geven aan hoe de sector professionaliseert. Wel constateren de landenrapporten dat deze ontwikkeling waarschijnlijk ook heeft geleid tot uitsluiting van een deel van de vraag. De strenge eisen van de toezichthouders leiden ertoe dat de aanbieder ook strengere eisen aan de gebruikers stelt, zodat zijn leningenportfolio blijft voldoen aan de eisen van de toezichthouder.
2.3
Regelgeving nader bekeken
2.3.1 Het recht om spaargelden te beheren De belangrijkste belemmerende maatregel voor de ontwikkeling van aanbieders, zeker in ontwikkelingslanden (die veel verder zijn als het gaat om kredieten commercieel aanbieden), is het recht om spaargelden te beheren. Een recht dat voorbehouden is aan banken, die daarvoor aan een aantal strikte voorwaarden moeten voldoen. Omdat de Boliviaanse Microfinancieringssector over voldoende donorgelden kon beschikken, was het recht om spaargelden te beheren door andere organisaties dan banken er nooit een issue. Pas sinds 2008 zijn non-profit non-banking institutions gerechtigd om onder bepaalde voorwaarden spaargelden te beheren. Oeganda is met een speciale vorm gekomen: de Microfinance Deposit Institutions (MDI's). Dit zijn MFI’s die onder strenge controle staan van de Centrale Bank van Oeganda wat betreft het beheer van ‘deposits’.
De Pakistaanse overheid geeft gelijk het goede voorbeeld door de opzet van een MicroFinance Bank,
15
die gelicenseerd is om de meeste bankfuncties te vervullen. Deze bank mag leningen verstrekken tot $ 2.205. Dat zorgt er aan de ene kant voor dat de bank zich niet van haar missie kan vervreemden, aan de andere kant leidt dit nu tot discussie over de vraag of de bank wel ‘financially sustainable’ is. Men kijkt daarbij met een schuin oog naar de Grameen Bank in Bangladesh, die met de jaren steeds grotere leningen verstrekt. Het is een aloude discussie over de rol van de microfinanciers. Velen vinden dat hun primaire rol een sociale rol is: krediet beschikbaar maken voor mensen die anders geen toegang tot krediet hebben.
In een aantal Europese landen is het recht om spaargelden aan te trekken niet eens aantrekkelijk. Dit vanwege de ‘spread’, het verschil tussen de te betalen rente op spaartegoeden en de te ontvangen rente op leningen. Het Franse ADIE is nog steeds zo afhankelijk van donorgelden dat zelfs spaarmiddelen aantrekken voor haar nog te duur is als financieringsbron. ADIE kan uit haar leningoperaties ongeveer 25% van haar kosten dekken.
2.3.2 Geen beperking voor de hoogte van rente op leningen Rentevoeten kennen doorgaans geen beperkingen. Alleen in Frankrijk bestond een maatregel om woekerrentes te voorkomen, maar deze is in 2005 afgeschaft. Tegelijkertijd zie je dat ook in een aantal niet-westerse landen commerciële partijen Microfinanciering hebben ontdekt en leningen op de markt brengen met hoge tot zeer hoge rentes. Deze leiden wel tot financiële zelfstandigheid en winstgevendheid, maar het is daarbij de vraag of de partijen de gebruiker niet ouderwets uitbuiten vanwege zijn onbekendheid met de kredietsystemen. Terwijl de gebruiker nog denkt dat het om een lening met een ‘faire’ rente gaat, hanteren de partijen woekerrentes. Daardoor is de discussie over woekerrentes opnieuw opgelaaid, zeker nu een aantal van deze commerciële aanbieders substantiële winsten behaalt en zich niet druk maakt over de gevolgen. Waar de concurrerende werking van de financiële markten voldoende is (dat is het geval in de meeste Europese landen), is woekerrentes voorkomen minder relevant.
2.3.3 'Collateral' beperking in ontwikkeling Microfinanciering De Microfinancieringssector onderscheidt zich doorgaans van de normale banksector doordat traditionele zekerheden in de Microfinancieringssector ontbreken. Door de regulering van de Microfinancieringssector gaan aanbieders van Microfinanciering steeds meer op banken lijken en krijgen ze als zodanig ook steeds meer te maken met bancaire vereisten. Zo werd de MFI-ontwikkeling in Bolivia beperkt door de bancaire vereiste dat de uitstaande ongedekte loanportfolio (wat gold voor de meeste leningen) niet hoger mocht zijn dan zijn totale eigen vermogen. Uiteindelijk is een uitzondering gemaakt voor de leningenportfolio's die met groepgaranties worden uitgegeven. Waarschijnlijk zal de huidige kredietcrisis aanleiding zijn om hiermee weer restrictiever om te gaan.
2.3.4 Gelden van derden aantrekken De kwestie van middelen aantrekken door MFI’s is door alle landen geadresseerd. Er zijn twee opties. Of je zet een fonds op dat middelen aan de MFI’s kan verstrekken (Pakistan, Bolivia) of je ontwikkelt wet- en regelgeving die het mogelijk maakt dat MFI’s gelden lenen van derden (Frankrijk, Pakistan, Oeganda). Een volledig overzicht van de ontwikkeling van de wet- en regelgeving per land is te vinden in Annex I. Annex II tot en met V bevatten de samenvattingen van de afgenomen landenstudies.
16
3
Is de Nederlandse markt klaar voor Microfinanciering?
De aanbieders van Microfinanciering in Nederland zijn in opmars, maar er zijn ook bestaande kredietaanbieders die Microfinanciering in hun diensten hebben opgenomen. Een goed voorbeeld van stichtingen die Microfinanciering aanbieden, zijn HandsOn en Kunstenaars&Co. Sommige commerciële banken, zoals Triodos Bank, verstrekken in samenwerking met Kunstenaars&Co kredieten aan micro-ondernemingen. Het verschil tussen al deze aanbieders betreft vaak niet de diensten maar de doelgroep. Toch is het aantal verstrekte kredieten tot op heden zeer beperkt. Deze lopen slechts in de honderden.
3.1 Wie zijn de aanbieders van Microfinanciering? Nederland kent veel verschillende soorten kredietaanbieders. Bijvoorbeeld commerciële banken, internetbanken (bijvoorbeeld Bizner Bank), Gemeentelijke Krediet Banken (GKB), pilots van SZW, gemeentelijke projecten en NGO’s die 'microkredieten' aanbieden (zie tabel 3). In dit rapport spreken we van MFI’s als de kredietinstelling Microfinanciering verstrekt, zoals microkrediet voor een onderneming starten. De meeste verstrekkers van Microfinanciering in Nederland zijn stichtingen en overheidsinstellingen die het primair gaat om ondersteuning van een bepaalde doelgroep en daartoe veelal leningen aanbieden onder de gemiddelde marktrente. Zij streven dan ook geen financiële zelfstandigheid na. De instellingen die Microfinanciering verstrekken, zijn stichtingen, NGO’s, gemeentelijke projecten (SZW) en pilots van het Ministerie van Economische Zaken. Het aanbod heeft nog sterk een hulpkarakter en is er vooral op gericht de bediende gebruikersgroep bedrijfsmatige activiteiten te helpen ontwikkelen. De instellingen gaan er daarbij primair van uit dat deze hulp (krediet en nietfinanciële ondersteuning) alleen haalbaar is met subsidiëring of sponsoring.
