Rathenau Instituut
2005-2006
Werkprogramma 2005-2006
W e r k p r o g r a m m a
2 0 0 5 - 2 0 0 6
Rathenau
Rathenau instituut
Instituut
Werkprogramma 2005-2006
Rathenau Instituut
Inhoud 1 1.1 1.2 1.3 2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3
De organisatie
7
Inleiding Activiteiten Organisatiestructuur
7
11
Het werkprogramma
13
Inleiding Totstandkoming Uitvoering Werkwijze Politieke inbedding Communicatie
13
8
13 15 15 17 18
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Thema’s en projecten
19
Inleiding Lijf en leden: de maakbare mens Energievoorziening van de toekomst Nanotechnologie Veiligheid en militaire technologie Omgeven door ‘slimme’ ICT Technologie en ontwikkeling
19
4 4.1 4.2 4.3
Internationale en bijzondere activiteiten
41
Internationaal Activiteiten op het terrein van wetenschap en ethiek Rathenau TA Zomerschool
41
21 29 31 33 36 40
43 44
De organisatie
Hoofdstuk
1
De organisatie 1.1
Inleiding
Het Rathenau Instituut is een onafhankelijke organisatie die zich vanuit een publieke invalshoek bezighoudt met vraagstukken op het snijvlak van wetenschap, technologie en samenleving en die de politiek daarover tijdig en op doordachte wijze informeert. Met deze in 2004 opnieuw geformuleerde taakomschrijving legt het Rathenau Instituut eigentijdse accenten en herbevestigt het zijn politieke oriëntatie. Het instituut laat zich daarbij niet leiden door maatschappelijke, departementale, partijpolitieke of andersoortige deelbelangen. Het stelt vooronderstellingen ter discussie, confronteert – op het scherp van de snede – verschillende opvattingen met elkaar en is op zoek naar nieuwe perspectieven. Publieke debatactiviteiten spelen hierbij een belangrijke rol. Deze bieden een klankbord voor de politieke oordeelsvorming, kunnen haar uitdagen of van nieuwe munitie voorzien. Het tijdig informeren van de politiek houdt in dat het Rathenau Instituut inspeelt op actuele ontwikkelingen.
Geschiedenis Begin jaren tachtig leidde een aantal technologische ontwikkelingen zoals recombinant-DNA, kernenergie en micro-elektronica tot debatten binnen en buiten de politiek. Als gevolg hiervan werd in het regeerakkoord van het kabinet-Lubbers (1982) vastgelegd dat de minister van Onderwijs en Wetenschappen ‘onderzoek diende te stimuleren om maatschappelijke en ethische consequenties van technologische vernieuwingen en de invoering daarvan zichtbaar te maken’. Dit voornemen leidde in 1986 tot de oprichting van de Nederlandse Organisatie voor Technologisch Aspectenonderzoek, de NOTA. Deze organisatie had als belangrijkste taak ‘het voorbereiden en uitvoeren van onderzoek naar de maatschappelijke aspecten van wetenschap en technologie’. Rathenau instituut
7
De activiteiten van het Rathenau Instituut zijn in 2004 op verzoek van de huidige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uitgebreid met Science System Assessment (SciSA) (zie paragraaf 1.2).
1.2
Activiteiten Technology Assessment
Het type activiteiten dat voortvloeit uit de taakstelling van het Rathenau Instituut wordt meestal aangeduid met de term Technology Assessment (TA). TA kan worden omschreven als een proces waarin analyse en discussie over maatschappelijke en normatieve aspecten van technologische ontwikkelingen worden afgewisseld en gecombineerd. Toen TA begin jaren zeventig van de vorige eeuw in de Verenigde Staten opkwam, werd zij ondergebracht in een aparte afdeling van de Congress, de Office for Technology Assessment (OTA). De activiteiten waren er vooral op gericht gewenste en ongewenste neveneffecten van technologie in een vroeg stadium te analyseren en in de besluitvorming te betrekken. Het accent binnen TA lag op analyses; de opgeleverde (eind)producten bestonden vooral uit rapporten.
8
Rathenau instituut
Volgens de huidige inzichten kunnen de effecten van technologie vooraf niet volledig worden voorspeld, maar zijn ze mede afhankelijk van de wijze van maatschappelijke inbedding. In de afgelopen
De organisatie
Werkprogramma
In 1994 werd de instellingsbeschikking aangepast. Het werkterrein bleef ongewijzigd (maatschappelijke en ethische aspecten van wetenschap en technologie), maar meer dan voorheen werd het accent gelegd op politieke oordeelsvorming en debat. In datzelfde jaar werd de NOTA omgedoopt tot Rathenau Instituut. De nieuwe naam van het instituut was en is een eerbetoon aan prof.dr. G. W. Rathenau, een van de eerste pleitbezorgers van het onderzoeken van de maatschappelijke implicaties van technologieontwikkeling. In 1994 werd ook het Platform Wetenschap en Ethiek ondergebracht bij het Rathenau Instituut. Dit platform heeft tot taak de maatschappelijke discussies over ethische vragen over wetenschappelijk onderzoek te agenderen, stimuleren en vorm te geven. Na een evaluatie in 1997 is besloten het platform te integreren in de activiteiten van het Rathenau Instituut.
decennia is binnen Technology Assessment daardoor veel meer aandacht ontstaan voor het proces van technologieontwikkeling, inclusief de daarmee gepaard gaande waarden, normen en machtsposities van betrokkenen. TA richtte zich niet langer alleen op (bij)sturen, maar ook op richting geven aan technologische ontwikkelingen. Er ontstonden interactieve en participatieve vormen van TA, waarbij betrokkenen hun oordeel gaven over kansen en negatieve effecten van technologische ontwikkelingen en daarover met elkaar in gesprek werden gebracht. Analyses en discussies worden nu binnen TA gecombineerd. Binnen de hedendaagse politiekgerichte TA is er veel aandacht voor het gebruik van TA-activiteiten en -resultaten en voor de maatschappelijke en politieke impact ervan. Dit vraagt onder meer een weloverwogen timing, procesontwerp en communicatie. Communicatie kan dan ook niet los gezien worden van het TA-proces. Bovendien vraagt het de flexibiliteit om ook tussentijds projecten en werkwijzen aan te passen. Mede om die reden beschrijft dit werkprogramma de projecten niet in detail.
Science System Assessment Sinds 2004 is het Rathenau Instituut op verzoek van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een tweede kernactiviteit aan het ontwikkelen: Science System Assessment (SciSA). Het Rathenau Instituut wordt uitgebreid met een eenheid die in de volle breedte het wetenschaps- en technologiebestel onderzoekt en daarover rapporteert aan departementen, parlement en aan de instellingen die werkzaam zijn in het bestel. Het doel van SciSA is de ontwikkeling van een integrale, modelmatig en methodisch onderbouwde benadering van het bestel dat de doelmatigheid ervan in beeld brengt en waardoor bijsturing van het bestel als geheel mogelijk wordt. In het initiële plan van aanpak voor SciSA staan vier nieuwe hoofdtaken. Hierbij gaat het vooral om het aanvullen en integreren van informatie over kennissystemen en het ontwikkelen en toepassen van modellen, methoden en technieken die meer inzicht geven in het functioneren van het bestel als geheel. Momenteel worden de kennisgebieden water en nanotechnologie in kaart gebracht. Daarbij wordt speciale aandacht besteed aan de geldstromen die lopen van de ministeries naar de onderzoeksgroepen en de betekenis van onderzoeksgroepen voor de dynamiek van het kennissysteem.
Rathenau instituut
9
Het werkprogramma voor Science System Assessment zal medio 2005 gereed zijn. Hierop vooruitlopend zijn al enkele SciSaprojecten opgestart. Vooralsnog heeft SciSA het karakter van een projectorganisatie. Een stuurgroep begeleidt de totstandkoming van het werkprogramma. De leden van de stuurgroep komen uit groeperingen die relevant zijn voor het terrein van wetenschap en technologie.
Raakvlakken Technology Assessment en Science System Assessment SciSA richt zich op het bestel dat kennis en technologie voortbrengt, waarbij systematisch geanalyseerd wordt hoe dat systeem functioneert. TA richt zich op de maatschappelijke en ethische aspecten van de binnen het bestel gegenereerde wetenschappelijke kennis en technologie. De samenhang tussen TA en SciSA komt tot uitdrukking in de toenemende mate waarin het bestel, de samenleving en de markt met elkaar verweven zijn. Er is tegenwoordig sprake van een kenniseconomie en -samenleving. Deze zijn nauw met elkaar verweven. Het instituut ziet het als een uitdaging de maatschappelijke aspecten en de relatie met de samenleving ook in de bestudering van en de rapportage over het bestel te verdisconteren. Beide taken vereisen een inhoudelijke onafhankelijkheid.
