Westland Kern Honselersdijk
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.1783.ABP00000009-vas1
29-04-2009 24-06-2011
voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
220.13233.00 opdrachtleider:
R.008/04
mw. mr. C.T. Ploeger
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave
Toelichting
7
Hoofdstuk 1
Inleiding
8
1.1
Aanleiding
9
1.2
Ligging plangebied
9
1.3
Geldende bestemmingsplannen
9
1.4
Leeswijzer
11
Hoofdstuk 2
Gebiedsvisie
13
2.1
Beleidskader
13
2.2
Ruimtelijk-functionele structuur
23
2.3
Gebiedsvisie
26
Hoofdstuk 3
Onderzoek
27
3.1
Archeologie en cultuurhistorie
27
3.2
Bodem- en grondwaterkwaliteit
30
3.3
Ecologie
30
3.4
Externe veiligheid
35
3.5
Glastuinbouw
38
3.6
Horeca
39
3.7
Luchtkwaliteit
39
3.8
Milieuhinder en bedrijven
41
3.9
Planologisch relevante kabels en leidingen
42
3.10
Verkeer
43
3.11
Water
46
Hoofdstuk 4
Juridische planbeschrijving
51
4.1
Planvorm
51
4.2
Verbeelding (plankaart)
51
4.3
Uitleg van de planregels
53
Hoofdstuk 5
Handhaving
61
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
63
6.1
Economische uitvoerbaarheid
63
6.2
Inspraak en overleg
63
6.3
Overlegreacties
63
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 2
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3
Bedrijfsinventarisatie
Bijlage 4
Horeca-inventarisatie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
178300.13233.00
4
Regels
77
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
79
Artikel 1
Begrippen
79
Artikel 2
Wijze van meten
87
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
89
Artikel 3
Agrarisch
89
Artikel 4
Bedrijf
90
Artikel 5
Centrum
92
Artikel 6
Gemengd - 1
94
Artikel 7
Gemengd - 2
96
Artikel 8
Gemengd - 3
98
Artikel 9
Gemengd - 4
100
Artikel 10
Groen
102
Artikel 11
Kantoor
103
Artikel 12
Maatschappelijk
104
Artikel 13
Sport
106
Artikel 14
Tuin
107
Artikel 15
Verkeer
108
Artikel 16
Verkeer - Verblijfsgebied
109
Artikel 17
Water
110
Artikel 18
Wonen
111
Artikel 19
Leiding - Gas
114
Artikel 20
Leiding - Riool
116
Artikel 21
Waarde - Archeologie - 1
118
Artikel 22
Waarde - Archeologie - 3
120
Artikel 23
Waarde - Archeologie - 4
122
Artikel 24
Waarde - Karakteristiek
124
Artikel 25
Waarde - Winkelgebied
125
Artikel 26
Waterstaat - Waterkering
126
Hoofdstuk 3
Algemene regels
127
Artikel 27
Antidubbeltelregel
127
Artikel 28
Algemene bouwregels
128
Artikel 29
Algemene gebruiksregels
130
Artikel 30
Algemene afwijkingsregels
131
Artikel 31
Algemene wijzigingsregels
133
Artikel 32
Overige regels
134
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
135
Artikel 33
Overgangsrecht
135
Artikel 34
Slotregel
136
Bijlagen Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
137 Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
178300.13233.00
5
Bijlage 2
Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3
Beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebieden Honselersdijk 2011
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
6
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
toelichting
8
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
9
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Westland heeft in het kader van de actualiseringsslag besloten om een bestemmingsplan op te stellen voor de kern Honselersdijk. Voorliggend bestemmingplan heeft betrekking op het woongebied van Honselersdijk. De doelstelling van het bestemmingsplan is om de vigerende regelingen uit de jaren '70, '80 en '90 van de vorige eeuw te vervangen door een uniforme en actuele bestemmingsregeling. De gemeente Westland speelt hiermee in op de wettelijke vereisten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro, in werking getreden op 1 juli 2008), waarin de bestaande actualiseringsplicht wordt aangescherpt en waarin het digitale bestemmingsplan bindende status krijgt ten opzichte van de papieren weergave ervan. Digitaal werken stelt daarbij nieuwe eisen aan standaardisering van 'plankaart en regels' als een set geografisch begrensde objecten met bepaalde kenmerken. Daarnaast zijn in het plangebied in de loop der jaren veel bouwplannen gerealiseerd en hebben zich andere ontwikkelingen voorgedaan die de noodzaak van een nieuw bestemmingsplan onderstrepen.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied omvat de gehele bebouwde kom van Honselersdijk, op 2 bedrijventerreinen na, te weten de Honsel Noord en de Honsel Zuid. In het plangebied liggen de gronden die zijn aangewezen voor verdere woonbebouwing en de sportvelden ten zuiden van de kern. De Van Reenenbuurt behoort tot het plangebied (zie figuur 1.1). Tussen de Van Reenenbuurt en het dorp ligt het woningbouwproject 'Buytenplaets'. Fase 1 van dit project, te weten het Boomparck, maakt deel uit van het plangebied. Het plangebied wordt aan 3 zijden omsloten door kassen. Aan de westzijde van het plangebied ligt het terrein van Flora Holland en een transformatiegebied. Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door een basisschool en de woningen aan de Hofwijk, de Veilingweg, de Groenelaan en de woningen aan het Poeldijksepad. Het plangebied wordt aan de oostkant begrensd door de woningen achter en aan de Endeldijk, de Burgemeester Hoogenboomstraat en de omgelegde Dijksloot. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door de Molenlaan en de Middelbroekweg. De westelijke zijde van het plangebied wordt begrensd door de Strijpzone, de Dijkweg en de Prinsegracht.
1.3
Geldende bestemmingsplannen
Een groot deel van de kern van Honselersdijk valt binnen het bestemmingsplan Honselersdijk 1970. Dit plan is in 1970 door de raad vastgesteld en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd. Het bestemmingsplan is daarna vier keer op onderdelen gewijzigd middels partiële herzieningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
10
Het plan gaat uit van een strakke regeling van het woongebied middels een wonen-tuinen-erfregeling die de onderligger vormt voor de bestemmingswijze in de gemeente Naaldwijk. Ook het bestemmingsplan Hofstraat gaat uit van deze juridische regeling. Het plan beoogde een planologisch-juridisch kader te bieden waarbinnen voorgenomen activiteiten op het gebied van stadsvernieuwing konden worden gerealiseerd. Het plan is in 1978 door de raad vastgesteld en een jaar later goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. De Kroon heeft het plan in 1982 goedgekeurd. Inmiddels is het plan tweemaal uitgewerkt en eenmaal herzien. Het bestemmingsplan De Tuinen is in 1976 door de raad vastgesteld en in 1977 gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Het plangebied bestaat uit twee delen: ten noorden en ten zuiden van de Dijkstraat. Het plan is met name gericht op het ontwikkelen van woongebieden. Middels een aantal uitwerkingsplannen en partiële herzieningen zijn deze ontwikkelingen inmiddels gerealiseerd. Het grootste deel van het bestemmingsplan Bloemenveiling Westland Strijpzijde valt buiten het plangebied van het voorliggende plan. Het plan is in 1990 vastgesteld door de raad en met name gericht op de uitbreiding van de Bloemenveiling Holland en de omlegging van de watergang de Strijp tot de grens van de woongebieden van Honselersdijk. Met name rond de Hofstraat vormt dit bestemmingsplan echter het vigerend juridisch-planologisch kader. De gronden van het nieuwe woongebied 'Tuinen-Zuid' vallen binnen het plan Landelijk gebied. Het vigerende plan is in 1977 door de raad vastgesteld en in 1978 gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. De Kroon keurde het plan in 1983 eveneens gedeeltelijk goed. Deze regeling vigeert nog steeds omdat een in 1985 opgestelde herziening na vaststelling en gedeeltelijke goedkeuring door Gedeputeerde Staten in 1986 niet ter visie is gelegd zodat een verdere procedure met eventuele bezwaren tot de Kroon niet kon worden gevolgd. In het bestemmingsplan Poeldijkse pad werd woningbouw mogelijk gemaakt in drie locaties middels een aantal uit te werken bestemmingen aan beide zijden van het Poeldijkse Pad. In de locatie Nieuw Gantel, aansluitend op het woongebied aan de Kraayesteyn, zijn daarop 145 woningen en appartementen gerealiseerd. Op de locatie Ruis ging het om een complex van 17 appartementen op de hoek van het Poeldijkse Pad en de Endeldijk. Op de locatie Scheffers ging het om de realisatie van 32 woningen. Alle woningen zijn inmiddels gerealiseerd. In het bestemmingsplan Sportvelden Honselersdijk is het sportcomplex De Strijphorst juridisch-planologisch geregeld. Het plangebied wordt begrensd door de Middelbroekweg, de voormalige agrarische gronden aan de Molenlaan, de woonwijk Tuinen-Zuid en het bedrijvencomplex van de Bloemenveiling Westland. Het plan is in 1990 vastgesteld door de raad en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 9 oktober 1990 goedgekeurd. Een klein deel in het zuidoosten van het plangebied valt thans binnen de grens van het bestemmingsplan Buitengebied. Dit plan is op 10 februari 2000 door de raad vastgesteld en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in 2000 goedgekeurd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
11
1.4
Leeswijzer
Het bestemmingsplan Kern Honselersdijk bestaat uit een toelichting, planregels en een plankaart. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
12
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
13
Hoofdstuk 2
2.1
Gebiedsvisie
Beleidskader
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
2.1.1
Rijksbeleid
Nota Ruimte/Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid (2008) In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de Planologische Kernbeslissingen (PKB = concrete beleidsbeslissing van het Rijk) worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten op lokaal niveau doorvertaald worden naar concrete maatregelen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
14
Honselersdijk maakt deel uit van het economisch kerngebied zuidvleugel Randstad. Daarnaast is de hele gemeente Westland aangewezen als greenport. Centraal thema voor wat betreft dit gebied is dat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen het mogelijk maakt functies bij elkaar te brengen waardoor het draagvlak voor voorzieningen, arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daar buiten. Volgens de Realisatieparagraaf dient in bestaand stedelijk gebied optimale benutting van bestaand bebouwd gebied plaats te vinden om verrommeling een halt toe te roepen. Hierdoor neemt de noodzaak af om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. Het wordt moeilijker gemaakt om nieuwbouw in het buitengebied te realiseren. De bundelingsdoelstellingen uit de Nota Ruimte blijven actueel. Het Rijk toetst of provincies het bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten in het provinciale en regionale ruimtelijke beleid opnemen. Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de ruimtevraag binnen de Randstad, waar Honselersdijk deel van uitmaakt, op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het bebouwd gebied blijft van groot belang. Herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande stedelijke gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de nodige diversiteit van het woningaanbod in de steden. Daarnaast kan met herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande verouderde stedelijke gebieden een belangrijk deel van de ruimtevraag naar wonen en werken in de periode 2010-2030 worden opgelost.
2.1.2
Provinciaal en regionaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010) Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interim-beleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010. Op de functiekaart van de structuurvisie is het plangebied aangewezen als stads- en dorpsgebied. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten. Het provinciaal belang voor bestaand bebouwd gebied richt zich op de volgende ambities: bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid); stedelijke detailhandelsstructuur versterken; culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
15
Uitsnede functiekaart Structuurvisie Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugelnet. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. Honselersdijk maakt onderdeel uit van het 'overig' stedelijk gebied. De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaande stedelijke gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd. Provinciale Verordening Ruimte (2010) Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht. Kantoren - artikel 7 Vergelijkbaar met de regels voor detailhandel, stelt de verordening dat buiten een aantal aangewezen gebieden en buiten bestaande kantoorbestemmingen geen nieuwe mogelijkheden voor de bouw van kantoren mogelijk wordt gemaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
16
Ook in dit geval is er een limitatief aantal uitzonderingen, waaronder het bieden van de mogelijkheid voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen, bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximum oppervlakte van 3.000 m² en uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak. Detailhandel - artikel 9 De verordening stelt dat voor gronden, die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, geen nieuwe detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Hierop is een limitatief aan uitzonderingen, voor onder andere het bieden van mogelijkheden voor perifere detailhandel, nieuwe regionale winkelcentra op daarvoor in de verordening aangewezen locaties, uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak per vestiging en kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m², zoals buurten gemakswinkels. Waterkeringen - artikel 10 Over waterkering schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen. Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering. Regionaal structuurplan Haaglanden (2008) Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc. De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol. De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn. Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
17
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
18
slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.