Het gevolg is dat de efficiëntie van de ondersteuning minder bepalend is dan de kwaliteit van de ondersteuning. Hoewel niet uitputtend geeft tabel 3 een overzicht van de instellingen en banken die microkrediet verschaffen of met een microkredietprogramma werken of gewerkt hebben. Uit de vermelde aantallen zal duidelijk zijn dat in Nederland het bankwezen nauwelijks microkredieten verschaft en dat vooral NGO’s en de publieke sector de sector beheersen.
17
Tabel 3: Kredietaanbieders Nederland (Bron: Centrum voor Microfinanciering INHolland, 2008).
Aanbieders Microfinanciering
Aantal
Aantal leningen uitgezet 2007
2007
NGO Microfinancieringsprogramma
4
68
MFI’s gespecialiseerd in 8 Microfinanciering
1
13
In 2009 komen er twee instellingen bij (Qredits en Microfin) Publieke programma’s Microfinanciering landelijk
1
61
10
81
(Municipal) banken met Microkredietprogramma
2
5
Algemene banken met Microkredietprogramma
1
10
Algemene banken
6
n.a
Internetbanken met Microkredietprogramma
11
n.a
Totaal
36
238
Publieke programma’s Microkrediet lokaal
Op dit moment is er een groeiende tendens om de kredietverstrekking en administratieve afhandeling in ieder geval via de bank te laten lopen. Zo werkt een aantal publieke programma’s en NGO’s nauw samen met banken. Ondanks die samenwerking en vaak ook garantstelling of borgstelling is de bancaire sector in Nederland terughoudend. In een aantal gevallen staat deze sector zelfs afwijzend tegenover Microfinanciering. Of zoals Dorien Putman van de ASN het verwoordde: 'Al zou ik tien miljoen gegarandeerd krijgen van de overheid om microkredieten te verstrekken, dan nog zou dat in
8
Momenteel is er maar één instelling, HandsOn, die gespecialiseerd is in het Microfinancieringsprogramma.
18
de huidige situatie niet werken.' Het is een van de redenen waarom het Besluit Borgstelling MKB Kredieten (BBMKB) mondjesmaat wordt gebruikt. Aan de garanties zitten namelijk voorwaarden, die vooral veel werk (in termen van monitoring en supervisie) voor de bank inhouden. Als de bank haar taak verzaakt, komt de garantie niet af, terwijl veel tijd investeren in monitoring de winstgevendheid in gevaar brengt. Zie daar het bankiersdilemma.
3.2
Waar lopen de aanbieders van Microfinanciering tegenaan?
De aanbieders van Microfinanciering die hebben deelgenomen aan het kwalitatieve onderzoek (Annex VI), hebben een aantal belemmeringen benoemd. Deze belemmeringen bevinden zich vooral op uitvoeringsniveau, zoals de instroom van klanten, ondernemingsplannen toetsen en vrijwillige en betaalde coaching. En niet in de laatste plaats de financiering van de operaties. De aanbieders zijn vooral stichtingen, overheidsinitiatieven op gemeentelijk niveau of pilots van het Ministerie van Economische Zaken. Deze initiatieven hebben moeilijkheden met gelden aantrekken en zijn afhankelijk van overheidssubsidies of donorgelden. Er is geen sprake van financiële zelfstandigheid.
De belemmeringen, zoals die in de interviews naar voren zijn gekomen, spelen vooral op organisationeel niveau en zijn niet zozeer bepaald door wet- en regelgeving. Deze passen daarom niet goed binnen de context van dit rapport. Volledigheidshalve hebben we in Annex VII een overzicht met de genoemde belemmeringen opgenomen om een idee te geven van waar aanbieders tegenaan lopen, zoals communicatie met de doelgroep en instroom van klanten. Saillant detail in dat verband is de televisiereclame waarmee een van de NGO’s (Kunstenaars&Co) recentelijk gestart is. Met wet- en regelgeving heeft het in ieder geval weinig van doen.
19
4
Aandachtspunten
De Nederlandse markt voor Microfinanciering is in verhouding tot die in een groot aantal 9 10 ontwikkelingslanden en sommige Europese landen beperkt in omvang. Het aantal aanbieders is bescheiden en het aantal leningen per aanbieder beperkt. De leningen worden vooral aangeboden door organisaties en overheden die zich richten op specifieke sectoren (kunstenaars, uitkeringsgerechtigden) en de beschikking hebben over subsidies of andere (gratis) middelen. Dergelijke leningen commercieel aanbieden is in de Nederlandse context nog niet haalbaar. Uit de recente studies naar vraag en aanbod met betrekking tot Microfinanciering in Nederland blijkt dat de markt van gebruikers is op te delen in drie groepen: micro-ondernemers, zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) en mensen die een aanvullend inkomen willen generen. In het gebruikersrapport hebben we ook nog een onderscheid gemaakt naar uitkeringssoort, maar dat is binnen dit bestek niet relevant. Hoewel er een potentiële groei is in de markt voor Microfinanciering, leidt dat niet noodzakelijkerwijs tot meer aanbieders. Een deel van deze vraag is op te vangen door bestaande formele financiële instellingen en banken (waaronder mogelijk ook een aantal GKB’s), informele investeerders en familie en vrienden. De omvang van de markt is te beperkt om te verwachten dat in Nederland gespecialiseerde Microfinancieringsbanken zullen ontstaan. Stimulerende regelgeving is daarom niet nodig. Als men een speciale Microfinancieringsbank zou willen opzetten, kan dit binnen de bestaande wetgeving. Jaarlijks komen er nu zo’n 100.000 nieuwe starters bij, van wie bijna 90% ZZP’er is. Ruim 20% van deze groep sluit een banklening af, maar natuurlijk heeft een veel groter percentage starters behoefte aan speciale financiële instrumenten (leningen, verzekeringen, garanties, betaalmogelijkheden). Een deel van deze diensten kunnen bestaande marktpartijen leveren (verzekeringen en betaalmogelijkheden). Vooral kleinere leningen (lang- en kortlopend) en garanties zijn producten die Microfinancieringsinstellingen kunnen leveren. Gelet op het kostenniveau in Nederland en de omvang van de markt kan men aannemen dat er plaats is voor twee à drie gespecialiseerde, landelijk opererende Microfinancieringsinstellingen. De bestaande wet- en regelgeving stelt partijen in staat dergelijke instellingen op te richten. Ook als partijen een kleinere organisatie op plaatselijk niveau willen oprichten, voldoet de bestaande wet- en regelgeving. Het aantal mensen dat een aanvullend inkomen wil genereren, is zeer groot en divers. De benodigde bedragen zijn relatief laag en eventueel te maken marges zijn eveneens laag (maatschappelijk gezien is het niet acceptabel om deze categorie zeer hoge rentes te vragen). Om deze groep te bedienen zijn kosteneffectieve systemen nodig. Gebruikmaken van IT en internet biedt hier uitkomst. Het is te verwachten dat private aanbieders spoedig deze markt zullen betreden. In sommige gevallen is dit al aan de gang met initiatieven zoals Booper. De huidige regelgevers staan nog terughoudend tegenover deze ontwikkeling. Het is echter raadzaam om te bepalen of men deze ontwikkeling accepteert en wil stimuleren en eventueel reguleren. Er blijven enkele indirecte punten over waarvoor nadere regelgeving nuttig kan zijn. In het bijzonder voor klanten beschermen, de rentepercentages en de kwaliteit van de coaching (zie tabel 4).