De organisatie
Werkprogramma
Het Rathenau Instituut wil met deze activiteiten aansluiten bij het werk dat al door anderen wordt uitgevoerd. Voor haar eigen projecten zoekt het instituut structurele samenwerking met de instellingen die op dit terrein werkzaam zijn en daarin verantwoordelijkheid dragen.
Tegen deze achtergrond is het vanzelfsprekend dat er kennisuitwisseling en samenwerking plaatsvindt tussen beide afdelingen. Dit komt onder meer tot uitdrukking in: • de selectie van onderwerpen en de beschikbaarheid van expertise. Veel speerpunten en aandachtsgebieden die in het Wetenschapsbudget worden genoemd en die in het kader van Science System Assessment aandacht nodig hebben, zijn vertrouwde terreinen voor het Rathenau Instituut; • het delen van opgebouwde netwerken van organisaties en deskundigen; • de ontwikkeling en toepassing van nieuwe modellen, methoden en technieken voor de bestudering van het bestel; • het ontwerpen en introduceren van en rapporteren over nieuwe mogelijkheden van interactie over wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.
1.3
Organisatiestructuur
Door de taakuitbreiding in 2004 was het noodzakelijk de organisatiestructuur aan te passen. De oorspronkelijke kernactiviteit, Technology Assessment, is ondergebracht in de afdeling Maatschappelijke Signalering en Debat (MSD). De medewerkers van deze afdeling zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van alle TA-activiteiten en voor alle in dit werkprogramma genoemde projecten. Aan de nieuwe activiteit Science System Assessment werkt momenteel een tijdelijk team. Dit team is aan de hand van het eerste plan van aanpak bezig om op hoofdlijnen de werkwijze en het bijbehorende takenpakket te ontwikkelen. Medio 2005 is de afdeling operationeel en zijn er een definitief plan van aanpak en een werkprogramma. Science System Assessment en Technology Assessment worden ondersteund door twee stafafdelingen: Communicatie (in- en extern) en Bedrijfsvoering (P&O, financiën en beheer).
10
Rathenau
Rathenau
instituut
instituut
11
Het werkprogramma
Hoofdstuk
2
Het werkprogramma 2.1
Inleiding
Dit werkprogramma richt zich alleen op de TA-activiteiten van het Rathenau Instituut. In dit hoofdstuk worden de totstandkoming van de keuzes voor de projecten en de hierbij gehanteerde criteria nader toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de uitvoering van het werkprogramma: de werkwijze, de politieke inbedding en de rol van communicatie.
2.2
Totstandkoming Themakeuze
Binnen het voortgaande maatschappelijke proces van oordeels- en besluitvorming over wetenschap en technologie selecteert het Rathenau Instituut onderwerpen die in aanmerking komen voor een eerste oriëntatie. Centraal hierbij staat de behoefte aan meer systematische of evenwichtige informatie voor politieke oordeelsvorming en/of de behoefte aan verbreding of verdieping van het maatschappelijke debat. Het Rathenau Instituut krijgt hierover signalen via zijn netwerk (onderzoekskringen, adviesorganen, overheid, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), politiek, bedrijfsleven en internationale instanties), maar ook via eigen waarnemingen en onderzoek. In aanvulling hierop vindt voorafgaand aan elk nieuw werkprogramma een expliciete ronde van raadpleging plaats, waarbij personen uit verschillende organisaties wordt gevraagd naar mogelijke, voor het Rathenau Instituut interessante onderwerpen.
Criteria De mogelijk interessante onderwerpen worden gewogen en beoordeeld op grond van een aantal selectiecriteria. Een onderwerp dat in het werkprogramma wordt opgenomen, moet aan de volgende drie criteria voldoen:
Rathenau instituut
13
Onderwerpen dienen een technologische en/of wetenschappelijke component te hebben die wezenlijk is voor de probleemdefinitie. Het instituut besteedt in zijn werkprogramma aandacht aan zowel nieuwe als bestaande wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en systemen. Bij nieuwe ontwikkelingen is de wetenschappelijke of technologische component als zodanig herkenbaar. Bij bestaande technologische systemen (zoals de elektriciteitsvoorziening) is de technologie ingebed in de samenleving en daardoor niet altijd direct zichtbaar.
Het werkprogramma
Werkprogramma
• Technologische en/of wetenschappelijke component
In sommige gevallen is er behoefte aan verdieping of verbreding van het debat (zowel met betrekking tot deelnemers als tot de gebruikte inzichten en argumenten), of lijkt intensivering van het maatschappelijke debat aan de orde. Als op basis van de eerste oriëntatie niet duidelijk is of een onderwerp voldoet aan alle criteria, maar het ook niet duidelijk is dat het onderwerp zou moeten afvallen, besluit het Rathenau Instituut tot een verkenning. Dat geldt ook als het probleem of de doelstelling van het onderwerp (nog) niet goed afgebakend kan worden.
• Politieke, maatschappelijke en/of morele relevantie Onderwerpen dienen een politieke, maatschappelijke en/of morele relevantie te hebben. Een onderwerp is maatschappelijk relevant als het van algemeen belang is (bijvoorbeeld omdat burgers (in)direct met de gevolgen ervan te maken krijgen) of als mogelijke gevolgen van cruciaal belang zijn voor een kleinere groep betrokkenen. De aard van de maatschappelijke vragen wordt vanzelfsprekend beïnvloed door het nieuwe of bestaande karakter van een technologie. Voorbeelden van vragen die bovengenoemde relevantie bepalen zijn: wordt een taboe doorbroken? Komen groepen in de verdrukking of ontstaan er juist extra kansen? Worden risico’s en verantwoordelijkheden onrechtvaardig verdeeld of – andersom – leidt de nieuwe ontwikkeling tot meer gelijkheid of betere toegankelijkheid? Worden zowel risico’s als kansen voldoende en evenwichtig gepresenteerd? Worden onbedoelde gevolgen in het parlementaire en bestuursjargon ‘geneutraliseerd’? Wordt de morele opwinding van bepaalde groeperingen ‘weggepolderd’?
• Maatschappelijk of politiek debat Het Rathenau Instituut heeft als taak ontwikkelingen die vragen om een (ver)nieuw(d) debat te signaleren en te agenderen. Hiervoor zijn verschillende redenen: de opkomst van nieuwe technologische ontwikkelingen, ontwikkelingen waardoor bestaande technologische systemen gaan disfunctioneren en maatschappelijke en politieke kritiek oproepen, het feit dat bestaande of vroegere debatten zijn doodgelopen, het feit dat bepaalde partijen niet (meer) met elkaar communiceren of dat er cruciale hiaten zijn in het maatschappelijke of politieke debat. 14
2.3
Uitvoering
Hier volgt een beschrijving van de uitvoering van het werkprogramma: de werkwijze, politieke inbedding en de rol van communicatie.
2.3.1 Werkwijze Projectmatige aanpak Het Rathenau Instituut voert zijn taakstelling meestal uit in de vorm van projecten. Deze werkwijze biedt de beste mogelijkheden om adequaat te reageren op de dynamische omgeving van politieke, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Binnen de projecten kunnen procesmatig en in samenwerking met betrokkenen, zoals politici, wetenschappers, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven of belangenorganisaties en individuele burgers, kansen en gevolgen van technologische ontwikkelingen aan de orde worden gesteld. Om een rol te kunnen spelen in het proces van maatschappelijke en politieke oordeelsvorming, wordt het moment waarop de resultaten worden gegenereerd met zorg gekozen. Om die reden ook vormen een omgevingsanalyse en een goed doordacht communicatietraject, naast deskresearch en gesprekken met deskundigen uit het veld, vaste vertrekpunten voor projecten en activiteiten van het instituut.