2.1.3
Gemeentelijk beleid
Visie Greenport Westland 2020 (2005) De in 2005 vastgestelde 'Visie Greenport Westland 2020' schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwcluster en maatschappelijke en economische voorzieningen. In de Visie Greenport Westland 2020 wordt aangegeven dat de kernen een belangrijke rol spelen in de aantrekkelijkheid en diversiteit van de gemeente Westland. Versterking van de Greenport door behoud van het duurzame glas heeft als consequentie dat uitbreiding en versterking van de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel, infrastructuur, groen, water en milieu zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen dienen plaats te vinden. Er ligt een stevige verdichtingsopgave. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen. Honselersdijk is in deze visie aangeduid als 'ruimdorps' wonen. De visie geeft voor de ruimdorpse kernen aan dat deze in omvang, dichtheid en voorzieningenniveau duidelijk kleiner zijn dan de andere kernen. Ieder van de kernen heeft daarbij zijn eigen karakter en identiteit. Bij verdichting zal worden ingezet op versterking en behoud van het voorzieningenniveau op de schaal en het karakter van de betreffende kern. Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010) Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het collegestandpunt over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie. Voor het wonen (de belangrijkste functie in het plangebied) zijn de volgende beleidsuitgangspunten relevant. Analyse van de woningbouw laat zien dat de woningvoorraad tussen 2004 en 2009 met 2.000 is toegenomen. De uitleglocaties zijn vrijwel allemaal in ontwikkeling genomen, maar de verdichting van de kernen blijft achter bij het gestelde doel. Tot 2020 kan de woningbehoefte opgevangen worden met de bestaande locaties zoals aangegeven op de plankaart van de Greenportvisie inclusief een bijgestelde verdichtingsopgave. De woningbouwopgave blijft ambitieus, maar wel realistisch. De oorspronkelijke woningbouwopgave tot 2020 wordt naar beneden bijgesteld. Voor de periode 2009 tot 2020 is de ambitie om 6.300 woningen netto aan de woningvoorraad, inclusief Westlandse Zoom, toe te voegen. Het gaat daarbij om 2.000 woningen op inbreidingslocaties in de kernen. Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen (2007) In de beleidsnota 'Uitgangspunten voor de kernen', die in september 2007 is vastgesteld, is een aantal uitgangspunten voor Honselersdijk geformuleerd. Meer in het algemeen hebben de kernen in de gemeente Westland een verdichtingsopgave gekregen van 4.500 woningen via inbreiding in de kernen. Verdichting in de kernen mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid en de spaarzame open (groene) ruimte in de kernen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
19
De kern Honselersdijk bestaat overwegend uit laagbouwwoningen met op zichtbare locaties hoogbouw. Honselersdijk is de enige ruimdorpse kern met gebouwen van zes lagen of meer. Hogere bouw kan bij verdere verdichting niet worden vermeden. Hogere bebouwing kan bij verdichting niet vermeden worden. Wel zal daar zorgvuldig mee worden omgegaan. In Honselersdijk is hogere bebouwing gebruikt om per buurt een accent te geven of de buurtstructuur te versterken. Eventueel nieuw toe te voegen hogere bebouwing moet daarop aansluiten en de buurt of kern stedenbouwkundig een opwaardering geven ten aanzien van de identiteit, herkenbaarheid en oriëntatie. Door de wegen in de kern duidelijker neer te zetten met een herkenbaar profiel met groen en niet-woonfuncties, kan deze infrastructuur weer een identiteitsdrager van de kern worden. De kern Honselersdijk krijgt een omlijsting van groen en blauw, met verblijfsgebieden rond de hele kern voor de eigen inwoners. Dit zal de kern meer samenhang en herkenbaarheid geven, bovendien geeft dit de flora en fauna in de regio de kans om aan te sluiten. Ten noordwesten van het plangebied ligt een transformatiegebied. In dit gebied speelt wonen een ondergeschikte rol en maakt dit gebied onder andere daardoor geen deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan kern Honselersdijk. Uitbreiding van de dorpskern is, gezien de realisatie van 'Buytenplaets' slechts mogelijk ten zuiden van het plangebied. Detailhandelsstructuurvisie gemeente Westland 'Kleine kernen kordaat' (2007) Om sturing te geven aan de ontwikkeling van detailhandel binnen de verschillende kernen heeft de gemeente Westland meegedaan in de ontwikkeling van de Regionale Structuurvisie Detailhandel Haaglanden 2005-2010. Naast dit globale afstemmingskader heeft de gemeente haar eigen gedetailleerde detailhandelsstructuurvisie opgesteld, die richting geeft aan de ontwikkelingen in de 11 kernen. De detailhandelsstructuurvisie geeft aan dat het aanbeveling verdient om op termijn de passage een niet-detailhandelsfunctie te geven. Voor Honselersdijk is geen draagvlak voor uitbreiding in recreatief en doelgericht aanbod. Er worden twee acties geformuleerd, namelijk: a. herbestemmen van de passage voor niet-detailhandelsfuncties; b. concentratie detailhandel in middengebied Dijkstraat. In Honselersdijk is een tamelijk verspreid aanbod aan winkels aan de Dijkstraat met in de dagelijkse sector vooral de AH-vestiging als belangrijke trekker. Kwaliteitsscores Het winkelaanbod in Honselersdijk is zeer verspreid aanwezig op met name de Dijkstraat. Daarnaast is er ook wat aanbod aanwezig aan de Endeldijk en de v.d. Goesstraat. Naast de AH-vestiging is er geen trekker aanwezig. Het winkelaanbod is kleinschalig en gemengd van aard en de nadruk ligt op het niet-dagelijkse aanbod. De winkels bevinden zich in de lagere prijsklassen. Leegstand in het winkelaanbod is minimaal. De bereikbaarheid van de winkels is niet optimaal. Dit wordt veroorzaakt door 'parkeren langs de band', dat tot opstoppingen leidt. Het aantal parkeerplaatsen is matig. De opzet van het winkelaanbod is niet compact. De winkels zijn zeer verspreid aanwezig in een lineaire structuur. De Dijkstraat geldt als de centrale winkelstraat in Honselersdijk. De straat wordt getypeerd als een verouderde winkelstraat. De uitstraling van de winkelpanden is over het algemeen redelijk tot goed. De winkelstraat is niet gezellig. Daarvoor zijn de winkels te verspreid aanwezig en is er onvoldoende samenhang.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
20
Ondernemersoordeel Honselersdijk Uit een aantal gesprekken met ondernemers uit Honselersdijk is de volgende SWOT-analyse voortgekomen. De nabijheid van de veiling, het aantal sterke speciaalzaken en de verzorgdheid van het centrum worden gezien als sterke punten. De grote spreiding van detailhandel en het parkeerprobleem worden gezien als zwakke punten. Kansen worden gezien in de woningbouw (Buytenplaets), maar de vergroting van de supermarkt in Kwintsheul wordt beschouwd als een bedreiging. Samenvattend bevat de detailhandelsstructuurvisie de volgende belangrijke aanbevelingen: uitbreiding van de recreatieve sector en doelgerichte sector is niet wenselijk; de attractiviteit van het centrum wordt verhoogd door concentratie van de detailhandel rond het middengebied van de Dijkstraat; het verdient aanbeveling om op termijn de passage een niet-detailhandelsfunctie te geven. Beleidskader wonen Belangrijk uitgangspunt in het beleidskader wonen is het op peil brengen van het aantal sociale woningen in het Westland. Als eis wordt gesteld dat van elk woningbouwplan minimaal 30% uit sociale woningbouw bestaat. Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashart voor het milieu' De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving. Het milieubeleidsplan heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'. Uiteraard is een gebiedsgericht milieubeleidsplan vooral gericht op gebieden waar grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden. Dit zijn namelijk de gebieden waar het grootste milieurendement is te behalen. Het plan heeft echter ook betekenis voor gebieden waar geen grote ontwikkelingen plaatsvinden. Ook in deze gebieden vinden vaak kleinere ontwikkelingen plaats, waarin de uitgangspunten van het beleidsplan kunnen worden toegepast. Westlands Verkeers- en Vervoerplan 2005-2015 Met het Westlands Verkeers- en Vervoerplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven. Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting. Beleid Duurzaam Bouwen 2006-2010 De doelstelling van de gemeente is door middel van duurzaam bouwen de milieubelasting terug te dringen: bouwen met zorg voor het milieu. Dit betekent dat in een vroeg stadium de schade voor het milieu moet worden beperkt, dus al tijdens het ruimtelijk en stedenbouwkundig ontwerp en in alle fasen van de bouw. De gemeente stelt een beleid Duurzaam Bouwen op, op gebouwniveau en op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw. Beleid Duurzaam Bouwen Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
21
op stedelijk niveau, voor ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is opgenomen in het Milieubeleidsplan 2005-2010. Als instrument voor duurzaam bouwen bij nieuwbouw woning- en utiliteitsbouw wordt het pakket Gemeentelijk Praktijk Richtlijn (GPR-gebouw) gebruikt. Dit is een digitaal instrument om de duurzaamheid van nieuwbouwwoningen en utiliteitskantoren (kantoren en schoolgebouwen) in kaart te brengen door middel van rapportcijfers, met als doel duurzaam bouwen meetbaar en bespreekbaar te maken. Thema's van dit instrument zijn energie, materiaal, afval, water, gezondheid en integrale woonkwaliteit. Beeldkwaliteitsplan karakteristieke gebieden Honselersdijk (2011) In dit beeldkwaliteitsplan zijn vijf gebieden aangewezen die vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien een bijzondere ruimtelijke kwaliteit hebben. Voor deze gebieden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zodat bij eventuele herbouw de beeldkwaliteit gewaarborgd is. Het betreft de volgende vijf gebieden: a. de Dijkstraat van de Valbrug tot aan de supermarkt van Albert Heijn-Koornneef; b. het Moddermanplantsoen, inclusief de Rehobothlocatie; c. de Nederhof met een deel van de Hofstraat en met de Prinsegracht; d. delen van de Burgemeestersbuurt; e. de Van Reenenbuurt. In het bestemmingsplan hebben deze gebieden de dubbelbestemming 'Waarde Karakteristiek' gekregen. Het volledige beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 3 bij de regels. Welstandsnota De kern Honselersdijk is opgenomen in de welstandsnota van de gemeente Westland. Hierin wordt aangegeven dat het kernlint Honselersdijk de hoofdas en een waardevolle structuur van Honselersdijk vormt. Voor het kernlint Honselersdijk is behoud en versterking van het dorpse karakter uitgangspunt bij de welstandsbeoordeling. Kleinschaligheid, individualiteit en afwisseling zijn daarbij belangrijke aspecten. Schaalvergroting in het lint tast het beeld aan evenals versobering van de detaillering en gebruik van niet traditionele materialen en kleuren. Het dorpse karakter van de lintbebouwing moet worden behouden en versterkt. In beginsel zijn de gebouwen gericht op de weg en moeten bijgebouwen uit het zicht blijven. Ter hoogte van de aansluiting van de Dijkstraat met de Hofstraat staat het poortgebouw met de beide vleugels van het voormalige kasteel de Hunsel. De Hertenlaan, Hofstraat, Dijkstraat en Endeldijk vormen samen dit gebied. Het beeld is afwisselend, zowel traditionele als nieuwe panden, grootschalige als kleinschalige panden komen voor. De panden worden in het algemeen slechts door een stoep gescheiden van de rijbaan. Sommige liggen terug en hebben een voortuintje. Enkele grootschalige panden, zoals de supermarkt nabij de rotonde, die de Endeldijk met de Dijkstraat verbindt, en de kerken aan de Dijkstraat. liggen verder terug en hebben een plein of parkeerplaats aan het lint. De bebouwing is gericht op de belangrijkste openbare ruimte. De bebouwing is wisselend in maat, schaal, detaillering en materiaalgebruik. Seriebouw komt met mate voor. Herhaling van de woning als basiseenheid is daarbij kenmerkend. De meeste bebouwing heeft een individueel karakter. De panden hebben een eenvoudige hoofdvorm met een onderbouw van één tot twee lagen en zijn afgedekt met een hellende kap of plat dak. Gevels zijn representatief, verticaal geleed en hebben veelal een klassieke opbouw met staande ramen. Ten behoeve van bedrijven en winkels heeft een aantal panden een afwijkende beganegrondgevel, voorzien van bijvoorbeeld reclameborden, luifels en panelen of afwijkende materialen. De architectonische uitwerking varieert van eenvoudig tot rijk. Op de hoek Endeldijk/Poeldijksepad staat een haakvormig appartementengebouw van ruim drie lagen hoog met een plat dak. De hoek in het gebouw is extra benadrukt met een rondlopend volume. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
22
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland In deze nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen. Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is: Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding. Met daarbij de volgende randvoorwaarden: in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen; opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan; iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland; in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan; opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen; nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan; de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsdoeleindenbestemming geldt of in tuincentra; opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten; bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten. In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan. Aangezien er in het plangebied geen verkooppunten zijn, is ook geen maatbestemming opgenomen.
2.1.4
Conclusie
Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt binnen de rode contour. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Hoogbouw als gevolg van meervoudig en intensief ruimtegebruik dient alleen op daarvoor geschikte locaties en op beperkte en passende schaal in de kern Honselersdijk te worden ingezet. Voor deze hogere bebouwing geldt dat het in een herkenbaar cluster moet staan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
23
2.2
Ruimtelijk-functionele structuur
In deze paragraaf worden de ruimtelijke en de functionele opbouw van het centrum van Honselersdijk beschreven.
2.2.1
Historisch ruimtelijke structuur
Het dorp Honselersdijk is ontstaan op de zuidelijke Ganteldijk. Het dorp is van oorsprong een dijkdorp. In de negende eeuw was er al sprake van bewoning. Al in 895 werd het bestaan van een kerkje vermeld. Later bouwden de Heren van Naaldwijk er het kasteel Hunsel. Het werd na aankoop in 1612 door Frederik Hendrik aanzienlijk uitgebreid en verfraaid. Het kasteel werd echter, na openbare verkoop, in 1815 gesloopt. De oude naam van het Hof werd gegeven aan de overgebleven huizen. De bijbehorende tuinen en bossen werden gerooid en ingericht voor tuinbouwgrond. Van de oorspronkelijke lanen en tuinen is weinig meer te vinden. Thans rest nog enkel het poortgebouw met de beide vleugels (de Nederhof). Het oorspronkelijke dijkdorp is in de structuur van Honselersdijk nog goed herkenbaar. De kern is gebouwd rond de Dijkstraat en het verlengde daarvan, aan de oostkant de Endeldijk en aan de westkant de Hofstraat. Ook het voormalige poortgebouw van het kasteel, de Nederhof, is nog herkenbaar en fungeert als oriëntatiepunt bij de ingang van het centrum bij de kruising van de Prinsegracht en de Dijkstraat.
2.2.2
De ontwikkeling van de kern
Honselersdijk is de laatste decennia in een redelijk constante bouwstroom gegroeid naar een compacte kern van een kleine zevenduizend inwoners. Rond de oudste bebouwing aan de Dijkstraat zijn daarbij geconcentreerde woongebieden ontstaan. Naast het centrumgebied rond de Dijkstraat zijn negen deelgebieden te onderscheiden (zie figuur 2.1). In deze paragraaf worden de verschillende deelgebieden en bebouwing behandeld. Centrum Tussen het Moddermanplein en de Prinsegracht langs de Dijkstraat ligt het centrum van Honselersdijk. Langs dit deel van de Dijkstraat ligt een keur van functies en voorzieningen. Aan de vorm, het karakter en de leeftijd van de bebouwing is de geschiedenis van de kern af te lezen. In het zuidelijk deel, tussen de Prinsegracht en de Groenelaan ligt de nadruk op wonen. Aan het deel tussen de Groenelaan en het Moddermanplein zijn de meeste voorzieningen gevestigd en ligt het 'winkelcentrum'. Vogelwijk In de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw vond ten zuiden van het centrum een gestructureerde uitbreiding plaats aan de westkant van de Molenlaan tussen de Dijkstraat en de Omgelegde Dijksloot. De structuur van de buurt wordt gekenmerkt door rechte wegen en bouwblokken in hoofdzakelijk strokenverkaveling. De buurt heeft een woonfunctie en de woningen zijn - op de rand langs de Omgelegde Dijksloot en het woonzorgcomplex 'De Hunselaer' na grondgebonden. De Hunselaer bestaat uit twee woonlagen. Het woongebouw langs de Dijksloot bestaat uit negen woonlagen. Zonder dat deze buurt beschikt over grote groene gebieden heeft zij, met name rond de Hunselaer en de Omgelegde Dijksloot, een groen en open karakter.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
24
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
25
Hofstraat Aan de zuidelijke zijde van de Prinsegracht ligt het gebied rond de Hofstraat. Voordat de Dijkweg aangelegd was, vormde de Hofstraat de verbindende schakel tussen Honselersdijk en Naaldwijk. Het grootste deel van het hierboven genoemd kasteel Hunsel lag ten noorden van de Hofstraat (waar nu het Bedrijventerrein Honselersdijk ligt). Tussen de Omgelegde Dijksloot en de Dijkweg is, een zeer gevarieerd gebied ontstaan met vooral woningen maar ook maatschappelijke functies, horeca-functies en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Tuinen-Zuid In de jaren '80 van de vorige eeuw werd aan de zuidzijde van het dorp, aan de overzijde van de Omgelegde Dijksloot, de buurt Tuinen-Zuid ontwikkeld. De buurt wordt omsloten door de Verlegde Strijp, de Omgelegde Dijksloot en het sportpark Strijphorst. Deze buurt bestaat uit vier kwadranten waarvan die in de zuidoostelijke hoek er qua inrichting en bouwwijze er het meest uit springt. De woonomgeving heeft hier een besloten karakter. De rest van de buurt is in een meer traditionele strokenverkaveling gebouwd. Burgemeestersbuurt De Burgemeestersbuurt is een volkswijk, die als eerste uitbreidingsgebied in de kern is ontstaan. De wijk telt 460 huishoudens waarvan er 295 (64%) in woningen van Vestia Westland wonen. De wijk is te verdelen in een vooroorlogs gebied (bouwjaar 1921 tot 1936) tussen de Molenlaan, de Noorduynkade en de Burgemeester van Doornlaan, waarbinnen overigens ook vernieuwing heeft plaatsgevonden, en een naoorlogs (bouwjaar 1950 tot 1960) gebied tussen de Endeldijk, Johan van Oldenbarneveldtstraat en de Burgemeester Hoogenboomstraat. Tuinen-Noord In de jaren tachtig en negentig werkte men aan de noordzijde van de Endeldijk aan de nieuwste ontwikkelingen in Honselersdijk. Eerst het woongebied aan de Dijkstraatzijde rond de 'Hofwijk'. Later aan de andere zijde van de Groenelaan langs 'Achter de Dijk' en de 'Kraayesteyn'. Dit laatste woongebied wordt gekenmerkt door een grote groene binnenruimte. In de jaren '90 werd gestart met de bouw van het nieuwste woongebied. Aan de westelijke zijde van het Poeldijksepad is het woongebied Nieuw Gantel gerealiseerd. Ook een nieuw woongebouw aan de oostzijde op de hoek met de Endeldijk is midden jaren '90 van de vorige eeuw tot stand gekomen. Symfonia Aan de noordkant van de Endeldijk, juist tegenover de Burgemeestersbuurt, ligt een klein buurtje, Symfonia. Er staan ongeveer 65 woningen, het merendeel grondgebonden. De straat Symfonie verbindt het buurtje met het Poeldijksepad. Van Reenenbuurt Aan de rand van het plangebied van dit plan, ligt het laatste specifieke woongebied van Honselersdijk: de Van Reenenbuurt. Het bestaat uit een 70-tal kleine en lage woningen rond een groen pleintje. De woonomgeving heeft een besloten karakter met smalle straten. Buytenplaets Fase 1 Buytenplaets is een nieuwe woonwijk gelegen tussen de Endeldijk/Mariëndijk, de Burgemeester Hoogenboomstraat en de 1e van Reenenstraat. Voor deze nieuwe woonwijk is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 2 WRO (oud) gevolgd. De nieuwe woonwijk bestaat uit 130 woningen/appartementen, waarvan 29% sociale sectorwoningen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
26
Fase 1, ook wel Boomparck genaamd, bestaat in hoofdzaak uit grondgebonden woningen. Langs de Burgemeester Hoogenboomstraat staan appartementen, evenals in de hoek van het bouwblok dat het dichtst tegen de Van Reenenbuurt aan is gebouwd. Strijphorst Aan de zuidkant van het plangebied is het sportcomplex De Strijphorst opgenomen. Deze is er sinds de jaren '90 gevestigd. Na uitbreidingsplannen van de bloemenveiling, is het sportcomplex verplaatst naar de huidige locatie nabij de Molenlaan.