9
Denk bijvoorbeeld aan Afrika, Zuid-Amerika en Azië.
10
Frankrijk, Ierland en Oost-Europa.
20
Tabel 4: Punten van aandacht voor de Microfinancieringssector (Bron: Centrum voor Microfinanciering INHolland, 2008).
Punten van aandacht
Toelichting
Bescherming van klanten (noodzakelijk?)
De klanten van aanbieders van Microfinanciering zijn geen consumenten maar ondernemers. Van ondernemers verwacht men dat ze de nodige kennis in huis hebben en niet beschermd hoeven te worden. Is dit wel zo? Kun je iemand die vijf jaar in de bijstand zit en de volgende dag een bedrijf begint, bestempelen als een echte ondernemer die niet beschermd hoeft te worden? Moet er wel of geen bescherming komen van de klanten van microfinanciering? Wie kan dit als toezichthouder eventueel op zich nemen?
De rentepercentages Er is alleen een renteplafond als er sprake is van een consumptief krediet. Een bedrijfskrediet kent geen renteplafond. In hoeverrre moet ook de gebruiker van microkrediet beschermd worden? Coaching
Coaching beschouwt men als essentieel, maar men stelt geen kwaliteitseisen waaraan een coach moet voldoen. Bovendien is een coach voor veel micro-ondernemingen onbetaalbaar. Zijn extra regelgeving/ondersteuning en regulering noodzakelijk?
21
5 Conclusies De vooronderstelling van dit onderzoek was dat bestaande wet- en regelgeving belemmerend zou zijn of worden als de Microfinanciering een vlucht zou nemen in Nederland. Die vooronderstelling is ongegrond. De gemiddelde Nederlandse aanbieder van microkrediet heeft niet te maken met het toezicht van de AFM en DNB, omdat hij zich beperkt tot bedrijfskredieten en zijn financieringsmiddelen vooral bestaan uit projectgebonden fondsen, giften en subsidies. Hoewel consumptief krediet wel wordt aangewend voor bedrijfsactiviteiten, onttrekt zich dat volledig aan ons oog. In dit bestek hebben we dan ook niet nader gekeken naar de Wet op het consumentenkrediet, omdat de aanbieders van Microfinanciering zich feitelijk alleen maar richten op bedrijfsproducten of -activiteiten financieren en er dus altijd sprake is van een zakelijk krediet. Microfinanciering in ontwikkelingslanden heeft meer betrekking op financiële inclusie in plaats van op sociale inclusie. Daardoor is in die landen een sterke ontwikkeling op gang gekomen om MFI’s te reguleren en onderdeel te maken van het financiële bestel. In Nederland zit microkrediet veel meer in de sociale sfeer en hebben de kredieten ook veel meer een sociaal karakter (lage feitelijk verliesgevende rente). Winstgevendheid van de instelling is ondergeschikt aan het belang om ‘betaalbare’ kredieten te verstrekken. Het aantal leningen in Nederland dat onder de noemer microkrediet wordt verstrekt, is zeer bescheiden te noemen, terwijl in diverse onderzoeken een substantiële potentie is voorzien van enkele tientallen duizenden. Aan de ene kant is er sprake van een mismatch tussen aanbod en vraag (aanbieders richten zich op specifieke groepen), aan de andere kant geven de aanbieders aan er onvoldoende in te slagen deze groep daadwerkelijk te bedienen. Tegelijk is het onze overtuiging, ook al blijkt die niet uit dit onderzoek, dat veel startende bedrijven gebruikmaken van privéleningen of niet-bedrijfsmatig geld van derden. Geld lenen met een regulier inkomen (bijvoorbeeld via een partner of op basis van eigen parttime inkomen) is vele malen makkelijker dan een bedrijfslening verwerven.
22
Literatuurlijst Artikelen & achtergronddocumenten: EMN. (2004-2005). Overview of the microcredit sector in Europe. Working paper. Evers, J., Jung, M. & Lahn, S. (2007). Status of microfinance in Western Europe. An academic review. EMN Issue Paper. McKinsey & Company. (2008). 21minuten.nl. Achtergronddocument & tabellen. Raad voor Microfinanciering. (2007). Achtergronddocument. Bij het Advies van de Raad voor Microfinanciering. Robinson, M.S. (2008). Course & course material. Commercial microfinance. Dynamics of the present and the future. Rosenberg, R. & Lyman, T. (2008). Course & course material. Regulation, policy and supervision.
Boeken: Belastingdienst. (2008). Handboek ondernemen. Bos, A. de & Coebergh, H.P.Th., Olden, H. van & Bartelings, P. (2008). Regels voor de toekomst. Kansen voor een duurzaam ondernemend Nederland. Schiedam: Scriptum. Lijst van Contribuanten. Dasselaar, A. (2009). Handboek voor de ZZP’er. Uitgeverij Van Duuren Media. Maanen, G. van. (2004). Microcredit. Sound business or development instrument. Hoevelaken: SGO. Wet financieel toezicht, Wft. (2008).