Rathenau
Rathenau
instituut
instituut
15
Literatuuronderzoek, interviews en gestructureerde workshops zijn de meest gebruikte werkwijzen binnen verkennende projecten. Meestal monden dergelijke projecten uit in een overzicht van ontwikkelingen, meningen en eventuele aandachtspunten voor politici en andere betrokkenen. Daarnaast zijn ze soms de opmaat voor een verdiepend TA-project. Verdiepende projecten hebben een duidelijk gespecificeerde probleem- en doelstelling. Een verdiepend project kan bijvoorbeeld tot doel hebben (nieuwe) ethische aspecten van een onderwerp in kaart te brengen, een nieuwe visie te verwoorden op het gebruik van technologie op een bepaald toepassingsterrein (bijvoorbeeld zorg of waterbeheer) of door een andere invalshoek een discussie nieuw leven in te blazen. Ook verdiepende projecten dienen vanzelfsprekend een bijdrage te leveren aan het verder brengen van de maatschappelijke discussie en de politieke oordeelsvorming te ondersteunen. Binnen verdiepende projecten kunnen allerlei typen activiteiten plaatsvinden: literatuuronderzoek en analyses, maar ook expert meetings, workshops, hoorzittingen en conferenties. Als de publieke perceptie van de problematiek van belang is, wordt gebruikgemaakt van burgerpanels, openbare discussiebijeenkomsten of publieksonderzoeken. Alle bevindingen worden samengevat in een overzichtelijke vorm en voorzien van conclusies en aanbevelingen aangeboden aan de Tweede Kamer en aan belanghebbenden. Soms is dit de afsluiting van een TA-proces, maar het kan ook gebeuren dat politieke discussies leiden tot vervolgprojecten van het Rathenau Instituut.
16
Het werkprogramma
Werkprogramma
Er zijn twee soorten projecten: verkennende en verdiepende. Verkennende projecten behandelen in het algemeen vier centrale vragen: • Wat zijn, op hoofdlijnen feitelijke ontwikkelingen en verwachtingen voor de toekomst? • Wie zijn bij de ontwikkeling betrokken en wat zijn hun belangen? • Wat zijn mogelijke politiek relevante kwesties, onderwerpen van controverse, discussie of taboe? • Wat is de betrokkenheid van overheidsinstanties?
De projectmedewerkers van het Rathenau Instituut worden in de regel bijgestaan door een adviescommissie. Die bewaakt de inhoudelijke kwaliteit en zorgt er (mede) voor dat het project blijft aansluiten bij actuele ontwikkelingen en discussies.
Samenwerking Bij de uitvoering van zijn projecten onderhoudt het Rathenau Instituut nauwe banden met een breed veld van onderzoekers en (onderzoeks)organisaties. Het Rathenau Instituut kent twee vormen van directe samenwerking: het instituut kan opdrachtgever zijn voor onderzoek en debatactiviteiten of het geeft samen met andere organisaties vorm aan een project.
2.3.2 Politieke inbedding Het Rathenau Instituut richt zich sterk op de politiek. Om op de actualiteit te kunnen anticiperen en de parlementaire oordeelsvorming te ondersteunen, heeft het instituut in de loop der jaren een relatief nauwe band opgebouwd met verschillende politieke instituties en circuits. Deze band is versterkt door een wederzijdse detachering van medewerkers van het Rathenau Instituut en het Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Tweede Kamer. In de komende periode zullen ook de contacten met de Nederlandse delegatie in het Europese Parlement worden uitgebreid. Het Rathenau Instituut zal zowel het Nederlandse parlement als de Nederlandse delegatie in het Europese Parlement actief gaan ondersteunen bij de oordeelsvorming over wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Daarvoor zijn verschillende werkvormen, zoals actualiteitsdebatten met parlementariërs en betrokkenen, lunchbijeenkomsten of nieuwsbrieven met toegankelijke ‘informatie op maat’.
Rathenau
Rathenau
instituut
instituut
17
Signaleren en agenderen zijn de pijlers van het werk van het Rathenau Instituut. Maar deze pijlers krijgen pas waarde als de belanghebbende partijen en doelgroepen goed geïnformeerd en betrokken worden. Daarmee is communicatie de kritische succesfactor in het werk van het Rathenau Instituut. Het instituut zoekt nadrukkelijk de dialoog en heeft daar ook interessante werkvormen voor ontwikkeld, zoals een fictieve rechtszaak, toneel, een (technologie)festival en een burgerpanel. In de strategie voor de komende jaren is een groot accent gelegd op het verder uitbouwen van gerichte communicatieactiviteiten, niet alleen in de eindfase, maar ook tijdens de ontwerp- en uitvoeringsfase van projecten. Zichtbaarheid, scherpte in formuleren van resultaten, adequaat inspelen op actualiteit en transparantie in werkvormen en -wijzen zijn de sleutelbegrippen voor het communicatiebeleid van de komende jaren.
Hoofdstuk
Thema’s en projecten
Werkprogramma
2.3.3 Communicatie
3
Thema’s en projecten 3.1
Inleiding
Hier volgt een algemene toelichting op de selectie van thema’s en projecten voor het werkprogramma 2005-2006. Daarbij twee opmerkingen vooraf. 1 De periode van het werkprogramma loopt niet altijd synchroon met die van de projecten. Nog doorlopende projecten van voor 2005 zijn opgenomen bij de lopende projecten indien er in 2005 of 2006 nog belangrijke activiteiten op dit terrein gepland zijn. Actuele informatie over de stand van zaken van de projecten van het Rathenau Instituut is steeds te vinden op de website: www.rathenau.nl. 2 Bij de uitvoering van het werkprogramma wordt er rekening mee gehouden dat het Rathenau Instituut kan inspelen op actuele technologische ontwikkelingen die op de agenda van het instituut staan of hebben gestaan. Dit kan leiden tot een debat, beperkt aanvullend onderzoek of (her)uitgave van een publicatie, maar ook tot verder reikende activiteiten, vooral als de politieke relevantie groot is. Het instituut kan langs twee wegen tot zijn keuze voor onderwerpen komen. De eerste benadering start vanuit nieuwe technologie of nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. Het gaat zowel om ontwikkelingen waarover nog weinig systematische en publieke informatie bestaat als om ontwikkelingen waarover op grond van de eerste oriëntatie duidelijk is geworden dat daarover maatschappelijke en politieke discussie kan ontstaan. Een van deze nieuwe technologieën is nanotechnologie, de noemer waaronder allerlei technieken samenkomen die manipulatie mogelijk maken van materie op heel kleine schaal (nanoschaal). De huidige TA-vraag richt zich op toepassingen, kansen en risico’s, in de brede zin van het woord. Naar verwachting zal de aandacht echter steeds meer verschuiven naar toepassingen op deelgebieden.
18
Rathenau
Rathenau
instituut
instituut
19
De tweede benadering om tot een selectie te komen is die vanuit de toepassingen. Het startpunt voor de Technology Assessment wordt gevormd door maatschappelijke en/of politieke vragen op een bepaald terrein en niet zozeer door technologie. Vaak gaan toepassingsgerichte projecten ook niet om één specifieke technologie. Er is een aantal thema’s gekozen en afgebakend die nu politiek actueel zijn of waarover verdere reflectie of debat in de samenleving nodig is als voeding voor politieke oordeels- en besluitvorming. Zo zijn energie en veiligheid gekozen omdat het op dit moment onderwerpen zijn die politiek sterk in de aandacht staan. Ook is vervolg gegeven aan het deelprogramma De Maakbare Mens uit het vorige werkprogramma, omdat er op biomedisch gebied belangrijke en interessante vragen zijn over het ingrijpen in lijf en leden. De projecten voor 2005 en 2006 zijn ondergebracht in onderstaande matrix. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de eerder genoemde verkennende en verdiepende invalshoek en tussen technologie- en toepassingsgeoriënteerde projecten.
20
Rathenau instituut
Verkennend
Verdiepe nd
T e c h n o l o g i e - Omgeven door ‘slimme’ ICT
Energievoorziening
g e o r i ë n t e e r d • Ambient Intelligence en
van de toekomst
Gezondheid
Thema’s en projecten
Werkprogramma
Naast nanotechnologie roepen biotechnologie en genomics nog steeds discussie op: biotechnologie al sinds het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw, genomics staat de laatste jaren op de publieke agenda. Deze onderwerpen stonden expliciet in vorige werkprogramma’s. Binnen het huidige werkprogramma houdt het instituut ruimte ingeval er nieuwe politieke of maatschappelijke vragen ontstaan. In de informatie- en communicatietechnologie (ICT) vinden steeds nieuwe ontwikkelingen plaats. ICT heeft jarenlang op de agenda van het Rathenau Instituut gestaan. In dit werkprogramma ‘snuffelt’ het instituut aan enkele actuele ontwikkelingen om na te gaan of er nieuwe invalshoeken en vragen ontstaan waarmee het Rathenau Instituut de discussie kan verrijken. Tot slot heeft het instituut aandacht voor ontwikkelingen op de grensvlakken tussen nieuwe kennisgebieden en technologieën, in vakkringen converging technologies genaamd. De hersenwetenschappen bijvoorbeeld vormen een terrein waarop snel nieuwe kennis en nieuwe inzichten ontstaan.
