1
Wet- en regelgeving van belang voor de hulpverlener Ontleend aan het boek “Ouderen mishandeling Ervaringen en interventies” van Gerda Krediet. Uitgegeven door Elsevier gezondheidszorg, Amsterdam 2010. ISBN 978 90 352 3165 8
In het werkveld van ouderenmishandeling krijgt de hulpverlener niet alleen te maken met een complex aan gezondheidswet- en regelgeving, maar ook met civiel recht en strafrecht. De hulpverlener moet op de hoogte zijn van de mogelijkheden en beperkingen die de wetgeving aanreikt. Daarbij zal de hulpverlener de intentie van de wet of wel de geest van de wet moeten begrijpen om op correcte, maar zeker ook op flexibele wijze de wetgeving toe te kunnen passen. Ouderenmishandeling vindt vrijwel altijd in het verborgene plaats. Zoals beschreven betreft het ouderen die weinig contact hebben, soms alleen nog met de dader van wie ze afhankelijk zijn voor zorg. De dader zal doorgaans alles aanwenden om het slachtoffer te isoleren van de buitenwereld om uitlekken van de mishandeling te voorkomen. Dat bemoeilijkt de ontdekking ervan en de hulpverlening aan de oudere die mishandeld wordt. Wanneer, veelal door een crisissituatie, de mishandeling uiteindelijk aan het licht komt, gaat het meestal om zeer complexe situaties zoals beschreven in de ervaringsverhalen. Daadwerkelijke integrale hulpverlening bij ernstige gevallen van ouderenmishandeling loopt nog achter bij die van kindermishandeling, vrouwenmishandeling en mannenmishandeling. Toch mag deze achterstand geen reden zijn voor de hulpverlener om niets te doen als deze een sterk vermoeden heeft of op de hoogte is dat een oudere, in welke vorm dan ook, mishandeld wordt. De Rotterdamse meldcode (2008) verplicht de hulpverlener zelfs om hiervan melding te maken bij het Advies- en Steunpunt Huiselijke Geweld. De wetgeving gebiedt, op Europees en landelijk niveau, dat een oudere die mishandeld wordt het recht heeft om geholpen te worden. De bedoeling van de wetgeving is de oudere te beschermen tegen mishandeling. Er bestaat in Nederland geen specifieke wetgeving voor de uitvoering van hulpverlening aan ouderen die mishandeld worden. Echter, de huidige wet- en regelgeving komt voldoende tegemoet aan alle aspecten van de hulpverlening aan ouderen die een vorm van mishandeling ondergaan. 4.1
WET- EN REGEVING VAN BELANG VOOR DE HULPVERLENER
Het Europees Verdrag voor de rechten van de mens Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden (EVRM) is een Europees verdrag waarin mensen- en burgerrechten voor alle inwoners van de staten die het verdrag ondertekend hebben, zijn geregeld. De volgende absolute rechten moeten door de lidstaten, waaronder Nederland, gewaarborgd worden voor iedereen binnen hun rechtsmacht, dus ook voor ouderen: artikel 2: recht op leven; artikel 5: recht op vrijheid en veiligheid; artikel 8: recht op privéleven; artikel 9: recht op vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst. De Grondwet artikel 10-13: recht op privéleven; artikel 11: zelfbeschikkingsrecht, recht op persoonlijke integriteit (onaantastbaarheid van het lichaam); artikel 12: een woning niet binnentreden tegen de wil van de bewoner; artikel 22: de overheid moet maatregelen treffen ter bevordering van de volksgezondheid.
