Werkwijze Arbeidstoeleiding versie 3 februari 2011
1. Voorwoord Een manier om de re-integratiekansen te vergroten is om er voor te zorgen dat in de basisvoorwaarden voor re-integratie is voorzien wanneer de detentie eindigt. Eén van die basisvoorwaarden is dat de (ex) gedetineerde bij ontslag uit detentie direct kan beschikken over inkomen om in de eerste levensbehoeften te voorzien. Het ontbreken van inkomen vormt een risisco op recidive. Het heeft de voorkeur wanneer de (ex-)gedetineerde zijn inkomsten kan verwerven uit werk. Als dat niet mogelijk is dan is het van belang dat direct bij ontslag uit detentie (een voorschot op) een uitkering beschikbaar is. Om de kans op werk voor de (ex-)gedetineerden te vergroten is het Gevangeniswezen een samenwerking met UWV WERKbedrijf en gemeenten gestart onder de titel ‘arbeidstoeleiding vanuit detentie’. Dat is een ambitieuze aanpak omdat de doelgroep gedetineerden niet de gemakkelijkste is als het gaat om het vinden van werk. Het detentieverleden maakt het al lastig, bovendien is er bij deze groep vaak sprake van diverse andere problemen als schulden, dakloosheid, verslaving of psychiatrische problemen. De afgelopen twee jaar is de samenwerking op zeven locaties beproefd. De ervaringen en uitkomsten van de uitgevoerde ‘pilots’, waren de ingrediënten voor deze werkwijze. Werken volgens de werkwijze ‘arbeidstoeleiding vanuit detentie’ kan bijdragen aan het vergroten van re-integratiekansen van (ex) gedetineerden, kosten besparen op uitkeringen en de lokale veiligheid vergroten. In hoofdstuk zes staat het werkproces beschreven om de samenwerking tussen een Penitentiaire Inrichting (PI), UWV WERKbedrijf en gemeenten gericht op arbeidstoeleiding van gedetineerden te ontwikkelen en vorm te geven. Met deze werkwijze als leidraad kan vanuit een PI, gemeente(n) en UWV WERKbedrijf (via een Werkplein) de samenwerking in de regio opgestart worden.
2. Inleiding Per jaar keren ongeveer 30.000 ex-gedetineerde volwassen (18+) burgers na verblijf in detentie terug in de maatschappij. Velen van hen vallen na detentie terug in strafbaar gedrag en recidiveren. Recidive is een belangrijke bron van overlast en onveiligheid. Het brengt ook hoge kosten met zich mee. Voor burgers, overheden en maatschappelijke instellingen. Om recidive terug te dringen, zijn door het Ministerie van Veiligheid en Justitie diverse Programma’s geïntroduceerd. Één ervan is het Programma Sluitende Aanpak Nazorg. Dit programma richt zich, samen met gemeenten en maatschappelijke partners op het vergroten van de re-integratiekansen van (ex-)gedetineerden door het realiseren van de basisvoorwaarden voor maatschappelijke re-integratie: • E en geldig identiteitsbewijs • Onderdak, direct na ontslag uit detentie of minimaal gebruik kunnen maken van maatschappelijke opvang • Inkomen uit werk of uitkering, om direct na ontslag uit detentie in het eerste levensonderhoud te kunnen voorzien. • Inzicht in schulden en waar mogelijk een plan voor schuldhulpverlening. • Inzicht in zorgbehoeften. Als zorg geïndiceerd is, zal de zorg waar mogelijk gecontinueerd of gerealiseerd worden. Het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn overeengekomen dat minimaal 80% van de ex-gedetineerde burgers bij ontslag uit detentie over die noodzakelijke basisvoorzieningen beschikt. Deze gezamenlijke ambitie is vastgelegd in het Samenwerkingsmodel Nazorg volwassen (ex-)gedetineerde burgers, gemeenten –Veiligheid en Justitie (juli 2009). Belangrijke uitgangspunten van het nazorgbeleid zijn: • N azorgactiviteiten richten zich op alle (ex-)gedetineerde burgers die problemen hebben op één of meer van de leefgebieden • identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen, schulden en/of zorg. • Veiligheid en Justitie is primair verantwoordelijk voor de re-integratieactiviteiten tijdens de strafrechtelijke titel; gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de activiteiten vóór en na die tijd. Justitie en gemeenten werken samen aan de re-integratie van (ex)-gedetineerden. NB: Voor de uitvoering van re-integratie activiteiten werken Veiligheid en Justitie en gemeenten samen met verschillende maatschappelijke organisaties, waaronder UWV WERKbedrijf • Er is continuïteit in de begeleiding en zorg vóór, tijdens en na de detentie. • Tijdens de laatste periode van de detentie worden gedetineerden in verband met de re-integratie activiteiten zo veel mogelijk regionaal geplaatst. Met de werkwijze arbeidstoeleiding wordt gewerkt aan het realiseren van één van de basisvoorwaarden, namelijk inkomen uit arbeid. Omdat het in ieders belang is dat de ex-gedetineerde zijn of haar inkomen waar mogelijk uit arbeid ontvangt, is in samenwerking tussen het Gevangeniswezen, UWV WERKbedrijf en gemeenten een werkwijze ontwikkeld om gedetineerden voor te bereiden op en toe te leiden naar de arbeidsmarkt.