Onderzoeksrapporten: AMAN Consulting. (2008). Study on legislation and regulations governing microfinance industry and its users. Landenstudie Pakistan. Botero, R. (2008). Study on legislation and regulations governing microfinance industry and its users. Landenstudie Bolivia. EMN. (2008). Study on legislation and regulations governing microfinance industry and its users. Landenstudie Frankrijk. Expert Group Report. (2007). The regulation of microcredit in Europe. Friends Consult. (2008). Legislation and regulation affecting the microfinance industry and its clients. Landenstudie Oeganda. Kamer van Koophandel. (2007). Startersprofiel 2007. Molenaar, N. (2006). Microkredieten in Nederland. 'Een nog onontgonnen gebied'. FACET BV. Molenaar, N. (2007). Microfinance in the Netherlands. Uncharted territory. Opportunities and
23
challenges. FACET BV. SEON. (2008). Microfinance market study in the Netherlands. Wessels, J.A. & Vroonhof, P.G.M. (2003). Zelden Zo Populair. EIM.
Websites: Belastingdienst. (2008). www.belastingdienst.nl. CGAP. (2008). www.cgap.org. European Microfinance Network. (2008). www.european-microfinance.org. FNV Zelfstandigen. (2008). www.fnvzzp.nl/nl/advies. Kamer van Koophandel. (2008). www.kvk.nl. Microfinance Gateway. (2008). www.microfinancegateway.org. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (2008). www.minszw.nl. Platform Zelfstandige Ondernemers. (2008). www.pzo.nl. Vereniging van ZZP’ers. (2008). www.vzzp.nl.
24
Over Centrum voor Microfinanciering INHolland Het Centrum voor Microfinanciering INHolland is onderdeel van het Lectoraat Microfinanciering en Kleinbedrijfontwikkeling. Het lectoraat, met als lector Klaas Molenaar, behoort tot Hogeschool INHolland Den Haag en wordt ondersteund door het VSBfonds. Het Centrum voor Microfinanciering INHolland is het onderzoeksbureau dat voor de Nederlandse markt alle data over Microfinanciering en de operationele sector hiervan binnen Nederland verzamelt. Deze data gebruikt het centrum voor wetenschappelijk of praktijkgericht onderzoek. Daarbij maken wij een koppeling met het onderwijs. Ons doel is praktijkgerichte en toegepaste onderzoeks- en onderwijsprogramma's op het gebied van Microfinanciering opzetten, ontwikkelen en uitvoeren binnen Hogeschool INHolland en Nederland. Ons doel: kennis inzetten voor een duurzame, eerlijke en cultureel diverse sociaaleconomische ontwikkeling. Daarbij gaan we uit van het principe ‘Er is veel kennis uit het zuiden bruikbaar voor het noorden’.
25
Annex I Wet- en regelgeving buitenlandstudie Tabel 5: Wet- en regelgeving buitenlandstudie (Bron. Centrum voor Microfinanciering INHolland, 2008).
Wet- en regelgeving Gebruikers Microkrediet Europa Oostenrijk
Stimulerend
Regulerend/beperkend
Garanties leningen tot
Geen
€ 25.000 per 1 juli 2008 België
Bulgarije
Finland
Duitsland
Terugvallen op WWrechten bij mislukking (tot 6 jaar) Terugvallen op bijstand bij mislukking (tot 9 jaar) Starten met behoud van uitkering (6 maanden) Speciale microleningen tot € 20.000 Speciaal programma voor vrouwelijke ondernemers Lokale autoriteiten mogen onder de ‘act of social credit’ krediet geven aan mensen met een laag inkomen zonder toegang tot andere financiële instellingen 9 maanden met behoud van uitkering + € 300 toeslag per maand voor reguliere uikeringen
Onderwijsniveau vereist (6 jaar) Ondernemerskwaliteiten bewijzen door diploma’s of praktijkervaring Geen renteplafonds bedrijfsleningen
Rentepercentage niet hoger dan tweemaal het gemiddelde in de sector of hoger dan het gemiddelde + 12 percentpunten
24 maanden + 50% additioneel bedrag voor WWuitkeringen Hongarije
Sinds 2003 kunnen starters financiële steun krijgen via overheidsprogramma’s, zowel voor financiering van sociale zekerheidsbijdragen als voor renteloze leningen
Italië
Nettowinst in eerste drie jaar belast met 10% belasting als winst lager is dan € 30.987 per jaar, geen medewerkers in dienst en investeringen in voorgaande drie jaren lager
Steunmaatregelen voor:
Start-ups exclusief Bv/nv Starters in door EU bepaalde achtergebleven regio’s
26
dan € 15.000 Geen btw-afdracht Garantiefonds voor microondernemingen Microkredietfonds voor ondernemers onder 25 jaar of - indien afgestudeerd - onder 29 jaar
Medewerkers start-up zijn in de regio wonende werklozen Alleen voor productie- en dienstensectoren Rentepercentage niet meer dan tweemaal de gemiddelde marktrente
Alleen mensen die voor hun ontslag minimaal twaalf maanden in een organisatie hebben gewerkt, kunnen in aanmerking komen voor werken met uitkering Ierland
35 County & City enterprise boards (CEBs) bieden training, mentorbegeleiding en advies voor starters/microondernemers
Geen renteplafonds
Financiële steun haalbaarheidsstudies tot € 5.000 Financiële bijdrage per medewerkers tot € 7.500 Bijdrage investeringen tot 50% Bijdrage aandeelkapitaal tot € 75.000 Speciale financiële en niet-financiële steun voor werklozen Vrijstelling van btw met omzet lager dan € 27.500 voor diensten en € 55.000 voor producten Behoud van uitkering tot vier jaar Uitkering wordt jaarlijks verminderd Ook fondsen voor training en bedrijfsgerelateerde kosten Individueel huishouden beneden bepaalde drempel komt in aanmerking voor secundaire steun (brandstoftoelage, kerstbonus, et cetera) ‘Seed capital relief scheme’ voor belastingteruggave van betaalde IB tot zes jaar terug bij hoge investeringen voor
27
zowel werkenden als werklozen (tot maximaal € 100.000) Polen
Kredietfonds met publieke middelen voor leningen tot € 30.000
Roemenië
Microloans tot € 25.000
Spanje
Microkredietprogramma voor ‘socially excluded’. Voor mensen zonder ‘collateral’, werklozen, ouderen, eenoudergezinnen, immigranten, vrouwen, invaliden.
Leningen niet voor ondernemingen in moeilijkheden in de betekenis van de richtlijnen voor staatssteun voor bedrijven redden en herstructureren
Inkomenssteun gedurende transitie voor werklozen en bijstandsgerechtigden Slowakije
Opzet van one-stop shop voor ondernemers voor alle bedrijfsregistratie
Engeland
Leningen voor microondernemingen
Plafond rentepercentage is maximaal 2% per maand
Persoonlijke leningen vanuit sociale inclusie Versimpeling registratiebedrijf met winst minder dan € 310.000 Garantielening tot 75% Starten met behoud van uitkering mogelijk tot zes maanden Persoonlijk adviseur tot twee jaar voor uitkeringsgerechtigden, winst gedurende uitkeringsfase beheerd door een persoonlijk adviseur Training ondernemingsplan ontwikkelen
28
Annex II Samenvatting wet- en regelgeving Bolivia 1. Introductie NGO’s werden steeds belangrijker in financiële diensten (microkrediet). In de jaren negentig ontwikkelden de NGO’s zich tot substantiële financiële dienstverleners die grote sommen geld verhandelden. Het werd noodzakelijk om deze apart te reguleren.
