Werkt de WIA wel? Verslag van de FNV-meldweek
Werkt de WIA wel?
Verslag van de FNV-meldweek
1
Colofon Uitgave: Stichting FNV Pers Tekst: FNV Beleid & Lobby Productie en eindredactie: FNV Marketing & Communicatie Ontwerp omslag: The Fresh Connection Opmaak en druk: FNV Repro Februari 2008
2
Inhoudsopgave
Voorwoord
4
Inleiding
5
Conclusies en aanbevelingen
8
Samenvatting
10
1. Hervatting in werk
10
2. Verdiensten en uitkering bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (WGA)
28
3. Positie volledig arbeidsongeschikten
31
4. De WIA-beoordeling
32
Bijlage: Wie hebben meegedaan aan de meldweek?
38
3
Voorwoord Allereerst wil de FNV voor eens en voor altijd het misverstand uit de wereld helpen dat de FNV heeft ingestemd met de huidige WIA. De FNV draagt het uitgebrachte SER-advies ‘Werken aan arbeidsgeschiktheid’. De huidige WIA wijkt echter op cruciale punten af van het uitgebrachte SERadvies. In de eerste plaats gaat het om de WGA-vervolguitkering. Alleen wanneer de gedeeltelijk arbeidsongeschikte ten minste de helft verdient van wat hij theoretisch zou kunnen verdienen ontvangt hij nog een fatsoenlijke uitkering. Anders valt hij terug naar een minimumloongerelateerde uitkering. De gedeeltelijke arbeidsongeschikte die er, om welke reden dan ook, niet in slaagt om een baan te vinden die voldoende opbrengt, wordt de dupe. Als een werkgever een paar euro te weinig betaalt, kan dat voor de werknemer een terugval in inkomen van honderden euro’s betekenen. Ten tweede wijst de FNV het aangescherpte schattingsbesluit af. De WIA is nu bijna twee jaar van kracht en de eerste cijfers zijn beschikbaar gekomen. De instroom in de WIA is fors lager dan verwacht. De meeste mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, ontvangen een WGA-uitkering in plaats van een IVA-uitkering. Maar de FNV gaat het om het verhaal achter de cijfers. Hoe ervaren de mensen de WIA? Alleen dan kunnen wij bepalen of de WIA een succes is of niet. Daarom is besloten om in samenwerking met de CG-Raad in november 2007 een meldweek WIA te organiseren. Bijna 300 mensen hebben gereageerd op onze oproep. Dit rapport geeft inzicht in de eigen ervaringen van de mensen met de WIA. De FNV biedt dit rapport aan de Tweede Kamer en het UWV aan. In het rapport worden een aantal aanbevelingen voor aanpassing van de regels en van de beoordelingspraktijk gedaan, om zo tot een menselijker en rechtvaardiger arbeidsongeschiktheidsstelsel te komen. Tot slot wil ik een aantal mensen bedanken die zich hebben ingezet om ons het inzicht te verschaffen in het menselijke verhaal achter de WIA. Allereerst gaat mijn dank uit naar de betrokkenen die hun verhaal met ons wilden delen. Ten tweede wil ik de kaderleden bedanken die de mensen te woord stonden aan de telefoon. Met de opgetekende verhalen en ingevulde enquêtes menen wij een goed beeld te kunnen schetsen van de ervaringen met de WIA. Deze ervaringen sterken ons in onze aanbevelingen. Het woord is nu aan de politiek en aan het UWV. Leo Hartveld federatiebestuurder FNV
4
Inleiding Met ingang van 2006 is de WAO vervangen door een nieuw stelsel van arbeidsongeschiktheidsregelingen. Dit nieuwe stelsel is beschreven in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De twee hoofddoelstellingen van de WIA, zoals verwoord in de Memorie van Toelichting, zijn activering van en inkomensbescherming voor werknemers met arbeidsbeperkingen. Het WIA stelsel wijkt op een aantal wezenlijke punten af van de WAO. Het WIA-stelsel kent een drempel van 35 procent arbeidsongeschikt. Wie minder dan 35 procent arbeidsongeschikt is wordt geacht in dienst te blijven bij de werkgever. De WIA kent twee regelingen: ● Gedeeltelijk arbeidsongeschikten en volledig arbeidsongeschikten met uitzicht op herstelmogelijkheden vallen onder de Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschiktenregeling (WGA)regeling. In eerste instantie bestaat recht op een loongerelateerde uitkering van 70 procent van het salaris dat men verdiende voordat men ziek werd, met een eventuele loonaanvulling. Na afloop van de loongerelateerde periode hangt de hoogte in de vervolgperiode af van de vraag of de arbeidsongeschikte voldoende werkt of niet. Een gedeeltelijke arbeidsgeschikte die niet of niet voldoende werkt, heeft recht op een vervolguitkering van 70 procent van het minimumloon vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage. Wanneer de arbeidsongeschikte wel voldoende werkt, ontvangt deze een aanvulling op zijn loon. Het loonverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid wordt dan voor 70 procent aangevuld. ● Degenen die minstens 80 procent arbeidsongeschikt zijn en geen of geringe kans op herstel hebben komen in aanmerking voor de regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA). De uitkeringshoogte van de IVA bedraagt 75 procent van het laatstverdiende loon. Voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten is het dus uitermate belangrijk dat men aan het werk is. Want mensen die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn hebben geen recht op een uitkering. De hoogte van de WGA-uitkering is op termijn afhankelijk van voldoende inkomsten uit arbeid. De instroom in de WIA is fors lager dan verwacht. In 2006 zijn slechts 3.800 IVA-uitkeringen toegekend. Dat is niets in vergelijking met de grens van 25.000 die het vorige kabinet had gesteld. Zelfs als de instroom van gedeeltelijk en volledig arbeidsongeschikten bij elkaar worden opgeteld, wordt de grens van 25.000 per jaar niet gehaald. Volgens sommigen is de WIA een groot succes. Voor de FNV hangt het succes van de WIA af van het antwoord op de vraag of de mensen zijn blijven werken, waar en hoe ze werken, of er redelijkerwijs verlangd kan worden dat mensen werken, gezien de ernst van hun gezondheidsproblemen en wat hun inkomsten zijn. Strengere beoordelingseisen De FNV is altijd tegen de aanscherping van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geweest. De FNV staat hierin niet alleen. Alle partijen in de SER hebben zich achter dit standpunt geschaard. In de adviezen over de WAO uit 2002 en 2004 wijst de SER deze aanscherping af. De twee aanscherpingen die er het ergste inhakken zijn daarbij met name genoemd. Dan gaat het allereerst om het aantal arbeidsplaatsen dat voor een persoon minimaal aanwijsbaar moet zijn om voor hem of haar tot een beoordeling te komen. Dat aantal is bij de aanscherping van het schattingsbesluit op 9 gesteld, terwijl dat voorheen 30 was. Verder heeft de bepaling dat alle fulltime banen in deeltijd beschikbaar zijn vooral voor vrouwen grote gevolgen. Zelfs als dat werk in realiteit niet in deeltijd beschikbaar is. Naar het oordeel van de FNV is de beoordeling van arbeidsongeschiktheid te theoretisch geworden. Werkhervatting Voor alle duidelijkheid, de FNV zet in op een participatie van zoveel mogelijk mensen naar hun mogelijkheden. In de eerste twee ziektejaren wordt geprobeerd om het werk te hervatten. Ook na deze periode is het van belang dat gedeeltelijk arbeidsongeschikte mensen in een passende baan aan het werk komen of blijven. In ieder geval moet een baan passen bij de beperkingen van de werknemer en zijn gezondheid niet schaden. De gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemer hoort ook verzekerd te zijn van een behoorlijk inkomen. In de Memorie van Toelichting van de WIA staat dat van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers wordt verwacht dat zij zelf alles zullen doen om terug te keren naar de arbeidsmarkt. Vervolgens staat er dat werknemers op hun beurt mogen verwachten dat zij de kans krijgen om mee te doen in het arbeidsproces en de kans krijgen om zich daarin te
5
ontplooien. Uit het onderzoek dat onderzoeksbureau Regioplan in opdracht van de Stichting van de Arbeid uitvoerde naar de situatie van werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard, bleek dat zo’n 40 procent van hen was ontslagen.1 De kansen voor werknemers met arbeidsbeperkingen om werk te vinden zijn beperkt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de rapporten van Astri over de situatie van niet-werkende WAO’ers die hun WAO-uitkering zijn kwijtgeraakt bij de herbeoordelingsoperatie. Uit het rapport van het Centraal en Cultureel Planbureau ‘Beter aan het werk’ blijkt dat de arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten daalde van 44 procent in 2000 naar 40 in 2005. De meldweek De FNV wilde eens van de mensen zelf horen wat hun ervaringen met de WIA zijn. Daarom is, bijna twee jaar na de inwerkingtreding van de WIA, de meldweek georganiseerd. Mensen konden hun ervaringen met de WIA via een telefonische meldlijn of via internet aan de FNV vertellen. De enquête liep ook via de website van de CG-Raad. De FNV heeft hiervoor een enquête ontwikkeld met veel gesloten vragen, maar er was ook volop ruimte voor het persoonlijke verhaal. Verder werd de gelegenheid geboden aan iedereen die (nog) niet beoordeeld was voor de WIA om zijn of haar mening over de WIA met ons te delen. In de week van 5 t/m 9 november 2007 konden mensen bellen van 10.00 tot 16.00. Mensen konden van 5 t/m 16 november via internet ook zelf de enquête invullen. Totaal zijn er bijna 300 vragenlijsten zijn ingevuld. Deze vormen de basis van dit rapport. In de rapportage staan de directe ervaringen van mensen met de WIA centraal. Deelnemers aan een meldweek melden eerder negatieve ervaringen dan positieve ervaringen. Wij hebben dan ook nadrukkelijk gevraagd om ook positieve ervaringen te melden. Ook zijn de vragen neutraal aan de deelnemers voorgelegd. Voor het verwerken van de vragenlijsten is een beroep gedaan op een onafhankelijk bureau Aanz. Er is niet naar gestreefd om een representatief beeld te schetsen. Het rapport geeft een beeld van de verhalen van de mensen die achter de cijfers schuil gaan. Er is nog weinig bekend over de situatie waarin deze mensen verkeren, deze rapportage voorziet in een dergelijke behoefte. De vragenlijst De WIA kent veel verschillende situaties en voor elke situatie is een aparte vragenlijst gemaakt. In de eerste plaats wilden we van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten weten hoe hun re-integratie is verlopen en of ze aan het werk zijn. Het gaat hierbij om de groep die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt is en om de groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WGA. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de mensen die een vast contract hadden op het moment van ziekmelding en de mensen zonder een vast contract op dat moment. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de re-integratie van mensen met een vast contract en het UWV voor de vangnetters in de ziekteperiode. Natuurlijk wilden wij weten of de werkgevers zich houden aan de afspraak om 35-minners zoveel mogelijk aan het werk te houden. Van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WGA wilden we weten of ze de kans hebben gekregen om mee te doen in het arbeidsproces. De systematiek van de WGA voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WGA is vrij ingewikkeld. We hebben daarom onderzocht of de mensen zelf goed op de hoogte zijn en weten in welke situatie ze verkeren. En dan de volledig arbeidsongeschikten. Allereerst de mensen in de WGA: deze zijn wel volledig arbeidsongeschikt verklaard maar niet duurzaam. Wij wilden weten hoe zij zelf hun gezondheidssituatie inschatten. Vervolgens de mensen in de IVA, die wel volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn verklaard. Hoe beoordelen zij zelf deze situatie. Tot slot wilden we van alle respondenten horen hoe zij de WIA-beoordeling hebben ervaren. Andere dan bovenvermelde groepen hebben we de mogelijkheid geboden om hun opvattingen over de WIA kenbaar te maken.
1
Onderzoek naar de re-integratie van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, Regioplan, januari 2007.
6
Opbouw van de rapportage We beginnen het rapport met de belangrijkste conclusies en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen. Vervolgens treft u een samenvatting aan van de uitkomsten van de meldweek. Hoofdstuk 1 geeft antwoord op de vragen of de gedeeltelijk arbeidsongeschikten aan het werk zijn, welke re-integratieinspanningen zijzelf, de werkgever of het UWV daarbij hebben geleverd. Ook wordt stilgestaan bij de rol die hun gezondheid speelt bij werkhervatting en in welke inkomenssituatie de 35-minners verkeren. In hoofdstuk 2 wordt gefocust op de uitkeringssituatie van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte in de WGA. Ook wordt onderzocht of deze goed op de hoogte is van de verschillende regelingen. Hoofdstuk 3 gaat over de opvatting van volledig arbeidsongeschikten over hun gezondheidssituatie. En in hoofdstuk 4 gaan we in op hoe mensen zelf de zorgvuldigheid ervaren waarmee de arbeidsongeschiktsbeoordeling wordt uitgevoerd. Het hele rapport wordt aangevuld met persoonlijke verhalen van de deelnemers aan de meldweek WIA, die zij via de telefoon of via de vragenlijst aan ons hebben toevertrouwd.