3. Doelstelling
en uitgangspunten
3.1 Doel
De werkwijze arbeidstoeleiding voorziet in een uitwerking van het onderdeel ‘inkomen uit werk’ zoals vastgesteld in het Samenwerkingsmodel nazorg. Het gaat bij deze werkwijze om het toeleiden naar arbeid tijdens detentie zodat de kansen op de arbeidsmarkt voor (ex-)gedetineerden toenemen. Vanzelfsprekend is het een voorwaarde voor de arbeidstoeleiding dat tegelijkertijd gewerkt wordt aan het op orde brengen van de andere leefgebieden. Denk hierbij aan een geldig identiteitsbewijs, huisvesting, of een plan voor schuldhulpverlening, allemaal noodzakelijke voorzieningen om een traject naar arbeid te doen slagen. De beschreven werkwijze arbeidstoeleiding heeft als doel gemeenten, UWV WERKbedrijf en het Gevangeniswezen een handvat, een leidraad en een kader te bieden om de samenwerking(sprocessen) voor arbeidstoeleiding vanuit detentie in de lokale situatie (verder) vorm te geven. De werkwijze beschrijft – in stappen – het werkproces van de arbeidstoeleiding tijdens detentie voor PI’s,, UWV WERKbedrijf en gemeenten. Waar nodig kan de werkwijze op specifieke onderdelen worden aangepast aan de lokale situatie. Hierbij dienen betrokkenen rekening te houden met wijze waarop de partners georganiseerd zijn. Het UWV WERKbedrijf en het Gevangeniswezen zijn landelijk georganiseerd. Dit geldt niet voor gemeenten. De hier beschreven werkwijze arbeidstoeleiding vanuit detentie is beproefd op zeven locaties van PI’s, UWV WERKbedrijf (op de Werkpleinen) en gemeenten. In Bijlage zijn de locaties van PI’s, UWV WERKbedrijf en gemeenten opgenomen die aan de pilot hebben deelgenomen. De stuurgroep1 van de pilot arbeidstoeleiding vanuit detentie heeft de uitgangspunten, randvoorwaarden en werkwijze op 3 februari 2011 vastgesteld.
3.2 Uitgangspunten
Bij het opstellen van de werkwijze is een aantal uitgangspunten uit het Samenwerkingsmodel gevolgd. In het ‘Samenwerkingsmodel’ zijn voor het leefgebied werk en inkomen twee uitgangspunten vastgesteld: • Alle ex-gedetineerde burgers moeten direct na hun detentie kunnen beschikken over de voor hen noodzakelijke bestaansmiddelen – bij voorkeur via inkomsten uit arbeid. Daarom is gekozen voor een samenwerking die zich richt op het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt voor deze doelgroep. Als arbeid niet haalbaar blijkt dan dient minimaal een (voorschot op de) uitkering geregeld te zijn als de gedetineerde vrijkomt. • Alle ex-gedetineerde burgers moeten na hun detentie kunnen beschikken over een vorm van (betaalde) arbeid, scholing en/of dagbesteding. De dagbesteding wordt bij voorkeur ingevuld met betaalde arbeid, als dat niet haalbaar blijkt wordt gezocht naar alternatieve dagbesteding.
1 De stuurgroep bestaat uit afgevaardigden vanuit DJI, UWV WERKbedrijf, Ministerie van Veiligheid en Justitie en VNG. Het Ministerie van SZW is agendalid.
4. Organisatie - betrokken partijen Bij het opzetten van arbeidstoeleiding vanuit detentie zijn meerdere partijen betrokken. De gedetineerde is primair zelf verantwoordelijk voor (inzet voor) zijn/haar re-integratie en het zoeken naar gepaste arbeid.