• Kernenergie
Nanotechnologie
Veiligheid en militaire technologie
• Betekenis van Convergerende
• Niet-letale Wapens
Technologieën voor Nederland • Directed Energy-wapens
Technologie en ontwikkeling
Nanotechnologie
• Technologie en Ontwikkeling
• Nanotechnologie in Focus • Verbeeldingswedstrijd NanoWorld2020
Omgeven door ‘slimme’ ICT • Radio Frequency Identification (RFID)
T o e p a s s i n g s - Energievoorziening
Lijf en leden: de maakbare mens
g e o r i ë n t e e r d van de toekomst
• Hersenwetenschappen
• Verkenning Energie
• Vaccinatie • Topsport en Genetica
Omgeven door ‘slimme’ ICT
• Alledaagse Medische Praktijken
• De Toekomst van de Slimme Omgeving Gescreend • De Digitale Generatie
3.2
Lijf en leden: de maakbare mens
Kansen en risico’s zijn als de alfa en omega van de Technology Assessment. Een van de gevolgen van ontwikkelingen op het terrein van de biomedische technologie is dat niet alleen wetenschappers, politici en beleidsmakers worden geconfronteerd met kansen en risico’s, maar ook burgers. Gebaseerd op al dan niet terechte verwijzingen naar de ‘maakbaarheid van de mens’ wordt hun een toenemend aantal keuzes voorgelegd. Dit impliceert automatisch een groeiende verantwoordelijkheid. Onder verwijzing naar begrippen als autonomie en informed consent worden zij ook in staat geacht die keuzes te maken en de verantwoordelijkheid daarvoor te dragen. Wel of niet een genetische test? Wel of niet vaccineren? Wel of niet prenatale diagnostiek? Wel of niet een prestatiebevorderend middel?
Rathenau instituut
21
Thema’s en projecten
Het zijn deze vragen die de rode draad vormen van veel projecten van het Rathenau Instituut, vooral (maar niet uitsluitend) op het terrein van biomedische technologie en gezondheidszorg. Ook in dit werkprogramma is een aantal projecten opgenomen waarin bovenstaande vragen centraal staan.
Hersenwetenschappen: Meeting of Minds Diverse technologische ontwikkelingen bieden steeds meer mogelijkheden om het menselijk bewustzijn en gedrag te onderzoeken en te beïnvloeden. Via moderne beeldvormingstechnieken kunnen processen in de hersenen steeds beter in beeld worden gebracht. Afwijkend gedrag kan steeds preciezer en met steeds minder risico's worden gereguleerd via implantaten, operaties en medicijnen. Ook groeit de kennis over de relatie tussen genetica en gedrag. De wetenschap is bijvoorbeeld op zoek naar een gen dat bepalend is bij depressies en speurt naar hersenafwijkingen bij verslaafden. Het Rathenau Instituut heeft de afgelopen jaren een aantal mogelijke maatschappelijke en ethische gevolgen van hersenwetenschappen in kaart gebracht. Omdat de ontwikkelingen in de hersenwetenschappen tal van consequenties op zowel individueel als maatschappelijk en politiek vlak kunnen hebben, zal het Rathenau Instituut het debat hierover ook voor de komende periode agenderen. Dat gebeurt onder andere in het Europese project Meeting of Minds. Kritische reflectie op de maatschappelijke impact van hersenwetenschappen is uiteraard niet voorbehouden aan de beroepsgroep, belanghebbenden en politici. Juist ook burgers moeten in staat gesteld worden hun oordeel hierover uit te spreken. In dit project worden burgers uit negen Europese landen in de vorm van burgerpanels betrokken bij de discussie over de maatschappelijke en ethische gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de hersenwetenschappen. Het project wordt grotendeels gefinancierd door de Koning Boudewijnstichting en de Europese Commissie. Het Rathenau Instituut zal gedurende de looptijd van dit internationale project ook diverse andere activiteiten organiseren om in Nederland een breder publiek bij de discussie te betrekken. Zo zullen de aanbevelingen van het burgerpanel in de eerste helft van 2006 gepresenteerd worden tijdens een publieke manifestatie.
Rathenau instituut
23
Thema’s en projecten
Vaccinatie De afgelopen jaren hebben epidemiologen en anderen gewezen op veranderingen in de publieke beleving en acceptatie van vaccinatie als alledaagse preventiepraktijk, vooral als het gaat om jonge kinderen. In 2004 is de vaccinatiegraad in Nederland opnieuw afgenomen. Hierdoor stijgen de kansen op niet-alledaagse epidemieën van bof, polio en mazelen en dient een ‘nieuw' probleem zich aan in de volksgezondheid. Bestonden in het verleden vooral godsdienstige bezwaren tegen inenting, tegenwoordig speelt een verandering in risicoperceptie een belangrijke rol. Mede gevoed door discussies in de media over nut en veiligheid van vaccinaties laat een groeiend aantal ouders hun kinderen niet meer inenten. In een aantal Nederlandse gemeenten is de vaccinatiegraad al gedaald tot onder de negentig procent die geldt als ‘veilige’ ondergrens voor groepsbescherming tegen de uitbraak van epidemieën. Er zijn recent wel enige maatregelen genomen om bezwaren tegen bepaalde vaccinaties weg te nemen, zoals een nieuw vaccin tegen kinkhoest, maar daarmee lijkt het publieke vertrouwen in vaccinaties nog niet hersteld. In discussies over de afnemende vaccinatiegraad is sprake van botsende belangen tussen individu en collectief, namelijk tussen de individuele keuzevrijheid van ouders, het belang van het kind en het belang van de volksgezondheid. Het valt daarbij op dat in het tot nu toe gevoerde debat de nadruk vaak ligt op kenbare en meetbare individuele risico’s, zoals bijwerkingen of ongewenste reacties. Slechts zelden worden de moeilijker kwantificeerbare maatschappelijke risicofactoren meegewogen in de beoordeling, zoals de kans op uitbraak van epidemieën. Vanuit een focus op risicoperceptie zal het Rathenau Instituut juist deze problematiek verder in kaart brengen. De weging tussen individuele en collectieve belangen bij de inzet van preventieve middelen in de gezondheidszorg vindt het Rathenau Instituut bij uitstek een thema voor een debat met betrokkenen, belanghebbenden en politici.
Topsport en Genetica In de strijd om steeds betere prestaties bij topsport speelt technologie een cruciale rol. Sommige technologieën worden zonder problemen geaccepteerd. Andere worden gezien als bedreiging van de grondslagen van de topsport. Het Rathenau Instituut brengt in dit project zowel de technologische mogelijkheden als de implicaties daarvan voor de topsport in kaart. Bijzondere aandacht gaat uit naar mogelijk gebruik van gentechnologie. Genetica is exemplarisch
Rathenau instituut
25
Thema’s en projecten
voor het probleem van wetenschap en technologie in relatie tot (top)-sport. Hier spelen veel ‘klassieke’ problemen, bijvoorbeeld bij selectie en prestatiebevordering. Het is vanuit politiek en maatschappelijk perspectief een interessante casus omdat de technologie enerzijds heel ingrijpende gevolgen kan hebben, maar anderzijds (nog) niet beschikbaar is. Hierdoor zijn er (nog) geen belangen mee gemoeid en is politieke interventie desgewenst mogelijk in een vroege fase van technologieontwikkeling. In het tweede kwartaal van 2005 verschijnt een bundel over deze ook in de internationale discussie relevante thematiek. Hierin worden vier mogelijke toepassingen van genetica behandeld, namelijk preventie (het voorkomen van letsel), de selectie van atleten, therapie (herstel van letsel) en prestatiebevordering (genetische doping). Belangrijke vragen zijn of de huidige regelgeving adequaat is in het licht van dergelijke technologische ontwikkelingen en of de zich ontwikkelende sportethiek nog betekenis heeft in deze discussie. Het Rathenau Instituut volgt de mogelijke toepassing van ontwikkelingen in de genetica binnen de topsport op de voet. Daarnaast wordt, als de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, langs de geschetste lijnen ook de relatie tussen topsport en voeding, materiaal en dergelijke verder in kaart gebracht. In 2004 is daarover al publieksonderzoek gedaan en een publiek debat georganiseerd. Leden van parlement en kabinet hebben met interesse kennis genomen van de uitkomsten van dit debat. De te plannen vervolgactiviteiten vinden dan ook plaats in nauw overleg met de relevante partijen uit de topsport en de politiek.