7
Conclusies en aanbevelingen De conclusies van de meldweek zijn duidelijk. De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen doet zijn naam geen eer aan. Van de mensen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn verklaard heeft 80 procent het werk (nog) niet hervat. Velen zijn ontslagen of hebben nog wel een arbeidscontract maar ontvangen geen loon meer van hun werkgever. Dit ondanks het feit dat de overgrote meerderheid van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten die een vast dienstverband hadden wel nog gewerkt heeft in de periode van loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. Ruim drie kwart van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten geeft aan er in inkomen op achteruit te zijn gegaan. De FNV vreest dat wanneer de WW rechten zijn opgesoupeerd of de periode van de loongerelateerde WGA uitkering is afgelopen, de inkomensachteruitgang nog dramatische vormen gaat aannemen. Er heerst veel ontevredenheid over de opstelling van de werkgevers, de arboartsen en reintegratiebureaus, die onder verantwoordelijkheid van de werkgever vallen. De ontevredenheid richt zich niet alleen op het gebrek aan medewerking om weer aan het werk te komen of te kunnen blijven. Veel klachten gaan ook over werkgevers die de zieke werknemer dwingen om weer aan het werk te gaan zonder daarbij de gezondheidsregels in acht te nemen. Meer dan twee derde van respondenten met een vast dienstverband heeft zelf voorstellen gedaan voor maatregelen om werkhervatting mogelijk te maken. De meerderheid van de werkgevers blijkt eigen initiatief van de werknemer echter niet te waarderen en zeker niet te belonen. Twee derde van de flexwerkers is ontevreden over de wijze waarop het UWV hen heeft begeleid tijdens de ziektewetperiode en na de WIA-beoordeling. Ook over de inspanningen van het UWV om ze aan het werk te krijgen zijn ze ontevreden. Als het werk wordt hervat, blijkt dat in meer dan 40 procent van de gevallen te gaan om werk dat niet passend is of dat de gezondheid zelfs in gevaar brengt. De respondenten ervaren grote gezondheidsbeperkingen. Geen van de respondenten die minder dan 80 procent arbeidsongeschikt is bevonden acht zich in staat om weer volledig aan het werk te kunnen gaan. Bijna 60 procent acht zich helemaal niet in staat om te gaan werken. Ook als werknemers minder dan 35 procent arbeidsongeschikt worden verklaard, kunnen zij ernstige arbeidsbeperkingen hebben, zoals diverse respondenten ook illustreren. Dat blijft ook niet zonder gevolgen. Van deze groep is slechts 17 procent weer aan het werk zijn en 83 procent dus (nog) niet. Van de volledig arbeidsongeschikten in de WGA verwacht 70 procent niet dat er een verbetering in hun gezondheid zal optreden. Van de volledig arbeidsongeschikte WGA’ers die al zijn opgeroepen tot een herbeoordeling en waarvan de uitkomst al bekend is, is in meer dan 85 procent van de gevallen vastgesteld dat de gezondheidssituatie onveranderd is of verslechterd. Van de IVA-gerechtigden die zijn opgeroepen voor een herbeoordeling is in alle gevallen waarvan de uitkomst bekend is vastgesteld dat de gezondheid is verslechterd. Kortom het duurzaamheidscriterium van de IVA wordt wel erg rigide toegepast. Aanbevelingen aan de politiek ● De FNV bekritiseert het aangescherpte schattingsbesluit dat gebruikt wordt voor de beoordeling van de WIA. De strengere regels (arbeidsplaatsen, deeltijdfactor) moeten worden teruggedraaid. Daarnaast wil de FNV een soepeler beoordeling van de groep mensen met moeilijk objectiveerbare aandoeningen. ● De FNV pleit voor een minder rigide toepassing van het duurzaamheidscriterium in de IVA. ●De WGA moet een loongerelateerde uitkering bieden voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. De bepaling waardoor deze uitkering na verloop van tijd wordt omgezet in een minimumuitkering moet dus worden afgeschaft. ● De FNV vindt dat er meer inspanningen verricht moeten worden door werkgevers, UWV, CWI en reintegratiebureaus om werknemers die voor minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn aan het werk te houden. ● Het re-integratiebeleid voor flexwerkers moet effectiever, zowel in de periode van loondoorbetaling als daarna. De kloof tussen re-integratiebedrijven en werkgevers dient gedicht te worden zodat er na
8
een re-integratietraject ook daadwerkelijk arbeidsplaatsen voorhanden zijn waar mensen terecht kunnen. ● Herijking van de positionering van de bedrijfsarts. Opnieuw blijkt uit de signalen dat mensen die ziek zijn problemen ondervinden bij het functioneren van arbodiensten of bedrijfsartsen. Met name de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de dienstverlening verdienen meer aandacht. De FNV is voornemens om dit jaar nog te komen met een voorstel dat tot doel heeft deze onafhankelijkheid en kwaliteit van de beroepsgroep flink te versterken. Kern van de gedachte is om de activiteiten van de bedrijfsarts gericht op de zieke werknemer op een andere wijze te bekostigen dan op de huidige wijze, zodat de commerciële belangen niet meer als het ware tussen arts en patiënt in staan. ● Verbetering voorlichting over de WIA en met name voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WGA. Uit de signalen van de meldweek blijkt dat meer dan de helft van de respondenten niet weet wat hun te wachten staat wanneer de loongerelateerde WGA-uitkering afloopt. Ook een aanzienlijk deel van de respondenten is niet op de hoogte van het feit, dat ze eventueel een beroep kunnen doen op een toeslag. Uit de respons bleek tevens onduidelijkheid rond de WGA in samenhang met de WW. ● Goede monitoring en publicatie over de effecten van de WIA. In het belang van het maatschappelijke en politieke debat dient er informatie beschikbaar te zijn over de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten, waar en hoe ze werken, wat hun inkomsten zijn en of ze werken met of zonder gezondheidsproblemen. Ervaringen met de WIA-beoordeling Slechts 43 procent van de respondenten geeft de verzekeringsarts een voldoende. Deze is meestal beleefd maar heeft vaak te weinig kennis over de betreffende ziekte of handicap. Iets meer dan een kwart van alle respondenten geeft aan dat de keuringsarts de behandelend arts heeft geraadpleegd. Eveneens een kwart geeft aan dat de keuringsarts dat tegen hun zin in niet heeft gedaan. Opmerkelijk is dat ongeveer een derde van alle respondenten het niet weet. Ruim 70 procent van alle respondenten is van mening dat de arbeidsdeskundige genoeg tijd heeft uitgetrokken. Bijna de helft van alle respondenten is echter van mening dat de arbeidsdeskundige onvoldoende kennis had over de betreffende ziekte of handicap in relatie tot de mogelijkheden voor werk. Hoewel daar niet naar werd gevraagd, hebben diverse respondenten aangegeven dat hun uitkering werd berekend over het loon tijdens hun tweede ziektejaar. In veel gevallen is dat maar 70 procent van hun oorspronkelijke loon. De uitkering werd dan ook navenant lager vastgesteld. Ook werd een aantal keren gemeld dat arbeidsdeskundigen fouten maakten bij de berekening van het loon en dus bij de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Aanbevelingen aan UWV ● Intensivering van de begeleiding en re-integratie van flexwerkers tijdens de ziekteperiode en daarna. ● Verzekeringsartsen standaard de behandelend arts laten raadplegen wanneer de cliënt daarom verzoekt. ● Verzekeringsartsen moeten de tijd nemen om tot een zorgvuldige beoordeling te kunnen komen. ● De FNV eist garanties, dat de berekeningen van de uitkeringen en het arbeidsongeschiktheidspercentage op zorgvuldige wijze gebeurt. Door de Stichting van de Arbeid worden ondernemingen en bedrijfstakken aanbevolen om werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt worden verklaard zoveel als mogelijk te behouden voor het arbeidsproces bij de eigen werkgever. Indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dan bij een andere werkgever. Naar aanleiding van de zeer teleurstellende resultaten van het onderzoek ingesteld in 2006 door de Stichting van de Arbeid naar de re-integratie van werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn, komt de Stichting met een pakket van maatregelen.
9
Samenvatting De respondenten De totale respons over de periode 25 oktober tot 21 november 2007 bedroeg 290 personen, van wie 227 personen een WIA-beoordeling achter de rug hadden. Hun respons kon volledig worden verwerkt in de tabellen van deze rapportage. Ook werd de ruimte geboden aan mensen om hun mening over de WIA te geven, die (nog) niet beoordeeld zijn voor de WIA. Van deze mogelijkheid hebben bijvoorbeeld mensen gebruik gemaakt die nog in de loondoorbetalingsperiode verkeren. Citaten daaruit zijn in de rapportage opgenomen. Als in de rapportage wordt gerefereerd aan respondenten, dan betreft het respondenten met een WIA-beoordeling. De meeste respondenten zijn minder dan 35 procent arbeidsongeschikt verklaard (40,9 procent) of volledig arbeidsongeschikt (36,6 procent). Een minderheid is tussen 35 en 80 procent arbeidsongeschikt verklaard (22,5 procent). Niet verwonderlijk is dat werknemers met een vast dienstverband beter vertegenwoordigd zijn dan die zonder vast dienstverband. Zij vertegenwoordigen immers ook de grootste groep op de arbeidsmarkt. Van de respondenten is 58 procent man en 42 procent vrouw. De meeste respondenten zijn tussen 40 en 60 jaar oud. Hervatting in werk Meerderheid heeft nog gewerkt voor de WIA-beoordeling Aan alle respondenten die minder dan 80 procent arbeidsongeschikt zijn, is gevraagd of ze nog gewerkt hebben in de eerste 2 ziektejaren. Opmerkelijk is het grote verschil tussen respondenten met en zonder een vast dienstverband. Van de respondenten met een vast dienstverband heeft 60 tot 70 procent gewerkt in de eerste 2 ziektejaren. Bij respondenten zonder vast dienstverband ligt dat percentage slechts op 25 tot 30. Na de WIA-beoordeling is slechts een vijfde aan het werk Van alle gedeeltelijk arbeidsongeschikte respondenten, heeft slechts 20 procent hervat in werk. Bijna 80 procent is (nog) niet of niet meer aan het werk. Respondenten die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt werden verklaard en die geacht worden zo veel mogelijk in dienst te blijven bij hun werknemer, geven aan dat zij in slechts 17 procent van de gevallen weer aan het werk zijn en in 83 procent (nog) niet. Bijna de helft heeft geen passende functie Bij de respondenten die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn en die (weer) aan het werk zijn, gaat het in 56 procent van de gevallen om een functie die naar de eigen opvatting passend is. Bij een vijfde van de gevallen gaat het om een functie die beneden of boven de eigen mogelijkheden ligt. In een kwart van de gevallen brengt de functie naar de opvatting van de respondenten de gezondheid zelfs in gevaar. Ook een aantal respondenten in de WGA gaf spontaan aan dat hun werk hun gezondheid schaadt. Ter illustratie daarvan het volgende citaat. “Ik heb een dubbele handicap: leeftijd (54) en ziekte. Dus is het moeilijk om aan werk te komen. Werk ik niet dan kom ik na 4 jaar in de vervolguitkering (27 procent van het minimumloon in mijn geval ) Om dit te voorkomen werk ik nu op contractbasis in een voor mijn ziekte ongezonde situatie (20 uur per week ) Heb ik hier 38 jaar voor gewerkt en sociale lasten afgedragen? Door dit alles ervaar ik veel stress wat voor mijn hartkwaal zeer nadelig is!” Gezondheid staat werken vaak in de weg Bijna 80 procent van de respondenten die gedeeltelijk arbeidsongeschikt werden verklaard, is (nog) niet aan het werk. De vraag werd voorgelegd of hun gezondheid werken toelaat of nog steeds verhindert. Geen van de respondenten acht zichzelf in staat om weer volledig aan het werk te gaan. Een kwart zou dat wel gedeeltelijk kunnen. Bijna 60 procent acht zichzelf helemaal niet in staat om te gaan werken en 16 procent weet het niet.
10
Minder dan 35 procent arbeidsongeschikt; toch ernstige beperkingen Ook als werknemers minder dan 35 procent arbeidsongeschikt worden verklaard kunnen zij ernstige arbeidsbeperkingen hebben, zoals onder meer blijkt uit het volgende citaten van respondenten. “Voor mij is het werken niet meer mogelijk, daar ik minimaal 2 uur moet werken en die energie heb ik niet. De energie die ik wel heb, gebruik ik om mijn dagelijkse maaltijden gereed te maken en om boodschappen te doen. Ik heb namelijk alle mogelijke aanpassingen thuis verkregen plus een scootmobiel om toch nog boodschappen te kunnen doen. Maar dat gaat altijd met zeer veel pijn zodat ik weer moet rusten. Ik kan hooguit 30à 45 minuten bezig zijn. Ook heb ik hulp bij het douchen en aankleden plus 1x hulp in de huishouding. Hoezo, dan nog werken? Elke dag is al een uitputtingsslag voor mij.” “Ik heb blijvend last van vermoeidheid na kanker. Ik heb alle Bapo2 ingezet waar ik recht op heb en zo kon ik aan de slag blijven. Door verspreid over de week 3 ochtenden (ma/wo/vr) te werken, lukt het om met plezier naar mijn werk te gaan. Mijn Bapo-tijd gaat vaak zitten in 'bijtanken'. Als ik een groepsleerkracht was geweest, was terugkeer naar werk veel moeilijker geweest. Gelukkig ben ik geen kostwinner, dan had ik een probleem gehad.” Respondenten zien weinig perspectief op werk Bijna 90 procent van alle respondenten, die gedeeltelijk arbeidsongeschikt werden verklaard, geeft zich weinig of geen kans om weer aan het werk te komen. Slechts iets meer dan 10 procent geeft zich een redelijke tot goede kans. “Heb op dit moment via het UWV een IRO-traject met eigen budget gekregen en volg nu een opleiding SPW verstandelijk gehandicapten. Hoop na de opleiding door middel van stage of vrijwilligerswerk ervaring op te doen en dan via een achterdeur ergens weer aan de slag te komen. De kans erop is echter klein, gezien mijn leeftijd en uitval door ziekte van gemiddeld 20 procent van de beschikbare werktijd.” “Het probleem waar ik en vele mensen mee te maken hebben is eigenlijk zoek het maar uit. Je stoot overal je hoofd als ze horen dat je een WGA-uitkering hebt, al zeg je dat het ook voordelen heeft met ziekte en zo.“ Grote inkomensachteruitgang ook bij werkhervatters Ruim drie kwart van de respondenten geeft aan erop achteruit te zijn gegaan. In de helft van de gevallen gaat het om een achteruitgang van 20 tot 40 procent en bij een vijfde van de gevallen zelfs om meer dan 40 procent. “Behalve achteruitgang in loon, verloor ik mijn bedrijfsauto die ik gebruikte voor privé, mijn gsm, mijn telefoonvergoeding vaste telefonie, mijn laptop en mijn onkostenvergoeding van € 235 per maand.” WW bij loonweigering Bijna drie kwart van de respondenten die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt werden verklaard en het werk niet hebben hervat, heeft een WW-uitkering, 3 procent heeft bijstand en een kwart heeft helemaal geen uitkering. Veel respondenten melden dat zij WW-uitkering ontvangen terwijl ze nog een dienstverband hebben. Diverse respondenten melden in hun toelichting dat hun werkgever weigert loon te betalen, hoewel er nog sprake is van een dienstverband. In een aantal gevallen wordt gemeld dat UWV dan een WWuitkering toekent.
2
Bapo: seniorenregeling in het onderwijs, waarbij oudere werknemers minder uren kunnen gaan werken. 11
“…UWV verleende destijds een tijdelijke uitkering. Er werd mij een WW-uitkering aangeboden (tijdelijk) terwijl ik nog een contract had.”