Landelijk: • • • • • • • •
VNG, Vereniging Nederlandse Gemeenten Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Brancheverenigingen Opleidingsinstituten Divosa, Vereniging van managers van Sociale Diensten Werkgevers via re-integratiebedrijven Ministerie van Veiligheid en Justitie (Dienst Justitiële Inrichtingen) UWV WERKbedrijf
Lokaal • • • •
Werkpleinen: gemeente(n) en UWV WERKbedrijf Gemeente(n) Regionale Opleidings Centra, ROC’s Penitentiaire inrichtingen (PI’s)
4.1 Het Gevangeniswezen
Voornaamste taken van het Gevangeniswezen zijn een humane ten uitvoerlegging van de vrijheidsstraf en het voorbereiden op de terugkeer naar de maatschappij. Tijdens de detentie is het Gevangeniswezen eerstverantwoordelijk voor de (na)zorg. In alle inrichtingen zijn Medewerkers Maatschappelijke Dienstverlening (MMD’ers) aangesteld. Zij screenen nieuwe gedetineerden op de vijf noodzakelijke basisvoorzieningen. Daarbij brengen zij ook eventuele lopende zorgtrajecten in kaart. Dat is belangrijk, want hoe beter het re-integratietraject tijdens de detentie daarop aansluit, hoe groter de kans op succes. Het Gevangeniswezen biedt actief gelegenheid aan gemeenten en maatschappelijke partners om al tijdens de detentieperiode met gedetineerde burgers aan hun re-integratie te werken (het zogenoemde importmodel). Om dit te bevorderen, wordt de gedetineerde burger tijdens de laatste fase van zijn detentie zo veel mogelijk in de eigen regio geplaatst. De MMD‘ers houden de gemeente van terugkeer op de hoogte van de situatie van de gedetineerde. Dit gebeurt via het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN). Ook voor het Gevangeniswezen geldt dat goede communicatie en samenwerking met gemeenten en maatschappelijke partners hierbij van essentieel belang is. Het gevangeniswezen biedt in het kader van arbeidstoeleiding vanuit detentie gemeenten en UWV WERKbedrijf de faciliteiten en ondersteuning die nodig zijn om de samenwerking op een adequate en effectieve wijze te kunnen uitvoeren.
4.2 Gemeenten
Nazorg in de strikte zin van het woord - zorg na afloop van de detentie - is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De gemeente heeft immers een zorgplicht voor ál haar burgers. Vaak hebben (ex-)gedetineerde burgers een extra steuntje in de rug nodig om weer goed in de samenleving te kunnen participeren. Voor de gemeente is het daarom belangrijk om al in een vroeg stadium te weten wanneer een gedetineerde vrijkomt en welke problemen hij heeft. Zo kan een nazorgtraject worden ingericht dat terugval in strafbaar gedrag voorkomt. Op de meeste locaties werken gemeenten en UWV WERKbedrijf vanuit de Werkpleinen gezamenlijk aan re-integratie naar werk(en) van burgers na detentie. De gemeente is verantwoordelijk voor de re-integratie van burgers die na detentie een (hernieuwd) beroep doen op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) of de IOAW2. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor de NUGGERS (niet-uitkeringsgerechtigden). Inmiddels hebben 406 gemeenten een ‘gemeentelijk contactpersoon Nazorg’ aangesteld. Deze contactpersoon voert voor de gemeente de regie op het (na)zorgproces buiten de PI. Voor arbeidstoeleiding is het daarbij van belang dat de gemeentelijk contactpersoon Nazorg niet alleen goede samenwerkingsafspraken heeft met UWV WERKbedrijf en met de PI, maar ook binnen de eigen gemeente goede samenwerkingsafspraken heeft gemaakt, vooral met de dienst werk en inkomen , .
4.3 UWV WERKbedrijf
UWV WERKbedrijf is het onderdeel van UWV waar arbeidsbemiddeling en re-integratie bij elkaar komen. In het WERKbedrijf zijn vanaf 1 januari 2009 de activiteiten van het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen) en de re-integratieactiviteiten van UWV gebundeld. UWV WERKbedrijf is het trefpunt voor werkzoekenden en werkgevers. Zij biedt werkgevers informatie en voorzieningen bij het vinden van gekwalificeerd personeel. Werkzoekenden worden ondersteund bij het vinden van werk. Totdat zij weer aan het werk zijn kunnen werkzoekenden bij het UWV WERKbedrijf terecht voor het aanvragen van een uitkering. Doel van het UWV WERKbedrijf is zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen. Samen met gemeenten ondersteunt zij werkzoekenden met advies, informatie en re-integratiemiddelen op ruim honderd Werkpleinen in het land. Via de Werkpleinen heeft UWV WERKbedrijf een landelijke dekking. Hierdoor kunnen gedetineerden al tijdens detentie bemiddeld worden naar een baan in de regio van herkomst.