2.3
Gebiedsvisie
Binnen het woongebied van Honselersdijk ligt de nadruk op beheer erfbebouwingsregeling die aansluit op het overgrote deel van de gemeente.
en
een
Integrale ruimtelijke visie De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn het behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat. Centrum Gestreefd wordt naar verhoging van de attractiviteit van het centrum door concentratie van de detailhandel in het gebied van de Dijkstraat, dat globaal wordt begrensd door de Groenelaan en het Moddermanplein. Aan dit gebied is een centrumbestemming toegekend. Buiten dit gebied zijn bestaande detailhandelsfuncties weliswaar als zodanig bestemd, maar is uitbreiding van detailhandel niet toegestaan. In de detailhandelsstructuurvisie wordt aanbevolen aan de op dat moment leegstaande passage een niet-detailhandelsfunctie toe te kennen. Omdat de passage inmiddels niet meer leeg staat en hier opnieuw detailhandelsfuncties zijn gevestigd, is hieraan opnieuw de bestemming Centrum gegeven. Behoud van de ruimtelijke structuur De rasterstructuur van wegen en groen dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt en aan te sluiten op de grotere natuur- en recreatiegebieden in de regio. Daarmee wordt het groene karakter van Honselersdijk verder ontwikkeld. Handhaving van het woon- en leefklimaat In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is alleen nog beperkt mogelijk op enkele inbreidingslocaties. Deze zijn op dit moment onvoldoende concreet om in het plan te worden meegenomen. Het beleid van de gemeente is verder gericht op het behoud en de versterking van bestaande groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
27
Hoofdstuk 3
3.1
Onderzoek
Archeologie en cultuurhistorie
Regelgeving en beleid Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Monumentenwet 1988, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2. De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan. Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De cultuurhistorische waardenkaart van Zuid-Holland geeft aan dat het plangebied geheel is gesitueerd in een gebied met respectievelijk een redelijk tot grote kans op archeologische sporen alsmede een zeer grote kans op archeologische sporen. In de Archeologische Monumentenkaart is een groot deel van de kern van Honselersdijk gekenschetst als een gebied met een zeer hoge archeologische waarde. De locatie wordt sinds de late middeleeuwen bewoond. Eventueel verwachte vondsten hebben een wetenschappelijke waarde en zijn van cultuurhistorisch belang. Deze waarden dienen beschermd te worden. Voorafgaand aan werkzaamheden, die mogelijk aantasting van archeologische waarden teweeg brengen, dient een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
28
In september 2001 is ten behoeve van het bouwplan A. van Solmsstraat (locatie Hofstraat) door Stichting SOB Research een aanvullende archeologische inventarisatie uitgevoerd 1. In totaal zijn 7 boringen uitgevoerd. Op basis van de gegevens van het uitgevoerde booronderzoek kan worden geconcludeerd dat het bodemprofiel tot op grote diepte (gemiddeld 2 tot 3 m beneden maaiveld) is verstoord. Deze verstoringen zijn voornamelijk te herleiden tot de bodemsanering die in 1995 werd uitgevoerd. In de onverstoorde horizonten werden geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Nader archeologisch onderzoek binnen de genoemde locatie wordt daarom op basis van de uitkomsten van de aanvullende archeologische inventarisatie niet noodzakelijk geacht. In november 2002 is voor de locatie Tuinen-Zuid een dergelijk onderzoek door de Sectie Archeologie van de gemeente Rijswijk uitgevoerd2. In totaal zijn 22 boringen uitgevoerd, waarbij geen sporen van vroegere bewoning zijn aangetroffen. In de directe omgeving van het plangebied zijn echter bewoningsresten uit de Romeinse tijd aangetroffen. Aanbevolen wordt om ten tijde van uitvoering van grondverzet, ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen, de werkzaamheden archeologisch te laten begeleiden, door een hiertoe bevoegd archeoloog. Voor de locatie Molenlaan/Sportlaan (Tuinen-Zuid, fase II) is begin mei 2003 door RAAP een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd3. Tijdens het veldonderzoek zijn fragmenten puin aangetroffen in de bouwvoor. In twee boringen is tevens direct onder de bouwvoor puin aangetroffen. Aangezien de resten zijn aangetroffen in de geroerde bovengrond waarin verder geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen, vormen ze geen aanleiding om de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen deze locatie te vermoeden. Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt ten aanzien van het plangebied door RAAP geen vervolgonderzoek aanbevolen. Onderzoek en conclusie Archeologie Het gemeentelijk archeologiebeleid dat momenteel in voorbereiding is geeft een zonering aan waarmee de archeologische (verwachtings)waarden in beeld worden gebracht. Uit onderstaande figuur blijkt dat het plangebied drie verschillende waarden kent, te weten 'Archeologisch waardevol gebied A' en 'Archeologisch onderzoeksgebied A en B'. De archeologische waarden van het gebied bestaan uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
29
Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege deze waarden zijn drie afzonderlijke dubbelbestemmingen opgenomen die ieder afzonderlijk aansluiten op één van de drie waarden. Binnen de bestemmingsregels wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld voor (bouw)werkzaamheden die het archeologisch belang kunnen schaden. Hierbij geldt dat hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe eerder archeologisch onderzoek nodig is. Cultuurhistorie Karakteristiek waardevolle bebouwing Binnen het plangebied bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet als rijksof gemeentelijk monument zijn aangewezen, maar wel op de MIP-lijst staan. Om deze panden te beschermen zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
30
3.2
Bodem- en grondwaterkwaliteit
Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Conclusie Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de bodemkwaliteit een relevante rol speelt of niet reeds is vastgesteld. Bij het mogelijk maken van nieuwe bodemgevoelige functies, bijvoorbeeld door herziening van het bestemmingsplan, dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.3
Ecologie
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van het Rijk, provincie en gemeente en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Bestaande situatie Het plangebied omvat, op 2 bedrijventerreinen na, de hele bebouwde kom van de kern Honselersdijk inclusief de gronden die zijn aangewezen voor verdere woonbebouwing en de sportvelden ten zuiden van de kern. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichting zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
3.3.1
Toetsingskader
Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
31
Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. a. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). b. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). c. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). d. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. e. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
32
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
3.3.2
Onderzoek
Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied is Natura 2000-gebied 'Solleveld en Kapittelduinen' op 3 km afstand van het plangebied gelegen (zie figuur 3.1). Het plangebied is ook niet in of nabij de PEHS gelegen.
Figuur 3.1 Ligging Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen (bron: http://www.synbiosys.alterra.nl)
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
33
Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nlen www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens. Het Natuurloket (www.natuurloket.nl) geeft aan dat de kilometerhokken waarin Honselersdijk is gesitueerd nauwelijks zijn onderzocht op natuurwaarden. Alleen de vlinders en libellen zijn onderzocht, waarbij geen soorten zijn waargenomen die bescherming genieten ingevolge de Ffw. De natuurwaarden in het plangebied zijn sterk gerelateerd aan het stedelijk gebruik van het plangebied. Aan de zuidzijde van het plangebied is een sportterrein gesitueerd dat wordt omgeven door opgaande beplanting. Flora Gezien de voorkomende biotopen zijn hier alleen licht beschermde soorten als zwanenbloem en dotterbloem te verwachten op de oevers van de bestaande watergangen. Mogelijk zijn er op enkele verruigde terreinen ook groeiplaatsen van grote kaardenbol te verwachten. Overige beschermde soorten zijn hier gezien de verspreidingsgegevens en voorkomende biotopen niet te verwachten. Vogels Naar verwachting bieden de gebouwen over het algemeen nestgelegenheid aan vogelsoorten zoals huismus, kauw, gierzwaluw en spreeuw. In het plangebied zijn nagenoeg geen groenvoorzieningen aanwezig, zodat de overige nestgelegenheden in het gebied zich beperken tot beplanting in tuinen. Deze kunnen het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten zoals houtduif, turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. De oevers van de watergangen vormen mogelijk de broedbiotoop voor soorten zoals de wilde eend, de meerkoet en de waterhoen. Zoogdieren Het aantal soorten zoogdieren binnen het plangebied is zeer beperkt. De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (1997) laat zien dat in het plangebied enkel egels, bosspitsmuizen, bosmuizen en huisspitsmuizen voorkomen. Mogelijk heeft het plangebied betekenis als leefgebied voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis. Bebouwing kan fungeren als vaste verblijfsplaats voor vleermuizen. De opgaande beplanting langs de sportvelden en de tuinen kan fungeren als foerageergebied en vliegroute. De gewone dwergvleermuis staat vermeld als strikt te beschermen soort in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en wordt in de Ffw beschouwd als extra te beschermen soort. Bosmuis en bosspitsmuis staan vermeld als te beschermen soorten, terwijl bruine rat en huismuis geen bescherming genieten. Amfibieën Het plangebied heeft naar verwachting betekenis voor enkele algemene soorten amfibieën zoals de gewone pad, de kleine watersalamander, de middelste groene kikker en de bruine kikker. Potentieel voortplantingswater is aanwezig in de vorm van de diverse watergangen in het plangebied. De groenvoorzieningen kunnen, daar waar er sprake is van struweel, fungeren als overwinteringgebied. Bruine kikker en gewone pad zijn in de Ffw opgenomen als te beschermen soorten. Vissen Mogelijk heeft een beschermde soort als de kleine modderkruiper zijn leefgebied in de sloten, die deel uitmaken van het plangebied. Daarvoor zijn de geschikte biotopen aanwezig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
34
In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 3.1
Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling tabel 1 Ffw
zwanebloem, dotterbloem en grote kaardenbol egel, bosspitsmuis, bosmuis en huisspitsmuis gewone pad, kleine watersalamander, middelste groene kikker en bruine kikker
ontheffingsregeling tabel 2 Ffw
kleine modderkruiper
tabel 3 vogels
3.3.3
bijlage 1 AMvB
geen
bijlage IV HR
alle vleermuizen
cat. 1 t/m 4
gierzwaluw en huismus
cat. 5
koolmees, pimpelmees en spreeuw
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied is Natura 2000-gebied 'Solleveld en Kapittelduinen' op 3 km afstand van het plangebied gelegen. Gezien de relatief grote afstand en het feit dat het hier een consoliderend plan betreft, kunnen negatieve effecten vanuit het plangebied op de nabijgelegen beschermde natuurgebieden worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst gebouwen worden aangepast, ingrepen in groenstructuren, het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, moet rekening worden gehouden met het volgende: er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt; tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn4.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
35
De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten5 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd; nader onderzoek naar kleine modderkruiper, vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats (categorie 1 t/m 4) is noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfsof voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen en vogels aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen, zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan: 1. indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I bepaald te worden hoe het desbetreffende plan uitgevoerd kan worden; 2. in de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens het dempen van of werkzaamheden aan de watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen, zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden.
3.4
Externe veiligheid
3.4.1
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoeras. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met dit besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige redenen worden afgeweken. Zowel de grens- als de richtwaarde ligt op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze grenswaarden worden voldaan en moeten de richtwaarden in acht worden genomen, ongeacht Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
36
of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. Voor inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt is het Vuurwerkbesluit uit 2002 van toepassing. Op basis van dit besluit dienen alle bedrijven te voldoen aan afstanden tot kwetsbare objecten. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg geldt, indien aan de eisen voor een bufferbewaarplaats wordt voldaan, een afstand van 8 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object. Bij meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk gaat het om 20 tot 30 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object, afhankelijk van de grootte van de deuropening. Vervoer van gevaarlijke stoffen In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10 -6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Binnenkort zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Vindplaatsen van explosieven In de gemeente Westland worden op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven. Ter plaatse van eventuele vindplaatsen wordt de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie' opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren of werken aan te leggen, indien uit nader onderzoek blijkt dat dit niet verantwoord is.
3.4.2
Onderzoek en conclusie
Risicovolle inrichtingen In de omgeving van het plangebied zijn een aantal risicovolle inrichtingen gelegen. Het gaat om de inrichtingen in tabel 3.2. Tabel 3.2
Risicovolle inrichtingen
inrichting
adres
Nic. Sosef
Stationsweg 23, Honselersdijk
Flora Holland
Middel Broekweg 29, Honselersdijk
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
afstand PR 10-6-contour (m)
omvang invloedsgebied GR (m)
1701)
520
102
1.125
178300.13233.00
37
Van den Bos Flowerbulbs
Dijkweg 115, Honselersdijk
70
n.v.t.
1. De PR 10-6-contour en het GR-invloedsgebied voor het bedrijf Sosef en het invloedsgebied van Van den Bos Flowerbulbs is gebaseerd op een inschatting aan de hand van de tabellen uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In de praktijk gaat het vaak om kleinere getallen. Het plangebied is (deels) gelegen binnen het invloedsgebied voor het GR van de bovenstaande inrichtingen. Er is echter sprake van een consoliderend bestemmingsplan, waardoor er geen gevolgen zijn voor de hoogte van het GR en hierdoor het GR niet nader verantwoord behoeft te worden. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat de oriëntatiewaarde momenteel niet wordt overschreden. Ook liggen er in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour van bovengenoemde inrichtingen. Vervoer van gevaarlijke stoffen Uit gegevens van de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat over de N222 ten zuidoosten van Honselersdijk, gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10-6-contour van deze risicobron is niet buiten de weg gelegen. De PR 10 -8-risicocontour – indicatief voor het invloedsgebied van het GR – bedraagt 151 m. Het plangebied ligt buiten dit invloedsgebied. Zodoende staat deze risicobron de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Vindplaatsen van explosieven Binnen het plangebied zijn geen locaties gelegen die worden verdacht als vindplaats van explosieven (zie onderstaande figuur). Ten aanzien van dit aspect worden dan ook geen extra maatregelen getroffen.
Figuur 3.2
Uitsnede explosievenkaart gemeente Westland
Conclusie Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
38
3.5
Glastuinbouw
Normstelling en beleid Verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen In het Besluit glastuinbouw (2002) worden afstandscriteria genoemd ten opzichte van andere objecten in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Indien niet aan deze afstandscriteria (en andere criteria) wordt voldaan, is een glastuinbouwbedrijf vergunningplichtig. In tabel 3.3 staat aangegeven met welke afstanden er rekening dient te worden gehouden. De in de tabel genoemde afstanden moeten worden gemeten vanaf het bedrijfsonderdeel dat het dichtst bij het object is gelegen. Waterbassin, watersilo, warmteopslagtank en open erf worden niet als zodanig beschouwd. Tabel 3.3
Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en object
soort object
aan te houden afstand indien glastuinbouwbedrijf indien glastuinbouwbedrijf vóór 1 mei 1996 is na 30 april 1996 is opgericht1) opgericht
categorie I: aaneengesloten woonbebouwing2), gevoelige objecten3)
50 m 25 m
categorie II: overige woningen van derden4), restaurants
10 m
25 m
1. De genoemde afstand geldt met inbegrip van eventuele uitbreidingen na dit tijdstip. 2. Onder aaneengesloten bebouwing wordt verstaan: drie of meer woningen die op telkens minder dan 5 m afstand van elkaar zijn gelegen, gerekend van gevel tot gevel. 3. Een gevoelig object is een gebouw of gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor het verblijf van personen of een object, gebouw of terrein bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie, artikel 8, 2e lid onder a en 3e lid. 4. Op basis van artikel 1, 1e lid onder rr geldt dat een dienst- of bedrijfswoning behorende bij een glastuinbouwbedrijf niet wordt gedefinieerd als woning. Daardoor gelden de afstanden uit de bovenstaande tabel niet voor dergelijke woningen. Een inrichting, die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor eetbare paddenstoelen of witlof, is vervolgens daar weer van uitgezonderd. Verstoring door licht Uit onderzoek is gebleken dat het lichamelijk en psychisch functioneren van de mens negatief wordt beïnvloed, wanneer de natuurlijke afwisseling tussen licht en donker wordt verstoord. In Nederland wordt veel licht geproduceerd, bijvoorbeeld straatverlichting en schijnwerpers op sportvelden. In de glastuinbouw wordt gebruikgemaakt van assimilatiebelichting om de groei van gewassen in kassen te bevorderen. In het Besluit glastuinbouw (2002) zijn regels opgenomen voor assimilatiebelichting. In het algemeen dient de gevel van een kas waar assimilatiebelichting wordt toegepast, op een dusdanige manier te worden afgeschermd, dat op een afstand van ten hoogste 10 m de lichtuitstraling met minstens 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Ook vanuit de sector zelf wordt gewerkt aan richtlijnen om hinder als gevolg van verlichting in kassen tegen te gaan. Onderzoek en conclusie Rond de gehele kern van Honselersdijk bevinden zich glastuinbouwbedrijven. Er wordt aangenomen dat ten opzichte van woningen in de bestaande situatie wordt voldaan aan het Besluit glastuinbouw of dat bedrijven op basis van een (eventuele) milieuvergunning voldoende rekening houden met deze woningen. Derhalve staat het Besluit glastuinbouw de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan niet in de weg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
39
3.6
Horeca
Toetsingskader Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van omliggende woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat horecavoorzieningen op de betreffende locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. Voor een nadere toelichting op de regeling van horecavoorzieningen met de SvH wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting. Toelaatbaarheid per gebiedstype In het centrum van Honselersdijk bevinden zich reeds enkele horecavoorzieningen en wordt de concentratie van horeca ook wenselijk geacht. Ter plaatse van de bestemming ''Centrum'' en ''Gemengd 2'' wordt horeca tot en met categorie 2 algemeen toelaatbaar geacht. Horeca uit een hogere categorie dan de algemene toelaatbaarheid wordt mogelijk gemaakt via een maatbestemming. Afwijkingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om horeca-activiteiten uit de milieucategorie die één stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid (dus 3) toe te staan. In dat geval dient echter wel te worden aangetoond dat een vrijgestelde horecavoorziening niet zorgt voor onacceptabele hinder ten opzichte van omliggende woningen. Inventarisatie horecavoorzieningen Bestaande horecavoorzieningen in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de categorieën SvH (zie bijlage 4). In het plangebied komen enkel horecavoorzieningen voor die passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Het gaat vooral om lichte horeca als restaurants en cafetaria. Conclusie Horeca-activiteiten binnen het plangebied vallen alle binnen de algemeen toelaatbaarheid. Derhalve wordt geconcludeerd dat deze activiteiten geen onacceptabele milieuhinder zullen veroorzaken. Nieuwe horecavoorzieningen worden met het voorliggend bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
3.7
Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
40
Tabel 3.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). Besluit niet in betekenende mate (nibm) In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO 2 en PM10; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek Aangezien er met dit bestemmingsplan geen nieuwe functies worden mogelijk gemaakt, kan op grond van het Besluit nibm, een toetsing aan de grenswaarden achterwege blijven. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit ter plaatse inzichtelijk te worden gemaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
41
Ten aanzien van de luchtkwaliteit ter plaatse wordt gebruikgemaakt van de Rapportage Luchtkwaliteit van de gemeente uit 20067. Uit de rapportage blijkt dat in de kern Honselersdijk geen overschrijdingen van de grenswaarden plaatsvinden. Wel werd in 2006 langs de N466 ter plaatse van de bloemenveiling de grenswaarde van het jaargemiddelde voor stikstofdioxide en de 24-uurgemiddelde waarde van fijn stof overschreden. Aangezien deze locatie echter op enige afstand van het plangebied is gelegen, kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied in 2006 over het algemeen goed was. Uit de saneringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, blijkt dat deze overschrijdingen inmiddels niet meer optreden. De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is daardoor als goed aan te merken. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wlk) de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat uit het oogpunt van luchtkwaliteit.