De Re-integratie-inspanningen van de werkgever Weinig actieve opstelling werkgever Van de respondenten met een vast dienstverband geeft ruim een derde aan dat met de werkgever werd overeengekomen om minder uren (tijdelijk of structureel) te gaan werken. Ook geeft ongeveer een derde aan dat de werkgever geen enkele voorziening heeft ingezet. Drie kwart van alle respondenten met een vaste aanstelling geeft aan dat de werkgever niet heeft geholpen bij het zoeken van werk bij een andere werkgever. Hieruit blijkt dat het zogenaamde ‘tweede spoor’ maar weinig wordt benut. Slechts zo’n 4 procent geeft aan dat met individuele begeleiding of coaching het ‘tweede spoor’ naar een andere werkgever werd benut. Vaak ontslag, ook bij vast dienstverband Van alle respondenten met een vast dienstverband blijkt nog maar de helft in dienst te zijn van de werkgever waar men ziek werd. Voor een goed begrip: in dienst zijn wil niet automatisch zeggen dat men ook aan het werk is. Bijna de helft werd ontslagen of nam zelf ontslag. Slechts 2 procent geeft aan bij een andere werkgever te werken. Het is niet bekend of ontslag heeft plaatsgevonden binnen de periode van loondoorbetalingsverplichting of daarna. “Ondertussen ben ik ontslagen zonder enige soort van eindafrekening en ben ik momenteel bezig met het krijgen van gesubsidieerde rechtshulp om de maanden salaris terug te krijgen. De reden waarom ik ontslagen werd, is langdurige ziektemelding terwijl ik maar 8 maanden in de ziektewet zat! Er is geen hulp geboden of uitleg gegeven.” “Mijn werkgever is van mening dat de restverdiencapaciteit van 30 procent niet inpasbaar is en gebruikt alle rapporten om de onmogelijkheden aan te tonen. Serieuze mogelijkheden worden niet eens onderzocht maar onverbiddelijk van tafel geveegd. Nadat ik de directie aansprakelijk heb gesteld voor een arbeidsongeval waren alle activiteiten slechts gericht op het eruit werken van de werknemer!” Actieve houding werknemer vaak niet beloond Meer dan twee derde van respondenten met een vast dienstverband heeft zelf voorstellen gedaan voor maatregelen om werkhervatting mogelijk te maken. Een kleine 40 procent van de werkgevers heeft daar positief op gereageerd. In meer dan de helft van de gevallen werd daar door de werkgever negatief op gereageerd. Problematische omstandigheden Veel respondenten geven in de toelichting problematische situaties met hun werkgever weer, zoals de volgende voorbeelden. “Nu ben ik bij mijn werkgever voor 10 uur ontslagen en krijg WW over die 10 uur. Na 3 jaar stopt deze en heb ik dus maar voor 27 uur loon. Tevens heb ik bezwaar aangetekend tegen de WIA-beslissing. De bedrijfsarts vindt dat ik maar 20 uur kan werken en houdt mij dus weer voor 7 uur ziek. Het gevolg is dat ik na 2 jaar ziek dus weer 7 uur minder zal krijgen. Mijn werkgever wil me voor 20 uur een contract aanbieden. Ik vind het niet reëel dat mijn werkgever geen moeite doet mij binnen het bedrijf 27 uur gepast werk te bezorgen. Als ik namelijk maar een 20-urig contract heb, val ik buiten allerlei regelingen. Ik werk nu al 30 jaar bij dit bedrijf en heb 35 dienstjaren. Ik wil niet weg bij deze werkgever en ben te oud om ergens anders met mijn beperkingen te solliciteren.”
12
“Werkgever heeft van het begin af aan tegengewerkt om mij terug te plaatsen op een andere functie in de organisatie. Ze hebben van het begin af aan geprobeerd mij weg te pesten en zijn daar nu nog mee bezig, waardoor ik het nu heel erg moeilijk heb om overeind te blijven en niet de boel erbij neer te leggen.” Veel ontevredenheid over opstelling werkgever en arboarts Al met al zijn de respondenten met een vast dienstverband overwegend ontevreden (10 procent) of zeer ontevreden (60 procent) over de geleverde inspanning van de (toenmalige) werkgever. Deze ontevredenheid strekt zich ook uit naar arboartsen en re-integratiebureaus, die onder verantwoordelijkheid van de werkgever vallen. “Ik heb maar 5 keer contact gehad met de re-integratieconsulente in 2 jaar, is te weinig in mijn ogen.” “De werkgever ging op de stoel van de arts zitten en vertelde mij wat ik allemaal wel kon en niet. Zonder enig vooronderzoek werd ik afgescheept met een LOI-cursus.” “De werkgever heeft mij aangemeld bij een groot REA-bedrijf waar ik een dossier was van één van de 159 man/vrouw per consulent. De REA is dan ook geheel mislukt. De werkzaamheden die ik tijdens mijn 2 ziektejaren bij het bedrijf heb gedaan, noemde hij arbeidstherapie en hij kon op die manier het UWV overtuigen dat er geen echt ander werk voor mij was. Daarna volgde ontslag via het CWI. De advocaat kon dit helaas niet tegenhouden.” “Ik heb naar mijn mening het geluk gehad dat ik een arts (van het UWV) had die mij serieus heeft genomen. Dit heeft de arboarts namelijk nooit gedaan. Die heeft mij 2 jaar lang proberen te verplichten om te werken, wat ik dus niet kon!” “Ik heb kanker en kwam bij de bedrijfsarts en die zegt: u hoeft geen WIA aan te vragen want u wordt minder dan 35 procent. Toen heb ik zelf ontslag genomen omdat ik vanwege vermoeidheid geen kans zag naar mijn werk te gaan.” De ontevredenheid richt zich niet alleen op het gebrek aan medewerking om weer aan het werk te komen of te kunnen blijven. Veel klachten gaan over werkgevers die de zieke werknemer dwingen om weer aan het werk te gaan, zonder daarbij de gezondheidsregels in acht te nemen. Het volgende voorbeeld is wel erg schrijnend. “Ik heb dit namens mijn overleden man ingevuld, want ik vind het zeer belangrijk dat het in de openbaarheid komt hoe walgelijk men omgaat met terminale kankerpatiënten. De werkgever had zelfs het lef om met een paar maanden bijna te pushen dat hij parttime aan het werk zou gaan. Het is mensonterend hoe iemand, die weet dat hij dood zal gaan, zijn tijd ook nog moet besteden aan allerlei formulieren/instanties/artsen, terwijl de overgebleven energie zo nodig is voor overleven! Hij had 25 jaren voor dat bedrijf gewerkt, maar vanaf dat hij ziek was telde hij niet meer mee. Dat krijg je er allemaal nog bij; dat doet zo'n pijn! Je telt als mens niet meer mee in deze werkmaatschappij wanneer je ziek bent! Mijn man kwam in de WIA in september en in oktober is hij overleden. Wat had hij een fijner jaar kunnen hebben zonder die bureaucratie van de WIA! Hebben verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen eigenlijk wel enig besef van wat het in de praktijk echt inhoudt wanneer je terminale kanker hebt; geestelijk en lichamelijk? Er moet meer menselijkheid en gevoel bij komen kijken dan zoals het nu gaat! Het is mensonterend momenteel!”
De Re-integratie inspanningen van UWV Ontevreden over UWV Twee derde van de respondenten zonder vast dienstverband geeft aan dat zij ontevreden (20 procent) of zelfs zeer ontevreden (48 procent) zijn over de manier waarop UWV contact heeft gehouden.
13
Eveneens twee derde is ontevreden (25 procent) of zeer ontevreden (43 procent) over de inspanningen van UWV om ze weer aan het werk te krijgen. Weinig inzet van scholing en proefplaatsing Ruim 40 procent van de respondenten zonder vast dienstverband geeft aan dat UWV een reintegratiebedrijf heeft ingeschakeld. Scholing en proefplaatsing werden slechts weinig ingezet. Opvallend hoog is het percentage antwoorden ‘anders’. In de toelichting geeft twee derde van de respondenten daarbij aan dat naar hun opvatting UWV helemaal niets heeft gedaan. Uit de toelichting van respondenten blijkt dat zij nogal eens om scholing hebben verzocht maar niet hebben gekregen. Ook in verband met scholing worden problemen gemeld. “Ik heb meerdere malen gevraagd om scholing en die is steeds geweigerd.” “Ik moet van Rhoon naar Rijswijk voor scholing, maar kan zelf mijn reisgeld niet betalen dus zal de cursus niets worden.”
Verdiensten en uitkering bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (WGA) Groot deel inkomens onder restverdiencapaciteit Van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte respondenten heeft 22 procent het werk hervat. Meer dan drie kwart van de WGA’ers loopt een groot risico dat ze na de loondervingsuitkering in de vervolguitkering belanden. Van de werkhervatters verdient ruim 40 procent net zoveel of meer dan de verdiencapaciteit. Een kwart verdient minder en 14 procent verdient zelfs minder dan de helft. Deze laatste groep is erg kwetsbaar. Nauwelijks perspectief op inkomensverbetering Vrijwel niemand van deze respondentgroepen ziet zich binnen drie maanden meer gaan verdienen. Bijna de helft wijt dat aan de gezondheidstoestand. Bijna 40 procent geeft zich in algemene zin weinig kans op een beter betaalde baan. En 10 procent geeft aan al fulltime te werken en dus niet meer te kunnen gaan werken. Veel onduidelijkheid over (te verwachten) uitkering Voor ongeveer 60 procent van de respondenten is het duidelijk wat voor WGA-uitkering ze (zullen) krijgen. Daar staat tegenover dat zo’n 40 procent daar geen idee van heeft. Ongeveer 90 procent van de respondenten weet hoe lang de loondervingsuitkering zal duren. In ruim de helft van de gevallen gaat het om 2 tot 4 jaar. Een kwart heeft een uitkering van een half tot 2 jaar, en 10 procent meer dan 4 jaar. Wat er na deze loondervingsuitkering gebeurt, is echter bij 60 procent van de respondenten niet bekend. Drie kwart kan niet of moeilijk rondkomen Bijna drie kwart van de respondenten die 35 tot 80 procent arbeidsongeschikt werden verklaard, geeft aan niet of moeilijk rond te kunnen komen. Toch heeft slechts iets meer dan 10 procent een toeslag aangevraagd. Verontrustend is dat bijna 40 procent niet weet dat men daar een beroep op kan doen. De helft van de respondenten heeft geen toeslag aangevraagd omdat ze meent te weten er geen recht op te hebben. Volledig of duurzaam arbeidsongeschikt De respondenten met een 80 - 100 procent WGA-uitkering zijn voor 70 procent van mening dat er geen verbetering in hun gezondheid zal optreden. Een kwart sluit dat niet uit en 6 procent verwacht wel een verbetering. Ruim een kwart is inmiddels weer opgeroepen voor een herbeoordeling door de verzekeringsarts. Bij 10 procent werd de gezondheid als verbeterd beoordeeld, bij 14 procent als verslechterd en bij ruim de helft als onveranderd. In een kwart van de gevallen is de uitkomst nog niet bekend.