2
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
5. Randvoorwaarden en doelgroep Op basis van de ervaringen in de zeven pilots zijn noodzakelijke randvoorwaarden geformuleerd. Deze staan hieronder beschreven. Vervolgens wordt de doelgroep omschreven.
5.1 Randvoorwaarden
De volgende randvoorwaarden zijn van belang om arbeidstoeleiding gedurende detentie succesvol in te richten:
1. Een door gedetineerden te gebruiken computer met (beveiligde) internetverbinding in de PI Een belangrijke voorwaarde voor het starten van de arbeidstoeleiding, is een computer met een goede internetverbinding waar de gedetineerde zelf gebruik van kan maken. Indien geïndiceerd moet een medewerker van UWV WERKbedrijf een competentietest (CTC) kunnen afnemen bij de gedetineerde. De medewerker van het werkplein zet de CTC test digitaal klaar en MMD draagt zorg dat de gedetineeerde de test digitaal kan maken. Een computer met internetverbinding biedt de gedetineerde ook de gelegenheid om zich zelfstandig te oriënteren op de regionale arbeidsmarkt en daarbij behorende vacatures.
2. Regionale plaatsing van gedetineerden Om de samenwerking tussen PI, UWV WERKbedrijf en gemeenten te kunnen vormgeven dient de betrokken gedetineerde op een overbrugbare afstand te zijn gedetineerd voor medewerkers van de Werkpleinen (van zowel het UWV WERKbedrijf als gemeenten). Daarmee kan plaatsing in een aanpalend arrondissement, hetgeen voor Justitie nog binnen de definitie van regionale plaatsing valt toch nog onwerkbaar zijn voor medewerkers van UWV Werkbedrijf en gemeenten.
3. Basiskennis en toegang Basiskennis van de organisatie en werkwijze van elkaars organisatie is een voorwaarde voor samenwerking. Bij de medewerkers van de PI dient basiskennis van de organisatie en werkwijze van UWV WERKbedrijf aanwezig te zijn en bij de werkcoaches (medewerkers UWV WERKbedrijf ) is basiskennis van de organisatie en werkwijze binnen de PI van belang. Hiertoe is door het opleidingsinstituut van de Dienst Justitiele Inrichtingen (DJI) een één daagse training “Omgaan met de organisatie DJI en omgaan met gedetineerden binnen de muren” ontwikkeld. De werkcoaches van het UWV WERKbedrijf dienen toegang te krijgen tot de PI en vervolgens ook een spreek/werkruimte tot hun beschikking krijgen.
4. Draagvlak Zowel bestuurlijk commitment als draagvlak op uitvoerend niveau is een voorwaarde voor samenwerking. Het gaat daarbij om draagvlak bij de direct betrokken partijen zoals DJI, gemeenten en UWV WERKbedrijf, maar ook draagvlak van bijvoorbeeld werkgevers en re-integratiebedrijven.
5. MMD capaciteit Het aanmelden en screenen van de gedetineerden wordt gedaan door de MMD´ers. Hiervoor moet voldoende tijd beschikbaar zijn. Wanneer MMD’ers geen gedetineerden aanmelden voor arbeidstoeleiding, stopt het werkproces al bij het begin.
5.2 Doelgroep 1. Detentieduur Belangrijk is dat de toeleiding naar arbeid binnen een overzienbare tijd ‘buiten’ detentie kan worden voortgezet. In de pilots is gekozen voor een verwachte of reële verblijfsduur van maximaal zes maanden (dit betreft overigens ruim 80% van de gedetineerdenpopulatie). Meer specifiek kan de doelgroep worden omschreven als: • Alle preventief gehechte gedetineerden waarvan de verwachte verblijfsduur maximaal zes maanden is. Preventief gehechte gedetineerden die worden verdacht van een levens- en zedendelicten worden uitgesloten tot veroordeling in eerste aanleg. • Alle gedetineerden die zijn afgestraft en binnen een gesloten inrichting verblijven zes maanden voor de Voorwaardelijke Invrijheidstellingsdatum of zes maanden voor de streefdatum voor het Penitentiair Programma. Dit komt neer op afgestrafte gedetineerden die binnen zes maanden ofwel regulier worden ontslagen uit detentie, ofwel de PI verlaten met een Justitiële titel zoals de Voorwaardelijke Invrijheidstelling, of de start van een extramurale fase bijvoorbeeld in het kader van een Penitentiair Programma .