2. Resoluties In mei 1995 is een Supreme Decree uitgevaardigd. Deze regulerende maatregel is gericht op de ontwikkeling van Private Finance Funds (FFP in het Spaans) die micro- en mediumondernemingen ondersteunen. De NGO’s die deze stap maakten, werden daarmee gepromoveerd tot (bijna) een bank en mogen onder meer spaargelden en remittances beheren, transacties doen en salarisdeposito’s beheren. De FFP helpt de klant ook bij de juiste documentatie, zoals balansen en financiële projecties. De FFP’s waren wel onderhevig aan dezelfde regulerende voorwaarden als de banken. In december 1996 werd een Supreme Decree uitgevaardigd om credit Unions tot onderdeel van het financieel systeem te maken. Regelt kapitaalvereisten, activiteiten die de Union mag doen en evaluatie and rating of loanportfolio’s. In december 2001 is een gewijzigde bankwet van kracht die de minimumeisen voor FFP's vaststelt, waaronder controlesystemen, inspecties en boetes. Om flexibel te kunnen zijn en te passen binnen een adequaat legaal raamwerk moeten FFP's omgevormd worden tot limited companies die vallen onder de Code of Commerce. Sinds maart 2008 vallen financiële NGO’s onder hetzelfde regulerende raamwerk als andere financiële instellingen onder de naam 'non-profit niet-bancaire financiële instellingen'. Behalve krediet mogen deze instellingen nu andere financiële diensten aanbieden, waaronder beheer van spaargelden, mits ze voldoen aan normen voor transparantie, goed bestuur en regelgeving. Voor de klanten is het sinds 1995 ook mogelijk om via Customer Service (SARC) klachten in te dienen, die binnen een vastgestelde tijd beantwoord dienen te worden. Klachten en resoluties dienen aan de toezichthouder (SBEF) te worden gerapporteerd. 3. Second Floor Banking Instituties Second Floor Banking Instituties voorzien FFP’s, Co-ops en NGO’s van financiële middelen. Er zijn er drie opgericht: a. Fondesif financiert NGO’s in gebieden die door natuurlijke rampen zijn getroffen. b. Nafibo, nu onderdeel van de BDP (Banco de Desarollo Productivo), is deels particulier en deels publiek. Fondsen beperkt. c. FDC voor het platteland. Is gestopt. 4. Lessen a. Regel geen kredieten voor specifieke sectoren of economische activiteiten. b. Rente moet marktconform en kostendekkend zijn. c. Financiële diensten moeten een bepaalde kritische massa hebben om de kosten te dekken.
29
d. Goed financieel management is cruciaal. Goed getraind personeel, duidelijke strategie, excellente klantenservice. e. MFI moet winstgevend zijn om te expanderen en groei te realiseren. f. MFI moet zich beperken tot alleen financiële diensten. g. MFI moet zich niet beperken tot slechts een financiële dienst, bijvoorbeeld krediet. h. Gebruik moderne techniek is essentieel voor succes. i. Goed bestuur en eigendomsstructuren van de instelling. j. Overheidssteun en wet- en regelgeving moeten adequaat zijn. 5. MFI-sectorontwikkeling - In 1995 200.000 actieve leners, van wie een derde deel door twee grote MFI's wordt uitgezet. - In 2006 580.000 actieve leners door 18 MFI's. - Loan size: $ 400. - Poverty rate: 70%. - GDP growth rate: laatste vijf jaar 0,2% per annum. - Per Capita: $ 800.
30
Annex III Samenvatting wet- en regelgeving Pakistan 1. Introductie Wet- en regelgeving voor MFI’s werd in de jaren negentig geïnstigeerd door de Aga Khan Foundation, die haar kredietactiviteiten tot een speciale bank wilde omvormen en op zoek was naar passende wet- en regelgeving. Internationale ervaring toonde aan dat Microfinanciering erg geschikt was voor armoedebestrijding en tegelijkertijd een verdieping van de financiële sector mogelijk maakte. 2. Resoluties Not for profit NGO's zijn geregistreerd onder sectie 42 van de securities and Exchange Commission van Pakistan en vrijgesteld van inkomstenbelasting. In 1999 richtte de GoP een apexinstelling op, de Pakistan Poverty Alleviation Fund (PPAF), om te verzekeren dat het fonds beschikbaar zou zijn voor NGO-MFI’s. In 2001 wordt de Microfinance Institutions Ordinance van kracht en richt de GoP de Microfinance Bank (MFB) op. De bank is gelicentieerd om bankzaken te doen, inclusief deposits en remittances. Zij mag alleen niet in vreemde valuta handelen en mag maximaal $ 2.205 per cliënt lenen. Er zijn nu MFB's, gelicentieerd door de State Bank of Pakistan, en niet gelicentieerde MFI’s, gereguleerd door de Societies Act of door de Securities en Exchange Commission van Pakistan, beter bekend als de NGO Microfinance Institutions. Tegelijk zijn de Prudential Regulations voor MFB ingesteld. 3. Suggesties voor aanvullende regelgeving a. Clearing house membership. b. Scheduled Bank Status, impliciete garantie dat de financiële entiteit robuust is. c. Provisie voor verliezen op leningen kan omlaag, bijvoorbeeld van 2% naar 1,5%, zoals in Bolivia of Ghana. d. Lenen tegen Receivables: MFB's kunnen niet op basis van hun activa leningen aantrekken, tenzij ze vrijstelling krijgen. Deze regels beperken de capaciteit van MFB's om commerciële leningen aan te gaan om te groeien. De toezichthouder is van mening dat de MFB’s hun deposits daarvoor moeten gebruiken. e. Het plafond per lening i.e. $ 2.205 is te laag om financieel gezond te opereren. Het plafond voor microleningen zou minstens tweemaal zo hoog moeten zijn. 4. MFI-sectorontwikkeling: - In 1999 60.000 actieve leners. - In 2005 600.000 actieve leners. - De groei is sterk, maar de sector bedient slechts 6% van de totale potentiële groep. - Loan size: $ 170- $ 300. - 18 MFI’s bedienen 95% van alle microkredietnemers, vooral sterke groei rurale sector. - Poverty rate: 23-28%.
31
- GDP growth rate: 7% per annum in de laatste vier jaar. - Per Capita: $ 2.942.
Annex IV Samenvatting wet- en regelgeving Oeganda 1.