2 De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) De Wbp regelt onder welke voorwaarden persoonsgegevens verwerkt mogen worden. Persoonsgegevens zijn alle gegevens die herleidbaar zijn tot een bepaald individu. De wet is bedoeld om het privéleven van het individu te beschermen. In een hulpverleningsrelatie moet de hulpverlener het individu beschermen tegen misbruik van zijn gegevens. Daarom moet het registreren van gegevens over een oudere en van alle informatie die deze aan de hulpverlener toevertrouwd heeft, zorgvuldig gebeuren. Wat schrijf je in het dossier en hoe doe je dat? Zijn de gegevens gebaseerd op subjectiviteit of op feiten? De registratie moet beperkt blijven tot relevante gegevens over de mishandeling. Zonder toestemming van de (wilsbekwame) oudere mag de informatie niet toegankelijk worden voor andere hulpverleners. De reden is dat andere hulpverleners de informatie verkeerd kunnen interpreteren, met het mogelijke gevolg dat dit het belang van de oudere niet dient. Betrokkene houdt het recht om de informatie die opgeslagen is te corrigeren of te laten verwijderen. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Binnentreden in een huis zonder toestemming van de bewoner is aantasting van diens grondrechten. De APV biedt de politie de mogelijkheid om binnen te treden wanneer er een vermoeden is dat een bewoner in nood verkeert en niet in staat is of belemmerd wordt om de deur te openen. In dit verband gelden de volgende voorwaarden: Een schriftelijke machtiging door een daartoe bevoegd persoon of orgaan moet zijn afgegeven. Dit is voor niet-strafrechtelijke onderwerpen de burgemeester. Daarnaast geldt overigens dat een dergelijke machtiging niet is vereist indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en goederen, terstond in de woning moet worden binnengetreden. Enkel kan worden binnengetreden door personen die daartoe bevoegd zijn, of krachtens de wet bevoegd zijn verklaard. Binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag te maken. 4.2 WETGEVING DIE DE KWALITEIT VAN DE HULPVERLENING WAARBORGT a De Wet Geneeskundige Behandelings Overeenkomst (WGBO). Deze wet (WB) bepaalt voor hulpverleners die onder deze wet vallen, zoals artsen en verpleegkundigen, dat ze gehouden zijn aan goed hulpverlenerschap, daarbij rekening houdend met de voor hen geldende professionele standaard. Belangrijke aspecten hiervan zijn: patiëntenvoorlichting, de toestemmingsvereiste, bijhouden van het dossier. b De Wet BIG, voor beroepen in de individuele gezondheidszorg. De Wet BIG schept voorwaarden voor het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg. In de wet staan bepalingen als titelbescherming, registratie, deskundigheidsgebieden, voorbehouden handelingen en tuchtrecht. c De Beroepscode. Een samenhangend geheel van morele principes waaraan een beroepsoefenaar zich te houden heeft, zoals bejegening, gedrag en beroepsgeheim. d De Wet Klachtrecht. Deze biedt de mogelijkheid om een klacht in te dienen tegen een instantie of hulpverlener. Wetgeving met betrekking tot beschermingsmaatregelen a Curatele. Beschermingsmaatregel die de vertegenwoordiging van wilsonbekwame patiënten regelt. Een meerderjarige wordt behandelingsonbekwaam, net zoals een minderjarige. De curator wordt de vertegenwoordiger van de onder curatele gestelde, die handelingsonbekwaam wordt. Als de curandus een rechtshandeling is aangegaan waarmee de curator het niet eens is, kan hij een beroep doen op de vernietigbaarheid van die rechtshandeling. De derde waarmee de curandus bij voorbeeld een koopovereenkomst heeft afgesloten, wordt niet beschermd. De derde wordt geacht op de
3
b
c d e
hoogte te zijn van de ondercuratelestelling, omdat deze in de krant gepubliceerd wordt en sinds kort ook op internet in het curateleregister. Onderbewindstelling. Beschermingsmaatregel voor de vermogensrechtelijke belangen: geld en goederen. Degene wiens vermogen onder bewind is gesteld – de rechthebbende – blijft handelingsbekwaam en de derde die te goeder trouw bijvoorbeeld een koopovereenkomst aangaat met rechthebbende wordt beschermd. Alleen wanneer de derde wist of redelijkerwijze had moeten begrijpen dat de rechthebbende onder bewind is gesteld, kan de bewindvoerder een beroep doen op de vernietigbaarheid van die koopovereenkomst. Mentorschap. Beschermingsmaatregel voor niet-vermogensrechtelijke belangen. Het mentorschap voorziet in vertegenwoordiging van de patiënt (lees ook oudere) bij beslissingen in het raam van verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Onderbewindstelling en mentorschap tegelijkertijd. In de meeste gevallen kan men met deze combinatie de verder strekkende maatregel curatele, voorkomen. Persoonlijke gemachtigde. Bij ouderen die financieel uitgebuit worden door de dader, biedt een machtiging soms op korte termijn een tijdelijke oplossing om bankrekeningen snel te kunnen laten blokkeren door derden, zoals de Stichting voor Inkomensbeheer.