3.8
Milieuhinder en bedrijven
Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en zelfs gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt verwezen naar Bijlage 1. Toelaatbaarheid per gebied Het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebied waar grote en hinderlijke bedrijven niet gewenst zijn. Enige mate van functiemenging is wel wenselijk. Binnen het plangebied worden daarom bedrijven uit milieucategorie B1 algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die direct naast of beneden woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Met behulp van de SvB (Bijlage 1 van de regels) wordt bepaald welke bedrijven binnen de algemene toelaatbaarheid passen. Bedrijven uit hogere categorieën dan de algemene toelaatbaarheid worden mogelijk gemaakt via een maatbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt relevante milieuhinder in de toekomst
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
42
voorkomen. Afwijken van de gebruiksregels De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf worden toegestaan. Dit kan alleen voor bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid (dus B2). Ingeval van het afwijken dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën. Inventarisatie bedrijven In het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie Bijlage 3). Enkele reeds aanwezige bedrijven in het plangebied vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar is. Deze bedrijven worden mogelijk gemaakt via een maatbestemming. Conclusie Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe hinder veroorzakende en gevoelige functies worden niet mogelijk gemaakt. Daardoor levert het aspect milieuhinder en bedrijven geen belemmering op voor de vaststelling van het plan. Door het toepassen van een milieuzonering worden nieuwe hindersituaties voorkomen.
3.9
Planologisch relevante kabels en leidingen
Normstelling en beleid Sinds 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie: a. het plangebied ligt buiten het plangebied behorend bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8 per jaar is; of b. het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of c. het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden. In verband met de bescherming en het beheer van leidingen, dient tevens een belemmeringenstrook bestemd te worden. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
43
Onderzoek en conclusie In het plangebied bevinden zich drie hogedruk aardgastransportleidingen, namelijk W-522-01, W-522-03 en W 522-05. De eerste leiding loopt over het terrein van de bloemenveiling langs de oostzijde van de Dijkweg naar het noorden en splitst zich op het kruispunt met de Nieuweweg in de leiding W-522-05 die langs de zuidzijde van de Nieuweweg loopt (buiten maar direct grenzend aan het plangebied) en de leiding W-522-03 die in noordelijke richting doorloopt en via de Hofwijk de Veilingweg oversteekt en het plangebied verlaat. Ten opzichte van de leiding gelden de volgende risicocontouren en invloedsgebieden (zie tabel 3.5). Tabel 3.5
Hogedruk aardgastransportleidingen in en nabij het plangebied
leiding
diameter
druk
PR 10-6-contour
invloedsgebied GR
kleinste afstand tot plangebied
W-522-01
18 inch
40 bar
0
210 m
0
W-522-03
16 inch
40 bar
0
170 m
0
W-522-05
16 inch
40 bar
0
170 m
0
Voor alle leidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 m. Deze strook wordt op de verbeelding opgenomen. De PR 10-6-risicocontour van alle drie de leidingen bedraagt 0 m. In het plangebied liggen dus geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de contour. Wel ligt het plangebied binnen de invloedsgebieden van het GR voor deze leidingen. Het bestemmingsplan maakt hier geen ontwikkelingen mogelijk. De vaststelling van het plan heeft daarom geen invloed op de hoogte van het GR. Uit de Kwantitatieve Risicoanalyse, die de Gasunie in 2010 heeft uitgevoerd, blijkt dat het GR in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Aangezien in de huidige situatie aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan, kan een nadere onderbouwing van het GR achterwege blijven. Derhalve staan de genoemde leidingtracés de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
3.10 Verkeer Ontsluiting voor het autoverkeer Het plangebied wordt door de Molenlaan, de Endeldijk-Mariëndijk en het Poeldijkse Pad ontsloten. De Molenlaan heeft een belangrijke verzamelfunctie binnen het plangebied en sluit buiten de bebouwde kom aan op de Middel Broekweg. De Middel Broekweg ontsluit Honselersdijk vanaf de Burgemeester Elsenweg (N213) en vanaf de Veilingroute (N222). De Endeldijk-Mariëndijk is een landelijke ontsluitingsweg ten behoeve van de aanliggende percelen die ook gebruikt wordt door doorgaand verkeer (zie figuur 3.3). Het Poeldijkse Pad vormt de verbindingsweg tussen Honselersdijk en Poeldijk. De overige wegen in het plangebied hebben met name een verblijfsfunctie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
44
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
45
De a. b. c. d. e.
belangrijkste doorgaande verkeersrelaties binnen het plangebied zijn: Molenlaan-Poeldijkse Pad; Endeldijk-Dijkstraat-Dijkweg; Molenlaan-Endeldijk; Dijkweg-Dijkstraat-Poeldijkse Pad; Nieuweweg-Veilingweg-Klipper-Poeldijksepad.
Om de kern van Honselersdijk te ontlasten van doorgaand verkeer is in het verleden een aantal maatregelen genomen. Hierbij is de Dijkstraat minder aantrekkelijk gemaakt voor doorgaand verkeer. Ten noorden van het plangebied is eveneens een nieuwe verbindingsweg tussen de Nieuweweg en Poeldijksepad (De Klipper) gerealiseerd, om de Dijkstraat te ontlasten van doorgaand verkeer tussen de Dijkweg en het Poeldijkse Pad. De reconstructie van het Moddermanplein, waarbij de aansluiting tussen de Endeldijk en de Dijkstraat is vervangen door een rotonde is eveneens een van de maatregelen die gericht is op het ontlasten van de Dijkstraat. Ontsluiting per openbaar vervoer Het plangebied wordt goed ontsloten per openbaar vervoer. Binnen het gebied zijn bushaltes gelegen langs de Molenlaan ter hoogte van de Patrijslaan, langs het Moddermanplein en langs het Poeldijksepad ter hoogte van de Schoener. Bij deze haltes halteren de openbaarvervoerdiensten in de richtingen Den Haag en Ter Heijde via Monster, Naaldwijk en Poeldijk. Deze dienst heeft een frequentie van een of twee keer per uur per richting. Eveneens zijn bushaltes gelegen langs de Nieuweweg en de Dijkweg ter hoogte van de Nederhof en de Strijplaan. Bij deze haltes halteren de openbaarvervoerdiensten in de richtingen Schiedam CS en Den Haag via Maasland, Naaldwijk, Honselersdijk en Poeldijk. Deze dienst heeft van/naar Schiedam een frequentie van twee keer per uur per richting en van/naar Naaldwijk een frequentie van vier keer per uur per richting. In Den Haag en Schiedam kan worden overgestapt op het NS-railnetwerk. Ontsluiting voor het langzaam verkeer De fietsers in het plangebied worden in de meeste gevallen samen met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Voor de voetgangers zijn trottoirs aanwezig. Langs de Klipper en het Poeldijkse Pad zijn fiets(suggestie)stroken gelegen. Langs de Molenlaan ligt een eenzijdig en in twee richtingen te berijden fietspad dat aansluit op de fietsvoorzieningen langs het Poeldijkse Pad. De Nieuweweg en N466 zijn beide voorzien van een vrijliggend fietspad. De ontsluiting voor het fietsverkeer is goed te noemen. Parkeren Het parkeren in het plangebied vindt op eigen terrein plaats in haaks- en langsparkeervakken. In de woonbuurten vindt het parkeren ook op de rijbaan plaats. De parkeercapaciteit is in het gehele plangebied voldoende. Verkeersveiligheid De straten binnen het plangebied dienen, met uitzondering van de Molenlaan en het Poeldijkse Pad, bij voorkeur ingericht te worden als 30 km/h-gebied zodat het verblijfskarakter van wegen in het plangebied versterkt wordt. Bij de uitgevoerde reconstructie van de aansluiting Endeldijk-Dijkstraat is aandacht besteed aan de oversteekbaarheid van de Molenlaan voor fietsers en voetgangers door middel van oversteekvoorzieningen. In het kader van het concept 'Duurzaam Veilig' zijn de aansluitingen Dijkstraat, Endeldijk en Moddermanplein ondergeschikt vormgegeven door middel van uitritconstructies op de route Molenlaan-Poeldijkse Pad.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
46
Verkeersintensiteiten De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit het verkeersmodel van de gemeente Westland. De gegevens zijn verkregen voor de jaren 2006, 2016 en 2021. In tabel 3.6 zijn de intensiteiten voor de verschillende wegen opgenomen. Tabel 3.6
Verkeersintensiteiten (gemiddelde werkdag etmaalgemiddelden) intensiteit (mvt/etmaal)
weg(vak)
2006
2016
2021
Dijkstraat (Molenlaan en Groenelaan)
2.492
3.331
3.270
Poeldijkse Pad (Endeldijk en De Klipper)
4.828
5.934
6.007
Molenlaan (Endeldijk en Fazantlaan)
6.921
8.959
9.013
Endeldijk (Molenlaan-Poeldijkse Pad)
2.030
2.984
2.961
Dijkweg (Nieuweweg en bloemenveiling)
7.053
8.125
8.098
Nieuweweg
5.226
5.909
5.929
Endeldijk (Poeldijkse Pad-Mariëndijk)
1.767
2.731
2.693
Molenlaan (Middel Broekweg-J. van Oldenbarneveldtstraat)
7.825
10.546
10.781
Wegverkeerslawaai Omdat binnen het plangebied geen nieuwe (geluidsgevoelige) bestemmingen mogelijk worden gemaakt kan akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai achterwege blijven. Conclusie Binnen het plangebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect verkeer vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
3.11 Water Watertoets en waterbeheer Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk verplicht. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke plannen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Delfland. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Westland. In het kader van de verplichte watertoets is over dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's. waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW);
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
47
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet.
Provinciaal: Provinciaal Waterplan; Provinciale Structuurvisie; Verordening Ruimte. Waterschapsbeleid In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren. In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Ten slotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets. Gemeentelijk beleid Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten: stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en afvloeiend grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de KRW. De hierin beschreven ontwikkelingen en het meerjaren onderhoudsprogramma vormen de basis voor de vastgestelde gemeentelijke rioolheffing over deze periode. Huidige situatie Algemeen Het plangebied beslaat de kern Honselersdijk en de sportvelden aan de zuidoostzijde, de Van Reenenbuurt en de gronden ten zuiden van de Van Reenenbuurt tot aan de dorpskern. Het plangebied is grotendeels verhard (stedelijk gebied). De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP 0 m en de bodem bestaat uit lichte zavel (kleihoudend zand). Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap IV. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m onder het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,8 m en 1,2 m onder het maaiveld ligt. Hydrologisch gezien betreft het infiltratiegebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
48
Veiligheid en waterkeringen Binnen het plangebied bevinden zich een aantal boezemwaterkeringen, namelijk langs de primaire boezemwateren in het plangebied. Waterkwantiteit Het plangebied ligt vrijwel geheel in boezemland, dat betekent dat het gebied zonder gemalen afwatert op het boezemstelsel. Het boezempeil bedraagt NAP -0,4 m. Het boezemstelsel bevat momenteel onvoldoende bergend vermogen bij hevige en/of langdurige regenval. In het boezemstelsel bedraagt de toegestane peilstijging 0,3 m. Het boezemsysteem wordt periodiek doorgespoeld met water afkomstig uit het Brielse Meer. De sportvelden, gelegen in het zuidoosten van het plangebied, maken onderdeel uit van de Oude en Nieuwe Broekpolder. Het polderpeil wordt hier gehandhaafd op NAP -1,2 m. Overtollig water wordt via de boezem afgevoerd in zuidoostelijke richting via de Strijp en het Zwethkanaal naar het boezemgemaal Westland. Ook de Oude en Nieuwe Broekpolder heeft momenteel een tekort aan waterbergend vermogen. Afvalwater en riolering Het grootste gedeelte van de kern is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Ten noordwesten van de Dijkstraat ligt een gescheiden rioolstelsel en ten noordwesten van de Kraaijesteijn een verbeterd gescheiden stelsel. De sportvelden zijn aangesloten op een mechanisch rioolstelsel. In het plangebied bevinden zich verder een aantal riooloverstorten. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een rioolgemaal. In het plangebied liggen twee afvalwatertransportleidingen. Watersysteemkwaliteit en ecologie Binnen of in de omgeving van het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. De waterkwaliteit laat te wensen over, met name als gevolg van meststoffen, bestrijdingsmiddelen en andere diffuse verontreinigingen. Doorspoeling met water uit het Brielse Meer leidt niet tot verslechtering van de waterkwaliteit. Duurzaam stedelijk waterbeheer in toekomstige situatie Algemeen Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Dit bestemmingsplan biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, overeenkomend met het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland, daar waar mogelijk toe te passen. Veiligheid en waterkeringen De boezemwaterkeringen hebben een Keurzone (kernzone en beschermingszone) met een breedte van 20 m, gemeten vanaf de insteek van het boezemwater. In geval van toekomstige werkzaamheden binnen deze zones dient bij het Hoogheemraadschap van Delfland een watervergunning te worden aangevraagd. Waterkwantiteit Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats naar aanleiding waarvan het bestaande waterbergingstekort kan worden verkleind. Mochten er in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, dient hierbij een bergend vermogen van 325 m³/ha te worden gerealiseerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
49
Afvalwater en riolering De huidige rioolstelsels blijven gehandhaafd. Bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen dient een gescheiden rioolstelsel te worden aangelegd. Dit betekent dat hemelwater afkomstig van schone verharde oppervlakken wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Afvalwater wordt uiteraard afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hiermee wordt voldaan aan de Leidraad rioleringen West-Nederland en de Beslisboom Afkoppelen. Voor toekomstige lozingen (van schoon hemelwater) op oppervlaktewater dient een watervergunning te worden aangevraagd. Watersysteemkwaliteit en ecologie Toekomstige ontwikkelingen kunnen aanleiding geven tot maatregelen die een betere waterkwaliteit en hogere ecologische waarden tot gevolg hebben. Hierbij kan gedacht worden aan het combineren van waterberging met de aanleg van natuurvriendelijke oevers. In ieder geval mogen ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit. Om die reden dienen toekomstige bouwwerkzaamheden uitgevoerd te worden met duurzame, niet-uitloogbare materialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Beheer en onderhoud In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap een watervergunning dient te worden aangevraagd. Ook voor werkzaamheden binnen de Keurzone van waterkeringen dient een watervergunning aangevraagd te worden. Bestemmingslegging In het bestemmingsplan worden de watergangen bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone inclusief de beschermingszone) geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. Een strook van 5 m aan weerszijden van de afvalwatertransportleiding wordt bestemd als 'Leiding - Riool'. Conclusie Aangezien dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, bestaan er vrijwel geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
50
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
51
Hoofdstuk 4
Juridische planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
4.1
Planvorm
De vigerende bestemmingsplannen voor het nieuwe plangebied zijn sterk verouderd. Voor de oude kern van Honselersdijk geldt een gedetailleerd bestemmingsplan uit 1970 en voor de overige delen van het plangebied zijn de gronden grotendeels bestemd voor uit te werken woondoeleinden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de kern, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
4.2
Verbeelding (plankaart)
Wettelijke vereisten De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Leeswijzer verbeelding Wegwijzer via internet Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
52
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken, wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond (zie onderstaande figuur).