14
Niet alle IVA-gerechtigden leggen zich (zomaar) neer bij de beoordeling. Van de IVA-gerechtigden is zelfs 25 procent in bezwaar gegaan. Niettemin zijn alle IVA-respondenten (uiteindelijk) van mening dat hun gezondheidssituatie zich niet zal verbeteren. Ruim een kwart van de IVA-gerechtigden werd inmiddels opgeroepen voor een herbeoordeling. In de helft van de gevallen werd een verslechterde gezondheid vastgesteld. In de andere helft van de gevallen is de uitkomst nog niet bekend. De WIA-beoordeling Relatief weinig respondenten riepen deskundige hulp in Van alle respondenten heeft 40 procent hulp gezocht in verband met de WIA-keuring. Als hulp werd ingeroepen betrof dat in ruim 40 procent van de gevallen een familielid of kennis. Van de respondenten die hulp inriepen, deed 37 procent dat bij iemand van de vakbond. Onvoldoende voor verzekeringsarts. Verzekeringsarts is meestal beleefd maar heeft vaak te weinig kennis van de betreffende ziekte of handicap[einde tk] Bijna drie kwart van alle respondenten is van mening dat de keuringsarts zich beleefd heeft opgesteld. Het oordeel van de afzonderlijke respondentgroepen loopt maar betrekkelijk weinig uiteen (63 - 83 procent). Ruim de helft van alle respondenten is van mening dat de keuringsarts onvoldoende kennis had over de betreffende ziekte of handicap. Zelfs bijna 60 procent van de IVA-gerechtigden is die mening toegedaan. De keuringsarts nam zeer uiteenlopend de tijd: van 15 tot meer dan 45 minuten. Toch stond zo’n 10 procent van de respondenten binnen een kwartier weer buiten. Ongeveer de helft van alle respondenten is van mening dat de keuringsarts voldoende tijd heeft genomen. Eveneens ongeveer de helft vindt echter dat de keuringsarts te weinig tijd heeft uitgetrokken. De volledig arbeidsongeschikten zijn op dit punt het meest tevreden (70 - 75 procent). Van de overige respondentgroepen is echter zo’n 60 procent ontevreden. Iets meer dan een kwart van alle respondenten geeft aan dat de keuringsarts de behandelend arts heeft geraadpleegd. Eveneens een kwart geeft aan dat de keuringsarts dat tegen hun zin in niet heeft gedaan. Opmerkelijk is dat ongeveer een derde van alle respondenten het niet weet. Van alle respondenten geeft een ruime meerderheid (57 procent) de keuringsarts een onvoldoende (5 of lager). Slechts 43 procent geeft een voldoende. De volledig arbeidsongeschikten zijn het meest tevreden. Bijna driekwart geeft de keuringsarts een voldoende. Kennis arbeidsdeskundige onvoldoende, neemt wel voldoende de tijd Bijna de helft van alle respondenten is van mening dat de arbeidsdeskundige onvoldoende kennis had over de betreffende ziekte of handicap in relatie tot de mogelijkheden voor werk. Iets meer dan een derde van alle respondenten vindt de aanwezige kennis voldoende en 15 procent heeft geen mening. Ruim 70 procent van alle respondenten is van mening dat de arbeidsdeskundige genoeg tijd heeft uitgetrokken. Ruim 70 procent van alle respondenten zegt op de hoogte te zijn van de functies op grond waarvan hun arbeidsgeschiktheid werd beoordeeld. Dat betekent dat bijna 30 procent daar geen of onvoldoende zicht op heeft. Fouten bij berekening uitkering Hoewel daar niet specifiek naar werd gevraagd hebben diverse respondenten aangegeven dat hun uitkering werd berekend over het loon tijdens hun tweede ziektejaar. In veel gevallen is dat maar 70
15
procent van hun oorspronkelijke loon. De uitkering is dan ook navenant lager, zoals uit de volgende citaten blijkt. “Uit de beschikking bleek dat de WGA-uitkering gebaseerd is op het loon dat ik in de 12 maanden voor de ziekmelding verdiende. Er stond een opmerking bij dat het uiteindelijke bedrag waarmee gerekend werd, gebaseerd is op het loon waarover de SV premies worden berekend. Omdat ik graag wilde narekenen hoe men dan aan dat bedrag kwam, heb ik het UWV gevraagd hoe ik dat zou kunnen bepalen aan de hand van de salarisstroken. Helaas kon het callcenter van het UWV me niet helpen; niemand bij het UWV trouwens. Men verwees me naar de SVB en die konden het ook niet vertellen. De werkgever was erg voorzichtig, door ervaring wijs geworden waarschijnlijk, want die zei dat ik dat bij het UWV moest vragen, omdat alles wat ze zouden zeggen later nog eens tegen hen gebruikt zou kunnen worden. Contact met de werkgever is trouwens goed, dat wel. Het uiteindelijke resultaat is voorlopig dat ik een WGA-uitkering ontvang voor 100 procent arbeidsongeschiktheid, met een kans op verbetering. Die uitkering is ongeveer 52 procent van het nettosalaris dat ik in het jaar voordat ik ziek werd per maand verdiende. Klopt dit?” Hoewel de berekening niet duidelijk is, lijkt het er erg op dat hier 75 procent uitkering werd berekend over 70 procent van het oorspronkelijke loon, wat resulteert in een uitkering van 52,5 procent van het oorspronkelijke loon. “Het verschil tussen berekening Ziektewet en IVA. Dat jaarloon scheelt 2.500 euro. Nu krijg ik 150 euro minder dan bij de Ziektewet.” Ook worden nogal wat fouten gemeld van UWV bij de berekening van het loon en dus de uitkering, zoals onder meer uit het volgende citaten blijkt. “….Daarna maakte de arbeidsdeskundige fout op fout. Eerst had hij geen goede loonberekening gemaakt, waardoor ik in de WW terecht zou komen. Terwijl het al zeker is dat niemand mij met mijn ziekte wil aannemen. Ik heb zelf die fout ontdekt, dat hij de onregelmatigheidstoeslag, de eindejaarsuitkering en het vakantiegeld niet had meegeteld. Nadat deze fout werd hersteld, kwam er een ander keuringspercentage uit van 37 procent.” “….Toen ik de eerste keer bij de UWV-arts en de arbeidsdeskundige mocht komen werd ik voor 28 procent arbeidsongeschikt verklaard in een en dezelfde sessie. Eerst een klein half uur bij de arts en daarna een klein half uur bij de arbeidsdeskundige. Toen ik daar zonder te vragen gewoon mijn FML uit zijn map viste en daar zag staan dat ik bijvoorbeeld onregelmatige diensten mocht gaan doen, vroeg ik aan de arbeidsdeskundige hoe ik dat met mijn handicap moest doen. Daar moest hij me gelijk in geven en liep met mijn dossier terug naar de arts. Na 15 minuten was ik ineens voor 42,6 procent afgekeurd en had recht op een WGA uitkering. Zelf ben ik er nog achter gekomen dat mijn loon niet goed was berekend en ik heb dit bij de arbeidsdeskundige aangegeven. Hij gaf mij hierin gelijk en paste een en ander aan zodat mijn afkeuringspercentage alweer omhoog ging maar nu naar 46,2.” Bijna 40 procent respondenten in bezwaar of beroep Van alle respondenten is 39 procent in bezwaar of beroep gegaan. Opmerkelijk is dat zelfs 25 procent van de IVA-gerechtigden in bezwaar en beroep is gegaan. Van alle respondenten weet 12 procent niet dat bezwaar mogelijk is of hoe dat moet. Nog eens 5 procent ziet af van bezwaar en beroep omdat het te veel tijd, energie of geld kost. Gebrekkige voorlichting Sommige respondenten beklagen zich ook over de gebrekkige voorlichting van UWV. “De informatie(brochures) van het UWV gaat/gaan nauwelijks uit van het (blijven) werken bij dezelfde werkgever als voor de ziekteperiode.”
16
“Ik vind de regelgeving van de WIA slecht toegelicht. Iedere keer wanneer ik vragen had, kon ik nergens antwoorden vinden, last of all op de UWV-site zelf. Die blijft steken in algemeenheden.” Uit de respons bleek ook onduidelijkheid rond de WGA in samenhang met de WW. Een van de respondenten meldde namelijk het volgende: “Onze klant is aangemeld voor re-integratie met WIA 80-100 procent arbeidsongeschikt, geen sollicitatieplicht. Zijn uitkering loopt tot oktober 2007, daarna LAU (loonaanvullingsuitkering). Dus tot zover gaat alles goed, hij heeft ernstige psychische problemen en zal heel voorzichtig met kleine stappen terug naar werk moeten keren, liefst zonder enige druk. Voorlopig en zolang hij 80-100 procent arbeidsongeschikt is, gaat dat wel, hij mag in een luwtetraject, vrijwilligerswerk etc. Omdat de man pas 41 is en heel graag weer aan de slag wil gaan in de toekomst, komt er een moment dat hij weer werk gaat starten. Het probleem is dat zijn recht op WW intussen volledig opgesoupeerd wordt, ook al is hij 80-100 procent arbeidsongeschikt. De nieuwe regelgeving maakt dat van iedereen die gebruik maakt van een uitkering, het recht op WW intussen verbruikt wordt. Niet onderverdeeld in WIA en WW, zoals vroeger. Dus, als hij weer gaat beginnen, mag hij absoluut niet meer terugvallen en als de arts hem weer voor een deel goedkeurt, heeft hij maar een heel kleine uitkering. Als hij volledig goedgekeurd wordt, houden wij ons hart vast. Dit kan niet goed gaan, en dit gaat dus met heel veel mensen gebeuren als we niet actie ondernemen. We kunnen hem ook niet meer voor WW ziekmelden, dan gaat zijn verbruik van WW-duur toch door. Niemand van de arbeidsdeskundigen van UWV die ik spreek, heeft zich dit eerder gerealiseerd en ik begrijp niet dat het zover heeft kunnen komen.”
17
1. Hervatting in werk Werkgevers hebben beloofd om zich maximaal in te spannen om mensen die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard aan het werk te houden. Bij de invoering van de WIA ging de wetgever ervan uit dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten zelf alles zullen doen om terug te keren naar de arbeidsmarkt. Daarnaast zouden werknemers op hun beurt mogen verwachten dat zij de kans krijgen om mee te doen in het arbeidsproces. Wij hebben tijdens de meldweek gevraagd naar de inspanningen die mensen hebben verricht om aan het werk te blijven. Ook is er onderzocht of zijn hierbij zijn geholpen door de werkgever of UWV. Heeft u tijdens de eerste twee ziektejaren gewerkt?
Nee
<35 vd* 29%
<35 geen vd 71%
35 – 80 vd 38%
35 – 80 geen vd 75%
80 – 100 WGA 68%
Eigen werk, minder uren
40%
7%
32%
19%
20%
3%
4%
3%
23%
18%
24%
Eigen werk, zelfde aantal uren Ander werk, minder uren Ander werk, zelfde aantal uren
5%
4% 6%
3%
6% 3%
* vd = vast dienstverband Opmerkelijk is het grote verschil tussen respondenten met en zonder een vast dienstverband. Van de mensen met een vast dienstverband heeft 60 tot 70 procent gewerkt in de eerste twee ziektejaren. Bij respondenten zonder vast dienstverband ligt dat percentage slechts op 25 tot 30. (Een zelfde percentage geldt overigens voor volledig arbeidsongeschikten.) Dat grote verschil komt ook tot uitdrukking bij voortzetting van de eigen werkzaamheden, maar dan in minder uren. Bij respondenten met een vast dienstverband gaat het om 30 tot 40 procent. Bij respondenten zonder vast dienstverband om 7 tot 20 procent. Bij de meeste groepen levert ander werk in minder uren ook nog een score op van 20 tot 25 procent. Bent u (weer) aan het werk? < 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband Alle respondenten < 80%
ja 13% 29% 38% 17% 22%
nee 88% 71% 62% 83% 78%
Aan respondenten met een vast dienstverband werd al gevraagd of ze nog in dienst waren van de werkgever waar ze oorspronkelijk ziek waren geworden. Ongeveer 50 procent van de respondenten gaf daarop een bevestigend antwoord. In dienst zijn wil echter niet automatisch zeggen dat men ook aan het werk is. De hier gestelde vraag moet dan ook worden opgevat als hervatting na ziekte of ontslag. Van alle respondenten, die niet volledig arbeidsongeschikt werden verklaard, heeft slechts 22 procent hervat in werk. Bijna 80 procent is (nog) niet aan het werk. Opmerkelijk is dat respondenten zonder vast dienstverband iets vaker weer aan het werk zijn (25 procent) dan respondenten met vast dienstverband (21 procent). Bent u tevreden over de functie die u nu bekleedt? < 35 vd Ja, de functie past goed bij mijn mogelijkheden
51%
< 35 geen vd 67%
Beide groepen 56%
18
Nee, de functie ligt duidelijk beneden mijn mogelijkheden Nee, de functie ligt duidelijk boven mijn mogelijkheden Nee, want het werk brengt mijn gezondheid in gevaar
10% 8% 31%
22%
19%
11%
25%
Omdat er bij het ontwerp van de WIA van werd uitgegaan dat werknemers, die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt worden verklaard, zoveel mogelijk in dienst blijven bij hun werkgever, werd deze vraag aan deze respondentengroepen voorgelegd. Deze respondenten geven aan dat zij in slechts 17 procent van de gevallen weer aan het werk zijn en in 83 procent (nog) niet. Bij de respondenten die (weer) aan het werk zijn gaat het in 56 procent van de gevallen om een functie die naar de eigen opvatting passend is. Bij een vijfde van de gevallen gaat het om een functie die beneden of boven de eigen mogelijkheden ligt. In een kwart van de gevallen brengt de functie naar de opvatting van de respondenten de gezondheid zelfs in gevaar. Ter illustratie daarvan het volgende citaat. “Ik heb een dubbele handicap: leeftijd (54) en ziekte. Het is dus moeilijk om aan werk te komen. Werk ik niet dan kom ik na 4 jaar in de vervolguitkering ( 27 procent van het minimumloon in mijn geval ) Om dit te voorkomen werk ik nu op contractbasis in een voor mijn ziekte ongezonde situatie ( 20 uur per week). Heb ik hier 38 jaar voor gewerkt en sociale lasten afgedragen? Door dit alles ervaar ik veel stress, wat voor mijn hartkwaal zeer nadelig is!”
Bent u er na hervatting op achteruit gegaan in loon en/of andere arbeidsvoorwaarden?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband
ja 72% 88%
nee 28% 13%
< 35 vd
< 35 geen vd
Hoeveel bent u er op achteruit gegaan?