De Wet Bijzondere Opname in Psychiatrische Ziekenhuizen met dwangmaatregelen De Wet Bijzondere Opname in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) kent de volgende dwangmaatregelen. a Inbewaringstelling (IBS), bij acuut gevaar, voor zichzelf of voor de omgeving als gevolg van een geestesstoornis. b Rechterlijke machtiging (RM). Deze wordt soms aangevraagd voor dementerende mishandelde ouderen die ernstig verwaarloosd zijn en (duidelijk) kenbaar maken dat ze niet opgenomen willen worden. Burgerlijk Wetboek Stuiting van een huwelijk. Artikel 1:50-57 Deze wet is bedoeld om een huwelijk te stuiten wanneer de partijen niet de vereisten in zich verenigen om een huwelijk aan te gaan. Huis-, straat-, bezoekverbod a Behalve openbare instellingen kunnen tehuizen zoals verzorgingshuizen bezoekers de toegang tot het huis ontzeggen. Dit moet schriftelijk gedaan worden, het liefst in goed overleg met de politie, die een overtreder snel kan verwijderen bij overtreding. b Bij overtreding kan de rechter, zo nodig in kort geding, de dader een straatverbod opleggen. c Bij aangifte door de mishandelde oudere zelf of diens wettelijke vertegenwoordiger kan door de burgemeester aan de dader een huisverbod opgelegd worden van 10 dagen met een verlengingsmogelijkheid tot 28 dagen. (Wet tijdelijk huisverbod 2009) Het Wetboek van Strafrecht Het slachtoffer of diens wettelijke vertegenwoordiger kan bij de politie aangifte doen van de mishandeling bij de politie. 4.3 OMGAAN MET DE WET- EN REGELGEVING Als we naar de wet kijken, bijvoorbeeld de Wet Bescherming Persoonsgegevens, dan moeten we ons eerst afvragen: wat is de bedoeling van die wet? De bedoeling is bescherming van het individu en zijn privéleven. Daarom zal in ons handelen de geest van de wet moeten prevaleren boven de letter van de wet. Wat wordt daarmee bedoeld? Om een voorbeeld te noemen: het komt in de praktijk voor dat de hulpverleners geen interventie plegen, omdat ze dan zoals ze zeggen “inbreuk zouden plegen op het privéleven van de oudere”.
4 Ze gaan dan voorbij aan het feit, in geval van een oudere die mishandeld wordt, dat ze tegelijkertijd de inbreuk op de privacy van de oudere door iemand die te slechter trouw is, laten voortbestaan. Dat is niet de bedoeling van de wet. We moeten zorgvuldig gebruikmaken van de wet, geen misbruik. Dat klinkt wat vreemd, maar het komt voor dat hulpverleners zich verschuilen achter de privacywetgeving om geen hulp te bieden. De wetgeving wordt dan eerder gehanteerd ter bescherming van de hulpverlener dan ter bescherming van de oudere die mishandeld wordt. Dat is ook niet de bedoeling van de wet. Voorts is het belangrijk om er rekening mee te houden dat vrijwel in iedere situatie we te maken krijgen met een aantal wetten tegelijk. De ene kan niet los gezien worden van de andere. Als goed hulpverlener moeten we op de hoogte zijn van alle wetten die betrekking hebben op ons handelen in een specifieke situatie. Tot slot hebben we te maken met normen en waarden. Regels van algemeen fatsoen zoals het respecteren van de eigenheid van de ander. Hoe benaderen we iemand, met respect of veroordelend? Ook daders zullen we met respect moeten benaderen, terwijl we tegelijkertijd vragen moeten stellen over hun handelen c.q. hun mishandelen. We moeten zorgvuldig onderzoek doen om de mishandeling te beoordelen, maar het is niet aan ons om over de dader te oordelen. Oordelen en veroordelen is aan de rechter. Het kan zijn dat de dader als kind door een ouder mishandeld is. Nu zijn vader of moeder in een afhankelijkheidssituatie gekomen is, mishandelt het volwassen kind de ouder. Wraakgevoelens liggen hieraan vaak ten grondslag. De machtsposities zijn veranderd. Soms gaan er de meest gruwelijke familiegeschiedenissen schuil achter een mishandeling. We hoeven niet alle details te weten van iemands verleden, maar het is zeker een reden om niet veroordelend op te treden, verbaal of non-verbaal. In enkele gevallen staat zowel de dader als het slachtoffer open voor hulp. We moeten ook altijd bewust als goed hulpverlener de patiënt tegemoet treden. De WGBO, de Wet BIG en onze Beroepscode eisen dit van ons. Daarin wordt geregeld dat in ons hele professionele handelen het belang van de patiënt centraal moet staan. Dat kan betekenen dat met alle wetgeving in gedachten, je soms beslissingen moet nemen op het scherp van de snede van de wet. Er doen zich situaties voor die eisen dat er snel gehandeld wordt. Het kan zijn dat er zelfs geen tijd is voor overleg. Wat te