Figuur 4.1 Voorbeeld verbeelding www.ruimtelijkeplannen.nl Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.
Figuur 4.2 geplaatst
Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
53
In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 10 m. De gronden zijn bestemd voor wonen en er is sprake van een bouwvlak. Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan. Analoge verbeelding Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. Bestemmingsvlak en bouwvlak Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder). Aanduidingen Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in drie verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen in het plangebied zijn bedrijfswoning, speelveld en zorginstelling. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. De voorkomende bouwaanduiding in het plangebied is gestapeld. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. Voorgevelrooilijn Een specifieke aanduiding op de verbeelding is de voorgevelrooilijn. Hiermee wordt beoogd op die plaatsen waar dat gewenst is extra bescherming te bieden tegen ongewenste bebouwing in tuinen. Veelal valt de voorgevelrooilijn samen met de voorgevel van een gebouw. In enkele gevallen omvat de voorgevelrooilijn ook een zijgevel.
4.3
Uitleg van de planregels
4.3.1
Opbouw van de planregels
De a. b. c. d.
regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen: inleidende regels; bestemmingsregels; algemene regels; overgangs- en slotregel.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
54
4.3.2
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1) Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Wijze van meten (Artikel 2) Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
4.3.3
Bestemmingsregels
Agrarisch Artikel 3 Aan de Burgemeester Hoogenboomstraat is een voormalige agrarisch perceel nog als zodanig bestemd. In de bijbehorende bestemmingsregels worden uitsluitend glastuinbouwbedrijven toegestaan. Bedrijf (Artikel 4) In het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig. Deze hebben de bestemming Bedrijf. De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn ingeschaald op basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie Bijlage 1 van de regels). De bedrijfsinventarisatie is terug te vinden in Bijlage 1 van de toelichting. Een aantal bedrijven dat reeds aanwezig zijn in het plangebied vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar is. Deze bedrijven zijn voorzien van een functieaanduiding. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich daar alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Centrum (Artikel 5) De bestemming Centrum voorziet in de functies detailhandel en dienstverlening, horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten en wonen. Centrumfuncties zijn vooral gelokaliseerd aan de Dijkstraat. Gemengd - 1 t/m Gemengd - 4 (Artikel 6 t/m Artikel 9) Binnen de bestemming Gemengd - 1 tot en met Gemengd - 4 zijn de gronden bestemd voor verschillende functies, in combinatie met wonen. Het gaat om combinaties van wonen met detailhandel en dienstverlening respectievelijk horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de staat van horeca-activiteiten, kantoren en maatschappelijke functies. Groen (Artikel 10) De grotere groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, oeververbindingen en water mogelijk. Kantoor (Artikel 11) Aan de Schoener, de Molenlaan en de Dijkstraat zijn kantoren gesitueerd. Deze hebben de bestemming Kantoor gekregen. Maatschappelijk (Artikel 12) Maatschappelijke functies, waaronder bijvoorbeeld kerken, scholen en medische voorzieningen zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk. In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook bestemd als 'Maatschappelijk'.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
55
Aangezien de gemeente Westland haar medewerking wil verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen, zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers. Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen. Sport (Artikel 13) De sportvelden en bijbehorende clubgebouwen en sporthallen en het zwembad hebben de bestemming Sport. Tuin (Artikel 14) De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de woningen. De bestemming Tuin is gelegen op 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Hier zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend toegestaan. Verkeer (Artikel 15) Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen het plangebied betreft dit de Molenlaan, Poeldijksepad en de Klipper. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke. Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 16) Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en fiets- en voetpaden. Water (Artikel 17) Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water. Wonen (Artikel 18) In het bestemmingsplan is het wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin (zie voorbeeld hieronder). De bestemming Tuin is al besproken onder Artikel 14. De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het beleid van de gemeente Westland is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden, die voortvloeien uit de vigerende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als Tuin (zie onder Artikel 14).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
56
Standaard situatie woonpercelen (uitsnede analoge verbeelding) Bouwvlakken hoofdgebouwen Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de verbeelding bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. In de vigerende bestemmingsplannen is de begrenzing van de bouwvlakken aan de achterzijde van de woning vaak op 1 of 2 m uit de bestaande achtergevel neergelegd. Ook in dit bestemmingsplan wordt deze ruimte geboden. Daar waar niet duidelijk is waar de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen is een gevellijn opgenomen. Per hoofdgebouw is tot slot de goot- en bouwhoogte vastgelegd. Erfbebouwing De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking oppervlakte en hoogte van erfbebouwing. In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Aan-huis-gebonden ondernemingen Aan-huis-gebonden ondernemingen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
57
Overige functies naast het wonen Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn naast de woonfunctie ook andere functies aanwezig. Het kan hierbij gaan om bijvoorbeeld een tandartsenpraktijk, kapsalons of beperkte detailhandel. Deze functies hebben een specifieke functieaanduiding om het huidige gebruik goed mogelijk te maken. Leiding - Gas (Artikel 19) en Leiding - Riool (Artikel 20) Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige planologisch relevante gasleiding en afvalwatertransportleiding zijn de bestemmingen Leiding - Gas en Leiding - Riool opgenomen. Het betreft hier een dubbelbestemming. Bouwen is slechts mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan burgemeester en wethouders. Waarde - Archeologie (Artikel 21, 22 en 23) Conform het archeologiebeleid worden drie afzonderlijke beschermingsregimes vastgelegd in het kader van te beschermen archeologische waarden. Een groot gedeelte van het plangebied valt onder waardevol gebied A, dat is bestemd als Waarde - Archeologie 1. Voor kleine delen van het plangebied, waar onderzoeksgebied A als categorie geldt, is Waarde - Archeologie 3 opgenomen. Het resterende deel van het plangebied, wat overigens het merendeel vormt, is opgenomen als onderzoeksgebied B voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4. Deze bestemmingen fungeren als dubbelbestemmingen. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een verplichting opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd. Het onderscheid zit in het feit dat binnen categorie waardevol gebied A vanwege de hogere verwachtingswaarde eerder onderzoek nodig is (vanaf 30 m²) dan binnen de categorieën onderzoeksgebied B (vanaf 500 m²) en onderzoeksgebied C (vanaf 1.000 m²). In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is ook voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht opgenomen. Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is via omgevingsvergunning alleen toegestaan voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan. Waarde - Karakteristiek (Artikel 24) In het beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebieden Honselersdijk (zie ook paragraaf 2.1.3 en Bijlage 3 bij de regels) zijn gebieden aangewezen die een bepaalde ruimtelijke kwaliteit hebben die gewaarborgd moeten worden. In het plangebied betreft dit: a. de Dijkstraat van de Valbrug tot aan de supermarkt van Albert Heijn-Koornneef; Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
58
b. het Moddermanplantsoen, inclusief de Rehobothlocatie; c. de Nederhof met een deel van de Hofstraat en met de Prinsegracht; d. delen van de Burgemeestersbuurt; e. de Van Reenenbuurt. In dit artikel is bepaald dat bij herbouw van gebouwen en/of de herinrichting van het openbaar gebied de beeldkwaliteitseisen uit het beeldkwaliteitsplan in acht genomen moeten worden. Daarnaast is een sloopverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen. Voor het kernwinkelgebied en de aanlooproutes is de dubbelbestemming 'Waarde Winkelgebied' opgenomen. In dit gebied geldt ook het sloopverbod zonder omgevingsvergunning. Het verschil met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' is gelegen in het feit dat het toetsingskader uit het beeldkwaliteitsplan niet van toepassing is. In geval van het samenvallen van deze gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek' prevaleert deze laatstgenoemde bestemming. Waarde - Winkelgebied (Artikel 25) Voor het kernwinkelgebied en de aanlooproutes is de dubbelbestemming 'Waarde Winkelgebied' opgenomen. In dit gebied geldt dat voor de activiteit slopen een omgevingsvergunning benodigd is. Waterstaat - Waterkering (Artikel 26) Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied. Het betreft de Zanddijk (kernzone en beschermingszone). Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is.
4.3.4
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen. Antidubbeltelregel (Artikel 27) Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro). Algemene bouwregels (Artikel 28) De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Er wordt onder andere verwezen naar de op de verbeelding vastgelegde hoogtematen en bebouwingspercentages. Daarnaast zijn er, tenzij hoofdstuk 2 anders bepaalt, standaard hoogtematen vastgelegd voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Naast deze meer algemene bepalingen kent het artikel de volgende regelingen:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
59
Overschrijding bouwgrenzen Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Ondergrondse bouwwerken In dit lid is bepaald dat de regels in de plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken. Parkeernormering In dit lid is bepaald dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling het Westlands Verkeer- en Vervoerplan van toepassing is. Dakkapellen In dit lid zijn de mogelijkheden en toegestane afmetingen voor dakkapellen vastgelegd. Bestaande bouwwerken Dit lid bepaalt dat bestaande bouwwerken mogen worden teruggebouwd wanneer deze met een vergunning tot stand zijn gekomen. Algemene gebruiksregels (Artikel 29) In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan. Algemene afwijkingsregels (Artikel 30) In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwregels, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Hierbij is ook bepaald dat in ieder geval niet kan worden afgeweken van de bouwregels wanneer hiermee onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Dit artikel bepaalt tevens op welke onderdelen de bouwverordening niet van toepassing wordt is. Artikel 9 van de Woningwet regelt immers primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening. Algemene wijzigingsregels (Artikel 31) In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en/of de dubbelbestemming Waarde – Archeologie te verwijderen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
60
Overige regels (Artikel 32) Karakteristieke waardevolle bebouwing In het plangebied is een aantal gebouwen aanwezig welke als cultuurhistorisch waardevol zijn aangemerkt. Deze gebouwen hebben op de planverbeelding de aanduiding 'karakteristiek'. Voor deze bouwwerken is een aantal beschermende maatregelen opgenomen. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een sloopverbod zonder omgevingsvergunning. Werking wettelijke regelingen In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
4.3.5
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde. Overgangsrecht (Artikel 33) De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). Slotregel (Artikel 34) Deze regel bevat de titel van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
61
Hoofdstuk 5
Handhaving
Handhaven op maat Burgemeester en wethouders van Westland hebben begin 2011 de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
62
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
63
Hoofdstuk 6
6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven. De gemeenteraad zal besluiten om geen exploitatieplan op te stellen.
6.2
Inspraak en overleg
6.2.1
Inspraak
Gezien het feit dat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bevat, wordt het houden van een inspraakprocedure niet noodzakelijk geacht. Het beleid is ook niet veranderd ten opzichte van het bestemmingsplan dat op 22 juni 2004 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gedeeltelijk was goedgekeurd.
6.2.2
Overleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan de wettelijke overlegpartners voorgelegd. Deze zijn in deze paragraaf samengevat en van beantwoording voorzien.
6.3
Overlegreacties
a. VWS Pipeline Control b.v. Samenvatting Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. Beantwoording De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. b. Tennet TSO B.V. Samenvatting Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. Beantwoording De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
64
c. Evides waterbedrijf Samenvatting Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. Beantwoording De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. d. Hoogheemraadschap van Delfland Samenvatting In de ondergrond van het plangebied is een afvalwatertransportleiding aanwezig, die in beheer is bij Delfluent Services BV. Verzocht wordt om ten minste aan weerszijden van de persleiding een onderhoudsstrook van 5 m op te nemen op de plankaart en in de planregels. Er is voor ontwikkelingen binnen de keurzone geen adviesverplichting van de waterbeheerder opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan voor de bestemming Waterstaat - Waterkering. Voor ontwikkelingen waarvoor al een watervergunning is verkregen, behoeft geen advies aan te worden gevraagd. Verzocht wordt dit in de planregels op te nemen. Beantwoording Er zijn 2 afvalwatertransportleidingen in het plangebied aanwezig met diameters van 200 mm en 315 mm. Aan weerszijden van deze leidingen zal rekening worden gehouden met een bebouwingsvrije zone van 5 m. De planverbeelding en planregels worden hierop aangepast. Er is niet voor gekozen om de adviesverplichting voor ontwikkelingen binnen de keurzone in de planregels op te nemen. Evenmin zal voor ontwikkelingen, waarvoor al een watervergunning is verkregen, in de planregels worden vermeld dat hiervoor geen adviesverplichting meer benodigd is. Bij een concrete aanvraag zal zo nodig uiteraard afstemming met het Hoogheemraadschap van Delfland hierin plaatsvinden. e. VROM-Inspectie Samenvatting Externe veiligheid De risicocontouren van risicovolle inrichtingen ontbreken op de plankaart en in de planregels. In de toelichting is niet ingegaan op een hogedruk gasleiding, die wél is opgenomen op de plankaart en in de planregels. Verzocht wordt om dit alsnog te doen. Verder wordt verzocht rekening te houden met de risicoafstanden van Westland Energie BV, dat volgens de provinciale risicokaart zich bevindt in de nabijheid van het plangebied. Beantwoording De risicocontouren van de Bevi-inrichtingen vallen buiten de contouren van het bestemmingsplangebied. Een verantwoording van het groepsrisico zal worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan evenals een beschrijving van de hogedruk gasleiding. Er behoeft geen rekening te worden gehouden met de risicocontouren van Westland Energie, aangezien dit geen Bevi-inrichting is. f. Westland Infra energy solutions Samenvatting Mits er rekening wordt gehouden met en er overleg is over het eventueel verleggen van de in het ontwerp aanwezige kabels en leidingen, heeft men geen bezwaar tegen het voorontwerpbestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
65
Beantwoording Er zullen geen kabels en leidingen worden verlegd. Er is hier immers sprake van een consoliderend bestemmingsplan. g. Hulpverleningsregio Haaglanden Samenvatting a. In het plangebied bevindt zich een aardgastransportleiding. Verzocht wordt om aan weerszijden van de hogedruk aardgastransportleiding geen (tijdelijke) bebouwing binnen 4 m op te nemen op de plankaart en in de planregels. b. Artikel 17.2 van de planregels dient te worden aangepast zodat bij verandering, vernieuwing en vervanging buiten de bebouwingsvrije zone van 4 m wordt gebouwd. c. Er mogen geen kwetsbare objecten binnen de toetsingsafstand van de hogedruk aardgastransportleiding worden gerealiseerd. d. Er dient regulier onderhoud aan de installaties en goede werkprocedures van Flora Holland en Nic. Sosef B.V. te worden gepleegd. e. Er mogen geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd zonder dat de beheerder van de leiding op de hoogte is. f. Er dient risico- en crisiscommunicatie naar omwonenden (en personeel) plaats te vinden. g. Er dient voldoende bluswater en een goede bereikbaarheid van het plangebied te zijn. h. Er dient voldoende bereik te zijn van alarmsirenes. i. Er dienen voldoende vluchtwegen, objecten nabij de aardgastransportleiding te zijn. j. Er dienen scenario's in het bedrijfsnoodplan van Flora Holland en Nic. Sosef te worden opgenomen. k. Er dient een mogelijkheid tot het eenvoudig afschakelen van de ventilatie te zijn. Beantwoording a. De planverbeelding en planregels worden hierop aangepast. b. De planregels worden op dit punt aangepast. c. In de planregels wordt opgenomen dat binnen de bebouwingsvrije zone niet mag worden gebouwd. d. Momenteel worden de vergunningen van Flora Holland en Nic. Sosef geactualiseerd. Hierin zal dit advies worden meegenomen. e. Wettelijk gezien is het al verplicht om melding te doen van graafwerkzaamheden. Het extra opnemen hiervan in de planregels is daarmee verder niet noodzakelijk. f. Binnen de gemeente Westland wordt gewerkt aan adequate risico- en crisiscommunicatie. g. Het betreft hier een actualiseringsplan waarin een bestaand woongebied wordt vastgelegd. In overleg met de brandweer zal worden bekeken of hieraan invulling zal worden gegeven. h. Het betreft hier een actualiseringsplan waarin een bestaand woongebied wordt vastgelegd. In overleg met de brandweer zal worden bekeken of hieraan invulling zal worden gegeven. i. Bij de inrichting van een nieuw plangebied kan hiermee rekening worden gehouden. In dit geval is er sprake van een consoliderend bestemmingsplan en is het vrijwel onmogelijk om hier invulling aan te geven. j. Momenteel worden de vergunningen van Flora Holland en Nic. Sosef geactualiseerd. Hierin zal dit advies worden meegenomen. k. Hieraan kan in de praktijk geen invulling worden gegeven. h. Kamer van Koophandel Samenvatting Onderschreven wordt dat de detailhandel in de Dijkstraat inclusief het Moddermanplein meer geconcentreerd moet worden om een versterkende werking te hebben. Ook wordt onderschreven dat Honselersdijk het 'ruimdorpse' karakter moet behouden, dus meer detailhandel in de winkelkern is niet noodzakelijk. De passage kan de winkelfunctie in het concentratiegebied behouden. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
66
Beantwoording De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. i. Gasunie Samenvatting Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. Beantwoording De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. j. Provincie Zuid-Holland Samenvatting a. De archeologische waarden zijn op de plankaart opgenomen. In artikel 18 wordt deze medebestemming geregeld. Op basis van de voorschriften is verstoring van de bodem mogelijk tot een diepte van 35 cm zonder een aanlegvergunning. Verzocht wordt om conform de Handreiking Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland dit terug te brengen tot 30 cm. b. In het bestemmingsplan dient de monumentale bescherming van 'De Nederhof' te worden gewaarborgd evenals de grachtenstructuur als restant van de parkaanleg. Beantwoording a. De planregels zullen op dit punt worden aangepast. b. In de planregels en op de planverbeelding zal een monumentale aanduiding worden opgenomen, zodat hiermee de bescherming van 'De Nederhof' is gewaarborgd. Overigens biedt het opnemen van een symbool of aanduiding op de planverbeelding geen verdere bescherming. Een monument krijgt bescherming op basis van de Monumentenwet. Met de aanduiding 'karakteristiek gebied' op de planverbeelding wordt onder andere de bestaande grachtenstructuur binnen het plangebied beschermd. In de planregels zijn regels opgenomen voor de bescherming van de karakteristieke gebieden in Honselersdijk. k. Stadsgewest Haaglanden Samenvatting Aangezien het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt en aansluit op het beleid van het Stadsgewest Haaglanden op het gebied van verkeer en vervoer, groen, wonen en RO, kan worden ingestemd met het bestemmingsplan. Beantwoording De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
bijlagen bij de toelichting
68
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
69
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
178300.13233.00
70
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' Algemeen In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee VoorbeeldStaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'. De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNGpublicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan: stadscentra, dorpskernen en winkelcentra; horecaconcentratiegebieden; zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen; (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast. Kenmerken van de activiteiten De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om: kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid; bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt; activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast: In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan1). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten2) van deze activiteiten. In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
1) De VoorbeeldStaat 'functiemenging' van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies waaronder, naast bedrijven, ook horeca, kantoren en dienstverlening. 2) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
Categorie-indeling Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet. Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan1). De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
3. Flexibiliteit De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de SvB 'functiemenging' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd 1) Dit betreffen bedrijven die in de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' uit de VNG-uitgave voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 m hebben ten opzichte van een rustige woonwijk en voor het aspect gevaar zelfs een richtafstand van 10 m. Dergelijke bedrijven worden in de bestemmingsplanpraktijk, ook onder de oude VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2001), direct naast woningen in een gemengd gebied toegestaan.
gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/SvB f oktober 2010
71
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
178300.13233.00
72
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden1); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. 'lichte horeca': Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in 1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.
2.
3.
woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. 'middelzware horeca': Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten en een dergelijk bedrijf één categorie lager kan indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat een omgevingsvergunning tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een omgevingsvergunning worden verleend.
73
Bijlage 3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bedrijfsinventarisatie
178300.13233.00
74
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
straat
Groenelaan
nr. naam en aard van het bedrijf
7 De Bruyn, garagebedrijf 42 H.A. van der Geest, pluimvee verwerkend bedrijf
J. van Oldenbarneveldtstraat
1 Leegstaand 3 Electro West, elektrotechnisch installatiebedrijf
Moddermanplein
10 Stomerij Van de Hammen
S.B.I. code
categorie S.v.B.
algemene toelaatbaarheid
opmerkingen/bijzonderheden/ eventuele klachten
bestemmingsregeling
501, 502, 504
B1
B1
B (b≤B1)
-
-
B1
Valt onder code 151.1 uit het B (b≤B1) groene boekje. Niet opgenomen in (sb-1) de lijst van functiemenging, dus een maatbestemming.
-
B1
B (b≤B1)
453.3
B1
B1
B(b≤B1)
9301.3A
B1
B1
-
wasverzendinrichting
GD - 3
75
Bijlage 4
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Horeca-inventarisatie
178300.13233.00
76
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
Bijlage 4 Horeca-inventarisatie
straat
nr.
naam en aard van het bedrijf
categorie SVH
algemene toelaatbaarheid
Dijkstraat
9
Café De Rembrandt B.V.
2
2
GD-2
82
Restaurant en catering Scholtes Horeca 1b B.V.
2
C
81
Chinees restaurant Wai Ming
1b
2
C
83a
Restaurant La Diga
1b
2
C
2a
Snackbar-cafetaria 'de Dijk'
1a
2
GD-2
Van der Goesstraat
opmerkingen/bijzonderheden/ bestemmingseventuele klachten regeling
regels
78
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
79
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan 'Kern Honselersdijk' van de gemeente Westland.
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.ABP00000009-vas1 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6
aan-huis-gebonden onderneming
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.7
achtererf
de gronden, die behoren bij het hoofdgebouw, en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
80
1.8
achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel, niet zijnde een zijgevel.
1.9
agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in: a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder begrepen bosbouw en fruitteelt; b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond; c. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.
1.10
antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11
antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12
archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.13
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15
bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.
1.16
bedrijfswoning
een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
81
1.17
bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van allle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.
1.18
bestaande
bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19
bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik.
1.20
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22
Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.23
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.24
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
82
1.27
bouwperceel
een aanééngesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.29
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31
bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd.
1.32
boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.33
bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is en ruimtelijk ondergeschikt is van respectievelijk aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.34
café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.35
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.36
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
83
1.37
dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.38
daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.39
dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/ de woning.
1.40
dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.41
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.42
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.43
erf
al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
1.44
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.45
geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingenen vergunningenbesluit milieubeheer.
1.46
glastuinbouw
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
84
1.47
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de bestaande aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.48
hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.49
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.50
kamerverhuurbedrijf
het geheel van onzelfstandige woonruimten die bedrijfsmatig wordt verhuurd aan derden. Hiervan is sprake als een substantieel inkomen wordt verworven met de bedrijfsmatige activiteit en minimaal 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw wordt benut ten behoeve van kamerverhuur;
1.51
kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.52
kap
een constructie van één of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.53
NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.54
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, en zendmasten.
1.55
oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
85
1.56
openbaar toegankelijk gebied
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.57
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.58 a. b.
peil
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.59
risicovolle inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.60
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.61
staat van bedrijfsactiviteiten
de staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.62
staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.63
staat van horeca-activiteiten
de staat van horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.64
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.65
Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
86
1.66
straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.67
uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.68
voorerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een aanduiding op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde ervan.
1.69
voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een aanduiding.
1.70
voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of daar waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.
1.71
woning
een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.72
zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
87
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 a. b.
2.3
bouwhoogte van een antenne-installatie ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie; ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7
hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de wieken(as) van de windturbine
2.8
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9
lengte van een aanlegsteiger
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
88
2.10
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
89
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. glastuinbouwbedrijven; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. van erfafscheidingen tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de openbare weg 1 m; b. van erfafscheidingen elders 2 m; c. van vlaggenmasten 6 m; d. van silo's 12 m; e. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
90
Artikel 4 4.1
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B1': bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': een pluimveeverwerkend bedrijf met SBI-code 151.1; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, groen en water; d. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
4.2
Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels: 4.2.1 Bedrijfsgebouwen a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel; c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; e. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd dient de afstand van gebouwen en overkappingen ten minste 1,5 m te bedragen. 4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³; b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6 m, de bouwhoogte ten hoogste 10 m; c. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2; d. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; e. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het bedrijfsgebouw bedraagt ten minste 1 m; f. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; g. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; h. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; i. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; j. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
91
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m; b. van erfafscheidingen elders: 2 m; c. van vlaggenmasten: 6 m; d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan; b. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan; c. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zijn niet toegestaan; d. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak en minder is dan 3000 m²; e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan; f. detailhandel is niet toegestaan; g. het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.
4.4
Afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
92
Artikel 5 5.1
Centrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond; c. het wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstande dat het wonen op de begane grond mag worden voortgezet, indien er sprake is van bestaand gebruik; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
5.2
Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels: 5.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van 4 m; e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 % van het bouwperceel; f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen. 5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
93
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m; b. van erfafscheidingen elders: 2 m; c. van vlaggenmasten: 6 m; d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
5.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan binnen het bouwvlak; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zijn niet toegestaan; d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover: 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame; 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend; 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
5.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 teneinde detailhandel en dienstverlening tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
94
Artikel 6 6.1
Gemengd - 1
Bestemmingsomschrijving
De a. b. c.
voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: het wonen; detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
6.2
Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m; e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel; f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen. 6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m²; b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m; b. van erfafscheidingen elders: 2 m; c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
95
6.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover: 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame; 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend; 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer; 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
6.4
Specifieke afwijkingsregel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 teneinde detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
96
Artikel 7 7.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen; b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens voor een gemeentelijk monument; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
7.2
Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m; e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel. f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen. 7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m²; b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m; b. van erfafscheidingen elders: 2 m; Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
97
c.
7.3
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover: 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame; 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend; 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
7.4
Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1: a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 7.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 genoemd; b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 genoemd.
7.5
Afwijken horecabedrijven op de verdiepingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 teneinde horecabedrijven tevens op de verdiepingen toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
98
Artikel 8 8.1
Gemengd - 3
Bestemmingsomschrijving
De a. b. c.
voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: het wonen; kantoren, uitsluitend op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
8.2
Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m; e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel. f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen. 8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m; b. van erfafscheidingen elders: 2 m; c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
99
8.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover: 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame; 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend; 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
100
Artikel 9 9.1 De a. b. c.
Gemengd - 4
Bestemmingsomschrijving
voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: het wonen; maatschappelijke voorzieningen; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
9.2
Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven en kap toegestaan van ten hoogste 4 m; e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel. f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen. 9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m; b. van erfafscheidingen elders: 2 m; c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
101
9.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover: 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame; 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend; 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
102
Artikel 10 10.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden; b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin.
10.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 6 m. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
103
Artikel 11 11.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden en water.
11.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 11.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m; e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel. f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen. 11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor of op ten hoogste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
104
Artikel 12 12.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, , religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens voor een gemeentelijk monument; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens voor een rijksmonument; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
12.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 12.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met een inhoud van ten hoogste 500 m³; c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; e. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m; f. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel; g. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen. 12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
105
h. i.
hoogste 3 m; de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m; de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor of op ten hoogste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
12.3
Specifieke gebruiksregel
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met een inhoud van ten hoogste 600 m³.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
106
Artikel 13 13.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvoorzieningen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings-)wegen, voet- en fietspaden en water.
13.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 13.2.1 Gebouwen en overkappingen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel. 13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m; c. de bouwhoogte van tribunes bedraagt ten hoogste 5 m; d. de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 7 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
107
Artikel 14 14.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
14.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 14.2.1 Erkers Een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden: a. de erker wordt gesitueerd tenminste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste 0,5 m uit de kap; b. de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een maximum van 1,5 m; c. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw; d. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m. 14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
108
Artikel 15 15.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals, geluidswerende voorzieningen, , groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
15.2
Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting ten hoogste 3 m bedraagt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
109
Artikel 16 16.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; b. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor terras; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen reclame-uitingen en water.
16.2
Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting ten hoogste 3 m bedraagt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
110
Artikel 17 17.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen.
17.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
111
Artikel 18 18.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen; b. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': tevens een voorziening ten behoeve van de huisvesting van ouderen en/of groepen van personen en de hierbij benodigde voorzieningen voor verzorging, recreatie en aanleunwoningen; c. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur': tevens een kamerverhuurbedrijf; d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens voor een gemeentelijk monument; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens voor een rijksmonument; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6': uitsluitend carports; h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.
18.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 18.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap. e. indien sprake is van meerdere voorgevelrooilijnen, zijn deze middels een aanduiding 'gevellijn' langs meerdere gevels van het hoofdgebouw aangegeven; voor zover langs één gevel een aanduiding 'gevellijn' is opgenomen, duidt deze de voorgevel aan; f. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m e geldt bij herbouw van hoofdgebouwen het volgende: 1. de bouwwijze, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan wordt gehandhaafd; 2. bij twee-aaneengebouwde of vrijstaande gebouwen bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfgrens ten minste 3 m. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 3' mogen dakopbouwen worden gebouwd waarbij het voorste dakvlak van de kap wordt doorgezet tot boven de bestaande nok en waarbij aan de achterzijde de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak. h. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – 4' mogen dakopbouwen worden gebouwd waarbij het achterste dakvlak van de kap wordt doorgezet tot boven de bestaande nok en waarbij aan de voorzijde de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak. i. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 5' mogen dakkapellen/dakopbouwen worden gebouwd waarbij aan de achterzijde de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden door een dakkapel/dakopbouw die minder dan 0,5 m uit een of meerdere randen van het dakvlak ligt . De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
112
18.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf (zij-, achter- en voorerf) bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m², b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere van 100 m² van het zijen achtererf worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²; c. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m; d. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt: 1. bij aaneengebouwde en half vrijstaande woningen: 3 m; 2. bij vrijstaande woningen: 5 m. e. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 m bedragen; f. indien er sprake is van een voorerf zijn hierop onder de volgende voorwaarden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan: 1. ten hoogste 50 % van het voorerf mag worden bebouwd; 2. de bebouwing mag over ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd; 3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m; 4. de bebouwing mag er niet toe leiden dat de volgens 18.2.2 onder a. en b ten hoogst toelaatbare bebouwing op het erf wordt overschreden; g. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; h. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m. i. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m. j. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m. k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. 18.2.3 Onderdoorgang Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond tot een hoogte van 3 m niet worden gebouwd. 18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
18.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat: a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad; b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
113
c.
geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 18.2.1 onder b of c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
18.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: 18.4.1 Aan-huis-gebonden ondernemingen Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits: 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 2. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²; 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; 4. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame; 5. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend; 6. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. 7. er geen horeca en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
114
Artikel 19 19.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 18 inch en een druk van ten hoogste 40 bar, met een daarbij behorende belemmeringenstrook. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
19.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen (lid 19.2 onder b), indien de veiligheid van de betrokken leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het permanent opslaan van goederen; g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
115
19.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking is verleend, zoals in lid 19.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingexploitant.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
116
Artikel 20 20.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolleiding met een daarbij behorende belemmeringenstrook. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betrefffende gronden van toepassing zijn.
20.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 20.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 20.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
117
20.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
118
Artikel 21 21.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
21.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
119
21.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod van lid 21.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 21.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 21.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
120
Artikel 22 22.1
Waarde - Archeologie - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
22.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 22.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
121
22.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod van lid 22.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 22.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 22.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
122
Artikel 23 23.1
Waarde - Archeologie - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
23.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 23.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
123
23.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod van lid 23.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 23.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1.000 m²; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 23.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
124
Artikel 24 24.1
Waarde - Karakteristiek
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Karakteristiek' bestemde gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit.
24.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en).
24.3
Omgevingsvergunning voor het slopen
24.3.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden gebouwen met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen. 24.3.2 Uitzondering op het sloopverbod Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3.1 is niet vereist voor: a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag; c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist; d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning. 24.3.3 Verlening omgevingsvergunning voor het slopen Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3.1 wordt in ieder geval verleend indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen (2.1 lid 1 sub Wabo) heeft verleend voor de bouw van een nieuw gebouw op de betreffende gronden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
125
Artikel 25
25.1
Waarde - Winkelgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Winkelgebied' bestemde gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit van het winkelgebied.
25.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en). In geval van het samenvallen van deze gronden met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' prevaleert de bestemming 'Waarde - Karakteristiek'.
25.3
Omgevingsvergunning voor het slopen
25.3.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden hoofdgebouwen met de bestemming 'Waarde - Winkelgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen. 25.3.2 Uitzondering op het sloopverbod Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.3.1 is niet vereist voor: a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag; c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist; d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning. 25.3.3 Verlening omgevingsvergunning voor het slopen Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.3.1 wordt in ieder geval verleend indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen (2.1 lid 1 sub Wabo) heeft verleend voor de bouw van een nieuw hoofdgebouw op de betreffende gronden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
126
Artikel 26 26.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
26.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
127
Hoofdstuk 3
Artikel 27
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
128
Artikel 28
28.1
Algemene bouwregels
Percentages op de planverbeelding
28.1.1 Bebouwingspercentage Het op de planverbeelding in een bouwvlak vermelde percentage geeft aan, hoeveel procent van het oppervlak van dat bouwperceel maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. 28.1.2 Bouwvlakken zonder percentage De op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken waarin geen percentages zijn geplaatst mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald. 28.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen Het op de planverbeelding in een bouwvlak vermelde percentage heeft geen betrekking op bouwwerken en geen gebouwen zijnde.