Introductie
Vanaf 1996 zijn de grotere MFI’s en enkele donoren begonnen met lobbyen voor regulering, vooral om te differentiëren tussen ‘bonafide’ instellingen en opportunisten die misbruik zouden maken van de onwetendheid van de armen. De grotere MFI's zagen het ook als een mogelijkheid om zich te onderscheiden en erkenning te krijgen om spaargelden aan te trekken om hun groei te financieren.
2.
Resoluties
In 1999 kwam de Oegandese Centrale Bank (OCB) met een beleidsdocument om de Microfinancesector te reguleren. De strekking van dit document was dat de overheid vooral een facilterende rol moest spelen in plaats van op te treden als aanbieder van microkrediet. In 2000 lag er een eerste concept van de wet voor de Microfinance. In eerste instantie bedoeld om alle MFI’s te reguleren of anders te sluiten die enige vorm van spaargelden aannamen, inclusief de 'gedwongen' spaargelden, bijvoorbeeld van de SACCO’s. In tweede instantie is dat afgezwakt en werd geaccepteerd dat MFI’s spaarmiddelen aannamen als onderdeel van het leenproces zonder daardoor direct gereguleerd te hoeven worden. In november 2003 werd de wet voor de Microfinance Deposit Institutions aangenomen. Het doel van de OCB was om alleen grote MFI's die spaargelden van het algemeen publiek aannamen te reguleren. Verplichte spaargelden die men kan zien als ‘onderpand’ en spaargelden van leden die niet aan derden worden uitgeleend vallen daarbuiten. De MDI's zijn gebonden aan strenge rapportageverplichtingen, zoals wekelijkse liquiditeitsoverzichten, een maandelijks overzicht van schulden en bezittingen, maandelijkse winst- en verliesoverzichten, maandelijkse overzichten van voorzieningen voor dubieuze debiteuren en een maandelijks rapport van de kwaliteit van het leenportfolio.
Gevolgen
Eigendom: de MFI's die transformeerden in een MDI, veranderden ook het eigendom van hun instellingen. Voorheen waren ze een NGO zonder duidelijke eigenaren. De wet vereiste nu dat het vennootschappen werden met aandeelhouders. De meeste trokken ook nieuwe investeerders aan.
Bestuur: de MFI’s die in een MDI veranderden, moesten zonder uitzondering hun bestuurssamenstelling verbeteren in termen van complementariteit en relevante vaardigheden en expertise.
Iets soortgelijks vond ook plaats ten aanzien van management en staf.
De MDI’s zijn voorzichtiger en risicobewust door betere managementinformatiesystemen en door controle door de OCB.
Winstgevendheid is na een lastig begin toegenomen.
Leenportfolio is verbeterd in kwaliteit.
32
Gemiddelde lening is groter geworden bij de MDI.
Effecten op gebruikers
MDI’s zijn meer op banken gaan lijken en concurreerden met deze banken, met als gevolg een beter/gevarieerder aanbod voor het midden- en kleinbedrijf.
MDI’s gingen meer producten ontwikkelen om hun klanten beter te bedienen, zoals leningen gebaseerd op cashflow en een levensvatbaarheidsanalyse in plaats van een leningsverzekeringsfonds.
MDI's richten zich niet alleen op de lage inkomens maar ook op de minder armen. Er ontstond een voorkeur voor individuele leningen in plaats van voor groepsleningen.
De concurrentie zorgde voor een faire rentevergoeding.
MDI’s hebben voor meer promotie gezorgd voor een grotere bekendheid bij het algemeen publiek.
MDI’s hebben mensen met lage inkomens aangetrokken die bij de traditionele banken hun rekening hadden lopen vanwege de goede relatie tussen de branches en de mogelijkheid geld bij iedere branche op te nemen.
MDI’s kunnen commerciële bankzaken overnemen in regio’s waar geen commerciële bank is.
Stijgende ‘gender sensitivity’. Mannen kunnen nu direct een spaarrekening openen en een lening verkrijgen bij de MDI en hoeven dat niet meer via hun vrouwen te doen.
Geleerde lessen De belangrijkste les is dat regulering niet automatisch resulteert in een grotere spreiding en grotere omvang van de sector en de armen meer voordelen biedt. Het is aan te bevelen bij toekomstige interventies naar de volgende zaken te kijken:
Bekijken of men bestaande wetten kan aanpassen in plaats van nieuwe wetten te maken.
Overheid en wetgevers ontwikkelen en trainen met betrekking tot het doel van de voorgestelde wetgeving om zodoende niet te hoge verwachtingen te wekken.
Klantonderricht en transparantie-inspanningen om klanten zo goed mogelijk te laten kiezen.
Transformatie- en supervisiekosten berekenen en een mechanisme ontwikkelen om zelf te financieren.
De waarschijnlijkheid onderzoeken van een verschuiving in de doelgroep richting bijvoorbeeld de minder armen.
Zorgen dat de regulering van Microfinanciering minder belemmerend is dan die van commerciële banken en zich vooral richt op spaargelden veiligstellen en systeemrisico’s controleren.
Samenwerking van alle stakeholders is belangrijk.
Regulering kan niet zonder input van degenen die het betreft. Als die er niet bij betrokken zijn, is het onwaarschijnlijk dat men zich aan de teugels zal laten houden.
33
Positieve effecten
Betere toegang lagere inkomens tot spaarmogelijkheden. Publiek vertrouwen in MDI, op niveau van commerciële banken. Toegenomen concurrentie in het bancaire wezen. MDI’s zijn door de regulering sterker en levensvatbaarder. Duidelijke eigendomsstructuren. Betere toegang tot financiering van commerciële bronnen. De wet heeft de zwakheden van een aantal financiële instellingen blootgelegd. Beter management. Betere donorcoördinatie.
Negatieve effecten
In sommige gebieden is weinig effect te constateren. De branche-eisen: nieuwe branches openen wordt belemmerd door de hoge kosten. De kosten van het hele transformatieproces zijn enorm geweest. Door het verbeterde imago van de MDI’s ziet men MFI's nu soms als risicovol. MDI's trekken minder spaargelden aan dan verwacht. De verwachting dat de regulering zou zorgen voor een sterke toename van het aantal gebruikers is niet waargemaakt. Het is vooral een transformatie van financiële instellingen geweest. Werknemers hebben – tegen de verwachting in – geen aandelen in de MDI’s gekregen.
34
Annex V Samenvatting wet- en regelgeving Frankrijk
1.