2. Werkloosheid en aard uitkering Het gaat bij de aanpak om die gedetineerden die binnen de hierboven beschreven groepen vallen en die voor detentie werkloos waren of tijdens detentie werkloos zijn geraakt én in aanmerking kwamen of aanspraak zullen maken op een WWB- of WW uitkering. Veruit het grootste deel van de doelgroep gedetineerden bestaat uit (potentiële) WWB klanten.
3. Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt Als een gedetineerde voldoet aan de bij hierboven genoemde criteria dan is het tevens van belang dat de gedetineerde na detentie ook beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Als op het moment van intake duidelijk is dat de betreffende gedetineerde na detentie bijvoorbeeld wegens psychiatrische- en/of verslavingsproblematiek aan een behandel- of zorgprogramma moet gaan deelnemen dan komt hij niet in aanmerking voor arbeidstoeleiding.
4. Inschrijving gemeente De gedetineerde moet staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van een gemeente.
5. Geen ‘onoverkomelijke problemen’ op overige leefgebieden Om voor arbeidstoeleiding in aanmerking te komen dienen bij de betreffende gedetineerde bij het einde van de detentietijd geen onoverkomelijke problemen (meer) te zijn op de overige leefgebieden van nazorg: ID-bewijs, huisvesting, schulden en zorg. Vooral de toekomstige woonplaats is van belang om de arbeidsmarktmogelijkheden vast te stellen. Nu is het soms lastig vast te stellen voor de MMD’er of problemen op één of meer van deze leefgebieden tijdens detentie zodanig kunnen worden opgelost dat arbeidstoeleiding inderdaad aan de orde is. Ook uit het werkproces zal blijken dat een MMD’er deze afweging alleen in nauwe samenspraak met de gemeente en of UWV WERKbedrijf kan maken.
6. Werkproces in stappen In dit hoofdstuk wordt het reguliere werkproces arbeidstoeleiding in stappen beschreven. Een stroomschema van dit proces is te vinden in bijlage 2. Dit is een werkwijze is waarvan door bijzondere omstandigheden binnen een PI kan worden afgeweken. Indien een gedetineerde bijvoorbeeld onverwacht bij een (ernstig) incident binnen de PI betrokken raakt en disciplinair wordt gestraft, dan wijzigt de routing. Ook kunnen zich gaandeweg het proces onverwacht ernstige problemen voordoen op één van de andere leefgebieden die consequenties hebben voor het verloop van de arbeidstoeleiding. Vanzelfsprekend kan het werkproces ook aangepast worden aan de lokale behoeften en wensen van gemeenten.
Stap 1 De MMD’er van de PI waar de gedetineerde verblijft screent de gedetineerde op de vijf nazorg leefgebieden op basis van de reguliere werkwijze MMD. Onder deze reguliere werkwijze valt ook het aanmelden voor een (voorschot op) een uitkering voor gedetineerden die voor detentie een uitkering hadden, of die na detentie een aanspraak zullen maken op een uitkering, bij UWV WERKbedrijf of gemeenten voor een uitkering. Voor sommige gemeenten geldt dat zij de aanmelding en intake voor een WWB-uitkering zelf behandelen. Bij de screening checkt de MMD’er of de gedetineerde in aanmerking komt voor arbeidstoeleiding. Dit doet de MMD’er aan de hand van de in 5.2 beschreven criteria: (verwachte) strafduur, werkloosheid voor of door detentie, beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, geen onoverkomelijke problemen op overige leefgebieden en ingeschreven in de GBA gemeente. Tevens vraagt de MMD’er expliciet naar de hoogst genoten opleiding, de laatst vervulde functie, hoe lang de gedetineerde die functie heeft uitgeoefend en binnen welke instelling of bedrijf dat was. De MMD’er neemt deze gegevens op in het basisdocument nazorg en vermeldt wanneer het gaat om een gedetineerde die geschikt is voor het traject arbeidstoeleiding vanuit detentie. Het is ook mogelijk dat de gedetineerde in principe geschikt is voor arbeidstoeleiding maar dat op andere leefgebieden nog wel actie moet worden ondernomen. In die gevallen kan arbeidstoeleiding vanuit detentie pas van start gaan wanneer de MMD’er en de gemeentelijk coordinator nazorg de inschatting maken dat de problemen (in samenwerking met o.a. gemeentelijke diensten) kunnen worden opgelost voor het einde van de detentie. De MMD’er verstuurt het basisdocument nazorg met de specifieke informatie binnen tien werkdagen DPAN naar de gemeentelijk contactpersoon nazorg van de gemeente van herkomst.