Alledaagse Medische Praktijken Achtergrond van het project Alledaagse Medische Praktijken is de idee dat er altijd veel aandacht is voor spectaculaire, hightech technologieën, terwijl juist alledaagse technologieën vaak een veel grotere rol spelen in het leven van mensen. Tegelijkertijd is er nog weinig bekend over de manier waarop technologieën zich ontwikkelen van het ziekenhuis, via de huisarts, naar de huiskamer. Waarom (en waardoor) worden sommige technologieën alledaags en andere niet? Medio 2005 verschijnt een bundel waarin de ‘veralledaagsing’ van een aantal technologieën wordt beschreven: de koortsthermometer, jodering van het drinkwater, pijnstillers, foliumzuur voor zwangeren en de mobiele defibrillator. De conclusies van deze studie worden onder meer via een discussiebijeenkomst aan het parlement kenbaar gemaakt.
Rathenau instituut
27
Energievoorziening van de toekomst
Thema’s en projecten
3.3
Energie staat al weer enige tijd op de Nederlandse en internationale politieke agenda en dat zal ook de komende jaren zo blijven. Dit heeft verschillende redenen: groeiende energiebehoefte, geopolitieke instabiliteit, uitputting van fossiele grondstoffen, klimaatverandering en de gevolgen en voortgang van de liberalisering van de energiemarkt. De ontwikkelingen roepen allerlei vragen op over de energievoorziening van de toekomst. Vooralsnog worden in Nederland alle opties voor energieopwekking opengehouden omdat ze, volgens diverse scenario’s, nodig zijn om in de toekomst te kunnen voldoen aan de energiebehoefte. Daarbij gaat het ook om nieuwe technologische mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -opslag, zoals waterstof, microwarmtekrachtcentrales, zonne-energiepanelen, offshorewindparken, biomassa en om CO2 -opslag als middel om klimaatveranderingen als gevolg van het broeikasgas te verminderen. Maar zijn deze opties op tijd marktrijp? Zullen ze tijdig geïmplementeerd worden voor een duurzame energievoorziening in de toekomst? En: zijn alle opties even gewenst? Worden mogelijkheden van energiebesparing wel volledig benut? En tegen welke (maatschappelijke) kosten? De overheid heeft met de liberalisering van de markt een deel van haar sturende invloed over de (toekomstige) energievoorziening overgedragen aan de betrokken (markt)actoren, inclusief de consument. Gegeven die liberalisering blijft de politieke vraag waar en op welke manier de overheid nog kan of moet sturen. Die vraag zal in de volgende twee beschreven projecten nader geagendeerd worden.
Kernenergie Het onderwerp kernenergie is in Nederland lange tijd taboe geweest. Het keert de laatste jaren echter langzaam terug als discussieonderwerp in publieke en politieke discussies. Dit komt onder andere door de klimaatverandering, het vraagstuk van voorzieningszekerheid en de liberalisering van de markt. Het Rathenau Instituut heeft binnen het vorige werkprogramma een verkenning laten doen naar nieuwe ontwikkelingen in kernenergie. Een overzicht daarvan is gepubliceerd onder de titel Het nucleaire landschap. Verkenning van feiten en meningen (2004). Deze verkenning krijgt begin 2005 een vervolg in de vorm van een werkbijeenkomst met betrokkenen uit het bedrijfsleven, ngo’s, overheid en onderzoek. De bijeenkomst
Rathenau instituut
29
Verkenning Energie Om zich zinvol te kunnen inzetten brengt het instituut in kaart welke leemtes en mogelijke tekortkomingen er zijn in het debat over energie. Het instituut zal hiervoor op een systematische wijze adviezen en belangrijke onderzoeksrapporten screenen en het politieke debat analyseren. Met experts en betrokkenen wordt vervolgens bekeken welke aspecten onderbelicht zijn en meer aandacht verdienen. Ook politici worden hierbij betrokken. In de voorbereidende gesprekken van dit werkprogramma zijn al enkele suggesties gedaan van thema’s en lacunes. Zo is bijvoorbeeld opgemerkt dat verbindingen tussen de politieke discussies over deelthema’s gebrekkig zijn, met als gevolg dat politieke besluitvorming op deelterreinen mogelijk tegenstrijdig is. Aan de keuzes bij infrastructuur wordt veel te weinig aandacht besteed. Ook is er onvoldoende zicht op mogelijke afwentelmechanismen door belangen van de spelers in het veld, waardoor het beleid niet altijd het verwachte effect heeft. Het doel van de verkenning is te toetsen of genoemde onderwerpen inderdaad geschikt zijn voor mogelijke activiteiten door het Rathenau Instituut. De verkenningsfase zal naar verwachting in de eerste helft van 2005 worden afgerond.
30
Rathenau instituut
3.4
Nanotechnologie
Thema’s en projecten
Werkprogramma
heeft als vertrekpunt een fictieve vergunningaanvraag voor een kerncentrale door een private investeerder. Centraal in de bijeenkomst staan kwesties die bij de beoordeling door de overheid aan de orde zullen komen, zoals nut en noodzaak van kernenergie in het licht van de klimaatproblematiek en voorzieningszekerheid, randvoorwaarden omtrent veiligheid en afval en de procedure van de vergunningverlening zelf. Op grond van de bijeenkomst stelt het Rathenau Instituut een advies aan het parlement op. Het project heeft een internationale inkadering: bij de uitvoering is het Vlaamse zusterinstituut viWTA (Vlaams Instituut voor Wetenschap en Technologisch Aspectenonderzoek) betrokken. Begin maart 2005 wordt over de ervaringen gerapporteerd in het Science in Society Forum van het Directoraat-generaal Onderzoek van de Europese Commissie. Dit forum moet inzichten opleveren over het democratisch debat en over manieren waarop democratische keuzes gemaakt kunnen worden over beladen onderwerpen als kernenergie.
Het Rathenau Instituut heeft in 2003 en 2004 tal van activiteiten ontplooid om vroegtijdig aandacht te vragen voor de mogelijke maatschappelijke implicaties van nanotechnologie. Dit mondde uit in een publieke bijeenkomst Kleine technologie – Grote gevolgen over kansen en risico’s van nanotechnologie. Deze bijeenkomst is eind 2004 georganiseerd, samen met de Themacommissie Technologiebeleid van de Tweede Kamer. Die bijeenkomst maakte duidelijk dat verschillende partijen – bedrijfsleven, ngo’s, wetenschap en politiek – verder debat wenselijk of noodzakelijk achten. Dat zou niet een breed en door de overheid georganiseerd publiek debat moeten zijn. De deelnemers zien liever een discussie die door andere partijen wordt geïnitieerd en die gevoerd wordt aan de hand van concrete toepassingen. De aanwezige politici maakten duidelijk dat ze meer betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij het onderwerp zouden willen om daardoor tijdig zicht te krijgen op eventuele tegenstellingen, kansen en risico’s die verschillende partijen zien. Tegen deze achtergrond ontplooit het Rathenau Instituut de volgende activiteiten:
Nanotechnologie in Focus: concrete toepassingen In fase I van Nanotechnologie in Focus (eerste helft van 2005) selecteert het instituut vijf concrete toepassingen van nanotechnologie die volgens verwachting binnen nu en tien jaar op de markt zullen komen. Dat gebeurt op basis van interviews met betrokkenen uit de nanowetenschap en het nanobedrijfsleven. Het gaat om toepassingen waarover ‘iets’ te doen is. Bijvoorbeeld omdat ze maatschappelijk omstreden zouden kunnen worden, of juist zeer gewenst zijn maar voor investeerders niet interessant, omdat een voldoende aantrekkelijke markt ontbreekt of omdat aanpassing van regelgeving nodig is. Opties voor de concrete toepassingen zijn: actieve verpakkingen, moleculaire geneeskunde en biochips. In een publicatie zullen deze toepassingen nader beschreven worden. Fase I wordt afgesloten met de bekendmaking van de vijf toepassingen door de publicatie aan te bieden aan de politiek. Tegelijkertijd vindt een eerste discussie plaats met politiek en publiek (tijdens een bijeenkomst en in de media) over de kwesties die spelen binnen deze toepassingen van nanotechnologie. Daarna zal het Rathenau Instituut starten met fase II, waarin de dialoog georganiseerd wordt tussen industrie, nanowetenschap, politiek, overheid en maatschappelijke organisaties over de vijf geselecteerde concrete toepassingen.