Introductie
Begin 21e eeuw is een groot aantal wetten en regelingen in Frankrijk van kracht geworden om de Microfinancieringssector te stimuleren. In tegenstelling tot de meeste ontwikkelingslanden en OostEuropese landen is de Microfinancieringssector in Frankrijk meer gericht op sociale inclusie dan op financiële inclusie. De sector is vooral gestimuleerd vanuit de gedachte dat mensen helpen bij een eigen bedrijf starten voor de samenleving goedkoper is dan ze jarenlang een uitkering te moeten geven. Frankrijk kent in feite slechts één grote MFI, dat wil zeggen een organisatie die leningen verstrekt beneden de € 25.000: ADIE. Er bestaan wel andere organisaties, maar die verstrekken niet zelf leningen.
2.
Ontwikkeling wetgeving in de afgelopen acht jaar
Wet 2001-420 stelt niet-bancaire Microfinancieringsinstellingen in staat om geld aan te trekken om dat uit te lenen aan werklozen en uitkeringsgerechtigden. Tot die tijd had een Microfinancieringsinstelling beperkte financiële middelen. Wet 2003-709 is gericht op donaties aan verenigingen en stichtingen. Doel was de betrokkenheid van burgers bij zaken van algemeen belang te vergroten. Belastingvoordelen bestaan voor donaties aan verenigingen met een publieke taak, een status die ook de niet-bancaire Microkredietinstellingen hebben gekregen. Wet 2005-882, artikel 7. Afschaffing van het renteplafond voor individuele ondernemers waardoor een Microkredietinstelling leningen kon verstrekken tegen een ‘winstgevend’ tarief. In de afgelopen twee jaar werden de rentes verhoogd van 5% naar 9%. Wet 2005-32, Sociaal cohesieplan. Deze wet is bedoeld om projecten op te starten voor mensen die geen toegang hebben tot bankkrediet. Budget van 12,5 miljard voor vijf jaar (2005-2009). De wet stelt twintig actieprogramma’s voor gegroepeerd rond drie thema’s: werkgelegenheid, huisvesting, gelijke kansen. Belangrijkste maatregel van deze wet was de erkenning van een eigen bedrijf starten als een optie voor sociale inclusie. MFI’s kunnen garanties krijgen van het fonds. Ze kunnen ook tot 50% garantie krijgen voor sociale microkredieten aangeboden door MFI’s of banken. Dit stelt leners in staat om activiteiten te ondernemen die leiden tot sociale en economische inclusie, zoals specifiek onderwijs en een rijbewijs. Bedragen variëren van € 300 tot € 4.000 met een looptijd van maximaal 48 maanden. Artikel 20 van de Wet op de modernisering van de economie geeft MFI's de mogelijkheid om aan micro-ondernemingen met minder dan drie werknemers te lenen zonder beperking van het aantal uitkeringsgerechtigden. Ook biedt het de mogelijkheid om sociaal microkrediet te geven om de integratie in de arbeidsmarkt te bevorderen. Verder geeft de wet MFI’s toegang tot de nationale kredietregistratie. Versimpeling belastingsysteem (vast tarief sociale premies). Geen registratie vereist voor parttime ondernemers met een omzet beneden een bepaald plafond. Artikel 50 en 102 van de Franse belastingcode. Doel is administratieve verplichtingen en belastingverplichtingen voor zelfstandigen te reduceren. Voor zelfstandigen met beperkte activiteiten (omzet minder dan € 73.000 of € 27.000) is er belastingvermindering. Wet 2003-72. Bedoeld om een beter administratief klimaat te genereren voor micro-ondernemingen in Frankrijk (mogelijkheid voor onlineregistratie, mogelijkheid om een bedrijf in een privéhuis op te starten, mogelijkheid tot de vestiging van ‘one-stop'-kantoren, gemakkelijke overstap van medewerker naar ondernemer in twaalf maanden met behoud van sociale zekerheid). Verder regelt artikel 20 de
35
mogelijkheid om gedurende een jaar nog met behoud van uitkering een onderneming op te starten. Starters die voorheen geen salaris hebben genoten, kunnen in het eerste jaar vrijgesteld worden van sociale premies en die over een periode van vijf jaar betalen. Voor 50-plussers en weduwes gelden nog enkele specifieke regelingen. Wet 2005-282 heeft tot doel het midden- en kleinbedrijf te stimuleren door promotie van bedrijfsadvisering en ondersteuning. Er gelden extra belastingaftrekmogelijkheden voor training en advies. Verder zijn de administratieve handelingen voor het in dienst nemen van werknemers versimpeld.
Geleerde lessen: In Frankrijk is in de afgelopen acht jaar veel wetgeving ontwikkeld om de Microfinancieringssector te stimuleren. De belangrijkste MFI, ADIE, heeft in de afgelopen jaren een grote groeispurt doorgemaakt en verstrekt nu jaarlijks zo’n 10.000 leningen. ADIE is met 369 medewerkers, 18 regionale kantoren en zo’n 400 vaste satellietpunten goed verspreid over heel Frankrijk. Alle wetgeving is gecentreerd rondom drie pijlers: Vermindering van administratieve lasten of belastingen. Vergemakkelijking starten bedrijf, inclusief beschikbaarheid lening en advies. Stimulering training en begeleiding door belastingmaatregelen (aftrekbaarheid).
36
Annex VI Kwalitatief onderzoek naar wet- en regelgeving voor Microfinancieringsinstellingen Vragenlijst bedoeld voor het kwalitatief onderzoek ter ondersteuning van het onderzoek Wet- en regelgeving voor Microfinancieringsinstellingen in Nederland.
1. Algemene gegevens: Contactpersoon: Adresgegevens: Telefoon: E-mail:
Wat voor soort instelling bent u? O Bank O MFI O NGO O Anders; omschrijf………………….. Verstrekt Microfinanciering*:
ja
nee*
11
Hoeveel leningen heeft u ongeveer verstrekt? O 1-20 O 20-50 O 50-100 O meer dan 100; ongeveer …….. Gestart met deze diensten: d.d. * Leningen tot € 32.000 met aanvullende ondersteuning voor ondernemers die geen toegang hebben tot reguliere leningen.
Omschrijving van de aangeboden Microfinanciering 1. Bancaire deel: Hoogte krediet: Maximale duur:
11
Indien nee, volgende vragen overslaan.
37
Terugbetalingstermijnen: Rentepercentage: Worden er nog andere (vaste) kosten in rekening gebracht? … …… Voorwaarden voor krediet:
goed ondernemingsplan
ja/nee
O maximaal jaarinkomen
ja/nee hoogte;…………
O garantie derden vereist
ja/nee hoogte;………….