Stap 2 De gemeentelijk coördinator nazorg ontvangt de informatie van de MMD’er en checkt op basis van de verkregen informatie of: • de gedetineerde staat ingeschreven in de GBA van de gemeente • een (voorschot op een) uitkering van toepassing is • er bij de gemeente (werk en inkomen) geen contra-indicaties zijn voor arbeidstoeleiding vanuit detentie (bijvoorbeeld op basis van eerdere ervaringen). De gemeentelijk coördinator nazorg meldt de MMD’er (per mail) terug of arbeidstoeleiding vanuit detentie kan worden opgestart. Als er op andere leefgebieden nog actie moet worden ondernomen dan geeft de gemeentelijke coördinator nazorg aan of er perspectief is op het oplossen van de problemen tijdens detentie. De gemeentelijke coördinator nazorg meldt bovenvermelde informatie (per mail of telefonisch) binnen 3 dagen terug aan de MMD’er.
Stap 3 De MMD’er meldt binnen de PI aan de voorzitter van het MultiDisciplinair Overleg (MDO) dat de betreffende gedetineerde in aanmerking komt voor arbeidstoeleiding vanuit detentie. De voorzitter van het MDO is het afdelingshoofd van de afdeling waar de gedetineerde verblijft. De MMD’er meldt na een akkoord van de gemeentelijke coördinator nazorg de gedetineerde aan bij de vestiging van UWV WERKbedrijf dat gekoppeld is aan de PI waar de gedetineerde op dat moment is gedetineerd (dus niet per definitie UWV WERKbedrijf/Werkplein van de gemeente van herkomst). Ook bij geen bericht van de gemeente gaat het proces – in deze fase- door en wordt de gedetineerde aangemeld bij het UWV WERKbedrijf.
Stap 4 Op basis van de aanmelding door de MMD’er maakt de werkcoach van UWV WERKbedrijf een afspraak met de MMD’er van de PI voor een bezoek aan de gedetineerde. De MMD’er zorgt voor het intern aanmelden van de werkcoach en voor een gespreksruimte waar het gesprek kan plaatsvinden. Hierbij wordt efficiency in acht genomen en worden afspraken met gedetineerde zo veel mogelijk op een zelfde dagdeel ingepland, zodat een werkcoach tijdens één bezoek 3 of 4 kan spreken. Er vindt vervolgens in de PI een intakegesprek plaats door de werkcoach met de gedetineerde in aanwezigheid van de MMD’er. De werkcoach bepaalt aan de hand van deze intake de kansen en mogelijkheden van de gedetineerde op de arbeidsmarkt (in hoeverre is de gedetineerde bemiddelbaar). Hieruit volgt een aantal opties: 1. De gedetineerde wordt als niet bemiddelbaar beoordeeld. De arbeidstoeleiding wordt niet verder uitgevoerd en de gedetineerde valt terug op de reguliere (gemeentelijke) voorzieningen. Dit wordt door de MMD’er gemeld aan de gemeente. De Werkcoach registreert dit in eigen klantvolgsysteem. 2. De gedetineerde wordt als rechtstreeks bemiddelbaar beoordeeld. Dit wordt door de werkcoach doorgezet naar het Werkplein van de toekomstige woongemeente waar de plaatsing in een arbeidssituatie aansluitend op detentie verder wordt voorbereid. 3. Er is nader onderzoek nodig. Bij een volgende afspraak wordt een competentie test (CTC test) afgenomen om de mogelijkheden in het kader van arbeidstoeleiding van de gedetineerde beter in kaart te brengen. 4. Indien direct of na het afnemen van een CTC test wordt vastgesteld dat de afstand tot de arbeids markt te groot is om tot directe bemiddeling via het Werkplein over te gaan dan wordt de inzet van re-integratiemiddelen voorgesteld. Aangezien het vooral gaat om gedetineerden die ofwel reeds een WWB-uitkering hadden ofwel een aanspraak op een WWB-uitkering zullen maken na detentie wordt dit voorstel gedaan richting de toekomstige woongemeente. Die gemeente bepaalt of zij bereid is re-integratie middelen in te zetten en zo ja, via welk traject.