Rathenau instituut
31
Verbeeldingswedstrijd NanoWorld2020 Samen met Studium Generale van de Technische Universiteit Eindhoven organiseert het Rathenau Instituut begin 2005 de nationale verbeeldingswedstrijd NanoWorld2020 voor studenten en promovendi van alle universiteiten en hogescholen. Het doel ervan is ook jonge mensen te betrekken bij de discussie over nanotechnologie. De jongeren wordt gevraagd in woord en beeld de maatschappelijke (on)mogelijkheden van nanotechnologie in het jaar 2020 te schetsen. De wedstrijd vindt plaats als onderdeel van de internationale tentoonstelling Science + Fiction op de Technische Universiteit Eindhoven. Betekenis van convergerende technologieën voor Nederland Nanotechnologie staat niet op zichzelf. Amerikaanse en Europese beleidsmakers spreken van convergerende technologieën, waarbij naast nanotechnologie vooral ook biotechnologie, informatie- en communicatietechnologie en cognitieve wetenschappen worden genoemd. Er zijn tal van pleidooien om deze convergentie te stimuleren. Het samenkomen van technologieën op nanoschaal roept veel verwachtingen op met betrekking tot het verbeteren van de fysieke en mentale eigenschappen van de mens. Maar daarmee ontstaan ook fundamentele vragen over mens- en wereldbeeld, over sociale, culturele en morele verhoudingen en over de rol van de wetenschap. Mede daarom is er de roep om reflectie. Zo ziet de Europese Commissie graag een internationale gedragscode voor de omgang met nanotechnologie. De Commissie heeft om die reden een expertgroep in het leven geroepen die zich heeft georiënteerd op de betekenis van deze convergerende technologieën voor Europa. Dit heeft geleid tot het rapport Converging technologies for a diverse Europe.
32
Rathenau instituut
Thema’s en projecten
Werkprogramma
Fase II zal plaatsvinden tussen september 2005 en juni 2006. Beide fases van het project kunnen zo zicht geven op veelbelovende ontwikkelingen, maar ze kunnen ook leiden tot mogelijke kanttekeningen of randvoorwaarden voor succesvolle ontwikkeling en implementatie. Daarmee vervult het project een functie van signalering, agendering en publieke bewustwording. Het biedt daarnaast ook gelegenheid om mensen die betrokken zijn bij nanotechnologie met elkaar in contact te brengen.
Het Rathenau Instituut zal een bijeenkomst organiseren om, in aansluiting op genoemd Europees rapport, de betekenis van convergerende technologieën voor het Nederlandse beleid te bespreken. Ter voorbereiding zullen essays worden geschreven met aandacht voor beleidsmatige en ethische vragen als: wat betekent de notie van convergerende technologieën voor de toekomst van de wetenschap? Welke normen en waarden zijn wenselijk voor de nieuwe technologie? Welke bijdrage zullen convergerende technologieën leveren aan het welzijn van mensen?
3.5
Veiligheid en militaire technologie
Als onderdeel van het werkprogramma van 2003 en 2004 is een verkennende studie uitgevoerd naar ontwikkelingen op het terrein van militaire technologie. Op basis van deze studie is een vervolgactiviteit ontwikkeld die inspeelt op twee voor het Nederlandse beleid relevante wapentechnologische ontwikkelingen. Niet-letale wapens Een niet-letaal (niet-dodelijk) wapen (NLW) is erop gericht tegenstanders zodanig uit te schakelen dat de kans op ernstige of fatale verwondingen zeer klein is. De meest bekende voorbeelden zijn het waterkanon en traangas. Nieuwe niet-letale wapens zijn onder andere rubberen kogels, chemische middelen (bijvoorbeeld schuim, gassen), stroomstoten, maar ook bepaalde licht- en/of geluidseffecten. Het gebruik van NLW’s dient om de mens, zijn geest, een wapensysteem, software of infrastructuur tijdelijk uit te schakelen. Dat de kans op fataal of blijvend letsel is geminimaliseerd, betekent niet zonder meer dat NLW’s in moreel opzicht geen vragen oproepen. Zo kunnen kinderen of ouderen ernstigere gevolgen ondervinden van bepaalde wapens dan gezonde volwassenen. Ook kunnen niet-letale wapens de geweldsdrempel verlagen en daarmee de escalatie van een conflict bevorderen. Directed Energy-wapens Directed energy-wapens (DEW’s) zijn systemen die een straal van geconcentreerde energie (zoals laser) gebruiken om uitrusting, infrastructuur en personen schade toe te brengen of zelfs te vernietigen. DEW’s zijn vooral geschikt om elektronica, sensoren, commandovoerings- en communicatiesystemen van de tegenstander uit te schakelen. Er zijn verschillende typen DEW’s.
Rathenau instituut
33
Thema’s en projecten
Ze hebben de volgende kenmerken gemeen: • Ze kunnen een doel treffen met de snelheid van het licht. Veel problemen die verbonden zijn met richten en afvuren behoren daarmee tot het verleden. • Hoewel sommige typen krachtige DEW’s een grote investering vragen (wapentechnologie en ondersteunende infrastructuur), is de prijs van het werkelijke gebruik betrekkelijk laag. • De kracht van een DEW is regelbaar. Hoewel de krachtigere typen zonder onderscheid schade toebrengen, is het ook mogelijk om precieze vuurkracht te leveren die niet tot bijkomende schade leidt. Om sommige van deze wapens, zoals high power microwave devices (HPM’s) te vervaardigen, is de expertise tamelijk gemakkelijk te verwerven. Dat hebben talrijke experimenten met omgebouwde magnetronovens aangetoond. Bovendien zijn de onderdelen gemakkelijk en goedkoop verkrijgbaar. Het is dan ook niet uitgesloten dat terroristen juist HPM-wapens zullen gebruiken om infrastructurele voorzieningen te vernietigen. Momenteel wordt in opdracht van de Nederlandse overheid technisch onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van zowel nietletale wapens als DEW’s. Gegeven het te verwachten toenemend belang van deze wapensystemen voor de Nederlandse krijgsmacht – en wellicht ook de politie – zal het Rathenau Instituut een aantal vragen die deze wapensystemen oproepen nader in kaart brengen. Om welke toepassingen gaat het? In hoeverre passen die binnen het Nederlandse defensiebeleid? Doen deze wapens wat ze moeten doen: bijdragen aan internationale stabiliteit en veiligheid en aanslagen of criminele handelingen voorkomen of belemmeren? Hoe reëel is het risico van een lagere geweldsdrempel? Bestaat de kans dat er een ‘grijs’ gebied ontstaat tussen militaire en politionele inzet van wapens? Al deze vragen roepen uiteenlopende morele en maatschappelijke vragen op, bijvoorbeeld over de rechtvaardiging van het inzetten van (of afschrikken met) deze wapens vanuit juridisch en ethisch perspectief. Op basis van de resultaten van dit project wordt een debat georganiseerd met de betrokkenen (krijgsmacht, politie, maatschappelijke organisaties) en met politici over de operationele en de ethische aspecten van deze wapensystemen.
Rathenau instituut
35
Omgeven door ‘slimme’ ICT
Informatie- en communicatietechnologie dringen steeds verder door in de haarvaten van ons dagelijks bestaan en de ontwikkelingen op die gebieden gaan volop door. Tal van nieuwe technieken en toepassingen dienen zich aan, zoals intelligente kleding, RFID (Radio Frequency Identification), biometrische identificatie, UMTS met internet, televisie op de mobiele telefoon en DNA-chips. Bij nieuwe ICT-toepassingen gaat het lang niet altijd om een apart ICT-apparaat, zoals de computer of het mobieltje, maar om slimme nieuwe toevoegingen of functies aan bestaande apparatuur of gebruiksvoorwerpen. De toekomst van de informatiesamenleving is in handen van de makers en gebruikers van ICT. Het Rathenau Instituut wil vanuit verschillende perspectieven (producenten, consumenten, burgers, politiek en samenleving) die toekomst aftasten, waarbij er aandacht is voor de te verwachten positieve gevolgen, maar ook voor mogelijke bezwaren en nadelen. Binnen het veld van ICT-ontwikkelingen en toepassingen heeft het Rathenau Instituut vier onderwerpen geselecteerd. Deze zijn verschillend van aard en invalshoek. Samen geven ze een beeld van verschillende dimensies en bieden ze zicht op mogelijke nieuwe publieke discussiethema’s over ICT.