28.2
Hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
28.2.1 Maximale hoogte De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduiding geeft de maximale goot- dan wel bouwhoogte van gebouwen in meters aan. 28.2.2 Geen hoogte aanduiding Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is opgenomen, geldt voor de maximaal toelaatbare goot- dan wel bouwhoogte het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze planregels.
28.3
Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
28.3.1 Ondergeschikte bouwdelen De in artikel 28.2 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in artikel 28.4 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald. 28.3.2 Overschrijding voortvloeiende uit wet of normaal onderhoud De in artikel 28.2 bedoelde hoogten mogen worden overschreden, indien hoogteoverschrijding voortvloeit uit wet en/of behoort tot het normale onderhoud.
28.4
deze
Algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald: erfafscheidingen tussen voorgevelrooilijn en openbare weg 1,00 m erfafscheidingen elders 2,00 m overkappingen 3,00 m straatmeubilair 3,00 m lichtmasten 20,00 m antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes 5,00 m overige bouwwerken 2,00 m vlaggenmasten 6,00 m
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
129
28.5
Overschrijding bouwgrenzen
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen; b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt; c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt; d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt; e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water, rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt; f. bestaande dakopbouwen, luifels, en uitbouwen aan de voorzijde.
28.6 a. b.
Ondergrondse bouwwerken
De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
28.7
Parkeernormering
Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005 (WVVP) toegepast.
28.8
Dakkapellen
Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels: a. maatvoering achterzijde: 1. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak; 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m; b. maatvoering voorzijde: 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak; 2. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak; 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m.
28.9
Bestaande bouwwerken
Een bestaand bouwwerk, dat met een vergunning is gerealiseerd, mag worden teruggebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
130
Artikel 29 29.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken; b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde gronden als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken; c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.
29.2
Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland; b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
131
Artikel 30 30.1
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend – afwijking van de regels in het plan te verlenen voor: a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten; b. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten; c. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m; d. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen; e. afwijkingen van het bestemmingsplan, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo'n ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast; f. overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen; g. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden; h. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands VerkeerVervoerplan (WVVP).
30.2
Afwijking niet verlenen
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
30.3
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. brandweeringang; c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. de ruimte tussen bouwwerken; e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
132
30.4
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
133
Artikel 31 31.1
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
31.2
Waarde - Archeologie
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
134
Artikel 32 32.1
Overige regels
Karakteristieke waardevolle bebouwing
32.1.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden bouwwerken met de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen. 32.1.2 Uitzondering op het sloopverbod Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.1.1 is niet vereist voor: a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag; c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist; d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
32.2
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
135
Hoofdstuk 4
Artikel 33 33.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; 3. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; 3. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; 4. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
136
Artikel 34
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kern Honselersdijk'.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
bijlagen bij de regels
138
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
139
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
178300.13233.00
140
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' < > = cat. e.d. kl. n.e.g.
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd
o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d w j
opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
2
- algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m²
B1
014
4
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
B1
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
6
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
B2
1552
2
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
B1
1581
1
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, chargeovens, v.c. < 7.500 kg meel/week
B1
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
3
- cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m²
B1
1584
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
B1
1593 t/m 1595 17
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke -
B1
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
B2
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B2
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
182
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief leer)
20
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
205 22
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
B2 C
B2 B1
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2223
A
Grafische afwerking
2223
B
Binderijen
B1
2224
Grafische reproductie en zetten
B1
2225
Overige grafische activiteiten
B1
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
-
B1 A
A
C
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2612
Glas-in-lood-zetterij
B1
2615
Glasbewerkingsbedrijven
B2
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
2
2681
B1
- indien p.o. < 2.000 m²
B2
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
B2
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
28
-
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
1a
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
B2
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
B2
2852
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
B2
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
B2
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
B1
B1
A
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
B1
363
Muziekinstrumentenfabrieken
B1
3661.1
Sociale werkvoorziening
B1
362
40
-
40
C0
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
- < 10 MVA
40
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A
40
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E2
- blokverwarming
41
-
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
- < 1 MW
B1 A B1 B1
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
3
B1
Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m²
B1
453
Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij)
B1
453
Elektrotechnische installatie
B1
50
-
501, 502, 504 5020.4
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij)
B
Autobeklederijen
B1 A
5020.5
Autowasserijen
B1
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
B1
51
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134
Groothandel in dranken
C
5135
Groothandel in tabaksproducten
C
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
C
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
C
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
C
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
5148.7
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
- algemeen
5153
2
- indien b.o. < 2.000 m²
C C B1
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
6
- indien b.o. < 200 m²
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
- algemeen
5154
2
- indien b.o. < 2.000 m²
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
C
5162
2
Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
C
B1 C B1
5162
Groothandel in machines en apparaten, opp < 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
B1
517
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke)
C
52
-
527 60
Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) -
6022 6024
64
-
-
C B1
B1
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
-
B1
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER Caravanstalling
641 71
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
6321
A
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven
1
603 63
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN B2
711
Personenautoverhuurbedrijven
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
C
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
C
72
-
72
A
Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke
72
B
Datacentra
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 74
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek -
A B1
A
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
C
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
A
90 9001
MILIEUDIENSTVERLENING B
Rioolgemalen
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
B1
B1
SBI 93/SvB f oktober 2010
141
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Staat van Horeca-activiteiten
178300.13233.00
142
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I 'lichte horeca' Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. -
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
1b. -
Overige lichte horeca bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); hotel.
1c. -
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 'middelzware horeca' Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 'zware horeca' Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: dancing; discotheek; nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
143
Bijlage 3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebieden Honselersdijk 2011
178300.13233.00
144
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
Beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebieden Honselersdijk (2011) Inleiding V o o r H o n s e l e r s d i j k zi j n 5 g e b i e d e n n a d e r o m s c h r e ve n a l s zo g e h e t e n k a r a k t e r i s t i e k e g e b i e d e n , t e weten: 1 . D e D i j k s t r a a t va n d e V a l b r u g t o t a a n d e s u p e r m a r k t va n A l b e r t H e i j n - K o o r n n e e f 2 . H e t Mo d d e r m a n p l a n t s o e n , i n c l u s i e f d e R e h o b o t h l o c a t i e 3 . D e N e d e r h o f m e t e e n d e e l va n d e H o f s t r a a t e n m e t d e P r i n s e g r a c h t 4 . D e l e n va n d e B u r g e m e e s t e r s b u u r t 5. De Van Reenenbuurt (evt.) D e ze 5 g e b i e d e n h e b b e n b i j zo n d e r e r u i m t e l i j k e k w a l i t e i t e n . A f g e s p r o k e n i s o m vo o r d e ze g e b i e d e n e e n b e e l d k wa l i t e i t s p l a n t e m a k e n , zo d a t b i j e ve n t u e l e h e r b o u w d e ze b e e l k w a l i t e i t g e wa a r b o r g d i s e n b l i j f t . A d 1 . D e D i j k s t r a a t va n d e V a l b r u g t o t a a n d e s u p e r m a r k t va n Al b e r t H e i j n - K o o r n n e e f G e b i e d s o ms c h r i j v i n g Dijkstraat H e t g e b i e d l o o p t va n d e V a l b r u g i n h e t we s t e n t o t a a n d e E n d e l d i j k ( Mo d d e r m a n p l e i n ) i n h e t o o s t e n , H e t b e h o o r t t o t d e o u d s t e d e l e n va n k e r n , o n t s t a a n o p d e zu i d e l i j k e b e d i j k i n g va n D e Gantel. De bebouwing in de Dijkstraat is kleinschalig, beperkt in h o o g t e t o t i n p r i n c i p e 2 l a g e n m e t a f wi s s e l e n d l a n g s - e n d wa r s k a p p e n . G r o t e ( r e ) e l e m e n t e n i n d e D i j k s t r a a t zi j n d e b e i d e k e r k e n e n d e s u p e r m a r k t va n A l b e r t H e i j n . Z o we l d e V a l b r u g a l s h e t Mo d d e r m a n p l e i n vo r m e n h e r k e n b a r e b e g i n - e n e i n d p u n t e n va n d e D i j k s t r a a t . I n d e D i j k s t r a a t l a g o o r s p r o n k e l i j k e e n wa t e r g a n g , d e D i j k s l o o t . D e ze i s i n 1 9 2 6 g e d e m p t . D e o u d s t e b e b o u wi n g l i g t a a n d e n o o r d zi j d e va n d e D i j k s t r a a t . I e d e r p a n d i s i n d i vi d u e e l h e r k e n b a a r , d a n k zi j s p e c i f i e k e k e n m e r k e n a l s a r c h i t e c t u u r , h o o g t e , b r e e d t e , ve r s p r i n g i n g e n , k a p vo r m e n e n k a p o r i ë n t a t i e , d a k a f d e k k i n g , g e ve l i n d e l i n g , k l e u r en materiaalgebruik, situering en functie. De geleding is a f wi s s e l e n d h o r i zo n t a a l e n ve r t i k a a l . K e n m e r k e n d vo o r d e D i j k s t r a a t i s h e t e n i g s zi n s g e b o g e n ve r l o o p . D e g e ve l wa n d e n t e r w e e r zi j d e n vo r m e n l i n t e n va n b e b o u wi n g . D e p a n d e n i n h e t l i n t s t a a n i n e e n r o o i l i j n m e t ve r s p r i n g i n g e n . D e ve r s p r i n g i n g e n k l e i n , m a xi m a a l 3 0 - 5 0 c m . V o o r t s va l t d e b r e e d t e v a n d e o p e n b a r e r u i m t e v a n d e D i j k s t r a a t d i r e c t i n h e t o o g : e e n b r e d e r i j l o p e r m e t a a n w e e r s zi j d e n b r e d e t r o t t o i r s , a l l e s b i j e l k a a r va r i ë r e n d va n c a . 1 4 , 5 0 m e t e r t o t c a . 1 9 , 0 0 m e t e r , g e m e t e n v a n g e ve l t o t g e ve l . V r i j we l o ve r d e g e h e l e l e n g t e va n d e D i j k s t r a a t vi n d t m e n e e n m i x va n f u n c t i e s . D e t a i l h a n d e l s f u n c t i e s , c o m m e r c i ë l e d i e n s t ve r l e n i n g , h o r e c a , s o c i a a l - m a a t s c h a p p e l i j k e f u n c t i e s e n wo n e n wi s s e l e n e l k a a r o p m a a i v e l d n i v e a u a f . O p d e ve r d i e p i n g e n wo r d t vo o r a l Figuur 1: De Dijkstraat
g e wo o n d .
Pagina 2 van 7
Honselersdijk Beeldkwaliteitsplan
D e p a n d s g e wi j ze ve r s c h i l l e n , h e t g e b o g e n ve r l o o p e n d e m e n g i n g va n f u n c t i e s g e ve n d e Dijkstraat een eigen onderscheidend ka rakter. D e g e ve l wa n d e n wo r d e n r e g e l m a t i g o n d e r b r o k e n d o o r e e n s m a l l e d o o r g a n g , e e n s t e e g o f e e n zi j we g . D e d o o r g a n g e n g e ve n vo o r n a m e l i j k t o e g a n g t o t a c h t e r e r ve n . D e s t e g e n e n zi j we g e n ve r b i n d e n d e D i j k s t r a a t m e t h e t a c h t e r l a n d m e t n a m e t e n n o o r d e n e n i n m i n d e r e m a t e m e t h e t zu i d e n . A l l e e n t e r p l a a t s e va n d e V o o r h o f l o c a t i e ve r b r e e d t d e D i j k s t r a a t z i c h a a n zi e n l i j k . D e r u i m t e wo r d t d a a r a a n d r i e zi j d e n o m s l o t e n d o o r l a g e g e ve l w a n d e n . D e N e d e r l a n d s H e r vo r m d e K e r k m e t zi j n d i e p zi n k e n d e l a n g e d a k vl a k vo r m t d e vi e r d e wa n d . D e V o o r h o f l o c a t i e d i e n t o p d i t m o m e n t vo o r a l a l s p a r k e e r t e r r e i n . Beeldkwaliteitseisen -
H e t g e b o g e n ve r l o o p va n d e D i j k s t r a a t h a n d h a v e n ; I d e m d e b r e e d t e va n d e o p e n b a r e r u i m t e ;
-
D e m i n o f m e e r g e s l o t e n g e ve l w a n d w o r d t i n s t a n d g e h o u d e n , d . w . z. d a t p a n d e n i n p r i n c i p e a a n e l k a a r d i e n e n t e wo r d e n g e b o u wd ; o p e e n e n k e l e p l a a t s i s e e n p o o r t o f s m a l l e s t e e g
-
m o g e l i j k , s p e c i f i e k b e d o e l d vo o r l a n g za a m ve r k e e r ; Kleinschaligheid is troef ; P a n d e n zi j n i n d i vi d u e e l h e r k e n b a a r d o o r k e n m e r k e n a l s a r c h i t e c t u u r , k a p vo r m , k a p r i c h t i n g , kleur- en materiaalgebruik, hoogte, breedte, geleding, kleine verspringingen,
-
g e ve l i n d e l i n g , m i x va n f u n c t i e s , s i t u e r i n g ; A f wi s s e l i n g i n h o r i z o n t a l e e n ve r t i k a l e g e l e d i n g ;
-
Panden staan in de rooilijn; K l e i n e va r i a t i e s d a a r i n z i j n m o g e l i j k , m a a r n o o i t m e e r d a n 5 0 c m ;
-
K l e u r g e b r u i k p a s s e n d b i j h e t h i s t o r i s c h k a r a k t e r va n d e D i j k s t r a a t ; I d e m d e i n r i c h t i n g va n d e o p e n b a r e r u i m t e ;
-
D e m a xi m a l e h o o g t e va n g e b o u we n i s 3 l a g e n m e t e e n k a p ; E e n h o o g t e a c c e n t va n 4 l a g e n m e t e e n k a p t e r p l a a t s e va n d e V o o r h o f i s m o g e l i j k ;
-
E r d i e n e n n a t u u r l i j k e e n d u u r za m e m a t e r i a l e n t e w o r d e n g e b r u i k t , zo a l s e e n g e b a k k e n klinker;
-
D e D i j k s t r a a t i s e n b l i j f t h e t k e r n wi n k e l g e b i e d va n H o n s e l s d i j k ; c o n c e n t r a t i e va n w i n k e l s tussen de Groenelaan en AH wordt nagestreefd;
-
D e a n d e r e d e l e n va n d e D i j k s t r a a t w o r d e n h e t a a n l o o p g e b i e d t o t d e w i n k e l c o n c e n t r a t i e .
Ad 2. Het Moddermanplantsoen G e b i e d s o ms c h r i j v i n g H e t Mo d d e r m a n p l a n t s o e n va l t t e o n d e r s c h e i d e n i n 2 d e l e n : - H e t Mo d d e r m a n p l e i n m e t ve r k e e r s r o t o n d e , -
Het plantsoen met een groene inrichting.