Stap 5 Als de inzet van re-integratiemiddelen van toepassing is dan stemt de MMD’er intern af met het MDO/ de voorzitter van het MDO of er contra-indicaties zijn (zoals vluchtgevaarlijkheid of geweldsdreiging) voor de inzet van re-integratiemiddelen. Indien er geen contra-indicaties zijn dan sturen MMD’er en de werkcoach een voorstel naar de gemeentelijk coördinator nazorg en de Sociale Dienst van die gemeente voor de inzet van een re-integratiemiddelen (eventueel met een specifiek re-integratiebedrijf ). De MMD’er vermeldt daarbij ook de eigen contactgegevens (naam en bereikbaarheid).
Stap 6 De gemeente (veelal de Sociale Dienst) besluit of zij de inzet van re-integratiemiddelen en/of scholing door bijvoorbeeld een ROC tijdens detentie wil financieren. Wanneer de gemeente besluit dit niet te doen, dan wordt dit teruggekoppeld naar de MMD’er en wordt de arbeidstoeleiding vanuit detentie gestaakt. De MMD’er meldt dit aan de werkcoach. Een medewerker van de Sociale Dienst kan naar de gedetineerde in de PI toe komen om het traject verder te bepalen. Het kan ook zijn dat de gemeente besluit re-integratiemiddelen in te zetten bij een (door de gemeente aangewezen) re-integratiebedrijf. In ieder geval wordt doorgegeven om welke
gedetineerde het gaat en in welke PI die verblijft alsmede de contactgegevens van de betrokken MMD’er. Aan de werkcoach en de MMD’er wordt de het verdere traject (bijvoorbeeld inzet van het re-integratiebedrijf ) bevestigd en worden eventueel gemaakte afspraken teruggekoppeld (naam re-integratiebedrijf + contactpersoon).
Stap 7 De medewerker van het re-integratiebedrijf of een gemeenteconsulent neemt contact op met de betrokken MMD’er en maakt een afspraak voor bezoek. De medewerker van het re-integratiebedrijf/ gemeenteconsulent stelt aan de hand van het bezoek of (indien nodig) na meerdere bezoeken een concept re-integratieplan op en stuurt dit concept plan naar de Sociale Dienst. De Sociale Dienst kan het concept re-integratieplan goed- of afkeuren. Afkeuring betekent niet per definitie dat het proces stopt. Zo kan een gemeente besluiten een ander traject (eventueel ook bij een ander re-integratiebedrijf ) te willen starten. In ieder geval is bij afkeuring door de gemeente contact over het vervolg noodzakelijk. Bij goedkeuring voert het re-integratiebureau het plan – tijdens detentie – uit in afstemming met de MMD’er en rapporteert maandelijks aan de gemeente, UWV WERKbedrijf en MMD over het verloop met een voortgangsrapportage. NB In deze stappen wordt uitgegaan van re-integratie via de gemeente, omdat het in vrijwel alle gevallen gaat om (potentiële) WWB-klanten. Wanneer het gaat om re-integratie vanuit bijvoorbeeld de WW, dan dient UWV WERKbedrijf maandelijks te rapporteren.
7. Checklist voor opstarten arbeidstoeleiding Actie
Opmerking
1
Voorlichtingsbijeenkomst : lokale kennismaking contactpersonen UWV WERKbedrijf, gemeenten en DJI (zowel uitvoerenden als leidinggevenden)
Wie is namens welke organisatie contactpersoon en eindverantwoordelijk voor de samenwerking?
2
Te verwachten datum start uitvoering samenwerking
3
Computer met internetverbinding klaarzetten.
4
Toegang voor medewerkers Werkplein regelen
5
Werkplek voor medewerkers Werkplein regelen
6
Lijst met contactpersonen opstellen (1 actor per functiegroep)
Format op te vragen bij netwerkadviseur nazorg
7
Rondleiding op PI
Voor medewerkers van UWV WERKbedrijf en gemeenten
8
Rondleiding op Werkplein
Voor medewerkers van DJI / MMD gemeentelijk contactpersoon nazorg (evt incl. voorbeeld van een CTC test)
9
Overzicht huidige scholingsmogelijkheden binnen PI in kaart brengen
Binnen 4 weken na voorlichtingsbijeenkomst met samenwerkingspartners
10
Dagoverzicht uitstroom gedetineerden naar gemeenten in kaart brengen (als indicatie voor de te verwachten instroom voor UWV WERKbedrijf en gemeenten)
Binnen 2 weken na voorlichtingsbijeenkomst
11
Training ‘omgaan met gedetineerden’ voor medewerkers UWV WERKbedrijf en gemeenten.