denken van tijdens een eerste bezoek meteen vragen om de post te mogen inzien of een bankpasje of bankafschriften te mogen meenemen? Over inbreuk op het privéleven gesproken! Toch kunnen we een heel goede reden hebben om dat te moeten doen. Bijvoorbeeld wanneer de dader elk moment kan binnenkomen en hetzelfde kan doen maar dan met slechte bedoelingen. Uiteraard zullen we de oudere in woorden die begrijpelijk zijn moeten voorlichten en om toestemming moeten vragen. Het gaat erom dat wij altijd moeten kunnen motiveren en verantwoorden waarom wij die pasjes en bankafschriften meegenomen hebben. En wat te denken van foto’s maken als bewijslast? Dat ligt heel gevoelig. Maar als wij integer met de foto’s omgaan, levert dat belangrijke documentatie op. Bestaande foto’s, uiteraard met toestemming, uit een woning meenemen, kan soms ook nodig zijn, bijvoorbeeld om aan te kunnen tonen hoeveel iemand in een korte tijd afgevallen is. Of zoals dat recentelijk gebeurde toen een neef, die tot bewindvoerder benoemd was, meubilair gekocht zou hebben en in de rekening en verantwoording daarvoor € 7.000,- had opgevoerd. Om te bewijzen dat er geen nieuw meubilair voor betrokkene gekocht was, heb ik oude foto’s gezocht en nieuwe foto’s gemaakt als bewijs dat het aanwezige meubilair van betrokkene uit de jaren ’60 stamde. De neef werd uit zijn functie als bewindvoerder gezet en moest de € 7.000,- terugbetalen. De vraag die wij onszelf in iedere situatie weer moeten stellen is: hoe kan ik deze handeling verantwoorden als de rechter mij in een rechtszaak, of het tuchtcollege dat mij ter verantwoording roept, zou vragen: “Waarom heeft u dat gedaan?” Op het moment dat wij een handeling uitvoeren moeten wij de handeling ook kunnen verantwoorden. We kunnen niet impulsief te werk gaan. We moeten eerst goed nadenken, zij het dat het soms heel snel moet, en we moeten onszelf constant afvragen
5 wat de geplande interventie voor (negatieve) gevolgen kan hebben. Bij twijfel is overleg met deskundigen van cruciaal belang. Wilsbekwaam en wilsonbekwaam Bij al ons handelen moeten we in de eerste plaats onderscheid maken tussen wilsbekwame en wilsonbekwame ouderen. Die scheidslijn is niet altijd makkelijk te trekken. Bij wilsonbekwame mensen denken we aan dementerende ouderen, al dan niet gescreend door de Riagg; aan een aantal chronisch psychiatrische patiënten, maar ook aan mensen met een verstandelijke beperking met of zonder gedragsproblemen. Voor wilsonbekwame ouderen moeten we de wetgeving anders toepassen omdat, zoals de wet het zegt, “zij niet in staat geacht worden om hun eigen belangen ten volle naar behoren waar te kunnen maken”. Ook bij wilsonbekwame mensen kom je soms hulpverleners tegen die niet interveniëren omdat betrokkenen zeggen dat ze “niets willen”. Bij iemand die zijn verstandelijke vermogens nog heeft, zullen ze met dat niets willen anders moeten omgaan dan bij iemand die zijn wil om welke reden dan ook niet goed, of niet ten volle meer, kan bepalen of de gevolgen ervan niet (meer) kan overzien. Nog enkele opmerkingen Ofschoon we er niet altijd onderuit komen om dwangmaatregelen toe te passen, is het streven wel dat zo min mogelijk te doen. Dat wil zeggen dat we de betrokkene zo veel mogelijk moeten motiveren om uit vrije wil te handelen. Dat komt het zelfrespect van betrokkene ten goede. Wanneer we dan toch een dwang- of beschermingsmaatregel moeten vorderen, dan zullen we de minst ingrijpende maatregelen moeten laten prevaleren als dat een effectieve kan zijn, ook voor de langere termijn. Uiteraard moet de maatregel ook goed uitvoerbaar zijn. Stel de dader misbruikt gelden van de oudere. Op vrijwillige basis kunnen we de oudere motiveren om een volmacht te tekenen voor een Stichting voor Vermogensbeheer om het financiële beheer uit te voeren. Vervolgens zal de hulpverlener bij het Openbaar Ministerie ook een verzoek moeten indienen om een onderbewindstelling te vorderen bij de kantonrechter. Dat laatste moet zeker gebeuren als het aannemelijk is dat de volmacht, onder pressie van de dader, de volgende dag door het slachtoffer weer ingetrokken zal worden. NB Met maatregelen waar geen direct gevolg aan gegeven kan worden of waarvan de begeleiding onvoldoende gewaarborgd is, moet gewacht worden. Een maatregel moet altijd onderdeel zijn van een goed doordacht plan waarvoor mensen en middelen beschikbaar moeten zijn om het naar behoren uit te kunnen voeren. Uiteraard zal in noodsituaties altijd gehandeld moeten, maar dat geldt voor iedere burger.