Minder dan 10% Tussen 10 en 20% Tussen 20 en 30% Tussen 30 en 40% Meer dan 40%
14% 25% 29% 18% 14%
14% 29% 29% 29%
Beide groepen 10% 21% 29% 21% 18%
Dezelfde respondentgroepen werd de vraag voorgelegd of men er na hervatting op achteruit is gegaan en zo ja, hoeveel dan. Ruim drie kwart van de respondenten geeft aan erop achteruit te zijn gegaan. In de helft van de gevallen gaat het om een achteruitgang van 20 tot 40 procent en bij een vijfde van de gevallen zelfs om meer dan 40%. “Behalve achteruitgang in loon verloor ik mijn bedrijfsauto die ik gebruikte voor privé, mijn gsm, mijn telefoonvergoeding vaste telefonie, mijn laptop en mijn onkostenvergoeding van € 235 per maand.” Heeft u op dit moment een uitkering?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband Beide groepen
WW
WWB
76% 62% 71%
10% 3%
Geen uitkering 24% 29% 26%
19
Bijna drie kwart van de respondenten die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt werden verklaard, heeft een WW-uitkering, 3 procent heeft bijstand en een kwart heeft helemaal geen uitkering. Veel respondenten melden dat zij WW-uitkering ontvangen terwijl ze nog een dienstverband hebben. Diverse respondenten melden in hun toelichting dat hun werkgever weigert loon te betalen, hoewel er nog sprake is van een dienstverband. In een aantal gevallen wordt gemeld dat UWV dan een WWuitkering toekent. “…UWV verleende destijds een ''tijdelijk'' uitkering. Er werd mij een WW uitkering aangeboden (tijdelijk) terwijl ik nog een contract had.” Dat is kennelijk niet altijd een oplossing, zoals in het volgende geval. “Werkgever heeft vanaf maart geen loon meer betaald en omdat ik niet ben ontslagen, krijg ik ook geen bijstand. Ik ben 80/100 procent WIA voor een jaar want er waren geen functies die konden worden geduid volgens de AD.” Uit de respons wordt niet duidelijk of het gaat om een situatie na afloop van de periode van loondoorbetalingsplicht of niet. Formeel is wat dat betreft het volgende geregeld3. ● Bij ziekte heeft de werkgever twee jaar loondoorbetalingsplicht. Na die twee jaar, als de werknemer dan nog steeds ziek is, heeft de werkgever geen verplichtingen meer om loon te betalen, ook al is de werknemer nog niet ontslagen. Op dat moment ben je werkloos. Werkloosheid ontstaat namelijk als je - arbeidsuren verliest. - geen recht meer hebt op loon over die verloren uren. - beschikbaar bent. De volgende stap is dat je het recht op WW vaststelt. Dat ontstaat als je - werknemer bent. - werkloos bent (zie hierboven). - aan de referteperiode voldoet, dus al een tijdje gewerkt hebt. ● UWV kan weliswaar voorschotten betalen als er onduidelijkheid bestaat over recht of hoogte van de uitkering (WW artikel 31.1), maar doet dat niet als er sprake is van een geschil over loondoorbetaling bij ziekte. Dat staat nadrukkelijk in de WW, artikel 31 lid 2. Uit de respons bleek een knelpunt met betrekking tot de WW-rechten. Een van de respondenten meldde het volgende. “Onze klant is aangemeld voor re-integratie met WIA 80-100 procent arbeidsongeschikt, geen sollicitatieplicht. Zijn uitkering loopt tot oktober 2007, daarna LAU (loonaanvullingsuitkering). Dus tot zover gaat alles goed, hij heeft ernstige psychische problemen en zal heel voorzichtig met kleine stappen terug naar werk moeten keren, liefst zonder enige druk. Voorlopig en zolang hij 80-100 procent arbeidsongeschikt is, gaat dat wel, hij mag in een luwtetraject, vrijwilligerswerk etc. Omdat de man pas 41 is en heel graag weer aan de slag wil gaan in de toekomst, komt er een moment dat hij weer werk gaat starten. Het probleem is dat zijn recht op WW intussen volledig opgesoupeerd wordt, ook al is hij 80-100 procent arbeidsongeschikt. De nieuwe regelgeving maakt dat van iedereen die gebruik maakt van een uitkering, het recht op WW intussen verbruikt wordt. Niet onderverdeeld in WIA en WW, zoals vroeger. Dus, als hij weer gaat beginnen, mag hij absoluut niet meer terugvallen en als de arts hem weer voor een deel goedkeurt, heeft hij maar een heel kleine uitkering. Als hij volledig goedgekeurd wordt, houden wij ons hart vast. Dit kan niet goed gaan, en dit gaat dus met heel veel mensen gebeuren als we niet actie ondernemen. We kunnen hem ook niet meer voor WW ziekmelden, dan gaat zijn verbruik van WW-duur toch door. Niemand van de arbeidsdeskundigen van
3
Bron: UWV 20
UWV die ik spreek, heeft zich dit eerder gerealiseerd en ik begrijp niet dat het zover heeft kunnen komen.” Kunt u, gezien uw gezondheid op dit moment, weer aan het werk? Ja, volledig < 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband Alle respondenten < 80% arbeidsongeschikt
0%
Ja, gedeeltelijk 21% 33% 21% 44% 26%
Nee 61% 48% 67% 44% 58%
Weet niet 18% 19% 13% 11% 16%
Bijna 80 procent van de respondenten die gedeeltelijk arbeidsongeschikt werden verklaard, is (nog) niet aan het werk. De vraag werd voorgelegd of hun gezondheid werken toelaat of nog steeds verhindert. Geen van de respondenten acht zich in staat om weer volledig aan het werk te gaan. Een kwart zou dat wel gedeeltelijk kunnen. Bijna 60 procent acht zich helemaal niet in staat om te gaan werken en 16 procent weet het niet. Hoe schat u uw kansen op terugkeer naar werk in?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband Alle respondenten < 80% arbeidsongeschikt
Hoog
Redelijk
Laag
11% 1%
10% 19% 8% 11% 12%
59% 57% 67% 56% 60%
Geen kans 31% 24% 25% 22% 27%
Bijna 90 procent van alle respondenten die gedeeltelijk arbeidsongeschikt werden verklaard, geeft zich weinig of geen kans om weer aan het werk te komen. Slechts iets meer dan 10 procent geeft zich een redelijke tot goede kans. “Heb op dit moment via het UWV een IRO-traject met eigen budget gekregen en volg nu een opleiding SPW verstandelijk gehandicapten. Hoop na de opleiding door middel van stage of vrijwilligerswerk ervaring op te doen en dan via een achterdeur ergens weer aan de slag te komen. De kans erop is echter klein gezien mijn leeftijd en uitval door ziekte van gemiddeld 20 procent van de beschikbare werktijd. Het UWV vindt dat zelfs 25 procent nog bemiddelbaar is. De advocaat (FNV) en ik hebben nu nog een beroepszaak tegen het UWV lopen.” “Het probleem waar ik en vele mensen in vallen is eigenlijk zoek het maar uit. Je stoot overal je hoofd als ze horen dat je een WGA-uitkering heb, al zeg je dat het ook voordelen heeft met ziekte en zo.“ Opmerkelijk is dat de respondenten zonder vast dienstverband hun eigen mogelijkheden om weer aan het werk te gaan, en ook de kans om dat te realiseren, aanzienlijk beter inschatten dan de respondenten met een vast dienstverband. Een mogelijke verklaring kan zijn dat uit onderzoek is gebleken dat flexwerkers relatief vaker een WIA-aanvraag indienen dan werknemers in vast dienstverband. Het effect kan zijn dat van de werknemers met een vast dienstverband relatief meer ‘zwaardere gevallen’ overblijven voor de WIA-beoordeling. Deze groep zal wellicht de eigen kans om terug te keren in werk relatief laag inschatten.
21
Respondenten met een vast dienstverband Welke voorzieningen heeft uw (voormalige) werkgever in uw ziekteperiode en na de WIA-beoordeling ingezet om u aan het werk te houden? (meerder antwoorden zijn mogelijk)
Minder uren werken (tijdelijk of structureel) Inhoud van het werk of takenpakket aanpassen (tijdelijk of structureel) De werktijden of rooster aanpassen ( tijdelijk/structureel) De werkplek aanpassen Hervatten in een andere functie Tijdelijk hervatten bij een andere werkgever (detachering) Scholing, training, opleiding of cursus Wachtlijstbemiddeling Individuele begeleiding of coaching Door de werkgever betaalde therapie of behandeling Geen voorzieningen ingezet Anders
<35 vd 38% 26% 18% 9% 15% 3% 2% 2% 3% 3% 29% 34%
35 – 80 vd 35% 19% 19% 8% 19%
5% 3% 33% 31%
Van de respondenten met een vast dienstverband geeft ruim een derde aan dat met de werkgever werd overeengekomen om minder uren (tijdelijk of structureel) te gaan werken. Slechts zo’n 4 procent geeft aan dat met individuele begeleiding of coaching het zogenaamde ‘tweede spoor’ naar een andere werkgever werd benut. Ongeveer een derde geeft aan dat de werkgever geen enkele voorziening heeft ingezet. Eveneens een derde van de respondenten met een vast dienstverband heeft ‘anders’ als antwoord ingevuld. In de toelichting op dat antwoord geeft 50 procent van de respondenten met een vast dienstverband expliciet aan te zijn ontslagen. Ook als werknemers minder dan 35 procent arbeidsongeschikt worden verklaard, kunnen zij ernstige arbeidsbeperkingen hebben, zoals onder meer blijkt uit het volgende citaten van respondenten. “Voor mij is het werken niet meer mogelijk, daar ik minimaal 2 uur moet werken en die energie heb ik niet. De energie die ik wel heb gebruik ik om mijn dagelijkse maaltijden gereed te maken en om boodschappen te doen. Ik heb namelijk alle mogelijke aanpassingen thuis verkregen plus een scootmobiel om toch nog boodschappen te kunnen doen. Maar dat gaat altijd met zeer veel pijn zodat ik weer moet rusten. Ik kan hooguit 30 à 45 minuten bezig zijn. Ook heb ik hulp bij het douchen en aankleden plus 1x hulp in de huishouding. Hoezo, dan nog werken? Elke dag is al een uitputtingsslag voor mij.” “Ik heb blijvend last van vermoeidheid na kanker. Ik heb alle Bapo4 ingezet waar ik recht op heb en zo kon ik aan de slag blijven. Door verspreid over de week 3 ochtenden (ma/wo/vr) te werken, lukt het om met plezier naar mijn werk te gaan. Mijn Bapo-tijd gaat vaak zitten in 'bijtanken'. Als ik een groepsleerkracht was geweest, was terugkeer naar werk veel moeilijker geweest. Gelukkig ben ik geen kostwinner, dan had ik een probleem gehad.” Veel respondenten geven in de toelichting problematische situaties met hun werkgever weer, zoals de volgende voorbeelden. “Nu ben ik bij mijn werkgever voor 10 uur ontslagen en krijg WW over die 10 uur. Na 3 jaar stopt deze en heb ik dus maar voor 27 uur loon. Tevens heb ik bezwaar aangetekend tegen de WIA-beslissing. 4
Bapo: seniorenregeling in het onderwijs, waarbij oudere werknemers minder uren kunnen gaan werken. 22
De bedrijfsarts vindt dat ik maar 20 uur kan werken en houdt mij dus weer voor 7 uur ziek. Het gevolg is dat ik na 2 jaar ziek dus weer 7 uur minder zal krijgen. Mijn werkgever wil me voor 20 uur een contract aanbieden. Ik vind het niet reëel dat mijn werkgever geen moeite doet mij binnen het bedrijf 27 uur gepast werk te bezorgen. Als ik namelijk maar een 20-urig contract heb, val ik buiten allerlei regelingen. Ik werk nu al 30 jaar bij dit bedrijf en heb 35 dienstjaren. Ik wil niet weg bij deze werkgever en ben te oud om ergens anders met mijn beperkingen te solliciteren.” “Werkgever heeft van het begin af aan tegengewerkt om mij terug te plaatsen op een andere functie in de organisatie. Ze hebben van begin af aan geprobeerd mij weg te pesten en zijn daar nu nog mee bezig, waardoor ik het nu heel erg moeilijk heb om overeind te blijven en niet de boel erbij neer te leggen.” “Ik heb kanker en kwam bij de bedrijfsarts en die zegt: u hoeft geen WIA aan te vragen want u wordt minder dan 35 procent. Toen heb ik zelf ontslag genomen omdat ik vanwege vermoeidheid geen kans zag naar mijn werk te gaan.” Sommige respondenten geven in hun commentaar aan dat er sprake is van een grote ongelijkwaardigheid in de posities van de werkgever en de werknemer, zoals onder meer uit de volgende citaten blijkt. “Het gevolg van de WIA is een verschrikkelijk gevecht tussen werknemers die ziek zijn en werkgevers die de zieke werknemers proberen kwijt te raken. Bovendien is de hele wet- en regelgeving niet uitgebalanceerd, de werknemer (hoewel van nature de zwakke partij) verkeert in het nadeel. Hij heeft geen eigen adviseurs (bedrijfsgeneeskundigen, arbeidsdeskundigen), hij kan slechts naar de rechter na een (wettelijk verplicht) advies van UWV (formeel niet bindend, maar in de praktijk wel), ook als de werknemer ziek aan het werk wil, kan de werkgever hem thuis houden. En na twee jaar of eventueel een derde jaar doorbetalen wordt hoe dan ook ontslag toegestaan (wettelijk vastgelegd, ook als de werkgever niet aan re-integratie heeft gedaan), waardoor de zieke werknemer in de WW belandt. De werkgever staat veel sterker en krijgt dus uiteindelijk altijd zijn zin en de zieke werknemer belandt uiteindelijk altijd in de bijstand in plaats van in de WIA. De bescherming van de zieke werknemer is flinterdun en ik denk dat vrijwel geen enkele zieke werknemer zich tegen een onwillige werkgever kan weren.” “Ik ben nu ruim een jaar ziek. Zelf heb ik mijn casemanager en P&O moeten wijzen op diverse verplichtingen van hun kant. De begeleiding laat ik over me heen gaan daar ik nu echt aan mijzelf denk. Wat kan ik verwachten als ik denk dat de re-integratie van mijzelf niet zo flexibel verloopt als het zou moeten. De bekwaamheid van de leidinggevende tevens mijn casemanager is te beperkt op dit terrein. Zij doet haar best, maar wie is daar de dupe van? Waar kan ik terecht met mijn situatie, bij een onafhankelijk iemand?” “Ik heb gemerkt dat het enorm belangrijk is om werknemers met gezondheidsklachten tijdig te informeren over hun weinig solide uitkeringspositie. Nu is het nog zo, dat deze groep pas na 2 jaar verzuim via de UWV-keuring zich realiseert dat de WIA-poorten veelal gesloten zijn. Vanuit mijn praktijk als arbeidsdeskundige verricht ik daarom aan UWV gelijkwaardige arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen op een eerder moment (bijvoorbeeld na 3, 6 of 12 maanden verzuim). Daardoor weet de betrokken werknemer op een moment dat het er nog toe doet (namelijk tijdens de loondoorbetalingsperiode van zijn werkgever) dat hij weinig van de WIA te verwachten heeft. Vanuit dat bijgestelde verwachtingenpatroon kan deze werknemer dan een koers proberen uit te zetten, gericht op het voorkomen van al te grote inkomensschade. Ik heb gemerkt dat het vroegtijdig inzetten van een dergelijke 'voorkeuring' werkt.”
Heeft u zelf voorstellen gedaan aan uw (toenmalige) werkgever om werkhervatting mogelijk te maken?
< 35% vast dienstverband
ja 68%
nee 32%
23
35 – 80% vast dienstverband
73%
27%
Hoe heeft uw werkgever op uw voorstellen gereageerd?
Positief Negatief Mijn werkgever heeft niet gereageerd Anders
<35 vd 35% 28% 4% 33%
35 – 80 vd 41% 48% 11%
Meer dan twee derde van respondenten met een vast dienstverband heeft zelf voorstellen gedaan voor maatregelen om werkhervatting mogelijk te maken. Een kleine 40 procent van de werkgevers heeft daar positief op gereageerd. In bijna de helft van de gevallen werd daar door de werkgever negatief op gereageerd. (Uit de toelichting op het antwoord ‘anders’ blijkt dat het ook dan voornamelijk om een negatieve reactie gaat.) Bent u nog in dienst bij de werkgever waar u ziek bent geworden?
Ja Nee, ik ben ontslagen Nee, ik heb ontslag genomen Nee, ik ben met (pre)pensioen gegaan Nee, ik ben bij een andere werkgever gaan werken
<35 vd 52% 40% 3% 2% 3%
35 – 80 vd 49% 49% 3%
Beide groepen 51% 43% 2% 2% 2%
Van alle respondenten met een vast dienstverband blijkt nog maar de helft in dienst te zijn van de werkgever waar men ziek werd. Voor een goed begrip: in dienst zijn wil niet automatisch zeggen dat men ook aan het werk is. Bijna de helft werd ontslagen of nam zelf ontslag. Slechts 2 procent geeft aan bij een andere werkgever te werken. “Ondertussen ben ik ontslagen zonder enige soort van eindafrekening en ben ik momenteel bezig met het krijgen van gesubsidieerde rechtshulp om de maanden salaris terug te krijgen. De reden waarom ik ontslagen werd, is langdurig ziektemelding terwijl ik maar 8 maanden in de Ziektewet zat! Er is geen hulp geboden of uitleg gegeven.” “Mijn werkgever is van mening dat de restverdiencapaciteit van 30 procent niet inpasbaar is en gebruikt alle rapporten om de onmogelijkheden aan te tonen. Serieuze mogelijkheden worden niet eens onderzocht maar onverbiddelijk van tafel geveegd. Nadat ik de directie aansprakelijk heb gesteld voor een arbeidsongeval, waren alle activiteiten slechts gericht op het buiten werken van de werknemer!”