De Toekomst van de Slimme Omgeving Gescreend In het meer en minder recente verleden heeft het Rathenau Instituut herhaaldelijk onderwerpen als identificatie, privacy en persoonsbescherming geagendeerd. In de strijd tegen terrorisme, misdaad en sociale veiligheid zijn deze thema’s opnieuw actueel geworden. Er wordt steeds vaker gebruikgemaakt van technologische mogelijkheden als biometrische identificatie, databanken met DNA-profielen, hoogwaardige afluisterapparatuur, automatische nummerplaatherkenning en intelligente camerabewaking. Politie, justitie en veiligheidsdiensten hopen hiermee informatie te verkrijgen die aanslagen kan voorkomen en misdaden sneller kan oplossen. Ook op andere terreinen groeit de behoefte aan informatie, bijvoorbeeld op de commerciële markt of in de gezondheidszorg. Of het nu gaat om efficiënte bevoorrading, informatie op maat voor de klant, het betalingsverkeer, de mobiele telefonie of zorg voor 36
Rathenau instituut
Thema’s en projecten
Werkprogramma
3.6
patiënten: de behoefte om producten en personen te kunnen traceren en identificeren neemt toe. Zo ontstaat een steeds groeiend netwerk van controle-, screeningsen toezichtpraktijken waarvan burgers vaak nauwelijks notie hebben. Onder meer het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft hierover zijn zorg uitgesproken. Dergelijke geluiden hebben echter vooralsnog niet of nauwelijks geleid tot publieke belangstelling. Zeker als er veiligheidsoverwegingen in het spel zijn, lijken burgers snel geneigd om bedenkingen terzijde te schuiven. En ook bij toepassingen in de gezondheidszorg zien velen vooral de voordelen van de nieuwe technologieën en zijn ze zich van de mogelijke nadelen nog te weinig bewust. In dit project staat de vraag centraal of er reden is om ons zorgen te maken over het ontstaan van een ‘controlemaatschappij’. Het antwoord op deze vraag moet gezocht worden door toetsing van de volgende hypothese: de optelsom van de verschillende screeningsmogelijkheden zal op den duur ingrijpendere consequenties hebben voor burger en samenleving dan de afzonderlijke ontwikkelingen en maatregelen doen vermoeden. Deze hypothese zal nader worden getoetst door enkele mogelijke toekomstscenario’s te schetsen en ontwerpen, gebaseerd op te verwachten ontwikkelingen op het terrein van screening, tracking and tracing in zowel technologie als samenleving. Deze scenario’s zullen, waar mogelijk, worden geïllustreerd aan de hand van enkele concrete praktijksituaties. De resultaten hiervan zullen worden voorgelegd aan maatschappelijke organisaties, beleidsmakers, politici en het bedrijfsleven. Het doel hiervan is het bereiken van zowel verbreding als verdieping van het debat over de gevolgen van de ‘controlemaatschappij’. Behalve maatschappelijke organisaties, beleidsmakers, politici en bedrijfsleven zullen ook burgers nadrukkelijker in de discussie worden betrokken. Daarom zal worden nagegaan of, en in hoeverre, deze thematiek zich leent voor beoordeling door een burgerpanel.
Radio Frequency Identification Radio Frequency Identification of RFID staat voor automatische identificatie van individuele goederen, dieren en mensen, met behulp van een label en apparatuur die de informatie uit het label kan ontvangen en ‘lezen’. Passieve RFID-labels bevatten informatie die alleen gelezen kan worden.
Rathenau instituut
37
RFID-labels en scanapparatuur kunnen onzichtbaar worden aangebracht, zodat specifieke informatie over het koopgedrag van consumenten kan worden achterhaald zonder dat zij daar weet van hebben. Door deze informatie aan uitgebreidere databestanden te koppelen, kan verdere, gedetailleerde informatie over persoonsgegevens (betalingsverkeer, reisgedrag) worden verkregen, opnieuw zonder medeweten of toestemming van de betrokkenen. In landen als Engeland, de Verenigde Staten en Duitsland wordt hierover al langer een discussie gevoerd. Langzamerhand begint dit debat ook in Nederland op gang te komen. Het Rathenau Instituut wil aan deze discussie een bijdrage leveren. Het stelt de vraag centraal of aan de opkomst van RFID gerelateerde kwesties door zelfregulering of door politieke regelgeving moeten worden opgelost. In een workshop wil het Rathenau Instituut direct betrokkenen vanuit overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en onderzoekswereld bij elkaar brengen om de discussie hierover te voeren. Ook wil het instituut ervoor zorgen dat de zienswijze van burgers aan bod komt. Indien nodig zal ook deskresearch worden gedaan om ontbrekende informatie te verkrijgen. Op basis van de resultaten zal het instituut het parlement voorzien van feitelijke informatie en argumenten over regelgeving inzake RFID.
Ambient Intelligence en Gezondheid Binnen het geheel van informatie- en communicatietechnologie is ook Ambient Intelligence (AmI) een speerpunt binnen de talrijke onderzoeksprogramma's van onder meer de Europese Commissie. AmI is gebaseerd op de toenemende mogelijkheden om informatieen communicatietechnologie in te bouwen in gebruiksvoorwerpen, van kleding tot koelkasten. Technologie gaat als het ware op in onze fysieke omgeving. Daardoor wordt het mogelijk te reageren en te anticiperen op menselijke behoeften en mogelijk zelfs op menselijk gedrag.
38
Thema’s en projecten
Werkprogramma
De geavanceerdere actieve RFID-labels hebben een eigen batterijtje en kunnen zelf radiosignalen uitzenden. RFID-technologie kan, in tegenstelling tot de streepjescode, grote hoeveelheden goederen in één keer identificeren. RFID-technologie wordt nu al toegepast in het elektronische betalingsverkeer, in het ketenbeheer door grote retailers en in de dierhouderij. Toekomstige toepassingen liggen onder andere bij logistiek, onderzoek naar consumentengedrag, medicijnverstrekking en ‘slim’ wonen.
Het Rathenau Instituut heeft ervoor gekozen verkennend onderzoek te entameren in een van de mogelijke toepassingsgebieden van AmI: de gezondheidszorg. Daartoe is in november 2004 de internationale workshop Ambient Intelligence: In the Service of Man? georganiseerd. Als vervolg op deze workshop zal een aantal essays geschreven worden die dieper ingaan op vragen als: wat houdt de AmI-visie precies in? Welke producten worden ontwikkeld? Welke maatschappelijke en ethische kwesties roept AmI op? Op welke behoeften reageert of anticipeert AmI? Welk mens- en maatschappijbeeld ligt in de AmI-visie besloten? Is dat een reëel en gewenst beeld? Wat is er nodig op technologisch, maar vooral op sociaal gebied? Wanneer en hoe worden burgers daarbij betrokken? Deze essays zullen de basis vormen voor verdere activiteiten op dit terrein.
De Digitale Generatie Jongeren zijn opgegroeid in een wereld vol ICT: ze kunnen zich geen wereld meer voorstellen zonder internet, e-mail, mobiele telefoon en games. Meer dan de ouderen van vandaag staan zij aan de wieg van nieuwe toepassingen en van mogelijke cultuurveranderingen die daarmee samenhangen. Het gaat daarbij om nieuwe manieren van leren en omgaan met elkaar, nieuwe waarden en normen, nieuwe gemeenschappen, nieuwe economische activiteiten en producten, nieuwe vormen van politiek bedrijven en nieuwe creativiteit en verbeeldingskracht. Het doen en laten van de digitale generatie gunt ons de mogelijkheid om de (nabije) toekomst van de informatiesamenleving te verkennen. Samen met het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat de komende twee jaar onderzoek doet naar de levensstijl van de digitale generatie, organiseert het Rathenau Instituut in maart 2005 een expertworkshop. Tijdens deze workshop worden vier domeinen besproken: sociale relaties, amusement, werk en politiek. Per domein wordt bekeken op welke wijze de digitale generatie haar zaken regelt. Het gaat dan om vragen als: hoe geeft de digitale generatie door ICT vorm aan sociale relaties? Welke vaardigheden heeft de nieuwe kenniswerker en ondernemer? Hoe gaat de digitale generatie om met informatie? Op welke wijze raakt zij betrokken bij de politiek? Vervolgens wordt besproken wat dit alles betekent voor de (nabije) toekomst en welke vragen voor beleid en politiek daardoor worden opgeroepen. Op basis van de resultaten van de workshop worden mogelijk vervolgactiviteiten georganiseerd.