12
Overlegmomenten vastleggen management en uitvoering
Frequentie bij start 4-wekelijks, daarna frequentie herbeoordelen
13
Aanmeldingen maandelijks aanleveren vanuit PI
Zie hst 8. Monitoring voor meer informatie
De computer moet geschikt zijn voor gebruik door gedetineerden
8. Monitoring Bij het opstarten van de werkwijze arbeidstoeleiding is het belangrijk om ook vooraf te bepalen welke informatie geregistreerd moet worden, door en voor wie en hoe vaak dit moet gebeuren. Binnen de pilots vond de monitoring plaats op een Excel sheet. Er wordt bezien of de benodigde informatie ook via DPAN geregistreerd kan worden zodat de MMD’er niet op een apart lijstje gegevens hoeft in te voeren. Daarnaast biedt registratie via DPAN de mogelijkheid om automatisch rapporten te genereren. Minimaal dient de PI drie gegevens per maand bij te houden: 1. Het (totale) aantal gescreende gedetineerden 2. Het aantal gedetineerden dat in aanmerking komt voor arbeidstoeleiding . De selectiecriteria hiervoor staan beschreven in paragraaf 5.2. 3. Het aantal gedetineerden dat aangemeld wordt voor arbeidstoeleiding bij het UWV WERKbedrijf. Een format voor het bijhouden van de gegevens is op te vragen bij de netwerkadviseurs nazorg. UWV WERKbedrijf legt de inhoud van de gesprekken vast in het klantvolgsysteem (SONAR) en geeft in de toelichting aan dat de klant aangemeld is vanuit het project Arbeidstoeleiding.
Bijlage 1: Begrippenlijst BSN
Burger Service Nummer
DJI
Dienst Justitiële Inrichtingen
DPAN
Digitaal Platform aansluiting nazorg
MDO
Multidisciplinair Overleg
MMD
Medewerker Maatschappelijke dienstverlening
PI
Penitentiaire Inrichting
PIW
Penitentiaire Inrichting werker
ROC
Regionaal opleidingscentrum
TR Terugbrengen Recidive Vi Voorwaardelijke Invrijheidsstelling VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
Bijlage 2
Bijlage 2
14
Bijlage 3. Overzicht aangesloten PI’s, werkpleinen en gemeenten aan pilot arbeidstoeleiding Onderstaande partijen hebben zich ingezet in de Pilots Arbeidstoeleiding vanuit detentie, waarvan de partijen in Lelystad de “kartrekker” zijn geweest. Doel van de pilot was om al tijdens detentie de arbeidsmarktkansen van gedetineerden in kaart te brengen én te vergroten door een gezamenlijke aanpak van PI, UWV WERKbedrijf en gemeenten, waardoor de kans op werk (direct) na detentie toeneemt.
Locatie PI
Locatie Werkplein
Almere
Almere
Arnhem
Arnhem-noord
Grave
Eindhoven Land van Cuijk
Heerhugowaard
Alkmaar
Krimpen a/d IJssel Lelystad
IJsselgemeenten Lelystad
Deelnemende gemeente(n) Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Arnhem Barneveld Ede Nijkerk Renkum Scherpenzeel Wageningen Eindhoven Land van Cuijk Oss Alkmaar Bergen Broek op Langedijk Castricum Den Helder Heerhugowaard Heiloo Hoorn Purmerend Zaandam Rotterdam Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk
Bijlage 4. Nadere informatie Meer informatie en publicaties zoals het Samenwerkingsmodel Nazorg volwassen (ex-) gedetineerde burgers, gemeenten – Justitie en de Handreiking bij Samenwerkingsmodel Nazorg volwassen (ex-) gedetineerde burgers, gemeenten – Justitie zijn te vinden op de onderstaande internetsites . vwww.rijksoverheid.nl www.vng.nl www.aansluitingnazorg.nl (DPAN) www.hetccv.nl www.wodc.nl
Dit is een uitgave van: Ministerie van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 | 2500 eh Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj
Maart 2011 | Publicatienr: j-7911