Heeft uw werkgever nog geholpen bij het zoeken naar een nieuwe baan?
Nee Ja, door het inschakelen van een RIB Ja, door voor mij te bemiddelen bij een andere werkgever Ja, door mij te helpen zoeken naar vacatures bij andere werkgevers Anders
<35 vd 75% 9% 9%
35 – 80 vd 75% 10%
6%
15%
24
Bent u tevreden met de inspanningen die uw (toenmalige) werkgever heeft geleverd om u aan het werk te houden?
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
<35 vd 3% 13% 13% 13% 59%
35 – 80 vd 5% 14% 14% 5% 62%
Beide groepen 4% 13% 13% 10% 60%
Drie kwart van alle respondenten met een vaste aanstelling geeft aan dat de werkgever niet heeft geholpen bij het zoeken van werk bij een andere werkgever. Ook hieruit blijkt weer dat het zogenaamde ‘tweede spoor’ maar weinig wordt benut. Al met al zijn de respondenten met een vast dienstverband overwegend ontevreden (10 procent) of zeer ontevreden (60 procent) over de geleverde inspanning van de (toenmalige) werkgever. Deze ontevredenheid strekt zich ook uit naar arboartsen en re-integratiebureaus, die onder verantwoordelijkheid van de werkgever vallen. “Ik heb maar 5 keer contact gehad met de re-integratieconsulente in 2 jaar, is te weinig in mijn ogen.” “De werkgever ging op de stoel van de arts zitten en vertelde mij wat ik allemaal wel kon en niet. Zonder enig vooronderzoek werd ik afgescheept met een LOI-cursus.” “De werkgever heeft mij aangemeld bij een groot REA-bedrijf waar ik een dossier was van 1 van de 159 man/vrouw per consulent. De REA is dan ook geheel mislukt. De werkzaamheden die ik tijdens mijn 2 ziektejaren bij het bedrijf heb gedaan noemde hij 'arbeidstherapie' en hij kon op die manier het UWV overtuigen dat er geen echt ander werk voor mij was. Daarna volgde ontslag via het CWI. De advocaat kon dit helaas niet tegenhouden.” “Ik heb naar mijn mening het geluk gehad dat ik een arts (van het UWV) had die mij serieus heeft genomen. Dit heeft de arboarts namelijk nooit gedaan. Hij heeft mij 2 jaar lang proberen te verplichten om te werken, wat ik dus niet kon!” “Ik heb kanker en kwam bij de bedrijfsarts en die zegt: u hoeft geen WIA aan te vragen want u wordt minder dan 35 procent arbeidsongeschikt. Toen heb ik zelf ontslag genomen omdat ik vanwege vermoeidheid geen kans zag naar mijn werk te gaan.” “Mevrouw heeft vaste baan bij de overheid. Ze staat in het voorportaal van de WIA. Contact met bedrijfsarts, die blijft vasthouden aan de WIA-aanvraag. Werkgever is heel bereidwillig. Ze willen haar graag terug. Werkgever wil meewerken aan re-integratie, bedrijfsarts niet. Behandelende artsen zijn positief over re-integratie. Verschil van inzicht tussen bedrijfsarts en werkgever. Bedrijfsarts had bij consulent geen overzicht en kon geen informatie inwinnen over de toekomst. Mevrouw vindt dat ze weinig heeft gehad aan de bedrijfsarts, die constant negatief adviseert. Mevrouw heeft veel onzekerheid over haar inkomsten in de toekomst.” [einde curs] (Telefonische respons) De ontevredenheid richt zich niet alleen op het gebrek aan medewerking om weer aan het werk te komen of te kunnen blijven. Veel klachten gaan over werkgevers die de zieke werknemer dwingen om weer aan het werk te gaan zonder daarbij de gezondheidsregels in acht te nemen. Het volgende voorbeeld is wel erg schrijnend. “Ik heb dit namens mijn overleden man ingevuld, want ik vind het zeer belangrijk dat het in de openbaarheid komt hoe walgelijk men omgaat met terminale kankerpatiënten. De werkgever had zelfs het lef om met een paar maanden bijna te pushen dat hij parttime aan het werk zou gaan. Het is mensonterend hoe iemand, die weet dat hij dood zal gaan, zijn tijd ook nog moet besteden aan allerlei formulieren/instanties/artsen, terwijl de overgebleven energie zo nodig is voor overleven! Hij had 25
25
jaren voor dat bedrijf gewerkt, maar vanaf dat hij ziek was telde hij niet meer mee. Dat krijg je er allemaal nog bij; dat doet zo'n pijn! Je telt als mens niet meer mee in deze werkmaatschappij wanneer je ziek bent! Mijn man kwam in de WIA in september en in oktober is hij overleden. Wat had hij een fijner jaar kunnen hebben zonder die bureaucratie van de WIA! Hebben verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen eigenlijk wel enig besef van wat het in de praktijk echt inhoudt wanneer je terminale kanker hebt; geestelijk en lichamelijk? Er moet meer menselijkheid en gevoel bij komen kijken dan zoals het nu gaat! Het is mensonterend momenteel!” Tussen wal en schip Zieke werknemers hebben vaak een zwakke positie omdat ze niet alleen afhankelijk zijn van de opstelling van de werkgever maar ook van die van het UWV. Een re-integratiebedrijf meldde de volgende situatie met betrekking tot een van de cliënten. “Onze klant (vrouw van 60) kwam binnen in december 2006. Had een vast dienstverband en zou per 13 januari 2007 2 jaar Ziektewet achter de rug hebben. Ze was met borstkanker ziek gemeld en had ernstige complicaties bij bestraling achter de rug. Bij de WIA-keuring was ze volledig goedgekeurd voor werk, hoewel de werkgever nooit ook maar iets had gedaan in kader de Wet verbetering poortwachter, ook omdat ze ernstig ziek was geweest en de arboarts haar verder met rust had gelaten. De werkgever had op een formulier van het CWI voor ontslagaanvraag aangekruist dat ze een contract voor bepaalde tijd had en dat het ontslag was aangevraagd. Bij haar komst heb ik een en ander gecheckt en haar direct gezegd dat ze dit bij de arbeidsdeskundige (AD) van UWV moest aankaarten, waar ze de volgende dag een afspraak mee had. Deze AD heeft direct goed gekeken, gemeld dat werkgever niet zomaar ontslag kon aanvragen en gezegd dat hij haar in december nog wilde zien om dingen te bespreken. Tot 13 januari hebben zowel klant als wij als re-integratiebedrijf bijna dagelijks gebeld en gemaild met UWV, omdat zij niets meer hoorde. De werkgever is opgehouden met loonbetaling per 13 januari. Werknemer mocht van UWV geen IRO of PRB aanvragen omdat UWV vond dat werkgever loon moest doorbetalen, maar helaas hebben zij geen enkele stap richting werkgever ondernomen. Omdat klant in februari aangereden werd door een auto en ziek werd, vond AD dat werkgever geluk had, maar klant kon toch niet in vangnet WW. Zij heeft nu, op 8 november 2007, nog steeds geen loon of uitkering ontvangen. Ook mag zij geen enkele begeleiding krijgen, behalve als wij het gratis doen. Wat wij dan ook doen. Hoorzitting is 21 november, na maandelijkse brieven en stappen van pro Deo jurist. Klant is verder van arbeidsmarkt af dan ooit, hoe positief ze ook in december 2006 binnenstapte. Ze heeft nog veel last van naweeën van kanker en ongeluk. Overigens had ze nog een piepklein restje WAZ-uitkering van paar jaar daarvoor, maar dat werd niet relevant geacht omdat werd geoordeeld dat de reden van ziekmelding toen (burn-out) niets te maken had met latere kanker. Deze vrouw heeft altijd fulltime gewerkt met gezin 3 kinderen als alleenstaande.”
Respondenten zonder vast dienstverband Bent u tevreden over de manier waarop het UWV in de periode van ziekte en na de WIA-beoordeling contact met u heeft onderhouden?
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
<35 geen vd
35 – 80 geen vd
11% 18% 21% 50%
13% 25% 19% 44%
Bent u tevreden over de inspanningen van het UWV om u weer aan het werk te krijgen? <35
35 – 80
26
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
geen vd
geen vd
25% 32% 43%
6% 38% 13% 44%
Twee derde van de respondenten zonder vast dienstverband geeft aan dat zij ontevreden (20 procent) of zelfs zeer ontevreden (48 procent) zijn over de manier waarop UWV contact heeft gehouden. Eveneens twee derde is ontevreden (25 procent) of zeer ontevreden (43 procent) over de inspanningen van UWV om ze weer aan het werk te krijgen. Sommige respondenten beklagen zich ook over de gebrekkige voorlichting van UWV. “De informatie(brochures) van het UWV gaat/gaan nauwelijks uit van het (blijven) werken bij dezelfde werkgever als voor de ziekteperiode.” “Ik vind de regelgeving van de WIA slecht toegelicht. Iedere keer wanneer ik vragen had, kon ik nergens antwoorden vinden, last of all op de UWV-site zelf. Die blijft steken in algemeenheden.” “Ook is de arbeidsdeskundige de fout ingegaan door te stellen dat ik het er zelf bij had laten zitten. Terwijl UWV in die tijd fout op fout stapelde en mij in het ongewisse liet wat ze aan het doen waren.” Welke voorzieningen heeft het UWV in uw ziekteperiode en na de WIA-beoordeling ingezet om u aan het werk te krijgen?[einde tk] (meerdere antwoorden mogelijk)
Scholing, training, opleiding of cursus aangeboden Inschakeling van een re-integratiebedrijf Proefplaatsing bij een werkgever Anders
<35 geen vd 7% 43% 4% 57%
35 – 80 geen vd 44% 56%
Ruim 40 procent van de respondenten zonder vast dienstverband geeft aan dat UWV een reintegratiebedrijf heeft ingeschakeld. Scholing en proefplaatsing werden slechts weinig ingezet. Opvallend hoog is het percentage antwoorden ‘anders’. In de toelichting geeft twee derde van de respondenten daarbij aan dat naar hun opvatting UWV helemaal niets heeft gedaan. Uit de toelichting van respondenten blijkt dat zij nogal eens om scholing hebben verzocht maar niet hebben gekregen. “Ik heb meerdere malen gevraagd voor scholing en die is steeds geweigerd.” Ook in verband met scholing worden problemen gemeld. “Ik moet van Rhoon naar Rijswijk voor scholing maar kan zelf mijn reisgeld niet betalen. Dus zal de cursus niets worden.”
27
2. Verdiensten en uitkering bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (WGA) In eerste instantie hebben gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WGA recht op een loongerelateerde uitkering. De duur van deze uitkering is afhankelijk van opgebouwde WW-rechten. De loongerelateerde uitkering bedraagt 70 procent van het salaris dat men verdiende voordat men ziek werd, met een eventuele loonaanvulling. Na afloop van de loongerelateerde periode hangt de hoogte in de vervolgperiode af van de vraag of de arbeidsongeschikte voldoende werkt of niet. Een gedeeltelijke arbeidsgeschikte die niet of niet voldoende werkt, heeft recht op een vervolguitkering van 70 procent van het minimumloon vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage. Wanneer de arbeidsongeschikte wel voldoende werkt, ontvangt deze een aanvulling op zijn loon. Het loonverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid wordt dan voor 70 procent aangevuld. Wij hebben onderzocht in hoeverre mensen op de hoogte zijn van deze regels en wat hun inkomenssituatie nu is. Weet u wat uw verdiencapaciteit is? Ja 59% 63% 61%
35 - 80% vast dienstverband 35 - 80% geen vast dienstverband Beide groepen
Nee 41% 38% 39%
Verdient u nu meer of minder dan wat u volgens het UWV zou kunnen verdienen? 35 - 80 vd Ik verdien ongeveer hetzelfde of meer dan de door het UWV vastgestelde verdiencapaciteit Ik verdien minder dan de door het UWV vastgestelde verdiencapaciteit Ik verdien minder dan de helft van de door het UWV vastgestelde verdiencapaciteit Ik weet niet hoe hoog mijn verdiencapaciteit is.
47%
35 – 80 geen vd 33%
Beide groepen
33%
42% 24%
7%
33%
14%
13%
33%
20%
Voor respondenten, die 35 tot 80 procent arbeidsongeschikt werden verklaard, maakt het na afloop van hun loondervingsuitkering veel verschil uit of zij meer of minder dan de helft van hun verdiencapaciteit verdienen. Het is het verschil tussen een vervolguitkering of een loonaanvulling. Daarom is het van belang dat men weet wat de vastgestelde verdiencapaciteit is. Uit de respons blijkt dat bijna 40 procent niet bekend is met de eigen verdiencapaciteit. Voor degenen die niet aan het werk zijn, is het duidelijk dat ze hun verdiencapaciteit helemaal niet benutten. Daarom werd alleen de vraag of zij meer of minder verdienen dan hun verdiencapaciteit voorgelegd aan het werkende deel van deze respondentgroepen. Het blijkt dan ook dat bij het werkende deel de onbekendheid met de eigen verdiencapaciteit aanzienlijk lager is dan bij de groepen als geheel (20 tegenover 40 procent). Niettemin blijft ook 20 procent een zorgelijk cijfer. Voor de respondenten die hun eigen verdiencapaciteit kennen, geldt dat ruim 40 procent net zo veel of meer verdient dan de verdiencapaciteit. Een kwart verdient minder en 14 procent verdient zelfs minder dan de helft. Ook voor deze laatste groep kan dat dus na de loondervingsuitkering grote inkomensgevolgen hebben. Verwacht u dat u binnen een periode van circa drie maanden in staat bent om meer te gaan verdienen? ja 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband
10%
nee 100% 90%
28
Waarom denkt u dat u niet meer zou kunnen verdienen? 35 - 80 vd 43% 43% 14%
Vanwege mijn gezondheid Ik denk dat ik weinig kans maak op een beter betaalde baan Ik werk al fulltime Anders
35 – 80 geen vd 56% 33% 11%
Beide groepen 47% 39% 10% 4%
Vrijwel niemand van deze respondentgroepen ziet zich binnen drie maanden meer gaan verdienen. Bijna de helft wijt dat aan de gezondheidstoestand. Bijna 40 procent geeft zich in algemene zin weinig kans op een beter betaalde baan. En 10 procent geeft aan al fulltime te werken en dus niet meer te kunnen gaan werken. Bij het antwoord anders werd onder meer opgemerkt: “Werkgevers hebben oudere werknemers allang afgeschreven en zeker degenen met een beperking.” Heeft u in de periode van 36 weken voor uw eerste ziektedag minstens 26 weken gewerkt?