Rathenau
Rathenau
instituut
instituut
39
Technologie en ontwikkeling
Technologie en Ontwikkeling Technologie en technologieoverdracht spelen in veel ontwikkelingsprocessen een grote rol. In het Nederlandse ontwikkelingsbeleid en in de uitvoeringspraktijk vindt echter weinig reflectie op deze rol plaats. Tegelijkertijd zijn er steeds meer aanwijzingen dat veel ontwikkelingsprojecten er niet of onvoldoende in slagen hun doelen te realiseren. In het project Technologie en Ontwikkeling wordt nagegaan in hoeverre zich hierbij knelpunten voordoen op het vlak van technologie en technologieoverdracht. Daarbij wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan het netwerk- of systeemkarakter van technologische innovatie: technologische processen spelen zich niet af in een maatschappelijk vacuüm, maar vormen onderdeel van en gaan interactie aan met sociale, economische, culturele en religieuze processen. In 2004 heeft het Rathenau Instituut een verkenning geschreven van de problematiek op basis van deskresearch en interviews met deskundigen. In deze verkenning worden drie benaderingen onderscheiden: • de Washington consensus, die van ontwikkelingslanden vraagt zich aan te passen aan de vereisten van de wereldmarkt; • aangepaste technologie, waarin de nadruk ligt op kleinschaligheid; • Technology as Appropriated Innovation System, waarin op basis van de prioriteiten van ontwikkelingslanden samenhang wordt gebracht in de ontwikkelingsactiviteiten per land of regio. Deze benadering is relatief nieuw en geniet vooralsnog vooral aanhang in universitaire kringen. In de eerste helft van 2005 organiseert het Rathenau Instituut een workshop met deskundigen, beleidsmakers en vertegenwoordigers van ontwikkelingsorganisaties. Hierin zal worden nagegaan in hoeverre Technology as Appropriated Innovation System een vruchtbare aanzet vormt om knelpunten in de ontwikkelingssamenwerking het hoofd te bieden. Tevens wordt ingegaan op de mogelijke consequenties van deze benadering voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Om de workshop zo concreet mogelijk te houden, zal de discussie worden gevoerd aan de hand van twee uitgewerkte cases. Op basis van de uitkomsten van de workshop wordt besloten of er verdere studie- of debatactiviteiten nodig zijn.
40
Hoofdstuk
Internationale en bijzondere activiteiten
Werkprogramma
3.7
4
Internationale en bijzondere activiteiten 4.1
Internationaal
De ontwikkelingen binnen Europa leiden ertoe dat de besluitvorming in Nederland steeds meer gericht is op het invullen en uitvoeren van Europese beslissingen dan op het creëren van Nederlands beleid. Anderzijds treedt decentralisatie op naar lokale en regionale uitvoeringsorganisaties en naar private actoren. Ook worden er vormen van publiek-private samenwerking gecreëerd. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe vragen over de verdeling van taken tussen regionale, nationale en supranationale overheden en over de afbakening van het publieke domein. Ook ontstaan er opnieuw vragen over de manier waarop democratische rechten en plichten tot uiting (kunnen) komen. Voor de projecten van het Rathenau Instituut betekenen deze ontwikkelingen onder meer dat, meer dan voorheen, geprobeerd zal worden de activiteiten in een internationaal kader te plaatsen, onder andere door op grotere schaal gebruik te maken van internationale expertise. Ook worden gezamenlijke projecten met organisaties in andere landen georganiseerd. Op Europees niveau is de aandacht voor het betrekken van maatschappelijke groepen en burgers bij besluitvorming over wetenschap en technologie de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dat blijkt onder andere uit het Science and Society Action Plan (2002) van de Europese Commissie. Binnen Europa staat het Rathenau Instituut bekend als een voorloper in de toepassing van TA-methoden en als een gerespecteerde en gewilde partner. De komende jaren zal het instituut betrokken zijn bij verschillende Europese projecten: Meeting of Minds (zie hersenwetenschappen, paragraaf 3.2), INES en CIPAST (zie verder in dit hoofdstuk). Naast contacten met TA-zusterorganisaties, verenigd in de European Parliamentary Technology Assessment (EPTA), vindt steeds meer samenwerking plaats met wetenschapsmusea en organisaties die werkzaam zijn in wetenschap en ethiek.
Rathenau
Rathenau
instituut
instituut
41
Het Rathenau Instituut neemt deel aan het internationale project INES: Institutionalization of Ethics in Science Policy. Hierin wordt nagegaan hoe ethische vraagstukken over technologische ontwikkelingen institutioneel vertaling krijgen en al dan niet van invloed zijn op de politieke besluitvorming. Met een internationale vergelijking worden de sterke en zwakke kanten onderzocht van verschillende methoden, zoals expertcommissies, onafhankelijke organen en participatieve methoden. Dit gebeurt aan de hand van drie cases: medische genetica, forensische genetica en voeding. Aan het project nemen twaalf TA- en ethiekinstituten uit negen landen deel. Het project is in 2004 van start gegaan en loopt tot eind 2006. Het Rathenau Instituut is eerstverantwoordelijke voor het onderdeel Ethics in Food Technologies en zal hierover in 2005 een workshop organiseren. Ook aan de beide andere onderwerpen zal het Rathenau Instituut een eigen bijdrage leveren.
CIPAST: samenwerking ten behoeve van burgerparticipatie CIPAST (Citizens Participation on Science and Technology) is een samenwerkingsproject van enkele wetenschapsmusea, TAorganisaties en universitaire instellingen. CIPAST richt zich op het bevorderen van kennis en ervaring met methoden van burgerparticipatie bij besluitvorming en discussie over technologieën. Dit gebeurt onder andere door trainingen en uitwisselingen. Het belangrijkste doel is dergelijke methoden ook in de nieuwe EU-lidstaten meer ingang te doen vinden. Het Rathenau Instituut is, samen met de Deense Teknologiradet, verantwoordelijk voor de organisatie en inhoudelijke voorbereiding van een aantal internationale trainingsbijeenkomsten.
EPTA: de vereniging van TA-organisaties in Europese lidstaten EPTA staat voor European Parliamentary Technology Assessment. De meeste internationale contacten van het Rathenau Instituut vinden plaats binnen het EPTA-netwerk van parlementaire TAorganisaties. De EPTA verzorgt elk jaar een conferentie in een van de deelnemende landen en elke twee jaar een bijeenkomst voor medewerkers van de organisaties. In 2004 is een gezamenlijk project over ICT en privacy gestart. Dit project zal in de loop van 2005 worden afgerond.
42
4.2
Activiteiten op het terrein van wetenschap en ethiek
Internationale en bijzondere activiteiten
Werkprogramma
INES: ethische vraagstukken over technologische ontwikkelingen
Van onderzoekers en wetenschappelijke instellingen wordt steeds meer verwacht dat ze zelf verantwoordelijkheid nemen voor de zogeheten ELSI-aspecten: ethische (ethical), juridische (legal) en sociale kwesties (social issues). Instellingen gaan zich daarom steeds meer bekommeren om de maatschappelijke waardering van hun onderzoek. In Nederland blijkt dit onder andere uit de maatschappelijke inkadering van onderzoek op het terrein van genomics en nanotechnologie. Gezien zijn taakstelling op het terrein van wetenschap en ethiek heeft het Rathenau Instituut goede redenen om bij te dragen aan de verdere inbedding van deze ELSIactiviteiten. Daarmee is in de afgelopen periode een start gemaakt met de organisatie van de internationale conferentie Images of Science. New Interactions between Science and Society in het kader van het Nederlandse voorzitterschap van de EU. In de komende programmaperiode zullen deze activiteiten worden voortgezet op kleinschaliger niveau. Bijzonder bij de conferentie Images of Science was de expliciete aandacht voor levensbeschouwelijke aspecten. Deze aandacht is niet eenmalig. In de komende programmaperiode zal het Rathenau Instituut opnieuw de relatie tussen levensbeschouwing en technologie agenderen. Het voornemen is om daartoe een aantal auteurs vanuit verschillende achtergronden en invalshoeken een essay te laten schrijven. Op basis van deze essays worden vervolgens een of meer debatbijeenkomsten georganiseerd. In aanvulling op de binnen de projecten geïntegreerde aandacht voor ethische aspecten legt het Rathenau Instituut zich in het werkprogramma 2005-2006 toe op signalering en agendering van moreel relevante vraagstukken die aan verschillende beleidsterreinen raken. Zo zal het Instituut geregeld met departementen in overleg treden over moreel relevante aspecten op hun beleidsterreinen. Waar dat zinvol is, kunnen in overleg of afstemming met departementen debatactiviteiten worden gefaciliteerd.
Rathenau
Rathenau
instituut
instituut
43
Werkprogramma
4.3
44
Rathenau TA Zomerschool
In 2006 zal het Rathenau Instituut, in samenwerking met de Technische Universiteit Delft, opnieuw de tweejaarlijkse zomerschool organiseren. Dit betreft een cursus over ontwikkelingen in wetenschap en samenleving, in het bijzonder op het gebied van Technology Assessment. Voor de TA-activiteiten in Nederland en Vlaanderen heeft de zomerschool een netwerkfunctie. Voor jonge TA-onderzoekers en voor medewerkers van het Rathenau Instituut heeft de zomerschool een opleidingsfunctie.
Rathenau instituut
instituut
Postbus 85525 2508 CE Den Haag telefoon 070 – 342 15 42 fax 070 – 363 34 88 E-mail
[email protected] Website www.rathenau.nl
2005-2006
Werkprogramma
Rathenau