O afwijzing reguliere banken
ja/nee
Andere voorwaarden: 1. 2. 2. Niet-bancaire deel: Biedt u ook advies, trainingen en coaching aan? Hoe uit zich dat? O training, geef omschrijving soort training en omvang/intensiteit O coaching, geef omschrijving van omvang en intensiteit O andere begeleiding; omschrijf………………….. Hoe worden die diensten aangeboden: a. gratis b. tegen gereduceerd tarief, namelijk…………………………….. c. tegen commercieel tarief. Hoe worden de eventuele mentors en coaches gefinancierd en voor hoeveel uur per klant zijn ze beschikbaar? - Structurele financiering; ……………………………………… - Vrijwilligers; …………………………………………………………
3. Met welke wetten en regels heeft u te maken gekregen bij bovenvermelde diensten opzetten voor micro-ondernemers? In hoeverre zijn deze bepalend geweest voor de opzet van deze dienst? Bijvoorbeeld ten aanzien van het rentepercentage of de voorwaarden voor deelname. ……………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………..
4. Hoe wordt het uitgeleende geld verkregen? a. door giften van particulieren b. door giften van organisaties/bedrijven
38
c. door leningen van particulieren
rentepercentage:……
d. door leningen van organisaties/bedrijven….
rentepercentage:……
f. door overheidssubsidies
5. Uit welke middelen worden de organisatiekosten betaald? a. uit subsidies b. uit rente-inkomsten c. uit overige diensten;……………………… d. uit andere activiteiten
6. Wat is de doelgroep die u bedient? ………………………………………………………………………………………………………………………
7. Maakt uw doelgroep gebruik van bepaalde overheidsmaatregelen, zoals werken met behoud van uitkering of anderszins? ………………………………………………………………………………………………………………………
7a. Wat zijn de rechten en plichten van de kredietnemers ingeval van de volgende situaties? a. niet nakomen verplichtingen b. overlijden c. blijvende invaliditeit d. onvoldoende middelen om lening terug te betalen
7b. In hoeverre hebben de overheidsmaatregelen een stimulerend of belemmerend effect op Microfinanciering verstrekken aan de doelgroep? ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
8. Welke (overheids)maatregelen zouden volgens u een stimulerend effect kunnen hebben op de ontwikkeling van microkrediet voor uw doelgroep? Bijvoorbeeld langer behoud van uitkering, lagere rentetarieven, meer belastingmaatregelen, gunstigere verzekeringsregelingen (bijvoorbeeld voor arbeidsongeschiktheid). ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
39
9. Welke regels/maatregelen in algemene zin zouden volgens u een stimulerend effect hebben op de ontwikkeling van Microfinanciering, zowel ten aanzien van het bancaire deel als het niet-bancaire deel? ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
10. Bent u tegen bepaalde problemen aan gelopen in de opstartperiode (op het gebied van wetten/regels)? Hoe heeft u dit aangepakt/opgelost? …………………………………………………………………………………………………........................... ………………………………………………………………………………………………………………………
11. Tegen welke problemen (wetten/regels) loopt u nog steeds aan? ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
Er is ruimte voor nieuwe vragen, op- en aanmerkingen en informatie. ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
Einde interview
40
Annex VII Belemmeringen waar aanbieders tegenaan lopen Tabel 3: Punten van aandacht (Bron: Centrum voor Microfinanciering INHolland, 2008 – naar aanleiding van resultaten uit interviews met aanbieders van microkrediet in Nederland).
Punten van aandacht Waarnemingen van de aanbieders van Microfinanciering Wie is de doelgroep en hoe wordt deze bereikt?
-
De doelgroep wordt niet altijd goed vastgesteld.
-
Het bereik van de doelgroep is nog onvoldoende. 'We hebben het geld voor leningen, maar we hebben geen klanten', aldus een van de ondervraagde aanbieders.
-
Belangrijke doelgroepen ziet men niet als doelgroep, zoals de ZZP’ers en de gebruikers van additioneel inkomen.
Onvoldoende branchegegevens
-
Het ondernemingsplan toetst het IMK aan de hand van algemene branchegegevens. Ondernemers die zich richten op een nieuwe afzetmarkt of specifieke etnische groep binnen de branche, kunnen afwijken van de standaardbranchegegevens. Door deze afwijking van de normale branchegetallen wordt vervolgens het ondernemingsplan afgewezen.
De instroom komt moeilijk op gang bij starten vanuit een uitkering
-
De samenwerking met CWI verloopt zeer moeizaam. Vooral de in- en doorstroom van de klanten; veel aanvragen worden afgewezen.
-
CWI is gewend de klanten te laten doorstromen naar werk in plaats van naar ondernemerschap. Zij heeft te weinig kennis van en vertrouwen in ondernemerschap bij deze doelgroep, met als gevolg dat zij weinig mensen doorverwijst.
-
Vaak is de Kamer van Koophandel een te grote eerste stap voor starters vanuit een uitkering. De drempel is momenteel te hoog. Er moet gekeken worden naar andere tussenpersonen die starters vanuit een uitkering kunnen helpen met de inen doorstroom naar ondernemerschap.
-
Wanneer ben je een MFI (Microfinancieringsinstelling), wie bepaalt dit?
-
Wat is het verschil tussen een microkrediet en een starterskrediet?
-
Is er wel een markt voor Microfinanciering of proberen wij het wiel opnieuw uit te vinden?
-
Coaching is verplicht, maar men stelt geen kwaliteitseisen waaraan een coach moet voldoen. De reden hiervoor is vaak dat gewerkt wordt met vrijwillige coaches.
-
Zijn vrijwillige coaches wel geschikt voor intensieve begeleiding?
-
Er is geen structurele financiering beschikbaar voor coaching; de aanbieders hebben hiervoor vaak geen geld en zijn gedwongen om met vrijwillige coaches te werken.
Microfinanciering of starterskrediet?
De kwaliteit van coaching
41
Consumer protection
-
Momenteel wordt nog weinig gedaan aan de bescherming van de gebruikers, omdat deze niet onder de Wet handhaving consumentenbescherming vallen.
-
Elke MFI zou een prospectus moeten hebben waarin duidelijk alle informatie staat vermeld waarvan een gebruiker op de hoogte zou moeten zijn.
-
Financial education. Nog een nieuw begrip in Europa, maar een goede tool die veel wordt gebruikt in het zuiden om gebruikers de juiste kennis bij te brengen om zodoende de kans op het slagen van een bedrijf te vergroten.
-
Momenteel worden nog te weinig overheidsgaranties gegeven aan de aanbieders van microkredieten, waardoor deze genoodzaakt zijn om minder aanvragen goed te keuren dan ze zouden willen.
-
Overheidsgaranties verkrijgen zou leningen verstrekken versnellen en vergemakkelijken.
-
Er zijn nog geen specifieke opleidingen in Nederland die studenten opleiden voor de Microfinancieringssector. De vraag naar goed personeel in deze sector is groot en de groei zal toenemen naarmate de markt zich zal ontwikkelen.
& Financial education
Geen of nauwelijks overheidsgarantie
Goed geschoold personeel
42