H e t p l e i n w o r d t o m zo o m d d o o r g e ve l wa n d e n d i e g r o t e n d e e l s n o g a u t h e n t i e k zi j n . H e t p a n d va n A H , h e t k l e i n s c h a l i g e appartementengebouw op de hoek van de Endeldijk en het P o e l d i j k s e p a d e n h e t o p d e t e g e n o ve r l i g g e n d e h o e k g e l e g e n a p p a r t e m e n t e n c o m p l e x a a n d e S ym f o n i e d a t e r e n va n l a t e r e periodes. D e h o o f d ve r k e e r s s t r u c t u u r m e t h e t zo g e h e t e n a s s e n k r u i s D i j k s t r a a t - P o e l d i j k s e p a d - E n d e l d i j k - Mo l e n l a a n d o o r s n i j d t h e t Mo d d e r m a n p l a n t s o e n e n i s p r o m i n e n t a a n w e zi g . D i t a s s e n k r u i s bepaalt op dit moment in hoge mate de inrichting en de uitstraling va n h e t Mo d d e r m a n p l a n t s o e n . D e o m s l u i t e n d e g e ve l w a n d e n s t a m m e n n i e t a l l e u i t d e ze l f d e periode: Figuur 2: Het Moddermanplein
Pagina 3 van 7
Honselersdijk Beeldkwaliteitsplan
Beeldkwaliteitseisen -
D e u i t s t r a l i n g va n e e n g e s l o t e n wa n d i n d e n - o h o e k va n h e t Mo d d e r m a n p l e i n w a a r i n e e n m i x va n f u n c t i e s i s o n d e r g e b r a c h t e n h e t e n s e m b l e va n e e n d u i d e l i j k e g e l e d i n g i n k l e i n e r e e n g r o t e r e e e n h e d e n e n va n m a s s a , h o o g t e s , g o o t l i j n e n , m a t e r i a a l - e n k l e u r g e b r u i k , k a p vo r m e n e n k a p r i c h t i n g e n e n d e m a a t va n d e o p e n b a r e r u i m t e , zi j n t yp i s c h e k e n m e r k e n va n d i t d e e l va n d e g e ve l w a n d a a n h e t
-
Mo d d e r m a n p l e i n ; V e r d e r i s i n d e g e h e l e g e ve l wa n d e e n d u i d e l i j k e h o r i zo n t a l e
-
structuur herkenbaar; D e h o e k o p l o s s i n g e n zi j n e ve n e e n s k e n m e r k e n d v o o r d i t
-
d e e l va n h e t Mo d d e r m a n p l e i n ; D e s p r o n g t e r u g i n d e n - o wa n d o m d e ve r s p r i n g i n g i n d e s t r a a t t e b e g e l e i d e n b e d r a a g t b i j n a ¾ k a ve l d i e p t e ; t e za m e n m e t h e t s a m e n s t e l va n h o o g t e s , h e t e n i g s zi n s a f wi j k e n d e k l e u r g e b r u i k , h e t m a t e r i a a l g e b r u i k , d e k a p vo r m e n e n k a p r i c h t i n g e n zi j n d i t t yp i s c h e k e n m e r k e n
-
va n d i t d e e l va n d e g e ve l w a n d ; H e t Mo d d e r m a n p l a n t s o e n d i e n t g r o e n e n o n b e b o u wd t e b l i j ve n ; s l e c h t s o n d e r g e s c h i k t e b o u w we r k e n zi j n t o e g e s t a a n , zo a l s b i j vo o r b e e l d s p e e l a t t r i b u t e n v o o r
-
kinderen; H e t k e n m e r k va n d e z - o zi j d e va n h e t Mo d d e r m a n p l e i n i s g e l e g e n i n h e t f e i t d a t h e t s l e c h t s vi e r p a n d e n b e t r e f t e n d a t e r n a u w e l i j k s e e n h e i d i s ; p o s i t i e , m a s s a , vo r m , k l e u r , k a p , zo ' n b e e t j e a l l e s i s g e - e n t o p d e i n d i vi d u a l i t e i t va n d e p a n d e n ; v o o r t s va l t d e g e b o g e n l o o p va n d e s t r a a t o p e e n
-
kort stuk op en het smalle profiel; D e o n d e r g r o n d s e a f va l c o n t a i n e r vo r m e n e e n d i s s o n a n t i n
-
de ruimte; D e z - w wa n d h e e f t n i e t d e u i t s t r a l i n g va n e e n s a m e n g e s t e l d e g e s l o t e n wa n d ; e e n g r o t e r e s a m e n h a n g zo u k u n n e n b i j d r a g e n a a n d e ve r h o g i n g va n d e k w a l i t e i t va n d i t d e e l va n h e t p l e i n ; Mo l e n l a a n 8 i s a a n g e m e r k t a l s w a a r d e vo l h i s t o r i s c h o b j e c t ;
-
D e n - w wa n d h e e t o f f i c i e e l D e E n d e l d i j k , m a a r k a n i n d e r u i m t e vo r m i n g n i e t l o s w o r d e n g e zi e n va n d e r e s t va n h e t p l e i n ; h e t b e t r e f t l a g e v r i j s t a a n d e p a n d e n , o ve r w e g e n d 2 lagen met een schuine kap;
-
-
Figuur 3: Het Moddermanplein
Iets meer naar achteren gep laatst is de Gereformeerde K e r k g e p l a a t s t ; t e za m e n m e t h e t p a n d E n d e l d i j k 3 vo r m t d e kerk een ensemble; D e k e r k i s a a n g e m e r k t a l s wa a r d e vo l h i s t o r i s c h o b j e c t ; H e t k e n m e r k va n d e v r i j s t a a n d e b e b o u wi n g i n s a m e n h a n g met de massa, de architectuur en de situ ering van de objecten in de ruimte; D e Mo l e n l a a n vo r m t t e z a m e n m e t h e t P o e l d i j k s e p a d d e h o o f d o n t s l u i t i n g va n H o n s e l e r s d i j k .
Pagina 4 van 7
Honselersdijk Beeldkwaliteitsplan
Ad 3. De Nederhof met Prinsegracht G e b i e d s o ms c h r i j v i n g De Nederhof I n 1 9 7 5 we r d e n d e l a a t s t e r e s t e n va n h e t vo o r m a l i g e k a s t e e l H o f te Honselersdijk gerestaureerd. S i n d s 1 9 7 6 d o e t D e N e d e r h o f d i e n s t a l s g e zi n s v e r va n g e n d t e h u i s 1
vo o r d e S t i c h t i n g P a u s J o h a n n e s X X1 1 1 . De Nederhof is sinds 1977 Rijksmonument. De bijbehorende o m s c h r i j vi n g i n h e t r e g i s t e r l u i d t : " H o f c o mp l e x me t t e r r e i n e n w a a r v o o r h e e n h e t h u i s H o n s e l a e r s d i j k gestaan heeft. Lage uitgestrekte bouw van dienstvleugel door e e t y mp a n o n b e d e k t , 1 h e l f t 1 7 e e u w . " De Prinsegracht D e P r i n s e g r a c h t b e s t a a t o n d e r m e e r u i t d e l e n va n r e s t a n t e n va n e e n r e e k s va n wo o n h u i z e n g e b o u wd i n o p d r a c h t va n P r i n s Frederik Hendrik. Het geheel met de gracht, de gemetselde k a d e m u u r , h e t t a l u d m e t b o m e n , d e s m a l l e r i j l o p e r va n d e k l i n k e r we g , h e t s m a l l e t r o t t o i r e n d e k l e i n s c h a l i g e s t a d s wo n i n g e n vo r m t e e n vo o r H o n s e l e r d i j k u n i e k e s a m e n h a n g e n d e r u i m t e m e t een geheel eigen sfeer en uitstraling. Figuur 4: De Prinsegracht
Hofstraat D e H o f s t r a a t b e s t a a t u i t e e n a a n e e n s c h a k e l i n g v a n k l e i n s c h a l i g e , i n d i vi d u e e l h e r k e n b a r e g e b o u we n . H e t b e t r e f t vr i j w e l u i t s l u i t e n d g r o n d g e b o n d e n wo o n h u i ze n i n e e n vo o r o o r l o g s e architectuur. Het stedelijk weefsel is herkenbaar aan de gebogen loop van de Hofstraat en de kleine korrelstructuur. H e t e n i g e g r o t e e n t e ve n s b e l a n g r i j k s t e o b j e c t i s d e N e d e r h o f . H e t p a n d H o f s t r a a t 6 0 - 6 2 i s e ve e n s e e n r i j k s m o n u m e n t Beeldkwaliteitseisen -
-
D e vo o r r u i m t e va n d e N e d e r h o f m e t e e n i n r i c h t i n g a l s t u i n e n d a a r m e e d e r u i m e a f s t a n d va n d e g e ve l t o t d e o p e n b a r e weg; De gracht langs de Prinsegracht, de gemetselde kademuren t e r we e r s zi j d e n va n d e V a l b r u g o ve r e e n g e d e e l t e va n d e Prinsegracht; het talud met bomen;
Figuur 5: Nederhof en Hofstraat
1
-
-
D e b r e d e k l e i n s c h a l i g e s t a d s wo n i n g e n d i e p a r a l l e l a a n d e gracht liggen;
-
D e wo n i n g e n ve r t o n e n e e n s t e r k e h o r i zo n t a l e g e l e d i n g d i e d e b r e e d t e va n d e wo n i n g e n a c c e n t u e e r t ;
-
Idem de langskappen; D e g o o t h o o g t e s b e d r a g e n c a . 4 - 6 m e t e r , d e n o k h o o g t e s zi j n ca. 9 meter; De kleine schaal en de fijne korrel in de Hofstraat;
B r o n n e n : h t t p : / / w w w . d i s t r i c t h o n s e l e r s d i j k . n l ; h t t p : / / w w w . t w e s t l a n d . n l ; h t t p : / / w w w. a b s o l u t e f a c t s . n l
Pagina 5 van 7
Honselersdijk Beeldkwaliteitsplan
-
D e wo n i n g e n h e b b e n o v e r we g e n d e e n h o r i zo n t a l e g e l e d i n g , e e n o r i ë n t a t i e e ve n w i j d i g a a n
-
de openbare weg, ondersteund door een lage gootlijn en een langskap; E e n a a n t a l p a n d e n i s i n l i c h t e k l e u r e n u i t g e vo e r d ( m e t n a m e wi t ) , e e n a a n t a l p a n d e n i s opgetrokken uit donkerbruine baksteen;
A d 4 . D e l e n va n d e B u r g e m e e s t e r s b u u r t G e b i e d s o ms c h r i j v i n g H e t g a a t h i e r o m 2 t e g e n o ve r e l k a a r g e l e g e n h o e k o p l o s s i n g e n , d i e met de ernaast gelegen panden in de Pijnacker Hordijkstraat en in d e N o o r d u yn s t r a a t d i e t e za m e n e e n b i j zo n d e r f r a a i b e wa a r d g e b l e ve n e n s e m b l e vo r m e n . D a a r b i j g e vo e g d d e b e - e i n d i g i n g m e t d e h o e k p a n d e n a a n w e e r s zi j d e n m e t e e n ve r h o o g d s c h i l d d a k . H e t b e t r e f t h i e r wo n i n g b o u w. E e n d e r g e l i j k e n s e m b l e i s u n i e k t e noemen. Het komt in Honselersdijk op geen enkele andere locatie vo o r . D e b o u wp e r i o d e w o r d t g e s c h a t o p o m s t r e e k s 1 9 3 0 . D e e n i g e a n d e r e f r a a i e g e b o u wd e h o e k o p l o s s i n g b e t r o f d e o p e n b a r e l a g e r e s c h o o l a a n d e Mo l e n l a a n h k P i j n a c k e r H o r d i j k s t r a a t . D e ze s c h o o l i s e c h t e r g e s l o o p t o m p l a a t s t e m a k e n vo o r e e n a p p a r t e m e n t e n g e b o u w. D e z e n i e u we h o e k o p l o s s i n g i s minder fraai. K e n m e r k e n d i s d e t e r u g l i g g e n d e g e ve l l i j n i n d e h o e k . D e h o e k i s h i e r d o o r g e e n 9 0 ° , m a a r wo r d t ve r d e e l d i n 2 h o e k e n va n 4 5 ° . D a a r m e e o n t s t a a n a a n d e vo o r zi j d e va n d e b e b o u wi n g 2 b i j zo n d e r e t e g e n o ve r e l k a a r l i g g e n d e d r i e h o e k i g e o p e n b a r e r u i m t e s . O p d e ze wi j ze w o r d t d e h o e k m e t d e N o o r d u yn s t r a a t e e n d u i d i g vo r m g e g e ve n e n ve r k r i j g t h i e r m e e e xt r a a c c e n t . V e r d e r i s k e n m e r k e n d , d a t d e vo r m t a a l zo w e l i n d e P i j n a c k e r H o r d i j k s t r a a t a l s i n d e N o o r d u yn s t r a a t w o r d t d o o r g e ze t . De hoeken worden gemarkeerd door 2 gemetselde schoorstenen d i e b o ve n h e t d a k vl a k u i t s t e k e n . N a a s t d e s c h o o r s t e n e n i s e e n d a k o p b o u w g e p l a a t s t . I n h e t o ve r we g e n d h o r i zo n t a l e l i j n e n s p e l va n d e g e ve l s vo r m e n d e ze s c h o o r s t e n e n e n d e d a k o p b o u we n d e e n i g e ve r t i k a l e e l e m e n t e n i n d e g e ve l . H o e we l va n d e d a k o p b o u we n o o k g e ze g d k a n wo r d e n , d a t d e ze e e n s t e r k e h o r i zo n t a l e u i t s t r a l i n g h e b b e n d o o r d e o r i ë n t a t i e va n d e r a a m p a r t i j e n e n d e wi t t e d a k r a n d . Beeldkwaliteitseisen -
D e h o e k o p l o s s i n g e n m e t d e g e ve l d i e i n 2 h o e k e n va n 4 5 ° zi j n u i t g e vo e r d ;
-
H e t e n s e m b l e va n 2 t e g e n o ve r e l k a a r g e l e g e n i d e n t i e k e h o e k o p l o s s i n g e n m e t e r n a a s t g e l e g e n p a n d e n i n d e ze l f d e architectuur en met de be-eindiging met hoekpanden met ve r h o o g d s c h i l d d a k ;
-
H i e r d o o r o n t s t a a t e e n ve r b r e d e o p e n b a r e r u i m t e d i e d e t o e g a n g t o t d e N o o r d u yn s t r a a t a c c e n t u e e r t ;
Pagina 6 van 7
Honselersdijk Beeldkwaliteitsplan
-
De architectuur kenmerken met mansardekap, de o ve r w e g e n d h o r i zo n t a l e g e l e d i n g va n d e g e ve l s m e t i n c i d e n t e l e ve r t i c a l e o n d e r b r e k i n g e n ;
Figuur 6: Fraaie hoekoplossing
Ad 5. De Van Reenenbuurt Gebiedsbeschrijving K l e i n s c h a l i g e a u t h e n t i e k e b u u r t a a n d e r a n d va n d e b e b o u wd e k e r n a a n d e E n d e l d i j k d a t e r e n d va n vo o r d e o o r l o g . G r o n d g e b o n d e n wo n i n g e n i n s t r o k e n b o u w i n c a r r é o p s t e l l i n g . S t e r k e h o r i zo n t a l e g e l e d i n g o n d e r s t e u n d d o o r e e n l a g e g o o t l i j n e n l a n g s k a p p e n . H o o g t e va n d e p a n d e n b e d r a a g t n a b i j d e E n d e l i j k 1 laag met een schuine langskap. Hier en daar is een dakopbouw t o e g e p a s t . H i e r zi j n d e w o n i n g e n i n w i t u i t g e vo e r d m e t e e n r o d e pannen dakbedekking. De kap loopt niet door tot aan de a c h t e r g e ve l , m a a r g a a t o n g e ve e r h a l ve r we g e d e wo n i n g o ve r i n e e n p l a t d a k , d a t va n a f d e s t r a a t zi j d e a l l e e n b i j d e h o e k p a n d e n zi c h t b a a r i s . W at d i e p e r h e t b u u r t j e t e l l e n d e wo n i n g e n 2 l a g e n m e t e e n l a n g s k a p . D e w o n i n g e n zi j n o p g e t r o k k e n u i t b r u i n e b a k s t e e n . D e t o t a l e h o o g t e va n b e i d e t yp e n w o n i n g e n i s n a g e n o e g g e l i j k , o m d a t d e k a p b i j d e wi t t e wo n i n g e n h o g e r i s d a n b i j d e b a k s t e n e n woningen. S m a l l e o n t s l u i t i n g s we g e n m e t e e n wo o n e r f i n r i c h t i n g . A c h t e r i n d e V a n R e e n e n b u u r t i s e e n g r o t e o p e n r u i m t e m e t g r o e n e n s p e e l vo o r zi e n i n g . Beeldkwaliteitseisen -
E n s e m b l e va n w o o n b e b o u wi n g ; Kleine schaal, fijne korrel;
-
L i c h t e ( wi t t e ) k l e u r e n n a b i j d e E n d e l d i j k ; Bruine baksteen dieper in het buurtje;
-
G r o n d g e b o n d e n wo n i n g e n m e t e e n b e p e r k t e h o o g t e ;
Honselersdijk
Pagina 7 van 7
Beeldkwaliteitsplan
-
S t e r k h o r i zo n t a l e g e l e d i n g o n d e r s t e u n d d o o r e e n o ve r w e g e n d l a g e g o o t l i j n e n e e n
-
langskap; G r o t e o p e n r u i m t e i n h e t b u u r t j e o p g e n o m e n m e t g r o e n e a a n k l e d i n g e n s p e e l vo o r zi e n i n g e n ;
-
S m a l l e o n t s l u i t i n g s we g e n , wo o n e r f i n r i c h t i n g .
eindnoten
145
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
146
1. SOB Research, Aanvullende archeologische Inventarisatie bouwplan A. van Solmsstraat, Honselersdijk, september 2001. 2. Sectie Archeologie van de gemeente Rijswijk, Verkennend archeologisch onderzoek De Tuinen-Zuid in Honselersdijk (gemeente Naaldwijk), rapport nr. N 2, oktober/november 2002. 3. RAAP, Een inventariserend archeologisch onderzoek Plangebied Molenlaan/Sportlaan te Honselersdijk gemeente Naaldwijk, Notitie 351, 13 mei 2003. 4. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: - Bescherming van flora en fauna (b); - Veiligheid van het luchtverkeer (c); - Volksgezondheid of openbare veiligheid (d). 5. Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doet vermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijk vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
178300.13233.00
kaart(en)