35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband
Ja
Nee
93% 80%
7% 10%
Weet ik niet (meer) 10%
Weet u wat voor soort WGA-uitkering u krijgt? 35 - 80 vd Ja, een loongerelateerde Ja, een loonaanvulling Ja, een vervolguitkering Nee, weet ik niet
51% 8% 3% 38%
35 – 80 geen vd 44% 13% 44%
Een klein deel van de respondenten die 35 tot 80 procent arbeidsongeschikt werden verklaard, voldoet niet aan de referte-eis (of weet dat niet) en zal dus geen aanspraak (kunnen) maken op een loongerelateerde WGA-uitkering. Voor ongeveer 60 procent van de respondenten is het duidelijk wat voor WGA-uitkering ze (zullen) krijgen. Daar staat tegenover dat zo’n 40 procent daar geen idee van heeft. Weet u hoe lang de loongerelateerde uitkering in uw geval duurt?
Ja, deze duurt in mijn geval minder dan een half jaar Ja, deze duurt in mijn geval tussen een half jaar en een jaar Ja, deze duurt in mijn geval tussen de een en twee jaar Ja, deze duurt in mijn geval tussen de twee en drie jaar Ja, deze duurt in mijn geval tussen de drie en vier jaar Ja, deze duurt in mijn geval tussen de vier en vijf jaar Nee, weet ik niet (meer)
35 - 80 vd
35 – 80 geen vd
Beide groepen
5% 20% 20% 35% 10% 10%
11% 11% 33% 22% 11% 11%
7% 17% 24% 31% 11% 11%
35 - 80 vd
35 – 80 geen
Beide groepen
Weet u wat er gebeurt als de loongerelateerde uitkering afloopt?
29
Ja, dan kom ik in aanmerking voor een loonaanvullingsuitkering Ja, dan kom in aanmerking voor de vervolguitkering Nee, weet ik niet
15% 25% 60%
vd 25% 13% 61%
18% 22% 60%
Ongeveer 90 procent van de respondenten weet hoe lang de loondervingsuitkering zal duren. In ruim de helft van de gevallen gaat het om twee tot vier jaar. Een kwart heeft een uitkering van een half tot twee jaar, en 10 procent meer dan vier jaar. Wat er na deze loondervingsuitkering gebeurt, is echter bij 60 procent van de respondenten niet bekend. Gelet op de duur van de loondervingsuitkering (ruim 60 procent twee tot vijf jaar) kan men de houding hebben aangenomen om zich daar pas in te verdiepen als de tijd daar is. Het kan echter ook duiden op onvoldoende informatie. Kunt u rondkomen?
35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband
Ja 31% 22%
Nee 19% 22%
Moeilijk 50% 56%
Heeft u een toeslag aangevraagd? 35 - 80 vd Ja Nee, omdat ik niet wist dat ik daar een beroep op kan doen Nee, omdat ik daar geen recht op heb
13% 44% 44%
35 – 80 geen vd 8% 25% 67%
12% 37% 51%
Bijna drie kwart van de respondenten die 35 tot 80 procent arbeidsongeschikt werden verklaard, geeft aan niet of moeilijk rond te kunnen komen. Toch heeft slechts iets meer dan 10 procent een toeslag aan gevraagd. Verontrustend is dat bijna 40 procent niet weet dat ze daar een beroep op kunnen doen. De helft van de respondenten heeft geen toeslag aangevraagd omdat ze menen te weten er geen recht op te hebben.
30
3. Positie volledig arbeidsongeschikten Het enige verschil tussen de volledig arbeidsongeschikten in de WGA en de volledig arbeidsongeschikten in de IVA is het duurzaamheidcriterium. We hebben aan de mensen zelf gevraagd hoe zij hun gezondheidssituatie beoordelen. Volledig arbeidsongeschikten WGA
Denkt u dat uw gezondheidssituatie zal verbeteren? Bent u al opgeroepen door het UWV om uw gezondheidssituatie opnieuw te beoordelen?
Ja 6% 28%
Nee 70% 72%
Misschien 25%
Heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat uw gezondheidssituatie is veranderd?
Ja, volgens de verzekeringsarts is mijn gezondheid verbeterd Ja, volgens de verzekeringsarts is mijn gezondheid verslechterd Nee, volgens de verzekeringsarts is mijn gezondheid onveranderd De beslissing is nog niet bekend
80 – 100% WGA 10% 14% 52% 24%
Van volledig arbeidsongeschikten met een WGA-uitkering werd niet vastgesteld dat zij duurzaam of waarschijnlijk duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Met andere woorden, bij de keuring werd vastgesteld dat er aanleiding is te veronderstellen dat er nog kans op herstel is. De respondenten zijn echter voor 70 procent van mening dat er geen verbetering zal optreden. Een kwart sluit dat niet uit en 6 procent verwacht wel een verbetering. Ruim een kwart is inmiddels weer opgeroepen voor een herbeoordeling door de verzekeringsarts. Bij 10 procent werd de gezondheid als verbeterd beoordeeld, bij 14 procent als verslechterd en bij ruim de helft als onveranderd. In een kwart van de gevallen is de uitkomst nog niet bekend. Volledig arbeidsongeschikten IVA Alle IVA-respondenten zijn van mening dat hun gezondheidssituatie zich niet zal verbeteren en men wil ook geen begeleiding naar werk. IVA-gerechtigden worden de eerste jaren nog wel gevolgd op eventuele veranderingen in hun gezondheidssituatie. Ruim een kwart van de respondenten geeft dan ook aan te zijn opgeroepen voor een herbeoordeling. In de helft van de gevallen werd een verslechterde gezondheid vastgesteld. In de andere helft van de gevallen is de uitkomst nog niet bekend.
31
4. De WIA-beoordeling De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling bestaat meestal uit twee stappen. In eerste instantie wordt de UWV-cliënt opgeroepen door de verzekeringsarts. Deze voert de medische beoordeling uit. In de meeste gevallen wordt de cliënt vervolgens doorverwezen naar een arbeidsdeskundige. Die stelt, op basis van de rapportage van de arts, vast voor welke functies de cliënt nog in aanmerking komt en of deze functies in Nederland voorkomen (minimaal 3 voorbeelden per geduide functie). Per functie wordt vastgesteld welk inkomen de cliënt kan verdienen. Op basis van de verdienmogelijkheden en (het verschil met) het loon wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage van de cliënt vastgesteld. Het is natuurlijk zaak dat de functionarissen hun taken zorgvuldig en professioneel uitvoeren, rekening houdend met het feit dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling voor cliënten veelal een zeer ingrijpende aangelegenheid is. Wij hebben de respondenten naar hun ervaringen gevraagd met het handelen van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen. Heeft u hulp gezocht in verband met de keuring of hulp tijdens de keuring? <35 vd 18%
<35 geen vd 25%
Alleen hulp bij de keuring zelf
5%
11%
Hulp bij de voorbereiding en tijdens de keuring Ik heb geen hulp gezocht
12%
11%
65%
54%
Alleen hulp bij de voorbereiding
35 – 80 vd 11%
35 – 80 geen vd 6%
80 - 100 25%
Alle respondenten 19%
19%
3%
5%
11%
31%
20%
16%
78%
44%
52%
60%
80 –100
Alle respondenten
34%
41%
26%
37%
14%
15%
43%
33%
Van wie heeft u hulp gekregen?[einde tk] (meerdere antwoorden mogelijk) <35 vd
<35 geen vd
35 – 80 vd
Een familielid of kennis
39%
46%
60%
35 – 80 geen vd 33%
Iemand van de vakbond
39%
38%
60%
33%
Iemand van een patiënten- of consumentenorganisatie Anders
26%
8%
10%
22%
31%
30%
44%
Van alle respondenten heeft 40 procent hulp gezocht in verband met de WIA-keuring. Als hulp werd ingeroepen betrof dat in ruim 40 procent van de gevallen een familielid of kennis. Van de respondenten die hulp inroepen doet 37 procent dat bij iemand van de vakbond. De verzekeringsarts Vindt u dat de arts tijdens uw keuring beleefd met u is omgegaan?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering
ja 68% 75% 68% 63% 79% 83%
nee 32% 25% 32% 38% 21% 17%
32
Alle respondenten
73%
27%
Vindt u dat de arts voldoende kennis had over de ziekte of handicap waarvoor u een WIA-uitkering aanvroeg?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten
ja
nee
22% 32% 14% 25% 51% 42% 32%
57% 61% 70% 56% 38% 58% 53%
geen mening 22% 7% 16% 19% 11% 15%
Bijna drie kwart van alle respondenten is van mening dat de keuringsarts zich beleefd heeft opgesteld. Het oordeel van de afzonderlijke respondentgroepen loopt maar betrekkelijk weinig uiteen (63 – 83 procent). Ruim de helft van alle respondenten is van mening dat de keuringsarts onvoldoende kennis had over de betreffende ziekte of handicap. Ook de meerderheid van de IVA-gerechtigden is die mening toegedaan. Hoeveel tijd nam de keuring door de arts in beslag?
Minder dan 15 minuten
<35 vd 12%
<35 geen vd 11%
35 – 80 vd 8%
35 – 80 geen vd 13%
80 – 100 WGA 7%
80 – 100 IVA 8%
15 – 30 minuten
34%
36%
35%
19%
27%
33%
30 – 45 minuten
29%
32%
32%
31%
25%
25%
Meer dan 45 minuten
25%
21%
24%
38%
41%
33%
Vindt u dat de arts voldoende tijd nam om uw medische situatie te beoordelen? < 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% WGA 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten
ja 43% 39% 38% 38% 69% 75% 51%
nee 57% 61% 62% 63% 31% 25% 49%
De keuringsarts nam zeer uiteenlopend de tijd van 15 tot meer dan 45 minuten. Toch stond zo’n 10 procent van de respondenten binnen een kwartier weer buiten. Ongeveer de helft van alle respondenten is van mening dat de keuringsarts voldoende tijd heeft genomen. Eveneens ongeveer de helft vindt echter dat de keuringsarts te weinig tijd heeft uitgetrokken. De volledig arbeidsongeschikten zijn op dit punt het meest tevreden (70 – 75 procent). Van de overige respondentgroepen is echter zo’n 60 procent ontevreden.
33
Heeft de UWV-arts uw behandelend arts geraadpleegd? <35 vd Nee, dat vond ik ook niet nodig
9%
<35 geen vd 18%
35 – 80 vd 8%
35 – 80 geen vd
80 100
Alle respondenten
15%
80 – 100 IVA 33%
19%
Nee, ik vond het wel nodig, maar de UWVarts wilde niet Ja
25%
43%
35%
31%
11%
25%
25%
20%
14%
30%
25%
38%
25%
27%
Weet ik niet
46%
25%
27%
25%
35%
17%
34%
14%
Iets meer dan een kwart van alle respondenten geeft aan dat de keuringsarts de behandelend arts heeft geraadpleegd. Eveneens een kwart geeft aan dat de keuringsarts dat tegen hun zin niet heeft gedaan. Opmerkelijk is dat ongeveer een derde van alle respondenten het niet weet. Een afwijkende score laat de groep IVA-gerechtigden zien. Een derde van deze groep geeft aan dat de keuringsarts de behandelend arts niet heeft geraadpleegd, maar dat ze dit ook niet nodig vonden. Dat is des te opmerkelijker als we zien dat bijna 60 procent van deze groep van mening is dat de keuringsarts onvoldoende kennis had van de betreffende ziekte of handicap. Wellicht heeft men dit van ondergeschikt belang gevonden, gelet op de uitkomst van de keuring. Wat voor rapportcijfer, van 1 tot 10, geeft u al met al voor de manier waarop de arts de keuring heeft uitgevoerd? cijfer 0 1 2 3 4 5 6 7 8
<35 vd 3% 14% 6% 12% 8% 15% 18% 17% 6%
<35 geen vd 4% 18% 11% 11% 11% 14% 4% 25% 4%
9
35 – 80 vd 11% 5% 11% 16% 14% 19% 14% 8% 3%
35 – 80 geen vd 6% 13% 13% 6% 13% 13% 37%
10
80 – 100 WGA 1% 4% 6% 3% 3% 15% 14% 17% 28% 6% 3%
80 – 100 IVA
80 – 100 WGA
80 – 100 IVA
Alle resp.
17% 15% 68%
16% 8% 75%
43% 14% 43%
8% 8% 8% 8% 25% 25% 8% 8%
Verdeling naar onvoldoende, twijfelachtig en voldoende
<5 5 >5
<35 vd
<35 geen vd
35 – 80 vd
43% 15% 41%
58% 14% 29%
43% 14% 44%
35 – 80 geen vd 38% 13% 50%
Van alle respondenten geeft een ruime meerderheid (57 procent) de keuringsarts een onvoldoende (5 of lager). Slechts 43 procent geeft een voldoende. De volledig arbeidsongeschikten zijn het meest tevreden. Bijna drie kwart geeft de keuringsarts een voldoende.
34
De arbeidsdeskundige Bent u na de keuring door de arts opgeroepen door een arbeidsdeskundige? ja 83% 93% 86% 81% 79% 50%
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering
nee 17% 7% 14% 19% 21% 50%
Van alle respondentgroepen werd 80 tot 90 procent opgeroepen door een arbeidsdeskundige. Uitzondering vormt de groep IVA-gerechtigden, waarvan 50 procent werd opgeroepen. Vindt u dat de arbeidsdeskundige voldoende kennis had over uw ziekte of handicap en de mogelijkheden voor werk?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten
ja
nee
19% 19% 34% 25% 59% 57% 36%
59% 69% 53% 69% 25% 43% 49%
geen mening 22% 12% 13% 6% 16% 15%
Bijna de helft van alle respondenten is van mening dat de arbeidsdeskundige onvoldoende kennis had van de betreffende ziekte of handicap. Iets meer dan een derde van alle respondenten vindt de aanwezige kennis voldoende en 15 procent heeft geen mening. Hoe lang heeft het gesprek met de arbeidsdeskundige ongeveer geduurd? <35 vd 9%
<35 geen vd 15%
35 – 80 vd 6%
35 – 80 geen vd 25%
80 – 100 WGA 11%
80 – 100 IVA 29%
15 – 30 minuten
33%
35%
28%
31%
32%
29%
30 – 45 minuten
28%
35%
41%
6%
34%
14%
Meer dan 45 minuten
30%
15%
25%
38%
23%
29%
Minder dan 15 minuten
Vindt u dat de arbeidsdeskundige genoeg tijd voor u nam?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten
ja 69% 65% 75% 44% 84% 71% 72%
nee 31% 35% 25% 56% 16% 29% 28%
35
Ruim 70 procent van alle respondenten is van mening dat de arbeidsdeskundige genoeg tijd heeft uitgetrokken. Bent u op de hoogte van de functies op grond waarvan uw arbeidsgeschiktheid is vastgesteld?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten
ja 70% 77% 88% 69% 66% 71% 72%
nee 30% 23% 13% 31% 34% 29% 28%
. Ruim 70 procent van alle respondenten zegt op de hoogte te zijn van de functies op grond waarvan hun arbeidsgeschiktheid werd beoordeeld. Dat betekent dat bijna 30 procent daar geen of onvoldoende zicht op heeft. Berekening uitkering Hoewel daar niet specifiek naar werd gevraagd, hebben diverse respondenten aangegeven dat hun uitkering werd berekend over het loon tijdens hun tweede ziektejaar. In veel gevallen is dat maar 70 procent van hun oorspronkelijke loon. De uitkering is dan ook navenant lager, zoals uit de volgende citaten blijkt. “Het verschil tussen berekening Ziektewet en IVA. Dat jaarloon scheelt 2 500 euro. Nu krijg ik 150 euro minder dan de Ziektewet.” “Uit de beschikking bleek dat de WGA-uitkering gebaseerd is op het loon dat ik in de 12 maanden voor de ziekmelding verdiende. Er stond een opmerking bij dat het uiteindelijke bedrag waarmee gerekend werd, gebaseerd is op het loon waarover de SV-premies worden berekend. Omdat ik graag wilde na rekenen hoe men dan aan dat bedrag kwam, heb ik het UWV gevraagd hoe ik dat zou kunnen bepalen aan de hand van de salarisstroken. Helaas kon het callcenter van het UWV me niet helpen; niemand bij het UWV trouwens. Men verwees me naar de SVB en die konden het ook niet vertellen. De werkgever was erg voorzichtig, door ervaring wijs geworden waarschijnlijk, want die zei dat ik dat bij het UWV moest vragen, omdat alles wat ze zouden zeggen later nog eens tegen hen gebruikt zou kunnen worden. Contact met de werkgever is trouwens goed, dat wel. Het uiteindelijke resultaat is voorlopig dat ik een WGA-uitkering ontvang voor 100 procent arbeidsongeschiktheid, met een kans op verbetering. Die uitkering is ongeveer 52 procent van het nettosalaris dat ik in het jaar voordat ik ziek werd per maand verdiende. Klopt dit?” Hoewel de berekening niet duidelijk is, lijkt het er erg op hier 75 procent uitkering werd berekend over 70 procent van het oorspronkelijke loon, wat resulteert in een uitkering van 52,5 procent van het oorspronkelijke loon. Ook worden nogal wat fouten gemeld van UWV bij de berekening van het loon en dus de uitkering, zoals onder meer uit het volgende citaten blijkt. “….Daarna maakte de arbeidsdeskundige fout op fout. Eerst had hij geen goede loonberekening gemaakt, waardoor ik in de WW terecht zou komen. Terwijl het al zeker is dat niemand mij met mijn ziekte wil aannemen. Ik heb zelf die fout ontdekt, dat hij de onregelmatigheidstoeslag, de eindejaarsuitkering en het vakantiegeld niet had meegeteld. Nadat deze fout werd hersteld, kwam er een ander keuringspercentage uit van 37 procent.” “….Toen ik de eerste keer bij de UWV-arts en de arbeidsdeskundige mocht komen werd ik voor 28 procent arbeidsongeschikt verklaard in een en dezelfde sessie. Eerst een klein half uur bij de arts en
36
daarna een klein half uur bij de arbeidsdeskundige. Toen ik daar zonder te vragen gewoon mijn FML uit zijn map viste en daar zag staan dat ik bijvoorbeeld onregelmatige diensten mocht gaan doen, vroeg ik aan de arbeidsdeskundige hoe ik dat met mijn handicap moest doen. Daar moest hij me gelijk in geven en liep met mijn dossier terug naar de arts. Na 15 minuten was ik ineens voor 42,6 procent afgekeurd en had recht op een WGA uitkering. Zelf ben ik er nog achter gekomen dat mijn loon niet goed was berekend en ik heb dit bij de arbeidsdeskundige aangegeven. Hij gaf mij hierin gelijk en paste een en ander aan zodat mijn afkeuringspercentage alweer omhoog ging maar nu naar 46,2 procent” Heeft u bezwaar of beroep aangetekend tegen de uitkomst van de WIA-beoordeling? <35 vd Ja
51%
Nee, ik ben het met de uitkomst eens Nee, ik wist niet dat dit kon Nee, ik wil wel, maar ik weet niet hoe ik dat moet aanpakken Nee, want juridisch is er tegen de uitslag niets in te brengen Nee, dat kost me te veel tijd/energie/geld Geen van de antwoorden is op mij van toepassing
15%
<35 geen vd 50%
35 – 80 Vd
80 – 100 WGA 28%
80 – 100 IVA 25%
Alle respondenten
35%
35 – 80 geen vd 44%
19%
31%
39%
67%
26%
13%
8%
6%
39%
2%
4%
8%
11%
7%
5%
4%
6%
6%
25%
11%
1%
7%
5%
7%
8%
3%
5%
11%
7%
14%
13%
15%
8%
11%
Van alle respondenten is 39 procent in bezwaar of beroep gegaan, 12 procent weet niet dat bezwaar mogelijk is of hoe dat moet. Nog eens 5 procent ziet af van bezwaar en beroep omdat het te veel tijd, energie of geld kost.
37
Bijlage Wie hebben meegedaan aan de meldweek? Respons De totale respons over de periode 25 oktober tot 21 november 2007 bedroeg 290 personen, waarvan 227 personen een WIA-beoordeling achter de rug hadden. Hun respons kon volledig worden verwerkt in de tabellen van deze rapportage. Ook werd de ruimte geboden aan mensen om hun mening over de WIA kwijt te kunnen, ook al zijn ze (nog) niet beoordeeld voor de WIA. Citaten daaruit zijn in de rapportage opgenomen. Als echter in de rapportage wordt gerefereerd aan respondenten, dan betreft het respondenten met een WIA-beoordeling. Respondentengroep < 35% vast dienstverband *) < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband *) 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% WGA 80 – 100% IVA-uitkering Totaal
respons 65 28 35 16 71 12 227
percentage 28,6 12,3 15,4 7,1 31,3 5,3 100,0
40,9 22,5 36,6 100,0
* ) Met een vast dienstverband wordt bedoeld: een dienstverband voor onbepaalde tijd op het moment van ziekmelding. De meeste respondenten zijn of minder dan 35 arbeidsongeschikt verklaard (40,9 procent) of zijn volledig arbeidsongeschikt (36,6 procent). Een minderheid is gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard (22,5 procent). Niet verwonderlijk is dat werknemers met een vast dienstverband beter vertegenwoordigd zijn dan die zonder vast dienstverband. Zij vertegenwoordigen immers ook de grootste groep op de arbeidsmarkt. Let op: in de volgende tabellen van deze rapportage kan het voorkomen dat de som der percentages niet precies op 100 uitkomt. Dit is het gevolg van afrondingseffecten. Persoonlijke gegevens Geslacht < 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% WGA 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten Leeftijd < 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% WGA 80 – 100% IVA-uitkering
Man 62% 50% 70% 38% 56% 58% 58% < 30 5% 7%
7%
31 - 40 9% 25% 19% 6% 8% 8%
Vrouw 38% 50% 30% 62% 44% 42% 42% 41 - 50 37% 43% 32% 56% 25% 42%
51 - 60 48% 25% 46% 31% 46% 42%
> 60 2% 3% 6% 13% 8%
Van de respondenten is 58 procent man en 42 procent vrouw.
38
In de respondentgroepen zonder vast dienstverband zijn vrouwen slechts weinig meer vertegenwoordigd dan mannen (54 respectievelijke 46 procent) De meeste respondenten zijn tussen 40 en 60 jaar oud. Arbeid en inkomen Arbeidssector Sector Agrarisch Bouw Dienstverlening Handel Horeca ICT Industrie Journalisten Kapper/schoonheidsspecialist Kunsten, informatie & media Metaal / techniek Militairen Onderwijs Openbare marktsector Overheid Politie Sociale Werkvoorziening Sport Verpleging, zorg en welzijn Vervoer Zeevarenden Anders
<35 vd
<35 geen vd
35 – 80 vd 3% 11% 16% 11%
35 – 80 geen vd
8% 9% 6% 2% 3% 2%
11% 18% 11%
5% 11%
13%
17%
11%
5%
6%
12% 2% 2%
11%
5%
4%
3%
4%
2%
13% 19%
6%
80 – 100 WGA 1% 7% 14% 6% 1% 3% 4%
1% 4% 1% 7% 1% 4%
80 – 100 IVA
25%
8% 8%
25% 8%
5%
12% 3%
11% 4%
8% 3%
25%
13% 6%
8%
22%
18%
14%
19%
25%
22%
De < 35 procent respondenten met vast dienstverband zijn vooral afkomstig uit de metaal en techniek en in iets mindere mate uit het onderwijs en de verpleging, zorg en welzijn. Zonder vast dienstverband is deze groep vooral afkomstig uit de dienstverlening en verder uit een reeks van sectoren: bouw, handel, metaal/techniek, onderwijs, verpleging/zorg/welzijn. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten met vast dienstverband zijn vooral afkomstig uit de dienstverlening en in iets mindere mate uit de bouw, de handel, de industrie. Zonder vast dienstverband is deze groep vooral afkomstig uit verpleging/zorg/welzijn (25 procent!) en de handel en in iets mindere mate de bouw. Volledig arbeidsongeschikten WGA scoren vooral in de sectoren dienstverlening en verpleging/zorg/welzijn. Volledig arbeidsongeschikten met een IVA-uitkering zijn vooral afkomstig uit de sectoren dienstverlening en metaal/techniek. Netto loon per maand voor ziekmelding loon < 800 euro 801 – 1.400 euro
<35 vd 12% 37%
<35 geen vd 11% 46%
35 – 80 vd 5% 24%
35 – 80 geen vd 31%
80 – 100 WGA 13% 25%
80 – 100 IVA 8% 25%
39
1.401 – 1.800 euro 1.801 – 2.200 euro 2.201 – 2.600 euro > 2.600 euro
29% 12% 6% 3%
18% 11% 7% 7%
32% 27% 5% 5%
31% 6% 19% 13%
35% 13% 8% 6%
25% 25% 8% 8%
Werkte u in deeltijd? (meer of minder dan 30 uur p/wk) Ja 37% 50% 30% 63% 42% 42% 40%
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten
Nee 63% 50% 70% 38% 58% 58% 60%
De meeste respondenten hadden een inkomen tussen 800 en 1.800 euro netto per maand. In de respondentgroepen zonder vast dienstverband zijn vrouwen relatief wat meer vertegenwoordigd. Bovendien werken respondenten uit deze groepen relatief vaker in deeltijd. Dat is mogelijk een verklaring voor het feit dat deze groepen relatief vaker in de inkomenscategorie 800 – 1.400 euro zitten. De gezondheidsklachten Belangrijkste reden voor ziekmelding (maximaal 2 antwoorden) Aard van de klachten
<35 vd 22%
<35 geen vd 43%
35 – 80 vd 30%
35 – 80 geen vd 19%
80 – 100 WGA 25%
80 – 100 IVA 8%
Slijtageklachten aan ledematen of bewegingsapparaat RSI
20%
29%
27%
25%
23%
25%
3%
4%
5%
6%
1%
Overspannenheid, burn-out
14%
14%
14%
13%
7%
8%
18%
8%
13%
32%
8%
12%
11%
11%
6%
13%
8%
17%
11%
14%
13%
10%
5%
25%
11%
8%
11%
13%
18%
25%
Rugklachten
Andere psychische klachten (bijvoorbeeld depressiviteit) Chronische vermoeidheid ME/CVS Chronische pijnklachten zoals fibromyalgi Kanker Klachten in verband met zwangerschap of bevalling Hart- en vaatziekten (bv. hartinfarct, beroerte, hoge bloeddruk) Ongeval
6% 4% 12%
8%
Conflict op het werk Anders
4%
5%
7% 29%
32%
43%
6% 13%
7%
19%
28%
28%
40
De meest voorkomende redenen van ziekmelding zijn rugklachten en slijtageklachten aan ledematen of bewegingsapparaat. Psychische klachten als depressiviteit komen opmerkelijk veel voor (32 procent) bij volledig arbeidsongeschikten met een WGA-uitkering. Een kwart van de IVA-gerechtigden gaf als reden hart- en vaatziekten op. Vermeldenswaard is voorts de score van 25 procent kanker bij gedeeltelijk arbeidsongeschikten zonder vast dienstverband. Heeft u het idee dat uw gezondheidsklachten het gevolg zijn van het werk?
< 35% vast dienstverband < 35% geen vast dienstverband 35 – 80% vast dienstverband 35 – 80% geen vast dienstverband 80 – 100% 80 – 100% IVA-uitkering Alle respondenten
ja
nee
32% 50% 49% 31% 41% 25% 38%
42% 32% 32% 44% 42% 58% 41%
Weet ik niet 26% 18% 19% 25% 17% 17% 21%
Bijna 40 procent van alle respondenten wijt de gezondheidsklachten aan het werk. Een nagenoeg zelfde percentage ziet geen oorzakelijk verband en ruim 20 procent weet het niet. Van de IVA-gerechtigden wijt slechts 25 procent de oorzaak aan het werk. Het gaat daarbij vooral om slijtageklachten en om hart- en vaatziekten. Bijna 50 procent van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een vast dienstverband wijt de oorzaak echter wel aan het werk. Hier gaat het vooral om rug- en slijtageklachten.
41